In deze gebruiksaanwijzing vindt u uitgebreide aanwijzingen voor het gebruik van uw camera. Lees deze gebruiksaanwijzing aandachtig door.
Ä Klik op een onderwerp
User Manual
PL150/PL151
Bekende problemen Beknopt overzicht Inhoud
Basisfuncties
Geavanceerde functies Opnameopties Afspelen/bewerken Aanvullende informatie Index
1
Informatie over gezondheid en veiligheid
Houd u altijd aan de volgende voorzorgsmaatregelen en gebruikstips om gevaarlijke situaties te vermijden en ervoor te zorgen dat de camera optimaal werkt.
Waarschuwing: situaties die bij u of anderen letsel kunnen veroorzaken
Voorzichtig: situaties die schade aan de camera of andere apparatuur kunnen veroorzaken
Opmerking: opmerkingen, gebruikstips of aanvullende informatie
Gebruik de camera niet in de buurt van ontvlambare of explosieve gassen en vloeistoffen
Gebruik de camera niet in de buurt van brandstoffen, brandbaar materiaal of ontvlambare of explosieve chemicaliën. Bewaar geen ontvlambare vloeistoffen, gassen en explosief materiaal in dezelfde ruimte als de camera of de onderdelen of accessoires van de camera.
Houd de camera buiten het bereik van kleine kinderen en huisdieren
Houd de camera en alle bijbehorende onderdelen en accessoires buiten het bereik van kleine kinderen en huisdieren. Kleine onderdelen vormen verstikkingsgevaar of kunnen schadelijk zijn wanneer zij worden ingeslikt. Bewegende delen en accessoires kunnen ook een fysiek gevaar vormen.
Waarschuwingen
Voorkom gezichtsschade bij het onderwerp
Gebruik de flitser van de camera niet vlakbij (op minder dan 1 m afstand van) de ogen van mensen of dieren. Gebruik van de flitser dicht bij de ogen van het onderwerp kan tot tijdelijke of permanente schade aan het gezichtsvermogen leiden.Behandel batterijen en oplader voorzichtig en voer deze af volgens de voorschriften
Gebruik alleen door Samsung goedgekeurde batterijen en t
opladers. Niet-compatibele batterijen en opladers kunnen ernstig letsel of schade aan uw camera veroorzaken.
Gooi batterijen nooit in open vuur. Houd u aan alle lokale t
regelgeving bij het verwijderen van gebruikte batterijen.
Leg batterijen of camera’s nooit in of op verwarmingsapparaten, t
zoals een magnetron, kachel of radiator. Batterijen kunnen exploderen als ze te heet worden.
Gebruik voor het opladen van de batterijen geen t
elektriciteitssnoeren of stekkers die beschadigd zijn, of een loshangend stopcontact. Dit kan brand of een schok veroorzaken.
2 Informatie over gezondheid en veiligheid
Zwaai de camera niet aan de polslus heen en weer. Hierdoor t
kunt u anderen of uzelf verwonden.
Verf de camera niet, omdat verf tussen de bewegende t
onderdelen kan gaan zitten en de werking van het apparaat kan beïnvloeden.
Verf of metaal aan de buitenzijde van de camera kan allergieën, t
jeuk, eczeem of bultjes veroorzaken bij mensen met een gevoelige huid . Als u last hebt van een van deze symptomen, stop dan onmiddellijk met het gebruik van de camera en raadpleeg een arts.
Bescherm batterijen, opladers en geheugenkaarten tegen schade
Vermijd blootstelling van batterijen en geheugenkaarten aan t
extreme temperaturen (onder 0 °C of boven 40 °C). Door extreme temperaturen kan de oplaadcapaciteit van de batterijen afnemen en kunnen geheugenkaarten storingen vertonen.
Voorkom dat batterijen in aanraking komen met metalen t
voorwerpen. Dit kan een verbinding vormen tussen de plus- en minpolen van uw batterijen en tijdelijke of permanente schade aan de batterijen veroorzaken. Dit kan ook brand of een schok veroorzaken.
Voorkom dat geheugenkaarten in contact komen met vloeistof, t
vuil of vreemde stoffen. Veeg, indien nodig, de geheugenkaart met een zachte doek schoon alvorens u de kaart in de camera plaatst.
Schakel de camera uit wanneer u een geheugenkaart plaatst t
of verwijdert.
Zorg dat geheugenkaarten niet buigen, vallen of aan zware t
klappen of druk worden blootgesteld.
Gebruik en bewaar de camera zorgvuldig en verstandig
Zorg ervoor dat de camera niet nat wordt. Het toestel kan door tvloeibare stoffen ernstig beschadigen. Raak de camera niet met natte handen aan. De garantie van de fabrikant is niet van toepassing op waterschade aan het toestel.
Stel de camera niet gedurende lange tijd aan direct zonlicht of t
hoge temperaturen bloot. Langdurige blootstelling aan zonlicht of extreme temperaturen kan permanente schade aan interne onderdelen van het toestel veroorzaken.
Gebruik of bewaar de camera niet in stoffige, vervuilde, t
vochtige of slecht geventileerde omgevingen om schade aan bewegende delen en interne onderdelen te vermijden.
Haal de batterijen uit de camera wanneer u deze voor langere t
tijd opbergt. Batterijen in het batterijvak kunnen na verloop van tijd gaan lekken of roesten en ernstige schade aan uw camera veroorzaken.
Bescherm de camera tegen zand en vuil wanneer u deze op t
het strand of in een andere, soortgelijke omgeving gebruikt.
Bescherm de camera en het scherm tegen stoten, ruw gebruik t
en sterke trillingen om ernstige schade te voorkomen.
Wees voorzichtig bij het aansluiten van kabels en adapters en t
het plaatsen van batterijen en geheugenkaarten. Het forceren van stekkers, onjuist aansluiten van kabels of onjuist plaatsen van batterijen en geheugenkaarten kan leiden tot schade aan poorten, stekkers en accessoires.
Steek geen vreemde voorwerpen in de compartimenten, t
sleuven en toegangspunten van de camera. Schade als gevolg van onjuist gebruik wordt mogelijk niet door de garantie gedekt.
Veiligheidsvoorschriften
3 Informatie over gezondheid en veiligheid
Zorg voor een optimale levensduur van batterijen en oplader
Te lang opladen van batterijen kan de levensduur daarvan t
bekorten. Wanneer het opladen is voltooid, dient u de kabel van de camera los te koppelen.
Batterijen die niet worden gebruikt, ontladen zich na verloop van t
tijd en moeten voor gebruik opnieuw worden opgeladen.
Laat de stekker van de oplader niet in het stopcontact zitten als t
u de oplader niet gebruikt.
Gebruik de batterijen alleen voor het doel waarvoor ze zijn t
bedoeld.
Wees voorzichtig met het gebruik van de camera in vochtige omgevingen
Wanneer u de camera vanuit een koude in een warme en vochtige omgeving brengt, kan er op de fijne elektronische schakelingen en op de geheugenkaart condensvorming optreden. Wacht in zo’n geval ten minste 1 uur totdat alle vocht is verdampt, alvorens u de camera gebruikt.
Controleer voor gebruik of de camera naar behoren functioneert
De fabrikant is niet verantwoordelijk voor verlies van bestanden of schade die kan voortkomen uit defecten aan de camera of onjuist gebruik.
Gebruik geen geheugenkaarten die in een andere camera t
of door een computer zijn geformatteerd. Formatteer een dergelijke geheugenkaart opnieuw in uw eigen camera.
Gebruik nooit een beschadigde oplader, batterij of t
geheugenkaart.
Gebruik alleen door Samsung goedgekeurde accessoires
Het gebruik van niet-compatibele accessoires kan leiden tot schade aan de camera, lichamelijk letsel en het vervallen van de garantie.Bescherm de cameralens
Stel de lens niet aan direct zonlicht bloot. Hierdoor kan de t
beeldsensor verkleuren of defect raken.
Bescherm de lens tegen vingerafdrukken en krassen. Reinig de t
lens met een zachte, schone doek.
Laat reparatie en onderhoud van de camera alleen door gekwalificeerd personeel uitvoeren
Laat geen ongekwalificeerd personeel reparatie- of onderhoudswerkzaamheden aan de camera uitvoeren en probeer dit ook niet zelf te doen. Alle schade die voortvloeit uit ongekwalificeerd onderhoud of reparatie wordt niet door de garantie gedekt.
Belangrijke gebruiksinformatie
4 Copyrightinformatie
Microsoft Windows en het Windows-logo zijn geregistreerde t
handelsmerken van Microsoft Corporation.
Mac is een geregistreerd handelsmerk van Apple Corporation.
t
HDMI, het HDMI-logo en de term "High Definition Multimedia t
Interface" zijn handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van HDMI Licensing LLC.
Cameraspecificaties of de inhoud van deze t
gebruiksaanwijzing kunnen zonder kennisgeving worden gewijzigd bij veranderde camerafuncties.
Voor informatie over Open Source-licenties raadpleegt u t
het bestand "OpenSourceInfo.pdf" op de meegeleverde cd-rom.
Indeling van de gebruiksaanwijzing
Basisfuncties
11
Hier vindt u informatie over de indeling van de camera en basisfuncties voor het maken van opnamen.
Geavanceerde functies
28
Hier vindt u informatie over hoe u foto's maakt door een modus te selecteren en hoe u video's of spraakmemo's opneemt.
Opnameopties
41
Hier vindt u informatie over de instellingen waarvoor u in de opnamemodus kunt kiezen.
Afspelen/bewerken
61
Hier vindt u informatie over hoe u foto's, video's en spraakmemo's kunt weergeven of afspelen en hoe u foto's en video's kunt bewerken. Ook leest u hier hoe u de camera op een computer, fotoprinter, televisie of HDTV aansluit.
Aanvullende informatie
84
Hier vindt u informatie over instellingen en foutmeldingen, alsmede specificaties en onderhoudstips.
5
Pictogrammen in deze gebruiksaanwijzing
Opnamemodus Pictogram
Smart Auto S
Auto a
Programma p
DUAL IS d
Beautyshot b
Nacht N
Scène s
Film v
Pictogrammen in de opnamemodus
Deze pictogrammen geven aan dat een bepaalde functie in de desbetreffende modi beschikbaar is. De s modus ondersteunt wellicht bepaalde functies niet voor alle scènes.
Voorbeeld:
Beschikbaar in de modi Programma, DUAL IS en Film
Symbolen in deze gebruiksaanwijzing
Pictogram Functie
Aanvullende informatie
Veiligheidsvoorschriften en waarschuwingen [ ] Cameratoetsen; bijvoorbeeld: [Ontspanknop]
(staat voor de ontspanknop) ( ) Paginanummer van verwante informatie
De volgorde van de opties of menu's die u moet selecteren om een stap uit te voeren, bijvoorbeeld:
Selecteer Opname Witbalans (dit betekent selecteer Opname en vervolgens Witbalans)
* Voetnoot
Afkortingen in deze gebruiksaanwijzing
Afkorting Betekenis
ACB Auto Contrast Balance (automatische contrastverbetering) AEB Auto Exposure Bracket
(opnamereeks met verschillende belichtingen) AF Auto Focus (autofocus)
DIS Digital Image Stabilisation (digitale beeldstabilisatie) DPOF Digital Print Order Format (digitale afdrukbestelling) EV Exposure Value (belichtingswaarde)
OIS Optical Image Stabilisation (optische beeldstabilisatie) WB White Balance (witbalans)
6
Uitdrukkingen in deze gebruiksaanwijzing
Op de ontspanknop drukken
tDruk [Ontspanknop] half in: druk de ontspanknop half in Druk op [
t Ontspanknop]: druk de ontspanknop volledig in
Druk [Ontspanknop] half in Druk op [Ontspanknop]
Onderwerp, achtergrond en compositie
Onderwerpt : het belangrijkste object in een scène, zoals een persoon, dier of stilleven
Achtergrond
t : de objecten rondom het onderwerp Compositie
t : de combinatie van onderwerp en achtergrond
Achtergrond
Onderwerp
Compositie
Belichting (Helderheid)
De hoeveelheid licht die de camera binnenkomt bepaalt de belichting. De belichting kan worden aangepast met behulp van sluitertijd, diafragma en ISO-waarde. Wanneer u de belichting verandert, worden de foto's donkerder of lichter.
Normale belichting Overbelicht (te helder)
7
Bekende problemen
Hier vindt u antwoorden op bekende problemen. Met behulp van opname-instellingen hebt u veel problemen snel opgelost.
De ogen van de gefotografeerde zijn rood.
Dit wordt veroorzaakt door een reflectie van de flitser van de camera.
Stel de flitsoptie in op
t Rode ogen of Anti-rode ogen. (pag. 45)
Als de foto al is gemaakt, selecteert u
t Anti-rode ogen in het bewerkingsmenu. (pag. 73)
Foto's bevatten stof- vlekjes.
Stofdeeltjes die in de lucht zweven kunnen worden vastgelegd op foto's als u de flitser gebruikt.
Schakel de flitser uit of neem geen foto's op stoffige plaatsen.
t
Pas de ISO-waarde aan. (pag.
t 46)
Foto's zijn wazig. Dit kan worden veroorzaakt doordat u foto's neemt bij weinig licht of doordat u de camera niet goed stil houdt.
Druk [
t Ontspanknop] half in om te zorgen dat er wordt scherpgesteld op het onderwerp. (pag. 26) Gebruik de
t d-modus. (pag. 33)
Foto's zijn wazig bij avondopnamen.
Om meer licht binnen te laten, gebruikt de camera een langere sluitertijd.
Het kan dan lastig zijn de camera stil te houden, waardoor de foto's bewogen kunnen worden.
Draai de modusdraaiknop naar
t N. (pag. 31)
Schakel de flitser in. (pag.
t 45)
Pas de ISO-waarde aan. (pag.
t 46)
Gebruik een statief om te voorkomen dat de camera beweegt.
t
Het onderwerp is te donker door tegenlicht.
Als de lichtbron zich achter het onderwerp bevindt of als er een groot contrast is tussen de lichte en donkere gebieden, kan het onderwerp donker worden.
Maak geen foto's tegen de zon in.
t
Selecteer
t Tegenl. in de modus s. (pag. 30) Stel de flitsoptie in op
t Invulflits. (pag. 45)
Stel de optie Automatische contrastbalans (
t ACB) in. (pag. 54)
Pas de belichting aan. (pag.
t 54)
Stel de lichtmeting in op
t Spot als er een helder onderwerp in het midden van het kader staat.
(pag. 55)
8
Beknopt overzicht
Foto's van mensen maken s
t -modus > Portret f 30 b
t -modus f 32 Zelfportretmodus
t f 37
Kinderenmodus
t f 38
Dubbelportretmodus
t f 38
Rode ogen
t , Anti-rode ogen
(rode ogen voorkomen of verwijderen) f 45 Gezichtsdetectie
t f 50
's Nachts of in het donker foto's maken
s
t -modus > Zon onder, Dageraad, Vuurwerk f 30 N
t -modus f 31 Flitseropties
t f 45
ISO-waarde (de lichtgevoeligheid aanpassen)
t f 46
Actiefoto's maken Continu
t , Bewegingsopname f 57
Foto's maken van tekst, insecten en bloemen
s
t -modus > Close-up, Tekst f 30 Macro
t , Auto macro (om foto's van dichtbij te maken) f 47
Witbalans
t (de tint wijzigen) f 55
De belichting aanpassen (helderheid) ISO-waarde (de lichtgevoeligheid aanpassen)
t f 46
tEV (de belichting aanpassen) f 54
tACB (compenseren voor onderwerpen tegen een heldere achtergrond) f 54
L.meting
t f 55
tAEB (om drie foto's met verschillende belichtingen te maken van dezelfde scène) f 57
Een speciaal effect toepassen Fotostijlen (om een speciale tint aan te brengen)
t f 58
Intelligente filtereffecten
t f 59
Beeld aanpassen (om kleurverzadiging, scherpte en t
contrast bij te stellen) f 60
Bewegingsonscherpte voorkomen OIS (Optical Image Stabilisation)
t f 24
d
t -modus f 33
Bestanden op categorie t
bekijken in Smart Album f 63
Alle bestanden op de t
geheugenkaart wissen f 65 Foto's als diavertoning t
weergeven f 67 Bestanden op een tv of t
HDTV weergeven f 75 De camera op een computer t
aansluiten f 77 Geluid en volume aanpassen t
f 86
De helderheid van het t
scherm aanpassen f 86 De schermtaal wijzigen
t f 86
De datum en tijd instellen t
f 87 De geheugenkaart t
formatteren f 87 Problemen oplossen
t f 96
9
Inhoud
Foto’s maken met behulp van het scherm aan de
voorzijde ... 37
De Zelfportretmodus gebruiken ... 37
De Dubbelportretmodus gebruiken ... 38
De Kinderenmodus gebruiken ... 38
Een video maken met behulp van het scherm aan de voorzijde 39 Spraakmemo's opnemen ... 40
Een spraakmemo opnemen ... 40
Een spraakmemo aan een foto toevoegen ... 40
Opnameopties ... 41
Resolutie en beeldkwaliteit selecteren ... 42
De resolutie selecteren ... 42
De beeldkwaliteit selecteren ... 42
De timer gebruiken ... 43
Opnamen in het donker maken ... 45
Rode ogen voorkomen ... 45
De flitser gebruiken ... 45
De ISO-waarde aanpassen ... 46
De scherpstelling aanpassen ... 47
Macro gebruiken ... 47
Autofocus gebruiken ... 47
Meebewegende autofocus gebruiken ... 48
Het scherpstelgebied aanpassen ... 49
Gezichtsdetectie gebruiken ... 50
Gezichten detecteren ... 50
Een foto van een lachend gezicht maken ... 51
Knipperende ogen detecteren ... 51
Slimme gezichtsherkenning ... 52
Basisfuncties ... 11
Uitpakken ... 12
Onderdelen en functies ... 13
De batterij en geheugenkaart plaatsen ... 15
De batterij opladen en de camera inschakelen ... 16
De batterij opladen ... 16
De camera inschakelen ... 16
De eerste instelling uitvoeren ... 17
Uitleg over de pictogrammen ... 18
Opties selecteren ... 19
Display en geluid instellen ... 21
Het displaytype wijzigen ... 21
Het geluid instellen ... 21
Foto's maken ... 22
Het scherm aan de voorzijde inschakelen ... 23
Zoomen ... 23
Bewegingsonscherpte voorkomen (OIS) ... 24
Tips om betere foto's te maken ... 26
Geavanceerde functies ... 28
Opnamemodi ... 29
De Smart Auto-modus gebruiken ... 29
De Scènemodus gebruiken ... 30
De kadergids gebruiken ... 31
De Nachtmodus gebruiken ... 31
De Beautyshot-modus gebruiken ... 32
De Dual IS-modus gebruiken ... 33
De Programmamodus gebruiken ... 34
Een video opnemen ... 34
De Intelligente scènedetectiemodus gebruiken ... 36
10 Inhoud
Gezichten als favoriet registreren (Mijn ster) ... 53
Helderheid en kleur aanpassen ... 54
De belichting handmatig aanpassen (EV) ... 54
Compenseren voor tegenlicht (ACB) ... 54
De lichtmeetmethode wijzigen ... 55
Een lichtbron selecteren (Witbalans) ... 55
Serieopname ... 57
Uw foto's mooier maken ... 58
Fotostijlen toepassen ... 58
Intelligente filtereffecten toepassen ... 59
Uw foto's aanpassen ... 60
Afspelen/bewerken ... 61
Weergeven ... 62
De weergavemodus starten ... 62
Foto's weergeven ... 66
Een video afspelen ... 68
Spraakmemo's afspelen ... 69
Foto's bewerken ... 70
Foto's in grootte aanpassen ... 70
Een foto draaien ... 70
Fotostijlen toepassen ... 71
Intelligente filtereffecten toepassen ... 72
Belichtingsproblemen corrigeren ... 73
Een afdrukbestelling maken (DPOF) ... 74
Bestanden weergeven op een tv of HDTV ... 75
Bestanden naar de computer overbrengen (Windows) ... 77
Bestanden overbrengen met behulp van Intelli-studio ... 78
Bestanden overbrengen door de camera als een verwisselbare schijf aan te sluiten ... 80
De camera loskoppelen (Windows XP) ... 81
Bestanden naar de computer overbrengen (Macintosh) .... 82
Foto's met een fotoprinter afdrukken (PictBridge) ... 83
Aanvullende informatie ... 84
Camera-instellingenmenu ... 85
Het instellingenmenu openen ... 85
Geluid ... 86
Display ... 86
Instellingen ... 87
Foutmeldingen ... 90
Onderhoud van de camera ... 91
De camera reinigen ... 91
Geheugenkaarten ... 92
De batterij ... 93
Voordat u contact opneemt met een servicecenter ... 96
Cameraspecificaties ... 99
Index ... 104
Uitpakken ……… 12
Onderdelen en functies ……… 13
De batterij en geheugenkaart plaatsen ……… 15
De batterij opladen en de camera inschakelen ……… 16
De batterij opladen ……… 16
De camera inschakelen ……… 16
De eerste instelling uitvoeren ……… 17
Uitleg over de pictogrammen ……… 18
Opties selecteren ……… 19
Display en geluid instellen ……… 21
Het displaytype wijzigen ……… 21
Het geluid instellen ……… 21
Foto's maken ……… 22
Het scherm aan de voorzijde inschakelen ……… 23
Zoomen ……… 23
Bewegingsonscherpte voorkomen (OIS) ……… 24
Tips om betere foto's te maken ……… 26
Basisfuncties
Hier vindt u informatie over de indeling van de camera en basisfuncties voor het maken van opnamen.
Basisfuncties
12
Uitpakken
Controleer of de doos de volgende artikelen bevat:
Camera AC-adapter/USB-kabel Oplaadbare batterij Polslus
Cd-rom met gebruiksaanwijzing Snelstartgids De afbeelding kan afwijken van de werkelijke artikelen.
Als optie verkrijgbare accessoires
Camera-etui Geheugenkaart
(microSDTM)
A/V-kabel Batterijoplader HDMI-kabel
Basisfuncties
13
Onderdelen en functies
Maak u bekend met de diverse onderdelen en functies van de camera voordat u begint.
Ontspanknop
AF-hulplampje/timerlampje Flitser
Lens
Batterijklep
Plaatsing van batterij en geheugenkaart Statiefbevestigingspunt Luidspreker
Microfoon Scherm aan de voorzijde
Power-knop
Knop LCD op voorzijde
HDMI-aansluiting Voor aansluiting van HDMI-kabel USB- en A/V-aansluiting Voor aansluiting van USB- of A/V-kabel
Basisfuncties
14 Onderdelen en functies
Modusdraaiknop
Pictogram Modus Beschrijving
S Smart Auto Een foto maken door de camera een geschikte modus voor de scène te laten selecteren a Auto Snel een foto maken met minimale instellingen
p Programma Een foto maken met instelling van opties d DUAL IS Een foto maken met opties die geschikt zijn om
bewegingsonscherpte te voorkomen b Beautyshot Een foto van iemand nemen met opties om
onvolkomenheden in het gezicht te verbergen
N
Nacht Een foto nemen met opties voor nachtelijke opnamen s Scène Een foto maken met vooraf ingestelde opties vooreen specifieke scène
v Film Een video opnemen
Knop Beschrijving
m Naar opties of menu's
Navigatie
In de opnamemodus Bij instellen D Weergaveoptie wijzigen Omhoog
M Macro-optie wijzigen Omlaag F Flitseroptie wijzigen Naar links t Timeroptie wijzigen Naar rechts o Gemarkeerde optie of menu bevestigen Afspelen Naar de weergavemodus
Functie tToegang tot opties in de opnamemodus Bestanden verwijderen in de weergavemodus t
Statuslampje Knippert
t : Bij opslaan van een foto of video, uitlezen door een computer of printer of bij een onscherp onderwerp Brandt
t : Bij aansluiting op een computer of wanneer de camera is scherpgesteld
1 2 Hoofdscherm
Zoomknop
In- en uitzoomen in de opnamemodus t
Inzoomen op een deel van een foto of t
bestanden als miniaturen bekijken in de weergavemodus
Volume regelen in de weergavemodus t
Basisfuncties
15
De batterij en geheugenkaart plaatsen
Hier vindt u informatie over het in de camera plaatsen van de batterij en een optionele microSDTM-geheugenkaart.
De batterij en geheugenkaart verwijderen
Duw voorzichtig tegen de kaart totdat deze uit de camera loskomt en trek de kaart vervolgens uit de sleuf.
Druk op de vergrendeling om de batterij los te maken.
Het interne geheugen kan worden gebruikt als tijdelijk opslagmedium als er geen geheugenkaart is geplaatst.
Geheugenkaart
Batterij
Batterijvergrendeling
Zorg dat bij het plaatsen van een geheugenkaart de goudkleurige contactpunten omhoog zijn gericht.
Zorg dat bij het plaatsen van
de batterij het Samsung-logo
omhoog is gericht.
Basisfuncties
16
De batterij opladen en de camera inschakelen
De camera inschakelen
Druk op [POWER] om de camera in of uit te schakelen.
Het scherm voor de eerste instelling verschijnt wanneer u de t
camera voor het eerst inschakelt. (pag. 17)
De camera inschakelen in de weergavemodus
Druk op [P]. De camera wordt ingeschakeld en gaat direct naar de weergavemodus.
Als u uw camera inschakelt door [P] ongeveer 5 seconden ingedrukt te houden, geeft de camera geen enkel camerageluid.
De batterij opladen
Zorg ervoor dat u de batterij oplaadt voordat u de camera gebruikt. Koppel de USB-kabel aan de AC-adapter en sluit vervolgens het uiteinde van de kabel met het indicatielampje op de camera aan.
Indicatielampje
tRood: bezig met opladen Groen
t : volledig opgeladen
Basisfuncties
17
De eerste instelling uitvoeren
Het scherm voor de eerste instelling verschijnt, waar u de basisinstellingen van de camera kunt configureren.
Druk op [
5 F] of [t] om een tijdzone te selecteren en druk vervolgens op [o].
Als u zomer-wintertijd wilt instellen, drukt u op [
t D].
Back DST
Druk op [
6 D] of [M] om Date & Time (Datum/tijd) te selecteren en druk vervolgens op [t] of [o].
Druk op [
7 F] of [t] om een onderdeel te selecteren.
yyyy mm dd / 01 / 01 10:00 Off
: English : 10/01/01 : London
Set Back
2010 Language
Date & Time Time Zone
Druk op [
8 D] of [M] om de datum en tijd of een datumnotatie te selecteren en druk vervolgens op [o].
Druk op [
1 POWER].
Het scherm voor de eerste instelling verschijnt wanneer u de t
camera voor het eerst inschakelt.
Druk op [
2 t] om Language te selecteren en druk vervolgens op [t] of [o].
Druk op [
3 D] of [M] om een taal te selecteren en druk vervolgens op [o].
Druk op [
4 D] of [M] om Time Zone (Tijdzone) te
selecteren en druk vervolgens op [t] of [o].
Basisfuncties
18
Uitleg over de pictogrammen
Welke pictogrammen worden weergegeven, is afhankelijk van de geselecteerde modus of de ingestelde opties.
C. Pictogrammen links
Pictogram Beschrijving Diafragma en sluitertijd Lange sluitertijd Belichtingswaarde Witbalans Gezichttint Gezicht retoucheren ISO-waarde Fotostijl Intelligent filtereffect Beeldaanpassing
(scherpte, contrast, kleurverzadiging) Type serieopname
Optische beeldstabilisatie Pictogram Beschrijving
Autofocuskader Bewegingsonscherpte Zoomverhouding Huidige datum en tijd
B. Pictogrammen rechts
Pictogram Beschrijving Fotoresolutie Videoresolutie Framesnelheid Fotokwaliteit Lichtmeting Flitsoptie Zelfontspannerinstelling Autofocusinstelling Gezichtsdetectie Geluid uit
A. Informatie
Pictogram Beschrijving
Geselecteerde opnamemodus Resterend aantal foto's Beschikbare opnametijd Interne geheugen Geheugenkaart geplaatst t : Volledig opgeladen t : Deels opgeladen t (Rood): Opladen
noodzakelijk Spraakmemo
A
B
C
Basisfuncties
19
Opties selecteren
U kunt opties selecteren door te drukken op [m] en door gebruik te maken van de navigatieknoppen ([D], [M], [F], [t]).
U kunt de opnameopties ook openen door op [f] te drukken, maar dan zijn sommige opties niet beschikbaar.
Teruggaan naar het vorige menu
Druk op [m] om naar het vorige menu terug te gaan.
Druk op de [Ontspanknop] om naar de opnamemodus terug te gaan.
Druk in de opnamemodus op [
1 m].
Gebruik de navigatieknoppen om naar een optie of
2
menu te scrollen.
Druk op [
t F] of [t] om naar links of rechts te gaan.
Druk op [
t D] of [M] om omhoog of omlaag te gaan.
EV
Terug Verpl.
Druk op [
3 o] om de gemarkeerde keuze te bevestigen.
Basisfuncties
20 Opties selecteren
Druk op [
4 D] of [M] om naar Witbalans te bladeren en druk vervolgens op [ t] of [o].
Fotoformaat Kwalit.
EV ISO Witbalans Gezichtsdetectie Smart FR redig.
Afsl. Terug
Druk op [
5 F] of [t] om naar een witbalansoptie te bladeren.
Daglicht
Terug Verpl.
Druk op [
6 o].
Voorbeeld: in de P-modus de witbalans selecteren
Draai de modusdraaiknop naar
1 p.
Druk op [
2 m].
Opname Geluid Display Instellingen
Fotoformaat Kwalit.
EV ISO Witbalans Gezichtsdetectie Smart FR redig.
Afsl. Wijzigen
Druk op [
3 D] of [M] om naar Opname te bladeren en
druk vervolgens op [ t] of [o].
Basisfuncties
21
Display en geluid instellen
Hier vindt u informatie over hoe u de basisinstellingen van het display en het geluid naar wens kunt aanpassen.
Het geluid instellen
Hiermee stelt u in of de camera een bepaald geluid laat klinken wanneer u de camera bedient.
Druk in de opname- of weergavemodus op [
1 m].
Selecteer
2 Geluid Piepjes een optie.
Optie Beschrijving
Uit De camera laat geen geluid klinken.
1/2/3 De camera laat een geluid klinken.
Het displaytype wijzigen
U kunt een weergavestijl voor de opname- of afspeelmodus selecteren.
Druk meerdere keren op [D] om een displaytype te wijzigen.
Alle informatie over het opnemen tonen.
Modus Beschrijving
Opname
Alle opname-informatie weergeven t
Opname-informatie verbergen, behalve het aantal t
resterende foto's (of de resterende opnametijd) en het batterijpictogram
Afspelen
Informatie over de huidige foto weergeven t
Informatie over de huidige foto verbergen t
Informatie over het huidige bestand weergeven, t
behalve de opname-instellingen en de opnamedatum
Basisfuncties
22
Foto's maken
Hier vindt u informatie over basishandelingen om in de Automodus eenvoudig en snel foto's te maken.
Draai de modusdraaiknop naar
1 a.
Kadreer het onderwerp.
2
Druk [
3 Ontspanknop] half in om scherp te stellen.
Een groen kader betekent dat het onderwerp scherp in beeld t
is.
Druk [
4 Ontspanknop] volledig in om een foto te maken.
Zie pagina 26 voor tips om betere foto's te maken.
Basisfuncties
23 Foto's maken
Zoomen
U kunt close-upfoto's maken door in te zoomen. De camera kan zowel optisch als digitaal tot een verhouding van 5X inzoomen.
Door beide te gebruiken, kunt u tot 25 keer inzoomen.
Draai de [Zoomknop] naar rechts om op het onderwerp in te zoomen. Draai de [Zoomknop] naar links om uit te zoomen.
Inzoomen Uitzoomen
Zoomverhouding
Het scherm aan de voorzijde inschakelen
Het scherm aan de voorzijde is handig bij het maken van zelfportretten en foto’s van kinderen. U kunt het scherm aan de voorzijde ook gebruiken in de Dubbelportretmodus. (pag. 37)
Druk op de knop [LCD op voorzijde] om het scherm aan de voorzijde in te schakelen.
Wanneer u opties voor de zelfontspanner instelt, blijft het scherm aan t
de voorzijde actief. (pag. 43)
Als u het scherm aan de voorzijde inschakelt, worden wellicht niet t
de pictogrammen op het hoofdscherm weergegeven en gaat de verlichting van het hoofdscherm mogelijk uit.
Wanneer u de camera op fel verlichte of zonnige plaatsen gebruikt, t
kunt u mogelijk de weergave op het scherm aan de voorzijde niet duidelijk zien.
Basisfuncties
24 Foto's maken
Bewegingsonscherpte voorkomen (OIS)
In de opnamemodus kunt u de bewegingsonscherpte optisch beperken.
Vóór correctie Na correctie
Druk in de opnamemodus op [
1 m].
Selecteer
2 Opname OIS een optie.
Optie Beschrijving
Uit: de OIS-functie uitzetten.
Aan: de OIS-functie aanzetten.
a p b N s v Digitale zoom
Als de zoomindicator zich in het digitale bereik bevindt, gebruikt de camera de digitale zoomfunctie. De beeldkwaliteit kan bij het gebruik van digitale zoom achteruitgaan.
Optisch bereik
Digitaal bereik Zoomindicator
De digitale zoomfunctie is niet beschikbaar bij het gebruik van de t
modi S, d, b, s (in bepaalde scènes), N en v en in combinatie met Gezichtsdetectie en Smart filter.
Bij gebruik van de digitale zoomfunctie kan het langer duren voordat t
een foto is opgeslagen.
Basisfuncties
25 Foto's maken
OIS werkt mogelijk in de volgende omstandigheden niet goed:
t
u beweegt de camera om een bewegend onderwerp te volgen -
u gebruikt digitale zoom -
de camera trilt te veel -
er is sprake van een lange sluitertijd (bijvoorbeeld bij opnamen in -
de modus N) de batterij is bijna leeg -
u neemt een close-up -
Als u de OIS-functie met een statief gebruikt, kunnen de foto's t
onscherp worden door de trilling van de OIS-sensor. Schakel de OIS- functie bij gebruik van een statief uit.
Als dit invloed heeft op de camera, wordt het scherm wazig. In dat t
geval schakelt u de camera uit en weer in om de OIS-functie correct te gebruiken.
In sommige scènes is de OIS-functie niet beschikbaar.
t
Basisfuncties
26
Tips om betere foto's te maken
De camera op de juiste manier vasthouden Controleer of er niets voor de lens zit.
De ontspanknop half indrukken
Druk [Ontspanknop] half in en pas de scherpstelling aan. De scherpstelling en belichting worden automatisch aangepast.
Diafragma en sluitertijd worden automatisch ingesteld.
Scherpstelkader Druk op [
t Ontspanknop] om een foto te maken als het kader groen is.
Pas het kader aan en druk t
[Ontspanknop] nogmaals half in als het kader rood is.
Bewegingsonscherpte voorkomen
Stel de optie OIS (Optical Image Stabilisation) t
in om de bewegingsonscherpte optisch te reduceren. (pag. 24)
Selecteer de modus
t d om de
bewegingsonscherpte zowel optisch als digitaal te reduceren. (pag. 33)
Als H wordt weergegeven
Bewegingsonscherpte
Zorg dat bij opnamen in het donker de flitser niet op Langz sync of Uit staat ingesteld. Het diafragma blijft dan langer open, waardoor het moeilijker is om de camera stil te houden.
Gebruik een statief of stel de flitser in op
t Invulflits. (pag. 45)
Pas de ISO-waarde aan. (pag.
t 46)
Basisfuncties
27
Voorkomen dat het onderwerp niet scherp isIn de volgende gevallen kan het moeilijk zijn om op het onderwerp scherp te stellen:
er is weinig contrast tussen het onderwerp en de achtergrond -
(wanneer het onderwerp kleding draagt in dezelfde kleur als de achtergrond)
de lichtbron achter het onderwerp is te fel -
het onderwerp glanst -
het onderwerp heeft horizontale patronen, zoals jaloezieën -
het onderwerp bevindt zich niet in het midden van het beeld -
Gebruik de scherpstelvergrendeling
Druk [Ontspanknop] half in om scherp te stellen. Wanneer het onderwerp scherp in beeld is, kunt u het kader verschuiven om de compositie aan te passen. Druk wanneer u klaar bent op [Ontspanknop] om een foto te maken.
Wanneer u foto's maakt bij weinig licht t
Schakel de flitser in.
(pag. 45)
Wanneer onderwerpen snel bewegen t
Gebruik de functie Continu of Bew.
detectie. (pag. 57)
Opnamemodi ……… 29 De Smart Auto-modus gebruiken ……… 29 De Scènemodus gebruiken ……… 30 De kadergids gebruiken ……… 31 De Nachtmodus gebruiken ……… 31 De Beautyshot-modus gebruiken ……… 32 De Dual IS-modus gebruiken ……… 33 De Programmamodus gebruiken ……… 34
Een video opnemen ……… 34
De Intelligente scènedetectiemodus gebruiken ………… 36 Foto’s maken met behulp van het scherm aan de voorzijde ……… 37 De Zelfportretmodus gebruiken ……… 37 De Dubbelportretmodus gebruiken ……… 38 De Kinderenmodus gebruiken ……… 38 Een video maken met behulp van het scherm aan
de voorzijde ……… 39
Spraakmemo's opnemen ……… 40
Een spraakmemo opnemen ……… 40
Een spraakmemo aan een foto toevoegen ……… 40
Geavanceerde functies
Hier vindt u informatie over hoe u foto's maakt door een modus te selecteren en hoe u video's of spraakmemo's opneemt.
Geavanceerde functies
29
Opnamemodi
Maak foto's en video's door de beste opnamemodus voor de omstandigheden te selecteren.
Pictogram Beschrijving
Verschijnt bij nachtelijke portretfoto's.
Verschijnt bij foto's van landschappen met tegenlicht.
Verschijnt bij portretfoto's met tegenlicht.
Verschijnt bij portretfoto's.
Verschijnt bij close-upfoto's van objecten.
Verschijnt bij close-upfoto's van tekst.
Verschijnt bij foto's van zonsondergangen.
Verschijnt bij foto's van heldere luchten.
Verschijnt bij foto's van beboste gebieden.
Verschijnt bij close-upfoto's van kleurrijke onderwerpen.
Verschijnt bij close-upfoto's van mensen.
Verschijnt wanneer camera en onderwerp een tijdje stabiel zijn. Dit is alleen beschikbaar als u foto’s in het donker maakt.
Verschijnt bij foto's van actief bewegende onderwerpen.
Verschijnt bij foto's van vuurwerk. Deze functie is alleen bij gebruik van een statief beschikbaar.
De Smart Auto-modus gebruiken
In deze modus kiest de camera automatisch camera-instellingen die bij het gedetecteerde type scène passen. Dit is handig als u niet bekend bent met de camera-instellingen voor de diverse scènes.
Draai de modusdraaiknop naar
1 S.
Kadreer het onderwerp.
2
De camera selecteert automatisch een scène. Het pictogram t
voor de desbetreffende modus wordt linksboven in het scherm weergegeven.
Pictogram Beschrijving
Verschijnt bij foto's van landschappen.
Verschijnt bij foto's met een heldere witte achtergrond.
Verschijnt bij nachtfoto's van landschappen. Alleen beschikbaar wanneer de flitser uitstaat.
Geavanceerde functies
30 Opnamemodi
De Scènemodus gebruiken
Maak een foto met vooraf ingestelde opties voor een specifieke scène.
Draai de modusdraaiknop naar
1 s.
Selecteer een scène.
2
Portret
Deze modus is geschikt om portretfoto's te maken
Als u de scènemodus wilt wijzigen, drukt u op [
t m] en
selecteert u Scène een scène.
Voor de Kadergidsmodus, zie “
t De kadergids gebruiken" op
pagina 31.
Voor de Nachtmodus, zie “
t De Nachtmodus gebruiken ” op
pagina 31.
Kadreer het onderwerp en druk [
3 Ontspanknop] half in
om scherp te stellen.
Druk [
4 Ontspanknop] volledig in om een foto te maken.
Druk [
3 Ontspanknop] half in om scherp te stellen.
Druk [
4 Ontspanknop] volledig in om een foto te maken.
Als de camera geen scènemodus herkent, wordt
t R weergegeven
en worden de standaardinstellingen gebruikt.
Ook als er een gezicht wordt gedetecteerd, is het mogelijk dat de t
camera geen portretmodus selecteert. Dit hangt af van de positie van het onderwerp en de lichtval.
Door verscheidene opnameomstandigheden kan het gebeuren dat t
de camera de juiste scène niet kan selecteren, bijvoorbeeld door het trillen van de camera, de lichtval en de afstand tot het onderwerp.
Zelfs als u een statief gebruikt, wordt de modus
t mogelijk niet
herkend, afhankelijk van de bewegingen van het onderwerp.
Geavanceerde functies
31 Opnamemodi
De Nachtmodus gebruiken
Gebruik de Nachtmodus om een foto te nemen met opties voor nachtelijke opnamen. Gebruik een statief om te voorkomen dat de camera beweegt.
Draai de modusdraaiknop naar
1 N.
Kadreer het onderwerp en druk de [
2 Ontspanknop] half
in om scherp te stellen.
Druk de [
3 Ontspanknop] volledig in om een foto te maken.
De belichting in de Nachtmodus aanpassen In de Nachtmodus kunt u door een langere belichtingstijd te gebruiken korte lichtflitsen als gebogen strepen vastleggen.
Gebruik een lange sluitertijd om de sluiter lang open te laten staan. Gebruik een hogere diafragmawaarde om overbelichting te voorkomen.
Draai de modusdraaiknop naar
1 N.
Druk op [
2 m].
Selecteer
3 Opname Lange sluitert..
De kadergids gebruiken
Wanneer u iemand anders een foto van u wilt laten maken, kunt u deze in scène zetten met behulp van de kadergids. De kadergids helpt degene die een foto van u maakt door het gedeelte van de vooraf gekadreerde scène te laten zien.
Draai de modusdraaiknop naar
1 s.
Selecteer
2 Kaderlijnen.
Kadreer het onderwerp en druk op [
3 Ontspanknop].
Aan de linker- en rechterkant van het beeld verschijnen t
doorzichtige lijnen.
Kader annuleren: OK
Vraag een andere persoon om een foto te maken.
4
Deze persoon kan het onderwerp kadreren met behulp van de t
kaderlijnen en vervolgens op [Ontspanknop] drukken om de foto te maken.
Druk op [
5 o] om de kadergids op te heffen.
Geavanceerde functies
32 Opnamemodi
De Beautyshot-modus gebruiken
Een foto van iemand nemen met opties om onvolkomenheden in het gezicht te verbergen.
Draai de modusdraaiknop naar
1 b.
2 Als u de huidtint van het onderwerp lichter wilt laten lijken (alleen het gezicht), drukt u op [ m].
Selecteer
3 Opname Gezichtstint een optie.
Selecteer een hogere instelling om de huidtint lichter te laten t
lijken.
Niveau 2
Terug Verpl.
Selecteer de diafragmawaarde of sluitersnelheid.
4
Diafragmawaarde Sluitertijd Diafragma
Terug Verpl.
Selecteer een optie.
5
Als u
t AUTO selecteert, worden diafragma en sluitertijd automatisch aangepast.
Kadreer het onderwerp en druk [
6 Ontspanknop] half in
om scherp te stellen.
Druk [
7 Ontspanknop] volledig in om een foto te maken.
Gebruik een statief om te voorkomen dat de foto's onscherp worden.
Geavanceerde functies
33 Opnamemodi
De Dual IS-modus gebruiken
U kunt bewegingsonscherpte verminderen en onscherpe foto's vermijden met de functies OIS (Optical Image Stabilisation) en DIS (Digital Image Stabilisation).
Vóór correctie Na correctie
Draai de modusdraaiknop naar
1 d.
Kadreer het onderwerp en druk [
2 Ontspanknop] half in
om scherp te stellen.
Druk [
3 Ontspanknop] volledig in om een foto te maken.
De digitale zoomfunctie werkt in deze modus niet.
t
De foto wordt alleen optisch gecorrigeerd wanneer deze gemaakt t
wordt bij een lichtbron die helderder is dan TL-licht.
Als het onderwerp snel beweegt, kan de foto onscherp worden.
t
Schakel de optie OIS in om bewegingsonscherpte in verschillende t
opnamemodi tegen te gaan. (pag. 24)
Druk op [
4 m] om onvolkomenheden in het gezicht te verbergen.
Selecteer
5 Opname Gezichtretouch. een optie.
Selecteer een hogere instelling om een groter aantal t
onvolkomenheden te verbergen.
Niveau 3
Terug Verpl.
Kadreer het onderwerp en druk [
6 Ontspanknop] half in
om scherp te stellen.
Druk [
7 Ontspanknop] volledig in om een foto te maken.
De scherpstelafstand wordt op Auto macro ingesteld.
Geavanceerde functies
34 Opnamemodi
Een video opnemen
Neem video's in high-definition van maximaal 20 minuten op.
De video-opname wordt opgeslagen als een H.264-bestand (MPEG-4.AVC).
H.264 (MPEG-4 part 10/AVC) is een video-indeling met t
hoge compressie die is ontwikkeld door de internationale standaardisatieorganisaties ISO/IEC en ITU-T.
Sommige geheugenkaarten ondersteunen mogelijk geen opname t
met High Definition-kwaliteit. Stel in dit geval een lagere resolutie in.
(pag. 42)
Wanneer de OIS actief is, kan het geluid van de OIS op de video t
worden opgenomen.
Draai de modusdraaiknop naar
1 v.
Druk op [
2 m].
Selecteer
3 Film Framesnelheid een framesnelheid (het aantal frames per seconde).
Bij een hoger aantal frames doet de actie natuurlijker aan, t
maar wordt het bestand ook groter.
60 fps is alleen beschikbaar bij de videoresolutie 320 x 240.
De Programmamodus gebruiken
In de Programmamodus kunt u diverse opties instellen (met uitzondering van de sluitertijd en diafragmawaarde).
Draai de modusdraaiknop naar
1 p.
Stel opties in. (Voor een lijst met opties, zie
2
“
Opnameopties
”.)
Kadreer het onderwerp en druk [
3 Ontspanknop] half in
om scherp te stellen.
Druk [
4 Ontspanknop] volledig in om een foto te maken.
Geavanceerde functies
35 Opnamemodi
Het opnemen onderbreken
U kunt tijdens het opnemen van een video de opname tijdelijk onderbreken. Met deze functie kunt u uw favoriete scènes in één video opnemen.
Druk op [o]om tijdens het opnemen te pauzeren.
Druk nogmaals om de opname te hervatten.
Stop Pauze
Druk op [
4 m].
Selecteer
5 Film Spraak een geluidsoptie.
Optie Beschrijving
Aan: een video met geluid opnemen. (Tijdens in-/
uitzoomen wordt de geluidsopname onderbroken.) Uit : een video zonder geluid opnemen.
Stel naar wens andere opties in.
6
(Voor een lijst met opties, zie “Opnameopties”.) Druk op [
7 Ontspanknop] om de opname te starten.
Druk nogmaals op [
8 Ontspanknop] om de opname te
stoppen.
Geavanceerde functies
36 Opnamemodi
De Intelligente scènedetectiemodus gebruiken
In deze modus kiest de camera automatisch instellingen die bij het gedetecteerde type scène passen.
Draai de modusdraaiknop naar
1 v.
Druk op [
2 m].
Selecteer
3 Film Intelligente scènedetectie Aan.
Kadreer het onderwerp.
4
De camera selecteert automatisch een scène. Het pictogram t
voor de desbetreffende modus wordt linksboven in het scherm weergegeven.
Pictogram Beschrijving
Verschijnt bij het maken van video’s van landschappen.
Pictogram Beschrijving
Verschijnt bij het maken van video’s van heldere luchten.
Verschijnt bij het maken van video’s van beboste gebieden.
Verschijnt bij het maken van video’s van zonsondergangen.
Druk op de [
5 Ontspanknop] om de opname te starten.
Druk nogmaals op de [
6 Ontspanknop] om de opname
te stoppen.
Als de camera geen scènemodus herkent, verandert,
t r niet en
worden de standaardinstellingen gebruikt.
Door verscheidene opnameomstandigheden kan het gebeuren dat t
de camera de juiste scène niet kan selecteren, bijvoorbeeld door het trillen van de camera, de lichtval en de afstand tot het onderwerp.
Geavanceerde functies
37
Foto’s maken met behulp van het scherm aan de voorzijde
Het scherm aan de voorzijde is handig bij het maken van zelfportretten en foto’s van kinderen. U kunt het scherm aan de voorzijde ook gebruiken in de Dubbelportretmodus.
Als u vaak op de knop [
t LCD op voorzijde] drukt, wijzigt de Opnamemodus van Zelfportretmodus naar Dubbelportretmodus of Kinderenmodus. Bij het maken van video’s kan de Dubbelportretmodus niet worden gebruikt.
In sommige Opnamemodi, wordt geen kader weergegeven in het scherm aan de voorkant met het gedetecteerde gezicht en zijn de Zelfportretmodus en de t
Dubbelportretmodus niet beschikbaar.
Druk in de Opnamemodus eenmaal op de knop
1
[LCD op voorzijde].
Uw gezicht wordt automatisch door de camera gedetecteerd.
t
Om het gedetecteerde gezicht verschijnt een kader.
Druk de [
2 Ontspanknop] half in om scherp te stellen.
Druk de [
3 Ontspanknop] volledig in om een foto te maken.
De Zelfportretmodus gebruiken
Maak eenvoudig foto's van uzelf met behulp van het scherm aan de voorzijde.
U kunt de camera instellen, zodat deze automatisch een foto neemt wanneer er een lachend gezicht wordt gedetecteerd bij het maken van een foto wanneer het scherm aan de voorzijde actief is. (pag. 89)
Geavanceerde functies
38 Foto’s maken met behulp van het scherm aan de voorzijde
De Dubbelportretmodus gebruiken
Deze modus detecteert twee personen die naar elkaar neigen en maakt automatisch foto's van poserende stellen.
Druk in de Opnamemodus tweemaal op de knop
1
[LCD op voorzijde].
Een wit kader betekent dat de gezichten zijn herkend.
t
Een groen kader wanneer u de [
t Ontspanknop] half indrukt,
betekent dat de gezichten scherp in beeld zijn.
Neig naar elkaar in het kader.
2
De camera detecteert twee gezichten van de onderwerpen op t
dezelfde afstand van de camera.
Het kan gebeuren dat de camera de compositie niet herkent. Dit is t
afhankelijk van de pose die het stel inneemt.
De Kinderenmodus gebruiken
In deze modus kunt u de aandacht van kinderen op de camera richten door een korte animatie op het scherm aan de voorzijde af te spelen.
Druk in de Opnamemodus driemaal op de knop
1
[LCD op voorzijde].
Er wordt een animatie afgespeeld.
t
Kadreer het onderwerp en druk [
2 Ontspanknop] half in.
Druk [
3 Ontspanknop] volledig in om een foto te maken.
U kunt animaties van de website downloaden.
t
Ga naar www.samsung.com of www.samsungimaging.com voor meer informatie.
U kunt geluiden toevoegen aan animaties om de aandacht van t
kinderen te trekken. (pag. 86)
t6LVOUEFDBNFSB[PEBOJHJOTUFMMFO EBUEF[FJOEF,JOEFSFONPEVT
t
automatisch een foto neemt wanneer er een lachend gezicht wordt gedetecteerd. (pag. 89)
Geavanceerde functies
39 Foto’s maken met behulp van het scherm aan de voorzijde
Een video maken met behulp van het scherm aan de voorzijde
Een video maken in de Zelfportretmodus
Draai de modusdraaiknop naar
1 v.
Druk eenmaal op de knop [
2 LCD op voorzijde].
Druk op de [
3 Ontspanknop] om de opname te starten.
Druk nogmaals op de [
4 Ontspanknop] om de opname
te stoppen.
Een video maken in de Kinderenmodus
Draai de modusdraaiknop naar
1 v.
Druk tweemaal op de knop [
2 LCD op voorzijde].
Druk op de [
3 Ontspanknop] om de opname te starten.
Druk nogmaals op de [
4 Ontspanknop] om de opname
te stoppen.
Geavanceerde functies
40
Spraakmemo's opnemen
Hier vindt u informatie over hoe u een spraakmemo opneemt die u op elk gewenst moment kunt afspelen. U kunt een spraakmemo aan een foto toevoegen als een korte herinnering aan de opnameomstandigheden.
U bereikt de beste geluidskwaliteit als u op 40 cm afstand van de camera opneemt.
a p d b N s
Een spraakmemo aan een foto toevoegen
Druk in de opnamemodus op [
1 m].
Selecteer
2 Opname Spraak Memo.
Kadreer het onderwerp en maak een foto.
3
Direct nadat de foto is gemaakt, begint u met het opnemen t
van een spraakmemo.
Neem een korte spraakmemo op (maximaal
4
10 seconden).
Druk op [
t Ontspanknop] om de opname van de spraakmemo te stoppen.
Een spraakmemo opnemen
Druk in de opnamemodus op [
1 m].
Selecteer
2 Opname Spraak Opname.
Druk op [
3 Ontspanknop] om de opname te starten.
U kunt spraakmemo's van maximaal 10 uur opnemen.
t
Druk op [
t o] als u de opname wilt onderbreken of hervatten.
Stop Pauze
Druk op [
4 Ontspanknop] om de opname te stoppen.
Druk nogmaals op de [
t Ontspanknop] om een nieuwe
spraakmemo op te nemen.
Druk op [
5 m] om naar de opnamemodus te gaan.
Resolutie en beeldkwaliteit selecteren …… 42 De resolutie selecteren ……… 42 De beeldkwaliteit selecteren ……… 42 De timer gebruiken ……… 43 Opnamen in het donker maken ………… 45 Rode ogen voorkomen ……… 45 De flitser gebruiken ……… 45 De ISO-waarde aanpassen ……… 46 De scherpstelling aanpassen ……… 47 Macro gebruiken ……… 47 Autofocus gebruiken ……… 47 Meebewegende autofocus gebruiken ……… 48 Het scherpstelgebied aanpassen ……… 49 Gezichtsdetectie gebruiken ……… 50 Gezichten detecteren ……… 50 Een foto van een lachend gezicht maken …… 51 Knipperende ogen detecteren ……… 51 Slimme gezichtsherkenning ……… 52 Gezichten als favoriet registreren (Mijn ster) … 53
Helderheid en kleur aanpassen ……… 54 De belichting handmatig aanpassen (EV) …… 54 Compenseren voor tegenlicht (ACB) ………… 54 De lichtmeetmethode wijzigen ……… 55 Een lichtbron selecteren (Witbalans) ………… 55 Serieopname ……… 57 Uw foto's mooier maken ……… 58 Fotostijlen toepassen ……… 58 Intelligente filtereffecten toepassen ………… 59 Uw foto's aanpassen ……… 60
Opnameopties
Hier vindt u informatie over de instellingen waarvoor u in de opnamemodus kunt kiezen.
Opnameopties
42
Resolutie en beeldkwaliteit selecteren
Hier vindt u informatie over hoe u instellingen voor de beeldresolutie en -kwaliteit kunt aanpassen.
Bij het maken van een video:
Druk in de
1 v-modus op [m].
Selecteer
2 Film Filmformaat een optie.
Optie Beschrijving
1280 X 720 HQ: Bestanden met hoge kwaliteit weergeven op een HDTV.
1280 X 720: Weergeven op een HDTV.
640 X 480: Weergeven op een algemene tv.
320 X 240: Op een webpagina plaatsen.
De beeldkwaliteit selecteren
De foto's die u maakt, worden gecomprimeerd en in JPEG- indeling opgeslagen. Een hogere kwaliteit resulteert in grotere bestanden.
Druk in de opnamemodus op [
1 m].
Selecteer
2 Opname Kwalit. een optie.
Optie Beschrijving Superhoog Hoog Normaal
Afhankelijk van de opnamemodus kunnen de opties verschillen.
a p d b N s
De resolutie selecteren
Als u de resolutie verhoogt, zullen de foto's en video's meer pixels bevatten en daardoor groter worden afgedrukt en weergegeven.
Bij een hoge resolutie neemt ook de bestandsgrootte toe.
Bij het maken van een foto:
Druk in de opnamemodus op [
1 m].
Selecteer
2 Opname Fotoformaat een optie.
Optie Beschrijving
4000 X 3000: Afdrukken op A1-formaat.
3984 X 2656: Afdrukken op A2-formaat in brede verhouding (3:2).
3840 X 2160: Afdrukken op A2-formaat in
panoramaverhouding (16:9) of weergeven op een HDTV.
3264 X 2448: Afdrukken op A3-formaat.
2560 X 1920: Afdrukken op A4-formaat.
2048 X 1536: Afdrukken op A5-formaat.
1920 X 1080: Afdrukken op A5-formaat in
panoramaverhouding (16:9) of weergeven op een HDTV.
1024 X 768: Voor e-mailbijlagen.
a p d b N s v S
Opnameopties
43
De timer gebruiken
Hier vindt u informatie over hoe u de timer instelt om de opname met een vertraging te maken.
a p d b N s v S
Druk op [
3 Ontspanknop] om de timer te starten.
Het AF-hulplampje/timerlampje gaat knipperen en de camera t
maakt na de ingestelde tijdsduur automatisch een foto.
Het display aan de voorzijde begint enkele seconden voor de t
opname met aftellen.
Druk op [
t t] om de timer te annuleren.
Afhankelijk van de geselecteerde gezichtsdetectie-optie is de timer t
niet beschikbaar of zijn sommige timeropties niet beschikbaar.
Druk in de opnamemodus op [
1 t].
Uit
Selecteer een optie.
2
Optie Beschrijving
Uit: De timer is uitgeschakeld.
10 sec: Over 10 seconden een foto maken.
2 sec: Over 2 seconden een foto maken.
Dubbel: Over 10 seconden een foto maken en twee seconden later nog een.
Sprongopname: de jump shot-timer aanzetten.
(pag. 44)
Afhankelijk van de opnamemodus kunnen de opties verschillen.
Opnameopties
44 De timer gebruiken
Spring als het pictogram op het scherm aan de voorzijde
4
verschijnt.
Er worden 3 foto’s achter elkaar gemaakt.
t
Als u foto’s met de jump shot-timer bij weinig licht of binnenshuis maakt, worden de foto’s mogelijk donker.
De Sprongopname-timer gebruiken
Een foto van springende mensen nemen. De jump shot-timer vertelt u wanneer u moet springen. Op het scherm aan de voorzijde verschijnt dan een pictogram.
Druk in de Opnamemodus op [
1 t].
Selecteer
2 Sprongopname.
Het scherm aan de voorzijde wordt ingeschakeld.
t
Druk op de [
3 Ontspanknop].
Op het scherm aan de voorzijde wordt een paar seconden t
voordat de opname wordt gemaakt met aftellen begonnen.
Opnameopties
45
Opnamen in het donker maken
Hier vindt u informatie over hoe u 's nachts of bij weinig licht foto's kunt maken.
De flitser gebruiken
Gebruik de flitser wanneer u foto's in het donker maakt of wanneer u meer licht in de foto's wilt hebben.
Druk in de opnamemodus op [
1 F].
Auto
Selecteer een optie.
2
Optie Beschrijving Uit:
De flitser gaat niet af.
t
De waarschuwing voor bewegingsonscherpte t
( ) wordt weergegeven wanneer u bij weinig licht opnamen maakt.
Auto: De camera selecteert een geschikte flitsinstelling voor de gedetecteerde scène in de modus S.
a p b N s S
Rode ogen voorkomen
Als u in het donker een foto van iemand maakt met gebruik van de flitser, kan er een rode gloed in de ogen van het onderwerp verschijnen. U kunt dit voorkomen door Rode ogen of Anti- rode ogen te selecteren. Voor de flitseropties, zie “De flitser gebruiken”.
a p b N s
Opnameopties
46 Opnamen in het donker maken
Als u opties voor serie-opname instelt of
t Knipperen selecteert, zijn er
geen flitseropties beschikbaar.
Zorg dat uw onderwerp zich binnen de aanbevolen afstand van de t
flitser bevindt. (pag. 100)
Als er licht wordt gereflecteerd of er te veel stof in de lucht is, kunnen t
er kleine spikkels op de foto zichtbaar zijn.
De ISO-waarde aanpassen
De ISO-waarde is een eenheid voor de mate waarin film gevoelig is voor licht, zoals gedefinieerd door de International Organisation for Standardisation (ISO). Hoe hoger de ISO-waarde, des te gevoeliger wordt de camera voor licht. Met een hogere ISO- waarde kunt u gemakkelijker foto's zonder flits maken.
Druk in de opnamemodus op [
1 m].
Selecteer
2 Opname ISO een optie.
Selecteer
t om een geschikte ISO-waarde te gebruiken op basis van de helderheid van het onderwerp en de lichtval.
Hoe hoger de ISO-waarde, des te meer beeldruis kan er optreden.
t
Wanneer
t Bewegingsopname is ingesteld, wordt de ISO-waarde ingesteld op Auto.
p Optie Beschrijving
Anti-rode ogen*:
De flitser gaat af wanneer het onderwerp of de t
achtergrond donker is.
De camera corrigeert rode ogen door middel van t
geavanceerde softwarematige analyse van de opname.
Langz sync:
De flitser gaat af en de sluiter blijft langer open.
t
Selecteer deze optie wanneer u het omgevingslicht wilt t
gebruiken om meer details in de achtergrond zichtbaar te maken.
Gebruik een statief om te voorkomen dat de foto's t
onscherp worden.
Invulflits:
De flitser gaat altijd af.
t
De lichtintensiteit wordt automatisch bijgesteld.
t
Rode ogen*:
De flitser gaat af wanneer het onderwerp of de t
achtergrond donker is.
De camera gaat rode ogen tegen.
t
Auto: De flitser gaat automatisch af wanneer het onderwerp of de achtergrond donker is.
Afhankelijk van de opnamemodus kunnen de opties verschillen.
* Er zit een korte tijd tussen twee flitsen. Beweeg de camera niet totdat de tweede flits is afgegaan.
Opnameopties
47
De scherpstelling aanpassen
Hier vindt u informatie over hoe u de manier waarop de camera scherpstelt voor diverse onderwerpen kunt aanpassen.
Autofocus gebruiken
Om scherpe foto's te maken, selecteert u de scherpsteloptie die bij de afstand tot het onderwerp past.
Druk in de opnamemodus op [
1 M].
Normaal (AF)
Selecteer een optie.
2
Optie Beschrijving
Normaal (AF): Scherpstellen op een onderwerp op meer dan 80 cm afstand (meer dan 1 m bij het gebruik van de zoomfunctie).
Macro: Scherpstellen op een onderwerp op 5-80 cm afstand (1-1,5 m bij het gebruik van de zoomfunctie).
Auto macro: Scherpstellen op een onderwerp op meer dan 5 cm afstand (meer dan 1 m bij het gebruik van de zoomfunctie).
Afhankelijk van de opnamemodus kunnen de opties verschillen.
a p d v
Macro gebruiken
Gebruik macro om close-upfoto's te maken van onderwerpen zoals bloemen en insecten. Voor de macro-opties, zie “Autofocus gebruiken”.
Probeer de camera heel stil te houden, om te voorkomen dat de foto's t
onscherp worden.
Schakel de flitser uit als de afstand tot het onderwerp minder dan t
40 cm bedraagt.
a p d v
Opnameopties
48 De scherpstelling aanpassen
Het volgen van een onderwerp kan in de volgende gevallen mislukken:
t
het onderwerp is te klein of verplaatst zich vaak -
er is sprake van tegenlicht of u maakt foto's op een donkere plaats -
kleuren of patronen van het onderwerp komen met de achtergrond -
overeen de camera trilt enorm -
In deze gevallen ziet het scherpstelkader eruit als een kader met één witte lijn.
Als de camera het onderwerp niet volgt, moet u het te volgen t
onderwerp opnieuw selecteren.
Als de camera er niet in slaagt om scherp te stellen, wordt het t
scherpstelkader een kader met één rode lijn.
Als u deze functie gebruikt, is het niet mogelijk om de opties voor t
gezichtsdetectie, fotostijlen en intelligente filtereffecten in te stellen.
Meebewegende autofocus gebruiken
Met Tracking AF kunt u het onderwerp volgen en automatisch scherp in beeld houden, ook wanneer u beweegt.
Druk in de opnamemodus op [
1 m].
Selecteer
2 Opname Autom. scherpstellen Tracking AF.
Stel scherp op het onderwerp dat u wilt volgen en druk
3 op [o].
Er verschijnt een scherpstelkader rond het onderwerp dat het t
onderwerp volgt als u de camera beweegt.
Tracking AF
Een wit kader betekent dat de camera het onderwerp volgt.
t
Een groen kader wanneer u de [
t Ontspanknop] half indrukt,
betekent dat het onderwerp scherp in beeld is.
a p d N s
Opnameopties
49 De scherpstelling aanpassen
Het scherpstelgebied aanpassen
U kunt betere foto's krijgen door een scherpstelgebied te kiezen op basis van de locatie van het onderwerp in de scène.
Druk in de opnamemodus op [
1 m].
Selecteer
2 Opname Autom. scherpstellen een optie.
Optie Beschrijving
Centrum AF: Scherpstelling op het midden (geschikt voor onderwerpen in het midden van het beeld).
Multi AF: Scherpstelling op een of meer van de 9 mogelijke gebieden.
Tracking AF: Stel scherp op en beweeg mee met het onderwerp. (pag. 48)
Afhankelijk van de opnamemodus kunnen de opties verschillen.
a p d N s