LEERDOELEN
Wat wil jij leren dit half jaar? Dat is een goede vraag om bij de start van je BPV te stellen. Maak vervolgens drie tot vijf leerdoelen rondom de Cibap kerncompetenties (CKC) en een rondom de ontwikkeling van je persoonlijkheid. Bespreek de leerdoelen met je docent Omgevingsbewustzijn en neem deze mee naar het intakegesprek met je BPV-begeleider. Formuleer de leerdoelen zo duidelijk mogelijk en maak een plan hoe je de leerdoelen kunt behalen. Gebruik hierbij de volgende vragen:
Leerdoel en leerresultaat - Wat wil ik leren?
- Waarom kies je voor dit leerdoel?
- Wat levert mij dit leerdoel op als ik het bereikt heb?
Leerdoel behalen
- Welke stappen moet ik ondernemen om dit leerdoel te behalen?
- Is het haalbaar binnen de tijd?
- Is het haalbaar binnen de mogelijkheden van het bedrijf?
- Hoe laat ik zien dat ik dit geleerd heb?
- Hoe vraag ik feedback?
Als je bovenstaande vragen beantwoord hebt, zijn je leerdoelen SMART. Dit betekent dat ze specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden zijn.
En zó schrijf je ze op:
Leerdoel schrijven
Schrijf je leerdoel zo op: een leerdoel is altijd zo geformuleerd alsof je het al bereikt hebt.
1) Een leerdoel begint altijd met: Ik
2). Daarna komt er een 'doe' of 'meet' woord achter: weet, maak, kan, ken, durf, pas toe, heb inzicht in, etc.
3). Vervolgens het gedeelte benoemen wat je wilt leren: het eigenlijke doel (de vaardigheid in meetbare termen). Gebruik alleen concrete woorden. Niet: Ik ga vaker contact leggen. Wel: Ik neem op (datum en eventueel tijdstip) drie keer zelf het initiatief tot een gesprek met ….
Voorbeelden van goed geformuleerde leerdoelen:
• Ik kan aan het eind van mijn stageperiode een realistische planning maken van mijn
werkzaamheden omdat ik door het bijhouden van een logboek goed kan inschatten hoe lang een bepaalde klus duurt.
• Ik kan aan het einde van mijn BPV zelfstandig een bestand drukklaar aanleveren omdat ik dit tijdens mijn BPV-periode drie keer heb gedaan voor een klant.
• Ik durf een telefoongesprek te voeren met een klant/externe partij want ik heb tijdens mijn BPV vijf keer het initiatief genomen om te bellen.
• Aan het einde van mijn BPV weet ik hoe ik op de hoogte blijf van trends en ontwikkelingen in de branche omdat ik kan aantonen dat ik vakliteratuur lees/websites bezoek/beurzen bezoek/onderzoek heb gedaan bij collega's hoe zij op de hoogte blijven van trends.
*Woorden die je moet vermijden zijn: ik kan iets goed/beter want dat is vaag taalgebruik.
Leerdoel Dit wil ik leren: Ik ga hier op deze manier aan werken (tijd en middelen):
Zo laat ik zien dat ik dit
geleerd heb: Zo vraag ik feedback:
1
Ik kan aan het eind van mijn stageperiode een realistische planning maken van mijn
werkzaamheden omdat ik door het bijhouden van een logboek goed kan inschatten hoe lang een bepaalde klus duurt.
Ik start de week met het maken van een planning.
Ik houd elke dag via app Podio bij hoe lang ik aan een bepaalde klus werk.
Vanuit hier analyseer ik de gewerkte tijd per opdracht en de verschillen ten opzichte van de planning.
Ik maak elke twee weken een analyse van de resultaten van plannen en werkelijke bestede tijd.
Deze analyses voeg ik toe als bewijs.
Ik vraag twee keer aan mijn praktijkbegeleider om samen met mij de analyses te bekijken.
2
3
4
5
Voorbeelden persoonlijke leerdoelen
(NB: bij deze voorbeelden is alleen beschreven wat je zou kunnen leren, nog niet hoe en wanneer je dit kunt doen).
Samenwerken
Ik kan luisteren en vragen stellen als ik een opdracht krijg en vat de informatie samen om een duidelijk beeld te vormen.
Ik kan benoemen wat mij dwars zit.
Ik kan met anderen de taken zo verdelen dat we allemaal verantwoordelijk zijn voor het eindresultaat.
Ik sta open voor de ideeën van anderen.
Ik vraag op tijd om hulp als ik iets niet begrijp/deadline niet ga halen/vastloop in een opdracht.
Plannen en organiseren
Ik zie welk werk er gedaan moet worden in het bedrijf en neem initiatief om delen op te pakken.
Ik weet goede de tijd in te schatten van een bepaalde opdracht en kan mijn werkzaamheden daardoor goed plannen.
Ik kan omgaan met plotselinge veranderingen.
Ik kan mijn planning bijstellen als ik merk dat het niet goed gaat.
Ik weet wat ik nodig heb om geconcentreerd te kunnen werken.
Ik kan geordend en gestructureerd werken.
Ik ben op de hoogte van veiligheidsvoorschriften en kan deze toepassen.
Ik kan inschatten wanneer mijn werk goed is (en ga dus niet eindeloos door).
Presenteren en communiceren
Ik kan mijn werk presenteren en toelichten aan een collega.
Ik kan mijn werk presenteren en toelichten aan een klant/directeur.
Ik weet hoe ik met een klant op een professionele manier moet aangaan.
Ik durf te bellen naar een klant/bedrijf en kan een telefoongesprek voeren.
Ik durf op een klant af te stappen om een gesprek aan te gaan.
Ik kan een gesprek voeren met collega’s.
Ik ben goed voorbereid voor een werkoverleg.
Ik kan zonder stress mijn werk presenteren (bijvoorbeeld bij een schouw).
Ik kan vaktermen gebruiken in mijn communicatie.
Onderzoeken
Ik zoek actief naar nieuwe informatie om zo op de hoogte te zijn van trends en ontwikkelingen.
Ik ben op de hoogte van relevante ontwikkelingen in het vakgebied.
Ik weet dat mijn informatie betrouwbaar is omdat ik deze op meerdere manieren heb onderzocht.
Ik kan mijn mening onderbouwen met argumenten.
Ik bezoek relevante netwerkbijeenkomsten, exposities en congressen.
Ik lees vakbladen/websites rondom mijn vakgebied zodat ik op de hoogte ben van ontwikkelingen.
Ik weet door te experimenteren in welke techniek ik mij wil specialiseren.
Assertiviteit ontwikkelen
Ik durf mijn mening te geven ook als die afwijkt van die van anderen.
Ik durf vragen te stellen.
Ik durf moeilijke situaties bespreekbaar te maken.
Ik durf actief op een klant/collega/leidinggevende af te stappen.
Ik kan mijn grenzen aangeven.
Ik neem zelf initiatief om….
Ik durf iets nieuws in mijn vakgebied te proberen ook als ik niet weet of ik het kan.
Omgaan met feedback
Ik gebruik feedback om mijn sterke en verbeterpunten goed in beeld te krijgen.
Ik kan kritiek op mijn geleverde werk (bijvoorbeeld van een klant of collega) ontvangen zonder mij persoonlijk aangevallen te voelen.
Ik vraag actief naar iemands mening, ook als ik denk dat die anders is dan de mijne.
Ik ben in staat om te reflecteren op mijn eigen functioneren.
Ik weet hoe ik fouten en successen kan gebruiken voor een volgende keer.
Ik laat regelmatig mijn werk aan anderen zien om zo feedback te vragen.
Ik kan iemand meenemen in mijn ontwerpproces door dit regelmatig te bespreken.
Werken als een professional (algemeen)
Ik kan meedenken in oplossingen in probleemsituaties.
Ik kan inschatten of een ontwerp haalbaar is in tijd en geld.
Ik kan een prijsinschatting maken van een opdracht (calculeren).
Ik durf zelfstandig beslissingen te nemen en neem hiervoor verantwoordelijkheid.
Ik bied hulp aan daar waar dat nodig is.
Ik houd de tevredenheid van de klanten goed in de gaten.
Ik kan meedenken met andermans ideeën om samen tot een creatieve oplossing te komen.
Ik kan meedenken in ontwikkelkansen voor het bedrijf.
Ik kan out-of-the box denken en durf dit in te zetten.
Ik kan mijn werk zo afleveren dat het aan de opleveringsvoorwaarden voldoet.
Ik maak onderscheidend werk (personal branding).
Ik kan aan het einde van mijn stage mijn eigen activiteiten/projecten initiëren en daarbij vertrouwen op mijn eigen kwaliteiten.
Werken als een professional (vakspecifiek)
Ik kan verschillende materialen toepassen in een ontwerp.
Ik weet of een materiaal geschikt is om toe te passen in een ontwerp.
Ik heb kennis van de markt.
Ik kan op een professioneel tempo werken.
Ik kan zorgvuldig werken.
Ik kan het verhaal achter een ontwerp vertalen in het ontwerp.
Ik kan snel werken.
Voorbeelden leerdoelen vakmanschap Mediavormgever
Ik weet hoe ik Aftereffects kan toepassen.
Ik kan de diverse tools van Adobe Premiere toepassen.
Ik weet hoe ik de diverse tools van Photoshop/Illustrator/Indesign kan inzetten.
Ik heb overzicht in het werken met diverse versies van bestanden.
Ik kan met sneltoetsen werken.
Ik kan diverse technieken toepassen om tot creatieve ontwerpen te komen.
Ik kan een bestand drukklaar afleveren.
Ik weet hoe ik een bestand kan opleveren voor diverse media.
Ik kan content ontwikkelen voor social media.
Ik kan een story board maken.
Ik kan een idee handmatig visualiseren zodat ik het kan bespreken met de klant.
Ik heb kennis van nieuwe technieken zoals virtual reality.
Ik weet hoe ik een video op ritme kan editen.
Ik weet hoe ik een herkenbare eigen grafische stijl kan inzetten.
Ik kan analoge technieken omzetten in digitale toepassingen.
Ik kan de visual identity van een bedrijf vertalen in een media-uiting.
Ik heb kennis van huidige ontwikkelingen op het gebied van marketing.
Ik kan op locatie werken aan een videoproductie.
Ik kan een kleine videoproductie produceren.
Ik heb kennis van het gebruik van belichting.
Ik heb kennis van programmeertaal.
Ik weet hoe ik kan data kan genereren uit een website.
Ik kan creatieve oplossingen uitwerken binnen de kaders van een CMS-systeem.
Ruimtelijk vormgever
Ik weet de ins en outs van styling bij fotografie.
Ik kan zelfstanding keuzes maken voor winkelstyling.
Ik weet hoe ik onderscheidend kan fotograferen voor websites.
Ik kan displays samenstellen.
Ik kan werken volgens principes van bedrijf.
Ik kan handmatig schetsen.
Ik weet hoe een proces van begin tot eind in zijn werk gaat.
Ik heb kennis van producten in de markt.
Ik kan werken met Autocad/ Vectorworks.
Ik weet hoe ik moet renderen/visuals/filmpjes.
Ik kan diverse soorten raambekleding toepassen.
Ik heb kennis van materialen/merken/stoffen.
Ik weet met welke technieken ik materialen kan verwerken (bijv. voor materialen onderzoek).
Ik kan een lichtplannen maken.
Ik kan een klant een passend advies geven.
Ik kan samen met het bedrijf op locatie adviseren.
Ik kan in een team werken.
Ik kan zo werken dat de essentie van een ontwerp wordt doorgevoerd (minder gedetailleerd) Ik kan omgaan met vrijheid in een werkproces.
Ontwerp en vakmanschap
Ik weet hoe ik diverse wandafwerkingen kan toepassen.
Ik weet de verschillen tussen buiten- en binnenlakken/ verfsoorten.
Ik kan verschillende ondergronden behandelen.
Ik weet wanneer ik welke verf moet gebruiken.
Ik kan schuren, plamuren en lakken.
Ik weet hoe ik creatief met kleur kan omgaan.
Ik kan groot werken.
Ik weet hoe ik wandbekleding moet aanbrengen.
Ik heb kennis van nieuwe technieken om materialen te verwerken.
Ik weet hoe en waarvoor ik een machine kan gebruiken.
Ik kan handgereedschappen gebruiken.
Ik heb kennis van traditionele technieken.
Ik kan een ondergrond behandelen.
Ik heb kennis van diverse houtsoorten en weet wanneer ik deze kan inzetten.
Ik kan een werktekeningen lezen.
Ik kan zelfstandig kleding in elkaar zetten.
Ik kan een patroon tekenen.
Ik kan diverse technieken (recht stikken) op de naaimachine toepassen.
Ik kan voeren.
Ik kan details maken en toevoegen aan textielontwerpen.
