• No results found

Politiek, Gender & Media: Een Inhoudsanalyse van Nederlandse Dagbladen Vegter, Sylvia

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Politiek, Gender & Media: Een Inhoudsanalyse van Nederlandse Dagbladen Vegter, Sylvia"

Copied!
40
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Politiek, Gender & Media: Een Inhoudsanalyse van Nederlandse Dagbladen

Vegter, Sylvia

Citation

Vegter, S. (2021). Politiek, Gender & Media: Een Inhoudsanalyse van Nederlandse Dagbladen.

Version: Not Applicable (or Unknown)

License: License to inclusion and publication of a Bachelor or Master thesis in the Leiden University Student Repository

Downloaded from: https://hdl.handle.net/1887/3242974

Note: To cite this publication please use the final published version (if applicable).

(2)

Bachelorproject 2020-2021 Universiteit Leiden

Definitieve versie

Politiek, Gender & Media:

Een Inhoudsanalyse van Nederlandse Dagbladen

Naam: Sylvia Vegter Studentnummer: S2326469

Scriptiebegeleider: Joop van Holsteyn Datum: 20 mei 2021

Woorden: 7754

(3)

Inhoudsopgave

Inleiding ... 3

Theoretisch kader ... 6

De mediamacht ... 6

De politieke leiders en de media ... 7

Genderongelijkheid in de mediaberichtgeving ... 8

Leiderschapskenmerken ... 10

Hypotheses ... 11

Methode ... 13

Casus Nederland ... 13

Onderzoekstechnische aanpak ... 13

Resultaten ... 17

Conclusie & Discussie ... 24

Literatuurlijst ... 28

Appendices ... 32

Appendix 1. Meetinstrument ... 32

Appendix B. Intercodeursbetrouwbaarheid ... 38

(4)

Inleiding

We leven in een patriarchaat. Althans, volgens feministische theorieën leven we in een wereld waarin mannen dominant zijn en vrouwen ondergeschikt (Beechey, 1979, p. 66).

Empirische bevindingen uit het Global Gender Gap (2021) indiceren dat mannen en vrouwen (nog) niet gelijk zijn. Het jaarlijkse rapport meet de verschillen tussen mannen en vrouwen in 156 landen op het gebied van gezondheid, onderwijs, economie en politiek. Het rapport meldt dat mannen en vrouwen gemiddeld op basis van alle vier de categorieën voor 61.8% gelijk zijn. Op het gebied van opleidingsniveau en gezondheid zijn mannen en vrouwen het meest gelijk, respectievelijk 96% en 95%. Op politiek vlak is de kloof tussen mannen en vrouwen het grootst, slechts 22% van deze kloof is gedicht. Dit aspect (Political Empowerment) betreft de man-vrouwverhouding in ministeriële functies, in parlementaire functies en in het

uitvoerende ambt (premier of president) (World Economic Forum, 2021, p. 74). Wereldwijd zijn vrouwen aldus ondervertegenwoordigd in de politiek.

Is deze ondervertegenwoordiging een probleem? Een waarde van de democratische rechtstaat is het gelijkheidsbeginsel. Aan de basis hiervan ligt de norm dat iedereen erbij hoort (inclusiviteit) en dat er rekening gehouden wordt met de belangen van de minderheden (pluriformiteit) (Staatcommissie Parlementair Stelsel, 2018, p. 33). De vraag is, of om deze inclusiviteit en pluriformiteit met betrekking tot vrouwen te bewerkstelligen, het noodzakelijk is om meer vrouwelijke politici te verwerven. Mannelijke politici zouden immers ook

vrouwenbelangen kunnen behartigen. Feministische theorieën hebben om deze reden onderzocht of vrouwelijke vertegenwoordigers (descriptieve vertegenwoordiging) zorgen voor de vertegenwoordiging van vrouwenbelangen (substantiële vertegenwoordiging) (Kenny

& Mackay, 2017, p. 92). Politicoloog Anna Phillips (1995) stelt dat vrouwen specifieke, behoeftes, interesses en zorgen hebben, en deze zullen onvoldoende worden aangepakt in een politiek gedomineerd door mannen (Phillips, 1995, p. 66). Onderzoek van Wängnerud (2000) heeft onder anderen laten zien dat vrouwelijke politici beter in staat zijn

vrouwenbelangen te behartigen dan mannelijke politici (Wängnerud, 2000, p. 84). Onderzoek van Mügge, Van der Pas en Van de Ward (2019) heeft eveneens aangetoond dat vrouwelijke parlementariërs met een niet-westerse migratieachtergrond beleidskwesties aankaarten die anders over hoofd worden gezien (Mügge, et al., 2019, p. 720). De ondervertegenwoordiging van vrouwen doet dus af aan de het gelijkheidsbeginsel waar de democratische rechtstaat op is gebouwd.

(5)

Eerder onderzoek heeft verklaringen voor deze ondervertegenwoordiging gezocht in de mediaberichtgeving. De media zijn van grote invloed op de hoe de samenleving naar de politieke arena kijkt. Specifiek spelen de media een grote rol ten tijde van verkiezingen, aangezien burgers dan in hoge mate op de media vertrouwen in termen van

informatievoorziening (Kahn, 1994, p. 154). Hiermee spelen de media een grotere rol in het presenteren van kandidaten. Voorgaand onderzoek heeft aannemelijk gemaakt dat meer berichtgeving over een politiek leider ervoor zorgt dat kiezers leiderschapsevaluaties

zwaarder meewegen in hun stemkeuze (Takens, Kleinnijenhuis, Van Hoof & Van Atteveldt, 2015, p. 249).

Uitgaande van de belangrijke rol van de media in het presenteren van politici tijdens verkiezingscampagnes, wordt in dit onderzoek het verschil tussen mannelijke en vrouwelijke politici in de mediaberichtgeving bestudeerd, om zodoende de ongelijke man-vrouwverdeling in de politiek te kunnen duiden. De onderzoeksvraag luidt: “In hoeverre worden mannelijke en vrouwelijke politici anders gepresenteerd in mediaberichtgeving?”

Om deze onderzoeksvraag te beantwoorden, wordt in dit onderzoek gekeken naar de mediaberichtgeving tijdens de verkiezingscampagne van 2021 in Nederland. Eerder

onderzoek naar deze thematiek had veelal betrekking op de Verenigde Staten en zijn

presidentiële stelsel (Devitt, 2002; Gershon, 2012; Jalalzai, 2006; Kahn, 1994). Het is echter aannemelijk dat conclusies uit deze voorgaande onderzoeken niet volledig toepasbaar zijn op landen met een parlementair stelsel. Onder meer, omdat een partijleider een meer dominante rol heeft in een presidentieel dan in een parlementair stelsel (McAllister, 2007, p. 575).

Voorgaand onderzoek heeft het genderverschil in de mediaberichtgeving bestudeerd aan de hand van de kwantiteit (Devitt, 2002; Jalalzai 2006; Kahn, 1994; Norris, 1997), inhoudelijke punten (Devitt, 2002; Kittilson & Fridkinn, 2008) of kenmerken afkomstig van genderstereotype (Bystrom, Robertson & Banwart, 2001; Kahn, 1994; Kittilson & Fridkin, 2008). In huidig onderzoek wordt de nadruk gelegd op kenmerken die van belang zijn in de ogen van de kiezer, omdat dit onderzoek als doel heeft te verklaren waarom mannen nog steeds zijn oververtegenwoordigd in de politiek. Aaldering, Van der Meer en Van der Brug (2018) hebben aannemelijk gemaakt dat de evaluaties van de partijleiders in termen van leiderschapskenmerken invloed kunnen hebben op het kiesgedrag. Om deze reden wordt in huidig onderzoek het genderverschil bestudeerd aan de hand van leiderschapskenmerken.

Onderzoek van Aaldering en Van der Pas (2018) heeft het genderverschil in de mediaberichtgeving bestudeerd aan de hand van Nederlandse krantenartikelen tussen 2006- 2012. Hierdoor hebben zij een algemeen beeld geschetst over een langere periode. Er heeft

(6)

tot dusver geen onderzoek bestaan dat zich richt op een specifieke verkiezingsperiode betreffende de Nederlandse casus in termen van genderongelijkheid. Het is relevant hier nader op in te gaan, aangezien de mediaberichtgeving in die periode en de context het bepalend kunnen zijn voor een grote groep kiezers. Uit het Nederlands Kiezers Onderzoek (2017) bleek dat ruim 40% van de ondervraagden op de verkiezingsdag of laatste dagen ervoor een keuze maakte (NKO, 2017, p. 40). Uitgaande van het feit dat kiezers de media gebruiken als primaire bron voor politieke informatie, kan de mediaberichtgeving in aanloop naar de verkiezingen aldus van grote invloed zijn.

Bovendien biedt de verkiezingscampagne van 2021 voor de Nederlandse casus een interessant onderzoeksobject. In vergelijking met de voorgaande verkiezingen waren er meer vrouwelijke partijleiders. In 2010 was 10% van de leiders van de ‘winnende’1 partijen een vrouw. In 2012 was dit 17%, in 2017 10% en in 2021 maar liefst 40% (PDC, 2021). Het is dus aannemelijk dat tijdens de verkiezingscampagne van 2021 er meer vrouwen prominent aanwezig waren in de mediaberichtgeving. Bovendien biedt dit onderzoek een actueel beeld van de realiteit. De verkiezingscampagne van 2021 heeft recent plaatsgevonden.

Naast een wetenschappelijk belang dient dit onderzoek een maatschappelijk belang.

In algemene zin hebben feministische theorieën als gemeenschappelijke doel de ongelijke positie van vrouwen in de samenleving bloot te leggen, om vervolgens deze

genderongelijkheid te transformeren (Kenny & Mackay, 2017, pp. 92-93). Mocht het huidig onderzoek een verschil tussen mannelijke en vrouwelijke politici in de mediaberichtgeving blootleggen, en mocht dit problematisch worden geacht in de hedendaagse democratie, dan moeten journalisten bij zichzelf nagaan hoe dit kan worden gecorrigeerd of voorkomen.

Anders zou het kunnen duiden op een oneerlijk en ongelijk speelveld tussen mannelijke en vrouwelijke politici.

1 Partijen die minimaal één zetel hebben gewonnen tijdens de verkiezingen van het betreffende jaar.

(7)

Theoretisch kader

De mediamacht

Sinds de opkomst van de krant in de 17de eeuw zouden we in een wereld leven van de mediated politiek. In deze wereld dient de massamedia als belangrijkste kanaal tussen het publiek en de politieke actoren (Strömbäck, 2008, p. 231). Binnen de

communicatiewetenschappen bestaan er dan ook diverse theorieën over de invloed van de media met betrekking tot hoe burgers naar de politieke arena kijken. Een van die theorieën over media-effecten is de agenda-setting theorie. Het basisidee is dat de pers niet zozeer bepalend is in wat de mensen denken, maar waarover mensen denken (Vliegenthart, 2019, p.

222). In andere woorden, het overnemen populaire onderwerpen in de media door het

publiek. Een andere theorie over dit onderwerp is de priming theorie. Die suggereert dat door de aandacht te vestigen op sommige aspecten en andere te negeren, de media grote invloed hebben op hoe het volk de overheid, presidenten en kandidaten beoordeelt (Iyengar &

Kinder, 2010. p. 63). Neem bijvoorbeeld het immigratie-onderwerp tijdens de Nederlandse verkiezingen. Dit onderwerp genereert veel media-aandacht, waardoor partijen die

zogenaamde ‘eigenaren’ zijn van dit onderwerp hiervan kunnen profiteren, direct in de vorm van naamsbekendheid, en indirect door stemmen. In Nederland is dat de PVV (Vliegenthart, 2019, p. 232).

Door de opkomst van de commerciële televisie in de jaren 80 zou de rol van de media aanzienlijk zijn veranderd. De media zouden zijn uitgegroeid tot een alomtegenwoordige en grensoverschrijdende nieuwsindustrie met een 24-uurs nieuwscyclus (Bardoel & Wijfjes, 2019, p. 20). Volgens enkele onderzoekers zijn we door de toenemende intensiteit van de media, in het proces van mediatisering beland (Strömback, 2008; Esser & Strömbäck, 2014).

Mediatisering betreft het proces van het steeds machtiger worden van de media in gevestigde democratieën. Een gevolg van mediatisering is dat de nieuwsmedia een steeds grotere invloed krijgen op de publieke opinie (Esser & Strömbäck, 2014, p. 4). Daarnaast, zouden

journalisten en de media steeds meer macht binnen de politieke communicatie verkrijgen (Brants, 2019, p. 241).

Een ander gevolg van mediatisering, is het toonaangevend worden van medialogica.

Het laatste refereert naar de media die gebruik maken van hun eigen instrumenten om zodoende hun publiek te vergroten (Strömäck, 2008, p. 233). Volgens Brants (2019) zijn media afgestapt van de publiekslogica, waarbij het gaat over wat de burgers moeten weten, naar de medialogica, waarbij het gaat om de wat de burgers willen weten (Brants, 2019, p.

(8)

240). De medialogica heeft dus als gevolg dat de media zich in toenemende mate richt op de commerciële kant van de journalistiek.

De politieke leiders en de media

De medialogica heeft als gevolg dat bepaalde inhoudskenmerken dominanter worden in het politieke nieuws. Een van die specifieke kenmerken betreft personalisering van de

mediaberichtgeving (Takens, Van Atteveld & Van Hoof, 2013, p. 278). Personalisering verwijst naar de veronderstelling dat individuele politieke actoren meer prominent zijn geworden ten nadele van politieke partijen en collectieve identiteiten (Karvonen, 2010, p. 4).

In het wetenschappelijke debat kent de term personalisering twee varianten. Ten eerste individualisatie; dit begrip refereert aan het verschijnsel dat de politicus binnen de politieke arena relevanter is geworden. De tweede variant is privatisering. Deze term verwijst naar het steeds belangrijker worden van de persoonlijke eigenschappen van de individuele actor die los staan van zijn of haar functie als politieke actor (Van Aelst, Scheafer & Stanyer, 2011, p.

208).

Individualisering heeft zoals gezegd betrekking op het belangrijker worden van de politicus ten koste van zijn partij. McAllister (2007) heeft op basis van empirisch bewijs aannemelijk gemaakt dat tussen de jaren 50-90 politici steeds vaker werden genoemd in de mediaberichtgeving ten koste van de politieke partijen (McAllister, 2007 p. 2). Onderzoek over Groot-Brittannië en Duitsland heeft duidelijk gemaakt dat er in beide landen sprake is van een personalisering van de mediaberichtgeving, alleen zij het dat de omvang afhankelijk is van de context en het politieke systeem van het betreffende land (Holtz-Bacha, Langer &

Merkle, 2014, p. 168).

Het is plausibel te verwachten dat als de nadruk meer op het individu komt te liggen, de politieke berichtgeving ook vaker een eigenschap van het individu bespreekt. Om deze reden hebben een aandeel onderzoekers gekeken aan de hand van welke karakteristieken politici in de mediaberichtgeving worden geportretteerd. Gebruikmakend van een inhoudsanalyse naar Amerikaanse televisiereclames tussen 1952-2000 hebben Benoit en McHale (2003) laten zien dat verkiezingskandidaten worden neergezet aan de hand van de kwalificaties in termen van, moraliteit, gedrevenheid, oprechtheid en empathie (Benoit &

McHale, 2003, p. 332). Een grootschalige inhoudsanalyse naar Nederlandse kranten heeft laten zien welke eigenschappen van politici het meest frequent worden besproken (Aaldering

& Vliegenthart, 2016). De eigenschappen die uit dit onderzoek naar voren zijn gekomen zijn:

(9)

politieke kundigheid, kracht, integriteit, communicatieve vaardigheden en consistentie (Aaldering & Vliegenthart, 2016, p. 1897).

Empirische bevindingen voor de personalisering van mediaberichtgeving lopen echter uiteen. Onderzoek van Kriesi (2011) heeft bijvoorbeeld slechts matig bewijs gevonden voor de trend van personalisering: zijn onderzoek had betrekking op zes Westerse

democratieën en alleen in Nederland was er sprake van personalisering. Eveneens is er sprake van enige twijfel over de personalisering in relatie tot kiesgedrag. Holmberg en Oscarsson (2011) hebben onderzoek gedaan naar deze leidereffecten in 24 verschillende landen en hebben aangetoond, hoe leidereffecten voorkomen in alle politieke kiesstelsel. In landen met een meerderheidsstelsel zijn de effecten overigens sterker dan in landen met een

proportioneel kiesstelsel, waar leidereffecten triviaal voorkomen en de

partijeffecten domineren (Holmberg en Oscarsson, 2011, pp. 48-50). Holsteyn en Andeweg (2008) hebben aannemelijk gemaakt dat in het geval van de Nederlandse casus de

partijleiders het niet winnen van de partijen.

Dit betekent echter niet dat politiek leiders niet van invloed zijn. Zij zijn immers het gezicht van de partij en zodoende overwegend de belangrijkste actoren in het overbrengen van standpunten van de partij, met name tijdens verkiezingscampagnes (Oegema en Kleinnijenhuis, 2000, p. 58). Onderzoek van Takens, Kleinnijenhuis, Van Hoof, en Van Atteveldt (2015) heeft bijvoorbeeld aangetoond dat partijleiders meer prominent worden in mediaberichtgeving ten tijde van verkiezingscampagne. Zij hebben aannemelijk gemaakt dat partijleiders van belang zijn in het kiesgedrag, en dat dit belang alsmaar toeneemt hoe vaker de partijleider in het nieuws voorkomt (Takens et al, 2015, pp. 262-263).

Genderongelijkheid in de mediaberichtgeving

Betekent een ongelijke verdeling tussen mannelijke en vrouwelijke politici, een ongelijke presentatie in de mediaberichtgeving? Eerder onderzoek naar genderongelijkheid in de mediaberichtgeving heeft uitgewezen dat er sprake is van verschil tussen de politicus en de politica. Op basis van krantenartikelen tijdens de Amerikaanse Senaatsverkiezingen en Gouverneursverkiezingen tussen 1982 en 1988, heeft Kahn (1994) geconcludeerd dat vrouwelijke kandidaten minder frequent voorkwamen in de media. Norris (1997) heeft aangetoond dat wereldwijd vrouwelijke staatshoofden minder persaandacht genereren dan hun mannelijke collega’s. Vos (2013) heeft onderzoek gedaan naar de Belgische politici tussen 2003-2010. Zij heeft aannemelijk gemaakt dat vrouwelijke politici met een gelijke

(10)

positie als mannelijke politici minder zendtijd krijgen op televisie (Vos, 2013, p. 402). Er is echter ook onderzoek dat uitwijst dat het kwantiteitsverschil in media-aandacht tussen mannelijke en vrouwelijke politici niet (meer) bestaat. Jalalzai (2006) heeft bijvoorbeeld kandidaten voor de Senaatsverkiezingen in de Verenigde Staten bestudeerd en heeft aangetoond dat over het algemeen berichtgeving in kranten in termen van politici meer genderneutraal is geworden (Jalalzai, 2006, p. 606). Daarnaast heeft Devitt (2002)

aangetoond dat mannelijke en vrouwelijke kandidaten in termen van hoeveelheid evenveel werden besproken in de krantenartikelen tijdens de Amerikaanse gouverneursverkiezingen van 1998 (Devitt, 2002, p. 453).

Naast de kwantiteit in media-aandacht, is het genderverschil in ander onderzoek bestudeerd aan de hand van inhoudelijke punten. Acker (2003) heeft bijvoorbeeld

aannemelijk gemaakt dat wanneer vrouwen ondervertegenwoordigd zijn in de politiek, de vrouwelijke politici meer media-aandacht genereren, maar ook harder door de media worden aangepakt als zij een fout begaan (Acker, 2003, p. 132). Devitt (2002) heeft daarnaast

aangetoond dat de Amerikaanse berichtgeving over mannelijke politici vaker, politiek inhoudelijke standpunten bespraken in vergelijking met de berichtgeving over vrouwelijke politici (Devitt, 2002, p. 445). Kittilson en Fridkin (2008) hebben met behulp van

berichtgeving in kranten tijdens de verkiezingsperiode van drie landen (de Verenigde Staten, Australië en Canada) aannemelijk gemaakt dat er sprake was van een genderverschil in termen van beleidskwesties. Mannen zouden vaker worden besproken op basis van economisch beleid of buitenlandsbeleid en vrouwen vaker op basis van sociale

beleidskwestie. Een verdeling passend bij het stereotypebeeld van mannen en vrouwen

(Kittilson & Fridkin, 2008, p. 383). Daarnaast heeft onderzoek van Bystrom et al. (2001) naar de mediaberichtgeving van de Amerikaanse Senaatsverkiezingen in 2000 aannemelijk

gemaakt dat vrouwen vaker werden besproken aan de hand van vrouwelijke stereotyperende onderwerpen, zoals: geslacht, huwelijk en kinderen, dan mannelijke politici (Bystrom et al., 2001, p. 2009).

Er zijn verschillende onderzoeken die het verschil tussen de mannelijke en

vrouwelijke politici hebben gemeten aan de hand van karaktereigenschappen. Kittilson en Fridkin (2008) hebben in hun onderzoek uitgewezen dat mannelijke politici worden besproken aan de hand van eigenschappen die passen bij het mannelijke stereotype en vrouwelijke eigenschappen die passen bij het vrouwelijke stereotype. Zo waren de mannelijke eigenschappen in het onderzoek: hardwerkend, sterke leider, sterk, vitaal, competitief, effectief, intelligent, agressief, deskundig, onafhankelijk en ambitieus. En de

(11)

vrouwelijk eigenschappen betreffen: aardig, oprecht, zwak, aantrekkelijk, emotioneel, ongeïnformeerd, onintelligent, medelevend en afhankelijk (Kittilson en Fridkin, 2008, pp.

383-384). Kahn (1994) heeft aannemelijk gemaakt dat vrouwelijke politici in termen van zowel mannelijke als vrouwelijke eigenschappen werden besproken (Kahn, 1994, p. 168).

Leiderschapskenmerken

In huidig onderzoek wordt de nadruk niet gelegd op eigenschappen afkomstig van het vrouwelijke stereotype. Onderzoek van Schneider en Bos (2014) heeft immers aannemelijk gemaakt dat vrouwelijke politici niet worden geëvalueerd op basis van kenmerken die gekoppeld zijn aan het vrouwelijke stereotype.

In huidig onderzoek wordt de nadruk gelegd op de leiderschapskenmerken.

Karakteristieken die worden gekoppeld aan het beeld van een politiek leider (Aaldering &

Vliegenthart, 2016, p. 1873). De leiderschapskenmerken die worden gebruikt in dit

onderzoek zijn afkomstig uit een grootschalige inhoudsanalyse van Aaldering en Vliegenthart (2016). Zij hebben naar aanleiding van een grote hoeveelheid wetenschappelijke literatuur over leiderschapskenmerken zes kenmerken kunnen onderscheiden (Aaldering &

Vliegenthart, 2015, p. 1873). Op basis van een grootschalige content-analyse hebben Aaldering en Vliegenthart (2016) aannemelijke gemaakt dat partijleiders met regelmaat worden besproken in termen van politieke kundigheid, kracht, integriteit, communicatieve vaardigheden en consistentie. Aangezien deze vijfkenmerken zowel een theoretische als een empirische basis kennen, worden de kenmerken in huidig onderzoek overgenomen.

Allereerst de eigenschap politieke kundigheid. Dit overkoepelende concept betreft, algemene kennis, kennis omtrent inhoudelijke kwestie en politieke intelligentie. Politieke intelligentie verwijst naar competentie, inzichtelijkheid, strategisch gedrag, anticipatie en ervaring (Aaldering & Vliegenthart, 2016, p. 1874). De tweede eigenschap betreft de kracht van een politiek leider: zelfvertrouwen, besluitvaardigheid en de capaciteit om het

besluitvormingsproces te domineren (Aaldering & Vliegenthart, 2016, pp. 1874-1879). Het derde kenmerk is de intrinsieke motivatie van een politicus of politica, gekenmerkt als de integriteit (Aaldering & Vliegenthart, 2016, p. 1879). De vierde eigenschap betreft

communicatieve vaardigheden, zowel de mediagenieke vaardigheden van een politiek leider als zijn inspirerende of visionaire leiderschap (Aaldering & Vliegenthart, 2016, pp. 1879- 1880). Tot slot, gaat het kenmerk consistentie over de stabiliteit van de acties en visies van

(12)

een leider, en of de politicus zich op een voorspelbare manier gedraagt (Aaldering &

Vliegenthart, 2016, p. 1880).

Aaldering, Van der Meer en Van der Brug (2018) hebben aannemelijk gemaakt dat evaluaties van de partijleiders in termen van bovengenoemde leiderschapskenmerken invloed kunnen hebben op het kiesgedrag. Het onderzoek heeft aangetoond dat als een partijleider in termen van positieve leiderschapskenmerken wordt geëvalueerd, de kans om op de partij van de leider te stemmen hoger ligt dan wanneer een partijleider niet in termen van positieve leiderschapskenmerken wordt besproken. Als de partijleider wordt geëvalueerd op basis van negatieve leiderschapskenmerken dan daalt de kans dat een kiezer op de partij van een leider stemt (Aaldering et al, 2018, pp. 81-82).

Hypotheses

Mannelijke politici zijn leiders. Althans, enkele onderzoeken hebben aannemelijk gemaakt dat mannelijke politici vaker in termen van leiderschapskenmerken worden gepresenteerd dan vrouwelijke politici. Aan de hand van een groep respondenten hebben Schneider en Bos (2014) bijvoorbeeld aangetoond de leiderschapskenmerken, kracht en politieke kundigheid, vaker worden toegeschreven aan een politicus dan aan een politica (Schneider & Bos, 2014, p. 255). Kittilson & Fridkin (2008) hebben daarnaast aangetoond dat enkele mannelijke eigenschappen overeenkomen met kenmerken gekoppeld aan een leider, zoals sterke intelligentie en kracht. En dat mannelijke politici vaker in termen van de betreffende

kenmerken worden besproken in de mediaberichtgeving dan de vrouwelijke politici (Kittilson

& Fridkin, 2008, p. 384). Daarnaast hebben Aaldering en Van der Pas (2018) aangetoond dat mannelijke politici vaker in termen van politieke kundigheid, kracht, integriteit en

communicatieve vaardigheden worden besproken in de mediaberichtgeving dan vrouwelijke politici (Aaldering & Van der Pas, 2018, p. 926). De theoretische verwachtingen in huidig onderzoek zijn evenzo gebaseerd op de assumptie dat mannelijke politici vaker in termen van leiderschapskenmerken worden geëvalueerd dan vrouwelijke politici.

Hypothese 1: mannelijke politici worden vaker besproken aan de hand van politiek vakmanschap dan vrouwelijke politici.

Hypothese 2: mannelijke politici worden vaker besproken aan de hand van kracht dan vrouwelijke politici.

(13)

Hypothese 3: mannelijke politici worden vaker besproken aan de hand van integriteit dan vrouwelijke politici.

Hypothese 4: mannelijke politici worden vaker besproken aan de hand van communicatieve vaardigheden dan vrouwelijke politici.

Hypothese 5: Mannelijke worden vaker besproken in termen van consistentie dan vrouwelijke politici.

Zijn mannelijke politici ook betere leiders? In huidig onderzoek wordt naast het

leiderschapskenmerk ook onderzocht of er sprake is van een genderverschil in termen van positieve en negatieve leiderschapskenmerken. Het onderzoek van Aaldering en Van der Pas (2018) heeft aangetoond dat mannelijke politici vaker in termen van positieve

leiderschapskenmerken worden besproken (Aaldering & Van der Pas, 2018, p. 922). De volgende hypothese is opgesteld op basis van deze bevinding.

Hypothese 6: mannelijke politici worden vaker besproken in termen van positieve leiderschapskenmerken dan vrouwelijke politici.

Er zijn onderzoekers die aannemelijk hebben gemaakt dat vrouwelijke politici negatiever worden neergezet dat mannelijke politici. Kahn (1994) heeft bijvoorbeeld uitgewezen aan de hand van de Amerikaanse Senaatsverkiezingen dat vrouwelijke politici negatiever werden geportretteerd in vergelijking met de mannelijke kandidaten (Kahn, 1994, p. 171). Daarnaast hebben Gidengil en Everitt (2003) aan de hand van Canadese politici aangetoond dat de rapportage over speeches afkomstig van vrouwelijke kandidaten op de televisie negatiever wordt geïnterpreteerd dan de speeches van mannelijke politici (Gidengill & Everitt, 2003, p.

209). Het onderzoek van Acker (2003) heeft uitgewezen dat vrouwelijke politici vaker harder in de pers worden aangepakt dan mannelijke worden. Op basis van de assumptie dat

vrouwelijke politici vaker negatiever in het nieuws worden gepresenteerd, is de laatste hypothese opgesteld.

Hypothese 7: vrouwelijke politici worden vaker besproken in termen van negatieve leiderschapskenmerken dan mannelijke politici.

(14)

Methode

Casus Nederland

De casus die wordt behandeld in dit onderzoek is Nederland. Nederland heeft een

parlementair stelsel met een proportioneel kiesstelsel. Het is aannemelijk dat in Nederland met zijn parlementaire stelsel, het verschil in de media tussen mannelijke en vrouwelijke politiek leiders minder frequent aanwezig is. Politicologisch onderzoek heeft immers aangetoond dat tijdens verkiezingen, de partij in een parlementair stelsel een grotere rol speelt dan de individuele kandidaten. Met name bij landen met een proportioneel kiesstelsel (Holmberg & Oscarsson, 2011, p. 50). Dit in tegenstrijdig tot landen met een presidentieel stelsel, waarbij de kandidaat zich meer in het middelpunt begeeft tijdens

verkiezingscampagne (Kittilson & Fridkin, 2008, p. 376). Onderzoek heeft echter uitgewezen dat politieke leiders in toenemende mate voorkomen binnen de Nederlandse

mediaberichtgeving. Kriesi (2011) heeft de mediaberichtgeving van zes West-Europese landen onderzocht en vond alleen in Nederland bewijs voor de personalisering in de mediaberichtgeving (p. 841)Vliegenthart, Boomaarden & Boumans (2010) vonden tevens bewijs voor personalisering en in Nederlandse kranten. Bovendien heeft onderzoek van Kittilson en Fridkin (2008) aannemelijk gemaakt dat genderverschil in de

mediaberichtgeving zich ook voordoet in landen met een parlementair stelsel (Kittilson en Fridkin, 2008, p. 385).

Sinds 1917 hebben vrouwen in Nederland passief kiesrecht (Atria, 2019). Sindsdien kunnen Nederlandse vrouwen voor een politiek functie worden verkozen. Anno 2021 domineren mannen echter nog de politiek. De Global Gender Index (2021) geeft aan dat betreft de man-vrouwverhouding in ministeriële functies en in parlementaire functies de kloof in Nederland voor 37,5% is gedicht (World Economic Forum, 2021, p. 295). De status van Nederlandse vrouwen in de politiek, maakt het interessant om de Nederlandse casus te onderzoeken.

Onderzoekstechnische aanpak

Om het verschil tussen mannelijke en vrouwelijke lijsttrekkers in de mediaberichtgeving te onderzoeken is gebruik gemaakt van een kwantitatieve inhoudsanalyse. De inhoud die is bestudeerd betreft die van krantenartikelen uit Nederlandse dagbladen. Er is gekozen voor dagbladen, omdat zij op politiek gebied nog steeds een belangrijke bron van informatie en opinie zijn (Bakker, 2019, p. 77). Landelijke dagbladen bereiken per gemiddeld nummer

(15)

20,8% van de Nederlanders en de regionale dagbladen 19,1% (Nationaal Onderzoek Multimedia, 2021). Beide soorten kranten zijn meegenomen in de analyse om een zo breed mogelijk beeld te genereren van de presentatie van politici in de mediaberichtgeving.

Er is gekozen om de artikelen afkomstig uit papieren oplages te onderzoeken en niet de artikelen op de websites van kranten. Niet alle artikelen die in de krant staan, worden namelijk geplaatst op de website van een krant (Bakker, 2019, p. 93).

De krantenartikelen dateren van 1 maart tot en met 17 maart 2021, omdat dit onderzoek de verkiezingscampagne van de Tweede Kamerverkiezingen van 15, 16 en 17 maart 2021 onderzoekt. 1 maart 2021 vond het eerste landelijke verkiezingsdebat plaats.

Eerder onderzoek heeft aannemelijk gemaakt dat sinds de opkomst van de

verkiezingsdebatten de mediaberichtgeving meer gepersonaliseerd is geworden (Reinman &

Wilke, 2007) Een logisch gevolg, omdat in verkiezingsdebatten de partijleiders centraal staan. De kans van het treffen van leiderschapsevaluaties in de kranten is vanaf dit moment het grootst. De laatste dag is 17 maart 2021, aangezien dat de laatste dag van de verkiezingen was.

In dit onderzoek zijn alle partijleiders meegenomen, van wie de partijen voorafgaand aan de verkiezingen van 2021 een zetel hadden in de Tweede Kamer. De lijsttrekkers die zijn bestudeerd aan de hand van de leiderschapskenmerken, politieke kundigheid, kracht,

integriteit, communicatieve vaardigheden en consistentie, zijn: Mark Rutte (VVD), Geert Wilders (PVV), Wopke Hoekstra (CDA), Sigrid Kaag (D66), Jesse Klaver (GroenLinks), Lilian Marijnissen (SP), Lilianne Ploumen (PvdA), Gert-Jan Segers (CU), Esther Ouwehand (PvdD), Liane de Haan (50PLUS), Kees van der Staaij (SGP), Farid Azarkan (DENK) en Thierry Baudet (FvD).

De data zijn gevormd aan de hand van de artikelen, waarin één van de dertien leiders wordt geëvalueerd in termen van een van de vijf leiderschapskenmerken. Voor de selectie van de krantenartikelen is gebruik gemaakt van de digitale krantenbank LexisNexis. De krantenartikelen zijn geselecteerd met behulp van een instrument afkomstig uit het onderzoek van Aaldering en Van der Pas (2018) (Appendix A). Het instrument bestaat uit verschillende zoektermen per leiderschapskenmerk, die zoekt of de achternaam van een partijleider in een krantenartikel niet meer dan vijf woorden verwijderd staat van één van de zoektermen. Het instrument meet bijvoorbeeld of Rutte niet meer dan vijf woorden verwijderd staat van daadkracht of doorzettingsvermogen of dominant of zelfvertrouwen. Zodoende kunnen de krantenartikelen, waar Rutte wordt geëvalueerd in termen van politieke kundigheid

(16)

efficiënter worden geselecteerd, in vergelijking met wanneer elk krantenartikel tussen 1 maart tot en 17 maart 2021 integraal moet worden gelezen, waar de naam Rutte in voorkomt.

De krantenartikelen die naar aanleiding van de zoekreeks naar voren zijn gekomen, zijn vervolgens nagelezen, om te controleren of het krantenartikel daadwerkelijk een evaluatie van een partijleider betrof. Als dit laatste het geval was, werd het krantenartikel gecodeerd. In het onderzoek wordt niet alleen gemeten of een leider wordt geëvalueerd in termen van een leiderschapskenmerk, maar ook of het leiderschapskenmerk in negatieve of positieve zin wordt gebruikt. De codes ontstaan uit de variabelen zijn dus als volgt: Positief (PK_P), Politiek Kundigheid Negatief (PK_N), Kracht Positief (K_P), Kracht Negatief (K_N), Integriteit Positief (I_P), Integriteit Negatief (I_N), Communicatieve Vaardigheden Positief (CV_P), Communicatieve Vaardigheden Negatief (CV_N), Consistentie Positief (C_P) en Consistentie Negatief (C_N).

Om de validiteit van de codering te meten, is er een tweede codeur2 aangesteld, die veertien artikelen heeft gecodeerd. Aan de hand van het programma Recall2 is de

intercodeursbetrouwbaarheid vastgesteld. De maat die is gebruikt, is de Krippendorff’s alpha.

Een ‘ideale’ waarde voor dit getal is rond de 0,80, maar vanaf 0,67, is de betrouwbaarheid acceptabel (Koestenruijter & Van Hout, 2018, p. 168). In Appendix B zijn de waardes weergegeven. Bij acht van de tien variabelen, bedraagt de Krippendorff’s alpha, 1. Bij twee variabelen wordt een waarde van 0,765 vastgesteld. De waardes zijn dus acceptabel. Hiermee is de betrouwbaarheid van het coderen vastgesteld.

Zoals eerder gesteld wordt onderzocht of er verschillen bestaan in de frequentie en het soort leiderschapskenmerk (positief of negatief) bij mannen of vrouwen. Er wordt getracht mogelijke andere verklaringen dan gender voor de verschillen in leiderschapsevaluatie ‘uit te sluiten’. Dit is de reden waarom twee controlevariabelen zijn meegenomen in de analyse. De eerste controlevariabele betreft een dubbele functie van een partijleider. De analyse betreft drie politici die naast lijsttrekkers ook deel uitmaken van het kabinet. Rutte als minister- president, Hoekstra als minister van Financiën en Kaag als minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking. De kans dat deze drie lijsttrekkers vaker als leider worden gepresenteerd in de media is aannemelijk, omdat een minister per definitie formeel leidinggeeft aan een specifiek departement. De tweede controlevariabele is partijgrootte.

Grotere partijen hebben tijdens verkiezingscampagnes een voorsprong bij het krijgen van media-aandacht (Vliegenthart, 2019, p. 247). Daarom genereren, naar alle waarschijnlijkheid,

2 Dox van Gerwen (derdejaarsstudente Internationale Politiek)

(17)

de leiders met meer zetels meer media-aandacht. Om al deze gegevens te analyseren is er gebruik gemaakt van een logistische regressie in SPSS.

(18)

Resultaten

In totaal zijn er 213 krantenartikelen gelezen en gecodeerd. In eerste instantie was de bedoeling van het onderzoek, alle dertien lijsttrekkers die tijdens de verkiezingen van 2017 minimaal één zetel hebben gekregen, te betrekken in de analyse. Alleen zijn er met behulp van het meetinstrument geen krantenartikelen gevonden, waar Den Haan wordt geëvalueerd op basis van één van de vijf leiderschapskenmerken. Om deze reden hebben de resultaten van dit onderzoek betrekking tot twaalf in plaats van dertien lijsttrekkers, waarvan acht mannen en vier vrouwen.

In dit onderzoek wordt bestudeerd of het geslacht van de politicus of politica invloed heeft op hoe hij of zijn in de mediaberichtgeving wordt gepresenteerd. Om het verband tussen de twee categorische variabelen te meten is er gebruikgemaakt van Chi-kwadraattoets. De Chi-kwadraat toetst of een verband in de steekproef statistisch significant is. Om de sterkte van een verband te bepalen is er gebruikt worden gemaakt van een associatiemaat. In huidig onderzoek is er gebruik gemaakt van Cramers V, aangezien het categoriale variabelen betreft en beide variabelen slechts twee waardes aannemen (Field, 2018, p. 841). Bij een waarde van 0 wordt er gesproken van geen verband tussen de twee variabelen en bij een waarde van 1 wordt gesproken van een perfect verband.

De eerste hypothese stelt dat mannelijke politici vaker in termen van politieke kundigheid worden besproken in vergelijking met vrouwelijke politici. In tabel 1 is af te lezen dat bij 21% van de totale berichtgeving over mannelijke politici, hij wordt geëvalueerd in termen van politieke kundigheid. Bij de vrouwelijke politici is 30% van de totale

berichtgeving over vrouwelijke politici sprake van een leiderschapsevaluatie op basis van politieke kundigheid. Volgens de gegevens zouden, in tegenstelling tot de hypothese, vrouwen dus vaker in termen van politieke kundigheid worden besproken dan mannen.

Echter, blijkt uit de Chi-kwadraattoets dat er geen sprake is van een significant verschil tussen mannelijke en vrouwelijke politici in termen van politieke kundigheid (X2 (1) = 2,124;

p = 0,145). Op basis van de bovenstaande gegevens is het aldus niet mogelijk om de eerste hypothese te ontkrachten of bevestigen.

De tweede hypothese stelt dat mannelijke politici vaker in termen van kracht worden besproken in vergelijking met vrouwelijke politici. In tabel 2 is af te lezen dat 30% van de totale berichtgeving over mannelijke politici, de politicus wordt geëvalueerd in termen van kracht. Bij de vrouwelijke politici is 27% van de totale berichtgeving over vrouwelijke politici sprake van een leiderschapsevaluatie op basis van kracht. Volgens de gegevens

(19)

zouden, conform aan de hypothese, mannen vaker in termen van kracht worden besproken dan vrouwen. Echter blijkt uit een Chi-kwadraattoets dat er geen sprake is van een significant verschil tussen mannelijke en vrouwelijke politici in termen van kracht (X2 (1) = 0,156; p = 0,693). Op basis van de bovenstaande gegevens is het aldus niet mogelijk om de tweede hypothese te ontkrachten of bevestigen.

De derde hypothese stelt dat mannelijke politici vaker in termen van integriteit

worden besproken in vergelijking met vrouwelijke politici. In tabel 3 is af te lezen dat in 19%

van de totale berichtgeving over mannelijke politici, hij wordt geëvalueerd op basis van zijn integriteit. Bij de vrouwelijke politici is 12% van de totale berichtgeving over vrouwelijke politici sprake van een leiderschapsevaluatie op basis van integriteit. Conform de hypothese zouden volgens de gegevens mannen vaker in termen van integriteit worden besproken dan vrouwen. Echter blijkt uit een Chi-kwadraattoets dat er geen sprake is van een significant verschil tussen mannelijke en vrouwelijke politici in termen van integriteit (X2 (1) = 1,606; p

= 0,205). Op basis van deze gegevens het genderverschil tussen politici in termen van integriteit dus niet worden aangetoond.

De vierde hypothese stelt dat mannelijke politici vaker in termen van communicatieve worden besproken in vergelijking met vrouwelijke politici. In tabel 4 is af te lezen dat 28%

van de totale berichtgeving over mannelijke politici, hij wordt geëvalueerd in termen van communicatieve vaardigheden. Bij de vrouwelijke politici is 33% van de totale berichtgeving over vrouwelijke politici sprake van een leiderschapsevaluatie op basis van communicatieve vaardigheden. In tegenstelling tot de hypothese, tonen de gegevens aan dat vrouwelijke politici vaker in termen van communicatieve vaardigheden worden besproken dan de mannelijke politici. Echter blijkt uit een Chi-kwadraattoets dat er geen sprake is van een significant verschil tussen mannelijke en vrouwelijke politici in termen van communicatieve vaardigheden (X2 (1) = 0,648; p = 0,421). Op basis van deze gegevens kan het genderverschil tussen politici in termen van communicatieve vaardigheden dus niet worden aangetoond.

De vijfde hypothese stelt dat mannelijke politici vaker in termen van consistentie worden besproken. Tabel 5 laat zien dat 11% van de totale berichtgeving over mannelijke politici een kwalificatie over consistentie betreft. Bij de vrouwelijke politici is 0% van de totale berichtgeving over vrouwelijke politici sprake van een leiderschapsevaluatie op basis van consistentie. Volgens deze gegevens zouden vrouwelijke politici dus minder vaak, of eigenlijk nooit, in termen van consistentie worden besproken. Er blijkt uit een Chi-

kwadraattoets dat er sprake is van een zwak significant verschil tussen mannelijke en vrouwelijke politici in termen van consistentie (X2 (1) = 7,767; p < 0,01; V= 0,191). De

(20)

resultaten laten zien dat mannelijke politici vaker in termen van consistentie worden besproken dan vrouwelijke politici. Op basis van deze gegevens kan de vijfde hypothese aldus worden bevestigd.

De zesde hypothese heeft betrekking op de positieve leiderschapskenmerken. De hypothese stelt dat mannelijke politici vaker in termen van positieve leiderschapskenmerken worden geëvalueerd dan vrouwelijke politici. Tabel 6 laat zien dat 55% van de totale

berichtgeving over mannen, de politicus op basis van een positief leiderschapskenmerk werd geëvalueerd. Bij de vrouwelijke politici is 76% van de totale berichtgeving sprake van een positieve leiderschapsevaluatie. In tegenstelling tot de hypothese, tonen de gegevens aan dat vrouwelijke politici vaker in termen van positieve leiderschapskenmerken worden besproken.

De Chi-kwadraattoets (X2 (1) = 8,208; p < 0,01; V= 0,196) duidt op een significant zwak verband tussen mannelijke en vrouwelijke politici in termen van positieve

leiderschapsevaluaties. De resultaten laten zien dat vrouwen vaker in termen van positieve leiderschapskenmerken worden besproken. De associatiemaat duidt echter op een zwak verband tussen de twee variabelen. Hiermee is de hypothese bevestigd.

De zevende hypothese heeft betrekking tot leiderschapskenmerken in termen van negativiteit. De hypothese stelt dat vrouwelijke politici vaker in termen van negatieve leiderschapskenmerken worden besproken in vergelijking met mannelijke politici. Tabel 7 laat zien dat 49% van de totale berichtgeving van mannen een negatieve

leiderschapsevaluaties betrof. Bij vrouwelijke politici is 26% van de totale berichtgeving over vrouwelijke politici sprake van een negatieve leiderschapsevaluatie. De Chi-kwadraattoets (X2 (1) = 10,356; p < 0,01 V= 0,221) duidt op een significant tevens zwak verband tussen mannelijke en vrouwelijke politici in termen van negatieve leiderschapsevaluaties. De resultaten laten zien dat mannen vaker in termen van negatieve leiderschapskenmerken worden besproken. Met de gegevens is de zevende hypothese ontkracht.

(21)

Tabel 1. Kwalificatie politieke kundigheid in totale berichtgeving naar gender

Man Vrouw

- Wel genoemd 21% 30%

- Niet genoemd 79% 70%

Totaal 100% 100%

N 147 66

Sign.: 0,145

Ass. maat X (Cramers V): 0,100

Tabel 2. Kwalificatie kracht in totale berichtgeving naar gender

Man Vrouw

- Wel genoemd 30% 27%

- Niet genoemd 70% 73%

Totaal 100% 100%

N 147 66

Sign.: 0,693

Ass. maat X (Cramers V): 0,156

Tabel 3. Kwalificatie integriteit in totale berichtgeving naar gender

Man Vrouw

- Wel genoemd 19% 12%

- Niet genoemd 81% 88%

Totaal 100% 100%

N 147 66

Sign.: 0,205

Ass. maat X (Cramers V): 0,270

Tabel 4. Kwalificatie communicatieve vaardigheden in totale berichtgeving naar gender

Man Vrouw

- Wel genoemd 28% 33%

- Niet genoemd 72% 67%

Totaal 100% 100%

N 147 66

(22)

Sign.: 0,421

Ass. maat X (Cramers V): 0,087

Tabel 5. Kwalificatie consistentie in totale berichtgeving naar gender

Man Vrouw

- Wel genoemd 11% 0%

- Niet genoemd 89% 100%

Totaal 100% 100%

N 147 66

Sign.: 0,005

Ass. maat X (Cramers V): 0,191

Tabel 6. Kwalificatie positieve evaluaties in totale berichtgeving naar gender

Man Vrouw

- Wel genoemd 55% 76%

- Niet genoemd 45% 24%

Totaal 100% 100%

N 147 66

Sign.: 0,004

Ass. maat X (Cramers V): 0,196

Tabel 7. Kwalificatie negatieve evaluaties in totale berichtgeving naar gender

Man Vrouw

- Wel genoemd 49% 26%

- Niet genoemd 51% 75%

Totaal 100% 100%

N 147 66

Sign.: 0,002

Ass. maat X (Cramers V): 0,221

(23)

Om te onderzoeken of het dragen van een ministerschap of de partijgrootte van een leider, de kans beïnvloedt op een evaluatie in termen van leiderschapskenmerken, is er een logistische regressieanalyse uitgevoerd. In tabel 9 zijn de gegevens van de logistische regressie

weergegeven.

In termen van politieke kundigheid wordt de kans op een evaluatie met 1,67 vergroot bij een vrouwelijke politicus ten opzichte van een mannelijke politicus. Met andere woorden, de kans dat een vrouwelijke politica wordt geëvalueerd in termen van politieke kundigheid is groter dan bij een mannelijke politicus. Bij een minister wordt de kans op evaluatie in termen van politieke kundigheid met 1,81 vergroot. Tot slot, wordt per percentage dat een partij toeneemt, de kans dat de partijleider wordt geëvalueerd in termen van politieke kundigheid met 1,01 vergroot. De bovengenoemde effecten zijn echter niet significant.

Bij een vrouwelijke politicus verkleint de kans in vergelijking met de mannelijke politicus dat zij wordt geëvalueerd in termen van kracht met 0,92. De kans is dus groter dat een mannelijke politicus wordt geëvalueerd in termen van kracht dan een vrouwelijke kandidaat. Bij een minister verkleint de kans op evaluatie in termen van kracht met 0,95. In termen van partijgrootte, wordt per percentage dat een partij van een politicus groeit de kans dat een politicus wordt geëvalueerd in termen van kracht met 1,01. De effecten zijn echter niet significant.

De kans dat een politicus wordt geëvalueerd in termen van integriteit is groter bij een mannelijke politicus dan bij een vrouwelijke politicus. Als de politicus een vrouw is, dan verkleint de kans op een evaluatie in termen van integriteit immers met 0,6. Bij een minister wordt de kans vergroot op een evaluatie in termen van integriteit met 2,50. Per percentage dat een partij groeit, wordt de kans op een evaluatie in termen van integriteit vergroot met 1,01. De kans dat een partijleider van een grote partij wordt geëvalueerd op basis van integriteit is dus groter dan een partijleider van een kleine partij.

Als de politicus een vrouw is dan vergroot dat de kans met 1,5 dat zij wordt geëvalueerd in termen van communicatieve vaardigheden. Bij een minister vermindert de kans op een evaluatie in termen van communicatieve vaardigheden met 0,5. En bij politicus met een grotere partij, vergroot dat de kans dat een politicus wordt geëvalueerd wordt in termen van communicatieve vaardigheden met 1,1. De effecten zijn echter niet significant.

Aangezien er geen leiderschapsevaluatie in termen van consistentie bij vrouwelijke politici zijn aangetroffen, verandert de kans op een evaluatie in termen van consistentie bij een vrouwelijke politicus niet. Bij een minister wordt de kans op een evaluatie in termen van consistentie met 0,15 verkleind in vergelijking met een politicus die niet het ministerschap

(24)

draagt. Per percentage dat een partij groeit, wordt de kans op een evaluatie in termen van consistentie vergroot met 1,02. De effecten zijn echter niet significant.

Samenvattend, komen de gegevens in termen van geslacht overeen met de gegevens bij de Chi-kwadraattoetsen: een politicus heeft een grotere kans geëvalueerd te worden in termen van kracht, integriteit en consistentie en een politica heeft een grotere kans

geëvalueerd te worden in termen van politieke kundigheid en kracht. Bij een minister wordt de kans op een leiderschapsevaluatie in termen politieke kundigheid en integriteit vergroot en in termen van kracht, communicatieve vaardigheden en consistentie verkleind. Tot slot, tonen de gegevens aan dat bij een grotere partij, de kans op een evaluatie in termen van alle vijf de leiderschapskenmerken toeneemt. Echter wijzen de gegevens niet uit op een significant effect.

Tabel 8. Logistische regressieanalyse van de kans op leiderschapsevaluaties Politieke

Kundig heid

Kracht Integriteit Communicatieve Vaardigheden

Consistenti e

Constante -2,25 (0,77)

-0,88 (0,66)

-1,80 (0,92)

-1,480 (0,68)

17,780 (4740,24) Gender

(1=vrouw)

0,48 (0,39)

-0,88 (36)

-0,51 (0,50)

0,416 (0,36)

-19,05 (4744,24) Dubbele

functie (1 =minister)

0,61 (0,34)

-0,06 (0,51)

0,91 (0,71)

-0,63 (0,50)

-1,87 (0,90) Partijgrootte 0,00

(0,04)

0,01 (0,04)

0,01 (0,05)

0,04 (0,04)

0,02 (0,05)

-2LL 229,86 256,66 186,66 256,40 91,99

Cox and Snell’s R2

0,02 0,00 0,03 0,01 0,10

Nagelkerke 0,03 0,00 0,05 0,02 0,23

N 213 213 213 213 213

Noot: odds ratio’s met 95% betrouwbaarheidsintervallen tussen haken.

***p < 0,001, **p < 0,01, *p < 0,5

(25)

Conclusie & Discussie

In dit onderzoek is door middel van een kwantitatieve inhoudsanalyse een antwoord gezocht op de vraag: “In hoeverre worden mannelijke politici en vrouwelijke politici anders

gepresenteerd in mediaberichtgeving?” Hiervoor is gebruik gemaakt van krantenartikelen afkomstig uit Nederlandse dagbladen tijdens de verkiezingscampagne van 2021. Het verschil tussen mannelijke en vrouwelijke lijsttrekkers in huidig onderzoek is bestudeerd aan de hand van vijf leiderschapskenmerken. De kenmerken zijn: politieke kundigheid, kracht, integriteit, communicatieve vaardigheden en consistentie.

Eerder onderzoek van Aaldering en Van der Pas (2018) heeft aannemelijk gemaakt dat in de Nederlandse dagbladen tussen 2006-2012, mannelijke politici vaker in termen van politieke kundigheid, kracht, integriteit en communicatieve vaardigheden worden besproken dan vrouwelijke politici, en evenveel in termen van consistentie. De resultaten van dit

onderzoek hebben aangetoond dat vrouwelijke politici vaker worden besproken in termen van politieke kundigheid en communicatieve vaardigheden. Daarentegen zijn in termen van kracht, integriteit en consistentie de mannelijke politici populairder. De resultaten van huidig onderzoek indiceren dat vrouwelijke politici in de krantenartikelen tijdens de

verkiezingscampagne van 2021 minder achtergesteld waren in termen van

leiderschapskenmerken, in vergelijking met de bevindingen uit het onderzoek van Aaldering en Van der Pas (2018).

In termen van politieke kundigheid, kracht, integriteit en communicatieve

vaardigheden hebben de ondervonden verschillen niet kunnen uitwijzen op een statistisch significant effect. Met andere woorden, de kans dat de desbetreffende verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke lijsttrekkers in termen van vier van de vijf leiderschapskenmerken op toeval berusten, is aanzienlijk. Hierdoor is het niet mogelijk om naar aanleiding van de resultaten van huidig onderzoek, algemeen geldende uitspraken te doen met betrekking tot deze leiderschapskenmerken.

In termen van consistentie heeft de analyse een significant verschil aangetoond. De gegevens zouden impliceren dat vrouwelijke politici nooit in termen van consistentie worden besproken. De associatiemaat wijst uit op een zwak verband tussen geslacht en de evaluatie in termen van consistentie. Dit betekent dat op basis van de gegevens, het geslacht van een politicus in beperkte mate kan voorspellen of een politicus al dan wel of niet in termen van consistentie wordt besproken. De zwakke samenhang tussen gender en de evaluatie in termen van consistentie, kan een indicatie bieden dat in de verkiezingscampagne gender geen

(26)

belangrijke rol speelt bij het evalueren van de politici in termen van het specifieke leiderschapskenmerk.

Eerder onderzoek heeft aannemelijk gemaakt dat vrouwelijke politici vaker negatief in het nieuws worden gepresenteerd (Acker, 2003; Gidengill & Everitt, 2003; Kahn, 1994) en mannelijke politici vaker positief (Aaldering en Van der Pas, 2018). Daarentegen is uit de resultaten van dit onderzoek gebleken dat vrouwelijke politici vaker in termen van positieve leiderschapskenmerken worden geëvalueerd en mannelijke politici vaker in termen van negatieve leiderschapskenmerken. De analyse heeft geduid op een zwak significant verschil in zowel in termen van positieve als negatieve leiderschapskenmerken. Dit zwakke verband kan eveneens een indicatie zijn dat gender geen belangrijke rol speelt bij het bepalen of een politicus in termen van negatieve positieve leiderschapskenmerken wordt geëvalueerd.

De resultaten neigen naar positief nieuws voor de politica. Vrouwen zijn minder achtergesteld in leiderschapskenmerken in vergelijking met het onderzoek van Aaldering en Van der Pas (2018). Bovendien duiden de zwakke verbanden op dat het geslacht geen grote rol speelt in hoe een politicus of politica wordt gepresenteerd in de mediaberichtgeving.

Dit onderzoek heeft daarnaast een poging gedaan om te onderzoeken of het dragen van ministerschap of de partijgrootte van een leider, de kans op een leiderschapsevaluatie vergroot of verkleind. Op het gebied van ministerschap verschilden de resultaten per

leiderschapskenmerk. En op het gebied van partijgrootte hebben de gegevens aangetoond dat de kans op het treffen van een leiderschapsevaluaties toeneemt bij een partijleider met een grotere partij. Echter, hebben de bevindingen niet uitgewezen op een significant effect.

Huidig onderzoek heeft er niet kunnen slagen een meer sluitend antwoord te vinden op de onderzoeksvraag. Bij het merendeel van de statistische toetsen ontbrak er een

significant effect. Dit heeft naar alle waarschijnlijkheid te maken met het gebrek aan data. Dit gebrek kan veroorzaakt zijn door het instrument dat gebruikt is om de krantenartikelen met eventuele leiderschapsevaluaties te selecteren. Via het meetinstrument is nagegaan of de achternaam van de partijleider binnen een bereik van vijf woorden stond met de zoektermen die gerelateerd zijn aan één van de vijf leiderschapskenmerken. Hierdoor zijn

krantenartikelen, waarbij de lijsttrekkers meer dan vijf woorden verwijderd stond van de zoekterm, bij voorbaat niet meegenomen in de analyse. Bovendien is de kans aanwezig dat het instrument niet alle zoektermen bevat, die kunnen worden gebruikt bij een evaluatie op basis van een leiderschapskenmerk.

Daarnaast heeft dit onderzoek zich beperkt tot de verkiezingscampagne van 2021. Om deze reden zijn er alleen krantenartikelen geselecteerd die zijn gepubliceerd tussen 1 maart en

(27)

17 2021 maart. Door de nadruk te leggen op een enkele verkiezingsperiode is de kans dat data zijn gedreven door individuele politici sterk aanwezig. Kaag, bijvoorbeeld, is

verantwoordelijk 71% van de data over de vrouwelijke politici.

Voor een completer beeld omtrent het verschil tussen mannelijke en vrouwelijke politici in de mediaberichtgeving, worden drie aanbevelingen gedaan voor vervolgonderzoek.

Allereerst zou vervolgonderzoek krantenartikelen over meerdere verkiezingsperiodes kunnen bestuderen. Hierdoor kunnen meer krantenartikelen worden bestudeerd, en neemt de kans dat de resultaten zijn gedreven door individuen af.

Bovendien zou vervolgonderzoek naar deze thematiek zich kunnen richten op mediaberichtgeving afkomstig van de televisie. Takens et al. (2013) hebben aangegeven dat berichtgeving afkomstig van de televisie meer gepersonaliseerd is dan berichtgeving via kranten (Takens et al, 2013, p. 289). Verkiezingsdebatten zouden bijvoorbeeld meer data op kunnen leveren over hoe lijsttrekkers middels leiderschapskenmerken worden gepresenteerd.

In dit onderzoek wordt het genderverschil gemeten aan de hand van

leiderschapskenmerken, echter kan dit verschil zich ook voordoen aan de hand van andere kenmerken. Een voorbeeld is Ploumen. De politica werd in de krantenartikelen meermaals neergezet als ‘lief’ en ‘gezellig’. Dit is echter niet meegenomen in de analyse. Terwijl het aannemelijk is dat het neerzetten van een politicus als ‘lief’ niet bevorderlijk is. Hierom is in vervolgonderzoek het relevant om te kijken naar andere verschillen.

Los van de tekortkomingen, duidt huidig onderzoek erop dat gender eventueel geen grote rol speelt bij hoe politici in de mediaberichtgeving worden gepresenteerd. Aldus, kan huidig onderzoek indiceren dat de schuld van de ondervertegenwoordiging niet bij de journalisten ligt. Dit betekent overigens niet dat de strijd gestreden is. Vrouwen zijn immers nog steeds ondervertegenwoordigd in de politiek. Het is dus nog steeds belangrijk om op zoek te gaan naar factoren die een rol kunnen spelen bij deze representatieproblematiek.

Alleen op deze manier kan het patriarchaat worden afgebroken.

(28)

Nawoord

Graag wil ik mijn studievriendinnen, ook wel mijn supportgroep, bedanken voor de afgelopen periode. Daarnaast wil ik mijn zus, vader en goede vriendin, bedanken voor het nakijken van mijn werk. En tot slot wil ik mijn scriptiebegeleider Joop van Holsteyn hartelijk bedanken. Door zijn snelle reacties, kritische commentaar en uitgebreide feedback, heb ik er voor mijn gevoel alles kunnen uithalen wat erin zit.

(29)

Literatuurlijst

- Aaldering, L., & Van der Pas, D. J. (2018). Political Leadership in the Media: Gender Bias in Leader Stereotypes during Campaign and Routine Times. British Journal of Political Science, 50(3), 911–931.

- Aaldering, L., Van der Meer, T., & Van der Brug, W. (2018). Mediated Leader Effects: The Impact of Newspapers’ Portrayal of Party Leadership on Electoral Support. The International Journal of Press/Politics, 23(1), 70–94.

https://doi.org/10.1177/1940161217740696.

- Aaldering, L., & Vliegenthart, R. (2016). Political leaders and the media. Can we measure political leadership images in newspapers using computer-assisted content analysis? Quality & Quantity, 50(5), 1871–1905. https://doi.org/10.1007/s11135-015- 0242-9

- Atria. (2019, 1 januari). Vrouwenkiesrecht in Nederland Kennis.

https://atria.nl/nieuws-publicaties/vrouwen-in-de-politiek/vrouwenkiesrecht-in- nederland/

- Bakker, P. (2019). Voor bij de gouden eeuw. In J. Bardoel & H. Wijfjes (Red.), Journalistieke Cultuur in Nederland. Amsterdam: Amsterdam University Press. (77- 99)

- Bardoel, J., & Wijfjes, H. (2019). Journalistieke cultuur in Nederland. In J. Bardoel &

H. Wijfjes (Red.), Journalistieke Cultuur in Nederland (11–29). Amsterdam:

Amsterdam University Press.

- Beechey, V. (1979). On Patriarchy. Feminist Review, 3, 66–82.

https://doi.org/10.2307/1394710

- Benoit, W. L., & McHale, J. P. (2003). Presidential candidates’ television spots and personal qualities. Southern Communication Journal, 68(4), 319–334.

https://doi.org/10.1080/10417940309373270

- Brants, K. (2019). Van medialogica naar publiekslogica? In J. Bardoel & H. Wijfjes (Red.), Journalistieke cultuur in Nederland (237-255). Amsterdam: Amsterdam University Press.

- Devitt, J. (2002). Framing Gender on the Campaign Trail: Female Gubernatorial Candidates and the Press. Journalism & Mass Communication Quarterly, 79(2), 445–

463. https://doi.org/10.1177/107769900207900212

(30)

- Esser, F. & Strömbäck, J. (2014). Mediatization of Politics: Understanding the Transformation of Western Democracies. Basingstoke: Palgrave Macmillan.

- Field, A. (2018). Discovering Statistics Using IBM SPSS Statistics. London: SAGE Publications.

- Gidengill, E., & Everitt, J. (2003). Talking Tough: Gender and Reported Speech in Campaign News Coverage. Political Communication, 20(3), 209–232.

https://doi.org/10.1080/10584600390218869

- Holmberg, S., & Oscarsson, H. (2011). Party Leader Effects on the Vote. In A. Blais

& K. Aarts (Red.), Political Leaders and Democratic Elections (35–51). Oxford:

Oxford University Press.

- Holtz-Bacha, C., Langer, A. I., & Merkle, S. (2014). The personalization of politics in comparative perspective: Campaign coverage in Germany and the United Kingdom.

European Journal of Communication, 29(2), 153–170.

https://doi.org/10.1177/0267323113516727

- Iyengar, S., & Kinder, D. R. (2010). News That Matters. Amsterdam: Amsterdam University Press.

- Jalalzai, F. (2006). Women Candidates and the Media: 1992–2000 Elections. Politics Policy, 34(3), 606–633. https://doi.org/10.1111/j.1747-1346.2006.00030.x

- Kahn, K. F. (1994). The Distorted Mirror: Press Coverage of Women Candidates for Statewide Office. The Journal of Politics, 56(1), 154–173.

https://doi.org/10.2307/2132350

- Karvonen, L. (2010). The Personalisation of Politics. Colchester: ECPR Press.

- Kenny, M., & Mackay, F. (2017). Feminist and Gendered Approaches. In V.

Lowndes, D. Marsh, & G. Stoker (Red.), Theory and Methods in Political Science (92–107). London: Macmillan Publishers.

- Kittilson, M. C., & Fridkin, K. (2008). Gender, Candidate Portrayals and Election Campaigns: A Comparative Perspective. Politics & Gender, 4(03), 371–392.

https://doi.org/10.1017/s1743923x08000330

- Koestenruijter, W., & Van Hout, T. (2018). Methoden voor journalism studies.

Amsterdam: Boom.

- Kriesi, H. (2011). Personalization of national election campaigns. Party Politics, 18(6), 825–844. https://doi.org/10.1177/1354068810389643

(31)

- McAllister, I. (2007). The Personalization of Politics. In H. D. Klingemann & R. J.

Dalton (Red.), The Oxford Handbook of Political Behavior (571–588). Oxford:

Oxford University Press.

- Mügge, L. M., Van der Pas, D. J., & van de Wardt, M. (2019). Representing their own? Ethnic minority women in the Dutch Parliament. West European Politics, 42(4), 705–727. https://doi.org/10.1080/01402382.2019.1573036

- Nationaal Onderzoek Multimedia. (2021). Gemiddeld Bereik NPM 2021-I.

https://dundasbi.reports.nl/NOM/Dashboard/Dashboard?guidinput=0897fa47-07ab- 4de7-8a2a-6ebb38f7a21c

- Norris, P. (1997). Women Leaders Worldwide: A Splash of Color in the Photo Op. In P. Norris (Red.), Women, Media and Politics (149-166). Oxford: Oxford University Press.

- Oegema, D., & Kleinnijenhuis, J. (2000). Personalization in political Television News: A 13-Wave Survey Study to Assess Effects of Text and Footage.

Communications, 25(1), 43-60. https://doi.org/10.1515/comm.2000.25.1.43 - PDC. (2021). Vrouwelijke lijsttrekkers. Parlement.com.

- Phillips, A. (1995). The Politics of Presence. Oxford: Oxford University Press.

- Schneider, M. C., & Bos, A. L. (2014). Measuring Stereotypes of Female Politicians.

Political Psychology, 35(2), 245–266. https://doi.org/10.1111/pops.12040 - Staatscommissie Parlementair Stelsel. (2018). Lage drempels, hoge dijken:

Democratie en rechtsstaat in balans. Eindrapport van de staatscommissie parlementair stelsel. Amsterdam: Boom.

https://www.staatscommissieparlementairstelsel.nl/documenten/rapporten/samenvatti ngen/12/13/eindrapport

- Strömbäck, J. (2008). Four Phases of Mediatization: An Analysis of the Mediatization of Politics. The International Journal of Press/Politics, 13(3), 228–246.

https://doi.org/10.1177/1940161208319097

- Takens, J., Van Atteveldt, W., Van Hoof, A., & Kleinnijenhuis, J. (2013). Media logic in election campaign coverage. European Journal of Communication, 28(3), 277–293.

https://doi.org/10.1177/0267323113478522

- Takens, J., Kleinnijenhuis, J., Van Hoof, A., & Van Atteveldt, W. (2015). Party Leaders in the Media and Voting Behavior: Priming Rather Than Learning or Projection. Political Communication, 32(2), 249–267.

https://doi.org/10.1080/10584609.2014.944319

(32)

- Van Acker, E. (2003). Media Representations of Women Politicians in Australia and New Zealand: High Expectations, Hostility or Stardom. Policy and Society, 22(1), 116–136. https://doi.org/10.1016/s1449-4035(03)70016-2

- Van Aelst, P., Sheafer, T., & Stanyer, J. (2011). The personalization of mediated political communication: A review of concepts, operationalizations and key findings.

Journalism: Theory, Practice & Criticism, 13(2), 203–220.

https://doi.org/10.1177/1464884911427802

- Van Holsteyn, J., & Andeweg, R. (2008). Niemand is groter dan de partij: Over de personalisering van de Nederlandse electorale politiek. In G. Voerman (Red.), Jaarboek Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen 2006 (05–134).

Groningen: Rijksuniversiteit Groningen.

- Van der Meer, T., Van der Kolk H., Rekker R., (Red.), Aanhoudend wisselvallig:

Nationaal Kiezersonderzoek 2017. Amsterdam: Stichting KiezersOnderzoek Nederland (SKON), 2018.

- Vliegenthart, R., Boomgaarden, H.G. & Boumans, J.W. (2011). Changes in Political News Coverage: Personalization, Conflict and Negativity in Britisch and Dutch Newspaper (92-110). In: Brants, K., Voltmer, K. (Red.) Political

Communication in Postmodern Democracy. London: Palgrave Macmillan.

- Vliegenthart, R. (2019). Mediamacht. In J. Bardoel & H. Wijfjes (Red.),

Journalistieke Cultuur in Nederland (221–237). Amsterdam: Amsterdam University Press.

- Vos, D. (2013). The vertical glass ceiling: Explaining female politicians’

underrepresentation in television news. Communications, 38(4), 389-410.

https://doi.org/10.1515/commun-2013-0023

- Wängnerud, L. (2000). Testing the Politics of Presence: Women’s Representation in the Swedish Riksdag. Scandinavian Political Studies, 23(1), 67–91.

https://doi.org/10.1111/1467-9477.00031

- World Economic Forum. (2021). Global Gender Gap Report 2021.

http://www3.weforum.org/docs/WEF_GGGR_2020.pdf

(33)

Appendices

Appendix 1. Meetinstrument

Politieke kundigheid positief

((Achternaam politicus) w/5 (slim* or intelligent* or ervaring* or gestudeerd* or opgeleid*

or kennis or bekwaam* or deskundig* or capabel* or vaardig or vaardig* or vakbekwaam*

or vakkundig* or geoefend* or getraind* or doorgewinterd* or kneepjes van het vak* or pienter* or volleerd* or zaakkundig* or bedachtzaam* or achtzaam* or kien* or knap or knappe or scherpzinnig* or verstandig* or schrander* or snugger* or alert* or gewiekst* or handig* or slagvaardig* or spitsvondig* or geleerd* or competent* or ingenieus* or

vernuftig* or vindingrijk* or wijsheid or weesheden or begaafd* or oordeelkundig* or kunde* or talent* or vakmanschap* or eruditie* or juiste* or fijn staaltje or onderricht* or geschool* or oplettend* or training* or gevat* or weldenkend* or fijnzinnig* or

geraffineerd* or begaafd* or prudentie* or teamspeler* or gekwalificeerd* or kundig* or diepzinnig* or genia* or genie or geschikt* or praktisch* or redzaam* or tactisch* or ruimdenkend* or behendig* or snelleers* or veelzijdig* or meeval* or vindingrijk* or inzicht* or geanticipeerd* or inschatting* or ingeschat* or politieke spel or politiek spel or benijdingsw* or goede traditie or goed* voorbeeld* or goed* keuze or goed* keus* or goed* sier* or strateeg* or strateg* or bespeeld* or bespelen* or wijs aan gedaan or wijs aan doet or doet er wijs aan or wijs aan doen or doen er wijs aan or tactisch* or goed*

kandida* or goed* manier* or goed* middel* or juist* manier* or juist* middel* or gepokt*

en gemazel*)

((Achternaam politicus) w/5 (“niet dom” or “niet onbenullig*” or “niet hardleers*” or “niet slecht*” or “niet verkeerd*” or “niet onbezonnen*” or “niet onnozel*” or “niet

onverstandig*” or “niet onkundig*” or “niet onwetend*” or “niet onzinnig*” or “niet stom*”

or “niet stupide*” or “niet suf*” or “niet uilig*” or “niet verstandeloos*” or “niet achterlijk*”

or “niet debiel*” or “niet gedachteloos*” or “niet lichtvaardig*” or “niet lichtzinnig*” or

“niet nalatig*” or “niet onachtzaam*” or “niet onbedachtzaam*” or “niet onberaden*” or

“niet ondoordacht*” or “niet onnadenkend*” or “niet onvoorzichtig*” or “niet

onzorgvuldig*” or “niet ondeskundig*” or “niet onintelligent*” or “niet bekrompen*” or

“niet benepen*” or “niet hersenloos*” or “niet kleingeestig*” or “niet kleinzielig*” or “niet kortzichtig*” or “niet onoplettend*” or “niet bekrompen*” or “niet middelmatig*” or “niet langzaam van begrip*” or “niet naïef*” or “niet verstandeloze*” or “niet achtergebleven*”

or “niet onbelezen*” or “niet ondeskundig*” or “niet ongeleerd*” or “niet onkund*” or

“niet onkenbaar*” or “niet oppervlakkig*” or “niet per ongeluk*” or “niet desastreus*” or

“niet mislukken*” or “niet fataal*” or “niet funest*” or “niet misgaan*” or “niet mislopen*”

or “niet mislukken*” or “niet noodlot*” or “niet ongelukkig*” or “niet rampzalig*” or “niet tegenval*” or “niet ten val*” or “niet incapabel*” or “niet incompetent*” or “niet

onbehendig*” or “niet onbekwaam*” or “niet onervaren*” or “niet ongeschikt*” or “niet onhandig*” or “niet onpraktisch*” or “niet onredzaam*” or “niet ontactisch*” or “niet stumper*” or “niet stuntel*” or “niet ongeoefend*” or “niet ongetraind*” or “niet onvolleerd*” or “niet onbegaafd*”))

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In EMs, the framework by which organizations can acquire regulative legitimacy is more vague and ambiguous (Hitt et al., 2000; Khanna &amp; Palepu, 1997). Extensive regulation leads

The findings of the design team interviews and the packaging expert surveys show various valuable insights into the packaging development practice, the application

Neural mecha- nisms of spatial selective attention in areas V1, V2, and V4 of macaque visual cortex.. Elec- trophysiological correlates of feature analysis during

The EU FP7 project INACHUS presents a holistic approach in providing a system that aims at achieving significant time reduction related to the USaR phase by

The thermally coupled RD process is the most appealing, with the lowest energy use (1.667 MJ kg −1 EL), minimal investment cost, major energy savings (up to 54.3% lower than other

After the creation of the different CCMV-based nanostructures we evaluated their uptake routes into various cell lines, by using inhibitors for (specific) pathways.. We

The specificities of the ten developmental milestones with a significant LR+ above 10 varied between 95% for ‘places 3 forms in form-box’, and 100% for both ‘balances head well

(Combining multi-sensor satellite images and in-situ measurements).. Boussinesq