Vraag nr. 157 van 4 februari 1998
van de heer JOS DE MEYER
Mestactieplan – Compensaties gebiedsgerichte ver-scherping
Bij de besprekingen in verband met het Mestactie-plan (MAP) heeft men bij de onderhandelingen in 1995 een evenwichtig akkoord bereikt waarvan alle elementen moeten worden gerespecteerd.
Een element ervan is dat de gebiedsgerichte ver-scherping ten bate van waterwinning en natuur mogelijk werd, onder de voorwaarde dat getroffen landbouwers voor de hogere kosten en lagere inkomsten zouden worden vergoed.
Vorig jaar heb ik de minister hierover reeds een schriftelijke vraag gesteld wat de uitvoering betreft van deze maatregelen in 1996 (vraag nr. 252 van 24 april 1997, Bulletin van Vragen en A n t w o o rden nr. 16 van 30 mei 1997, blz. 1527 – red.).
In zijn antwoord stelde de minister dat de uitbe-taling van de vergoeding een vertraging had onder-gaan wegens het vele voorbereidende werk, en hij vermeldt bovendien : "dit voorbereidend werk hoeft evenwel voor de vergoedingen van 1997 niet te worden overgedaan, zodat met de uitbetalingen van de vergoedingen 1997 reeds kan gestart wor-den in februari 1998. In januari 1998 zullen immers ook alle gegevens bekend zijn omtrent mestafzet 1997".
1. Wat was het aantal ingediende dossiers per pro-vincie voor 1997 ?
Hoeveel dossiers werden in iedere provincie reeds behandeld en goedgekeurd voor 1997 ? Hoeveel dossiers werden voor 1997 eventueel geweigerd en met welke argumenten ?
2. Hoeveel dossiers zijn er voor 1997 nog te behandelen ? Welke compensatiebedragen ver-tegenwoordigen zij ?
Wanneer zullen alle dossiers voor 1997 behan-deld zijn en worden uitbetaald ?
3. Welke stappen moeten nog worden onderno-men om in 1998 een verdere correcte uitvoering van het goedgekeurde MAP te kunnen realise-ren ?
Wat is de stand van zaken wat de beheersover-eenkomsten betreft ?
Antwoord
1. Alle landbouwers met cultuurgrond in gebieden met verscherpte bemestingsnormen werden in de loop van 1997 uitgenodigd om hun percelen aan te duiden op luchtfoto's. Het aantal aanvra-gen voor vergoedinaanvra-gen dat hieruit voortvloeide, bedraagt 8.504 en heeft betrekking op 73.018 ha ; 3.669 entiteiten hebben gronden gelegen in gebieden waar de verscherpte normen van de groep "water" (artikel 15, § 2) van kracht zijn ; 5.367 entiteiten hebben gronden gelegen in gebieden waar de verscherpte normen van de groep "natuur" (artikel 15, § 4) van kracht zijn ; 532 entiteiten hebben gronden in beide types van gebieden.
Provincie Aantal bedrijven met gronden in gebieden waar verscherpte normen gelden
groep water groep natuur in groep water en in groep natuur (*) Antwerpen 25 825 2 Vlaams-Brabant 457 332 44 Limburg 977 1.072 115 Oost-Vlaanderen 1.453 1.944 267 West-Vlaanderen 757 1.194 104 Vlaanderen 3.669 5.367 532
Oppervlakte cultuurgronden (ha) in gebieden waar
ver-scherpte normen gelden
Provincie groep groep
water natuur Antwerpen 89 5.494 Vlaams-Brabant 8.571 950 Limburg 16.813 5.661 Oost-Vlaanderen 16.986 9.215 West-Vlaanderen 4.639 4.601 Vlaanderen 47.098 25.920
Na de uitbetaling van de vergoedingen 1996 in het voorjaar van 1997 heeft de Mestbank onder-zocht of ieder perceel in gebruik is door één bedrijf, omdat slechts aan één bedrijf voor één-zelfde ruimtelijk gelokaliseerd perceel de ver-goeding kan worden uitbetaald. Als gevolg daarvan moesten 350 bedrijven geld terugbe-talen aan de Mestbank. Om dit te vermijden, werd er voor de uitbetaling van de vergoedin-gen 1997 voor geopteerd om eerst na te gaan of één perceel slechts door één bedrijf in gebruik i s, zodanig dat achteraf geen enkel bedrijf als gevolg van zogenaamde overlapping geld moet terugbetalen. De Mestbank zal als gevolg daar-van in het voorjaar 1998 de overlappingen behandelen vooraleer wordt gestart met het versturen van vergoedingsbrieven.
Na de behandeling van de overlappingen wor-den per dossier de percelen met de teelten van 1996 op de percelen met de teelten 1994 ruimte-lijk gecontroleerd. De Mestbank moet voor het perceel dat in aanmerking komt voor vergoe-ding voor opbrengstvermindering nagaan of dit perceel in gebruik was in 1994 door hetzelfde bedrijf, door familie in de tweede graad, of door een andere landbouwer. Voor de vergoeding voor opbrengstverandering voor maïs moet op perceelsniveau worden nagegaan of de teelt in 1994 ook maïs was op dit perceel.
2. Volgens artikel 8 van het besluit van de Vlaam-se regering tot uitvoering van sommige artike-len van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de ver-ontreiniging door meststoffen, moet de aangifte 1998 (situatie 1997) op 15 maart 1998 bij de Mestbank zijn ingediend. Op die aangifte staan de dieraantallen van het kalenderjaar 1997 en de mestopslagcapaciteit in 1997.
Overeenkomstig artikel 3 § 3 van het besluit van de Vlaamse regering van 20 december 1995 tot uitvoering van de vergoedingen, voor de jaren 1996 en 1997, in uitvoering van artikel 15, § 9 van het mestdecreet, dient de vergoeding voor mestafzet berekend te worden voor bijko-mende mestoverschotten en de vergoeding voor mestopslag op basis van de mengmestopslagca-paciteit die het bedrijf heeft. Om de bijkomende mestoverschotten en de benodigde mestopslag-capaciteit voor het jaar 1997 exact te bepalen, moet de aangifte 1998 (met de dieraantallen van 1997 en de mestopslagcapaciteit van 1997) op de Mestbank aanwezig zijn. Op 15 maart 1998 dienen de aangiften volgens voornoemd besluit te worden teruggezonden aan de Mestbank. De Mestbank heeft drie maanden nodig om de aan-giften te verwerken, zodat de correcte afreke-ning van de vergoeding voor mestafzet en mestopslag maar kan plaatsvinden in de periode eind juni-begin juli.
De dossiers vergoedingen van 1997 zullen medio 1998 (na de verwerking van de aangifte 1997) volledig zijn behandeld. Wanneer deze worden uitbetaald, staat nog niet vast,daar hier-omtrent nog onderzoek loopt in het kader van het Europees verdragsrecht.