• No results found

Frankrijk, de Frans-Duitse samenwerking en de Europese veiligheid

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Frankrijk, de Frans-Duitse samenwerking en de Europese veiligheid "

Copied!
36
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Israel 40 j aar

In de verhouding tot de staat Israel geldt voor heel velen in Nederla.nd het woord vriendschap. Ons land heeft die bijzondere band met de joodse staat, omdat wij ons of belast weten door het 'gewicht van het verleden', of omdat wij eenvoudig bewondering had- den voor de prestaties ter opbouw, ordening en verde- diging van Israel. AI dit soort motieven maken het mogelijk dat een ambitieuze fietsende burgemeester van Middelburg, uiteraard met het woord vriendschap in het vaandel, het initiatief neemt tot een tiendaagse Tour d'lsrael (Nederlandse presentie in het buiten- land), maar niet zo vee! later deze tocht wil afblazen omdat men onder de huidige omstandigheden zich niet per fiets en ook nog feestelijk door het land kan begeven. Nederland prijst en Nederland straft. Het laatste als het land zich niet gedraagt zoals het be- taamt. De vriendschap blijft natuurlijk! In Middel- burg wei te verstaan. In Tel Aviv zou dat anders kunnen zijn.

Hoe infantiel de fietsende burgemeester van Middel- burg en zijn wielermaten zich ook mogen gedragen, hun houding is in zeker opzicht typerend voor diege- nen die menen dat het tonen van vriendschap en het uitdelen van straf identiek zijn aan het uitoefenen van invloed. Het is een houding waaruit blijkt dat men nog nooit iets begrepen heeft van de historische en emotio- nele positie die verreweg de meeste Israeliers ten op- zichte van de buitenwereld innemen.

Zij voelen zich omgeven door een buitenwereld die in de tijd van de grote joodse catastrofe liet gebeuren wat er gebeurde en die ten tijde van Israels grootste gevaar, tot vier maal toe, slechts aan de zijlijn stond en toekeek hoe het gelukkig goed afliep. Die historische les staat diep gegriefd in het hart van elke Israeli en van elke jood voor wie het bestaan van de staat Israel een levensvoorwaarde is.

Ik ben diep treurig over wat er nu in de bezette gebieden gebeurt. Helaas is het het noodzakelijk ge- volg van twintig jaar bezetting tengevolge van falend beleid van onze sociaal-democratische broeders en evenzo lange kortzichtigheid en stupiditeit van Me- nachem Begin en zijn nazaten. Bestraffende woorden, verwijten, en zo u wilt, goede raad uit het buitenland worden, naar mijn smaak om goede redenen, slechts gehoord als zij voortkomen uit vriendschap en diepe verbondenheid.

Ik ben diep gelukkig over 'veertig jaar Israel'. Ik ben diep ongelukkig over zo vee! rampspoed. Maar voor alles: mazzaltov.

93

Harry van den Bergh Ex-lid van de Tweede Kamer voor de PvdA; lid van het Bestuur van het International Centre for Peace in the Middle East.

socialisme en democratie nummer4

(2)

EN VAN

VISMSIEVOORSTE~ VAN BRABAMTS~ PtdA-)TAT~NLfD~N.

socialisme en democratie nummer4

(3)

Frankrijk, de Frans-Duitse samenwerking en de Europese veiligheid

Sinds enkele jaren ontplooit Frankrijk een koortsachtige activiteit op het gebied van de Europese dejensie.

Enigszins aangewakkerd door de electorate rivaliteit tussen een socialistische president en een gaullistische premier gaan de Franse initiatieven verder dan de symboliek van gebaren in de relatie met West-Duitsland.

Frankrijk is begonnen aan een herorientatie op zijn positie in het Atlantisch bondgenootschap en op de wijze waarop het bijdraagt aan het verzekeren van de Europese veiligheid. De gebezigde taal blijft gaullistisch van aard, maar het gehanteerde perspectiejverschuift van het nationale naar het Europese niveau onder gelijktijdige relativering van de oorspronkelijk anti-hegemoniale en dus anti-Amerikaanse toonzetting. De verschuiving in de Franse positie is een gevolg van een aantal veranderingen in de strategische context, waarvan een meer naar binnen gerichte en unilaterale opstelling van de Verenigde Staten en een beweeglijke buitenlandse politiek van de Sovjet-Unie de belangrijkste elementen zijn. Niet aileen Frankrijk wordt hiermee geconjronteerd, maar aile Ianden van Europa vinden hierin aanleiding hun nationale posities opnieuw te bepalen. Evenals in Frankrijk wordt daarbij de nadruk gelegd op de noodzaak van een krachtiger Europese veiligheidsamenwerking, zij het vanuit een andere uitgangspositie en niet steeds met dezeljde inhoud.

Zo is voor de Bondsrepubliek de belangstelling voor de Europese veiligheidsamenwerking vooral terug te voeren op de groeiende behoejte een politiek isolement te voorkomen en zich van Westelijke rugdekking te verzekeren.

Frankrijk is daarvoor de eerst aangewezen partner en de Frans-Duitse samenwerking de hoeksteen van de

'europeanisering' van het dejensiebeleid.

Ook in Nederland en in de Partij van de Arbeid bestaat groeiende overeenstemming over het belang van een grotere Europese inbreng in het veiligheidsbeleid. Opmerkelijk is echter dat daarbij nog weinig aandacht wordt besteed aan de positie van Frankrijk en aan de consequenties voor Nederlands beleid van de Frans-Duitse samenwerking.

Deze constatering was aanleiding voor de Gesprekskring buitenlandse politiek van de Wiardi Beckman Stichting op 3 jebruari 1988 met de Franse en Westduitse ambassadeurs in Nederland, Jacques Gaultier de Ia Ferriere en Otto von der Gablentz, een discussie te houden over het in de lite/ genoemde onderwerp. Het bleek voor hen beiden een primeur te zijn; nooit eerder hadden zij over dit onderwerp in ons land met een politiek gezelschap van gedachten gewisseld.

Hieronder wordt van deze discussie verslag gedaan. Centraal staat de uitvoerige inleiding die de Franse ambassadeur hie/d. Tevens wordt aandacht besteed aan de reactie hierop van zijn Duitse col/ega en aan enkele hoojdpunten uit de discussie. Het geheel werd geredigeerd door Marnix Krop (secretaris van de Adviesraad Vrede en Veiligheid) en Bert Koenders (medewerker van de PvdA-jractie in de Tweede Kamer).

De Franse positie

Generaal De Gaulle en de Europese veiligheid Toen hij in 1958 opnieuw aan het bewind kwam, had Generaal De Gaulle drie hoofddoelen voor ogen: de vestiging van de nationale onafhankelijkheid, de her- ziening van de relatie tussen Frankrijk en het Atlanti- sche Bondgenootschap en, ten derde, het tot ontwik- keling brengen van de Oost-West relatie.

De nationale onajhankelijkheid

Frankrijk was onder de Vierde Republiek de zieke man van Europa geworden, bedreigd door de demo-

nen van de an archie en van de militaire dictatuur. Zijn volledig verwarde leiders hadden bescherming gezocht bij de Verenigde Staten, waar ze af en toe het nodige geld gingen halen teneinde de tekorten in de begroting aan te vullen. De Gaulle wilde Frankrijk zijn waardig- heid, zijn vitaliteit en zijn plaats tussen de andere naties teruggeven.

Hij was zich natuurlijk bewust van de ontwikkeling van de krachtsverhoudingen in de wereld en van de mogelijkheden van Frankrijk. Hij wist dat onze eeuw er een is van interdependentie en van samenwerking,

Jacques Gaultier de Ia Ferriere

Ambassadeur van Frankrijk

socialisme en democratie nummer4

(4)

socialisme en democratie nummer4

in het bijzonder tussen de democratische Ianden. Hij onderschreef Frankrijks aansluiting bij de EEG. maar hij wist ook dat de tijd na 1945 gekenmerkt was door een explosie van nationale gevoelens; en dat het ver- wonderlijk zou zijn geweest om aan Frankrijk

- uitvinder van het begrip natie - deze energiever- wekkende nationale trots te ontzeggen, waarop zoveel andere staten, die het niet altijd evenaarden, zich in aile delen van de wereld beriepen.

Frankrijk was weliswaar geen grote mogendheid meer, maar het beschikte toch nog over de middelen voor militaire en politieke onafuankelijkheid. Het was een kwestie van willen, zoals later zou blijken.

De trouw aan het bondgenootschap

Generaal de Gaulle was van mening, dat het Atlan- tisch bondgenootschap onmisbaar was voor de Euro- pese veiligheid. Hij stelde echter vast, dat tussen de theoretisch gelijke staten van dit bondgenootschap een Staat meer ge!ijk was dan de andere; en hij dorst dat ook te zeggen. De Amerikaanse bescherming was vriendschappelijk en vrijgevig, en contrasteerde in aile opzichten met het Oostelijk onderdrukkingsysteem.

Maar kon je desondanks accepteren dat Europa, de moeder van de moderne beschaving, onherroepelijk onder de voogdij van de twee grote mogendheden was gesteld?

Zeker, tegenover het voortbestaan van de Sovjet- dreiging hadden we de Amerikaanse hulp even hard nodig als de Amerikanen onze samenwerking nodig hadden. De toekomst van de vrijheid is ondeelbaar.

Niettemin, was het nu echt nodig de beslissing over aile fundamentele kwesties aan de wijsheid van Was- hington over te Iaten, alsof dankzij een soort vooruit bepaalde harmonie de Amerikaanse belangen noodza- kelijk identiek waren aan de onze? Deze verontrusten- de vraag won aan scherpte naarmate het nucleaire en conventionele arsenaal van de Sovjet-Unie groter werd. Het belangrijkste probleem in de relatie tussen de Verenigde Staten en Europa lag steeds meer, aan Europese kant, in de geloofwaardigheid van de Ame- rikaanse bescherming. Zoals zo vaak met echte pro- blemen werd in de Atlantische relatie deze vraag zorg- vuldig buiten de orde gehouden totdat de Generaal het aandurfde deze eenvoudige waarheid te spreken:

'Aangezien de Russen nu ook over de nodige middelen beschikken om de hele were/d, en met name de Nieuwe Were/d, te vernietigen, spreekt het vanze/f dat het eigen over/even hoofddoe/ is geworden voor Amerika;

het moment, het niveau en de modaliteiten van een eventueel nucleair ingrijpen teneinde een bepaa/d ge- bied te verdedigen, in het bijzonder in Europa, wor- den nu vanze/fsprekend bekeken in het perspectiefvan deze natuurlijke en doors/aggevende prioriteit.

Generaal de Gaulle had trouwens ook vastgesteld dat President Kennedy en Minister van Buitenlandse Za- ken McNamara, zonder daarover de bondgenoten te raadplegen, bezig waren de Amerikaanse strategische doctrine te wijzigen. Na een doctrine van 'massale vergelding', waar de Generaal volledig mee instemde, kwam in de loop van een toespraak van McNamara de doctrine van de 'flexible response' heimelijk opdui-

ken. Deze doctrine was uitdrukking van de wens een eventuele nucleaire escalatie te vertragen, en te vermij- den dat deze het hoogste niveau bereikte, dat wil zeggen, het niveau van de vitale belangen (grondge- bied en bevolking) van de twee belangrijkste tegen- standers.

De nucleaire pariteit dreigde het grondgebied van de twee supermogendheden onaantastbare 'sanctuaria' te maken. Het omgekeerde zou het effect zijn voor de Ianden, die tussen hen in lagen. Ons oude Europa was een 'glacis' aan het worden, een zone van rivaliteit en eventueel gevecht. De vernielingen, of ze nu van nu- cleaire dan wei van conventionele origine waren, zou- den gruwelijk zijn.

De doctrine van 'flexible response' was des te laak- baarder, meende Frankrijk, omdat zij ten dienste stond van een 'voorwaartse verdediging'. Volgens dit concept zou langs de gehele grens tussen de vrije en communistische wereld, of in ieder geval in de directe nabijheid ervan, gepoogd moeten worden een vijande- lijke opmars tot staan te brengen. Het was namelijk onmogelijk West-Duitsland binnen het bondgenoot- schap te houden zonder de bereidheid te tonen zijn gehele grondgebied te verdedigen.

Voor de Franse autoriteiten miste deze doctrine, wat haar politieke grondslag ook moge wezen, elk spoor van realisme. De militaire geschiedenis leert ons name- lijk dat het haast onmogelijk is een frontenoorlog te winnen door de eigen strijdkrachten uit te rekken tegenover een tegenstander die zijn krachten op de best mogelijke breekpunten kan concentreren, en die het gecumuleerde voordeel heeft van het aantal, de verrassing en het initiatief.

Wij blijven van mening, dat het enige doeltreffende antwoord op een ernstige daad van agressie, het enige middel om de aanvaller af te schrikken, een onmiddel- lijk nucleair antwoord was, een aanval op het hele oorlogspotentieel van de aanvaller, gecombineerd met een land- en luchtverdediging, die als enig doe! zou hebben de aanvaller terug te dringen tot achter zijn uitvalsbasis. Door haar geloofwaardige en afschrik- wekkende karakter zou een dergelij ke bedreiging de vrede kunnen garanderen.

Aangezien het niet mogelijk was de bondgenoten er- van te overtuigen dat de McNamara-doctrine gevaar- lijk was, kon Frankrijk tenminste - evenals de Ver- enigde Staten en de Sovjet-Unie - van zijn grondge- bied ook een onaantastbaar 'sanctuaire' gaan maken.

Zelfs een kleine kernmacht, mits technisch geavan- ceerd en angstaanjagend in uitwerking, kan een grote mogendheid afschrikken. Dat noemen we de gelijk- makende macht van het atoom ('le pouvoir egalisateur de l'atome'). Daarbij moet de hachelijke macht van de afschrikking in handen zijn van een enkele man, die zonodig met de vereiste snelheid moet kunnen hande- len. Op nucleair gebied valt de schrikwekkende macht van handelen niet te delen. Het is de enige manier om het effect van angst en onzekerheid te verkrijgen, waardoor het handelen effectief overbodig wordt.

Uit het vorige volgt duidelijk dat de onafuankelijk- heid van onze nucleaire macht wei gepaard moest gaan met een terugtrekking uit het gei'ntegreerde comman-

(5)

n i- ii

l-

e

t' e

.S n

1- l-

e it n e k n

Lt

:- e n e e e

e

:-

.- e r e e .t n

n

do van de NA VO. De doctrine van inzet voor onze conventionele strijdkrachten zou namelijk nauw ver- bonden worden met die voor ons nucleair vermogen.

Het ging hier vooral om intellectuele coherentie. Een volledig werkzame nucleaire macht kan niet gei'nte- greerd worden. Zelfs Groot-Brittannie, ondanks de nauwe relatie die het op nucleair gebied met de Ver- enigde Staten onderhoudt, heeft zich het recht voorbe- houden volledig onafhankelijk op te treden als het dat nodig acht.

Ons besluit is veelvoudig beschouwd als zouden we weigeren automatisch in een conflict betrokken te worden. Het is waar dat Generaal de Gaulle het automatisch inzetten van de Franse krijgsmacht af- wees; hij beriep zich daarvoor op het Noord-Atlan- tisch Verdrag, waarin elk land vrij blijft zelf te beslis- sen over het principe en de modaliteiten van zijn interventie in een eventueel conflict. Maar de Gene- raal vermeldde daar wei bij, dat in het geval van een niet-geprovoceerde agressie Frankrijk altijd onmid- dellijk aan de kant van zijn bondgenoten zou optre- den. Na onze terugtrekking uit de NA VO begonnen onverwijld onderhandelingen met de militaire autori- teiten van het bondgenootschap, met het doe! een solide basis te leggen voor de samenwerking tussen Frankrijk en de NA VO in tijden van vrede, crisis en oorlog.

De opening naar het Oosten

Het spreekt vanzelf, dat de ambities van Generaal de Gaulle verder reikten dan het nationale kader. Welis- waar had Frankrijk, als middelgrote mogendheid, elk idee van overheersing opgegeven; het was echter wei in staat, dankzij een politiek van actieve presentie in de wereld, in het bijzonder in Europa, en dankzij de steun van zijn traditionele vrienden, 'vrijheidsruim- ten' te openen voor zichzelf en voor andere Ianden, hoe klein ook, evenzeer gehecht aan het pluralisme en aan de verscheidenheid. Aileen al wat Europa betreft had Generaal de Gaulle er nooit doekjes om gewon- den, dat hij de conferentie van Jalta in 1945 en haar funeste gevolgen veroordeelde. In zijn door de ge- schiedenis gevormde gedachtenwereld voelde hij zich aan heel Europa verbonden, en speciaal aan die Ian- den die tegenwoordig als Oostblok worden aange- duid, maar in feite met hart en ziel bij het Westen horen. Dit geldt voor Polen, Tsjechoslowakije en Hongarije, maar in de eerste plaats voor de Duitse Democratische Republiek, voortgekomen uit Pruisen, evenals Frankrijk een krijgslustig land, maar tevens van oudsher een belangrijk cultureel en geestelijk centrum. Duizend jaar lang had dit Europa aan zijn lot vorm gegeven; het was dus nodig naar het moment toe te werken, waarop de scheiding van het continent in twee elkaar vijandige blokken opgeheven zou kun- nen worden en een nieuwe politieke organisatie van Europa ter sprake zou kunnen komen.

In dit perspectief is het interessant het volgende op te merken: ook al was McNamara fel gekant tegen de Franse kernmacht - die volgens hem verwarring zaaide in de dialoog tussen de twee supermachten, waartoe de minder grote Ianden niet toegelaten kon-

den worden - toch werden er subtielere analyses geformuleerd aan Amerikaanse kant. Henry Kissinger zag ongeveer als eerste in dat de Franse kernmacht een troef extra betekende voor het bondgenootschap, ai- leen al omdat daardoor voor de Sovjet-Unie de bere- keningen ingewikkelder waren geworden.

Maar deze troef is een Europese troef. Generaal de Gaulle gaf aan ons continent een dee! van zijn verloren macht terug. Het hoogste wapen dwong de grote mogendheden ertoe naar de stem van Frankrijk te luisteren. Hoe kon je een land negeren dat op volledig autonome wijze in staat was een eigen kernmacht in te zetten? Generaal de Gaulle wilde echter dat deze macht niet aileen de belangen van Frankrijk zou die- nen, maar ook die van het hele continent. Dit maakte het hem mogelijk om met de nodige autoriteit een politiek van ontspanning met het Oosten te voeren, met Washington, en in sommige gevallen zelfs tegen Washington. Reeds in 1963 knoopte hij diplomatieke betrekkingen met Rood China aan, waarmee hij de verontwaardiging opwekte van dezelfde politici en commentatoren die enkele jaren later zouden applau- diseren, toen Nixon hetzelfde deed. Zijn officiele reizen naar Moskou en naar de andere communisti- sche hoofdsteden vanaf 1966 zouden de deur openen voor aile andere Westelijke regeringsleiders, en in het bijzonder voor een historisch bezoek van bondskanse- lier Brandt. Ik zal niet over de 'Ostpolitik' spreken.

Men mag echter niet vergeten, dat Generaal de Gaulle de ontwikkeling van allerlei relaties tussen beide Duit- se staten zeer positief beoordeelde, zolang het naoor- logse politieke en militaire evenwicht onaangetast bleef. En zonder dat hem een precieze termijn voor ogen stond scheen de hereniging van gescheiden broe- ders hem in de natuur der dingen te liggen. Hij dacht namelijk dat de door het verdrag van 1963 versterkte vriendschap tussen Frankrijk en Duitsland (ik zal daar later op terugkomen) aan West-Duitsland de moge- lijkheid zou geven zijn betrekkingen met het Oosten verder te ontwikkelen, doordat het van zijn veranke- ring in het Westen verzekerd was.

Na Generaal De Gaulle: continui"teit en verandering Dat ik in het voorgaande bijzondere aandacht heb besteed aan de totstandkoming van de Franse defen- siedoctrine komt door haar nog steeds operationele karakter. Na vijfentwintig jaar stabiliteit komen er weliswaar belangrijke wijzigingen in zicht, maar deze blijven in de lijn van het denken van Generaal de Gaulle.

Geen veiligheid zonder nucleaire afschrikking.

Oat geldt bijvoorbeeld voor de centrale plaats die wij, vandaag niet minder dan gisteren, toekennen aan de nucleaire afschrikking, zowel voor het bondgenoot- schap als voor Frankrijk .

Tegenover het communistische imperium, zijn geo- grafische omvang en zijn bijna onuitputtelijke reser- ves zou iedere oorlog, van welke aard dan ook, een regelrechte catastrofe betekenen voor onze territoriaal zeer beperkte democratieen. En dit keer zou nog voordat onze Amerikaanse vrienden ons kunnen hel-

socialisme en democratie nummer4

(6)

socialisme en democratie nummer4

pen onze ondergang bezegeld zijn. Zeker, er moet gestreefd worden naar verreikende, evenwichtige con- ventionele ontwapening. Maar met de huidige stand van zaken kan het Westen, gezien zijn grote conven- tionele achterstand, aileen met de dreiging van een meedogenloos, globaal en onmiddellijk nucleair ant- woord iedere aanzet tot agressie ontmoedigen.

Op dit punt vraagt President Mitt errand zich af - net als Generaal de Gaulle - of het bondgenootschap wei over een efficiente nucleaire strategie beschikt. Het begrip 'flexible response', merkt hij op, biedt een uitweg voor het tijdig inzetten van de Amerikaanse nucleaire macht, tenminste die voor de lange afstand, zonder de in de strijd betrokken Ianden - dat wil in feite zeggen beide delen van Duitsland - effectief te beschermen tegen het gebruik van tactisch-nucleaire wapens. Men zou hieraan zelfs kunnen toevoegen dat door het ontmantelen van de Pershings en de kruisra- ketten het opperbevel van het bondgenootschap de beste middelen gaat ontberen voor een beheerst oplo- pende escalatie, die toch de basis vormt van 'flexible response'. Het grondgebied van de Sovjet-Unie zal niet meer onder het bereik zijn van in Europa gestatio- neerde wapens, terwijl het gebruik van Amerikaanse strategische wapens hoogst onwaarschijnlijk blijft, zolang het Amerikaanse grondgebied niet direct be- dreigd wordt. Door die wederzijdse 'sanctuarisering' van de Sovjet-Unie en van de Verenigde Staten en het verdwijnen van de INF-wapens wordt de vraag steeds dringender welke doctrine en welke wapens het beste voor de verdediging van de Ianden van het bondge- nootschap kunnen zorgen. In ieder geval gebiedt de veiligheid dat wij nucleaire wapens houden, die dank- zij hun reikwijdte en precisie in staat zijn een aanval van het Rode Leger te stoppen alvorens het onze dorpen en steden binnenstroomt, en daardoor agressie te ontmoedigen.

Ondertussen werkt Frankrijk met de nodige inspan- ning aan het handhaven van de technische geloof- waardigheid van zijn kernmacht in het kader van de door Generaal de Gaulle daarvoor voorziene taak: in geval van bedreiging van onze vitale belangen wordt een laatste waarschuwing gegeven, gevolgd door - mocht de tegenstander doorgaan - een algehele 'frappe' tegen diens grondgebied.

Wat de laatste waarschuwing betreft, zou deze toever- trouwd kunnen worden aan zogenaamde pre-strategi- sche wapens, waar we trouwens een grotere reikwijdte aan willen geven: zoals President Mitterrand heeft gezegd, willen we daarmee niet onze vriend maar onze vijand kunnen raken. Met andere woorden, we zou- den hiermee ver kunnen rei ken in het militaire systeem van de eventuele aanvaller; en met deze korte en hardhandige waarschuwing zouden we tevens duide- lijk maken dat we zonodig ook niet terugdeinzen voor de 'extreme' oplossing.

Wij hebben er altijd van afgezien de vitale belangen van Frankrijk te definieren, ofschoon we steeds heb- ben aangegeven dat ze niet noodzakelijk tot het natio- nale grondgebied beperkt hoeven te blijven en dat die onzekerheid zelf tot de afschrikking bijdraagt.

President Giscard d'Estaing, die goede betrekkingen had met Bondskanselier Schmidt, opperde reeds de mogelijkheid de afschrikking ruimer op te vatten. De kwestie van de nucleaire bescherming van de Bondsre- publiek blijft actueel. Wij voelen ons solidair met het lot van Duitsland; daarom hebben we gezegd dat onze veiligheidsgrens samen valt met de grens tussen Duits- land en de Oostbloklanden. Mogen we verder gaan en zeggen dat het schenden van deze grens automatisch zou betekenen dat wij onze kernmacht inzetten? Als het over zo'n ernstige zaak gaat moet men natuurlijk nooit meer beloven dan men met zekerheid kan nako- men.

President Mitterrand heeft er onlangs nog aan herin- nerd dat het bondgenootschap, dat wil zeggen de Verenigde Staten, voor de nucleaire bescherming van West-Europa - en allereerst van Duitsland - hoort te zorgen. Dit spreekt vanzelf, omdat de Verenigde Staten als enigen over het nodige arsenaal beschikken om zowel kwalitatief als kwantitatief een tegenwicht te kunnen bieden aan het arsenaal van de Sovjet-Unie.

Ons eigen arsenaal, vee! bescheidener in omvang, berust op het idee dat de onevenredigheid tussen het doelwit dat wij voorstellen en het risico dat onze reactie zou inhouden iedereen kan doen terugdeinzen.

De Franse President heeft er tevens aan herinnerd dat hij als enige over het moment kan beslissen waarop een aanval op Duitsland een bedreiging van Frank- rijks vitale belangen zou gaan betekenen, en daardoor een nucleair antwoord aan Frankrijk zou ontlokken.

Een dergelijke waarschuwing krijgt pas haar volle betekenis als men niet aileen aan onze geografische, maar ook aan onze morele nabijheid denkt. Zoals Premier Chirac het formuleerde: 'Mocht West-Duits- land aangevallen worden, dan zou Frankrijks ant- woord onmidde/lijk en riicksichtslos zi}n. Een slag om Duitsland onafhankelijk van een slag om Frankrijk is ondenkbaar'.

Men mag evenwel niet uit het oog verliezen - en de meest competente Duitse deskundigen zijn het daar- mee eens - dat een Europees nucleair schild pas denkbaar wordt op het moment dat er een echt Euro- pees vaderland te verdedigen valt en dat het volk de zware nucleaire verantwoordelijkheid aan een Euro- pese president heeft toevertrouwd. Op dat gebied is de macht niet deelbaar: anders zou het afschrikkingsef- fect - gebaseerd op een snel en vastberaden besluit - verloren gaan. Ik zou er graag verzekerd van willen zijn dat de consultatieprocedures die in het Atlanti- sche Bondgenootschap moeten voorafgaan aan het openen van het nucleaire vuur voldoende realistisch zijn.

Wat de conventionele strijdkrachten betreft, kan men ook van continulteit spreken: sinds het Ailleret-Lem- mitzer akkoord (eind jaren zestig), is er een steeds nauwer samenwerkingsverband ontstaan tussen de NA VO en onze militaire autoriteiten. In dit opzicht is het veelbetekenend dat er gezamenlijk gewerkt wordt aan het opstellen van gemeenschappelijke aanvalshy- potheses in geval van crisis of van oorlog, per definitie een zeer geheime materie. Onze vertegenwoordigers bij SHAPE en AFCENT zorgen voor deze zeer be-

(7)

langrijke taak, waarover de Amerikaanse en de Duitse generaals zeer tevreden zijn.

De Frans-Duitse militaire samenwerking: een beteke- nisvolle politiek-strategische ontwikkeling.

Nu komen we bij de wending die de militaire samen- werking tussen Parijs en Bonn recent heeft onder- gaan. Ik hoef niet aile etappes van de verzoening tussen Frankrijk en Duitsland op te sommen, gelni- tieerd in 1950 door Robert Schuman en voortgezet door twee uitzonderlijke mannen: Bondskanselier Adenauer en Generaal de Gaulle. Het Elysee-verdrag van 1963 voorzag sarnenwerking op zeer verschillende gebieden, in het bijzonder op militair gebied; door zijn verreikende doelstellingen was het uniek in de geschie- denis van bondgenootschappen.

De Duitse Bondsdag heeft het toen echter nodig geacht (onder Amerikaanse invloed) aan dit verdrag een preambule toe te voegen, waaruit volgens Gene- raal de Gaulle wantrouwen bleek ten aanzien van zijn doelstellingen. Totdat President Mitterrand aan het bewind kwam is het militaire gedeelte van het verdrag dan ook nooit uitgevoerd.

Ondertussen veranderde de wereld, evenals het even- wicht binnen het bondgenootschap. De geesten raak- ten steeds meer gewend aan de gedachte dat de veilig- heid van Europa niet oneindig kon blijven afhangen van de goede wil van de Verenigde Staten. Maar zodra het idee van Europese defensie (zelfs ver weg) aan de horizon verscheen, was de conclusie onvermijdelijk dat de Frans-Duitse samenwerking daar de hoeksteen van zou zijn. In deze context besloten Bondskanselier Kohl en President Mitterrand de bepalingen van het verdrag over militaire samenwerking ten uitvoer te gaan brengen en onderwijl het onderwerp steeds vaker aan de orde te stellen in het kader van de Frans-Duitse ontmoetingen. Recente uitspraken van Premier Chi- rae en President Mitterrand, die direct ingaan op de Duitse bezorgdheid over een mogelijk gebruik van nucleaire wapens op Duits grondgebied zijn het resul- taat van een langdurige dialoog, die nog voortgezet en uitgediept zal worden in het kader van een Defensie- en Veiligheidsraad. In deze Raad zullen de hoogste autoriteiten van beide Ianden overleg voeren over de strategie, over ontwapening, over militaire samenwer- king in tijd van vrede, crisis en oorlog, over de uitwis- selbaarheid van militair materiaal en over wapenpro- duktie.

Wat deze Frans-Duitse veiligheidsamenwerking be- treft zou ik u willen verzoeken verder te kijken dan de eerste manifestaties ervan (de gezamenlijke leger- korpsoefening, de oprichting van een gemeenschappe- lijke brigade, de gemeenschappelijke produktie van een gevechtshelicopter) en hierin eerder de totstand- koming te zien van een soli de, duurzame basis voor de toekomstige relatie tussen onze beide Ianden: deze berust voortaan op het gevoel van een gedeeld lot.

Voorheen had onze landmacht als prioriteit de be- scherming van onze grenzen. De Duitsers konden zich afvragen - misschien met enige overdrijving - of wij hun grondgebied niet als een 'glacis' beschouwden.

Dit concept is nu uitdrukkelijk verworpen. Het ver-

mogen van de Force d'Action Rapide - en binnen- kort van ons Eerste Leger - om zich zeer snel te verplaatsen geeft ons de mogelijkheid vanaf de eerste uren van een eventueel conflict in te grijpen, zonodig ver aan de andere kant van onze grens; en het feit dat hier een nucleaire macht zou optreden zou zeker zwaar wegen bij de berekeningen van de vijand.

Mochten Frankrijk en Duitsland een gemeenschappe- lijk defensiegebied gaan vormen en van de wil getui- gen in nauwe samenwerking voor hun verdediging te gaan zorgen, spreekt het vanzelf dat aile Europese bondgenoten hun verdediging om dit centrale punt zouden kunnen groeperen. In deze gedachtengang zou het grondgebied van Frankrijk, door zijn geografische Jigging, de rol van logistiek platform en strategische spil bekleden.

Onze militaire samenwerking in het kader van SHA- PE en AFCENT is buitengewoon goed; wij willen haar echter op technisch gebied een nieuwe dimensie en op politiek gebied een sterke betekenis geven. De vraag is dan: hoe kunnen de NA VO-structuur, de specifieke Franse positie en de goede verstandhouding tussen Frankrijk en Duitsland op militair gebied op elkaar afgestemd worden? Mijn antwoord is dat wij hiermee nieuwe perspectieven bieden en nieuwe pro- blemen proberen aan te snijden; hoewel we ons wei degelijk bewust zijn dat nog talrijke moeilijkheden overwonnen moeten worden, zijn wij er ook van overtuigd dat dit gewaagde initiatief vruchtbaar zal zijn. In feite blijft voor aile Ianden van het bondge- nootschap - en in het bijzonder die van de Westeuro- pese Unie, die dee) uitmaken van hetzelfde strategi- sche gebied - de eenwording van de strategische en tactische doctrines de grootste uitdaging. Premier Chirac heeft reeds aangekondigd dat Frankrijk bereid is dee) te nemen aan deze exercitie. Ik wil in ieder geval de nadruk leggen op de geest van deze onderneming:

noch de Fransen noch de Duitsers zijn van plan zich te gaan afzonderen ('faire bande

a

part'). Aile Europese Ianden van het bondgenootschap die in het verleden te lijden hebben gehad onder de Frans-Duitse rivaliteit zullen er baat bij hebben dat deze veranderd is in solidariteit. Samen met hen willen we een Europese defensie opbouwen in constante samenwerking met onze Amerikaanse bondgenoot. Het is verheugend dat deze laatste onze ins panning begrijpt en toejuicht.

Op weg naar een Europese defensie: de WEU Het streven naar de eenwording van Europa zou in feite vrijwel zinloos blijven, als er geen aandacht werd besteed aan veiligheidsvraagstukken. Er kan en er moet een wisselwerking op gang komen tussen ener- zijds een opkomend Europa van de burgers, van economische en technologische vervlechting, en an- derzijds een Europa met een gemeenschappelijke de- fensie, waarbij de Europese Ianden van elkaars rijk- dommen, talenten en aspiraties kunnen profiteren. De Twaalf, dat wil zeggen de Europese Politieke Samen- werking, kunnen (voorlopig nog) geen kader bieden voor deze ontwikkeling. Dit om een aantal bekende redenen: de aanwezigheid van het neutrale Ierland, de complexiteit en het belang van de aan de Gemeen-

socialisme en democratie nummer4

(8)

socialisme en democratie nummer4

schap toevertrouwde economische taken, en de rela- tieve ongeschiktheid van de institutionele structuur voor vraagstukken van veiligheid. Uitgaande daar- van, lag het voor de hand gebruik te maken van de Westeuropese Unie.

Deze te lang in diskrediet geraakte organisate is van groter belang dan ze in eerste instantie lijkt. Dit is voornamelijk aan drie factoren te danken:

- het Verdrag van Brussel, dat vee! dwingender is (art. 5) dan het Verdrag van Washington;

- een volledige institutionele structuur, met onder andere een parlementaire assemblee, en dus een band met de publieke opinie, waardoor een Europese defen- siegeest kan ontstaan;

- de bestaande morele samenhang tussen de zeven Ianden waar ze uit bestaat. Nederland, Belgie, Luxem- burg, de BRD, Italie, Groot-Brittanie en Frankrijk vullen elkaar op een natuurlijke manier aan en vormen de sokkel waarop de toekomstige Europese defensie kan worden gebouwd.

De revitalisering van de WEU wordt sinds vijf jaar zeer gewenst geacht door Frankrijk. Deze ontwikke- ling is in gang gezet door de socialistische regeringen van Premier Maurois en Premier Fabius. Zij werd voortgezet door Premier Chirac, die in een gedenk- waardige toespraak, gehouden op 2 december 1986 voor de WEU-Assemblee, gepleit heeft voor de tot- standkoming van een Handvest van de Europese vei- ligheid. Er bestaat in Frankrijk over de WEU, net zoals over talrijke andere defensievragen, een consen- sus in de publieke opinie en tussen de politieke partij- en.

Na enig aarzelen hebben onze bondgenoten zich aan- gesloten bij het initiatief ten gunste van de revitalise- ring van de WEU; deze wordt vandaag door de Zeven gewenst en gestimuleerd. De Verenigde Staten hebben haar eveneens leren waarderen: zij begrijpen nu dat het nodig is naar een beter evenwicht te streven op defensiegebied aan weerskanten van de Atlantische Oceaan; zij realiseren zich tevens hoe voordelig een grotere bemoeienis van de Europese Ianden met hun eigen verdediging op moreel, politiek, militair en fi- nancieel gebied voor Washington zou kunnen zijn.

De WEU is het op 27 oktober 1987 in Den Haag eens geworden over een 'platform' waarin de Europese belangen op veiligheidsgebied voor het eerst worden gedefinieerd. Het gaat hier om een fundamentele tekst, geformuleerd onder Nederlands voorzitter- schap, waarin een aantal gemeenschappelijk gedeelde principes is gedefinieerd. In het bijzonder gaat het hierbij om het belang van de nucleaire afschrikking, om ieders verantwoordelijkheid op nucleair en op conventioneel gebied, en om de betrokkenheid van de Verenigde Staten bij de verdediging van ons conti- nent, uitgedrukt in de effectieve aanwezigheid op Europees grondgebied van nucleaire en van conven- tionele middelen.

Dit document is een uitgangspunt. De zeven WEU- landen staan nu voor de taak de in Den Haag gedefi- nieerde algemene richting concreet uit te werken. Op institutioneel gebied, moeten ze het begonnen werk afronden, en de over Londen en Parijs verspreide

instellingen van de organisatie in een hoofdstad bijeen zien te brengen. Daarnaast moeten ze, op het gebied van de doctrine, ervoor zorgen dat de WEU geaccep- teerd wordt als een vanzelfsprekend Europees forum waarin over veiligheidsvraagstukken nagedacht wordt. Hier mag overigens niet vergeten worden dat de veiligheidsrelatie tussen de Verenigde Staten en Europa een centrale plaats blijft innemen. Wij hopen allemaal dat de Amerikanen in het democratisch dee!

van Europa zullen blijven, en niet aileen op militair gebied. Maar het risico van een nieuw isolationisme van het Congres kan niet uitgesloten worden: is het niet zinloos en vee! te kostbaar voor de Verenigde Staten, zou dan daar de vraag luiden, om een zwak, schuw, neutraal en pacifistisch Europa te verdedigen, dat niet in staat is zijn deel van de verantwoordelijkhe- den, uitgaven en risico's van zijn eigen defensie te dragen? Daarom blijft de formule van de twee pijlers, een Amerikaanse en een Europese, zo aantrekkelijk.

Maar het moet duidelijk zijn dat in dat systeem het Amerikaanse Ieiderschap plaats moet maken voor een authentiek transatlantisch partnership, waarin de be- Iangrijke besluiten betreffende de defensie op voet van gelijkheid wordt genomen. Het moet ook duidelijk zijn dat de Europese partner zijn defensieverplichtin- gen wei degelijk aan kan. Er staat een hoge prijs op de verdediging van de vrijheid; en Europa heeft nog niet voldoende betaald. In ieder geval kan de NA VO niet sterk zijn zolang Europa zwak is.

De Toekomst

Op het gebied van de defensie en de Oost-West-relatie zijn de perspectieven radicaal veranderd sinds Gor- batsjov aan het bewind is gekomen. Ik zeg nadrukke- lijk de perspectieven, want het gaat misschien, hoewel ik het niet wens, om gezichtsbedrog. Zeker, de komst in het Kremlin van een man van zijn formaat is een belangrijke gebeurtenis. De politiek die hij zegt voor te staan Iaat enkele verwachtingen toe. Maar het is zeer moeilijk te voorspellen of zijn talent aileen maar in dienst van het communisme gebruikt zal worden, dan wei of hij de basis van duurzame vrede en van internationale samenwerking zal proberen te leggen.

Kan een niet-expansionistisch Sowjet-communisme overleven? De balans sinds 1939 is weinig bemoedi- gend: 1.475.000 km2 aan bezet gebied, 116.000.000 mensen onder zijn juk gebracht - in Europa aileen al.

Gorbatsjov mag zeker het voordeel van de twijfel gegund worden; een positief antwoord op zijn voor- stellen - mits deze met onze belangen verenigbaar zijn - is dan ook aan te bevel en. Ik zou daarom graag - voor ik overga naar de toekomst van de ontwape- ning - nog een laatste opmerking willen maken over de Europese defensie; want we zullen pas op een efficiente manier met Moskou kunnen onderhandelen als we over een degelijke defensie beschikken.

Wat haar betreft, is Frankrijk van plan - zonder weer onder het gelntegreerde commando te vallen - zijn samenwerking met de NA VO voort te zetten en te verdiepen, want deze is dankzij de koppeling met de Verenigde Staten, de beste garantie voor onze veilig- heid: Op dit moment is de Europese defensie, zoals

(9)

)

trouwens de Europese Unie, een nog ver verwijderd doe!; haar contouren zijn nog niet exact bekend. We willen op dezelfde manier als in de EO pragmatisch te werk gaan. We zijn van mening dat de WEU een essentiele rol zal gaan spelen in het zoeken naar een nieuw en bijdetijds defensieconcept. In het kader van de WEU kunnen zich bepaalde bilaterale betrekkin- gen gaan ontwikkelen, waarbij de Frans-Duitse relatie vanzelfsprekend de belangrijkste blijft. We zouden graag wat nauwer willen samenwerken met Groot- Brittannie op nucleair gebied, in het bijzonder voor het bouwen van (middellange) grond-lucht raketten.

Door zijn geografische Jigging is Frankrijk eveneens gerechtvaardigd een goede verstandhouding met ltalie en Spanje te ontwikkelen in verband met de verdedi- ging van de Middellandse Zee. Toch moet het duide- lijk zijn dat weer niet op uit zijn het bondgenootschap in 'substructuren' te splitsen; onze bondgenoten zou- den dat net als wij afwijzen. We moeten het bondge- nootschap behouden en het aanpassen aan de eisen van transatlantische partnership en Europese eenwor- ding.

Het ziet er niet naar uit dat de principes van de Westelijke verdediging zouden kunnen veranderen.

De technische ontwikkeling stimuleert weliswaar Amerikaanse experts om nieuwe, zogenaamde 'selec- tieve' afschrikkingsmethodes te bedenken. Als ik het goed begrijp, denken de opstellers van het recente rapport 'Discriminate Deterrence' aan een 'getemde' kernmacht, die beter geaccepteerd zou kunnen wor- den door de publieke opinie: zij zou uit zeer nauwkeu- rige, weinig krachtige wapens bestaan, gecombineerd met eveneens zeer geavanceerde conventionele wa- pens. Zij denken ook aan een ontkoppeling van het Amerikaanse strategische arsenaal en de Europese defensie, trou wens reeds in 1979 door Henry Kissinger aangekondigd.

Er is hierop nog geen officiele Franse reactie. Ik zal me dus tot mijn eigen reactie moeten beperken! Alles wat ertoe bijdraagt het idee van oorlog acceptabel te rna- ken is funest voor Europa. Lang vechten, in welke vorm dan ook, betekent een totaal drama: conventio- nele wapens veroorzaken immense vernielingen. Ons doe! is niet de oorlog voor te bereiden, maar de oorlog te voorkomen. De nucleaire afschrikking blijft onze beste bescherming, zolang zij een onaanvaardbaar risico betekent voor een potentiele aanvaller, dat wil zeggen zolang zij zijn grondgebied of het hart van zijn Ieger bedreigt.

Als de Amerikanen het principe van de ondeelbare veiligheid zouden opgeven, zou dat geen verrassing betekenen voor Frankrijk; maar we kunnen ons in- denken wat de reacties zouden zijn in de rest van Europa. Zou het bondgenootschap zoiets overleven?

Voorlopig kan men vaststellen dat Washington heeft herbevestigd aan de officiele doctrine van de NA VO vast te houden ...

De conventionele strijdkrachten blijven intussen onontbeerlijk. Zeker, in de huidige onevenwichtige situatie tussen Oost en West zouden ze niet lang een massale aanval kunnen tegenhouden. Maar zij hebben

tot taak een eerste aanvalsgolf in te dammen, dat wil zeggen te vermijden dat deze tot diep in ons land kan doordringen voordat men besloten heeft de kern- macht in te zetten; ze moeten ook 'omzeilingsmanoe- vres' voorkomen, in de vorm van beperkte aanvallen en van 'gijzelingen', die weliswaar te gering zijn om een nucleaire antwoord te rechtvaardigen, maar tach krachtig genoeg zijn om het Westen op politiek gebied te destabiliseren.

Een evenwichtige conventionele ontwapening zou na- tuurlijk een wijziging van de rol van de kernmacht met zich meebrengen, zonder dat deze daarom overbodig hoeft te worden. In dit perspectief zou ik graag een drietal opmerkingen willen maken:

Ten eerste: Europa heeft een aantal gruwelijke, lang- durige oorlogen meegemeekt, juist omdat er een zeker conventioneel evenwicht bestond. De 'he! van Ver- dun' in de Eerste Wereldoorlog waste wijten aan een patstelling, waaraan de Kronprinz had gezworen een einde te zullen maken.

Ten tweede: het is onmogelijk om de nucleaire doos van Pandora weer dicht te krijgen. Vier of vijf Derde- Wereld Ianden hebben reeds, naar aile waarschijnlijk- heid - in het kader van hun onschendbare soevereini- teit - min of meer geavanceerd materiaal gefabri- ceerd. Andere zullen volgen. De proliferatie is zeker niet te vermijden zolang de verificatie (trouwens aileen toepasbaar in de Ianden die het zouden accepteren) een rendement van niet meer dan lOOJo kent. Met een paar goed verborgen bommen zou de laatste staat die deze nog in zijn bezit heeft heer en meester over de hele wereld kunnen worden.

En ik zal, ten derde, eindigen met hetgeen voor ons het meest interessant is: in het geval van een gedenucleari- seerd Europa zou onze publieke opinie - tegenover het fascinerende en angstwekkende, gigantische Sow- jet-imperium - zich aangetrokken kunnen voelen door een min of meer duidelijke vorm van finlandise- ring of van neutralisme. Wat de Amerikaanse troepen betreft, die zouden dan teruggaan naar hun vader- land.

Uitgaande van deze overwegingen wil Frankrijk actief deelnemen aan het ontwapeningsoverleg. We zijn in ieder geval overtuigd dat er goede resultaten geboekt kunnen worden, omdat tegenover ons een Sowjet- leider zit die na dertig jaar van vruchteloze discussies lijkt aan te willen nemen dat:

a) er geen ontwapening kan zijn zonder controle ter plaatse;

b) er wellicht een gebrek aan evenwicht bestaat tussen de conventionele krachten van het Oosten en het Westen, ten nadele van de laatste;

c) het nuttig zou zijn de respectieve militaire doctrines en operationele concepten te vergelijken, met het doe!

iedere partij aan te sporen een strikt defensieve hou- ding aan te nemen.

Wat de nucleaire wapens betreft, zouden we graag willen dat de strategische arsenalen van de twee super- mogendheden gehalveerd werden. Als dit eenmaal gebeurd is, moeten, lijkt mij, aile kernmachten van de wereld het eens worden over een stabiel nucleair even- wicht op een zo laag mogelijk niveau van bewapening.

socialisme en democratie nummer 4

(10)

socialisme en democratie nummer4

De algemene veiligheid zou dan berusten op een we- derzijdse afschrikking met een puur defensief karak- ter: we noemen dit de 'minimale afschrikking'.

Frankrijk zal zich aansluiten bij deze discussie zodra de verhouding redelijk zal zijn tussen zijn wapens (ongeveer 300) en de wapens van beide supermogend- heden (ieder ongeveer 12.000), dat wil zeggen 6.000 na reductie, wat nog steeds betekent twintig keer meer dan wij, en met een vee) grotere explosieve kracht dan waar wij over beschikken.

Dan rester nog het probleem van de tactische, Jangere of korte-dracht wapens, INF en SNF. In de huidige toestand, en het zal waarschijnlijk nog lang zo blijven, Iijkt het ons dat ze noodzakelijk deel uitmaken van de afschrikking, en daardoor van de defensie van Euro- pa. De meest nuttige wapens zijn de INF omdat zij als enige in staat zijn het Sowjet-leger diep genoeg te treffen, en daarmee zijn eventuele opmars te stoppen.

Bij gebrek aan andere mogelijkheden hebben we wel- iswaar het INF-akkoord aanvaard; maar wij zijn er niet van overtuigd dat het wezenlijk bijdraagt tot een vergroting van onze veiligheid. Het lijkt ons in ieder geval nodig de op de grond gestationeerde middellan- ge afstandswapens, waar het Akkoord op doelt, te vervangen door vanaf vliegtuigen of zeebodems af te vuren raketten. Op dit gebied zouden ooit de met elkaar verbonden nucleaire middelen van Frankrijk en Groot-Brittannie de plaats kunnen innemen van die van de Verenigde Staten.

Wat de SNF-wapens betreft hebben we van de Duitse ongerustheid goede nota genomen. Wij willen daarbij aantekenen dat er in Europa niet aileen korte-dracht- wapens zijn, maar ook 12.000 nucleaire koppen van de Sowjet-Unie, die overal op ons continent kunnen toeslaan. Daarom vinden we het gevaarlijk wanneer de Amerikaanse nucleaire wapens uit ons continent zouden verdwijnen terwijl het hele Sowjet-arsenaal er wei op gestationeerd blijft.

Een eventuele bespreking van de korte-drachtsyste- men (SNF) interesseert Frankrijk, zonder dat het er direct bij betrokken zou zijn. In het algemeen vrezen onze deskundigen dat zo'n onderhandeling - onder druk van de publieke opinie - niet tot het vaststellen van gelijke plafonds voor beide partijen, maar tot een derde nuloptie zou leiden. (Recentelijk - eind februa- ri - heeft President Mitterrand zich in het debat gemengd door erop te wijzen dat zijn inziens de in Montebello besloten modernisering van SNF moet afhangen van het verloop van de onderhandelingen over conventionele wapenbeheersing, omdat iedere vorm van overhaast handelen op dit punt door de publieke opinie slecht zou worden begrepen.) Voordat ik overga naar de conventionele krachten, nog een woord over de chemische wapens: we zijn niet ver meer van een algemeen verbod, ook op het bezit ervan, maar het blijft erg moeilijk het verificatiepro- bleem op te Jossen.

Gelukkig is men het met elkaar eens geworden over het principe van onderhandelingen over conventionele stabiliteit. In 1978 heeft Frankrijk in New York voor- gesteld om in Europa een ontwapeningsconferentie te

organiseren. De eerste fase, over vertrouwenwekken- de maatregelen, is met succes afgerond. Nu begint de tweede fase, de moeilijkste, over het terugdringen van onevenwichtigheden en aanvalsvermogens. De on- evenwichtigheden betreffen de bewapening (tanks, gevechtsvliegtuigen), de doctrines (onze is defensief, terwijl de structuur en de organisatie van de Sow jet- en Oostduitse strijdkrachten een offensieve geest aan de dag leggen) en ten derde de geografie: men hoeft aileen maar naar een kaart van Europa te kijken om daarvan overtuigd te zijn. De nadelen van West-Europa's stra- tegische Jigging mag men niet uit het oog verliezen. Conclusie

Ik heb in mijn verhaal duidelijk de nadruk gelegd op de defensie, omdat deze voor ons van groot belang blijft tegenover een overbewapend communistisch im- perium. Ik vergeet daarbij natuurlijk niet dat de echte veiligheid, zo niet op vertrouwen, dan toch op een bepaald niveau van wederzijds begrip rust. Daarom zijn wij - op initiatief van Generaal De Gaulle - als eersten gekomen met het idee van een politiek van ontspanning, goede verstandhouding en samenwer- king voor het hele gebied tussen de Atlantische Oceaan en de Oeral. Het was een daad van hoop, want tussen onze democratieen en het communisme blijft om fundamentele redenen wantrouwen geboden. Het spreekt niet vanzelf dat het de Oostbloklanden - en allereerst het Russische volk - zal Jukken om de marxistische ideologie af te stoten, of deze in ieder geval wat menselijker te maken. Maar zoals Willem de Zwijger het zei: 'if n 'est pas necessaire d'esperer pour entreprendre ni de reussir pour perseverer'. In die geest moeten we onze politiek van opening naar het Oosten opvatten. Trouwens, water op dit moment in de Sowjet-Unie gebeurt rechtvaardigt enig voorzichtig optimisme.

Frankrijk heeft een actieve rol gespeeld in de ontwik- keling van de betrekkingen met Moskou en zijn satei- Iietstaten. Ik wil U in dit opzicht herinneren aan zijn actieve deelneming aan de normalisering van de rela- ties tussen beide delen van Duitsland en aan de tot- standkoming van het Viermogendhedenstatuut van Berlijn. Het heeft eveneens - tegen de wil in van degenen die bang waren dat dit politiek in het voordeel van de Sowjet-Unie zou zijn - de weddenschap aan- genomen en gewonnen, dat de Europese veiligheids- conferentie een nieuwe kans kon betekenen voor de vrijheid van Europa. Het heeft ervoor gezorgd dater niet tussen 'blokken' werd onderhandeld - wat de deling van Europa zou hebben bevestigd - zodat de diverse Ianden hun stem konden Iaten horen, in har- monie met de geschiedenis en de diepere gevoelens van aile Europeanen. Samen met Nederland en de andere Europese Ianden heeft het kunnen bereiken dat na afloop van de onderhandelingen de Rechten van de Mens een gezamenlijke verplichting waren geworden, met als gevolg een 'droit de regard' over de grenzen heen, tot aan de Oeral.

In het kader van de EPS wordt de dialoog met het Oosten steeds beter voorbereid. Samen trachten we - al weten we hoe moeilijk het zal zijn - fundamen-

(11)

tele doelstellingen te realiseren, namelijk: vrij verkeer van ideeen en mensen, interne liberalisering en lossere banden tussen de Sowjet-Unie en de Ianden die onder haar controle vallen. De mate van voortgang op deze gebieden en in dat van de gecontroleerde ontwapening zal aantonen in hoeverre de droom van een Europese veiligheid die steeds minder op macht en steeds meer op aanvaarde verschillen gebaseerd is, niet meer hele- maal utopisch is.

We mogen desondanks niet vergeten dater voor Mos- kou pas sprake kan zijn van een algehele wereldvrede na een algehele verbreiding van bet 'socialisme' dat wil zeggen, in de Sowjet-code, van bet communisme.

Raymond Aron noemde dit verschijnsel 'Ia paix par

!'Empire'. Vadim Zagladin(adjunct-hoofd van de in- ternationale afdeling van de CPSU) verklaarde bier- over: 'bet probleem van bet verdwijnen van aile con- flicten uit de wereld zal pas opgelost kunnen worden met de totale overwinning van het socialisme'. Het gaat bier onder meer om een risicoloze overwinning, zonder oorlog, die de Sowjets proberen te bereiken

De Duitse reactie

De Franse ambassadeur plaatste de Frans-Duitse sa- menwerking in bet spanningsveld tussen nationale onafhankelijkheid, trouw aan bet bondgenootschap en de ontwikkeling van een Europees veiligheidsbe- leid. Ambassadeur Von der Gablentz sloot bier nauw bij aan: de Frans-Duitse samenwerking is een histo- risch gegeven dat nu gelntensiveerd kan worden als onderdeel van een meer Europees gericht beleid in beide Ianden, dat zelf weer mede veroorzaakt wordt door spanningen in de transatlantische relatie. Voor de Bondsrepubliek is de Frans-Duitse samenwerking een historisch gegeven sinds bet Schuman-Plan (1950). Het is ook daarom dat deze relatie voor Duits- land onlosmakelijk verbonden is met Europa en Euro- pese eenwording. Dit vormde de achtergrond van de Westduitse amendering van de Preambule op het Vriendschapsverdrag van 1963 en geeft aan dat voor de Bondsrepubliek de Frans-Duitse samenwerking niet strikt tot een bilaterale verhouding beperkt moet blijven.

Volgens Von der Gab Ientz is in bet Atlantisch bondge- nootschap 'bet strategisch debat nu echt begonnen', en dit vereist meer dan ooit dat de Ianden van Europa een gemeenschappelijke veiligheidsconceptie ontwik- kelen. Voor de ontwikkeling van een Europese pijler in de NA VO is de Frans-Duitse samenwerking, vol- gens Von der Gablentz, een noodzakelijke stimulans.

Die Europese pijler is nodig om bet Atlantisch bond- genootschap te stutten in een tijd van verminderde Amerikaanse hegemonie.

door een zodanige correlatie van militaire, politieke en morele krachten dat bet Westen zelfs de wil om zich te verdedigen kwijt zal raken. Er zijn nu al mensen in onze democratieen die de ogen dichtdoen voor het risico van onderdrukking.

Een ding is zeker, de beste manier om de toekomst van de vrijheid veilig te stellen - niet aileen voor ons, maar ook voor de van ons gescheiden broeders in Midden-Europa - beet noch 'appeasement', noch pacifisme, noch neutralisme. We moeten, menen we, standvastig zijn zonder provocatie, open voor com- promissen, maar onverzettelijk in onze morele begin- selen, niet aileen op onze democratische principes steunen, maar ook op een afschrikkings- en verdedi- gingsysteem dat we in stand moeten houden zolang onze Ianden door ondermijning en vijandelijke inval- len bedreigd blijven. Sinds veertig jaar zijn wij aan vrede en veiligheid gewend geraakt, alsof ze vanzelf- sprekend zouden zijn. En toch kan aileen het even- wicht van krachten daar de oorzaak en voor lange tijd de garantie van zijn.

Evenals in de Bondsrepubliek is in Frankrijk van een positieverandering in Europese richting sprake, in bet bijzonder op veiligheidsgebied. In Frankrijk heeft een relativering van de strikt nationaal gerichte veilig- heidsdoctrine plaats. De gaullistische interpretatie van de internationale machtsverhoudingen bestaat welis- waar nog steeds, maar deze wordt nu meer in Euro- pees kader geplaatst. Sinds bet begin van de jaren tachtig ontmoeten de Franse en Duitse Ministers van Defensie elkaar. De Frans-Duitse samenwerking kreeg zo een belangrijke veiligheidscomponent. Dit beleid werd gelnitieerd door President Mitterand en Bondskanselier Schmidt en vervolgens Bondskanse- lier Kohl. Het illustreert de vergrote Franse interesse in Europese defensiesamenwerking. Daarmee zijn uiteraard nog lang niet aile problemen opgelost, maar wei versoepeld. Von der Gablenz: 'We doen er goed aan de Franse bijdrage aan de Europese defensie positief te waarderen'.

Ook bet beleid van de Bondsrepubliek is sinds de jaren vijftig en zestig in Europese richting opgeschoven.

Sinds de totstandkoming van de nieuwe Ostpolitik is bij voorbeeld van een europeanisering van bet beleid gericht op de Duits-Duitse betrekkingen sprake.

De tendenzen tot europeanisering in beide Ianden leiden ertoe dat de Frans-Duitse samenwerking een belangrijke katalysator kan zijn in bet vormgeven van het Europese veiligheidsbeleid. Tevens geeft bet aan dat bet bewust verlenen van politieke prioriteit aan versterking van bilaterale relaties zeer produktief kan

Otto von der Gablentz Ambassadeur van de Bondsrepubliek Duitsland

socialisme en democralie nummer4

(12)

socialisme en democratie nummer4

zijn voor een Europese ontwikkeling op veiligheidsge- bied. Om deze bilaterale ontwikkeling optimaal te Iaten zijn spreekt het natuurlijk vanzelf dat deNA YO- en WED-partners volledig op de hoogte worden ge- houden van de gang van zaken tussen Parijs en Bonn.

Von der Gablentz beklemtoonde dat de Frans-Duitse sainenwerking niet aileen van belang is voor deNA YO en de ontwikkeling van een Europese pijler daarbin- nen, maar ook bijdraagt aan de Europese eenwording als geheel. De Bondsrepubliek kan zich geen echte Europese Unie voorstellen zonder dat ook veiligheids- beleid en defensie daarvan dee! uitmaken. Ten tijde van verschuivingen in de transatlantische verhouding kan de Bondsrepubliek, nog minder dan Frankrijk, terugvallen op een !outer nationale positie. De kans op politiek isolement zou dan levensgroot zijn: daarvoor is een hechte verankering van de Duitse positie van essentieel belang. Die verankering heeft niet aileen veiligheidspolitieke maar ook economische aspecten.

De Frans-Duitse samenwerking kan in dat opzicht ook bevruchtend werken op de verbreding en verdieping die, in de Duitse visie, geboden zijn in de relatie met de Sowjet-Unie en het Warschaupact. Het gaat om meer dan aileen afschrikking en defensie, en om meer dan crisisbeheersing en wapenvermindering. De Harmel- formule van 1967 - verdediging en ontspanning - moet voor de komende decennia verder worden uitge- werkt in de richting van een netwerk van relaties op allerlei gebied met het Oostblok. Op die manier zou het Schuman-Plan uit 1950 een model kunnen zijn voor de wijze waarop in de internationale verhoudin- gen vijandschap geleidelijk aan tot wederzijdse afhan- kelijkheid en zelfs verbondenheid kan worden omge- vormd.

Naschrift Koenders/Krop

De discussie die plaatsvond na de inleiding van De Ia Ferriere en de reactie van Von der Gablentz behelsde zowel de veranderende rol van Duitsland en Frankrijk in het bondgenootschap als de perspectieven voor Frans-Duitse samenwerking en de gevolgen hiervan voor andere Europese Ianden, in het bijzonder Neder- land. Naar aanleiding van de intentieverklaringen van zowel de Franse als de Duitse ambassadeur over de noodzaak van intensievere Europese veiligheidsamen- werking, spitste de discussie zich toe op de uitgangs- punten en de (on)mogelijkheden van zo'n samenwer- king en de stimulerende rol die Frankrijk en Duitsland daarbij zouden kunnen spelen.

De centrale vraag die aan de orde kwam was of de recente intensivering van de samenwerking tussen deze laatstgenoemde Ianden voor Frankrijk primair gezien moet worden als een poging zijn Europese engagement te bewijzen zonder dat het evenwel zijn onafhankelijkheid hoeft prijs te geven. De beant- woording van die vraag hangt nauw samen met de geloofwaardigheid en invulling van de Franse nucleai- re strategie. Dit onderwerp ging de discussie dan ook beheersen en bood de gelegenheid de daarmee nauw verbonden mogelijkheden voor Frans-Duitse overeen- stemming over een Europees veiligheidsbeleid en over

Atlantische samenwerking nader aan de orde te stel- len.

De verslaggeving van deze discussie zal zich dan ook beperken tot een aantal aspecten van de Franse nu- cleaire strategie.

De recente relativering van de Franse nationale onaf- hankelijkheid, waarbij meer aansluiting wordt ge- zocht bij het Atlantisch bondgenootschap en begrip- pen als 'sanctuaire national' en 'interet vital' opnieuw worden gedefinieerd, leidt tot vragen over de bezwa- ren van Frankrijk tegen de 'flexible response'-strate- gie en de 'forward defense'. Leidt de ontwikkeling van Franse nucleaire korte-drachtwapens (Pluton/Ha- des), het mogelijk in produktie nemen van neutronen- wapens en de versterking van de mobiele conventione- le capaciteit (Forced' Action Rapide) in feite niet tot een Franse vorm van 'flexible response'?

Het antwoord van de Franse ambassadeur hierop luidde dat er geen sprake is van 'flexible response' maar van ontwikkelingen die de mogelijkheid van een laatste, beperkte en eenmalige nucleaire waarschu- wing openhouden. Middellange-afstandwapens zijn daarvoor beter geschikt dan de nucleaire wapens

'a

courte portee', die Duits grondgebied raken en daar- om onaanvaardbaar zijn. Het INF-akkoord vormt onder andere daarom geen bijdrage aan de Europese veiligheid. Naast een 'pre-strategische' functie bieden de nucleaire wapens met een middellang-afstandbe- reik de mogelijkheid het Sowjet-leger ver in het achter- land te treffen en daarmee te stoppen. In de discussie werd er op gewezen dat daarbij kennelijk er van uitgegaan wordt dat voor Frankrijk de kernwapens dus, naast een afschrikkingsfunctie, tevens een pre- strategische waarschuwingsfunctie en een militair- operationele interdictiefunctie hebben.

AI deze functies onder te brengen in een zeer algemene definitie van afschrikking doet in de praktijk het onderscheid met de 'flexible response' vervagen. De Franse ambassadeur achtte overigens een toenadering tussen de 'flexible response' en de Franse doctrine van de 'massale vergelding' (na een 'eerste waarschu- wing') niet geheel uitgesloten. Vooral indien in de NA VO-strategie een meer direct verband zou worden gelegd tussen de militair-operationele functies van sommige Westelijke kernwapens en de inzet van stra- tegische systemen, indien de tegenstander zich door het gebruik van de eerste niet zou Iaten tegenhouden of afschrikken.

De Duitse ambassadeur bracht in dit verband echter het nucleaire dilemma ter sprake- de geloofwaardig- heid van de afschrikking vereist het tonen van de bereidheid tot gebruik - dat onoplosbaar is en dat de publieke acceptatie van zo'n nucleaire strategie van oorlogvoorkoming dreigt te ondermijnen. Voor de Bondsrepubliek is het daarom essentieel dat Frankrijk minder de nadruk legt op de korte-drachtsystemen en een grotere bijdrage Ievert aan de conventionele de- fensie. Op dit punt bestaat ook nog enige spanning tussen de Duitse en Franse posities ten aanzien van de komende Weense onderhandelingen over de conven- tionele stabiliteit.

Vervolg op biz. 109.

(13)

De vakbeweging voorbij?

'Schuivende Panelen' over arbeidsverhoudingen

In april 1982 schreef Sicco Mansholt een Notitie inza- ke verhouding PvdA en FNV, waarin onder meer de volgende zinsneden voorkomen: 'Niet aileen onze po- sitie in het kabinet maakt de kracht van de PvdA uit, maar vooral de sterke banden met de vakbeweging kunnen de PvdA in het kabinet een machtspositie bezorgen. In een kabinet, waar de PvdA een hechte band heeft met de vakbeweging kan zij zich sterk maken voor een beleid, dat een breed maatschappelijk draagvlak heeft. In een kabinet, waar de verbindingen met de vakbeweging zijn verbroken, heeft de PvdA niets te zoeken.'

De notitie werd ondersteund door een brief van Sicco Mansholt, Kees van Twist, Gerrit Valk en Henk Vos aan een veertigtal partijgenoten met het verzoek om adhesie. Korte tijd later liep minister van Sociale Zaken Den Uyl zware averij op in een conflict met de vakbeweging over de korting op het ziekengeld.

Inmiddels zijn de tijden veranderd. De vakbeweging is veranderd. De politiek is veranderd. Maar de stelling van Mansholt heeft (ook al dient zij in een andere situatie te worden toegepast) nog niets van haar scherpte verloren. Ook in het huidige tijdsgewricht blijven de volgende twee vragen van essentieel strate- gisch belang:

*

Waaraan ontleent de PvdA haar maatschappelijk draagvlak?

*

Wat heeft de vakbeweging aan een kabinet met de PvdA?

Met die twee vragen voor ogen hebben wij Schuivende Pane/en gelezen. Oat bracht ons tot de volgende op- merkingen.

Sociale dimensie als stiefkindje

In Schuivende Pane/en zijn op sociaal-economisch gebied de volgende fundamentele uitgangspunten en beleidsdoelstellingen van de sociaal-democratie te vin- den:

- Bestaanszekerheid bij een behoorlijk levenspeil voor iedereen.

- Verbetering van de kwaliteit van het bestaan.

- Eerlijke verdeling van inkomen, kennis en macht en gelijke kansen op ontplooiing en gebruik van voor- zieningen.

- Bevordering van volledige werkgelegenheid door economische groei plus herverdeling van arbeid.

- Economische groei combineren met ecologisch evenwicht.

- Selectieve sturing van technologie, gericht op in- frastructuur, milieubescherming en energiebesparing.

- Individualisering in de betekenis van vergroting van de economische zelfstandigheid.

- Tenslotte wordt ook gesproken over een 'politieke

beweging als die van het democratisch socialisme, die de arbeid als samenbindende factor in de samenleving stelt'.

Over al deze (en misschien nog wei meer) fundamente- le pun ten bestaat grote overeenstemming tussen PvdA en vakbeweging. Dat lijkt misschien een open deur, maar men moet wei beseffen, dat hiervan vee! minder of in het geheel geen sprake is waar het de verhouding tussen PvdA en bijvoorbeeld werkgeversorganisaties, en de verhouding tussen FNV en de andere grote politieke partijen betreft.

Hoe duidelijk de fundamentele uitgangspunten van Schuivende Pane/en ook mogen zijn, de beleidsmatige invulling laat te wensen over. Ten eerste bevat het rapport nogal wat tegenstrijdigheden. De in Hoofd- stuk 1 geschetste grote trends (internationalisering, milieuproblemen, technologie en individualisering) staan voor een dee! haaks op de in Hoofdstuk 2 en 3 bepleitte beleidslijnen. Zo wordt enerzijds beweerd, dat het bedrijfsleven door de internationalisering niet meer afhankelijk is van de binnenlandse koopkrachti- ge vraag, maar wordt anderzijds stimulering bepleit van de particuliere investeringen middels verbetering van de binnenlandse afzetmogelijkheden. Enerzijds acht men (wederom door de internationalisering) de overheidsinvloed sterk verminderd, anderzijds bepleit me_n selectieve sturing van particuliere en overheidsin- vesteringen, gericht op technologie en milieu.

Meer in het algemeen constateren we een merkwaardig verschil tussen enerzijds het bepleitte economische structuurbeleid (versterking van de economische structuur, selectieve sturing van investeringen, milieu- beleid, technologiebeleid, sterke collectieve sector) en anderzijds het vage, vrijblijvende sociale beleid, dat soms zelfs ronduit tegen werknemersbelangen ingaat, bijvoorbeeld in het geval van de flexibilisering. Waar- om kan er wei een ingrijpend milieubeleid worden gevoerd (met de instrumenten prijsbeleid, normering, wettelijke gebods- en verbodsbepalingen, positief flankerend beleid en overheidsinvesteringen), maar is er geen vergelijkbaar pleidooi voor een actief arbeids- marktbeleid inclusief herverdeling? De sociale dimen- sie is in Schuivende Pane/en duidelijk het stiefkindje, zeker als je het vergelijkt met het milieu- en het technologiebeleid.

Opvallend zijn bovendien de lacunes en witte vlekken in Schuivende Pane/en op het gebied van de arbeids- verhoudingen. De weg naar vrijheid (1951) pleitte er nog voor, om 'als overheid de positie van de arbeiders- organisaties te versterken, waardoor het streven naar een rechtvaardiger maatschappij wordt ondersteund'.

In 'Panelen' is daar echter niets van terug te vinden, met uitzondering van het op zich toe te juichen voor-

Folkert Catz/Ruud Vreeman

Respectievelijk

beleidsmedewerker en lid van het bestuur van de

Voedingsbond FNV

socialisme en democratie nummer4

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een verkenning van mogelijke maatregelen voor het mitigeren en/of wegnemen van de effecten als door de kantoorontwikkeling niet volledig aan de eisen die de doelsoorten stellen

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Alleen na 1672, toen de Republiek werd overlopen door vijandelijke legers, deed zich tussen Overijssel en Holland een kortstondige uitwisseling van publieke opinies voor: de

struggle was that the three city republics Deventer, Kampen en Zwolle, which had in the Middle Ages successfully defended their autonomy against the territorial lord and the

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Deze ogenschijnlijke paradox wordt opgelost door het feit dat de herhalingsstelling niet voor ieder fysisch systeem geldt, maar alleen voor gesloten systemen die aan bepaalde

adres waar activiteiten verricht kunnen worden die ruimte en een milieu 52 nodig hebben. Daarnaast noemt hij allereerst de sociale dimensie omdat de woning de permanente plaats is