• No results found

‘De relatie van NOM Financiering met de ICT-sector van Noord-Nederland’

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "‘De relatie van NOM Financiering met de ICT-sector van Noord-Nederland’ "

Copied!
90
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Spitsuur…?

‘De relatie van NOM Financiering met de ICT-sector van Noord-Nederland’

Rijksuniversiteit Groningen

januari 2004

Thomas Veltman

(2)

C OLOFON

Titel:

Jaar van uitgave:

Auteur:

Begeleider bij de NOM:

1 ste begeleider bij de RuG:

2 de begeleider bij RuG:

Spitsuur?

‘De relatie van NOM Financiering met de ICT-sector van Noord-Nederland’

januari 2004

Rijksuniversiteit Groningen Faculteit Bedrijfskunde

Thomas Veltman

thomasveltman@tiscali.nl

Sytze Hellinga Postbus 424

9700 AK Groningen tel: 050-5214432 hellinga@nom.nl

Drs. O.C.J. Lappöhn tel: 050-3633482

o.c.j.lappohn@bdk.rug.nl

Mevr. Prof. Dr. J. van der Meer-Kooistra tel: 050-3633829

j.van.der.meer-kooistra@bdk.rug.nl

 De auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van het afstudeerverslag, het auteursrecht van dit afstudeerverslag berust bij de auteur. Niets uit dit verslag mag zonder toestemming van de auteur of de N.V. NOM gebruikt worden voor publicatie. Ook voor verdere vragen kunt u zich

www.nom.nl www.rug.nl

(3)

II

V OORWOORD

In oktober 2003 ben ik begonnen aan het laatste deel van mijn studie; de afstudeeropdracht! Voor acht maanden ben ik bij de NOM onder contract geweest om onderzoek te doen naar de ICT-sector van Noord-Nederland en de aansluiting van de diensten van NOM Financiering op deze sector. Het resultaat van dat onderzoek ligt nu voor u, gebundeld in een scriptie die in nog eens acht maanden zijn definitieve vorm heeft gekregen.

Mijn stage bij de NOM is in twee woorden te beschrijven, plezierig en leerzaam! Ik ben iedereen bij de NOM zeer dankbaar voor hun behulpzaamheid. Mijn speciale dank gaat uit naar mijn begeleider Sytze. Jouw bezoekjes naar mijn geweldige kamer op de vierde verdieping, zorgde altijd weer voor prikkels om nog weer meer te weten te komen!

Daarnaast wil ik mijn afstudeerbegeleiders van de RuG, de heer Lappöhn en mevrouw van der Meer, hartelijk danken voor hun wijze raad en advies. Otto, dank je voor de geruststelling dat het verstrijken van tijd een wezenlijk deel is van het proces dat hoort bij het schrijven van een scriptie. Ik vond het erg leuk dat onze vele gesprekken lang niet altijd gingen over de scriptie zelf!

Tenslotte wil ik mijn lieve vriendin en ouders bedanken. Susanne voor de steun en broodnodige aansporingen. Mama en papa voor hun geduld en hulp.

Dit is het eindpunt van bijna acht jaren mooie studententijd. Iedereen die deze tijd tot een onvergetelijke periode heeft gemaakt, bedankt!

Thomas Veltman

Groningen, januari 2004

NOTABENE:

Deze versie is geschikt gemaakt voor publicatie in de bibliotheek van de

Rijksuniversiteit Groningen. Dit betekent dat gevoelige informatie over de NOM is

weggelaten. Voor vragen neem contact op met de auteur of de NOM.

(4)

S AMENVATTING

Het onderzoek in dit rapport richt zich op de ICT-sector van Noord-Nederland. De ICT- sector vormt een kernsector in het beleid van de NOM. De vraag voor het onderzoek is afkomstig van de afdeling NOM Financiering en heeft betrekking op de relatie tussen de NOM-diensten en de behoefte van de ICT-sector. Dit samen heeft geleid tot de volgende doelstelling van dit onderzoek: Het aanleveren van concrete informatie waarmee NOM Financiering haar beleid en diensten in de ICT-sector van Noord-Nederland kan beoordelen en verbeteren. De centrale vraag die daaruit is voortgekomen luidt als volgt:

Wat kan NOM Financiering doen om de aansluiting van de diensten van de NOM met betrekking tot de behoefte van de ICT-sector Noord-Nederland te optimaliseren?

In deze vraagstelling komen verschillende deelaspecten aan de orde. De vraagstelling is te beantwoorden aan de hand van deelvragen die elk weer ingaan op een deelaspect van het probleem. De antwoorden op de deelvragen moeten leiden tot een compleet antwoord op de vraagstelling en een concrete invulling van de doelstelling. De drie deelvragen luiden:

Hoe is de ICT-sector in Noord-Nederland te kenmerken? Wat zijn bijvoorbeeld de

‘grenzen’ van de ICT-sector en wat zijn algemene kenmerken? Hoe ziet de ICT-sector er in Noord-Nederland uit in aantallen en grootte?

Hoe worden de huidige diensten van NOM Financiering ervaren door de ICT-sector van Noord-Nederland? Welk oordeel hebben de bedrijven uit de ICT-sector over de diensten van NOM Financiering en wat zien zij liever anders?

Wat zijn aansturingmogelijkheden van NOM Financiering met betrekking tot de geboden diensten van NOM Financiering aan de ICT-sector? Op welke punten is het voor NOM Financiering mogelijk om de diensten aan te sturen en waar liggen de restricties op dit gebied?

Verschillende delen van de probleemstelling zijn op verschillende manieren onderzocht.

Zo is de ICT-sector van Noord-Nederland in kaart gebracht aan de hand van desk-

research met gegevens van de Kamers van Koophandel. De vragen over de diensten

van NOM Financiering zijn behandeld in een kwalitatief onderzoek. Er zijn zestien ICT-

bedrijven geïnterviewd. Deze zestien bedrijven zijn samengesteld uit bedrijven die aan

verschillende criteria voldeden. De criteria waren de mate van contact met de NOM, de

leeftijd, het soort bedrijf en de locatie.

(5)

IV Hieronder zijn de antwoorden op de deelvragen kort samengevat:

Na een zoektocht naar de ‘grenzen’ en karakteristieken van de ICT-sector is uiteindelijk gekomen tot een afbakening van de sector. In essentie bestaat de ICT-sector uit een hardware- en een softwarelaag, met in de ‘diepte’ een onderscheid in producerende en dienstverlenende bedrijven. De verzameling van bedrijven behorend tot de ICT-sector van Noord-Nederland is geanalyseerd op aantallen, grootte, rechtsvorm, zelfstandigheid en ‘stuwend’ karakter. Er kan worden geconcludeerd dat de ICT-sector van Noord- Nederland achter loopt op de rest van Nederland. Bovendien is het type ICT-bedrijf in het noorden afhankelijk van de lokale afzetmarkt. Deze afzetmarkt in Noord-Nederland is klein en bestaat voor een belangrijk deel uit ambtelijke instanties.

De diensten van NOM Financiering zijn gericht op de bedrijven waarin de NOM participeert. Uit de interviews is gebleken dat bedrijven naast de eigenlijke financiering ook behoefte hebben aan een netwerk en de kennis van de NOM. Op de diensten van de NOM kwamen een aantal punten van kritiek. Zo zou de NOM niet goed genoeg communiceren wat haar doelstellingen en procedures zijn, zou de NOM een meer pro- actieve houding kunnen hanteren naar de bedrijven en zou de NOM bedrijven meer functioneel bij elkaar kunnen brengen.

Voor de aansturingmogelijkheden is in het onderzoek gekeken naar de invloed van stakeholders. De speciale relatie van de NOM met de politiek in de vorm van bijvoorbeeld de provincies, heeft invloed op de keuzes die worden gemaakt in de aansturing. De aansturingmogelijkheden van de diensten van NOM Financiering zijn veelal organisatorisch van aard. Zo kunnen met name op het gebied van structuur en systemen nuttige aanpassingen worden gedaan.

De resultaten van het onderzoek worden hieronder in puntsgewijze aanbevelingen langsgelopen:

• Analyseer de gekozen strategie van de NOM. Uit het onderzoek is gebleken dat er vraagtekens kunnen worden gezet bij de doelmatigheid van de randvoorwaarde

‘stuwend’.

• Analyseer de communicatie naar het bedrijfsleven. De manier waarop dat momenteel is ingericht zorgt voor onduidelijkheid.

• Verbeter de richtlijnen voor het uitdragen van de NOM-doelstellingen naar de markt.

Uit het onderzoek is sterk naar voren gekomen dat de inhoud van de communicatie

naar de bedrijven niet goed is.

(6)

• Grondig onderzoek naar NOM-kennis van de regio. De NOM draagt uit een regiospecialist te zijn. Daarbij hoort dat de regio wat betreft ‘stuwers’ ook echt bekend is bij de NOM.

• Verbeter interne afstemming en communicatie tussen NOM Financiering en de andere afdelingen. Het totale pakket aan diensten en kennis dat binnen de NOM aanwezig is, wordt momenteel niet optimaal gebruikt.

• Verbeter het zicht op de ICT-sector van Noord-Nederland.

• Stimuleer de vraagmarkt van de ICT-sector van Noord-Nederland. Uit de cijfers is gebleken dat de ICT-sector van Noord-Nederland qua aantallen en hoeveelheid werknemers achterloopt op de rest van Nederland.

• Stimuleer het ontwikkelen van een visie op de ICT-sector door de regio Noord- Nederland. Uit de trends van de ICT-sector is naar voren gekomen dat er overzicht nodig is.

• Organiseer meer bijeenkomsten. Door de geïnterviewde bedrijven is aan de NOM gevraagd als netwerkspil te fungeren.

• Hanteer een pro-actieve opstelling naar bedrijven toe. Door pro-actief te zijn naar bedrijven met bijvoorbeeld subsidieadvies voegt NOM Financiering als participant meer toe dan alleen geld.

Het onderzoek heeft uiteindelijke geleid tot een ontstaan van nieuwe vragen. Wat kan de

NOM doen om de ICT-sector van Noord-Nederland minder afhankelijk te maken van de

lokale vraagmarkt? Is de NOM met haar focus op ‘stuwers’ alleen maar een coach van

spitsen? En volstaat het coachen van spitsen om optimaal te kunnen scoren? Moeten de

uren van de NOM niet juist leiden tot nieuwe spitsen? Hoe wordt het in de ICT-sector van

Noord-Nederland spitsuur?

(7)

1

I NHOUDSOPGAVE

I NHOUDSOPGAVE ... 1

H OOFDSTUK 1 I NLEIDING ... 3

§ 1.1 Aanleiding onderzoek ... 3

§ 1.2 De onderzoeksvraag... 3

§ 1.3 Opzet van het rapport... 4

H OOFDSTUK 2 D E N.V. NOM... 6

§ 2.1 Introductie tot de N.V. NOM ... 6

§ 2.2 Structuur van de NOM... 7

§ 2.3 De afdeling NOM Financiering nader toegelicht ... 9

§ 2.4 Doelgroepen en communicatiedoelstellingen ... 12

§ 2.5 ‘Schatgraven’ ... 14

§ 2.6 N-Info... 15

H OOFDSTUK 3 D E PROBLEEMBESCHRIJVING ... 16

§ 3.1 Introductie tot de probleemhebber ... 16

§ 3.2 Probleemstelling ... 17

§ 3.2.1 Doelstelling... 17

§ 3.2.2 Vraagstelling... 17

§ 3.2.3 Deelvragen ... 17

§ 3.2.4 Randvoorwaarden... 18

§ 3.3 Onderzoeksopzet... 18

§ 3.3.1 Onderzoeksgroep... 19

§ 3.3.2 Analyse en Rapportage ... 20

H OOFDSTUK 4 C ONCEPTEN EN MODELLEN ... 21

§ 4.1 Hoofdvraag ... 21

§ 4.2 Het NOM F proces in model... 22

§ 4.3 Conceptueel model... 23

§ 4.3.1 Financieringsaanvragen... 24

H OOFDSTUK 5 D E AARD VAN DE ICT- SECTOR ... 26

§ 5.1 ICT en de ICT-sector ... 26

§ 5.2 Het 4-lagenmodel ... 27

§ 5.2.1 Aanpassingen aan het 4-lagenmodel... 30

§ 5.3 Codering van de ICT-sector ... 32

§ 5.3.1 Samenvoegen ... 34

H OOFDSTUK 6 D E ICT- SECTOR IN N OORD -N EDERLAND ... 36

§ 6.1 Database... 36

§ 6.2 Twee selecties ... 36

§ 6.2.1 Een eerste algemene analyse ... 37

§ 6.2.2 Een uitgebreide analyse van de ICT-sector in Noord-Nederland... 38

§ 6.3 Afsluiting... 44

(8)

H OOFDSTUK 7 T RENDS IN DE ICT- SECTOR ... 45

§ 7.1 Bron... 45

§ 7.2 Geschreven trends in de ICT-sector ... 45

§ 7.2.1 Trends in de ICT-behoefte van de klant... 45

§ 7.2.2 Mogelijke ICT-oplossingen die aansluiten op de trends ... 48

§ 7.3 Conclusie ... 51

H OOFDSTUK 8 R ESULTATEN VAN DE I NTERVIEWS ... 53

§ 8.1 Interviewopzet... 53

§ 8.1.1 De bedrijven ... 54

§ 8.1.2 ICT-markt ... 55

§ 8.1.3 De NOM... 58

§ 8.2 Conclusie ... 59

H OOFDSTUK 9 B ESTURINGSMOGELIJKHEDEN VOOR DE NOM... 61

§ 9.1 Externe omgeving... 61

§ 9.1.1 Concurrenten... 61

§ 9.1.2 Stakeholders ... 62

§ 9.2 Interne besturingsmogelijkheden ... 65

§ 9.2.1 Structuur... 66

§ 9.2.2 Strategie ... 67

§ 9.2.3 Systeem... 67

§ 9.3 Samenvatting ... 68

H OOFDSTUK 10 C ONCLUSIES EN A ANBEVELINGEN ... 69

§ 10.1 Antwoord op de deelvragen ... 69

§ 10.2 Aanbevelingen als antwoord op hoofdvraag... 77

§ 10.2.1 Strategie ... 77

§ 10.2.2 Diensten ... 78

§ 10.2.3 Behoefte ... 79

H OOFDSTUK 11 D ISCUSSIE ... 80

§ 11.1 De NOM als coach... 80

§ 11.2 En verder?... 81

L IJSTEN ... 83

Figuren ... 83

Grafieken ... 83

Tabellen ... 83

L ITERATUURLIJST ... 84

B IJLAGE ...E RROR ! B OOKMARK NOT DEFINED . Bijlage 1 Content-sector ... Error! Bookmark not defined.

Bijlage 2 Interviewopzet... Error! Bookmark not defined.

Bijlage 3 BIK-lijst met economische bedrijven ... Error! Bookmark not defined.

Bijlage 4 De geïnterviewde bedrijven... Error! Bookmark not defined.

(9)

Hoofdstuk 1 I NLEIDING 3

Hoofdstuk 1 I NLEIDING

Dit onderzoek is uitgevoerd in het kader van een afstudeeropdracht van de faculteit Bedrijfskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen, in opdracht van de afdeling Financiering van de N.V. NOM in Groningen.

§ 1.1 Aanleiding onderzoek

De N.V. NOM is de investerings- en ontwikkelingsmaatschappij van Noord-Nederland.

Als ontwikkelingsmaatschappij heeft de NOM als doel om een bijdrage te leveren aan een duurzame versterking van de sociaal-economische structuur en de werkgelegenheid in de provincies Groningen, Fryslân en Drenthe. De NOM richt zich daartoe op bestaande, ‘stuwende’ bedrijven in Noord-Nederland en op potentiële bedrijven die zich in Noord-Nederland willen vestigen. Voor Noord-Nederland is de ICT-sector een kernsector van de NOM. Binnen één van de afdelingen van de NOM, NOM Financiering, was de vraag ontstaan naar een vernieuwde inventarisatie van de sector ICT in Noord- Nederland. Deze inventarisatie vormt het uitgangspunt voor dit onderzoek. In dit onderzoek zal niet alleen een inventarisatie worden gemaakt, maar zal ook worden getracht dieper in te gaan op de kenmerken van de ICT-sector. Aan de hand van een analyse van de aard van de ICT-sector en aan de hand van kwalitatief gerichte interviews zal worden gekeken naar de positie van de NOM in de ICT-sector van Noord- Nederland. Hierbij zal steeds in het oog worden gehouden wat de rol is van de NOM in het algemeen en de rol van de afdeling NOM Financiering in het bijzonder. Het onderzoek zal er op gericht zijn om te komen tot conclusies en aanbevelingen voor NOM Financiering met betrekking tot de diensten aan de ICT-sector van Noord-Nederland.

§ 1.2 De onderzoeksvraag

De onderzoeksvraag voor dit onderzoek is gesteld op het niveau van de afdeling NOM Financiering. Het gaat daarbij over de aansluiting van de diensten van NOM Financiering op de behoefte van de ICT-sector van Noord-Nederland. De vraag voor dit onderzoek is gericht op een mogelijke optimalisering van deze diensten. In hoofdstuk 3 wordt de probleembeschrijving met daarbij de onderzoeksvragen in detail uitgewerkt. Met behulp van een viertal deelvragen worden dan deelaspecten van de hoofdvraag uitgesplitst.

Bovendien wordt aangegeven wat de randvoorwaarden zijn die van toepassing zijn op

het onderzoek.

(10)

§ 1.3 Opzet van het rapport

De rapportage van het onderzoek zal beginnen met een uitgebreide beschrijving van de N.V. NOM in hoofdstuk 1. Aangezien de vraag en dus ook het te onderzoek probleem komt vanuit de afdeling NOM Financiering, zal in hoofdstuk 1 nadrukkelijk aandacht worden besteed aan de processen en structuren van deze afdeling.

In hoofdstuk 2 zal de probleembeschrijving in detail worden uitgewerkt. Hierbij komen de onderzoeksvragen aan de orde in de probleemstelling en worden ook de onderzoeksopzet en methoden nader toegelicht.

Het derde hoofdstuk behandelt de verschillende concepten en modellen die de theoretische achtergrond vormen van de probleembeschrijving.

In hoofdstuk 4 zal worden uitgewerkt wat de aard is van de ICT-sector. Hierbij wordt speciale aandacht gegeven aan de bijzondere karakteristieken van de ICT-sector.

Figuur 1: Opbouw van het verslag

Hoofdstuk 5 en 6 vormen een beschrijving van de ICT-sector van Noord-Nederland en de trends in deze sector. Uit deze hoofdstukken zal duidelijk worden wat de ICT-sector in Noord-Nederland concreet inhoud.

Hoofdstuk 2 Omschrijving NOM

Hoofdstuk 6 ICT-sector Noord-Ned.

Hoofdstuk 3 Probleemanalyse

Hoofdstuk 4 Concepten & Modellen

Hoofdstuk 5

De aard van de ICT-sector

Hoofdstuk 7 Trends in de ICT-sector Hoofdstuk 8

Resultaten van interviews bij de ICT-sector Hoofdstuk 9

Besturingsmogelijkheden voor de NOM Hoofdstuk 10

Conclusies en Aanbevelingen Hoofdstuk 11

Discussie

(11)

Hoofdstuk 1 I NLEIDING 5 Hoofdstuk 7 bevat de uitwerking van de resultaten die zijn verkregen door de interviews die voor dit onderzoek zijn gehouden bij bedrijven uit de ICT-sector.

In hoofdstuk 8 komen de restricties van NOM Financiering aan bod en wordt duidelijk waar de besturingsmogelijkheden liggen voor de afdeling.

Het negende hoofdstuk bestaat uit de conclusies over alle voorgaande hoofdstukken.

Daarbij zullen aanbeveling worden gedaan aan de afdeling NOM Financiering met betrekking tot de ICT-sector van Noord-Nederland.

Het laatste hoofdstuk zal worden gewijd aan mogelijke discussiepunten naar aanleiding

van het onderzoek.

(12)

Hoofdstuk 2 D E N.V. NOM

In dit hoofdstuk zal een grondige beschrijving plaatsvinden van de structuur en de processen van N.V. NOM. Allereerst zal in grote lijnen worden beschreven hoe de NOM is ontstaan en wat de huidige structuur is van de NOM. Als tweede zal nader worden ingegaan op de processen en beslissingen. Hierbij zal de nadruk liggen op de afdeling NOM Financiering omdat het hele onderzoek voor die afdeling is gehouden.

§ 2.1 Introductie tot de N.V. NOM

De Investerings- en Ontwikkelingsmaatschappij voor Noord-Nederland (NOM) is opgericht in 1974 omdat de toenmalig minister van Economische Zaken constateerde dat er een nieuw instrument nodig was om de werkgelegenheid en de sociaal economische ontwikkeling van het noorden te bevorderen. Met 14 mensen en 5 miljoen gulden werd begonnen om het noorden te ontwikkelen met initiatieven tot oprichting van ondernemingen en deelneming in bestaande ondernemingen.

Inmiddels is de NOM uitgegroeid tot een zelfstandige NV met 52 mensen en een balanstotaal van bijna 100 miljoen euro. Naast het verstrekken van risicodragend kapitaal heeft de NOM nu ook investeringsbevordering, ontwikkelingsprojecten en subsidieadvies als middelen om tot hun doelstelling te komen. Deze doelstelling is als volgt geformuleerd: het leveren van een bijdrage aan een duurzame versterking van de sociaal-economische structuur en de werkgelegenheid in de provincies Groningen, Fryslân en Drenthe. Om deze doelstelling te verwezenlijken hanteert de NOM een vijftal strategische keuzes die bepalend zijn voor het te voeren beleid binnen alle afdelingen (Jaarverslag N.V. NOM 2001).

Keuze voor stuwende industrie en diensten. “De ‘stuwende’ industrie en dienstverlening zijn in de minderheid; 800 à 900 bedrijven in Noord-Nederland. Deze kleine minderheid wordt beschouwd als de motor van de economie en de werkgelegenheid.” (Jaarverslag 2001)

Versterking van het bestaande bedrijfsleven. Het bestaande bedrijfsleven in Noord Nederland wordt beschouwd als basis voor verdere groei van de economie en de basis voor vestiging van nieuwe bedrijven.

Oriëntatie op de markt. De NOM zet zijn instrumenten in om de marktsector te

versterken. Daarvoor moet de NOM herkenbaar zijn als professionele organisatie en

als organisatie die aangrijpt op de vraag uit de markt.

(13)

Hoofdstuk 2 D E N.V. NOM 7 Stuwende bedrijven

De term ’stuwend’ is een ‘NOM-term’. De NOM beschouwt een bedrijf een ‘stuwer’

wanneer het gevestigd is in Noord-Nederland, ten minste 50% van de omzet genereert buiten Noord-Nederland, de omzet meer dan 2,27 miljoen

(= Fl. 5 miljoen) bedraagt en het bedrijf meer dan 10 werknemers in dienst heeft.

Bij uitzondering kunnen ook bedrijven die niet aan deze kwantitatieve voorwaarden voldoen maar wel duidelijk een bovenregionaal karakter hebben, als ‘stuwer’ worden benoemd en behandeld. (NOM memo ‘schatgraven’, november 1997)

Versterken van sterkten. De NOM richt zijn aandacht op sectoren die van groot belang geacht worden voor de noordelijke economie.

Inzetten op toekomstige sectoren. De NOM richt zijn aandacht op sectoren die nieuwe toekomstkansen creëren voor de regio, zoals bijvoorbeeld Life Science en ICT.

§ 2.2 Structuur van de NOM

De NOM bestaat in hoofdvorm uit twee afdelingen te weten NOM financiering (NOM F) en NOM investeringsbevordering. Deze laatste is weer op te delen in een afdeling investeringsbevordering (IB), ontwikkelingsprojecten (O) en subsidieadvies (A) gezamenlijk IBOA genoemd (intern). Als ondersteunende afdelingen kent de NOM de afdeling algemene zaken, administratie en Informatiebeheer en communicatie (Infocom).

In het onderstaande organogram staan de afdelingen en hun officiële plaats weergegeven. De getallen geven het aantal werkzame personen bij de afdelingen weer.

Figuur 2: Organogram N.V. NOM (2002)

Directie

Financiering Investeringsbevordering (IBOA)

Investerings- bevordering (IB) Administratie

Financiering (NOM F)

Ontwikkelings- projecten (O)

Subsidieadvies (A)

Infocom

Algemene Zaken 4

6

4 4

8 13

3

10

(14)

Directie

De directie bestaat uit vier personen namelijk: de directeur, hoofd van de afdeling IBOA, hoofd van de afdeling F en de directiesecretaris (hoofd algemene zaken).

Algemene zaken

Onder algemene zaken vallen de receptionistes, de systeembeheerder, het kantinepersoneel, de conciërge en de directiesecretaris.

Financieringen (NOM F)

De afdeling financiering verstrekt risicodragend vermogen aan Noord Nederlandse bedrijven om deze in staat te stellen te groeien, innoveren, herstructureren of het beslissingscentrum in Noord-Nederland te behouden. Verderop in dit hoofdstuk wordt NOM F verder toegelicht.

Investeringsbevordering (IB)

De afdeling investeringsbevordering heeft als doel stuwende ondernemingen er toe te bewegen in Noord-Nederland te investeren. De aandacht hierbij is gericht op bedrijven die reeds in Noord-Nederland gevestigd zijn en voor een strategische keuze staan waar een uitbreiding of een nieuwe activiteit zal plaatsvinden, als ook op bedrijven die niet in Noord-Nederland zijn gevestigd en voor dezelfde keuze staan.

Ontwikkelingsprojecten (O)

De afdeling ontwikkelingsprojecten initieert projecten die de positie van het noordelijke bedrijfsleven op langere termijn dienen te versterken en verzorgt het management van deze projecten. Bij de keuze van projecten wordt vooral gekeken naar de mate waarin de bedrijven zelf gemotiveerd zijn de betrokken initiatieven te ondersteunen en wordt gefocust op de sectoren die NOM breed in de aandacht heeft staan.

Subsidieadvies (A)

Subsidieadvies wijst bedrijven, bij hun oriëntatie op investeringsmogelijkheden in Noord-

Nederland, op de juiste subsidiemogelijkheden. Daarnaast adviseert subsidieadvies

bedrijven en overheden op het gebied van subsidievraagstukken tegen in de markt

gangbare tarieven.

(15)

Hoofdstuk 2 D E N.V. NOM 9 Informatiebeheer en Communicatie (Infocom)

De afdeling informatiebeheer geeft advies binnen de NOM en voorziet de mensen binnen de NOM van kennis en informatie over Noord-Nederland. Communicatie zorgt voor internet en externe communicatie zoals bijvoorbeeld de website en brochure.

§ 2.3 De afdeling NOM Financiering nader toegelicht

Aangezien de afdeling NOM Financiering opdrachtgever en probleemhebber (zie volgend hoofdstuk) is, zal hier en verder focus plaatsvinden op de structuur en processen van deze afdeling.

Instrumenten

Aansluitend op de algemene doelstellingen van de NOM, heeft ook NOM F haar eigen doelstellingen. NOM Financieringen zet haar instrumentarium actief in voor het bevorderen van economisch duurzame ontwikkelingen in Noord-Nederland. Onder instrumentarium wordt verstaan alle mogelijke vormen van risicodragend vermogen en de specifieke kennis die bij de verschillende medewerkers aanwezig is (bijvoorbeeld op het gebied van ICT). Verstrekking van risicodragend vermogen vindt plaats door middel van een aantal varianten:

1. Aandelenkapitaal en achtergestelde lening (Participatie) (max. € 2,5 miljoen) 2. Stimuleringskrediet en Innovatie- en Ontwikkelingskredieten (max. € 100.000)

3. Ontwikkelingsfinanciering (startende projecten, denkfase, risico hoog, mogelijk rendement ook)

4. Acquisitieleningen (IB-instrument uitgevoerd door NOM F)

Ad. 1 Bij een participatie wordt de NOM deels eigenaar van een zelfstandig bedrijf. Dit aandeel is altijd een minderheidsbelang. Voorwaarde bij een participatie is dat de NOM een Commissaris kan benoemen en de andere eigena(a)r(en) dat ook mogen doen.

Vanaf een bedrag van € 200.000 moet door NOM F voor de investering toestemming worden gevraagd aan de Raad van Commissarissen. Een participatie wordt tijdelijk aangegaan met een gemiddelde looptijd van ongeveer 5 jaar.

Doelgroep

Het risicodragende vermogen wordt verstrekt aan ‘stuwende’ Noord-Nederlandse

bedrijven, die daardoor beter in staat zijn te groeien, te innoveren en te herstructureren

(werkplan NOM Financiering 2003). Aangezien de NOM een ontwikkelingsmaatschappij

(16)

is, wordt in de eerste plaats gericht op ondernemingen die bij andere participatiemaatschappijen moeilijk terecht kunnen vanwege een ongunstige risico / rendementsverhouding:

• starters

• risicovolle innovatieve projecten

• bestaande MKB-ondernemingen

Door zich op deze categorieën te richten, vervult de NOM haar ontwikkelingstaak. Dat betekent tegelijkertijd dat een positief rendement ten gevolge van het extra hoge risico en relatief hoge kosten (veel kleine participaties veroorzaken relatief hoge onderzoeks- en beheerskosten) moeilijk te behalen valt. Daarom bestaat een deel van de portefeuille uit participaties die minder risicovol zijn en die in concurrentie met de commerciële kapitaalverstrekkers zijn aangegaan.

Op lange termijn is het doel een resultaat te behalen dat het NOM fonds, gecorrigeerd voor inflatie, in stand houdt en een overschot oplevert. Hiermee kunnen andere ontwikkelingstaken worden gefinancierd.

Communicatie

NOM F heeft de ambitie om de potentiële klant continu te informeren over het producten- en dienstenpakket van NOM F. Herhaaldelijk persoonlijk contact met de ondernemer is hiervoor gewenst. Daarnaast zal met name op het gebied van actieve acquisitie gebruikt gemaakt worden van verschillende media.

Bij al deze communicatie- en marketinguitingen zal het beleid van NOM F onderdeel vormen van het communicatie-, marketing- en PR beleid van de NOM als geheel.

Als opmerking bij deze alinea hoort de constatering dat NOM F er vanuit gaat alle potentiële klanten ook daadwerkelijk in beeld te hebben.

Processen

De processen binnen NOM F hangen in grote mate samen met de verschillende fasen van de financieringsprojecten. Hieronder staat schematisch aangegeven welke fasen door NOM F worden doorlopen:

0. Acquisitie Æ 1. Start onderzoeksfase financieringsaanvraag Æ 2. Beoordeling

aanvraag financieringsproject Æ 3. Beheer financieringsproject Æ 4. Afsluiting

financieringsproject.

(17)

Hoofdstuk 2 D E N.V. NOM 11 De fases 1 tot en met 4 zijn binnen de NOM formeel vastgelegd als zijnde stappen waarbij gegevens worden ingevoerd in het systeem. De fase ‘acquisitie’ is daarbij niet nader beschreven. Los van deze formele vastlegging vormt deze fase echter een wezenlijk deel van het totale proces van NOM F. De ‘acquisitiefase’ continu doorlopen en is derhalve opgenomen in deze procesbeschrijving als fase 0. In de probleembeschrijving zal hier verder op worden ingegaan.

De inhoudelijke taken en doelstellingen van de fases 1 tot 4 staan nader beschreven in het werkplan van de afdeling NOM F. Dit werkplan wordt jaarlijks geëvalueerd (en aangepast) op de inhoud van de taken en het behalen van de doelstellingen.

Fase 1 en 2

Het participatieonderzoek van NOM Financieringen is de basis om te komen tot een gefundeerd besluit op een door een ondernemer geformuleerde financieringsaanvraag.

In de onderzoekssystematiek wordt onderscheid gemaakt tussen de volgende hoofdonderwerpen:

1. Management;

2. Financiële situatie en planning;

3. Commerciële situatie en planning;

4. Organisatorische structuur;

5. Juridische structuur;

6. Overige (onder andere technische- en milieuaspecten, verzekeringen).

Bij een financieringsaanvraag wordt allereerst gekeken naar de aanwezige kennis binnen NOM F en de hele NOM. Voor specifieke kennis wordt, indien nodig, externe deskundigheid ingeschakeld. Ten aanzien van de optimale benutting van de aanwezige kennis binnen NOM F en het realiseren van een snelle voortgang van het onderzoekstraject, wordt een financieringsaanvraag soms in teamverband behandeld.

Hierbij worden de te onderzoeken hoofdonderwerpen onderling verdeeld. De

eindverantwoordelijkheid van het participatieonderzoek blijft echter in handen van één

persoon. Te allen tijden wordt echter vastgehouden aan het beoordelen van de

ondernemer(s) door tenminste twee personen van NOM F en het consequent natrekken

van referenties. Voor het inschakelen van externe deskundigheid wordt per onderzoek

zorgvuldig afgewogen in hoeverre dit een meerwaarde met zich mee brengt.

(18)

Om de algemene voortgang en inhoud van het onderzoek te borgen en via objectieve maatstaven te kunnen volgen en evalueren, wordt gewerkt aan de hand van een checklist. Uitgangspunt van de checklist is dat alle opgenomen punten aan de orde zijn geweest.

Fase 3 en 4

Het beleid van NOM F ten aanzien van fase 3 is sinds enkele jaren ‘intensief beheer’.

Ondernemers ervaren het als positief dat zij frequent gebruik kunnen maken van de adviezen van de beheerders. Bovendien kunnen de ontwikkelingen van de bedrijven beter worden gevolgd. Wat betreft de personele capaciteit van beheer zijn de grenzen vrijwel bereikt.

Er zal uit ‘exits’ (uitstappen uit participatie) een forse opbrengst moeten worden gerealiseerd om de benodigde bijdrage aan het ‘revolving fund’ van de NOM te kunnen realiseren. Om de rendementsdoelstelling voor dit fonds te behalen, is een gericht exitbeleid nodig. Jaarlijks worden daartoe de participaties ingedeeld in de verschillende categorieën. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de Boston Consulting Group (BCG) matrix. De vier kwalificaties van deze matrix zijn ‘stars’, ’cash cows’, ’question marks’ en

’dogs ’. NOM F erkent als aanvulling op deze categorieën een vijfde categorie in de vorm van ‘strategische participaties’. Een strategische participatie kan zich in elk van de vorige categorieën bevinden, maar anders worden behandeld vanwege zijn strategische betekenis. Aan de hand van de indeling in deze vijf categorieën wordt bepaald of er wel of niet een actief ‘exitbeleid’ wordt gevoerd.

§ 2.4 Doelgroepen en communicatiedoelstellingen

Binnen de NOM is in 2002 een communicatieplan opgesteld waarin staat beschreven welke doelgroepen de NOM wil onderscheiden en hoe die te bereiken zijn.

De doelen van de NOM en de strategie die is gekozen om deze doelen te realiseren zijn onder de algemene doelstellingen van de NOM hierboven reeds beschreven. Naast deze doelstellingen wordt in het communicatieplan de positionering van de NOM omschreven:

“De NOM versterkt de bedrijvigheid in Noord-Nederland, in opdracht van de overheid, vanuit een onafhankelijke positie, met Kennis, Kapitaal en Contacten.” Deze positionering wordt ondersteund door de waarden Professionaliteit, Onafhankelijkheid, Neutraliteit en Regiospecialist.

Net als elk ander bedrijf heeft de NOM te maken met verschillende (groepen) entiteiten

(19)

Hoofdstuk 2 D E N.V. NOM 13 waaraan gecommuniceerd wordt. Om een onderscheid te maken in de manier waarop gecommuniceerd wordt, kent de NOM een drietal doelgroepen:

1. Overheid, bestuurders, de politiek, stakeholders en organisaties met gemeenschap- pelijke belang

2. Bedrijfsleven (regionaal, nationaal en internationaal)

3. Publieke- en commerciële intermediairs (publiek bijv. KvK, commercieel bijv.

Accountant).

Voor deze doelgroepen onderscheidt de NOM twee verschillende communicatie- doelstellingen:

A. De overheid, bestuurders, de politiek, stakeholders en organisaties met een gemeenschappelijk belang informeren en overtuigen van het nut van de bestaansvorm van de NOM. Het moet duidelijk zijn waar de NOM voor staat en wat de NOM doet.

B. Het bedrijfsleven, publieke en commerciële intermediairs informeren en overtuigen van het feit dat Noord-Nederland een goed vestigingsgebied is en alles te bieden heeft op het gebied van financiering, ‘business development’ en ‘incentives’.

Naar doelgroep 1 wordt gecommuniceerd wat het nut is van de NOM in deze bestaansvorm. Naar doelgroepen 2 en 3 wordt gecommuniceerd dat Noord-Nederland

Figuur 3: Schematische weergave van de doelgroepen en de communicatie van de NOM

IB O A F

Politiek

Overheid Bestuurders Gemeenschappelijk Organisaties

Publieke intermediairs

Commerciële

intermediairs stuwers

ICT Verkopen NN

Verkopen NOM

Doelgroep 1

Doelgroep 3

Doelgroep 2

bedrijven

NOM

(20)

een goed vestigingsgebied is en alles te bieden heeft op het gebied van financiering,

’business development’ en ’incentives ’. Het komt er op neer dat doelstelling A de NOM verkoopt en doelstelling B verkoopt Noord-Nederland aan de hand van de verschillende NOM-activiteiten en ‘Unique Selling Points’ van Noord-Nederland. Voor de eenduidigheid van de NOM naar de achterban is het belangrijk dat in doelstelling A de NOM als één geheel wordt gepresenteerd. Vanuit de afdelingen Investeringsbevordering, Subsidieadvies, Financiering en Ontwikkelingsprojecten kunnen specifiekere communicatiedoelstellingen worden geformuleerd, die aansluiten op de tweede doelstelling.

In figuur 3 is schematisch aangegeven hoe de doelgroepen zijn samengesteld en hoe er door de NOM naar wordt gecommuniceerd. Aangezien het bij communicatie per definitie gaat om het zenden en ontvangen van informatie, geven de pijlen een reciproke relatie aan. Dit wordt in het daadwerkelijke communicatieplan niet specifiek benoemd. De communicatie met de omgeving van de NOM komt in het onderzoek nader ter sprake.

§ 2.5 ‘Schatgraven’

In het communicatieplan van de NOM is vastgesteld hoe er naar de verschillende groepen wordt gecommuniceerd. Daaruit is naar voren gekomen dat het bedrijfsleven van Noord-Nederland door de NOM actief wordt benaderd. Een onderdeel van dit relatiebeheer is het zogenaamde “schatgraven”. Sinds 1993 is binnen de NOM besloten om het systematisch bezoeken van noordelijke bedrijven niet langer uit te besteden aan buitenstaanders, maar deze activiteit zelf te doen. De gedachte daarbij was dat bij noordelijke bedrijven ideeën, mogelijkheden en netwerken aanwezig zijn, die kunnen leiden tot tips voor potentiële projecten. De bedrijven die door de NOM als ‘stuwer’ zijn aangemerkt zijn in dit schatgraafbestand opgenomen. Het doel van het schatgraven is drieledig:

- In kaart brengen van industrie en bedrijvigheid van Noord-Nederland t.b.v. regio- marketing;

- Zicht krijgen op ontwikkelingspotenties van bedrijven in Noord-Nederland, door uit de gevoerde gesprekken signalen en tips op te pikken die kunnen leiden tot het inzetten van NOM producten;

- Optimaliseren van de relatie met de geselecteerde noordelijke schatgraafbedrijven.

De gegevens die uit de gesprekken naar voren komen, worden volgens een vast format

opgeslagen in het geautomatiseerde systeem. Het uitgangspunt is dat met elk van de

schatgraafrelaties in elk geval eens per twee jaar een schatgraafgesprek plaatsvindt.

(21)

Hoofdstuk 2 D E N.V. NOM 15 De accountmanagers van de schatgraafrelaties zijn in beginsel projectmanagers van IB en O. De kredietrelaties van NOM F worden door de contactpersonen van NOM F beheerd en in kaart gebracht volgens de richtlijnen van het schatgraaf format. De projectmanagers van IB onderhouden ± 800 relaties, afdeling O ± 120 relaties en de kredietrelaties van NOM F zijn ± 80 relaties. Op deze wijze kunnen ± 1000 stuwers eens in de twee jaar worden bezocht.

§ 2.6 N-Info

Binnen de NOM wordt door alle afdelingen gewerkt met het informatiesysteem N-Info. In

dat systeem worden alle relaties, contacten, documenten en gegevens bewaard. Zowel

de schatgraafbedrijven als alle bedrijven in het beheer van NOM F zijn in het systeem

terug te vinden. Er is in de laatste tijd echter geconstateerd dat de handelingen die nodig

zijn om de gegevens up-to-date te houden, niet door iedereen binnen de NOM

consequent worden uitgevoerd. Dit heeft tot gevolg dat de gegevens en bestanden

onvolledig zijn geraakt. Voor het vervolg van dit onderzoek is belangrijk dat is

vastgesteld dat de gegevens in het systeem worden gezien als de basis voor alle

gegevens die binnen de NOM aanwezig zijn.

(22)

Hoofdstuk 3 D E PROBLEEMBESCHRIJVING

In dit hoofdstuk zal uiteen worden gezet wat het achterliggende probleem is voor dit onderzoek. Daartoe zal als eerste een introductie plaatsvinden tot de opdrachtgever.

Vervolgens zal de probleemstelling voor dit onderzoek worden uitgewerkt. Als laatste deel van dit hoofdstuk zal de praktische onderzoeksopzet worden toegelicht met daarin aandacht voor de gegevensbronnen en de wijze van analyse en rapportage.

§ 3.1 Introductie tot de probleemhebber

Eén van de kernsectoren waar de NOM zich de laatste tijd op richt is de ICT-sector. Bij de afdeling financiering (NOM F) is vanaf midden jaren ’90 één specialist verantwoordelijk voor deze sector. Nu was de vraag ontstaan om het beeld van de NOM van de ICT-sector in Noord-Nederland eens nader te toetsen en aan te scherpen. De huidige diensten van NOM F met betrekking de ICT-sector zouden volgens hem eens nader moeten worden bekeken om te achterhalen of daar mogelijk een betere ‘match’

mogelijk zou zijn tussen de diensten van de NOM en de behoefte van de ICT-sector (zie figuur 6, blz. 21).

Voor het uitwerken van het te bestuderen probleem is het nodig om de probleemhebber vast te stellen. De oorspronkelijke vraag voor het onderzoek komt voort uit NOM F.

Binnen NOM F is dat op individueel de ICT-specialist. Het is echter de verwachting dat bij vragen aan de ICT-sector in Noord-Nederland over de NOM-diensten zal worden geantwoord op het niveau van de NOM als geheel. Om vraag en antwoord op hetzelfde niveau te krijgen zou het wenselijk zijn om de NOM in zijn geheel als probleemhebber te definiëren. Dit zou echter wel kunnen resulteren in een weinig concrete informatie vanuit de markt. Binnen NOM F zou dan weinig met deze informatie kunnen worden gedaan.

Uiteindelijk lijkt een tussenvorm het meest bruikbaar. Deze tussenvorm bestaat uit de keuze om de afdeling NOM F als probleemhebber te definiëren. Hierdoor kunnen er wel meer concrete uitkomsten worden verwacht uit de markt. Bovendien zal enkel worden gekeken naar de ICT-sector. Derhalve zullen de antwoorden ook bruikbaar zijn op NOM F - ICT niveau. In het onderzoek zal dus met name worden gekeken naar NOM F. Waar het echter wenselijk is, of niet anders kan, zal worden gekeken op het niveau van de NOM in zijn geheel. Daarbij zal steeds in het oog worden gehouden naar wat wordt gekeken.

De vaststelling van NOM F als probleemhebber en de wensen en doelen van de

probleemhebber leiden tot de volgende probleemstelling.

(23)

Hoofdstuk 3 D E PROBLEEMBESCHRIJVING 17

§ 3.2 Probleemstelling

De probleemstelling geeft in zijn geheel aan wat de onderzoeker wil weten, voor wie en waarom de onderzoeker dit wil weten. Daartoe bestaat een probleemstelling uit een doelstelling, een vraagstelling en de randvoorwaarden voor het onderzoek. Er dient daarbij rekening te worden gehouden met de relevantie, de onderzoekbaarheid en de doelmatigheid die het onderzoek in zijn geheel heeft.

§ 3.2.1 Doelstelling

Het onderzoek in dit rapport richt zich op de ICT-sector van Noord-Nederland omdat deze sector een kernsector vormt in het beleid van de NOM. Daarbij is de vraag afkomstig uit de afdeling NOM Financiering en heeft de vraag betrekking op de relatie tussen de NOM-diensten en de behoefte van de ICT-sector. Dit samen leidt tot de volgende doelstelling van dit onderzoek:

Het aanleveren van concrete informatie waarmee NOM Financiering haar beleid en diensten in de ICT-sector van Noord-Nederland kan beoordelen en verbeteren.

§ 3.2.2 Vraagstelling

De centrale vraag voor dit onderzoek luidt als volgt:

Wat kan NOM Financiering doen om de aansluiting van de diensten van de NOM met betrekking tot de behoefte van de ICT-sector Noord-Nederland te optimaliseren?

§ 3.2.3 Deelvragen

In bovenstaande vraagstelling komen verschillende deelaspecten aan de orde. De vraagstelling is dan ook het best te beantwoorden aan de hand van deelvragen die elk weer ingaan op een deelaspect van het probleem. De antwoorden moeten leiden tot een compleet antwoord op de vraagstelling en een concrete invulling van de doelstelling.

Hoe is de ICT-sector in Noord-Nederland te kenmerken? Wat zijn bijvoorbeeld de

‘grenzen’ van de ICT-sector en wat zijn algemene kenmerken? Hoe ziet de ICT- sector er in Noord-Nederland uit in aantallen en grootte?

Hoe worden de huidige diensten van NOM Financiering ervaren door de ICT-sector

van Noord-Nederland? Welk oordeel hebben de bedrijven uit de ICT-sector over de

diensten van NOM Financiering en wat zien zij liever anders?

(24)

Wat zijn aansturingmogelijkheden van NOM Financiering met betrekking tot de geboden diensten van NOM Financiering aan de ICT-sector? Op welke punten is het voor NOM Financiering mogelijk om de diensten aan te sturen en waar liggen de restricties op dit gebied?

§ 3.2.4 Randvoorwaarden

Randvoorwaarden van het onderzoek geven de beperkingen die van invloed zijn op de onderzoeksresultaten en methoden. Hieronder vallen ook de eisen en voorwaarden die de opdrachtgever ten aanzien van het onderzoek en de resultaten stelt.

De randvoorwaarden die betrekking hebben op dit onderzoek zijn:

• De duur van het onderzoek in de vorm van de stage duurt maximaal 7 maanden.

• Het onderzoek dient plaats te vinden in het kader van de studie Bedrijfskunde aan de Rijksuniversiteit Groningen en moet dientengevolge aan de door de faculteit gestelde eisen voldoen.

• Het onderzoek richt zich op de ICT-sector van Noord-Nederland.

§ 3.3 Onderzoeksopzet

De opzet van het onderzoek is zo vastgesteld dat in relatief korte tijd een zinvolle conclusie kan worden vastgesteld wat betreft de aansluiting van de NOM F diensten op de behoefte van de ICT-sector. Verschillende delen van de probleemstelling zullen op verschillende manieren worden onderzocht. Zo zal het in kaart brengen van de ICT- sector van Noord-Nederland met name gebeuren aan de hand van desk-research. Er is binnen de NOM de mogelijkheid om met recente gegevens van de Kamers van Koophandel te werken. Deze zullen dan ook dienen als basis voor de analyse van de ICT-sector in Noord-Nederland.

Voor het deel waarbij gegevens nodig zijn vanuit de markt, zal worden gewerkt met kwalitatief onderzoek. Aangezien er geen tijd is voor een grootschalig kwantitatief onderzoek, zal aan de hand van dit kwalitatieve onderzoek worden gekeken naar de verschillende aspecten van de deelvragen.

Het kwalitatieve onderzoek

Aan de hand van het kwalitatieve onderzoek moet het mogelijk zijn om inzicht te krijgen

in de verschillende factoren uit de deelvragen. Door het relatief lage aantal van de

interviews zal het gaan om indicaties en niet om statistisch gestaafde uitkomsten.

(25)

Hoofdstuk 3 D E PROBLEEMBESCHRIJVING 19

§ 3.3.1 Onderzoeksgroep

Om zinvolle uitspraken te kunnen doen die gelden voor de ICT-sector in Noord- Nederland, is met het vaststellen van de interviewgroep rekening te houden met een aantal criteria. Het gaat hierbij om criteria die vooraf verondersteld worden relevant te zijn voor de uitkomsten van het onderzoek. Deze criteria zijn deels afhankelijk van de NOM en deels onafhankelijk van de NOM. Voor de NOM is het interessant om te kijken of er verschillen zitten in de beleving van de NOM algemeen en NOM F. Daartoe is gezocht naar bedrijven die op verschillende manieren contact hebben gehad met de NOM. In onderstaande figuur staat de samenstelling van de te interviewen bedrijven en hun verschillende manieren van contact met de NOM.

Figuur 4: Contactcategorieën van de onderzoeksgroep

De karakteristieken van het contact met de afdeling NOM F en het contact met een IBOA afdeling zijn veelal zeer verschillend. Om te achterhalen of de perceptie over de NOM en waar de NOM voor staat daardoor ook verschillen, is een verdeling gemaakt in vier verschillende contactcategorieën met de NOM (zie figuur 4).

Naast deze contactcategorieën is bij de onderzoeksgroep ook gezocht naar een verdeling over drie onafhankelijke criteria. Deze criteria zijn locatie (provincie), leeftijd en soort bedrijf. In onderstaande figuur zijn deze criteria weergegeven. De 16 bedrijven zijn gelijkmatig over de criteria verdeeld.

Figuur 5: Onafhankelijke criteria van de onderzoeksgroep

Bekend met NOM F Onbekend met NOM F

In Beheer Ingetrokken / Afgewezen

IBOA Niet eerder bij

NOM

4 bedrijven 4 bedrijven 4 bedrijven 4 bedrijven

16 bedrijven

Jong Oud

Producent Dienstverlener

Groningen Fryslân Drenthe

(26)

Aangezien de NOM voor de drie noordelijke provincies opereert, komt deze verdeling ook terug in de verdeling van de groep te interviewen bedrijven. De andere criteria kunnen inzicht geven in hoe de verschillen in de karakteristieken en opbouw van de ICT- sector van invloed kunnen zijn op de beleving en verwachtingen van de NOM. De ICT- sector heeft een aantal karakteristieken die zeer kenmerkend zijn voor de sector. Zo is de sector nog relatief jong ten opzichte van traditionele sectoren en heeft de sector in de laatste jaren een zeer turbulente ontwikkeling gekend. Bovendien is de sector opgebouwd uit zowel producerende als dienstverlenende bedrijven. Deze twee karakteristieken vormen de basis voor twee dimensies waarlangs de groep van te interviewen bedrijven zijn verdeeld. De groep is nagenoeg voor de helft samengesteld uit jonge ICT-bedrijven en voor de helft uit oude ICT-bedrijven. Hierbij is de grens gesteld op 1997. Uit ervaring is gebleken dat dit jaartal in de geschiedenis van de sector een startpunt is geweest voor de hype-groei die de sector heeft gekend. Deze hype wordt gekenmerkt door zeer opportunistisch gedrag. De verwachting is dan ook dat de bedrijven van voor dat jaartal een andere startperceptie en basis hebben gekend waardoor zij kunnen verschillen in hun perceptie van de NOM en de ICT-markt.

De opbouw van de ICT-sector uit producerende en dienstverlenende bedrijven zorgt voor uiteenlopende karakteristieken van bedrijven binnen de sector. De verdeling van de interviewgroep langs deze dimensie is dan ook van essentieel belang om de resultaten van de interviews een evenwichtig beeld te laten geven van de sector.

Beide dimensies van de samenstelling van de ICT-sector wat betreft producerende en dienstverlenende bedrijven en de verdeling tussen jong en oud worden in hoofdstuk 5 nader uitgewerkt

§ 3.3.2 Analyse en Rapportage

De verwerking en de analyse van de gegevens van het onderzoek zullen schriftelijk

worden gerapporteerd aan de afdeling NOM Financiering en de faculteit Bedrijfskunde

aan de Rijksuniversiteit Groningen. De rapportage zal bestaan uit een rapport met daarin

de uitwerking van het onderzoek en de verkregen antwoorden. Als resultaat zullen de

conclusies en aanbevelingen van het rapport een afronding zijn van de probleemstelling

en een nieuwe input zijn voor de opdrachtgever.

(27)

Hoofdstuk 4 C ONCEPTEN EN MODELLEN 21

Hoofdstuk 4 C ONCEPTEN EN MODELLEN

In dit hoofdstuk zal worden ingegaan op alle relevante begrippen en factoren uit de probleembeschrijving. Als verduidelijking wordt getracht deze begrippen en factoren in kaart te brengen. Het gaat hierbij met name om de relatie die de verschillende factoren met elkaar hebben.

§ 4.1 Hoofdvraag

De hoofdvraag uit de probleembeschrijving behandelt de aansluiting van de diensten van NOM F op de behoefte van de ICT-sector Noord-Nederland. Figuur 6 geeft een schematische voorstelling van deze vraag. Het is daarbij onbekend wat de huidige overeenkomst is tussen het aanbod van NOM F diensten en de behoefte van de ICT- sector in Noord-Nederland. Bovendien dient in het oog te worden gehouden of het streven naar een perfecte ‘fit’ tussen het aanbod vanuit de NOM en de behoefte vanuit de markt in het belang is van de NOM of de ICT-sector. Om een ‘fit’ te bereiken dient vanzelfsprekend een zeer goede afstemming te bestaan tussen het aanbod en de behoefte. De moeilijkheid hierbij is dat de ICT-sector bij uitstek een sector is die niet lang hetzelfde blijft. Zo zal ook de ‘vorm’ van de behoefte in de ICT-sector continu bewegen.

Om de aanbodzijde ook continu op deze bewegingen aan te passen, dient de aanbodzijde eveneens flexibel te zijn.

Figuur 6: De ‘match’ tussen diensten van NOM F en de behoefte van de ICT-sector Noord-Nederland Behoefte

Aanbod

NU ?

Streven ?

ICT Sector Noord-Nederland NOM Financiering

ICT

ICT Sector Noord-Nederland NOM Financiering

ICT

Steeds wisselende

behoefte Flexibel aanbod

op wisselende

behoefte

(28)

§ 4.2 Het NOM F proces in model

Bij de beschrijving van de NOM in hoofdstuk 2 is het interne proces van NOM F reeds beschreven. In het onderstaande model wordt het proces schematisch weergegeven. In het model wordt een onderscheid gemaakt tussen de interne NOM omgeving en de externe omgeving. Het model legt daarbij de nadruk op de relatie van een individueel (ICT) bedrijf en de verschillende fases uit het proces.

Fase 0 . Acquisitie

Fase 1 . Start onderzoek aanvraag

Fase 2 . Beoordeling aanvraag

Fase 3 . In beheer (participatie)

Fase 4 . Exit

investerings- bevordering

subsidie- advies ontwikkelings

projecten Doelstelling

N.V. NOM

RA NDV O O R W A A R DE N

B e d rijve n (I CT) B e d rijf (I CT)

INTERNE NOM OMGEVING

NOM Financiering

EXTERNE OMGEVING

O V E RHE D E N IN T E R M ED IA IR S OVER IG

(29)

Hoofdstuk 4 C ONCEPTEN EN MODELLEN 23 De relaties van de fases met bijvoorbeeld de interne NOM omgeving en de andere facetten uit de externe omgeving worden niet nader weergegeven. Om toch een inzicht te krijgen in de relaties die van belang zijn voor de doelstelling van dit onderzoek, is het zinvol een tweede conceptueel model op te stellen.

§ 4.3 Conceptueel model

Ook in het conceptueel model (figuur 8) is getracht een weergave te geven van de veronderstelde relaties en verhoudingen van de verschillende aspecten uit de probleemstelling. In grote lijnen komt in dit conceptueel model naar voren hoe de interne omgeving van de NOM, met de focus op NOM F, in relatie staat tot de verschillende aspecten van de ICT omgeving. Het is daarbij van belang om de relevante processen binnen de NOM onder de loep te nemen en hun interactie met de omgeving. Hierbij wordt de aandacht gericht op de ICT-sector Noord-Nederland omdat daar de focus van het probleem ligt.

Figuur 8: Het conceptueel model

Na het vaststellen van de definitie van ICT kan de sector in kaart worden gebracht en de

trends die in de sector spelen. Om de behoefte en de waardering van deze ICT-sector in

Noord-Nederland te bekijken, is het zinvol om een verdieping te maken op individueel

bedrijfsniveau van de ICT-bedrijven in Noord-Nederland.

(30)

Het centrum van het model is een participatie van de NOM in een ICT-bedrijf uit Noord- Nederland. Een participatie is het resultaat van het aansluiten van de diensten van de NOM op de behoeften uit de markt. In feite gaat het hierbij om een deel van het totale NOM F proces dat eerder is beschreven als de fases 0, 1 en 2. Het (besluit tot) ontstaan van een participatie is het moment waarop fase 3 uit het proces wordt gestart. Het ontstaan van een participatie is uiteraard een overeenstemming tussen twee partijen en dus ook afhankelijk van de match van factoren van deze twee partijen. Aangezien de kern van de vraagstelling gericht is op de aansluiting van de diensten van NOM F op de behoeft van de ICT-sector van Noord-Nederland, zullen de fase 3 en 4 niet nader worden belicht in dit onderzoek. Er zal dan ook alleen worden gekeken naar de fasen 0, 1 en 2. Het gaat dus over de totstandkoming van een aanvraag uit de ICT-sector en de afhandeling daarvan tot het eventuele besluit tot participatie.

§ 4.3.1 Financieringsaanvragen

Naast het ontstaan van een participatie is in het model een belangrijke plaats voor de aanvraag van een financiering. Aangezien het proces binnen NOM F in essentie pas van start gaat bij een aanvraag, is het van belang om inzicht te hebben in de oorsprong van de financieringsaanvragen.

Grafiek 1: De herkomst van de financieringsaanvraag voor ICT

In grafiek 1 wordt weergegeven hoe de verdeling van de herkomst van de ICT- aanvragen in de afgelopen jaren was. Het totaal aantal financieringsaanvragen bij NOM F voor het jaar 2002 betrof 201. Van deze 201 aanvragen vielen 57 (31,5%) binnen de sector ICT. In de grafiek is verder te zien hoe de herkomst van de ICT-aanvragen zich

0 5 1 0 1 5 2 0 2 5 3 0

O nder neme

r NO

M -IB

Di ve rs en NO

M -F

Ad vi seu r

N OM -SA

A cc ounta nt

NO M -O

Ba nk

2 0 0 2 (5 7 ) 2 0 0 1 (7 0 ) 2 0 0 0 (5 1 ) 1 9 9 9 (2 6 )

(31)

Hoofdstuk 4 C ONCEPTEN EN MODELLEN 25 door de jaren heeft ontwikkeld 1 . Het valt hierbij op dat het grootste deel van de aanvragen rechtstreeks van de ondernemers afkomstig is. Het is niet nader bekend of deze ondernemers worden bereikt langs de wegen van het communicatieplan.

Aangezien in het communicatieplan is gekozen voor enkel zenden naar ‘stuwers’

(schatgraven), is het de vraag of deze ondernemers horen tot deze groep.

1 Interne projectenlijst 2002 afdeling Financiering

(32)

Hoofdstuk 5 D E AARD VAN DE ICT- SECTOR

In dit hoofdstuk wordt vastgesteld wat er in het vervolg van het onderzoek zal worden beschouwd als ICT en de ICT-sector. Als eerste zal worden ingegaan op de definitie van

“ICT”. Daaruit zal blijken welke bedrijven er binnen de ICT-sector van Noord-Nederland vallen en wat de karakteristieken zijn van de sector.

§ 5.1 ICT en de ICT-sector

De term ICT is inmiddels een verzamelwoord geworden voor alles wat met computers te maken heeft of met telecom. Deze verzameling is echter verschillend voor iedereen aan wie het wordt vraagt. Het lezen over ICT geeft dan ook de moeilijkheid dat de lezer zich moet realiseren dat de schrijver het waarschijnlijk over een andere verzameling heeft dan hijzelf. Het probleem begint bij de letterlijke betekenis van de term ICT. De letters van ICT staan voor Informatie- en Communicatie- Technologie. Elk van deze drie begrippen is zeer ruim. In dit licht is het geen wonder dat de samenkomst van deze begrippen in de term ICT geen duidelijke heldere grenzen kent.

Bij het definiëren van ICT zal het veelal gaan om elektronische uitwisseling van informatie met behulp van zowel hardware als software.

Met het definiëren van ICT voor dit onderzoek, moet in het achterhoofd worden gehouden welk doel het onderzoek heeft. De gedefinieerde ICT en de ICT-sector die daaruit volgt, moeten een zinvolle grens aangeven voor de NOM.

Ondanks het feit dat de NOM de ICT-sector als kernsector heeft benoemd, hebben zij

niet een duidelijke definitie van deze sector op papier staan. Dit is in feite ook niet nodig

omdat het richten op de ICT-sector niet een duidelijke grens van deze sector voor hen

hoeft te hebben. Veel belangrijker voor de NOM is of de bedrijven stuwend en/of

innovatief zijn. Toch is het voor de doelstelling van dit onderzoek nodig om een duidelijke

grens aan ICT en de ICT-sector te geven om helder te kunnen zijn waarover wordt

gesproken. Om deze grens te stellen, zal eerst worden gekeken naar de karakteristieken

van de ICT-sector aan de hand van het 4-lagenmodel. Het 4-lagenmodel wordt vaker

gebruikt als een indeling van de ICT-sector. Zo gebruikt het CBS het model als basis

voor de definiëring van de ICT-sector

(33)

Hoofdstuk 5 D E AARD VAN DE ICT- SECTOR 27

§ 5.2 Het 4-lagenmodel

De ICT-sector is onderdeel van de “Internet Economie”. Het 4-lagenmodel van de Universiteit van Texas (University of Texas et al, 2001) is een poging om de “Internet Economie” in kaart te brengen aan de hand van verschillende lagen. Het model geeft in vier lagen weer hoe de relaties liggen van zowel de fysieke infrastructuur van de ICT- sector als wel van de gebruikers van deze infrastructuur. Hierdoor is een helder overzicht te krijgen van het type bedrijven dat zich in elke laag bevindt. Bovendien kunnen ontwikkelingen en omgevingsfactoren van de sector in perspectief worden gezien.

Hieronder staat het model zoals dat wordt beschreven in “Measuring the Internet Economy” (januari 2001).

Het 4-lagenmodel is een conceptualisering van de zogenaamde “Internet Economy”.

Volgens de schrijvers kan deze “Internet Economy” worden gezien als een verzameling van IP 2 -gebaseerde netwerken, software applicaties en het ‘human capital’ dat de netwerken en de applicaties samen laat komen tot online business. Het gaat hierbij om agenten (organisaties en individuen) die betrokken zijn bij koop en verkoop van producten en diensten langs directe en indirecte wegen. Er bestaat een logische hiërarchische structuur in welke laag nodig is voor het verwezenlijken van omzet voor de volgende laag.

Figuur 9: De “Internet Economie” in het 4-lagenmodel

2 IP = Internet Protocol

Laag 4 Online gebruikers

Laag 3

Elektronische intermediairs

Laag 2 Software-applicaties

Laag 1

Communicatie-infrastructuur

Economischeactiviteit

Infrastructuur

(34)

Laag 1

De eerste laag van het model representeert de bedrijven die zich bezighouden met de vervaardiging en de exploitatie van de Communicatie-infrastructuur. Binnen deze infrastructuur wordt onderscheid gemaakt tussen (draadloze) toegangsnetwerken en het kernnetwerk zelf. In deze laag bevinden zich:

- Netwerkhardware en software (bijv. Dell, Compaq, HP)

- Kernnetwerk (backbone), lokale infrastructuur (bijv. Cisco, Lucent, Essent) - Internet Service Providers (bijv. Planet Internet, XS4all, Wannadoo)

Laag 2

De tweede laag omvat bedrijven die softwareproducten en -diensten ontwikkelen. Deze producten en diensten maken het daadwerkelijke gebruik van de communicatie- infrastructuur mogelijk. Naast de softwareapplicaties zitten dus ook de mensen (human capital) die zich bezighouden met het uitvoeren van Electronic Commerce en E-business in deze laag. De laag kent onder anderen de volgende categorieën:

- Internet consultants

- Internet commerce applications (bijv. Microsoft, Sun, IBM) - Multimedia applications (bijv. Macromedia)

- Webdevelopment software (bijv. Adobe) - Software voor zoekmachines (bijv. Google)

- Web toepasbare databasetechnologie (bijv. Oracle, Exact) - Webhosting en ondersteunende diensten

- “Transaction processing companies”

Deze laag in het model verstrekt de middelen aan intermediairs, huishoudens, bedrijven, overheden en onderwijsinstellingen in de bovenliggende lagen om daadwerkelijk gebruik te kunnen maken van de fysieke infrastructuur.

Laag 3

Laag drie omvat de elektronische intermediairs. Deze groep van bedrijven ordent en

sorteert informatie of biedt ondersteuning bij het zoeken van informatie. In zekere zin is

de intermediair te vergelijken met de tussenpersoon zoals die bekend is uit de

traditionele economie (bijv. assurantieadviseur). Belangrijk is dat de intermediair wel aan

de producten verdient, maar deze niet daadwerkelijk verkoopt. De verkoop van

producten waaronder ook informatieproducten valt gewoon onder e-commerce. Onder

deze intermediairs vallen:

(35)

Hoofdstuk 5 D E AARD VAN DE ICT- SECTOR 29 - Online reisbureaus (bijv. TravelWeb, Sunweb)

- Online makelaardij

- Online marktplaatsen (bijv. Well-O-Well) - Online reclame (bijv. ILSE, Yahoo)

Laag 4

In de vierde laag zit de rest van de economie. In deze laag bevinden zich alle bedrijven voor zover ze geen ‘enabling’ functie hebben. Een deel van deze bedrijven doet aan e- commerce. Hieronder kunnen bedrijven zijn die volledig afhankelijk zijn van e-commerce of bedrijven die parallelle of hybride verkoopkanalen hanteren.

Binnen deze laag bevindt zich ook de zogenaamde ‘content-sector’ (zie bijlage 1). Deze bedrijven genereren producten- en dienstenverkoop aan consumenten en bedrijven over het internet.

Voorbeelden van bedrijven in deze laag zijn:

- E-tailers die boeken, muziek, bloemen enz. verkopen (bijv. Amazon, Bol.com)

- Producenten die hun producten direct verkopen zoals hardware en software (bijv.

Dell, IBM)

- Transportdiensten die tickets over internet verkopen (bijv. KLM)

Het is mogelijk om de e-tailers ook te zien als intermediairs tussen consumenten en producenten. Hier wordt echter het onderscheid gemaakt door te redeneren dat een intermediair uit laag 3 ook zal vermelden waar bijvoorbeeld een CD of boek goedkoop te krijgen is, of het snelst geleverd wordt. Bij de e-tailers staat altijd alleen het ‘eigen’

product centraal. Dit is een aanvechtbare scheidslijn.

Het is belangrijk om te realiseren dat veel bedrijven in meerdere lagen opereren.

Microsoft en IBM zijn voorbeelden van grote spelers die in zowel de infrastructuur, als e-

applicaties en de e-commerce (lagen 1,2 en 4) producten en diensten ontwikkelen. Elke

laag van de “internet economie” is zeer afhankelijk van de andere lagen. Een verbetering

in de eerste laag zorgt dat alle bovengelegen lagen zich ook kunnen verbeteren. Als

bijvoorbeeld een netwerk infrastructuur overstapt op breedbandtechnologie, kunnen

applicatieontwikkelaars in de tweede laag multimedia applicaties creëren die kunnen

profiteren van de ontstane bandbreedte. Bedrijven in laag drie en vier kunnen op hun

beurt weer profiteren van de verbeteringen in laag één en twee door nieuwe, zwaardere

digitale producten en diensten te ontwikkelen. Deze afhankelijkheid is terug te zien in de

vele vormen van allianties die zijn ontstaan tussen bijvoorbeeld applicatieontwikkelaars

(36)

en ‘e-tailers’ om gezamenlijk producten te creëren met meerwaarde voor de klanten.

Bovendien kan het indelen van bedrijven in de verschillende lagen inzicht verschaffen in waarom bedrijven hebben gekozen om te beginnen in een bepaalde laag en later hebben uitgebreid naar andere lagen.

§ 5.2.1 Aanpassingen aan het 4-lagenmodel

Het hierboven beschreven model kan als opstap dienen om ook voor de NOM een beeld te krijgen van de ICT-sector. Volgens het CBS vormen de lagen 1 en 2 uit het model samen de ICT-sector. Er zijn echter wel nog een aantal opmerkingen en aanpassingen mogelijk op het 4-lagenmodel. Zo is de positie van laag 3 met elektronische intermediairs discutabel. Bij de invulling van laag 3 zijn hierboven ook al mits en maren genoemd inzake de grens tussen laag 3 en 4. Zonder laag 1 geen omzet voor laag 2, zonder laag 2 geen omzet voor laag 3 klopt. Maar laag 4 kan wel degelijk zonder laag 3. Laag 3 is in feite faciliterend tussen lagen 2 en 4. In mindere mate geldt dat ook voor laag 2 ten opzichte van laag 4. Het 4-lagenmodel zou in dat opzicht sterker zijn als de intermediairs en de gebruikers een andere positie krijgen in het model (zie figuur 10). De intermediairs zijn een optionele tussenlaag tussen de eerdere lagen en de gebruikers.

Figuur 10: Aanpassingen aan het 4-lagenmodel

De gebruikers hebben bovendien niet alleen te maken met de bovenste laag. Voor elke laag komt het gebruik voor een groot deel uit de bovenliggende laag, maar ook direct met de gebruikers die niet binnen een laag vallen. Bovendien lijkt het logischer om de verstrekkers van inhoud van het internet op basis van hun karakteristieken als een derde laag te zien op de lagen van de infrastructuur. De elektronische intermediairs leveren deels de inhoud van de nieuwe laag 3.

In te r m e d ia irs

Laag 3 Internet-Content

Laag 2

Software-applicaties Laag 1

Communicatie-infrastructuur

G ebr uik e rs

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In de Cultuurindex Nederland is te zien dat het aantal leden bij de Vereniging van Schouwburg- en Concertgebouwdirecties (VSCD) sowieso sterk daalt tussen 2013 en 2015. Dit zou

Behalve de Donkere waterjuffer werden hier ook nog zeker vijf dieren van de Noordse win- terjuffer (Sympecma paedisca) gezien alsook nog verschillende tenerale dieren van de

Hoeveel nieuwe producten heeft uw bedrijf de laatste 3 jaar op de markt

Dit wordt bevestigd door het Ruimtelijk Structuurplan Voeren (Omgeving, 2008) waarin wordt gesteld dat het Voerense landschap beschermd moet worden ten behoeve van toerisme

In de eerste twee bijdragen gaan Cyrille Fijnaut en Jan Wouters in op de crises waarmee de Europese Unie momenteel wordt geconfronteerd en op

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

Model 3 obtained the largest overall score and is, therefore, recommended as the final Section 12L modelling option according to the methodology for case study A.. Figure 3:

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of