• No results found

Bijlage Pedagogisch Beleid Kiem Opvang Locatie KDV Luchtballon

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Bijlage Pedagogisch Beleid Kiem Opvang Locatie KDV Luchtballon"

Copied!
14
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bijlage Pedagogisch Beleid

Kiem Opvang Locatie KDV Luchtballon

2018 2019

(2)

1 Inhoud

1. Inleiding ... 2

2. Visie ... 2

2.1 Emmi Pikler. ... 2

2.2 Thematisch werken ... 5

3. Een dag op de kinderopvang ... 5

3.1 Breng- en haalmoment ... 5

3.2 Activiteiten ... 6

3.3 Opruimen ... 7

3.4 Goedemorgen lied. ... 7

3.5 Buiten spelen ... 7

3.6 Speellokaal ... 7

3.7 Omkleden ... 8

3.8 Handen wassen ... 8

3.9 Activiteit voor of na een eetmoment ... 9

3.10 Fruiteten ... 9

3.11 Toilet bezoek en verschoon moment ... 9

3.12 Geleide activiteiten ... 10

3.13 Spelbegeleiding ... 10

3.14 Lunch ... 11

3.15 Regels en afspraken ... 11

3.16 Afspraken mbt de fysieke veiligheid ... 11

4. Locatie specifieke groepsindeling en ruimtes ... 13

(3)

2

De basisprincipes in de praktijk

1. Inleiding

Ons Kindcentrum richt zich op onderwijs en opvang voor kinderen van 0 tot 13 jaar. Het kinderdagverblijf biedt opvang voor kinderen van 0 tot 4 jaar. We werken vanuit de visie van Emmi Pikler. In het pedagogisch beleidsplan van de kinderopvang worden de pedagogische doelen van IKC Kidion beschreven. In de Wet Kinderopvang en in het “Pedagogisch kader kindercentra voor kinderen van 0 tot 4 jaar” is een uitvoerig raamwerk beschreven.

In dit werkplan wordt beschreven hoe wij de visie van Emmi Pikler in de praktijk brengen aan de hand van de basisprincipes. Het is in eerste instantie geschreven voor collega’s, nieuwe werknemers, invallers, stagiaires en ouders.

Regelmatig doch minimaal elk jaar wordt dit werkplan geëvalueerd en herzien.

2. Visie

2.1 Emmi Pikler.

We werken op het kinderdagverblijf van IKC Kidion op de groepen van 0-4 jarigen met de methode van Emmi Pikler. Emmi Pikler is geboren in 1902 in Wenen en nam in 1946 de leiding op zich van een kindertehuis Lóczy in Boedapest. Het tehuis kreeg later de naam

“Emmi Pikler- Instituut”. Het Emmi Pikler instituut heeft de afgelopen 55 jaar veel ervaring opgedaan met het onderzoek naar de groei en ontwikkeling van baby’s. Emmi Piklers visie geeft praktische en concrete aanwijzingen om jonge kinderen binnen een groep te

begeleiden en tot hun recht te laten komen. Emmi Pikler vertrouwde volledig op haar

kindbeeld, dat van het competente kind: de nieuwsgierige baby die wil leren en ontwikkelen.

Het beeld wat je van een baby hebt, bepaalt je handelen. Voor veel volwassenen is het lastig om het kind zijn eigen zelfstandige leerproces te gunnen, omdat ze een beeld hebben van een afhankelijke baby die ze van álles moeten leren. Uit recent hersenonderzoek blijkt de waarde van Piklers denken over zelfstandige bewegings- en spelontwikkeling voor de vorming van het brein in de eerste levensjaren.

Hoe werken wij met de visie van Emmi Pikler op IKC Kidion en wat is ons doel?

Ons algemene doel is dat we als pedagogisch medewerkers allemaal op dezelfde manier werken en kinderen op eenzelfde manier benaderen en verzorging geven. Daarmee worden dingen voor kinderen herkenbaar en dat geeft het kind op den duur vertrouwen (het weet wat het van de pedagogisch medewerkers verwachten kan). Wij gaan allemaal uit van het

competente kind.

De inrichting

De Emmi Pikler methode kenmerkt zich onder andere door bepaalde elementen in de inrichting van de groepsruimten. Er is een grote, lage grondbox. Baby’s kunnen hier in alle rust liggen, spelen en vaardigheden oefenen. De rest van de ruimte is toegankelijk voor kinderen die kunnen kruipen en lopen. De groepsruimte en speelruimte bevatten elementen om kinderen uit te dagen om hoogte in te leren schatten; te leren balanceren; te leren

klimmen en klauteren en heeft plekjes om zich te kunnen verstoppen. Wipstoeltjes en andere stoeltjes die de bewegingsruimte beperken worden zoveel mogelijk vermeden; we gebruiken deze alleen op indicatie. Eten en drinken doen we aan hoge tafels met banken. Elke groep

(4)

3 heeft een zitbank waar pedagogisch medewerkers in alle rust een fles, hapje of een-op-een moment aan de baby’s kunnen geven.

Spelen, spelmateriaal en optimale bewegingsruimte.

In de grondbox worden baby’s vrij op de mat gelegd; in eerste instantie altijd in rugligging.

We hebben afspraken met elkaar gemaakt over hoe we een baby in de basis veilig optillen, dragen en neerleggen in de box. Een baby moet er op kunnen vertrouwen dat het volledig ondersteund gaat worden. We pakken een baby “scheppend” op met één hand onder het hoofdje en met de andere hand onder het bekkengebied. Zo voelt het zich écht “gedragen”

en kan het rustig op de Piklermat in de grondbox worden neergelegd. Piklermatten zijn glad en afwasbaar en een hele geschikte ondergrond om op te leren bewegen. In principe heeft een gezonde pasgeboren baby “alles in zich” om zelfstandig tot volledige ontwikkeling te kunnen komen. Na de eerste prille maanden richt het zich steeds meer op de omgeving en op het eigen lichaam. Het heeft ogen om dingen te kunnen bekijken; oren om de geluiden uit de omgeving op te kunnen vangen; een stem om geluidjes mee te kunnen maken en te kunnen brabbelen; handen om mee te spelen; dingen aan te raken; te grijpen; over te pakken; het hele lichaam om in beweging te kunnen komen! We zien dan ook dat een baby in de eerste periode niet veel nodig heeft om zich te kunnen vermaken. Zodra we zien dat een baby eraan toe is, worden er enkele speeltjes om hem heen neergelegd; zo wordt een baby uitgedaagd om zelf in beweging te komen; hij kiest vervolgens zelf een speeltje uit. Als een baby dat zelf mag doen, dan heeft hij de rust voorwerpen van alle kanten te kunnen bekijken, te kunnen betasten en proeven. Speelgoed wordt regelmatig afgewisseld zodat een baby steeds tot andere dingen uitgenodigd wordt. Het speelgoed is eenvoudig; nodigt uit tot eigen fantasie; het materiaal moet alle zintuigen kunnen prikkelen. Baby’s hebben door de grootte van de box optimaal de ruimte om zonder gestoord te worden verder aan de slag te kunnen gaan met hun motoriek; rollen; tijgeren; kruipen; gaan zitten; staan en de eerste pasjes gaan zetten; staande aan de rand van de box. Een baby moet de tijd en ruimte krijgen om dat op zijn eigen tempo te mogen doen. Voor een baby is het een belangrijke

voorwaarde dat het zich ook op dit soort momenten gezien voelt; we zijn zichtbaar of

hoorbaar in zijn omgeving aanwezig en maken regelmatig even contact maar zijn er alert op dat we hem niet storen tijdens zijn spel.

Voor kruipende kinderen en kinderen die lopen zetten we meerdere malen per dag het speelgoed spel-klaar; het liefst op meerdere plekken zodat ze kunnen kiezen wat ze willen gaan doen (een hoekje waar de pop in een bedje ligt, waar een keukentje is en een gedekte tafel klaarstaat en ze eten kunnen koken/ een hoek waar ze kunnen bouwen of met auto’s of boerderijdieren kunnen spelen/ een plek waar ze kunnen puzzelen/ kleien/ met

ontwikkelingsmaterialen aan de slag kunnen gaan. We kijken vooral naar wat een kind nodig heeft. We spreken een kind aan op alle ontwikkelingsgebieden waar het op dat moment aan toe is; taal; voorbereidend rekenen; zintuigelijke ontwikkeling; bewegen; fijne motoriek;

wereldoriëntatie; sociaal- emotionele ontwikkeling en muziek. We proberen een kind steeds weer andere dingen aan te bieden door gebruik te maken van de verschillende

ontwikkelingsmaterialen die we in huis hebben. Bij zogenaamde min of meer geleide activiteiten wordt vaak in eerste instantie aan knutselen, knippen, verven en plakken

gedacht. Wij zijn ons ervan bewust dat een kind daar écht aan toe moet zijn en proberen wat dat betreft veel breder te denken. We staan erbij stil dat álle dingen die je in feite gedurende

(5)

4 de dag doet met een kind in principe ook geleide “activiteiten” zijn omdat je kinderen daarbij leert zelfstandig te worden; denk aan handen wassen; aan en uitkleden; zelf een boterham leren smeren. Kinderen tot drie jaar hebben vooral behoefte aan lekker rommelen; dingen verplaatsen; stapelen; in en uitladen. Ze ontdekken dat het één in het ander past of juist niet;

ze leren dat ze het één boven op het andere kunnen zetten of niet. Zelf spelen heeft een positieve invloed op het gevoel van autonomie van het kind; hij kan zelf bepalen waarmee hij speelt en hoelang. Zo leert hij eigenschappen van voorwerpen kennen op zijn eigen unieke manier. Hij ontdekt daarbij zijn interesses, zijn voorkeuren, zijn mogelijkheden en grenzen.

Door deze vrijheid om zelf te kunnen spelen, ontwikkelt het kind zelfbewustzijn en voelt zich competent. Een kind dat iets bereikt door zelfstandig experimenteren, verwerft een hele andere kennis dan een kind dat een kant en klare oplossing krijgt aangeboden. Kinderen hebben ook behoefte aan overzicht. Daarom wordt er meerdere malen per dag samen met de kinderen opgeruimd en worden dingen gesorteerd; dit begeleiden we met een herkenbaar opruim-lied.

Respectvolle verzorging, tijd en ruimte.

Emmi Pikler geeft verder het grote belang aan van een respectvolle en liefdevolle verzorging.

Die geven wij door een kind meerdere malen per dag één op één momentjes aan te bieden.

Dit zijn de momenten waarop we een kind verschonen; klaarmaken om te gaan slapen, in en uit bed halen en weer aankleden nadat het geslapen heeft en alle voedingsmomenten en momenten waarop we met een kind aan spelontwikkeling doen. Maar ook op momenten waarop een kind verdrietig is en troost nodig heeft. Hiervoor nemen we écht de tijd; dan kunnen we handelingen rustig uitvoeren en een kind ruimte geven om te reageren. Door oogcontact te maken; door een kind te vertellen wat we gaan doen; door het aan te raken en door er exclusief voor een kind te zijn, voelt het zich gezien en kan er een veilige hechting ontstaan. We beschouwen elk kind als een actieve partner; van jongs af aan begrijpt een kind meer dan je misschien zou verwachten. Door op de signalen te letten zoals mimiek, bewegingen en geluiden, leert een kind zijn eigen behoeften en taal kennen en kan er gepast gereageerd worden. Een kind ervaart dan dat hij invloed kan hebben op de manier waarop wij hem verzorgen en dat stimuleert zijn gevoel van eigenwaarde en autonomie. Door rekening te houden met het tempo en de beweeglijkheid van een kind en te vertellen wat er gaat gebeuren, kan hij zich mentaal en fysiek op alle handelingen voorbereiden; het zgn.

anticiperen. Wat later zal hij meedoen; het zgn. participeren en vervolgens is er werkelijk sprake van samenwerking; dit wordt coöpereren genoemd. Dit zijn allemaal ingrediënten voor een écht dialoog en het opbouwen van een warme, vertrouwde en liefdevolle band.

Het eetmoment.

Kinderen worden op schoot gevoed tot het moment aangebroken is dat een kind helemaal zelfstandig zit. Daarna kan een kind mee gaan eten aan tafel in een verkleinstoel tot het zover is dat het zelf stevig aan tafel kan zitten op de eet-bank. Er wordt eventueel in groepjes aan tafel gegeten; dat geeft rust en overzicht en een kind voelt zich ook dán weer gezien en gehoord. Het eetmoment wordt ingeleid door een liedje. Dat is herkenbaar en geeft aan wat er gaat gebeuren. Er wordt tijdens het eetmoment tijd en ruimte genomen om elk kind rustig in zijn eigen tempo te laten eten en drinken. Er wordt niet geforceerd of aangedrongen maar

(6)

5 gemotiveerd en positief benaderd. Elk kind krijgt verder tijd en ruimte om zich vaardigheden eigen te maken: uit een open beker leren drinken, zelf brood leren smeren en zelf

broodbeleg kiezen. Het eetmoment is een sociaal moment waarbij kinderen gezellig mogen vertellen, vragen kunnen stellen en een moment van rust kunnen ervaren. Het is ook een moment waarop ze om leren gaan met samen delen; op hun beurt wachten en kleine conflictjes oplossen.

2.2 Thematisch werken

Er wordt thematisch gewerkt. De activiteiten die worden aangeboden zijn gericht op speelse verwerving van kennis en vaardigheden. We gaan mee in de thema’s vanuit school. Er zijn twaalf thema’s. De seizoenen komen elk jaar aan bod, de andere thema’s gebruiken we willekeurig. Bij elke activiteit staat één ontwikkelingsgebied centraal: taal, voorbereidend rekenen, zintuiglijke ontwikkeling, beweging, fijne motoriek, wereldoriëntatie, sociaal- emotionele ontwikkeling en muziek.

We spelen telkens in op wat er in de groep leeft of wat we op dat moment belangrijk vinden om aan te bieden.

3. Een dag op de kinderopvang

3.1 Breng- en haalmoment

De kinderen worden elke ochtend door een pedagogisch medewerker verwelkomd. De pedagogisch medewerker gaat op ooghoogte zitten van het kind, maakt oogcontact, zegt

“goedemorgen ...(naam van het kind) en geeft een hand. Mocht een kind geen hand willen geven dan wordt dat gerespecteerd. Ook de ouder wordt een goedemorgen gewenst. De pedagogisch medewerker is geïnteresseerd in het kind en de ouder en voert een kort gesprek, waarbinnen een stukje overdracht plaats vindt tussen ouder en pedagogisch medewerker. Eventuele bijzonderheden worden genoteerd en later overgedragen aan de andere pedagogisch medewerker(s) op de groep. Het afscheid verloopt in alle rust, de pedagogisch medewerker neemt de tijd om de ouders het vertrouwen te geven dat ze kunnen gaan en begeleid het kind naar een activiteit of gaat samen zwaaien mocht daar behoefte aan zijn. Ook wordt er de tijd genomen om het kind eventueel te troosten.

Tijdens het ophaalmoment bespreekt de pedagogisch medewerker kort de dag en de

eventuele bijzonderheden. Samen wordt even de dag afgesloten. Het kind krijgt een hand en ouder en kind worden een fijne middag/avond gewenst.

De pedagogisch medewerkers kennen alle kinderen op de groep bij naam. Zij zetten zich in om ook op de hoogte te zijn van de namen van de ouders, boertjes, zusjes en eventueel huisdieren. Ter ondersteuning hiervan is er op elke groep een “familiemuur” aanwezig met foto’s van elk kind met het gezin. Met het “goedemorgen “ lied en spelletjes leren kinderen ook elkaars namen kennen.

De pedagogisch medewerkers weten ook persoonlijke bijzonderheden (bv. slaaptijden, slaapritueel, allergieën) en gebruiken dit in contact met de kinderen. De pedagogisch medewerkers geven de kinderen het gevoel dat ze er toe doen, dat ze gezien en gehoord voelen. Zij gedragen zich sensitief en responsief naar kinderen. Laten actief merken dat zij het kind begrijpen en reageren daar adequaat op. Dit doen zij altijd met een open en enthousiaste ontspannen houding, door tijd te nemen voor een kind, op ooghoogte te gaan

(7)

6 zitten, door zich in te leven in een kind, het in zijn waarde te laten en te spreken met een rustige warme stem, gebruikmakend van mimiek, gebaren en houding. Doordat kinderen ervaren dat ze “echte” aandacht krijgen is ontstaat er rust op de groep.

Emoties mogen er zijn. Een kind mag even huilen, mag papa en of mama missen, mag even boos zijn of blij. Samen wordt er gezocht of er nog actie ondernomen moet worden of dat het is zoals het is en er gewoon even mag zijn. Het kind kan rekenen op inlevende pedagogisch medewerkers.

Ongewenst gedrag wordt waar mogelijk genegeerd. Indien het de veiligheid van zichzelf of andere kinderen in gevaar brengt volgt een neutrale reactie (zonder oordeel). Gewenst gedrag wordt genoemd en een kind wordt meteen bekrachtigd als het ook maar enigszins het wenselijke gedrag vertoont. “Kom maar aan tafel zitten. “Ik zie dat je deze kant op komt, wat gezellig.” Bekrachtigen kan ook met een knuffel, high-five, iets dat een kind aanspreekt.

Pedagogisch medewerkers hebben vanzelfsprekend en gepast lichamelijk contact met kinderen. Zij hebben een professionele werkhouding in situaties die vragen om of horen bij.

Pedagogisch medewerkers geven overzicht aan de dag, elke dag hetzelfde dagritme zorgt voor een voorspelbare dagindeling.

Daarbij is rekening gehouden met het bioritme van een jong kind. Binnen de groepsroutine houden de medewerkers rekening met de eigenheid van ieder kind en zijn thuisgewoontes.

Het vaste ritme geeft houvast zowel aan baby’s als aan de peuters. Binnen dit vertrouwde ritme is er ook ruimte voor enige flexibiliteit, voor onvoorziene situaties of uitloop van geplande activiteiten.

Lichamelijk contact (bv. troosten en op schoot nemen). Zij laten zich leiden door de reactie van het kind. Vindt het kind bv. kietelen niet fijn dan wordt daarmee gestopt.

De pedagogisch medewerkers verwoorden in veel situaties het gedrag van een kind en praten met taal die past bij de leeftijdsgroep. Alle medewerkers spreken AN.

3.2 Activiteiten

Vrij spel tijdens de start van de dag.

Na het ontvangst mogen kinderen vrij gaan kiezen waar ze mee willen gaan spelen. De pedagogisch medewerkers hebben al materiaal speelklaar gezet waaruit gekozen mag worden. Kinderen hebben ook de keuze om zelf iets uit de kast te pakken. Er kan aan tafel gespeeld worden, maar we spelen ook veel op de grond.

Voor baby’s is er een speciale grondbox waar zij de dag rustig op kunnen starten (zie Emmi Pikler). De medewerker die het kind neerlegt vertelt wat het gaat doen, wat er ligt, waar het kind mee mag gaan spelen en wie er eventueel ook in de box ligt.

Kinderen die nog even gaan slapen worden in alle rust naar bed gebracht. De pedagogisch medewerker neemt hier even écht rustig de tijd voor. De kinderen nemen van thuis hun eigen spullen mee (slaapzak, speen, knuffel, pyjama). Als een kind klaar is om te gaan slapen wordt het naar het bed gebracht. In principe slapen de kinderen zoveel mogelijk in hetzelfde bed. Slapen er meerdere kinderen in dat bed, dan worden de matrassen

omgedraaid. Het ene kind slaapt op het witte hoeslaken, het andere op het blauwe. Elke slaapruimte een kijkraam. De verduistering hangt altijd een stukje omhoog zodat er te allen tijden in de ruimte gekeken kan worden. Indien wij inschatten dat het gebruik van een babyfoon noodzakelijk is, bv. medisch gezien, wordt er een babyfoon neergezet.

(8)

7 3.3 Opruimen

Rond 9.00 u wordt er gezamenlijk opgeruimd. De pedagogisch medewerker gaat tussen de kinderen inzitten en vertelt de kinderen wat ze van hen verwacht, spreekt een kind aan (maakt oogcontact en noemt het bij naam) en vraagt vervolgens of het kind bv. de blokken in de bak wil doen (kinderen leren sorteren). Daarbij ondersteunt de pedagogisch medewerker de vraag door het zelf een keer voor te doen en start met het zingen van het opruimlied. Als de pedagogisch medewerker ziet dat een kind doet wat er gevraagd wordt reageert zij daar meteen positief op door te benoemen wat zij ziet en dat te bekrachtigen door bv. een duim omhoog te steken, een high five te geven.

Na het opruimen wordt er meteen besproken hoe fijn het is als iedereen mee opruimt. Er wordt besproken wat de pedagogisch medewerker heeft gezien, alle positieve dingen

worden benoemd en er worden complimenten uitgedeeld. De pedagogisch medewerker blijft bij zichzelf nagaan hoe zij zoveel mogelijk kinderen bij deze activiteit kan betrekken en of haar vraag aan elk kind duidelijk genoeg is geweest.

3.4 Goedemorgen lied.

Samen met de kinderen zingen we aan tafel het “Goedemorgen lied”. Met dit lied worden alle kinderen goedemorgen geheten. Als de naam van een kind wordt gezongen, richten we onze aandacht naar het kind toe. Door oogcontact te maken met het kind, aan te wijzen of naar voren te buigen richting het kind. Zo ziet en hoort elk kind wie er aanwezig is die dag. Ook de pedagogisch medewerkers en eventueel stagiaires worden genoemd en begroet.

3.5 Buiten spelen

Vervolgens gaan alle kinderen met een pedagogisch medewerker naar de hal, de ruimte met de kapstokken om de jassen en eventueel laarzen aan te doen. De pedagogisch

medewerkers stimuleren de kinderen om zoveel mogelijk zelf te doen. In alle rust sluiten zij aan bij wat het kind op dat moment kan en proberen het kind zoveel mogelijk te stimuleren om weer iets verder te komen. Waar nodig helpen de pedagogisch medewerkers de

kinderen. Als kinderen weer iets nieuws onder de knie hebben of als ze goed bezig zijn met wat van ze gevraagd is dan benoemen en bekrachtigen de pedagogisch medewerkers dat direct.

Mochten er kinderen slapen, dan blijft er altijd een pedagogisch medewerker op de groep achter. Ook kinderen die op dit moment liever niet mee naar buiten gaan mogen binnen blijven. We stimuleren in principe wel dat kinderen mee naar buiten gaan.

We hebben een afgescheiden speelplaats voor kinderen van het KDV en de Peuteropvang.

We plannen regelmatig samenspeelmomenten in. De buitenruimte is zo ingericht dat het uitdagend en veilig is voor kinderen van 0-6 jaar.

3.6 Speellokaal

IKC Kidion beschikt over een speellokaal met materialen die zijn afgestemd op het jonge kind. Er is volop klim- en klautermateriaal aanwezig dat naar elke leeftijd en

ontwikkelingsniveau van jonge kinderen aangepast kan worden. De pedagogisch

medewerkers kijken goed naar het niveau van de kinderen en passen daar de activiteit op aan. Zij zorgen voor voldoende veiligheid en uitdaging. Waar nodig passen zij de activiteit

(9)

8 tussendoor aan. Vooraf maken de pedagogisch medewerkers de keuze welke kinderen mee naar het speellokaal gaan, dit hangt af van wat zij de kinderen op dat moment willen bieden.

Naast groot materiaal is er ook voldoende klein materiaal, zoals pittenzakken, ballen, blokjes om tijdens een activiteit te gebruiken.

Tijdens een activiteit in het speellokaal is er ruimte voor geleid- en vrij spel, individueel en samenspel. Kinderen worden uitgenodigd om mee te doen, maar worden niet gedwongen.

De pedagogisch medewerkers hebben een actieve houding in het speellokaal. Zij begeleiden een activiteit of sluiten aan bij het spel van een kind of een aantal kinderen en ondersteunen het spel met taal, tevens proberen zij of ze het spel kunnen uitbreiden. Mocht een kind niet willen dan is dat helemaal goed (de pedagogisch medewerker is zonder oordeel) en neemt vol enthousiasme deel aan het oorspronkelijke spel. De pedagogisch medewerker benoemt wat de kinderen aan het doen zijn, met wie, hoe leuk het is om samen te spelen. Mocht een kind wel openstaan om het spel uit te breiden dan pakt de pedagogisch medewerker de kans om hierop in te gaan. Tijdens deze activiteiten zijn de pedagogisch medewerkers zich

bewust van het feit dat zij de ervaringen van de kinderen met taal kunnen ondersteunen.

“Wat sta jij hoog”. “Kun jij hier overheen klimmen? “Hoeveel pittenzakken liggen er op de rug van …? Jij kunt de pittenzak zacht neerleggen. Welke kleur heeft jouw lint? Maar ook sociale ervaringen worden verwoord. “Wat hebben jullie veel plezier samen “, “Jullie zijn goede vrienden.”

De speelzaal wordt gebruikt om te spelen met klein materiaal, speeltoestellen voor jonge kinderen (m.n. klimmen en klauteren) en om te dansen. Waar mogelijk wordt voor de driejarige kinderen de verbinding gezocht met het onderwijs. Dit doen we door bijvoorbeeld regelmatig een kijkje te nemen in de kleutergroep, samen te gymmen in de speelzaal of samen buiten te spelen. Zo kunnen zij alvast wennen aan de omgeving, de kinderen en hun begeleiders (leerkrachten en pedagogisch medewerkers).

3.7 Omkleden

Voor alle activiteiten waarbij omgekleed moet worden, wordt alle tijd genomen. Het is een activiteit op zich. De kinderen kleden zich zoveel mogelijk zelf aan en uit. Waar nodig helpen de pedagogisch medewerkers. De pedagogisch medewerkers stimuleren de kinderen zoveel mogelijk zelf te doen en zijn enthousiast over elk klein stapje of kleine poging die

ondernomen wordt. Dit verwoorden zij naar het kind toe en bekrachtigen dit meteen. De kinderen weten waar zij zelf hun kleding en schoenen netjes neer kunnen leggen en ervaren dat zij zo ook weer hun eigen kleding terug kunnen vinden.

3.8 Handen wassen

Voordat er wordt gegeten gaan de kinderen die dat zelfstandig kunnen hun handen wassen.

Dit wordt begeleid door een pedagogisch medewerker. De kinderen leren hoe ze handen moeten wassen en hoe ze daarna de handen moeten afdrogen. De pedagogisch

medewerker ondersteunt dit verbaal en waar nodig ook visueel door het zelf voor te doen of samen te doen. In de ruimte hangen ook platen waarop visueel wordt afgebeeld hoe er handen moeten worden gewassen. De andere kinderen gaan aan tafel en daar worden met behulp van een washandje de handen gewassen. Bij elk kind wordt aangekondigd dat de pedagogisch medewerker de handen van het kind gaat wassen. De pedagogisch

(10)

9 medewerker noemt de naam van het kind en vertelt wat het gaat doen. Dit is een moment van even persoonlijke aandacht, een grapje, een kietelmoment. Een moment waarop het kind voelt dat het gezien wordt. De pedagogisch medewerker stemt hierbij af op het kind en schat in wat het kind op dat moment fijn vindt. Verbale en non-verbale reacties worden goed in de gaten gehouden en daar wordt respectvol mee omgegaan. Dat kan bv. betekenen dat er meteen gestopt wordt met kietelen. Daarop wordt meteen positief gereageerd en benoemt dat het kind heel goed heeft aangegeven wat het wel of niet fijn vindt.

3.9 Activiteit voor of na een eetmoment

Op momenten dat wij met de kinderen aan tafel gaan voor een eetmoment is er voor het eten tijd voor een activiteit die aansluit bij alle kinderen die aan tafel zitten. Dit kan een verhaal zijn, een lied, samen tellen, iets bekijken en benoemen wat iedereen ziet, aandacht voor kleuren e.d. (taalactiviteit). De activiteit kan aansluiten bij het huidige thema of bij iets dat er op dat moment leeft bij de kinderen. De pedagogisch medewerker zorgt met mimiek, stem, enthousiasme voor betrokkenheid bij de activiteit. De activiteit duurt niet te lang, zodat de kinderen hun aandacht er ook echt bij kunnen houden. Waar mogelijk geeft de

pedagogisch medewerker ruimte voor reacties van de kinderen. De pedagogisch

medewerker regelt en houdt in de gaten dat kinderen om de beurt kunnen reageren. Dit op een ontspannen manier. Kinderen leren zo dat ze af en toe even moeten wachten, maar met het vertrouwen dat zij ook aan de beurt zullen komen.

3.10 Fruiteten

Pedagogisch medewerker vertelt de kinderen dat ze gaan eten en drinken. De kinderen mogen kiezen of ze water of thee willen drinken en mogen kiezen welk fruit ze willen eten.

De thee is lauwwarm zodat kinderen het zonder gevaar kunnen drinken. Er wordt

gestimuleerd om zoveel mogelijk te proeven. Samen wordt het liedje gezongen dat bij het fruit eten hoort. Daarna gaat iedereen lekker eten. Ook de medewerkers eten en drinken wat.

Het is echt een gezamenlijk moment. Er wordt alle tijd en rust genomen zodat alle kinderen rustig in hun eigen tempo kunnen eten en drinken. Eventueel wordt er in kleine groepjes gegeten. Dat geeft rust en overzicht. Het kind voelt zich meer gezien en gehoord. De kinderen worden op een positieve en speelse manier gestimuleerd om goed te eten en te drinken, maar er wordt niet geforceerd of aangedrongen.

Kinderen die nog niet zelfstandig kunnen zitten krijgen fruit bij een pedagogisch medewerker op schoot tot het moment dat zij zelf in een verkleinstoel kunnen zitten en vervolgens

zelfstandig op de eet-bank.

3.11 Toilet bezoek en verschoon moment

Kinderen die niet verschoond hoeven te worden, gaan onder begeleiding van een

pedagogisch medewerker naar het toilet. Hiervoor worden naast de momenten dat kinderen naar het toilet moeten ook vaste momenten ingelast om naar het toilet te gaan. Zo

ondersteunen de pedagogisch medewerkers de zindelijkheidstraining. Dit is een moment vol aandacht, rust en tijd voor het kind. Op ontspannen wijze krijgen de kinderen de gelegenheid om zindelijk te worden.

De kinderen die nog niet zindelijk zijn krijgen hun respectvolle aandachtmoment tijdens het

(11)

10 verschonen van de luier zoals beschreven bij de uitgangspunten van Emmi Pikler.

Kinderen die zelfstandig op de aankleedtafel kunnen klimmen, worden door de pedagogisch medewerker begeleid op het trapje. Bij het omlaag klimmen, leren we de kinderen aan op hun billen te gaan. Wanneer de pedagogisch medewerker de aankleedtafel in hoogte verstelt, let zij er altijd op dat er geen handen of voeten van de kinderen tussen kunnen komen.

3.12 Geleide activiteiten

In principe bieden we na dit toiletbezoek en verschoonmoment een geleide activiteit aan.

Bij geleide activiteiten is het vooral de bedoeling dat je kijkt naar wat een kind nodig heeft en dat het kind dingen leert die bij zijn leeftijd/ontwikkeling passen. Het kind wordt op alle ontwikkelingsgebieden (taal; voorbereidend rekenen; zintuigelijke ontwikkeling; bewegen;

fijne motoriek; wereldoriëntatie; sociaal- emotionele ontwikkeling en muziek) aangesproken en er wordt geprobeerd om telkens weer andere dingen aan te bieden. Aan tafel worden op dat moment activiteiten aangeboden zoals: muziek maken met instrumentjes, spelen met speelzand of scheerschuim, samen spelletjes doen, verven of plakken.

3.13 Spelbegeleiding

Spelen is de natuurlijke manier van jonge kinderen om te leren en hun omgeving te

verkennen. Spelen geeft plezier. Jonge kinderen houden ook van een speelse omgang met volwassenen. Samen grapjes maken en het liefst vertrouwde grapjes waarin een kind het verloop kent. Door te spelen oefenen kinderen alle sociale, emotionele, cognitieve, morele en communicatieve vaardigheden die ze nodig hebben.

“Spel is de taal van het kind. Wil je beter contact met een kind ga dan op de grond zitten en speel.”

Tijdens het spelen observeren de pedagogisch medewerkers of ieder kind betrokken is bij het spel. Waar nodig sluit de pedagogisch medewerker aan om even mee te spelen, spel te ondersteunen met taal, of een nieuw spelelement te introduceren om zo het spel uit te breiden en/of de betrokkenheid te vergroten.

Als het spel niet loopt geeft de pedagogisch medewerker hulp. De pedagogisch medewerker observeert en kiest voor een adequate manier van ingrijpen die past bij de leeftijd en de ontwikkeling van de kinderen. De pedagogisch medewerker is zich bewust van het feit dat kinderen gedrag kopiëren en dus een goed voorbeeld moet zijn en moet voorleven. De pedagogisch medewerker benadert de kinderen rustig, gaat op ooghoogte zitten, maakt oogcontact en eventueel lichamelijk contact met beide kinderen. De kinderen merken dat de pedagogisch medewerker er voor beide kinderen echt is en echt wil helpen. De pedagogisch medewerker verwoordt wat ze heeft zien gebeuren en hoe de kinderen dit samen kunnen oplossen. Waar nodig laat de pedagogisch medewerker zien hoe de kinderen het op kunnen lossen en vraagt vervolgens aan de kinderen om hetzelfde te doen. Eventueel doen zij het samen.

Oudere kinderen leren aangeven wat ze niet fijn vinden door bv. “stop, dit vind ik niet fijn” te zeggen. De pedagogisch medewerker kan dat eerst ondersteunen door het samen te doen.

Wanneer een kind zelfstandig kan aangeven wat het niet fijn vindt, bevestigt een begeleider het kind door te zeggen dat het kind dit goed heeft aangegeven. Eventueel ondersteund met

(12)

11 een gebaar bv. duim omhoog, bekrachtigen.

3.14 Lunch

Op IKC Kidion streven wij ernaar om de kinderen verantwoorde voeding te geven. Naar het broodbeleg wordt goed gekeken, dit is gezond en gevarieerd. De lunch wordt aangevuld met rauwkost. De kinderen drinken water of thee.

Tijdens deze gezamenlijke activiteit oefenen de kinderen met het smeren van hun eigen boterham, het drinken uit een open beker, het kiezen van eigen broodbeleg. Waar nodig helpen de pedagogisch medewerkers, soms helpen kinderen elkaar. Na het zingen van een lied dat bij de lunch hoort, wensen de kinderen en pedagogisch medewerkers elkaar

smakelijk eten.

3.15 Regels en afspraken

Op een speelse wijze en door veel herhalen en oefenen worden de kinderen door de pedagogisch medewerkers op de hoogte gebracht van de regels en afspraken.

De pedagogisch medewerkers verwoorden voornamelijk het gewenste gedrag. “We lopen op de gang.” Als kinderen doen wat er gevraagd wordt dat meteen met een positieve reactie bekrachtigd. De pedagogisch medewerkers leggen ook uit waarom dit gedrag belangrijk is.

De stamgroep is voor de kinderen als een kleine samenleving. Samen wordt er gezorgd voor en fijne sfeer, er is respect voor iedereen, er wordt gezorgd dat iedereen zich op zijn gemak voelt en zichzelf kan zijn. De eigenheid van een ieder wordt gerespecteerd en mag er zijn.

De ruimte wordt samen verzorgd door hem schoon, netjes, gezellig en fris te houden.

Daarnaast zijn pedagogisch medewerkers zich ervan bewust dat zij het goede voorbeeld moeten geven.

3.16 Afspraken mbt de fysieke veiligheid

 Bel bij vergiftiging direct 112.

 Berg giftige stoffen hoog op, bij voorkeur in een kast of ruimte met een hoge klink (minimaal 1,35 meter hoogte) of draaiknop

 Doe de (kast)deur waarachter giftige stoffen zijn opgeborgen, altijd dicht. Bij voorkeur op slot.

 Roken mag alleen in de eigen pauze en op een aangewezen plek, uit het zich van kinderen en ouders. Laat sigaretten(peuken) niet rondslingeren in handbereik van kinderen.

 Bewaar medicijnen buiten handbereik van kinderen. Berg handtassen op in de daarvoor bedoelde bergruimte.

 Controleer spenen regelmatig en laat ouders tijdig zorgen voor nieuwe (reserve) spenen

 Vontroleer regelmatig of de veiligheidstrips op de deuren nog in goede staat zijn en goed vastzitten.

 Bewaar gereedschap in een afgesloten gereedschapskist

 Doe de deur van de bergruimte altijd op slot en houd kinderen uit de bergruimte

(13)

12

 Controleer regelmatig of een vloerbedekking nog goed vastzit en/of vloermateriaal nog stroef genoeg is.

 Gooi kapot speelgoed en speelgoed met scherpe randen weg.

 controleer regelmatig of de stopcontactbeveiligers nog (goed) op de stopcontacten zitten

 Droog bij nat weer de vloer nadat de kinderen weer binnen zijn gekomen.

 Scheid de loop- en speelruimten van elkaar.

 Controleer meubilair regelmatig op splinters en doe dit dan weg.

 Gebruik altijd de raambeveiliger of raamsluiting op kierstand. En houd altijd toezicht.

 Plaats geen objecten bij een raam die een kind als opstapje kan gebruiken (zoals een stoel, doos of tas).

 Verwijder meteen de schroeven, spijkers en punaises bij het weghalen van schilderijen, kaarten, posters, enzovoorts

 Plaats de waterkoker zo dat een kind er niet bij kan (bijvoorbeeld hoog of ver naar achteren op het aanrecht). Laat de snoer van een waterkoker niet los hangen. Plaats deze in een kabelgoot of rol het snoer op.

 Sluit de keukenlades af met een slot.

 Leer kinderen wat de rode en blauwe kleur op de kraan betekent.

 Leer kinderen dat ze zelf niet aan de rode knop voor warm water mogen komen zonder begeleiding.

 Maak de volgende afspraak met kinderen: doe eerst de warme kraan dicht en dan pas de koude

 Bewaar thee (of andere hete dranken) in thermoskannen. Gebruik thermoskannen die helemaal dicht kunnen.

 Maak geen thee (of andere hete dranken) klaar in de buurt van de kinderen.

 Drink geen thee (of andere hete dranken) als kinderen op schoot zitten.

 Drink uit (thee)kopjes met goede oortjes die makkelijk vast te pakken zijn.

 Zet (thee)kopjes ver op tafel en het aanrecht zodat kinderen er niet bij kunnen.

 Gebruik placemats ipv tafelkleden

 Maak de volgende afspraak met de kinderen: binnen niet rennen en niet gooien met voorwerpen.

Speelzaal:

 Zorg ervoor dat er in verhouding niet te veel kinderen tegelijk in de ruimte zijn (er moet genoeg ruimte zijn om te spelen).

 Zorg bij oefeningen en spellen voor genoeg ruimte hiervoor.

 Haal druk en rustig spel uit elkaar.

 Zet de wachtrij van kinderen voor een oefening of spel niet te dicht in de buurt.

 Hanteer duidelijke (spel)regels

(14)

13 4. Locatie specifieke groepsindeling en ruimtes

Naam groep Leeftijdsindeling Aantal kinderen

Aantal/namen pm-ers

de Luchtballon 0-4 jaar 16 1. Janine (ma-di-do en even-weken op vr)

2. Kim (ma- di(m) en do) 3. Ilvy (even-weken op wo)

Er wordt gestart en afgesloten in de stamruimte. Gedurende de dag hebben pedagogisch medewerkers de mogelijkheid om samen met de kinderen buiten de groepsruimte te spelen.

Met de kinderen naar de buitenruimte, naar de speelzaal of op het speelleerplein tegenover de kleuterklassen. Dit alles onder begeleiding van een pm-er.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Wij vinden het belangrijk dat ieder kind niet alleen een veilige plek heeft om samen of individueel te spelen, maar dat ieder kind zich veilig voelt in de huiselijke sfeer, bij

Als één pedagogisch medewerker binnen blijft met een aantal kinderen en een andere pedagogisch medewerker naar buiten gaat met een aantal kinderen dan kunnen de kinderen zelf

De pedagogisch medewerker zorgt ervoor dat ieder kind zich veilig en vertrouwt voelt in de groep, zodat het kind zelf contact met andere kinderen gaat zoeken.. De

Tijdens het vrij spelen proberen de pedagogisch medewerkers actief afwisseling in het spel van de baby’s aan te brengen: de pedagogisch medewerker wisselt de speelplek af: van de

Dat betekent dat er primair wordt gezorgd voor een sfeer van veiligheid en onderling vertrouwen, tussen kind en pedagogisch medewerker, tussen kinderen onderling en tussen ouders

De emotionele veiligheid van de kinderen tijdens deze activiteiten is gewaarborgd doordat kinderen altijd terug kunnen naar hun eigen groep en doordat ze begeleid worden bij

De emotionele veiligheid van de kinderen tijdens deze activiteiten is gewaarborgd doordat kinderen altijd terug kunnen naar hun eigen groep en doordat ze begeleid worden bij

De pedagogisch medewerker schept de voorwaarden om rijk spel en leren te ontlokken bij kinderen door de inrichting en indeling van de ruimte, door vaste momenten voor vrij spel in