Toets thema 7 De Omgeving Pagina 1 Toets thema 7: De omgeving
Naam: . . .
1. Invullen: de / het
. . . kassa . . . bibliotheek
. . . geld . . . disco
. . . pinpas . . . verkeerslicht
. . . winkel . . . trein
. . . winkelwagen . . . station
. . . boodschappen . . . zebrapad
. . . zwembad . . . kruispunt
. . . voetbalveld . . . lantaarnpaal
. . . brandweer . . . fietspad
. . . politie . . . portemonnee
2. Kies uit:
’s morgens / ’s middags / ’s avonds / ’s nachts / tussen de middag
De boekhandel is open van negen uur tot zes uur, dat is . . . en . . .
De leerlingen fietsen in de pauze om half één naar de snackbar, dat is . . . . . .
De politieagenten werken ook . . . , zij werken van elf uur tot zeven uur.
Toets thema 7 De Omgeving Pagina 2 3. Vul de letters in:
de bio . . oop het kr . . spunt de . . ooter
de biblio . . eek de pr . . s het caf .
het bil . et de pin . . tomaat de bakker . .
4. Kiezen en invullen:
Ik zet mijn fiets . . . de lantaarnpaal. bij Wij moeten . . . de kassa betalen. tegen De trein vertrekt . . . 3 minuten. Na . . . het boodschappen doen, kook ik eten. over
De bus stopt . . . de bushalte. tegen
De scooter rijdt . . . het zebrapad. bij De vrachtwagen rijdt . . . het verkeersbord. over
5. Tegenstellingen invullen:
Dit zwembad is niet diep, maar . . . Het station is niet ver, maar . . . Het kruispunt is niet druk, maar . . . Het fietspad is niet breed, maar . . .
De boodschappen zijn niet duur, maar . . . Ik ben niet rijk, maar . . .
Deze portemonnee is niet zwart, maar . . . Het mes is niet bot, maar . . .
Toets thema 7 De Omgeving Pagina 3 6. Dit is ………..
Dit is . . .
Dit is . . .
Dit is . . .
Dit is . . .
Dit is . . .
Dit is . . .
Dit is . . .
Dit is . . .
Dit is . . .
Dit is . . .
Toets thema 7 De Omgeving Pagina 4 7. Geef antwoord met een zin:
Zijn dit de boodschappen?
……….
Is dit het winkelmandje?
……….
Is dit een verkeersbord?
……….
Is dit de disco?
……….
Is dit een lantaarnpaal?
……….
Toets thema 7 De Omgeving Pagina 5 8 Vervoegen:
betalen ik . . . hij . . . rijden hij . . . wij . . . fietsen hij . . . ik . . . doen ik . . . jij . . . pinnen jij . . . jullie . . . dansen jullie . . . hij . . . komen ik . . . jij . . . reizen jij . . . ik . . . opbellen wij . . . jij . . . bidden ik . . . jij . . .
9 Hoe laat is het?
Toets thema 7 De Omgeving Pagina 6 10 Lees de tijden en teken de wijzers: