• No results found

SOCIALISME EN DEMOCRATIE

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "SOCIALISME EN DEMOCRATIE "

Copied!
84
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bi;lage van S en D no. 12, december 1957

S4'D

SOCIALISME EN DEMOCRATIE

MAANDBLAD VAN DE PARTIJ VAN DE ARBEID

Onder redactie van J. P. Kruijt, voorz., J. M. den Uyl, secr., J. J. A. Berger, E. Brongersma, J. J. Buskes, Ph. J. Idenburg, J. de Kadt, A. H. Kloos,

J. J. v. d. Lee, Th. J. A. M. van Lier, E. A. Vermeer

INHOUD JAARGANG 1957

Binnenlandse politiek

De bestedingen-nota: ir. H. Vos .... 145 De verhouding Nederland-Indonesië:

D. A. P. W. van der Ende ... 182 De landbouw-impasse: ]. L. Vleming 187 Beheerschap voor Nieuw-Guinea: dr.

A. Nunof . . . . . . .. 242 Het congres: drs. R. ]. de Wit. . . . .. 246 Over de wenselijkheid van een raam- wet oorlogsschade: mr. J. den DuIk 324 Politieke voorkeur en politieke weten- schap: drs. ]. M. den Uul . . . .. 344 Overheid en sociaal-wetenschappelijk onderzoek: dr. W. Steigenga ... 363 Vrijheid en gelijkwaardigheid in de welvaartsstaat: dr. ]. E. van Dieren- donek ... 411 De gemeentefinanciën in de branding:

drs. H. M. Franssen ... 510 Kernenergie in Nederland: ir. S.

Posthumus ... 573

Een nadere motivering van het voeren van een landbouwbeleid: ir. H.

Diikstra ... . Enkele opmerkingen omtrent de wet- telijke regeling van de bedrijfsgenees- kunde in Nederland: Prof. dr. G. C. E.

Burger . ... . De kerk in de knoei: dr. Th. W. van Veen

Het karakter ener toekomstige oorlog- voering: vVo Wierda ... .

Buitenlandse politiek

*

De internationale taak van de sociaal- democratie: prof. dr. ]. Tinbergen ..

De sociale politiek in de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal:

drs. G. M. Nederhorst ... . Industrialisatie van de arme landen:

dr. W. Brand ... . 580

598 640 705

84

108 125

(2)

'Bevrijding' in China: dr. M. K. van Deelde........... ... 154

Gisting onder de intellectuelen van de USSR: Epimethew . . . .. 166 Europese vervoersooördinatie: ir. S.

A. Posthumus ... . . .. 178 De verhouding Nederland-Indonesië:

D. A: P. W. van der Ende. . . .. 182 Enige vraagstukken van het buiten- lands beleid: dr. C. L. Patijn ... 209 Het patroon van de Europese econo- mische gemeenschap: mr. M. van der Goes van Naters . . . .. 225 Euratom: G. ]. N. M. Ruygers . . . . .. 236 Beheerschap voor Nieuw-Guinea: dr.

A. Nunaf ... , 242 Nlcrumah, Ghana, Mrika: F. Kool .. 252 Euromarkt: drs. D. Roemers . . . .. 278 Naar een sociale integratie: drs. Ph.

van Praag ... 356 Pleidooi voor die faalde: dr. ]. G. H.

Tans ... 372 Decentralisatie in de Sowjet-Unie:

prof. dr. B. Kalnins ... 378 Bezoek aan Israël: A. Mozer ... 381 Franlcrijk's 'nieuwe linkerzijde': H.

Altner ... 386 Integratie der defensie: mr. F. ]. Kra- nenburg ... 401 Ontspanning en hereniging: L. ]. van Looi... 422 Congres van de socialistische interna- tionale: mr. ]. A. W. Burger... ... 427 Chroesjtsjows overwinning: ]. de Kadt 433 Van permanente revolutie naar perma- nente revisie: A. Mozer . . . .. 443 Het Euromarktverdrag vanuit socialis- tisch gezichtspunt: ir. H. Vos ... 450 Aspecten van de Europese integratie:

dr. V. Dedijer . . . .. 467 Landbouw, Euromarkt, vrijhandels- zone: mr. ]. ]. van der Lee ... 497 De vooravond van de New-Deal: dr.

J. F. Engers. . . .. 533 Israël te midden van een ontwakend Arabië: mr. dr. ]. in 't Veld . . . .. 561 Concentratiebewegingen in de Duitse economie: dr. H. Deist. . . .. 651 Internationale socialistische politiek:

prof. dr. ]. Tinbergen . . . .. 666 De eerste internationale atoomconfe- rentie te Wenen: ir. S. A. Posthumus 672 Bezoek aan Japan: dr. J. Last 678 Veertig jaar later: ]. de Kadt ... 689 Algerië I: S. Tas. . . .. 715

Het panslavisme - levende werkelijk- heid of fictie?: Observer ... 740

Sociale en economische politiek

*

De sociale politiek in de Europese Ge- meenschap voor Kolen en Staal: drs.

G. M. Nederhorst ... 108 Industrialisatie van de arme landen:

dr. W. Brand ... . . .. 125 Decentralisatie van onze economie door verbetering der vestigingsfacto- ren: drs. M. C. Verburg . . . .. 131 De bestedingen-nota: il". H. Vos. ... 145 De landbouw-impasse: ]. L. Vleming 187 Het patroon van de Europese economi- sche gemeenschap: mr. M. van der Goes van Naters . . . .. 225 Euromarkt: drs. D. Roemers ... 278 Enkele economische notities over het afbetalingswezen: drs. A. A. van Ame- ringen... .. .. .. ... 293 Enige aantekeningen rondom de voet- balpool: mr. dr. N. H. Wiarda . . . . .. 302 Wordt onze cultuur door 'de arbeid' bedreigd?: mr. Th. ]. A. M. van Lier 308 Naweeën van de oorlog: ]. Z. Baruch 315 Naar een sociale integratie: drs. Ph.

van Praag ... 356 Het Euromarktverdrag vanuit socialis- tisch gezichtspunt: ir. H. Vos. . . . .. 450 Gemeinwirtschaftlichkeit: P. ]. Kap- teyn ... 489 Landbouw, Euromarkt, vrijhandels- zone: mr. ]. ]. van der Lee ... 497 De gemeentefinanciën in de branding:

drs. H. M. Franssen ... 510 Kernenergie in Nederland: ir. S. Pos-

!humu.ç . . . .. 573 Een nadere motivering van het voeren van een landbouwbeleid: ir. H. Diik- stra ... 580 De jurist in deze tijd: prof. dr. J. Sam- kalden ... 588 Pater de Bruin over het sociale pro- bleem: dr. E. Brongersma . . . .. . . . .. 594 Enkele opmerkingen omtrent de wette- lijke regeling van de bedrijfsgenees- kunde in Nederland: prof. dr. G. C.

E. Burger ... 598 De herziening van de armenwet: mr.

M. ]. A. Moltzer ...•... 646 Concel1tratiebewegingen in de Duitse economie: dr. H. Deist .. . . .. 651

(3)

Wenkend perspectief: dr. F. Hartag .. 727 Het aanbestedïngsstelsel kritisch be- keken: drs. F. H. /. Nierstrasz 732

*

Levensbeschouwing en maatschappij Verzuiling in historisch perspectief:

dr. F. de Jong Edzn. ... 2 Sociologische beschouwingen over zuilen en verzuiling: prof. dr. J. P.

Kruijt ... 11 De psychologie van de verzuiling: dr.

H. Verwey-Jonker ... 30 Verzuiling en bevolkingsgroei: dr. S.

E. Steigenga-Kouwe ... 40 De kosten van de verzuiling: drs. S.

Miederna ... .... ... 47 Politieke doorbraak en verzuiling: G.

Ruygers ... 59 Werkgemeenschappen, verzuiling en de 'rest': E. A. Vermeer .. , . . .. . . 65 De werkgemeenschappen in de Partij van de Arbeid: dr. J. J. Buskes jr. .. 68 De nieuwe weg: prof. dr. W. Banning 73 Gevangene van de situatie of .... ?: dr.

C. ]. Dippel ... 90 Socialisme in kort bestek: dr. W. L.

Valk. . . .. .. . . .. 319 Politiek en cultuur: dr. C. /. Dippel 337 Overheid en sociaal-wetenschappelijk onderzoek: dr. W. Steigenga . . . .. 363 Vrijheid en gelijkwaardigheid in de welvaartsstaat: dr. J. E. van Dieren- donek ... 411

Een debat in AR-kring: mr. J. P.

Hogerzeil . . . .. 481 De stopzetting der kernproeven en het socialisme: dr. F. Boerwinkel ... 518 Decor en spelers: F. Schurer ... 526 Pater de Bruin over het sociale pro- bleem: dr. E. Brongersma . . . .. 594 De functie van planning in de maat- schappelijke ontwikkeling: dr. S. L.

Mansholt . . . .. 625 De kerk in de knoei: dr. Th. W. van Veen ... 640

Culturele vraagstukken

*

Politiek en cultuur: dr. C. J. Dippel 337 De vormgeving van het industriële pro- dukt: D. Dooyes . .. . . .. 483 Decor en spelers: F. Schurer ... 526

Enkele aspecten van het televisie- vraagstuk: drs. J. J. Voogd ... 536

*

Necrologie

In memoriam Kranenburg: prof. dr.

I. Samkalden ... 81 Bij Albarda's heengaan: prof. dr.

W. Banning . . . .. 273

Het buitenlandse tijdschrift Nenni-Saragat . . . .. 202 Plekhanow ... 263 De pers in de USSR ... . . . .. 391 De jonge generatie in de Ver. Staten 549 Radicalisme in Engeland en de USA 612 De aantrekkingskracht van het socia- lisme ... 684

Moet Spanje lid worden van de Nato? 748

*

De pen op papier 131, 324, 390.

*

Boekbesprekingen Heinz Kluth, Ulrich Lohmar und Rudolf Tailler: Arbeiterjugend, ge- stern und heute. Bespr. d. drs. D. Prins 140 Dr. P. Boendermaker: Luther en de sociale verantwoordelijkheid. Bespr.

d. dr. J. J. Buskes jr. ... . . .. 141 Ds.

J.

B. Th. Hugenholtz en N.

J.

Ver- kruisen Azn: Volken helpen volken. In- ternationale technische bijstand. Bespr.

d. Van Oosten. . . .. 142 Dr. P. Kuin: Het progressieve denken over samenleving en bedrijf. Bespr. d.

dr. 1f. Verwey-Jonker ... 143 Nederlands gesprekcentrum: De vor- ming van de Nederlandse soldaat. Be- spreking d. W. Wierda ... 205 Dr. Ph.

J.

ldenburg: Mensen gevraagd.

Bespr. d. prof. mr. G. A. van Poelje .. 206 H.

J.

Bonda: Volkskracht door zelf- werkzaamheid en overheidszorg. Bespr.

d. drs. A. R. Vermeer . . . .. 207 Kwame Nkrumah: Ghana. Bespr. d.

F. Kool....... 252 Gereformeerd Sociaal en Economisch

(4)

Verband: Christelijke arbeidsdienst.

Bespr. d. mr. dr. A. A. van Rhi;n . . .. 266 Nederlands gesprekcentrum: De arbeid van de gehuwde vrouw buiten haar gezin. Bespr. d. mr. T. F. Lemaire.. 268 Centrum voor staatkundige vorming:

Wettelijke voorschriften betreffende de eed. Bespr. d. prof. mr. G. van den Bergh ... 269 J. W. Bezemer: De Russische revolutie in westerse ogen. Bespr. d. J. S. Bart- stra sr. ... 270 R. C. Kwant: Het arbeidsbestel. Bespr.

d. mr. Th. J. A. M. van Lier. . . .. 308 Dr.

J.

Bastiaans: Psychosomatische ge- volgen van onderdrukking en verzet.

Bespr. d. J. Z. Baruch . . . .. 315 W. F. Wertheirn: Indonesian society in transition. Bespr. d. dr. P. J. A. Iden-- burg....... 330 The united nations - ten years legal progress. Bespr. d. mr. P. ]. G. Kap- teyn ... 331 Dr. H. M. Ruitenbeek: Het ontstaan van de Partij van de Arbeid. Bespr. d.

dr. J. J. Buskes ir. ..... 332 Dr. A. Batenburg: Inleiding tot de mo- netaire politiek. Bespr. d. dr. W.

Drees

ir. ...

334 Prof. dr.

J.

J. de Jong: Overheid en on- derdaan. Bespr. d. drs. J. M. den Uyl 344

Dr. I. E. van Hulten: Stijging en daling in een modern grootbedrijf. Bespr. d.

dr. G. Hendriks .... 396 Centrum voor staatkundige vorming I Enige vraagstukken betreffende het ontslagrecht. Bespr. d. mr. Th. ]. A. M.

van Lier ... 397 Prof. dr. J. P. A. Mekkes en prof. A.

M. Donner: Anti-Revolutionair beleid.

Bespr. d. mr. ]. P. Hogerzeil ... 481 Prof. mr. N. E. H. van Esveld: De uit- daging van het sociale vraagstuk. Be- sproken d. mr. Th. J. A. M. van Lier 492 Nederlands gesprekscentrum: De sport in onze samenleving. Bespr. d. K. van Driel ... 492 Dr. R. F. Beerling: Kratos. Studies over macht. Bspr. d. ]. H. W. Veenstra .. 493 Dr.

r.

Gadourek: Kennissociologie. Be- spreking d. dr. J. A. A. van Doom .. 494 Dr. M. A. M. van Helvoort: Beschou- wingen over het eigenhuisbezit. Bespr.

d. drs. Th. J. Westerhout ... . . .. 495 Arthur M. Sohlesinger jr.: The age of

Roosevelt. Bespr. d. dr. J. F. Engers 533 Prof. dr. H. J. Keuning: Mozaïek der functies. Bespr. d. dr. W. E. Noord- man ... 555 S. Swaab: lIeden en toekomst van de automatische adruinistratie. Bespr. d.

dr. ir. ]. C. v. d. Vusse. . . . .. 556 Dr.

J.

J. van den Hoek: Industriële vestigingspolitiek van de overheid. Be-

sproken d. drs. A. R. Vermeer . . . . .. 557 Henri J. Alers: Om een rode of groene merdeka. Bespr. d. P. van 't Veer . . .. 558 J. Brautigam: Langs de havens en op de schepen. Bespr. d. dr. F. de Jong 559 P. de Bruin S.J. Het sociale Probleem, Bespr. d. dr. E. Brongersma ... 594 Centrum voor Staatkundige vorming:

Wettelijke regeling van de bedrijfs- gezondheidszorg. Bespr. d. prof. dr.

G. C. E. Burger. ... .. ... 598 D. M. G. Koch: Verantwoording. Be- sproken d. W. Midderu:lorp ... 604 Dr. H. N. Teuben: Recht op ru'beid.

Besproken d. mr. H. Verslaat ... 616 Prof. G. Schrnölders: Conjunctuur en Crisis. Bespr. d. A. Klaas ... 617 Dr. G. M. J. Veldkamp: Economische orde en sociale politiek. Bespr. d. mI'.

Th. ]. A. M. van Lier, .. , . . . .. 618 College van advies der anti-revolutio- naire partij: Rapport inzake wettelijke regeling van het ziekenfondswezen.

Bespr. d. ]. ]. A. Berger. . . .. 619 Dr. K. G. de Groot: De financiering van de industrialisatie in Nederland.

Bespr. d. drs. A. R. Vermeer . . . .. 620 Prof. dr.

J.

Pen: Trekken en duwen in de conjunctuurpolitiek. Bespr. d. dr. A.

A. van Ameringen ... ,.... 621 Prof. dr. A. Querido: Gezondheidszorg en gemeentelijke overheid. Bespr. d.

prof. R. Hornstra ... 622 P. Rijksen: Sociale en psychologische aspecten der gezinsonvolledigheid. Be-

sproken door dr. H. M. In 't Veld- Langeveld ... ,... 623 Prof. mr. C. W. de Vries: Bestaans- zekerheid. Bespr. d. mr. M. J. A. Molt- zer ... 646 Rapport inzake de Hongaarse kwestie.

Besproken d. mr. ]. ]. van der Lee .. 688 Zorgen van en voor bejaarden. Bespr.

d. prof. R. Hornstra ... 688 Serban Voinea: La morale et Ie socia- lisme. Besproken d. dr. B. Al ... 752

(5)

;56

157 '58 159 '94

16 17

18

9

20

21

22

Tel" inleiding

e verzuildheid van ons volk is één van de meest gevoelige problemen binnen ons volk, 17Ular zij behoort tegelijkertijd tot de meest brandende vmagstukken. De ex-

D

treme vormen dlUJrvan te doen verdwijnen op korte termijn en, op langere termijn, een wezenlijk andere verhouding te scheppen tussen de levensbeschooweliike groepen binnen onze volksgemeenschap, is een taak, die de PvdA als een v.an haar meest belangrijke ziet. Zij wil dCUJrooor hlWr bijdragen leveren, zoals anderen de hunne.

-Eén van die bijdragen, die ons mlUJndblad nu in dit speciale nummer wil geven, is een .kritische beschouwing van de verschillende aspecten van de verzuiling, principieel, = r ook feitelijk: dit laatste vooral, omdat dit merkwaardigerwijze zo vaak nagelaten wordt. Dus:

zeker ook normatieve uitgangspunten en doelstellingen, 17Ular dCUJrnaast: hoe het systeem ontstaan is, waardoor het wordt bevorderd af belemmerd, welke de gevolgen zijn, voor de Nederlanders als persoon, voor de verschillende levensbeschouwelijke groepen én voor de gehele volksgemeenschap. De redactie heeft dit trachten te bereiken, door de historische, sociologische, psychologische, politieke, demografische en financiële aspecten van de ver- zuiling elk door één schriiver te laten behandelen, daarnaast ndg twee artikelen over de structuur van onze Partij en de daarmee verbonden problemen. De zes eerstgenoemde artikelen zijn overwegend kritisch, de twee daarna genoemde behandelen een nieuwe vorm, die de PvdA op politiek gebied reeds positief tegenover de verzuiling heeft geschapen. En de be- handeling van de positieve bijdragen culmineert dan in het laatste artikel.

Het zal de aandachtige lezer opvallen, dat er een belangrijke 17Ulte van eenheid in visie in deze reeks artikelen aanwezig is, til zijn er verschillen in nuance. Het laatste woord over dit probleem is uiteraard, ook binnen onze Partij, hierover niet gezegd: integendeel, het is nog maar een begin. Wij hopen hielmee ook discussie uit te lokken, binnen de Partij en daar- buiten. Wij hebben gepoogd, iedere schri.jver voor zich zelf, de beschouwingen op hoog peil te plaatsen. Wanneer ook anderen, politieke vrienden of politieke tegenstanders, ditzelfde zullen doen bij eventuele reacties, kan dit zo uiterst gewichtige probleem geheven worden

boven kleine polemiek. De redactie

(6)

Fr. DE JON G Edz.

Verzuiling in

historisch perspectief

T

oen het in 1939 anderhalve eeuw geleden was, dat met de val van de Parijse Bastille een nieuw tijdperk symbolischerwijs was begonnen, wijdde Socialisme en Democratie daaraan een speciaal nummer. Duidelijk bedong de zich alreeds vernieuwende SDAP daardoor haar recht op een democratisch-humanistisch gewaar- deerd erfdeel uit de geestelijke boedel der achttiende eeuw. Duidelijk was zij daarmee, hoezeer ook deze vernieuwing zich in de richting van een 'doorbraak' zou evolueren, in de zuilmatige opbouw der partijen, een politieke spreekbuis ván de 'derdé zuil: zij beleed de identificatie van 'progressief' en 'links', zoals die honderd en vijftig jaar lang in verscheidene vormen zich getoond had.

Geestelijk gesproken - in de zin van intellectueel, theoretisch - was deze stroming altijd al meer met negatieve dan met positieve termen te definiëren geweest; socio- logisch gesproken - afgaand op haar 'cultuurpatroon' - biedt zij, steunend op de liberale burgerij en de socialistische arbeiders, wellicht wat ruimer kans op afbakening.

Alleen in een historische beschrijving echter kan deze derde zuil tot haar recht komen;

het langzaamaan effectief worden van háár afbakening betekent bovendien een duidelijker onderscheid der algehele driedeling. Zij is gegroeid uit, en draagt nog altijd de sporen van een op zich zelf voor democratisch geaarde groepen typische dubbelzinnigheid: zij draagt de pretentie van algemeen te zijn in haar nauwelijks geformuleerde 'dogmatiek', maar zij wordt ook gekenmerkt door een mengeling van realisme en idealisme, die haar het goed recht van anderen als gelijkberechtigde partners doet verdedigen.

En inderdaad: zij is gegroeid uit het patriottendom eerst en later uit het nationale eenheidsbesef en de algemene cultuurpretentie van de biedermeierburgerij en de haar kenmerkende tot bijna staatskerk geworden rationeel-verbleekte geloofsvormen onder Willem 1. Nog later, wanneer zij in het fel verzet van 'Rgme en Dordt' voor 'paganist' gescholden wordt, nadat zij de opkomende onkerkelijkheid geïncorporeerd heeft en wanneer de algemeen-christelijke deugdzaamheid van haar schoolwetten als té alge- meen door de gelovigen wordt afgewezen, bliift haar pretentie en haar zedelijke kracht

in haar 'algemeenheid'. Het is in hun verzet tegen deze pretentie, dat rooms-katho- lieken en protestants-christelijken tot bewustzijn van het eigen groepskarakter komen.

Zo komt groep naast groep te staan - dát is het doorslaggevende in het proces der 'verzuiling', meer dan de geloofsverdeeldheid, die er de meest opvallende eigenschap van is.

Wij stellen ons dan ook een sociaal-historische benadering van dit vaderlands fenomeen voor in deze proeve, die daarmee nog niet de pretentie van een algemene

s c

i

I

"

"

a

"

\

(7)

studie heeft en die voorts berust op de drie zuilen van de algemene, de politieke en de sociale aspecten der ontwikkeling.

Algemeen historische begripsbepaling

Het was de revolutionair-patriottische vrijheid van 1795 geweest, die met de scheiding van kerk en staat, een jaar later afgekondigd, enerzijds de gereformeerde staatskerk van zijn voorrechten beroofde en anderzijds de rooms-katholieken gelijke rechten met andere kerkgenootschappen verleende. Een debat om het onderwijs zette toen in, waarin het 'Nut', reeds lang ter zake accuraat en door zijn leerboeken het monopolie voerend van moderne schoolmethoden, de boventoon voerde. Er moest heel wat ingehaald worden, heel wat bewust gemaakt in de kerkelijke groepen ten aanzien van de geest der eeuw, of men die met Da Costa verwierp, of, als meer onder de katholieken gebeurde, op zekere afstand volgde. In de jaren veertig van de negen- tiende eeuw begon het daarop te lijken, toen week- en maandbladen der verscheidene richtingen van strijdbaar zelfbesef getuigden, toen Groen van Prinsterer en Sasse van Ysselt zich roerden en er ook op economisch en sociaal terrein verlichting scheen te komen: uit het pauperisme, dat sedert een halve eeuw de heffe des volks in de winter tot diaconale soep en turven veroordeeld had. Toen vooral ook zijn Thorbecke en zijn 'politieke vrienden' naar voren gekomen,

Steunend opnieuw op de beginselen der vrijheid, die men 'revolutionair' zou heten, kwam onder zijn ministerie het herstel der bisdommen tot stand, waartegen, in een waar volksverzet, de Aprilbeweging van 1853 haar anti-papistische en anti-revolutio- naire sentimenten botvierde. Als in de tijd der republiek waren de bewust protestantse vaderlandse kleine burgers en grote aristocraten met de Oranjevorst verbonden tegen 'de cultuur der heersende klasse', die de algemeen heersende was. Dan echter, juist waar die cultuur in de tweede helft der negentiende eeuw van democratische geest doortrokken was, stelde haar vrijheid - of moet men zeggen haar bezadigd geworden neutraliteit en mogelijk zelfs haar halfbewuste neiging tot een eigen anti-revolutionaire houding, nu geruchten van proletarische opstandigheid de ronde deden? - de moge- lijkheid tot inwilliging der confessionele verlangens open. Hetzelfde grondwetsartikel, het felomstreden 194ste over het lager onderwijs, dat aanvankelijk heette subsidiëring van het bijzonder onderwijs te beletten, werd nu in tegengestelde zin door de liberale minister Kappeyne uitgelegd. Een jaar later, in 1889, volgde een hernieuwde onder- wijswet, waarvan men de pacificatie verwachtte. De 'bijzondere school' werd van staatswege erkend - een erkenning, die haar consequentie vond 'in het subsidiërings- stelsel, ook al werd dit nog door enkelen in de calvinistische rijen uit vrees voor staats- bemoeiing afgewezen. Weldra zouden 'scholen met den Bijbel' en parochiescholen in aantal sterk stijgen. In de dubbelzinnigheid van het openbaar onderwijs als onderwijs' voor iedereen en tevens onderwijs in vooruitstrevend wereldse geest ten bate van de' kinderen der niet-orthodox-kerkelijken tekende zich de derde zuil nu duidelijker af als 'zuil'. Dank zij het feit, dat de tweezijdig confessionele oppositie tegen het libera- lisme door middel van de eigen scholen de eigen volksgroepen te omvatten kreeg en:

bijeen te houden, werd dat liberalisme van zijn algemeenheid de facto ontdaan. Met zijn opvolger in geestelijke zaken, de sociaal-democratie, werd het tot 'zuil' gestold.

Is dus de groep der niet-kerkelijken door de opkomst der anderen eerst 'zuil' kunnen

(8)

worden, van verzuiling is toch eerst sprake wanneer zij zelf haar pretentie van alge- meenheid aflegt. Dat lag in de lijn van een realistische kijk, haar eigen, die ook immers anderen ontwaart en hen aanvaardt in de mate van hun kracht - dat lag evenzeer in de lijn van haar traditioneel democratisch besef, dat ook die anderen te waarderen weet, welke ook hun overtuiging is. De tweede onderwijspacificatie, die van 1917, luidde het tijdvak in, waarin de 'derde' zuil eerst recht zuil wordt door de erkenning van haar eigen aard als niet samenvallend met de algemene aard van het Nederlandse volk. Ook bij de anderen wordt de pretentie van algemeenheid ('de christelijke natie'), die wij om de wille van de overzichtelijkheid hier niet kunnen ontleden, dan in feite een gedempt klinkende ondertoon.

Het is deze berusting in de eigen eigenheid, die onder de 'positief-christelijke' regeringen van de jaren twintig haar beslag krijgt. Stilzwijgend zette zich de erkenning vast, dat de eigen schaapkens het best in het eigen hok blijven, indien ook de anderen hun omperkt domein verkrijgen. Wellicht ligt daarin de historische zin van Reymers roemruchte zendtijdbesluit, dat de verzuiling in de omroep bevestigde. Toen ook werden talloze commissies, voornamelijk op sociaal-economisch terrein, opgebouwd uit vertegenwoordigers, al of niet officieel, van rooms-katholieken, protestanten en 'modernen' of somtijds 'neutralen', dan wel liberalen.

Deze laatste ontwikkeling was niet mogelijk geweest, indien niet de maatschappij in haar meer en meer georganiseerde vorm deze commissies nodig had gemaakt, of wanneer niet, met andere woorden, ook in dit opzicht het individualistisch ingestelde cultuurpatroon een wijziging aan het ondergaan was. Deze wijziging, op haar beurt, is niet te denken zonder het verzet, het emancipatorische verzet van die bevolkings- groepen, die aan de negentiende-eeuwse cultuur slechts zeer ten dele, en bij de negentiende-eeuwse maatschappij slechts in het passieve betrokken waren geweest.

Dat waren, generaliserend gezegd, kleine burgers en arbeiders. Dat waren, politiek gesproken, anti-revolutionairen, rooms-katholieken en sociaal-democraten, bij wie de massaliteit van stands- en vakorganisaties parallel te lopen kwam met een type politieke partij, dat zich in discipline, organisatie en program-matigheid van zijn voorgangers onderscheidt.

Saamvattend zou gezegd kunnen worden, dat aan de ontwikkeling van de 'derde' zuil het verschijnsel der verzuiling het best in zijn moeilijk te betrappen eigenschappen achterhaald kan worden: het is de interdependentie van een reeks historisch,e ver- schijnselen ten aanzien van de groepsvorming op wereldbeschouwelijke basis. Dat deze groepen gevormd werden is echter een verschijnsel van sociaal-historische aard, en zo gezien is sociale emancipatie voorwaarde voor verzuiling. Bij de rooms-katho- lieken komt daar een element van regionaal zuidelijk streven bij, terwijl aan protes- tants-christelijke kant - door ideologische klemtoon op vaderland en gezag wellicht?

- het politieke element duidelijk de boventoon voert. Door politieke machtsvorming hebben beiden zich in eerste instantie tegen het liberalisme verzet, door sociale en culturele organisatie in een latere fase tegen de sociaal-democratie.

Het politiek accent

Emancipatie is machtsstrijd. In de democratie heeft men geleerd macht gelijk te stellen aan politieke macht, wellicht omdat zij zich heeft moeten doorzetten tegen

(9)

het absolutisme en de politieke centralisatie, die kenmerken van ieder 'ancien régime' zijn. Politieke partijen vormen was dus voorwaarde voor een emancipatie binnen een democratisch bestel. Het is te onzent de boven reeds gememoreerde schoolstrijd geweest, die de oppositionele groepen tot partijen, vervolgens die partijen tot een coalitie van anti-liberalen gesmeed heeft. Ook echter speelden de wet op de kerk- genootschappen en die op de armenverzorging, welke in 1853 en 1854 in de sleep der wetsvernieuwing meevoeren, hun rol. Bij de laatste is een sociaal element, dat de zuilvorming verbindt met vroegere verhoudingen, duidelijk aanwezig, waar het recht van de diaconieën op de eigen armen ermee gemoeid is. En ook in de school- wetgeving is een duidelijk sociaal-historisch element aanwezig. Aanvankelijk toch gaat de strijd die zij oproept vooral om de volksschool: de lagere. Alle klassikaal onderwijs was vanouds onderwijs voor 'het volk' geweest, het openbare in het bij- zonder dan nog voor 'de armen'. De strijd om de school was dan ook niet alleen een strijd om de opkomende generatie, maar ook om opkomende volksgroepen. Zij werd dat te meer naarmate de maatschappelijke ontwikkeling verdergaande geschooldheid vroeg. In zoverre gingen verbetering en uitbreiding van het scholenstelsel mee met de ontwikkeling van het produktieproces - anderzijds ging het er aanvankelijk tegen in:

men denke aan de onderwijzers, die hun scholen zagen leeglopen door de arbeid van de kinderen in fabrieken en werkplaatsen.

De vorming van partijen op confessionele basis uit groepen van politiek geïnteres- seerden, die op grond van gelijke belijdenis elkander vonden, heeft ongeveer gelijk- tijdig in het roomse en in het protestantse kamp plaatsgevonden. Van 1883 dateert Schaepmans 'proeve' voor een program, vijf jaar eerder had het Centraal Comité der antirevolutionaire kiesverenigingen onder Kuypers leiding het zijne gemaakt. In- wendige, ten dele theologische verschillen hebben mede in deze richting gedrongen.

Daar is aan katholieke kant een internationaal réveil, dat zich in opzienbarende bekeringen uit, en ook in de politiek der pausen. De syllabus errorum van Pius IX brak het katholiek-liberale bondgenootschap stuk, dat zo treffend tot uiting gekomen was in de hulde ('men trof er geen fatsoenlijk burger' meesmuilde de conservatieve pers), die katholiek Nijmegen de koele Thorbecke in het warme licht van fakkels bracht - en dát ten tijde dat hij elders met de nek werd aangezien! Anderzijds be- paalde de discussie over de tolerantie naar aanleiding van de syllabus en de encycliek Immortale Dei, die Leo XIII in 1885 gaf, de eigen houding der katholieke partij in een democratische en dus eigenlijk als liberaal te veroordelen staat: deze werd gezien als positieve mogelijkheden biedend. Schaepman zou weldra de belichaming worden van deze democratische, in de eigen rijen vaak extreem fel bestreden katholieke poli- tiek. Hij wist van de mogelijkheden die de politiek bood en van de ontwikkeling der geschiedenis, die men niet keren kan; hij kon realistisch-progressief zijn. Zijn partij, die in 1854 14 man in de Kamer van 68 leden had, bezette 25 van 86 in 1887.

Het jaar daarop begon de katholieke arbeidersbeweging te Amsterdam en Enschede tot groter organisatorisch verband te komen - terzelfder tijd gingen de discussies hoog over het aandeel der katholieken in de wereld der schone kunsten en werden bereids de .eerste prestaties geleverd, dje pasten in de opbloei der cultuur in die jaren. Het intellectuele leven van de even jongere 'Klarenbeekse kring' dient zeker genoemd te worden, wanneer er van 'zuilvorming' sprake is.

(10)

Ook aan protestantse kant was meerdere klaarheid gekomen. In politiek opzicht zagen de jaren zestig er weinig hoopvol voor een eigen partijgroepering uit. Een grote groep (meest 'ethisch-irenischen') kon gelden als wat Van Koetsveld later zou noemen de 'groot-protestantse' partij. Van der Brugghen rekende hij er toe, de man van de onderwijswet van 1857, die de destijds in a.r. kring veelal gewenste gezindten- school niet bracht. Groen trok zich uit de Kamer terug, zoekend zijn kracht in het isolement. Afvalligheid begon in de leidende kringen van zijn kerk aanstekelijk te werken. Het leek er soms naar dat de Dageraad, één jaar voor Van der Brugghens wet opgedcht, haar naam terecht droeg.

Toch menen wij in Groens teruggetrokkenheid de eerste duidelijke uiting van een protestantse zuû te zien. Op de 'withdrawl' zou, na bezinning op het eigene, voor zijn groep een glorierijke 'return' volgen, die van jaar tot jaar in stijgend zeteltal zou blijken, juist nadat 'Ons Program', uiting van strijdvaardige bezinning, aanvaard was. De tweemansfractie van Groen in 1852 steeg tot de 28 man van Kuyper in 1888.

De gezindteschool was als eis vervangen door de erkenning van de 'vrije' school:

het eigene stond in het middelpunt, en er omheen de schare, het befaamde volk achter de kiezers van Groen, waarop hij reeds in Van den Brugghens tijd per pe- titionnement een beroep had gedaan. Het nieuwe kiesreglement der hervormde kerk had hen door zijn democratische vorm tegenwicht doen bieden aan de vrijzinnigheid in de leidende kringen der kerk. Het was een sociale emancipatie terzelfder tijd, die zich, kerkelijk toegespitst op Kuypers eigen theologie en vervaarlijkheid ten volle in de doleantie zou doorzetten (1886). In de positie van isolement zowel als in die van strijdbaarheid leerde de groep zijn verbondenheid kennen, die een in alle opzichten zo sprekend symbool vond in de oprichting van de 'vrije' universiteit in 1879: daarin lag van déze zuil de cultuurdaad.

En daarnaast, even eerder nog, was er de direct sociale activiteit. Het Algemeen Nederlands Werklieden Verbond dat in 1873 als reactie op de eerste Internationale ontstaan was, stootte in zijn neutraliteit de orthodox-gelovigen van zich af. Men zocht er geen kracht in het gebed op de vergaderingen en de zondagsheiliging in de zin van het ijveren voor een vrije zondag woog er niet zwaar genoeg voor Klaas Kater en de zijnen. Toen het verbond zich bovendien op politiek terrein begon te bewegen en Algemeen Kiesrecht vroeg, en - erger nog - voor de verplichte neutrale staatsschool meende te moeten opkomen, stichtte Kater 'Patrimonium'. Het was een standmatige arbeidersvereniging, de grootste in den lande. Het geestelijk heil der leden ging haar in de eerste plaats ter harte, maar ook wist zij van zich af te bijten, wanneer de anti- revolutionaire partij zich te weinig aan haar arbeiders gelegen liet liggen, zoals bij de verkiezingen van 1888. Het volk achter de kiezers begon zich te roeren! Het sociale element begon naast het politieke zijn rol, zijn doorslaggevende rol in de verzuiling te spelen. Dat was in hetzelfde jaar als waarin de katholieke arbeiders- beweging zich begon door te zetten. Het jaar daarop zou de noodklok van de Rotter- damse Sint-Laurens luiden: de burgerij was in gevaar - de havenarbeiders staakten.

Het 'sociale vraagstuk' diende zich alom aan.

In die maanden werd ook het voorlopig eindpunt in de politieke strijd bereikt: de onderwijspacificatie van 1889. Het door Groen in 1849 nog tevergeefs nagestreefde bondgenootschap der gelovigen had onder Schaepman en Kuyper mét veertien liberale stemmen de nieuwe onderwijswet aangenomen.

(11)

De sociale organisatie

De oprichting van Patrimonium zowel als van de katholieke bonden onder Ariëns en Pastoors is een duidelijke reactie op de 'revolutionaire' maatschappij. Zij keerden zich niet alleen tegen het heersend regime, doch ook tegen de opkomende socialis- tische beweging. Aan katholieke zijde zijn daarvan de symptomen het duidelijkst waar te nemen. 'Het rode Maastricht' diende teruggewonnen te worden, zo zou het weldra heten, nadat Ariëns' optreden in 1888 te Enschede zo propagandistisch duidelijk op dat van Domela gevolgd was. Nog altijd leert men in schoolboeken de encycliek Rerum Novarum, die de bevordering van stands- en vakorganisaties in 1891 aan- moedigde, als anti-socialistisch.

Kuyper en de zijnen - meer politiek denkend? - waren aanvankelijk minder scherp.

Met de stemmen der 'anti's' toch werd Domela in de Kamer gekozen in 1888. Drie jaar later sprak Kuyper op het christelijk sociaal congres, Patrimonium en partij weer bijeenbrengend en stimulerend de christelijke arbeidersorganisatie, van de noodzaak van een - niet 'rood' - socialisme. In zijn sterk corporatief denken heeft hij trouwens een ogenblik plaats ingeruimd aan de gedachte van een neutrale en algemene vak- organisatie!

In feite kwam er een Christelijk Arbeidssecretariaat (1902), dat maar kort bestaan heeft als centrum van protestants christelijke vakbeweging. De spoorwegstaking vervolgens dreef een scherpe wig tussen de ordelievende confessionelen en de socia- listische en syndicalistische arbeiders. Troelstra, die met zijn strakkere politiek van parlementaire actie tegenover vage ontevredenheid en revolutie-achtige geheim- doenerij in de rode gelederen vaste voet aan de grond begon te krijgen, had aan- vankelijk gejuicht bij de verkiezingsoverwinning van Kuyper in 1901: kwamen de democraten niet de heren aflossen? In hetzelfde jaar had hij, die toch zo duidelijk zijn socialisme een kind van het liberalisme wist te zijn, voor de vrije school gepleit, die ook de a.r. voorstonden. Het jaar daarop had hij - retirerend? - de bestaande praktijk van het onderwijs onder de aandrang van zijn partijgenoten verdedigd - verdedigd niet tegenover zijn vroeger standpunt, doch tegenover een deel van de Hollandse school der Marxisten en tegenover de sociaal-democratische onderwijzers.

Dezen toch stemden in met Saks' uitroep tegen de steun aan het bijzonder onderwijs naast het neutrale: 'Er uit, uit ons nest met dit koekoeksei:

Zo was dus de SDAP zeker op het belangrijk terrein van het onderwijs, sedert haar Groninger motie van 1902 op het algemene gericht, maar zij aanvaardde de verdeeld- heid. Een splitsing, waarbij haar eigen aanhang veel weg had van één der delen, saam gebundeld als hij was als strijdvaardige groep, tegenovergesteld aan de gelo- vigen als hij was door zijn onkerkelijke samenstelling en zijn op verlichting en voor- lichting gericht geestelijk klimaat. Het lag dan ook voor de hand, dat toen in 1903 de politieke botsing met Kuyper kwam, de scheiding der geesten welhaast definitief voltrokken werd.

Het Christelijk Nationaal Vakverbond, dat sedert 1909 poogde protestanten en katholieken te verenigen, toonde in zijn beginselverklaring duidelijk deze scheiding:

Na veel moeite werd een gemeenschappelijk confessioneel vlak gevonden in de woor- den 'Het CNV aanvaardt als grondslag de christelijke beginselen en verwerpt mits- dien de klassenstrijd: Die moeite om tot interconfessionele overeenstemming te komen

(12)

werd slecht beloond: in hetzelfde jaar 1909 zag het R.K. Bureau voor de vakactie het licht. Met de kort daarop verkregen bisschoppelijke goedkeuring voor zijn arbeid werd het een bolwerk in de strijd tegen het interconfessionalisme binnen de katho- lieke gelederen. In 1912 verlieten de textielarbeiders, in 1919 de mijnwerkers op grond van hun katholiek geloof de algemeen-christelijke vakbond, deze latend de grond, waarop hij in feite reeds stond: het calvinistisch erf.

Het NVV, dat in 1905 door sociaal-democraten was opgezet als een tegenwicht tegen het syndicaliserende en slecht georganiseerde NAS, onderging hetzelfde lot als Troelstra's kortstondige denkbeeld van de vrije school. Wel verklaarde het zich bij monde van Henri Polak tot algemene vakbond, mam toen in 1908 op aandrang van de tot staking onvermogende gemeerrtewerklieden het verbond zich met de strijd voor algemeen kiesrecht en dus met die om de vertegenwoordigende lichamen ging bezighouden, sloot zij het bondgenootschap met de SDAP, dat tot 1940 bestaan heeft. Enige malen is er - bij fusiebesprekingen en bij het toetreden van bonden - nog wel naar de algemeenheid gelonkt in die periode. Maar de feitelijke ontwikkeling van een maatschappij, die zich in verzuilde vormen ging organiseren, was even sterk als de inwendige drang tot versterking van het socialistisch volksdeel. Eigen vormen en gedachten gaven het meer en meer houvast. Het feit, dat propaganda ook op- voeding en ontwikkeling betekende - en men wîst van propaganda in die tijd - was een even sterke stimulans in die richting als het feit, dat een eigen geluid tegenover de sociale politiek van Talma gesteld diende te worden.

In de politiek van die oud-voorman van Patrimonium vindt men een poging tot organisatie der sociale verzekering op basis van een radenstelsel, dat alle betrok- kenen moest omvatten. Het is er niet van gekomen, omdat liberalen en socialisten (met de conservatieven in de rechtse partijen) zich verzetten in een incidenteel, doch in het verhand der verzuiling wellicht toch tekenend bondgenootschap. Ondertussen sloot de gedachte van verdergaande organisatie nauw aan bij de hechter organisa- torische vormen, die in de groeiende vakbeweging allerwege begonnen te overheersen - en niet minder bij alle andere vormen van maatschappelijke organisatie, die sterk naar stand en naar zuil bepaald zouden worden.

Want niet alleen de arbeidersbeweging roerde zich. Boeren, werkgevers, zelf- standigen, vrouwen, jongeren, sport- en kunstbeoefenaren begonnen aan de opbouw van hun verenigingsleven. De katholieke en calvinistische ideeën der standsorganisatie waren daarbij ongetwijfeld van stuwende kracht. De intensiteit van het verkeer, toegenomen met de economische bloei, de noodzaak tot samenwerking (grondstoffen- en machine-inkoop en kredietverlening voor zelfstandigen) dwongen tot landelijke aaneensluiting van voordien plaatselijke verenigingen, en tot stichting van afdelingen in plaatsen, die tot dan toe met een uit de vakbewegingswereld overgenomen woord als 'ongeorganiseerd' konden gelden.

Stands-, vak- en speciale organisaties, al naar gezindte 'neutraal' of met een socialistische toets, rooms-katholiek of protestants-christelijk, weefden een dicht net over het land. Terwijl de culturele ontwikkeling, die eerder was ingezet, zich in de diverse bladen der diverse richtingen verder uitte, kwam ook de volkscultuur in dit tijdvak der democratisering aan de orde. Arbeiderszangverenigingen volgen het rode spoor. Een christelijke bond van gymnastiekverenigingen werd in 1912, de rooms- katholieke voetbalbond in 1915 opgericht. Inkoopcoöperaties van consumenten komen

(13)

als vanouds aan de socialistische kant voor, doch vinden ook in r.k. kringen weer- klank. Poels zet in Limburg een aantal verenigingen op, die de arbeiderswoningbouw langs katholieke banen leiden, en die in hun tactiek tegenover de particuliere bouwers in de verte doen denken aan de publieke Amsterdamse overheidsbouw uit de jaren na de eerste wereldoorlog. De NCSV begint met haar jeugdkampen in 1899 de protestants-christelijke jeugd te activeren, de r.k. jongerengroepen, sedert Van Nispens pionierswerk in de jaren zestig en zeventig, komen tot groter eenheid: Het Centrum voor Rooms-Katholieke Patronaatsbelangen is van 1908. Tien jaar later zou aan SDAP-kant de Centrale voor Arbeidersjeugdverenigingen volgen, die in de wandeling AJC heette.

Een in feite katholieke Nederlandse boerenbond bevorderde sedert 1896 eigen landbouwcoöperaties, veilingverenigingen, slachterijen etc. Merkwaardig is dat hier, waar grotendeels de inderdaad 'neutrale' technische outillage en het streekkarakter bepalend zijn, samenwerking in onderschikking met het neutrale Nederlandse Land- bouw Comité voor langere tijd mogelijk is geweest. Is hier een parallel te trekken met de overheid als neutrale subsidiegeefster bij het onderwijs? Wat betreft de mid- denstand was, nadat Nouwens in het Zuiden tot het stichten van 'Hanzen' en 'Gilden' had gemaand, die zich aanvankelijk bij de in 1902 gestichte neutrale Nederlandse middenstandsbond hadden aangesloten, de breuk gekomen in 1911. Reeds had men er zich geërgerd over de wijze waarop 'de leer van S. Thomas door het slijk werd gehaald,' het overheersend 'linkse' verzet tegen de in r.k. kringen dierbaar geachte tariefwet van minister Kolkrnan deed de bom barsten. Een merkwaardige parallel met de stichting van Patrimonium I De calvinisten hebben het langer in de neutrale vereniging uitgehouden. Zij zijn eerst in 1918 uitgetreden, hoewel zij zich volgens hun geschiedschrijver 'niet gekrenkt gevoelden: Het was de reorganisatie van de oude patroonsbond 'Boaz', die tot de stichting van protestants-christelijke stands- organisaties leidde, die naast Patrimonium kwamen te staan. Uit 'Boaz' yvaren de Ned.

Chr. Boeren- en Tuindersbond en het Verbond van Christelijke Werkgevers voort- gekomen. Zo ook de Vereniging van de Christelijke Handeldrijvende en Industriële Middenstand. Ideologisch steunde zij op de in de kring der 'kleine luyden' reeds eerder verkondigde gedachte van de speciaal hun toevertrouwde handhaving van het christendom tussen de revolutionaire massa's en de gewetenloze heersers der wereld.

Ook bij de werkgevers begon zich de teneur tot de verzuilende organisatie te ver- tonen. Naast de calvinistische vereniging van 1917 stond sedert 1915 een stands-, na 1919 een vakcentrale van r.k. werkgevers. De neutrale organisatie dateerde van 1899, geboren als zij is uit verzet tegen de ongevallenwet.

Zo had de geestelijke driedeling van het volk, zich het duidelijkst tonend in de politieke strijd om het onderwijs, tegen het einde van de eerste wereldoorlog op sociaal en cultureel terrein mede het Nederlandse cultuurpatroon bepaald.

Een hechtere aaneensluiting der socialistische organisaties, de culturele 'uitbouw' van hun werkzaamheden, een groeiend besef van democratisch deelgenootschap en een toenemende bezinning op de geestelijke vruchten der Franse Revolutie in deze rijen was nog nodig, om ook het socialistisch volksdeel zijn plaats te geven in de 'derde zuil'. Voor het zover gekomen was, in de nood der jaren dertig, was een scherpe separatie tussen rood en niet-rood de voorwaarde voor bezinning op het eigene geweest. De revolutionaire dreiging van 1918 geleek in haar gevolgen in zoverre op

(14)

die van 1903, dat juist deze scheiding hét kenmerk van de politieke sfeer der volgende jaren werd. Maastrichtse troepen hadden de revolutie bedwongen; onder leiding van de a.r. Diepenhorst betuigde het Nederlandse volk 'onverdeeld' zijn trouw aan het koningshuis in 1918. Hoe groot ook hun aanhang was, de socialisten werden in een isolement geplaatst - en 'omringd door de reactie' bouwden zij een 'rode familie' van partij, vakbeweging en 'nevenorganisaties' op, die duidelijk eigen groepsken- merken droeg. Fel is ook aanvankelijk na de pacificatie nog de openbare school omstreden geweest: dreigden rode onderwijzers haar niet tot de hunne te maken?

Als in de loop der jaren dan de beweging haar positie versterkt, vooral door de rol die de vakbeweging in de organisatie van het sociale leven te spelen krijgt, wijzigt zich het beeld. Het vrij constante zeteltal der politieke partijen weerspiegelt de ver- starde verhouding der zuilen. De figuur komt op de voorgrond van samenwerking in besturen en comités, van wederzijdse waardering én wederzijdse schermutselingen om de hoogte van subsidies en de aantallen van te bouwen 'neutrale', 'christelijke' of 'katholieke' woningen en ziekenhuizen. Over het algemeen vat de mening post, dat - als in het geval van de schoolsubsidie der overheid en de gemeenschappelijke inkoop door het landbouwcomité - overheid en werkelijk neutrale organisaties de taak hebben om voor de technische (d.w.z. soms ook wettelijke) outillage te zorgen, die gebruikt wordt door de particulieren van welk slag dan ook.

Nu de socialistische arbeidersbeweging, eens geschuwd als revolutionair, is ingegroeid in de maatschappij, die zij in de organisatorische vormen en in de staat, die zij in de wettelijke maatregelen diepgaand heeft beïnvloed, nu de confessionele groepen, eens in verzet tegen de geest der eeuw op een wijze niet minder fel dan de socialisten, zich geadapteerd hebben aan democratie en de praktijk der sociale organisatie heb- ben helpen vormen, schijnt het 'patroon der voltooide emancipaties' (dr. H.

J.

Prakke) bereikt te zijn. Er kon, gedragen door de nationale eenheid, die door crisis, oorlog en opbouw als ideaal was gegroeid, en die door de betrekkelijke rust der sociale groeperingen was mogelijk gemaakt, een sociaal hervormingsgezinde partij ontstaan, die enerzijds aanknoopte bij de socialistische traditie, anderzijds de verzuiling trachtte te doorbreken, door het politieke element als primair partijvorm end te waarderen.

Het merkwaardige van deze 'doorbraak' is zijn bewuste beperking tot het politiek gebied: dáár de verzuiling bestrijdend, behelst hij tevens de erkenning ervan op geestelijk-organisatorisch terrein. Op twee punten, menen wij, doen zich daarbij nog niet opgeloste moeilijkheden voor. Ten eerste met het uittreden van 'de' partij uit derode familie is de 'derde' zuil a.h.w. politiek verweesd geraakt: niet in staat macht in de politieke schaal te leggen die opweegt tegen die van de andere zuilen, die hun tra- ditionele partijen wél gehandhaafd zien.

Ten tweede, en dat is voor de ontwikkeling van het socialisme van directe betekenis:

subsidie-politiek, als eens begonnen bij het onderwijs, maar nu op ruim maatschappe- lijk en cultureel terrein verbreid, dreigt wellicht het richtsnoer te worden van een partij, die haar ambitieus ideaal dan ziet verschralen tot het verschaffen van steeds beter outillage voor de diverse verzuilde instanties. Zij wordt dan een soort politieke ANWB, welke zich in haar praktijk meer en meer zou kunnen laten leiden door diegenen, die voor die outillage het kader vormen.

Ligt daarin de problematiek van na de verzuiling?

(15)

J. P. KRUIJT

Sociologische beschouwingen over zuilen en verzuiling

B

epaalde maatschappelijke vraagstukken, met name die welke nauw samen- hangen met levensbeschouwelijke standpunten - en dat zijn er vele - leiden vaak tot sterke controversen, die zodanig emotioneel geladen zijn, dat de discussie er over geen vruchten meer draagt. Principiële uitgangspunten en doelstel- lingen worden over en weer, pro en contra, eindeloos herhaald, maar overtuigen de ander niet. Niet bereid of niet in staat het eigen standpunt grondig en kritisch te be- kijken, bevreesd voor het loswrikken van tot dusverre voorgestane houdingen, syste- men, instituten, moe van de eindeloze discussie, volhardt men in de eenmaal aange- nomen houdingen, de aanvaarde doelstellingen, de oude en vertrouwde praktijk. Zo verstart de discussie of wordt de controverse doodgezwegen ... totdat een min of meer onverwachte maatschappelijke of politieke verschuiving een heilzame onrust wekt: er is toch iets mis! Dat is wellicht het psychologische moment, waarop het in- zicht kan doorbreken, dat principiële standpunten op de helling moeten worden ge- bracht, maar vooral, dat normatieve beschouwingen, hoe noodzakeliik ook, alleen niet voldoende zijn, en dat daarnaast even hard nodig is een objectief onderzoek van de wetenschappen van mens en maatschappij, economie, psychologie, sociologie, en dus de bereidheid te luisteren naar de resultaten van objectief onderzoek.

Sommige vraagstukken hebben dit stadium van rijpheid bereikt, waarbij men inder- daad luistert naar de resultaten van onderzoek. Misdaad was, naar het oordeel van een aantal confessionele auteurs bij de laatste eeuwwisseling, een gevolg van ongeloof..

Totdat Banger 1) tot het resultaat kwam, dat bij een toenemend 'ongeloof (alias on- kerkelijkheid) de criminaliteit afnam en dat de 'ongelovigen' de laagste criminaliteit vertoonden. Daarmee was het probleem niet opgelost, ongeloof is niet precies hetzelfde als onkerkelijkheid, maar nu kon de discussie op gang komen. En sedertdien zijn door de ontwikkeling van de criminologische sociologie en psychologie zoveel maatschap- pelijke en psychische 'oorzaken' van misdaad blootgelegd dat, al blijft het element 'schuld' bij misdaad het belangrijkste, de werking van andere factoren niet meer wordt geloochend. Het gevolg was niet alleen een verdiept wetenschappelijk inzicht in het verschijnsel misdaad, maar ook een reeks van hervormingen van strafrecht, strafprocedures, penitentiaire stelsels, reclassering enz.

Resultaten van onderzoek op het gebied van al de problemen rondom de onkerke- lijkheid hebben reeds geleid tot verandering in inzicht en werkwijze van verschillende

1) W. A. Bonger, Geloof en misdaad, 1913.

(16)

kerken t.a.v. dit punt, ja, zijn zelfs mede aanleiding geweest tot het oprichten van eigen sociologische instituten. Nog altijd echter wordt soms in kerkelijke kringen, tot in de hoogste leiding, de voorkeur gegeven aan verouderde simplistische verbandleg- ging, in strijd met de resultaten van onderzoekers uit eigen kring 2).

Nog volkomen ongerijpt is de situatie rondom de problemen van ons zuilensysteem.

Er bestaan allerlei belangrijke historische studies over het ontstaan en de ontwikkeling van onze politieke partijen, over de schoolstrijd, over het omroepvraagstuk, over de ontwikkeling van onze pers, over de emancipatie van katholieken en gereformeerden, over de ontwikkeling van onze vakbonden, boerenbonden, coöperaties, middenstands- of werkgeversbonden; er zijn honderden gedenkboeken van algemene en confessionele verenigingen op alle mogelijke gebieden, waaruit veel materiaal is te putten, maar een historische monografie, waarin ontstaan en ontwikkeling van ons zuilenstelsel als zodanig wordt geschetst, bestaat naar mijn weten nog niet. En het sociologisch on- derzoek moet nog helemaal beginnen! Toch laat het zich aanzien, dat deze situatie bezig is te veranderen. Ik moge dit nader adstrueren.

De verzuildheid neemt in ons land in velerlei opzichten nog toe. Het 'stelsel draagt een automatische zelfversterking, het effect van een rollende sneeuwbal in zich (zo- lang er nog een dikke sneeuwlaag onder ligt en zolang de sneeuw pakt!). Dit is zonder meer te begrijpen: verzuildheid betekent isolement, of men het erkent of niet, isole- ment leidt gemakkelijk tot onbekendheid met de sfeer, levensstijl en opvattingen van 'andersdenkenden', onbekend maakt onbemind, dit leidt weer tot een vertekend beeld van de opvatting van de 'anderen', tot wantrouwen, tot groepscentrisme en daar- mee tot volharding in het oude patroon en uitbreiding daarvan over nieuwe terreinen.

Wanneer ik eens enige nieuwe termen mag invoeren: zonder enige twijfel neemt nog steeds de institutionele verzuildheidsgraad toe, d.w.z. steeds kleiner wordt het aantal terreinen van maatschappelijke activiteit, waarvoor geen verzuilde vereniging of in- stituut bestaat. Minder zeker is die toename bij de vullingsgraad der verzuilde vereni- gingen of activiteiten, d.i. het percentage dat ieder daarvan heeft aan deelnemers van het maximum dat zij zouden .kunnen hebben, wanneer alle personen die deze levensbeschouwing zijn toegedaan en voor de betrokken activiteit in aanmerking ko- men, inderdaad mee zouden doen. Deze graad neemt veelal nog toe, maar op som- mige gebieden niet. Toenemend is meest ook nog de integratie tussen de onderdelen van één zuilencomplex (de interne integratiegraad), toenemend is vooral de omvang der werkzaamheden mede door een zich nog steeds uitbreidend subsidiestelsel.

Tegenover deze toeneming der verzuildheid naar omvang en intensiteit staat echter ook een toenemend gevoel van onbehagen bij tegenstanders en van bezinning bij een deel der voorstanders, reeds vóór de laatste oorlog, nog sterker daarna. Nieuwe ideeën bij een deel der katholieke intellectuelen en die uit christelijk-historische kring, de

2) Vergelijk b.v. de simplistische redenering over het verband tussen socialisme en on- kerkelijkheid in het Bisschoppelijk Mandement 1954, de paragrafen 49, 50, 52, met de meer gedifferentieerde behandeling van dit onderwerp bij r.-k. auteurs als pater dr. Staverman, Buitenkerkelijkheid in Friesland, 1954, of dr. A. van de Weyer OFM Cap., De religieuze praktijk in een Brabantse industriestad, 1955.

12

(17)

tl-

ie

~t

)-

'-

nieuwe koers ingeslagen doorde Ned. Hervormde Kerk, de oprichting van de Partij van de Arbeid vormen tegenstromen op godsdienstig, resp. politiek terrein, zeker niet zonder samenhang. De opmars der verzuiling is zeker nog niet over de gehele linie ge- stuit, maar op politiek terrein is een vorm van samenwerking gevonden, die blijkens de laatste verkiezingen steun vindt bij een groeiend deel van het volk. Voor de maat- schappelijke en culturele organisaties is deze vorm (beter: vormen, want op ieder terrein ligt het weer anders) nog niet gevonden resp. verwezenlijkt, maar de ban is gebroken, dat de boom der verzuiling tot in de hemel zal groeien.

In deze nieuwe situatie nu van een sterke stroom met een zwakkere, maar rijzende tegenstroom is bovenal onderzoek vereist, zowel theoretisch sociologisch onderzoek over structuur, functie en gevolgen van verzuiling en van doorbraak als van toegepast onderzoek naar de mogelijkheid van nieuwe vormen van samenwerking, die volledig recht doen aan de levensbeschouwelijke behoeften. In dit artikel zullen wij ons beper- ken tot theoretische, sociologische beschouwingen. Onderzoekingen moeten, gelijk reeds gezegd, nog beginnen S). Terecht wordt dan ook sterk op het aanpakken van dit onderzoek aangedrongen. Van de 'Sociologische Gids' is reeds een afzonderlijk verzuilingsnummer verschenen met interessante artikelen van bekwame jongere socio- logen als dr. ,. A. A. van Doom, dr.

J.

A. Ponsioen en anderen 4). De principiële, nor- matieve beschouwingen zullen uiteraard door moeten gaan, maar men zal daarnaast eveneens moeten letten op het resultaat van onderzoekingen. Immers iedere levens- beschouwelijke groep heeft haar doelstellingen, op grond waarvan zij principieel maat- regelen kan beramen. De vraag is nu, of zulk een groep met deze maatregelen de beoogde resultaten bereikt. Dit kan alleen uit onderzoek blijken, en de uitkomst in soortgelijke gevallen is dikwijls, dat het resultaat anders is, soms zelfs tegengesteld aan wat men wenst! Bovendien moet men dan nog onderscheid maken tussen de ge- volgen voor de afzonderlijke personen, voor de eigen groep en voor de gehele natie.

Iedere maatschappelijke structuur heeft zo haar eigen regelmatigheden, die de socio- logie kan trachten te ontdekken. Het is nooit de bedoeling van de sociologie om individuen, groepen, kerken, partijen, regering enz. van hun respectieve verantwoor- delijkheid te beroven of doelstellingen voor te schrijven. Integendeel: de sociologie wijst juist op de verantwoordelijkheden na confrontatie met de ontdekte diverse ge- volgen. Wil men die of die maatregel, die of die structuur? Zo ja, dan is men ook verantwoordelijk voor de gevolgen. Zo neen, dan moeten die maatregelen, structuren enz. geleidelijk gewijzigd worden.

Wanneer het zuilenonderzoek op gang zal komen, zal er wellicht van bepaalde zijde verzet komen. Dat verzet is dom. Elk functie-analytisch onderzoek kan de doelmatig- heid van onze instellingen verhogen. Een katholiek auteur als dr.

J.

A. Ponsioen 5) wekt dan ook terecht op, aan zulk een studie te beginnen, en wel niet van de verzui- ling in haar geheel, maar eerst van de afzonderlijke verzuilde sectoren, zoals' vak-

3) Het Sociologisch Instituut der Rijksuniversiteit te Utrecht heeft dit jaar een klein onder- zoek gedaan, waarvan de resultaten t.Z.t. zullen worden gepubliceerd.

4) SOCiologische Gids, Maart-April 1956.

5) Notities voor de sociologische bestudering van de verzuiling. 'Sociologische Gids' 1956, p.Sl.

(18)

organisaties, politieke partijen, organisaties der communicatiemiddelen, maatschap- pelijk werk, wetenschapsbeoefening enz.

Toch kunnen wij n.m.m. niet op de verschillende functie-analyses wachten voor wij met de sociologie van zuilen en verzuiling als totaliteit beginnen. Al direct duikt de vraag op van de terminologie. De termen zuilen en verzuiling worden meest g(>

bruikt door de tegenstanders; voorstanders fronsen meest hun voorhoofd bij het ge- bruik: het zijn denigrerende termen. Kan de sociologie zulke termen gebruiken? Het lijkt ons gewenst hierover eerst enige beschouwingen te geven.

Begripsbepaling

Een denigrerende term kan een belangrijke kern van waarheid bevatten. Of dit zo is en in hoeverre zal uit nader onderzoek moeten blijken. Eén van de kenmerken van de door tegenstanders gebruikte term zuil is, dat zij de verdeeldheid van ons volk bevordert. Niemand zal kunnen ontkennen, dat deze desintegrerende werking bestaat.

Intussen is dit één kant van de zuil, de andere is de integrerende naar binnen. Vaak is de groepssolidariteit binnen de 'in-group' omgekeerd evenredig met de gevoelens van sympathie voor de 'out-group' en haar leden, maar niet altijd en niet bij alle per- sonen. Of, en in welke mate met de groeiende verzuildheid, de groepssolidariteit naar binnen is gestegen en de sympathie naar buiten gedaald, zal nader onderzocht dienen te worden. Het kon wel eens zijn, dat dit voor verschillende zuilen én voor verschil- lende terreinen van activiteit niet gelijk is. Een ander kenmerk van het als ongunstig bedoelde begrip verzuiling is: gewetensdwang. Vooral bij de discussie over het Man- dement 1954 is dat woord veel gevallen. Nu is gewetensdwang geen objectief begrip.

Wie het tuchtrecht van de geestelijkheid aanvaardt, zal als geoorloofd beschouwen wat een ander gewetensdwang zal noemen. Wel is het een feit, dat ook bij aanvaar- ding dit subjectief als een druk kan worden gevoeld. En soms zeer sterk. In een be- kend speciaal nummer van 'Te elfder ure' drukt een anoniem katholiek 6) zijn gevoe- lens over het kerkelijk g8lZag aldus uit: 'Ik constateer steeds meer hoezeer er een sfeer van onveiligheid hangt tussen gezagsdragers en onderdanen en tussen hogere en lagere gezagsorganen. Bijna iedereen heeft het gevoel geheel en al afhankelijk te zijn van een gezag, dat de macht heeft zeer diep in te grijpen in het intiemste van ieders persoonlijk leven, dat ieder ogenblik kan toeslaan en waarvan men de beweegreden niet of slechts zeer vagelijk kent, en waartegen men zich nooit. kan ve.ti- dedigen, waarop geen beroep bestaat.' Voor een niet-katholiek is dit een bijna onvoorstelbare sfeer, die doet denken aan die in Franz Kafka's 'Der Prozess'. Hoeveel katholieken zullen dit gevoel zó sterk hebben? Het peilen daarvan gaat helaas boven de mogelijkheid uit van een objectief onderzoek, al is het wel zeer waarschijnlijk, dat /

het aangehaalde geval schaars optreedt. Althans een niet gering aantal r.-k. intellectu- elen, priesters en leken, al of niet politiek doorgebroken, blijkt de verhouding tussen gezag en gehoorzaamheid in de R.-k. Kerk anders aan te voelen.

6) Een katholiek over het Nederlandse katholicisme. In 'De toekomst van het katholicisme in Nederland' ('Te Elfder Ure' april-mei 1955) p. 197-204. De redactie schrijft in een na- schrift: De naam van de schrijver is aan de redactie van Te Elfder Ure bekend.

14

(19)

ap-

oor tikt

g~

ge- let

zo an Ik lt.

~k

[IS

~-

in 1- g

I.

n

De conclusie van bovenstaande is, dat bij de voorlopige sociologische begrips- bepaling van de term 'zuil' kenmerken als 'verdeeldheid' of 'gewetensdrang' daar- buiten gehouden moeten worden, niet, omdat ze nergens bestaan, maar de mate ervan zal, indien mogelijk, nader onderzocht moeten worden. Voor iedere 'zuil' zal dit ook niet gelijk zijn.

Het gaat hier om werkingen, om functies van het systeem, en die zijn uiterst inge- wikkeld. Blijft slechts over de mogelijkheid om bij een voorlopige begripsbepaling uit te gaan van de structuur van het systeem. Ik stel dan voor de volgende definitie, die ik nog nader zal toelichten: Zuilen zijn op levensbeschouwelijke grondslag geba- seerde, wettelijk 7) gelijkgerechtigde blokken van maatschappeliike organisaties en samenlevingsvormen binnen een grotere, levensbeschouweliik gemengde, maar raciaal en etnisch overwegend homogene, democratische maatschappij (natie). Door deze begripsbepaling is het mogelijk, het verschijnsel 'zuilen' af te bakenen van min of meer verwante begrippen als kaste, stand, klasse, etnische groep, secte, kerkensplitsing. Wij zullen de elementen der definitie afzonderlijk bespreken.

1. Hoofdzaak is de menging van geloof en de rationele superorganisatie van onze moderne tijd. Daarom zijn de zuilen een modern verschijnsel. Op deze hoofdzaak hebben reeds verschillende schrijvers gewezen 8).

2. Zuilen zijn geen kasten, al hebben beide met 'apartheid' te maken. Kasten, zowel in India, Zuid-Afrika als in het Zuiden van de Verenigde Staten, hebben met rasverschillen te maken, zijn bovendien sociaal van boven af 6pgelegd en wettelijk 1liet gelijkgerechtigd. Zuilen bestaan alleen in een democratische maatschappij. Zij zijn wettelijk wel gelijkgerechtigd. Wanneer de oudere zuilen in sommige gemeenten (de katholieke met name) de wordende humanistische zuil bepaalde rechten willen onthouden, is dit een inconsequentie en een bewijs, dat men de structuur van het sys- teem niet begrijpt of niet begrijpen wil. Het isolement van de zuil is voorts door de groep of door de leiding vrijwillig gekozen, vrijwillig versterkt en kan ook alleen vrij- willig verzwakt worden. Daarmee wordt niet ontkend, dat in het begin van de zuilen- vorming, toen emancipatie het hoofdpunt was, bundeling van kracht door de omstan- digheden geëist werd. Het blijven in resp. verlaten van de zuil voor de individu is vrij- willig, al betekent dit al weer niet - zie boven - dat geen zwakkere of sterkere morele,

godsdienstige of maatschappelijke druk door de groep of de leiding kan worden uit- geoefend.

3. Standen en klassen zijn geen zuilen, omdat de gemeenschappelijke levens- beschouwing ontbreekt, of, indien aanwezig, meest toevallig is 9).

7) Impliciet wettelijk, want de wet zwijgt over de zuilen. Maar dat bewijst, dat er geen wettelijke zuilenprivileges zijn, al maakt het bestuursbeleid wel eens onderscheid.

8) Vergelijk Van Doom en Ponsioen in het reeds genoemde verzuilingsnummer van de 'Sociologische Gids' resp. p. 44 en 50. Vergelijk ook mijn eerste poging tot een definitie (zuilen zijn geloofsgemeenschappen, die zich omgevormd hebben tot belangenorganisaties) in: Mens, massa, gemeenschap (Procesverbaal Christelijke sociale conferentie 1952, p. 119).

9) Meest toevallig, want er bestaat - en vooral bestond - verband tussen godsdienst en 'Wirtschaftsgeist': men denke aan de beroemde stelling van Max Weber. Zo kon men in sommige Nederlandse en Duitse steden overwegend Protestantse ondernemers naast over- wegend Katholieke arbeiders aantreffen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Tot slot twee korte opmerkingen. Begrijpelijk genoeg bepleit Nieuwenhuijsen telkens decentralisatie. Ik heb sterk de indruk dat dit voortvloeit uit appreciatie van deze waarde

- De economische en sociale kosten van militaire wedijver vormen belangrijke redenen om ontwape- ning te zoeken. - Hoewel de vooruitzichten op wapenbeperking en

Naast de trendkoppeling en de koppeling van het bruto-minimumloon bestaat er nog een derde koppe- ling en dat is de koppeling van netto minimum uitke- ring aan het

Is zij door deze wijze van doen niet in staat, zichzelf of haar leden met een aureool van heiligheid te omgeven - door zichzelf aldus volledig te stellen onder

Het gaat er om, zegt Marx, in zijn reeds eerder aangehaalde Kritik des Gothaer Programms (1875): 'de staat te veranderen van een orgaan dat boven de maatschappij

klagen dat de V.S. daar nu eindelijk ernst mee maakt. Dat neemt niet weg dat de moeilijkheden voor de Europese Gemeenschap op een ongelegen moment komen. Nog maar net gestart met

(Minister Donker heeft op deze prin- cipiële grond de omstreden beslissing genomen om wetsontwerp 3705 over de reorganisatie van de rechterlijke macht in te

Breidt het activiteitenprogramma voor de sportorganisatie uit met zaken die niet meer tot de directe sportsfeer behoren, soms zelfs daar geheel buiten liggen (kamperen,