• No results found

3. Een dag op de kinderopvang

3.2 Activiteiten

Vrij spel tijdens de start van de dag.

Na het ontvangst mogen kinderen vrij gaan kiezen waar ze mee willen gaan spelen. De pedagogisch medewerkers hebben al materiaal speelklaar gezet waaruit gekozen mag worden. Kinderen hebben ook de keuze om zelf iets uit de kast te pakken. Er kan aan tafel gespeeld worden, maar we spelen ook veel op de grond.

Voor baby’s is er een speciale grondbox waar zij de dag rustig op kunnen starten (zie Emmi Pikler). De medewerker die het kind neerlegt vertelt wat het gaat doen, wat er ligt, waar het kind mee mag gaan spelen en wie er eventueel ook in de box ligt.

Kinderen die nog even gaan slapen worden in alle rust naar bed gebracht. De pedagogisch medewerker neemt hier even écht rustig de tijd voor. De kinderen nemen van thuis hun eigen spullen mee (slaapzak, speen, knuffel, pyjama). Als een kind klaar is om te gaan slapen wordt het naar het bed gebracht. In principe slapen de kinderen zoveel mogelijk in hetzelfde bed. Slapen er meerdere kinderen in dat bed, dan worden de matrassen

omgedraaid. Het ene kind slaapt op het witte hoeslaken, het andere op het blauwe. Elke slaapruimte een kijkraam. De verduistering hangt altijd een stukje omhoog zodat er te allen tijden in de ruimte gekeken kan worden. Indien wij inschatten dat het gebruik van een babyfoon noodzakelijk is, bv. medisch gezien, wordt er een babyfoon neergezet.

7 3.3 Opruimen

Rond 9.00 u wordt er gezamenlijk opgeruimd. De pedagogisch medewerker gaat tussen de kinderen inzitten en vertelt de kinderen wat ze van hen verwacht, spreekt een kind aan (maakt oogcontact en noemt het bij naam) en vraagt vervolgens of het kind bv. de blokken in de bak wil doen (kinderen leren sorteren). Daarbij ondersteunt de pedagogisch medewerker de vraag door het zelf een keer voor te doen en start met het zingen van het opruimlied. Als de pedagogisch medewerker ziet dat een kind doet wat er gevraagd wordt reageert zij daar meteen positief op door te benoemen wat zij ziet en dat te bekrachtigen door bv. een duim omhoog te steken, een high five te geven.

Na het opruimen wordt er meteen besproken hoe fijn het is als iedereen mee opruimt. Er wordt besproken wat de pedagogisch medewerker heeft gezien, alle positieve dingen

worden benoemd en er worden complimenten uitgedeeld. De pedagogisch medewerker blijft bij zichzelf nagaan hoe zij zoveel mogelijk kinderen bij deze activiteit kan betrekken en of haar vraag aan elk kind duidelijk genoeg is geweest.

3.4 Goedemorgen lied.

Samen met de kinderen zingen we aan tafel het “Goedemorgen lied”. Met dit lied worden alle kinderen goedemorgen geheten. Als de naam van een kind wordt gezongen, richten we onze aandacht naar het kind toe. Door oogcontact te maken met het kind, aan te wijzen of naar voren te buigen richting het kind. Zo ziet en hoort elk kind wie er aanwezig is die dag. Ook de pedagogisch medewerkers en eventueel stagiaires worden genoemd en begroet.

3.5 Buiten spelen

Vervolgens gaan alle kinderen met een pedagogisch medewerker naar de hal, de ruimte met de kapstokken om de jassen en eventueel laarzen aan te doen. De pedagogisch

medewerkers stimuleren de kinderen om zoveel mogelijk zelf te doen. In alle rust sluiten zij aan bij wat het kind op dat moment kan en proberen het kind zoveel mogelijk te stimuleren om weer iets verder te komen. Waar nodig helpen de pedagogisch medewerkers de

kinderen. Als kinderen weer iets nieuws onder de knie hebben of als ze goed bezig zijn met wat van ze gevraagd is dan benoemen en bekrachtigen de pedagogisch medewerkers dat direct.

Mochten er kinderen slapen, dan blijft er altijd een pedagogisch medewerker op de groep achter. Ook kinderen die op dit moment liever niet mee naar buiten gaan mogen binnen blijven. We stimuleren in principe wel dat kinderen mee naar buiten gaan.

We hebben een afgescheiden speelplaats voor kinderen van het KDV en de Peuteropvang.

We plannen regelmatig samenspeelmomenten in. De buitenruimte is zo ingericht dat het uitdagend en veilig is voor kinderen van 0-6 jaar.

3.6 Speellokaal

IKC Kidion beschikt over een speellokaal met materialen die zijn afgestemd op het jonge kind. Er is volop klim- en klautermateriaal aanwezig dat naar elke leeftijd en

ontwikkelingsniveau van jonge kinderen aangepast kan worden. De pedagogisch

medewerkers kijken goed naar het niveau van de kinderen en passen daar de activiteit op aan. Zij zorgen voor voldoende veiligheid en uitdaging. Waar nodig passen zij de activiteit

8 tussendoor aan. Vooraf maken de pedagogisch medewerkers de keuze welke kinderen mee naar het speellokaal gaan, dit hangt af van wat zij de kinderen op dat moment willen bieden.

Naast groot materiaal is er ook voldoende klein materiaal, zoals pittenzakken, ballen, blokjes om tijdens een activiteit te gebruiken.

Tijdens een activiteit in het speellokaal is er ruimte voor geleid- en vrij spel, individueel en samenspel. Kinderen worden uitgenodigd om mee te doen, maar worden niet gedwongen.

De pedagogisch medewerkers hebben een actieve houding in het speellokaal. Zij begeleiden een activiteit of sluiten aan bij het spel van een kind of een aantal kinderen en ondersteunen het spel met taal, tevens proberen zij of ze het spel kunnen uitbreiden. Mocht een kind niet willen dan is dat helemaal goed (de pedagogisch medewerker is zonder oordeel) en neemt vol enthousiasme deel aan het oorspronkelijke spel. De pedagogisch medewerker benoemt wat de kinderen aan het doen zijn, met wie, hoe leuk het is om samen te spelen. Mocht een kind wel openstaan om het spel uit te breiden dan pakt de pedagogisch medewerker de kans om hierop in te gaan. Tijdens deze activiteiten zijn de pedagogisch medewerkers zich

bewust van het feit dat zij de ervaringen van de kinderen met taal kunnen ondersteunen.

“Wat sta jij hoog”. “Kun jij hier overheen klimmen? “Hoeveel pittenzakken liggen er op de rug van …? Jij kunt de pittenzak zacht neerleggen. Welke kleur heeft jouw lint? Maar ook sociale ervaringen worden verwoord. “Wat hebben jullie veel plezier samen “, “Jullie zijn goede vrienden.”

De speelzaal wordt gebruikt om te spelen met klein materiaal, speeltoestellen voor jonge kinderen (m.n. klimmen en klauteren) en om te dansen. Waar mogelijk wordt voor de driejarige kinderen de verbinding gezocht met het onderwijs. Dit doen we door bijvoorbeeld regelmatig een kijkje te nemen in de kleutergroep, samen te gymmen in de speelzaal of samen buiten te spelen. Zo kunnen zij alvast wennen aan de omgeving, de kinderen en hun begeleiders (leerkrachten en pedagogisch medewerkers).

3.7 Omkleden

Voor alle activiteiten waarbij omgekleed moet worden, wordt alle tijd genomen. Het is een activiteit op zich. De kinderen kleden zich zoveel mogelijk zelf aan en uit. Waar nodig helpen de pedagogisch medewerkers. De pedagogisch medewerkers stimuleren de kinderen zoveel mogelijk zelf te doen en zijn enthousiast over elk klein stapje of kleine poging die

ondernomen wordt. Dit verwoorden zij naar het kind toe en bekrachtigen dit meteen. De kinderen weten waar zij zelf hun kleding en schoenen netjes neer kunnen leggen en ervaren dat zij zo ook weer hun eigen kleding terug kunnen vinden.

3.8 Handen wassen

Voordat er wordt gegeten gaan de kinderen die dat zelfstandig kunnen hun handen wassen.

Dit wordt begeleid door een pedagogisch medewerker. De kinderen leren hoe ze handen moeten wassen en hoe ze daarna de handen moeten afdrogen. De pedagogisch

medewerker ondersteunt dit verbaal en waar nodig ook visueel door het zelf voor te doen of samen te doen. In de ruimte hangen ook platen waarop visueel wordt afgebeeld hoe er handen moeten worden gewassen. De andere kinderen gaan aan tafel en daar worden met behulp van een washandje de handen gewassen. Bij elk kind wordt aangekondigd dat de pedagogisch medewerker de handen van het kind gaat wassen. De pedagogisch

9 medewerker noemt de naam van het kind en vertelt wat het gaat doen. Dit is een moment van even persoonlijke aandacht, een grapje, een kietelmoment. Een moment waarop het kind voelt dat het gezien wordt. De pedagogisch medewerker stemt hierbij af op het kind en schat in wat het kind op dat moment fijn vindt. Verbale en non-verbale reacties worden goed in de gaten gehouden en daar wordt respectvol mee omgegaan. Dat kan bv. betekenen dat er meteen gestopt wordt met kietelen. Daarop wordt meteen positief gereageerd en benoemt dat het kind heel goed heeft aangegeven wat het wel of niet fijn vindt.

3.9 Activiteit voor of na een eetmoment

Op momenten dat wij met de kinderen aan tafel gaan voor een eetmoment is er voor het eten tijd voor een activiteit die aansluit bij alle kinderen die aan tafel zitten. Dit kan een verhaal zijn, een lied, samen tellen, iets bekijken en benoemen wat iedereen ziet, aandacht voor kleuren e.d. (taalactiviteit). De activiteit kan aansluiten bij het huidige thema of bij iets dat er op dat moment leeft bij de kinderen. De pedagogisch medewerker zorgt met mimiek, stem, enthousiasme voor betrokkenheid bij de activiteit. De activiteit duurt niet te lang, zodat de kinderen hun aandacht er ook echt bij kunnen houden. Waar mogelijk geeft de

pedagogisch medewerker ruimte voor reacties van de kinderen. De pedagogisch

medewerker regelt en houdt in de gaten dat kinderen om de beurt kunnen reageren. Dit op een ontspannen manier. Kinderen leren zo dat ze af en toe even moeten wachten, maar met het vertrouwen dat zij ook aan de beurt zullen komen.

3.10 Fruiteten

Pedagogisch medewerker vertelt de kinderen dat ze gaan eten en drinken. De kinderen mogen kiezen of ze water of thee willen drinken en mogen kiezen welk fruit ze willen eten.

De thee is lauwwarm zodat kinderen het zonder gevaar kunnen drinken. Er wordt

gestimuleerd om zoveel mogelijk te proeven. Samen wordt het liedje gezongen dat bij het fruit eten hoort. Daarna gaat iedereen lekker eten. Ook de medewerkers eten en drinken wat.

Het is echt een gezamenlijk moment. Er wordt alle tijd en rust genomen zodat alle kinderen rustig in hun eigen tempo kunnen eten en drinken. Eventueel wordt er in kleine groepjes gegeten. Dat geeft rust en overzicht. Het kind voelt zich meer gezien en gehoord. De kinderen worden op een positieve en speelse manier gestimuleerd om goed te eten en te drinken, maar er wordt niet geforceerd of aangedrongen.

Kinderen die nog niet zelfstandig kunnen zitten krijgen fruit bij een pedagogisch medewerker op schoot tot het moment dat zij zelf in een verkleinstoel kunnen zitten en vervolgens

zelfstandig op de eet-bank.

3.11 Toilet bezoek en verschoon moment

Kinderen die niet verschoond hoeven te worden, gaan onder begeleiding van een

pedagogisch medewerker naar het toilet. Hiervoor worden naast de momenten dat kinderen naar het toilet moeten ook vaste momenten ingelast om naar het toilet te gaan. Zo

ondersteunen de pedagogisch medewerkers de zindelijkheidstraining. Dit is een moment vol aandacht, rust en tijd voor het kind. Op ontspannen wijze krijgen de kinderen de gelegenheid om zindelijk te worden.

De kinderen die nog niet zindelijk zijn krijgen hun respectvolle aandachtmoment tijdens het

10 verschonen van de luier zoals beschreven bij de uitgangspunten van Emmi Pikler.

Kinderen die zelfstandig op de aankleedtafel kunnen klimmen, worden door de pedagogisch medewerker begeleid op het trapje. Bij het omlaag klimmen, leren we de kinderen aan op hun billen te gaan. Wanneer de pedagogisch medewerker de aankleedtafel in hoogte verstelt, let zij er altijd op dat er geen handen of voeten van de kinderen tussen kunnen komen.

3.12 Geleide activiteiten

In principe bieden we na dit toiletbezoek en verschoonmoment een geleide activiteit aan.

Bij geleide activiteiten is het vooral de bedoeling dat je kijkt naar wat een kind nodig heeft en dat het kind dingen leert die bij zijn leeftijd/ontwikkeling passen. Het kind wordt op alle ontwikkelingsgebieden (taal; voorbereidend rekenen; zintuigelijke ontwikkeling; bewegen;

fijne motoriek; wereldoriëntatie; sociaal- emotionele ontwikkeling en muziek) aangesproken en er wordt geprobeerd om telkens weer andere dingen aan te bieden. Aan tafel worden op dat moment activiteiten aangeboden zoals: muziek maken met instrumentjes, spelen met speelzand of scheerschuim, samen spelletjes doen, verven of plakken.

3.13 Spelbegeleiding

Spelen is de natuurlijke manier van jonge kinderen om te leren en hun omgeving te

verkennen. Spelen geeft plezier. Jonge kinderen houden ook van een speelse omgang met volwassenen. Samen grapjes maken en het liefst vertrouwde grapjes waarin een kind het verloop kent. Door te spelen oefenen kinderen alle sociale, emotionele, cognitieve, morele en communicatieve vaardigheden die ze nodig hebben.

“Spel is de taal van het kind. Wil je beter contact met een kind ga dan op de grond zitten en speel.”

Tijdens het spelen observeren de pedagogisch medewerkers of ieder kind betrokken is bij het spel. Waar nodig sluit de pedagogisch medewerker aan om even mee te spelen, spel te ondersteunen met taal, of een nieuw spelelement te introduceren om zo het spel uit te breiden en/of de betrokkenheid te vergroten.

Als het spel niet loopt geeft de pedagogisch medewerker hulp. De pedagogisch medewerker observeert en kiest voor een adequate manier van ingrijpen die past bij de leeftijd en de ontwikkeling van de kinderen. De pedagogisch medewerker is zich bewust van het feit dat kinderen gedrag kopiëren en dus een goed voorbeeld moet zijn en moet voorleven. De pedagogisch medewerker benadert de kinderen rustig, gaat op ooghoogte zitten, maakt oogcontact en eventueel lichamelijk contact met beide kinderen. De kinderen merken dat de pedagogisch medewerker er voor beide kinderen echt is en echt wil helpen. De pedagogisch medewerker verwoordt wat ze heeft zien gebeuren en hoe de kinderen dit samen kunnen oplossen. Waar nodig laat de pedagogisch medewerker zien hoe de kinderen het op kunnen lossen en vraagt vervolgens aan de kinderen om hetzelfde te doen. Eventueel doen zij het samen.

Oudere kinderen leren aangeven wat ze niet fijn vinden door bv. “stop, dit vind ik niet fijn” te zeggen. De pedagogisch medewerker kan dat eerst ondersteunen door het samen te doen.

Wanneer een kind zelfstandig kan aangeven wat het niet fijn vindt, bevestigt een begeleider het kind door te zeggen dat het kind dit goed heeft aangegeven. Eventueel ondersteund met

11 een gebaar bv. duim omhoog, bekrachtigen.

3.14 Lunch

Op IKC Kidion streven wij ernaar om de kinderen verantwoorde voeding te geven. Naar het broodbeleg wordt goed gekeken, dit is gezond en gevarieerd. De lunch wordt aangevuld met rauwkost. De kinderen drinken water of thee.

Tijdens deze gezamenlijke activiteit oefenen de kinderen met het smeren van hun eigen boterham, het drinken uit een open beker, het kiezen van eigen broodbeleg. Waar nodig helpen de pedagogisch medewerkers, soms helpen kinderen elkaar. Na het zingen van een lied dat bij de lunch hoort, wensen de kinderen en pedagogisch medewerkers elkaar

smakelijk eten.

3.15 Regels en afspraken

Op een speelse wijze en door veel herhalen en oefenen worden de kinderen door de pedagogisch medewerkers op de hoogte gebracht van de regels en afspraken.

De pedagogisch medewerkers verwoorden voornamelijk het gewenste gedrag. “We lopen op de gang.” Als kinderen doen wat er gevraagd wordt dat meteen met een positieve reactie bekrachtigd. De pedagogisch medewerkers leggen ook uit waarom dit gedrag belangrijk is.

De stamgroep is voor de kinderen als een kleine samenleving. Samen wordt er gezorgd voor en fijne sfeer, er is respect voor iedereen, er wordt gezorgd dat iedereen zich op zijn gemak voelt en zichzelf kan zijn. De eigenheid van een ieder wordt gerespecteerd en mag er zijn.

De ruimte wordt samen verzorgd door hem schoon, netjes, gezellig en fris te houden.

Daarnaast zijn pedagogisch medewerkers zich ervan bewust dat zij het goede voorbeeld moeten geven.

3.16 Afspraken mbt de fysieke veiligheid

 Bel bij vergiftiging direct 112.

 Berg giftige stoffen hoog op, bij voorkeur in een kast of ruimte met een hoge klink (minimaal 1,35 meter hoogte) of draaiknop

 Doe de (kast)deur waarachter giftige stoffen zijn opgeborgen, altijd dicht. Bij voorkeur op slot.

 Roken mag alleen in de eigen pauze en op een aangewezen plek, uit het zich van kinderen en ouders. Laat sigaretten(peuken) niet rondslingeren in handbereik van kinderen.

 Bewaar medicijnen buiten handbereik van kinderen. Berg handtassen op in de daarvoor bedoelde bergruimte.

 Controleer spenen regelmatig en laat ouders tijdig zorgen voor nieuwe (reserve) spenen

 Vontroleer regelmatig of de veiligheidstrips op de deuren nog in goede staat zijn en goed vastzitten.

 Bewaar gereedschap in een afgesloten gereedschapskist

 Doe de deur van de bergruimte altijd op slot en houd kinderen uit de bergruimte

12

 Controleer regelmatig of een vloerbedekking nog goed vastzit en/of vloermateriaal nog stroef genoeg is.

 Gooi kapot speelgoed en speelgoed met scherpe randen weg.

 controleer regelmatig of de stopcontactbeveiligers nog (goed) op de stopcontacten zitten

 Droog bij nat weer de vloer nadat de kinderen weer binnen zijn gekomen.

 Scheid de loop- en speelruimten van elkaar.

 Controleer meubilair regelmatig op splinters en doe dit dan weg.

 Gebruik altijd de raambeveiliger of raamsluiting op kierstand. En houd altijd toezicht.

 Plaats geen objecten bij een raam die een kind als opstapje kan gebruiken (zoals een stoel, doos of tas).

 Verwijder meteen de schroeven, spijkers en punaises bij het weghalen van schilderijen, kaarten, posters, enzovoorts

 Plaats de waterkoker zo dat een kind er niet bij kan (bijvoorbeeld hoog of ver naar achteren op het aanrecht). Laat de snoer van een waterkoker niet los hangen. Plaats deze in een kabelgoot of rol het snoer op.

 Sluit de keukenlades af met een slot.

 Leer kinderen wat de rode en blauwe kleur op de kraan betekent.

 Leer kinderen dat ze zelf niet aan de rode knop voor warm water mogen komen zonder begeleiding.

 Maak de volgende afspraak met kinderen: doe eerst de warme kraan dicht en dan pas de koude

 Bewaar thee (of andere hete dranken) in thermoskannen. Gebruik thermoskannen die helemaal dicht kunnen.

 Maak geen thee (of andere hete dranken) klaar in de buurt van de kinderen.

 Drink geen thee (of andere hete dranken) als kinderen op schoot zitten.

 Drink uit (thee)kopjes met goede oortjes die makkelijk vast te pakken zijn.

 Zet (thee)kopjes ver op tafel en het aanrecht zodat kinderen er niet bij kunnen.

 Gebruik placemats ipv tafelkleden

 Maak de volgende afspraak met de kinderen: binnen niet rennen en niet gooien met voorwerpen.

Speelzaal:

 Zorg ervoor dat er in verhouding niet te veel kinderen tegelijk in de ruimte zijn (er moet genoeg ruimte zijn om te spelen).

 Zorg bij oefeningen en spellen voor genoeg ruimte hiervoor.

 Haal druk en rustig spel uit elkaar.

 Zet de wachtrij van kinderen voor een oefening of spel niet te dicht in de buurt.

 Hanteer duidelijke (spel)regels

13 4. Locatie specifieke groepsindeling en ruimtes

Naam groep Leeftijdsindeling Aantal kinderen

Aantal/namen pm-ers

de Luchtballon 0-4 jaar 16 1. Janine (ma-di-do en even-weken

de Luchtballon 0-4 jaar 16 1. Janine (ma-di-do en even-weken

GERELATEERDE DOCUMENTEN