• No results found

Onderzoeksrapport Metaal- en Elektrotechnische industrie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Onderzoeksrapport Metaal- en Elektrotechnische industrie "

Copied!
103
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Onderzoeksrapport Metaal- en Elektrotechnische industrie

(2)

Onderzoeksrapport Metaal- en Elektrotechnische industrie

Onderzoeksrapport Metaal- en Elektrotechnische industrie

Een kwalitatief onderzoek naar de impact van de huidige laagconjunctuur op organisaties in de Metaal- en Elektrotechnische industrie

Rijksuniversiteit Groningen, Faculteit Bedrijfskunde Datum: Augustus 2003

Plaats: Groningen

Organisatie: KPMG Business Advisory Services

Afstudeerbegeleiders:

Dr. J.T. van der Vaart Dr. H.C. van der Blonk

Organisatiebegeleiders:

Dr. K. Tillema Drs. B. van Kester

A.R. Vloon 1031066

(3)

Onderzoeksrapport Metaal- en Elektrotechnische industrie

Voorwoord

Voor het afronden van mijn studie Bedrijfskunde met als afstudeerrichting Productie- en Servicemanagement aan de Rijksuniversiteit Groningen, heb ik een afstudeeropdracht mogen uitvoeren. In opdracht van KPMG Business Advisory Services tevens gevestigd in Groningen heb ik onderzoek uitgevoerd met betrekking tot de impact van de huidige laagconjunctuur. Deze scriptie is het resultaat van de afstudeeropdracht.

De scriptie is geschreven voor zowel organisaties in de Metaal- en Elektrotechnische industrie, die de doelgroep van dit onderzoek vormen, voor belangstellende medestudenten, betrokken personen vanuit de begeleiding bij de faculteit alsmede mijn opdrachtgever. Maar ook voor ieder ander die interesse heeft in dit afstudeerverslag

Graag zou ik nog een woord van dank richten aan de volgende personen, die mede mogelijk gemaakt hebben, dat ik mijn studie heb kunnen afronden en mijn scriptie tot een goed einde heb kunnen brengen: dhr. K. Tillema en mevr. B. van Kester, mijn bedrijfsbegeleiders bij KPMG Business Advisory Services Groningen, dhr. T. van der Vaart en dhr. H. van der Blonk, mijn afstudeerbegeleiders van de Rijksuniversiteit Groningen en alle contactpersonen van de organisaties waar ik een bezoek heb mogen afleggen

Daarnaast zou ik graag iedereen bij KPMG Business Advisory Services Groningen willen bedanken die op een of andere manier medewerking aan mijn onderzoek hebben verleend en daardoor mijn afstudeerperiode tot een mooie ervaring hebben gemaakt.

Ook wil ik graag mijn ouders bedanken voor hun steun, op welke manier ook, gedurende alle jaren dat ik heb mogen studeren in Groningen.

Tenslotte wil ik mijn vriendin bedanken voor haar positieve inbreng op die momenten tijdens mijn afstudeeropdracht waar ik echt moeite heb moeten doen om voortgang te boeken.

Groningen, augustus 2003 Arjan Vloon.

(4)

Onderzoeksrapport Metaal- en Elektrotechnische industrie

Inhoudsopgave Voorwoord 1

Samenvatting... 5

Inleiding ... 8

1 Probleemverkenning ... 10

1.1 Inleiding ...10

1.2 Probleemformulering ...10

1.2.1 Wereld economie...10

1.2.2 Nederlandse economie ...10

1.2.3 Nederlandse Industrie...11

1.3 Aanleiding tot en opzet van het onderzoek...12

1.4 Opdrachtgever...13

2 Probleemanalyse... 15

2.1 Inleiding ...15

2.2 Doelstelling...15

2.2.1 Vraagstelling...15

2.2.2 Randvoorwaarden...15

2.2.3 Afbakening van begrippen...16

2.3 Deelvragen en theoretische verkenning...18

2.4 Onderzoeksmodel voor diagnose van organisaties...20

3 Opzet en uitvoering van het onderzoek ... 23

3.1 Inleiding ...23

3.2 Onderzoekstypering...23

3.3 Onderzoeksvorm...25

3.4 Te onderzoeken organisaties ...25

3.4.1 Selectie van te onderzoeken organisaties ...25

3.4.2 Benadering van de te onderzoeken organisaties ...26

3.5 Uitvoering van het empirisch onderzoek ...27

3.6 Bruikbaarheid en doelmatigheid ...30

3.6.1 Bruikbaarheid ...30

3.6.2 Doelmatigheid ...32

4 Theoretisch kader ... 32

4.1 Inleiding ...33

4.2 Model Nederlandse Kwaliteit...33

4.3 Verantwoording gebruik INK managementmodel...37

4.4 Strategie en Beleid in samenhang met omgeving...40

4.5 Leiderschap ...43

4.6 Management van Personeel ...45

4.7 Management van processen ...48

4.8 Partnerships en middelen...51

4.8.1 Partnerships...51

4.8.2 Middelen ...55

4.9 Nawoord...57

5 Interviewbevindingen... 59

5.1 Inleiding ...59

5.2 Beschrijving van de onderzochte organisaties...59

5.3 Strategie en beleid in samenhang met de omgeving ...60

(5)

Onderzoeksrapport Metaal- en Elektrotechnische industrie

5.4 Leiderschap ...63

5.5 Management van personeel...65

5.6 Management van processen ...67

5.7 Partnerships & middelen...70

5.8 Interpretatie en Discussie ...74

6 Inzichten in de onderzoekssituatie ... 77

6.1 Inleiding ...77

6.2 Strategie en beleid in samenhang met de omgeving ...77

6.3 Leiderschap ...79

6.4 Management van personeel...81

6.5 Management van processen ...83

6.6 Partnerships en middelen...84

6.7 Beantwoording onderzoeksvraagstelling en -doelstelling ...86

7 Evaluatie en suggesties voor vervolgonderzoek... 88

7.1 Inleiding ...88

7.2 Evaluatie: Onderzoeksproduct ...88

7.3 Conclusie...93

7.4 Evaluatie: Onderzoeksproces ...94

7.5 Suggesties voor vervolgonderzoek of soortgelijk onderzoek...96

Literatuurlijst ... 100

Boeken...100

Syllabi ...101

Artikelen ...101

(6)

Onderzoeksrapport Metaal- en Elektrotechnische industrie

Samenvatting

Het onderzoek, waar deze scriptie op is gebaseerd, is een exploratief survey onderzoek in opdracht van KPMG Business Advisory Services Noordoost Nederland te Groningen dat op haar beurt onderdeel is van KPMG. Het is een snelgroeiende adviespraktijk die landelijk wordt uitgebouwd. De marktkennis van KPMG BAS is ondergebracht in de volgende vier zogeheten lines of business:

Financial Services,

Information, Communication & Entertainment (ICE),

Consumer & Industrial Markets (CIM),

Infrastructure, Government & Health (IGH).

Het onderzoek is gebaseerd op de huidige laagconjunctuur, op de verschillende wijzen waarop organisaties hiermee omgaan en de wens van KPMG BAS om meer inzicht te krijgen in bovenstaande situatie. Het onderzoek heeft verder betrekking op organisaties in de Metaal- en Elektrotechnische industrie in Noordoost Nederland

Het onderzoek heeft vorm gekregen aan de hand van drie deelvragen die zodra goed beantwoord KPMG BAS meer inzicht moeten geven in de huidige laagconjunctuur en de verschillende manieren van reageren van een afgebakende groep industriële ondernemingen.

De eerste deelvraag hield verband met een literatuurstudie naar de verschillende reactiemogelijkheden van organisaties ten opzichte van een laagconjunctuur. Op basis van het Model Nederlandse kwaliteit zijn een vijftal organisatiegebieden geselecteerd waarop organisaties veranderingen zouden kunnen doorvoeren. Vervolgens is met behulp van bedrijfskundige literatuur gekeken naar de verschillende manieren van reageren door organisaties op deze organisatiegebieden ten tijde van economisch slechtere tijden, crisissituaties en laagconjunctuur. Een interpretatie van deze literatuur heeft uiteindelijk geleid tot een zevental eerste inzichten in de probleemsituatie zoals hierboven voorgesteld.

Op deze manier heeft op de organisatiegebieden Strategie en Beleid (in samenhang met de omgeving), Leiderschap, Management van Personeel, Management van Processen en Partnerships en Middelen, beeldvorming plaatsgevonden met betrekking tot organisatieverandering door toedoen van de huidige laagconjunctuur (tabel 6, zoals gebruikt in dit rapport geeft een overzicht van de verschillende eerste inzichten).

De tweede deelvraag hield verband met de werkelijke situatie waarin de onderzochte organisaties zich bevinden. Een negental organisaties in de Metaal- en Elektrotechnische industrie hebben medewerking verleend aan semi- gestructureerde interviews om te kijken hoe organisaties op bovenstaande vijf organisatiegebieden veranderen door

(7)

Onderzoeksrapport Metaal- en Elektrotechnische industrie

toedoen van een laagconjunctuur. De informatie verkregen uit deze interviews werd vervolgens gebruikt om te kijken in hoeverre de eerste inzichten, gebaseerd op bestaande literatuur, juist bleken te zijn.

Indien eerder opgestelde inzichten niet ondersteund werden is aangegeven welke organisaties hierbij betrokken waren en wat de duidelijk aanwijsbare redenen zijn geweest voor afwijkend gedrag (tabel 15 geeft een overzicht met betrekking tot inzichten die juist bleken te zijn en inzichten die niet juist bleken te zijn).

De derde deelvraag tenslotte heeft betrekking op het zoeken naar verklaringen voor afwijkende bevindingen met betrekking tot de eerder opgestelde inzichten. De inzichten opgesteld aan de hand van bestudeerde literatuur, die na het afnemen van de interviews en na analyse van de gegevens afkomstig uit deze interviews juist bleken te zijn hoefden niet meer aangepast te worden. Zij konden geïnterpreteerd worden als correcte inzichten met betrekking tot de wijze van reageren van organisaties in de Metaal- en Elektrotechnische industrie Noordoost Nederland ten tijde van laagconjunctuur.

Daar waar de theoretische gestoelde inzichten verworpen werden door interviewbevindingen werd gekeken naar een mogelijke reden voor de afwijking. Ontstane nieuwe inzichten hebben geleid tot aanpassing van een deel van de eerst opgestelde inzichten waardoor uiteindelijk een juister beeld is ontstaan omtrent de onderzoekspopulatie en de laag- conjunctuur waarin zij zich begeven.

De inzichten die na het uitvoeren van het onderzoek uiteindelijk konden worden geformuleerd zijn de volgende:

Strategie en Beleid (in samenhang met de omgeving)

Onderzochte organisaties die geclassificeerd kunnen worden als pro- actieve organisaties zeggen minder invloed te hebben van de laagconjunctuur. Het hanteren van een dergelijke incrementele werkwijze kan geïnitieerd zijn door diverse redenen zoals de omgeving van de organisatie die wel of niet veranderlijk is, zoals voorgenomen en reeds uitgevoerde reorganisaties, zoals het binnen bandbreedtes willen groeien en krimpen en zoals het aanhouden van reserves voor economisch mindere situaties.

Doordat deze organisaties aangeven dat zij minder invloed ondervinden kan het hierdoor verstandig zijn na te denken over een dergelijke werkwijze, over de haalbaarheid van een dergelijke werkwijze en/of eventueel het complementair gebruiken van een pro-actieve en reactieve werkwijze zoals literatuur voorstelt.

Leiderschap

Bevindingen wijzen erop dat het hanteren van een effectieve leiderschapstijl situatie afhankelijk is. Ten tijde van laagconjunctuur is het hierdoor mogelijk en misschien wenselijk na te denken over een leiderschapstijl die ondersteund in de economisch mindere situatie. Te denken valt aan charismatisch leiderschap en transformationeel leiderschap.

(8)

Onderzoeksrapport Metaal- en Elektrotechnische industrie

Management van personeel.

Bij de onderzochte doelgroep heeft de laagconjunctuur in die mate invloed op de werkomgeving en op het management van personeel dat de laagconjunctuur aanzet tot het zo goed mogelijk omgaan met medewerkers. Doordat verder flexibiliteit wordt geëist, doordat bepaalde competenties van personeel onmisbaar zijn en doordat personeel de uiteindelijke invulling moet geven aan hoe een organisaties werkt is het belangrijk hier aandacht aan te besteden en te luisteren naar hoe medewerkers de invulling hiervan zien (zeker met betrekking tot voorstellen ter verbetering ten tijde van een laagconjunctuur).

Management van processen

Ten tijde van laagconjunctuur wordt er extra focus gelegd op het verminderen van de kosten. Diverse maatregelen, betrekking hebbend op management van processen, laten tevens zien dat het geen korte termijn oplossingen zijn maar dat de maatregelen ook betrekking hebben op de periode die komen gaat na de laagconjunctuur. Misschien ligt hier de sterkte van een confrontatie met een mindere periode aangezien extra aandacht wordt gelegd op de kosten en vermindering hiervan samengaand met een verbetering en verandering in processen.

Door bezig te zijn met kostenverminderende lange termijn maatregelen met betrekking tot de inrichting van processen is het denkbaar dat de organisatie een goede uitgangspositie creëert om een laagconjunctuur te overleven en om ‘gezond’ te beginnen aan economische opleving.

Partnerships & Middelen

Door toedoen van de laagconjunctuur hoeven samenwerkingverbanden en uitbesteedrelaties niet te verminderen. Het aangaan of goed onderhouden van dergelijke relaties kunnen zelfs voordelen bieden ten tijde van een laagconjunctuur.

Ten tijde van laagconjunctuur blijkt dat de rol van informatie bij de onderzochte doelgroep vooral ligt in de rijkdom van deze informatie.

Organisaties zijn geïnteresseerd in wat medewerkers vinden van de situatie, welke oplossingen worden voorgedragen en waar men problemen voorziet. Door aandacht te besteden aan deze rol die informatie kan spelen is men tevens van mening dat informatie en hoe men hiermee omgaat kan bijdragen aan een gevoel van samenhorigheid wat niet onbelangrijk hoeft te zijn bij het overleven van een laagconjunctuur.

Mensen zijn namelijk bereid zich eerder in te zetten.

Ten tijde van een laagconjunctuur is het aannemelijk dat er minder zal worden geïnvesteerd in ondersteunende middelen.

(9)

Onderzoeksrapport Metaal- en Elektrotechnische industrie

Inleiding

Het economisch beeld verslechterde in 2001 in een hoog tempo. Vooruitzichten zijn tevens verslechterd en waar men dezelfde economische activiteiten verwachtte werden telkens groeiramingen naar beneden bijgesteld. De terroristische aanslagen in de Verenigde Staten zorgden daarnaast voor een extra domper op economische ontwikkelingen. Het vertrouwensverlies dat daarmee gepaard ging, duwde de wereldeconomie nog dieper in het dal. Ook vandaag de dag zijn de gevolgen van een laagconjunctuur nog steeds duidelijk merkbaar.

Om te kijken wat de impact van dit verslechterend economisch beeld is op de Nederlandse economie en om meer inzicht te krijgen in hoe organisaties omgaan met de hierboven beschreven laagconjunctuur is in opdracht van KPMG Business Advisory Services onderzoek uitgevoerd in de Metaal- en Elektrotechnische industrie Noordoost Nederland. Een industriële tak die, volgens diverse publicaties, hard getroffen wordt en werd door de economische mindere situatie.

De wens van KPMG BAS met betrekking tot een onderzoek naar het bovenstaande heeft in de volgende doelstelling geleid:

Het verschaffen van kwalitatief inzicht in de verschillende manieren van reageren door organisaties, in de Metaal- en Elektrotechnische industrie Noordoost Nederland, op de huidige laagconjunctuur.

Om deze doelstelling uiteindelijk te halen is de volgende vraagstelling opgesteld:

Op welke verschillende wijzen reageren organisaties, in de Metaal- en Elektrotechnische industrie Noordoost Neder- land, op de huidige laagconjunctuur en welke inzichten kunnen worden ontwikkeld met betrekking tot de verschillende manieren van reageren?

Het onderzoek is uitgevoerd onder negen organisaties die zich bevinden in de Metaal- en Elektrotechnische industrie. Er is gekozen voor het afnemen van semi-gestructureerde interviews aangezien op het gebied van laagconjunctuur zeker in samenhang met de Metaal- en Elektrotechnische industrie niet veel diepgaande onderzoeken uitgevoerd waren. Dit met als gevolg een geringe beschikking over bruikbare voorkennis. Om een goed en zo volledig mogelijk beeld te krijgen van de onderzoekssituatie bieden interviews uitkomst aangezien veel, meestal diepgaande, informatie over diverse onderwerpen verzameld kan worden.

In hoofdstuk 1 wordt de basis van het onderzoek gelegd. De probleemformulering en de aanleiding tot het onderzoek

(10)

Onderzoeksrapport Metaal- en Elektrotechnische industrie

worden uiteengezet, de opdrachtgever wordt geïntroduceerd en een korte beschrijving van het verloop van het onderzoek wordt gegeven.

In hoofdstuk 2 wordt een eenduidige en onderzoekbare probleemstelling geformuleerd die als rode draad zal dienen voor het verdere verloop van het onderzoek. Tevens wordt een onderzoeksmodel geïntroduceerd die de kijk van de onderzoeker op de probleemsituatie weergeeft.

Hoofdstuk 3 dient om de opzet en uitvoering van het onderzoek duidelijk te krijgen. Methodologische verantwoording, te nemen onderzoeksstappen en de te onderzoeken doelgroep komen aan bod.

In hoofdstuk 4 wordt middels een interpretatie van beschikbare bedrijfskundige literatuur een begin gemaakt met de ontwikkeling van inzichten in de probleemsituatie.

Hoofdstuk 5 geeft de bevindingen weer die zijn opgedaan bij de analyse van de interviewgegevens. Er wordt tevens aangegeven of theoretisch gevormde inzichten de juiste zijn of niet.

In hoofdstuk 6 wordt er gekeken welke verklaringen er zijn voor het verschil tussen theoretische inzichten en inzichten opgedaan aan de hand van de interviews indien deze aanwezig waren.

De eerste inzichten van dit onderzoek worden waar nodig herschreven.

Als laatste hoofdstuk wordt in hoofdstuk 7 een evaluatie gegeven van het product wat tot stand is gekomen, namelijk dit rapport. Ook wordt aandacht geschonken aan het onderzoeks- proces. Het hoofdstuk wordt afgesloten met aanbevelingen voor vervolgonderzoek of een onderzoek in éénzelfde context.

(11)

Onderzoeksrapport Metaal- en Elektrotechnische industrie

1 Probleemverkenning 1.1 Inleiding

In dit hoofdstuk zal eerst een beschrijving worden gegeven van de probleemsituatie waarin dit onderzoek zich afspeelt.

Vervolgens zal de aanleiding tot onderzoek aan bod komen alsmede een beschrijving van de opzet van het onderzoek. Ter afsluiting zal een korte toelichting worden gegeven met betrekking tot de opdrachtgever.

1.2 Probleemformulering

De probleemsituatie valt in globale zin uiteen te zetten in een verslechtering van de wereld economie, die zich al een tijd voordoet, de invloed van deze wereldeconomie op de Nederlandse economie en vandaar uit de invloed op de Nederlandse industrie. Een laatste onderverdeling valt te maken met betrekking tot de Metaal- en Elektrotechnische industrie die volgens diverse bronnen veel invloed hebben ondervonden van de verslechterende conjuncturele situatie Alle aspecten zullen hieronder aan bod komen.

1.2.1 Wereld economie

Het economisch beeld verslechterde in 2001 in een hoog tempo. Er was een wereldwijde groeivertraging waar te nemen en volgens de ‘World Economic Outlook’ van het Internationaal Monetair Fonds zijn sinds mei (2001) de vooruitzichten voor 2001- 2002 verder verslechterd.

Waar menigeen éénzelfde lijn in de economische activiteiten verwachtte als voorheen, werden de groeiramingen keer op keer naar beneden bijgesteld. De terroristische aanslagen in de Verenigde Staten zorgden voor een domper op het reeds opkomende herstel. Het vertrouwensverlies dat daarmee gepaard ging, duwde de wereldeconomie nog dieper in het dal.

1.2.2 Nederlandse economie

Volgens het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) is de groeivertraging ook duidelijk zichtbaar in de Nederlandse economie. Er is duidelijk een omslag in de conjunctuur die nog eens versterkt werd door de Mond- en Klauwzeer crisis.

De Nederlandse economie heeft zich niet kunnen ontrekken aan de verslechtering van de internationale conjunctuur. De volumegroei in 2001 van het bruto binnenlands product was met 1,3 procent de laagste sinds 1993. Nederland bleef hierdoor achter bij de gemiddelde groei in de Europese Unie van 1,7 procent. De export, in 2000 nog de motor van de economische groei, leverde in 2001 nog slechts een bescheiden bijdrage. Ook de consumptiegroei van huishoudens vertraagde aanzienlijk. De

(12)

Onderzoeksrapport Metaal- en Elektrotechnische industrie

groeivertraging werd in 2001 vooral zichtbaar bij de conjunctuurgevoelige investeringen van bedrijven in machines, computers, vrachtauto’s en software dit als reactie op de verminderende afzet en productie. Uitbundige stijgingen in de voorgaande vijf jaren werden in 2001 gevolgd door dalingen (bron CBS).

1.2.3 Nederlandse Industrie

De conjuncturele omslag die in 2001 heeft plaatsgevonden heeft zijn uitwerking ook niet gemist op de Nederlandse industrie.

Door de verslechtering van de (internationale) conjunctuur was 2001 een mager jaar voor de Nederlandse industrie. De industriële productie daalde met 1,8%. Deze lagere productie is niet aan één specifieke branche toe te schrijven. De productie daalde over vrijwel de gehele linie. Oorzaken zijn vooral de volumedaling van de wereldhandel in 2001 waardoor het volume van de Nederlandse uitvoer ook gedurende alle vier de kwartalen van 2001 daalde. De industrie is traditioneel erg gevoelig voor veranderingen in de wereldmarkt en hierdoor heeft de wereldwijde conjuncturele neergang veel invloed gehad op ontwikkelingen in de industrie. De industriële sector is de motor van de Nederlandse export; circa driekwart van de export door het particulier bedrijfsleven bestaat uit producten die door de Nederlandse industrie zijn vervaardigd, de afhankelijkheid van de export is hiermee groot te noemen.

Verder bleef de Nederlandse industrie ook achter wat betreft de prijsconcurrentiepositie. Sterk toegenomen loonkosten veroorzaakt door een structureel krappe arbeidsmarkt en een beperkte productiviteitsgroei zorgden ervoor dat de prijzen hoog uitvielen in vergelijking met de concurrentie.

De afvlakking van de productiegroei was in veel branches waar te nemen, maar is het sterkst in de metaalindustrie, terwijl deze sector éénderde van de totale industriële productie voor zijn rekening neemt. De grootste omzetdaling komt ook op het conto van de metaalindustrie met daarnaast de elektrotechnische industrie.

In de metaalindustrie spelen de eerder genoemde gestegen personeelskosten een grote rol, deze personeelskosten hebben een negatieve invloed op de export en internationale concurrentiepositie (bron Rabobank). De elektrotechnische industrie is een sector die wereldwijd opereert en aldus veel internationale concurrentie heeft. De verslechterende wereldwijde economische omstandigheden hebben ook in deze sector hun weerslag gehad (bron Rabobank).

In het bovenstaande zijn een aantal ontwikkelingen genoemd die invloed hebben gehad en nog steeds van invloed zijn op de

(13)

Onderzoeksrapport Metaal- en Elektrotechnische industrie

positie van de Nederlandse Industrie en in het bijzonder op de Metaal- en Elektrotechnische industrie.

De bovengenoemde voor de Nederlandse industrie geldende ontwikkelingen zullen hieronder in tabelvorm worden uitgewerkt zodat een overzichtelijk geheel ontstaat met betrekking tot de heersende situatie. Daarnaast zullen ook andere van belang zijnde ontwikkelingen met betrekking tot de huidige conjuncturele situatie opgenomen worden in de tabel.

Ontwikkelingen Uitleg Conjunctuur

Wereldwijde economische ontwikkelingen met als gevolg een daling van de productie, het afzetvolume en consumentenvraag. De Nederlandse industrie is verantwoordelijk voor ¾ deel van de gehele Nederlandse export

Internationale concurrentie

Internationalisering van de markten, Afzetmarkten beperken zich niet meer tot één geografisch gebied.

Afnemers beperken zich ook niet meer tot één geografisch gebied. Prijsconcurrentie is hierbij erg belangrijk.

Ontwikkeling van kostprijs en afzetmarkt

Loonkosten per eenheid product zijn sterker gestegen in Nederland dan bij de handelspartners

Snellere economische veroudering van productiemiddelen

Doordat betere productiemiddelen ontworpen worden kan op de lange termijn goedkoper en sneller geproduceerd worden. Door hierop in te spelen en te investeren zou een voorsprong gegenereerd kunnen worden t.o.v. de concurrentie, wanneer dit nagelaten wordt zou de concurrentiepositie minder sterk kunnen worden.

Verdwijnen productie naar het buitenland

Lagere lonen landen kunnen goedkoper produceren.

Tabel 1: ontwikkelingen m.b.t de Nederlandse industrie

1.3 Aanleiding tot en opzet van het onderzoek

Aangezien bovenstaande ontwikkelingen ook in 2002 hun voortgang hebben gevonden zal in het kader van de problematiek omtrent een verslechterende economische situatie met betrekking tot de industriële sector een onderzoek uitgevoerd worden. Er zal onderzoek worden gedaan naar verschillende manieren waarop de industriële sector op bovengenoemde ontwikkelingen reageert. Het onderzoek zal een kwalitatief karakter hebben waarbij de hoofdbron voor het verkrijgen van informatie zal bestaan uit het afnemen van interviews.

Het is de bedoeling dat er inzicht ontstaat in de manier waarop organisaties omgaan met de laagconjunctuur. Om dit te bereiken is vooraf vastgesteld dat er allereerst zal worden gekeken naar wat binnen bedrijfskundige literatuur tot dusver is vastgesteld omtrent laagconjunctuur en omgang met laagconjunctuur door organisaties. Deze eerste stap dient om duidelijk te krijgen wat de verschillende reactiemogelijkheden van organisaties op de laagconjunctuur zouden kunnen zijn. Dit laat zich vertalen in eerste inzichten in de probleemsituatie.

Vervolgens is het de bedoeling dat bij een afgebakende groep

(14)

Onderzoeksrapport Metaal- en Elektrotechnische industrie

organisaties interviews worden afgenomen om te kijken of deze verwachtingen wel de juiste zijn.

Na vergelijking van theorie en werkelijkheid kan er worden gekeken naar opvallendheden die hun oorsprong zouden kunnen hebben in de specifieke situaties waarin onderzochte organisaties, of een deel van de onderzochte organisaties, zich bevinden, onvolledigheid van de literatuur of tot dusver nog niet bekende oorzaken.

Het is de bedoeling dat bestudering van de literatuur en een vergelijking van de werkelijkheid met deze literatuur kennis tot stand brengt omtrent laag conjunctuur en hoe men hiermee om kan gaan. Tevens is het de bedoeling dat na analyse van de hierboven genoemde opvallendheden ook nieuwe inzichten ontstaan omtrent de bestudeerde situatie die geïnteresseerden in dit rapport zouden kunnen ondersteunen bij het omgaan met de huidige laagconjunctuur.

Het onderzoek zal betrekking hebben op de industriële sector Noordoost Nederland, hieronder wordt verstaan de provincies Groningen, Friesland, Drenthe en ook Overijssel. Een afgebakende groep met ondernemingen, die zich bevinden binnen deze geografische grenzen, zal onderzocht worden.

Dit onderscheid naar regio en niet naar gehele Nederlandse industrie is een eerste afbakening die wordt gemaakt om binnen de aangegeven termijn van 6 maanden (01-09-2002 tot 31-03-2003) de probleemsituatie te beschrijven en nadien enige tijd te besteden aan de analyse hiervan. De tweede ingrijpende keuze heeft betrekking op het feit dat alleen aandacht zal worden besteed aan de Metaal- en Elektrotechnische industrie omdat aangenomen wordt dat de impact van de huidige laagconjunctuur daar erg goed waar te nemen is.

1.4 Opdrachtgever

Het onderzoek zal worden uitgevoerd in opdracht van de branchegroep Industrie van KPMG Business, Advisory Services Noordoost1. KPMG BAS NO vormt een onderdeel van KPMG Business, Advisory Services dat op haar beurt weer onderdeel is van KPMG.

KPMG Bas is een snelgroeiende adviespraktijk die landelijk wordt uitgebouwd. De marktkennis is ondergebracht in vier zogeheten lines of business:

Financial Services,

Information, Communication & Entertainment (ICE),

Consumer & Industrial Markets (CIM),

Infrastructure, Government & Health (IGH).

De medewerkers van KPMG BAS combineren in hun aanpak business en marktkennis, en werken aan multidisciplinaire organisatievraagstukken. De uit te voeren adviesopdrachten

1 Vanaf dit moment KPMG BAS NO te noemen

(15)

Onderzoeksrapport Metaal- en Elektrotechnische industrie

worden veelal uitgevoerd in samenwerking met specialisten van andere disciplines, zoals accountants, belastingadviseurs en EDP-auditors. De gemiddelde projectduur bedraagt 3 tot 6 maanden.

KPMG BAS is een gerenommeerde adviespraktijk die zich richt op de interne kracht van organisaties, rendements- verbeteringen, risicomanagement en het optimaliseren van marktposities van relaties. Andere adviesterreinen zijn de internationale accountingstandaarden, optimalisering van de financiële functies en diensten gericht op de bestaande regelgeving en de naleving daarvan.

KPMG Bas NO geeft in het verlengde hiervan praktische en doelgerichte adviezen aan bedrijven en not-for-profitinstellingen in de regio Noordoost Nederland. De advisering is gericht op de verbetering van de bedrijfsvoering in brede zin. KPMG BAS NO brengt niet alleen advies uit maar draagt ook zorg voor de implementatie van de gegeven adviezen. KPMG BAS NO werkt vanuit kantoren in Groningen, Leeuwarden, Zwolle en Enschede.

(16)

Onderzoeksrapport Metaal- en Elektrotechnische industrie

2 Probleemanalyse 2.1 Inleiding

Bij een grondige probleemanalyse is het van belang dat eerst een probleemstelling wordt uitgewerkt. Een probleemstelling valt op te delen in een doelstelling, vraagstelling, deelvragen en de te stellen randvoorwaarden. In dit hoofdstuk zullen de zogenaamde buitenkant (doelstelling en randvoorwaarden) en de binnenkant (vraagstelling, deelvragen) van het onderzoek uitgewerkt worden. Tevens zal het denkkader van het onderzoek uitgewerkt worden middels het opstellen van een conceptueel model.

2.2 Doelstelling

Het onderzoek moet er zorg voor dragen dat KPMG Business Advisory Services kennis opdoet omtrent de huidige laagconjunctuur en hoe organisaties in de Metaal en Elektrotechnische industrie hiermee omgaan. Tevens is het onderzoek bedoeld om ook de aan het onderzoek deelnemende organisaties te informeren omtrent de laagconjunctuur waarin zij zich bevinden. Het bovenstaande resulteert in de volgende doelstelling:

Het verschaffen van kwalitatief inzicht in de verschillende manieren van reageren door organisaties, in de Metaal- en Elektrotechnische industrie Noordoost Nederland, op de huidige laagconjunctuur.

2.2.1 Vraagstelling

Om bovenstaande doelstelling te behalen zal een zo volledig mogelijk antwoord moeten worden gegeven op onderstaande vraagstelling.

Op welke verschillende wijze reageren organisaties, in de Metaal- en Elektrotechnische industrie Noordoost Nederland, op de huidige laagconjunctuur en welke inzichten kunnen worden ontwikkeld met betrekking tot de verschillende manieren van reageren?

2.2.2 Randvoorwaarden

Om het onderzoek binnen aanzienbare tijd te kunnen uitvoeren zal een duidelijke afbakening omtrent de te onderzoeken doelgroep tot stand gebracht moeten worden. Dit geschiedt door een aantal randvoorwaarden op te werpen die richting moeten geven aan het verloop van het onderzoek.

Het onderzoek zal zoals gezegd bijvoorbeeld betrekking hebben op de industriële sector in Noordoost Nederland (Groningen, Friesland, Drenthe en Overijssel). Daarnaast makende te onderzoeken organisaties deel uit van de Metaal- en Elektrotechnische industrie.

(17)

Onderzoeksrapport Metaal- en Elektrotechnische industrie

Verder zijn de te onderzoeken bedrijven onderdeel van het midden bedrijf en de grotere ondernemingen.

Een overzicht van alle randvoorwaarden die gehanteerd worden in dit onderzoek zijn op deze pagina weergegeven.

Procesrandvoorwaarden:

Het onderzoek moet binnen 6 maanden afgerond zijn.

Onderzoek bij ondernemingen die zich bevinden in de Metaal en Elektrotechnische industrie.

Onderzoek naar ondernemingen die onderdeel zijn van het midden bedrijf en grotere ondernemingen.

De te onderzoeken bedrijfsgrootte is gelijk aan of groter dan 50 werknemers2.

Concurrentiegevoelige informatie m.b.t. bedrijfsvoering van de onderzochte ondernemingen zal vertrouwelijk behandeld moeten worden.

Geografische locatie: de vier noordelijke provincies Friesland, Groningen, Drenthe en Overijssel.

Productrandvoorwaarden:

Het onderzoek moet KPMG Business Advisory Services en de onderzochte organisaties inzicht geven in de huidige laagconjunctuur.

Het onderzoek moet een kwalitatief karakter hebben.

Het onderzoek moet als input kunnen dienen voor een publicatie in een regionaal/landelijk magazine.

2.2.3 Afbakening van begrippen

Om duidelijkheid te bewerkstelligen omtrent gehanteerde begrippen zullen enkele definities gegeven worden omtrent de interpretatie van deze begrippen

Industriële sector/ondernemingen.

Om de doelstelling te kunnen realiseren is het allereerst belangrijk te weten wat onder de industriële sector en haar ondernemingen wordt verstaan. De Metaal- en Elektrotechnische industrie in een onderdeel van de gehele industriële sector. Voordat onderscheid wordt gemaakt naar de Metaal- en Elektrotechnische industrie moet er dus duidelijkheid zijn omtrent de hele sector.

De Standaard Bedrijfsindeling (SBI’93) van het Centraal Bureau Statistiek hanteert een definitie voor industrie. Met behulp van de SBI zijn de ondernemingen binnen de Nederlandse economie getypeerd naar de aard van de economische activiteit. De SBI heeft een hiërarchische opbouw. Het hoogste niveau is een indeling in secties, daarna volgen subsecties, afdelingen, groepen en bedrijfsklassen (waar nodig uitgesplitst in subklassen.). De code voor een onderneming kan hierdoor uit 5 niveaus bestaan.

2 Bij deze afbakening wordt uitgegaan van de veronderstelling dat ondernemingen met een bedrijfsgrootte van 50 of meer medewerkers goed onderzoekbaar zijn. Het onderzoek zal betrekking hebben op diverse organisatiegebieden van een bedrijf. Bij organisaties met 50 of meer dan 50 medewerkers is het aannemelijk dat deze ook redelijk tot goed ontwikkelde, verschillende, organisatiegebieden hebben waarop veranderd kan worden.

Dit in tegenstelling tot kleinere ondernemingen waar deze organisatiegebieden veelal samenvallen en waar besluitvorming betrekking heeft op het geheel en niet op de individuele gebieden. Tevens is het de voorkeur van KPMG BAS om organisaties te onderzoeken met een bedrijfsgrootte van 50 of meer medewerkers.

(18)

Onderzoeksrapport Metaal- en Elektrotechnische industrie

De gehele industriële sector in Nederland valt onder sectie D.

Zoals aangegeven zal het onderzoek plaats vinden in de Noordoostelijke industriële sector. De vestigingsaantallen voor de ondernemingen in sectie D, Noord Holland, zijn:

provincie/

werknemers 50-99 100-199 200-499 500-749 750-999 1000> totaal

Groningen 64 37 16 4 1 1 123

Friesland 68 45 15 0 0 2 130

Drenthe 52 28 14 2 4 1 101

Overijssel 132 79 41 7 6 4 269

Totaal 316 189 86 13 11 8 623

Bron: Kamers van Koophandel en Fabrieken voor Groningen, Friesland, Drenthe en Overijssel, 1995

Tabel 2: vestigingsaantallen industriële ondernemingen Noordoost.

Metaal en Elektrotechnische ondernemingen.

De uiteindelijke keuze voor de te onderzoeken ondernemingen in de industriële sector Noordoost Nederland wordt bepaald door de haalbaarheid met betrekking tot de tijdshorizon, beschikbaarheid van data, frequentie waarmee data vrijgegeven wordt en de mate van beïnvloeding van bedrijfstakken in de industriële sector door de (wereld)conjunctuur.

Zoals eerder aangegeven werd hebben zowel de metaalindustrie alsmede de elektrotechnische industrie het zwaar te verduren in de huidige economische situatie

(omzetdaling en productiedaling.). Over deze twee sectoren wordt dan ook veel geschreven (CBS industriemonitor en publicaties, SIC industriemonitor en publicaties, Rabobank Trends & Ontwikkelingen en publicaties.). Ook is het verstandig om het onderzoek in de industriële sector toe te splitsen op deze Metaal en Elektrotechnische industrie aangezien het onderzoek binnen 6 maanden afgerond moet zijn. Een diepgaand onderzoek naar alle industriële sectoren zal waarschijnlijk meer tijd in beslag nemen.

De ondernemingen die zich bevinden in de Metaal- en Elektrotechnische industrie laten zich in de volgende sectoren indelen: D(sectie)27(subsectie), D28, D29, D30, D31, D32, D33, D34, en D35. Het aantal gevestigde ondernemingen in de vier noordelijke provincies zal hieronder uiteengezet worden.

SBI (sectie/

subsectie) D28 D29 D30 D31 D32 D33 D34 D35 totaal Aantal

ondernemingen 62 70 5 16 8 16 12 16 205 Bron: Kamers van Koophandel en Fabrieken voor Groningen, Friesland, Drenthe en Overijssel, 1995

tabel 3: vestigingsaantallen Metaal- en Elektrotechnische ondernemingen Noordoost.

(19)

Onderzoeksrapport Metaal- en Elektrotechnische industrie

De te onderzoek populatie is 205 bedrijven groot. De bevindingen die uit dit onderzoek zullen voortvloeien hebben aldus betrekking op informatie opgedaan uit deze groep.

Midden en groot bedrijven.

De te onderzoeken organisaties zullen allen vijftig of meer medewerkers in dienst moeten hebben. Deze onderverdeling houdt in dat de deelnemende ondernemingen zich tot het midden en groot bedrijf moeten kunnen rekenen

Bedrijfsvoering.

De manier waarop besluiten worden genomen, acties worden uitgevoerd, de manier waarop bestuurd, gecontroleerd en aangestuurd wordt om de continuïteit van de ondernemingen te waarborgen.

2.3 Deelvragen en theoretische verkenning

Om de eerder genoemde onderzoeksvraagstelling zo duidelijk en volledig mogelijk te kunnen beantwoorden, dient deze vraagstelling opgesplitst te worden in deelvragen. Deze deelvragen bevatten elementen van de vraagstelling zodat bij beantwoording en uitwerking van deze elementen de vraagstelling aan het eind van het onderzoek in zijn geheel beantwoord kan worden. Deelvragen geven richting aan het zoekproces en hebben in dit onderzoek betrekking op het beschrijven en interpreteren van gegevens afkomstig uit de onderzoekssituatie. Tevens zal worden aangegeven hoe men de deelvraag denkt te onderzoeken en te beantwoorden (theoretische verkenning).

Aan de hand van het afnemen van interviews is het de bedoeling om er achter te komen hoe organisaties omgaan met de laagconjunctuur en hoe zij hierop reageren. Om interviewvragen op te stellen en om vooraf een duidelijk beeld te krijgen van mogelijke manieren van reageren is het belangrijk dat hiervoor literatuur omtrent organisatieverandering en laagconjunctuur wordt bestudeerd. Vervolgens kunnen aan de hand van deze literatuur verwachtingen worden opgesteld. De eerste deelvraag voor dit onderzoek is hierdoor als volgt te formuleren.

Hoe reageren organisaties op economisch mindere situaties volgens een interpretatie van beschikbare bedrijfskundige literatuur?

Om dit te onderzoeken zal gebruik worden gemaakt van het Model Nederlandse Kwaliteit3. Het INK management model beschrijft verschillende organisatiegebieden en resultaat- gebieden die een organisatie heeft. De organisatiegebieden zijn die gebieden waarop een organisatie kan veranderen.

Impact van deze veranderingen kunnen worden gemeten op

3 Het Model Nederlandse Kwaliteit wordt vanaf deze passage het INK management model genoemd, verantwoording voor de keuze om dit model te gebruiken bij de beantwoording van de betreffende deelvraag zal in hoofdstuk vier geschieden.

(20)

Onderzoeksrapport Metaal- en Elektrotechnische industrie

de resultaatgebieden. Het INK model geeft vijf organisatiegebieden, te weten Strategie & Beleid, Management van Personeel, Management van Processen, Leiderschap en Partnerships & Middelen. De aanname hierbij is dat indien veranderingen plaatsvinden door toedoen van een laagconjunctuur deze veranderingen juist op deze organisatie- gebieden zullen plaatsvinden. Er zal ook aandachtig gekeken worden naar de omgeving van de te onderzoeken organisaties.

Dit omdat het organisatiegebied Strategie & Beleid voor een deel beïnvloed wordt door de omgeving waarin een organisatie verkeert. Strategie & Beleid op haar beurt heeft weer een invloed op de overige organisatiegebieden.

Met betrekking tot de organisatiegebieden zal gekeken worden wat diverse bedrijfskundig relevante theoretische werken beweren over deze verschillende gebieden in samenhang met organisatieverandering, economisch mindere situaties alsmede crisissituaties. Een interpretatie van deze gegevens vervolgens zorgt voor de eerste inzichten die iets zeggen over de manier waarop de onderzochte doelgroep zou kunnen reageren op de impact van de laagconjunctuur.

Nadat de inzichten zijn geformuleerd is het belangrijk om er achter te komen wat er in de werkelijkheid gebeurt. De eerste deelvraag zal dus ook vanuit de empirie beantwoord dienen te worden. De tweede deelvraag voor dit onderzoek is hierdoor de volgende.

Hoe reageren organisaties in de praktijk op economisch mindere situaties?

Middels het afnemen van interviews zal hiernaar gekeken worden. Bij de uitwerking van het theoretisch kader (hoofdstuk vier) zal in kaart worden gebracht wat verwacht wordt met betrekking tot ontwikkelingen c.q. reacties binnen de onderzochte organisaties ten opzichte van de laagconjunctuur.

De vorming en uitwerking van deze eerste inzichten met betrekking tot de probleemsituatie zullen als leidraad dienen bij het afnemen van de interviews zodat de werkelijke situatie uiteindelijk geanalyseerd kan worden. Interviewvragen zullen namelijk gericht zijn op het onderzoeken van de eerder opgestelde theoretische veronderstellingen.

Hoofdstuk vijf zal dienen om de bevindingen opgedaan in de interviews uit te werken.

Nadat zowel theoretische inzichten omtrent, alsmede werkelijke reacties op de laagconjunctuur bekend zijn is het belangrijk te achterhalen in hoeverre praktijk overeenkomt met datgene wat de theorie zegt. De derde en laatste deelvraag van dit onderzoek houdt hiermee verband. Het kan namelijk voor de opdrachtgever KPMG Business Advisory Services en voor de deelnemende organisaties interessant zijn om erachter te komen in hoeverre de onderzoekssituatie afwijkt van wat eerder in het onderzoek is gedestilleerd uit datgene wat ooit door onderzoekers is geschreven, wat de oorzaken hiervan kunnen

(21)

Onderzoeksrapport Metaal- en Elektrotechnische industrie

zijn zodat men uiteindelijk beter kan omgaan met de bestudeerde of soortgelijke situatie.

De derde deelvraag zal hierdoor als volgt geformuleerd worden.

Wat zijn opvallende verschillen tussen de theoretische verwachtingen en werkelijke bevindingen en wat zijn de mogelijke verklaringen hiervoor?

In hoofdstuk 6 zal een uitwerking plaatsvinden van bovenstaande deelvraag. Er zal worden aangegeven in hoeverre de op theorie gestoelde inzichten bevestigd of verworpen worden door bevindingen vanuit de werkelijke situatie. Ook zal in hoofdstuk zes worden gezocht naar verklaringen en/of oorzaken van eventuele afwijkingen.

Tenslotte zullen de theoretisch verkregen inzichten waar nodig herschreven worden zodat ze aansluiten bij de onderzoeks- situatie.

2.4 Onderzoeksmodel voor diagnose van organisaties

In hoofdstuk 1 is in het kort aangegeven dat de Nederlandse Metaal- en Elektrotechnische industrie invloed ondervindt van de huidige laagconjunctuur. Tevens is aangegeven dat het onderzoek zich zal richten op de verscheidenheid aan reacties, ondernomen door organisaties die gevestigd zijn in Noordoost Nederland, ter bestrijding van de negatieve invloeden van de laagconjunctuur.

Het is de bedoeling dat bovenstaande organisaties gediagnosticeerd worden op diverse organisatiegebieden om te kijken of er op die organisatiegebieden veranderingen hebben plaatsgevonden die zijn geïnitieerd door de laagconjunctuur. Het is hierdoor van belang dat er een duidelijk beeld wordt gecreëerd omtrent de manier waarop gediagnosticeerd wordt en op welke manier er in dit onderzoek naar organisaties gekeken wordt. Een onderzoeksmodel voor de diagnose van organisaties ondersteunt hierin en voor dit onderzoek worden de volgende kenmerken verbonden aan het model.

Het gesignaleerde probleem staat binnen het model centraal (de laagconjunctuur).

Het model is richtinggevend en bepalend voor de wijze waarop de diagnoses in dit onderzoek worden verricht. Het bevat aldus een voorstelling omtrent die verschijnselen in de realiteit die naar de mening van de onderzoeker voor onderzoek in aanmerking komen.

Het model heeft een selectieve functie aangezien het bovenstaande een beperking betekent. De onderzoeker kan nooit alle verschijnselen die verband houden met de problematiek in zijn onderzoek betrekken.

Het model moet worden gezien als een hulpmiddel aan de hand waarvan organisaties bestudeerd kunnen worden.

(22)

Onderzoeksrapport Metaal- en Elektrotechnische industrie

Organisatie

Strategie

&

Beleid Leiderschap

Management van Personeel

Partnerships

&

Middelen Management

van Processen

Kennis omtrent laag- conjunctuur

en hoe organisaties

hiermee omgaan.

Inzichten in verander-

mogelijk- heden ten opzichte van

een laag- conjunctuur

Het model is niet gebonden aan een organisatorische situatie maar kan in meerdere situaties gebruikt worden.

Uit het bovenstaande blijkt dat niet alle elementen waaruit een organisatie bestaat behandeld worden. Organisaties kunnen namelijk op verschillende manieren bekeken worden. Dit geldt ook voor modellen die ontwikkeld kunnen worden aan de hand waarvan organisaties onderzocht worden (J. Jonker, p.72). Vaak is dit afhankelijk van wat de onderzoeker van de probleemsituatie belangrijk vindt (selectief kijken). Hoofdreden waarom men niet altijd de gehele situatie vanuit verschillende invalshoeken bekijkt maar juist vanuit die invalshoek die de onderzoeker belangrijk vindt is omdat een model orde schept en duidelijkheid brengt. Het is moeilijk om oneindig veel info te verzamelen over een organisatie. Tevens helpt een model de hoeveelheid informatie te beperken. Het is een manier om de kluwen waarin de beginproblematiek zich bevindt te ontrafelen.

Het onderzoeksmodel voor dit onderzoek zal op de volgende pagina weergegeven worden. Een toelichting zal het model verduidelijken.

Figuur 1: Onderzoeksmodel, vijf plaatsen voor organisatieverandering.

Het onderzoeksmodel is opgebouwd uit de volgende elementen te weten:

De omgeving

De organisatie. Binnen de organisatie worden vijf elementen (afkomstig uit het INK management model) onderscheiden.

In dit onderzoek worden strategie en beleid, leiderschap, management van personeel, management van processen en partnerships & middelen gezien als wezenlijke onderdelen van een organisatie.

In de figuur wordt een organisatie geschetst, in wisselwerking met haar omgeving. Huidige conjuncturele ontwikkelingen hebben een daling van de omzet en productie tot gevolg.

Omgeving

Organisatie

(23)

Onderzoeksrapport Metaal- en Elektrotechnische industrie

Organisaties reageren hierop door intern veranderingen en/of aanpassingen door te voeren zodat beter ingespeeld kan worden op die omgeving.

Voor het onderzoek geldt dat de in het onderzoeksmodel beschreven organisatiegebieden worden onderzocht op veranderingen die zijn geïnitieerd door de verslechterende economische situatie. Op de vijf organisatiegebieden wordt gezocht naar veranderingen die hebben plaatsgevonden.

Verder wordt niet duidelijk aangegeven welke invloed de verschillende organisatiegebieden op elkaar hebben. De intentie van het onderzoek is namelijk om te kijken welke maatregelen organisaties nemen, op diverse organisatiegebieden, ter bestrijding van de laagconjunctuur. Er zal niet worden gekeken naar de onderlinge beïnvloeding van organisatiegebieden. Wel komt duidelijk naar voren dat organisatieveranderingen eerst moeten worden geaccepteerd door organisaties. Zodra de verandering definitief zal zijn wordt deze opgenomen in de te volgen strategie en het uit te voeren beleid. De verandering kan vanaf dat moment betrekking hebben op de overige gebieden.

Het volgen van bovenstaand onderzoeksmodel bij de uitvoering van het onderzoek en de diagnose van de deelnemende organisaties moet tot gevolg hebben dat de verschillende reacties genomen door organisaties in kaart worden gebracht.

Tevens is het de bedoeling dat inzichten zullen ontstaan omtrent de verschillende soorten veranderingen en de oorzaken van deze verschillen. Inzichten omtrent de bestudeerde situatie zouden geïnteresseerden in dit rapport kunnen ondersteunen bij het begrijpen van organisationele veranderingen in samenhang met een laagconjunctuur en de omgang met de laagconjunctuur.

Ten slotte moet worden gezegd dat het onderzoeksmodel dus een voorstelling is van hoe de onderzoeker de probleemsituatie ziet en deze wil onderzoeken. Het model vervult zoals gezegd een selectieve functie. Na afloop van het onderzoek zou kunnen blijken dat belangrijke elementen voor het onderzoek over het hoofd zijn gezien. Dit kan en zal misschien blijken uit de analyse van de probleemsituatie en zal behandeld worden in hoofdstuk 7, evaluatie van het onderzoeksproces en -product.

(24)

Onderzoeksrapport Metaal- en Elektrotechnische industrie

3 Opzet en uitvoering van het onderzoek 3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk zal de opzet en uitvoering van het onderzoek besproken worden. Allereerst wordt beschreven welke onderzoeksvorm en diagnose-instrument gehanteerd zullen worden om antwoorden te vinden op de eerder gestelde deelvragen. Vervolgens wordt aandacht besteed aan de te onderzoeken organisaties. De uitvoering van het empirisch onderzoek en de manier waarop gegevens geanalyseerd dienen te worden komen hierna aan bod. Als laatste zullen de begrippen bruikbaarheid (deugdelijkheid, relevantie) en doelmatigheid behandeld worden.

3.2 Onderzoekstypering

Wat betreft typering van verschillende soorten bedrijfskundig onderzoek kan er een onderscheid worden gemaakt dat is gebaseerd op de aard van de kennis die het onderzoek moet opleveren. Ten eerste kan een onderzoek bijdragen aan het algemene kennisbestand van de bedrijfskunde (wetenschappelijk bedrijfskundig onderzoek), ten tweede kan het bijdragen aan de praktijk van de bedrijfsvoering (bedrijfskundig praktijkonderzoek) ( de Leeuw, 2001, p. 71).

Het verschil zit in het feit dat praktijkonderzoek producten voortbrengt voor specifieke problemen en dat wetenschappelijk onderzoek algemene kennis oplevert.

De totstandkoming van het Onderzoeksrapport Metaal- en Elektrotechnische industrie is een gevolg van wetenschappelijk bedrijfskundig onderzoek naar de invloed van de huidige laagconjunctuur, en wel om het volgende.

Het is de bedoeling dat tijdens dit onderzoek wordt gekeken naar een aantal organisaties in de Metaal- en Elektrotechnische industrie in Noordoost Nederland. Er wordt gekeken wat de invloed van de huidige laagconjunctuur is op de te onderzoeken organisaties. Er wordt gekeken hoe organisaties reageren op de laagconjunctuur en welke inzichten kunnen ontstaan zodra vooraf bestudeerde literatuur vergeleken wordt met de werkelijke onderzochte situatie. Organisaties zullen worden geanalyseerd op een aantal verschillende organisatiegebieden (INK management model) en er zullen uitspraken worden gedaan over genomen en eventueel te nemen reacties van organisaties op deze organisatiegebieden.

Het product van dit onderzoek ‘kwalitatieve inzichtelijkheid creëren in de verschillende manieren van reageren door organisaties, in de Metaal- en Elektrotechnische industrie, op de huidige laagconjunctuur’ is niet specifiek van aard en is hierdoor niet bedoeld voor slechts de onderzochte organisaties maar voor alle organisaties die geïnteresseerd zijn in het onderwerp en zich kunnen identificeren met de problematiek zoals voorgesteld in dit onderzoek. Men praat in dit geval over

(25)

Onderzoeksrapport Metaal- en Elektrotechnische industrie

generalisatie. Het eerder opgestelde onderzoeksmodel is namelijk bedoeld om aan te geven hoe de auteur de onderzoekssituatie wil gaan analyseren en hoe de auteur denkt over de belangrijke elementen waaruit een organisatie bestaat.

Er is aangegeven dat het onderzoek betrekking zal hebben op meerdere organisaties. Het onderzoeksmodel is in dit onderzoek hierdoor niet gebonden aan één organisatorische situatie maar aan alle te onderzoeken organisaties. Tevens kan het rapport ondersteuning bieden aan die organisaties in de Metaal- en Elektrotechnische industrie die een soortgelijk beeld hebben betreffende elementen waaruit een organisatie kan of moet bestaan.

Middels dit onderzoek wordt getracht het algemene reservoir van bedrijfskundige kennis aan te vullen zodat in de praktijk in dit reservoir kan worden gezocht naar praktische oplossingen.

Wat betreft het bovenstaand wetenschappelijk bedrijfskundig onderzoek is een verdere indeling te maken in:

Zuiver wetenschappelijk onderzoek. Klant is hoogstens op algemeen niveau te benoemen, op het moment van onderzoek worden er geen praktische problemen aan het onderzoek verbonden. (de Leeuw, 2001, p.74);

Maatschappelijk relevant onderzoek. Levert kennis op van algemene aard maar deze kennis heeft uitdrukkelijk betrekking op een maatschappelijk relevant verschijnsel (de Leeuw, 2001, p.75). Voor aanvang van het onderzoek moet duidelijk kunnen worden aangegeven wat de maatschappelijke problematiek is en men moet aannemelijk kunnen maken dat het beoogde onderzoeksproduct bij dergelijke problemen dienstig kan zijn;

Beleidsrelevant onderzoek. Bij dit type onderzoeken is er een praktijkproblematiek te beschrijven en er zijn ook (categorieën van) potentiële klanten aanwijsbaar (de Leeuw, 2001, p.76).

In dit onderzoek wordt er gekeken naar de impact van de huidige laagconjunctuur (uit vooronderzoek is gebleken dat deze laagconjunctuur voor praktijkproblematiek zorgt) op organisaties die zich bevinden in de Metaal- en Elektrotechnische industrie (categorie van potentiële klanten).

Hierdoor kan het onderzoek bestempeld worden als wetenschappelijk, beleidsrelevant onderzoek. Het product van dit wetenschappelijke onderzoek zal algemene kennis opleveren omtrent de praktijksituatie en een vergelijking hiervan met de theoretische situatie van waaruit uitspraken kunnen worden gedaan over de manier van reageren en omgaan met een dergelijke laagconjunctuur.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Kan er onvoldoende afstand worden gehouden en zijn bovengenoemde maatregelen geen van alle mogelijk, gebruik dan persoonlijke beschermingsmiddelen (bijvoorbeeld mond-

- De sector en zijn fondsen willen inzetten op de ondersteuning van kwaliteitsvolle loopbanen (duurzame inzetbaarheid, werkbaar werk, leidinggeven) en hebben hierover

Deze wetenschappelijke publicatie gaat over branden met een elektrotechnische oorzaak in elektrische laagspanningsinstallaties en over manieren om het risico op dergelijke branden te

beschouwd als geverifieerde emissies indien deze werden vastgesteld met gebruikmaking van een instrument voor kleine emittenten dat door de Commissie is goedgekeurd en

316 Elektrotechnische

elektriciteitsleverancier hebben kunnen kiezen en geen concurrerende en eerlijke prijs voor elektriciteit betalen; wijst erop dat consumenten, om hun actieve deelname te

2088 m2 Wandcontactdozen algemeen/werkplekken/digiborden € 7,00 € 14.616,00 Alle wandcontactdozen inclusief. inbouwdoos, buisleiding

Het aantal openstaande VDAB-vacatures in de metaal is tus- sen 1996 en 2000 meer dan verdubbeld (+139%), de stijging is zelfs groter dan in de hele secundaire sector (+129%),