• No results found

E.L. van Olst, Uilkema, een historisch boerderij-onderzoek. Boerderij-onderzoek in Nederland 1914-1934. Deel 2 · dbnl

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "E.L. van Olst, Uilkema, een historisch boerderij-onderzoek. Boerderij-onderzoek in Nederland 1914-1934. Deel 2 · dbnl"

Copied!
1224
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Uilkema, een historisch boerderij-onderzoek.

Boerderij-onderzoek in Nederland 1914-1934.

Deel 2

E.L. van Olst

bron

E.L. van Olst, Uilkema, een historisch boerderij-onderzoek. Boerderij-onderzoek in Nederland 1914-1934. Deel 2. Stichting Historisch Boerderij-onderzoek, Arnhem 1991

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/olst003uilk03_01/colofon.php

© 2013 dbnl / E.L. van Olst

i.s.m.

(2)

5

Inleiding

Het in deel II opgenomen materiaal omvat de volledige door Uilkema bijeengebrachte collectie documentaire tekeningen van boerderijcomplexen of onderdelen daarvan.

Van ieder van deze in totaal 388 documentaties is hier het volledige veldwerk, de uitgewerkte lijntekening en één of meer foto's opgenomen. De overige bij de opmetingen behorende foto's staan afgedrukt in deel I; op dit punt is hier niet naar volledigheid gestreefd om onnodige verdubbeling te voorkomen. De opgenomen foto's geven een zo volledig mogelijk overzichtsbeeld van het betreffende complex.

Wat de overige afbeeldingen betreft is er naar gestreefd de veldwerktekeningen zo groot mogelijk weer te geven met het oog op de leesbaarheid van de vele hierin opgenomen aantekeningen. Het onderlinge verschil in afmetingen van de originele tekeningbladen maakt dat deze dientengevolge sterk van schaal verschillen. Alleen de wetenschap dat de tekeningen door Uilkema op millimeterpapier op een schaal 1:100 werden getekend maakt het mogelijk om (door het tellen van de ruitjes) een indicatie te krijgen van de werkelijke afmetingen van de boerderij. Om de omvang van de verschillende complexen echter ook op eenvoudiger wijze te kunnen vergelijken zijn de uitgewerkte lijntekeningen alle op dezelfde schaal (1:400) afgedrukt, wat een soms buitengewoon verrassend en zeer instructief beeld oplevert.

De keuze van de schaal, die in de meeste gevallen een verkleining van het origineel met factor vier inhoudt, werd bepaald door het feit dat ook de omvangrijkste complexen nog binnen de bladspiegel moesten passen. Kleinere boerderijen, keuterijtjes en plaggenhutten worden op deze schaal onvermijdelijk vrijwel tot postzegelformaat gereduceerd. In die gevallen waar dit tot een onaanvaardbaar verlies aan informatie dreigde te leiden is daarom naast de standaardopname van 1:400 dezelfde tekening ook nog eens op een grotere schaal afgedrukt.

Naast de afgebeelde documentatie is per boerderij een korte begeleidende tekst opgenomen. Hierin wordt iedere boerderij afzonderlijk beschreven om de

plattegrondtekeningen, waarin alle functie-aanduidingen ontbreken, ook voor de niet bouwkundig geschoolde lezer toegankelijk te maken. Op basis van de door Uilkema gemaakte aantekeningen en beschrijvingen wordt zowel nader ingegaan op de indeling van de gebouwen en het gebruik van de verschillende ruimten als op de toegepaste constructie en eventuele eigenaardigheden van de afgebeelde boerderij. Waar het veldwerk dergelijke gegevens bevatte wordt in de tekst tevens melding gemaakt van bouwsporen en hun relatie tot de geschiedenis van het afgebeelde object, alsmede van de door Uilkema aangehouden datering. Waar mogelijk wordt tevens nader ingegaan op de betekenis van het betreffende object voor zijn onderzoek en de voornaamste conclusies die hij hieraan ontleende. Bij al deze gegevens, die grotendeels aan Uilkema's aantekeningen, conceptteksten en publikaties werden ontleend, is regelmatig gebruik gemaakt van citaten uit zijn werk, die cursief zijn afgedrukt om ze duidelijk te onderscheiden van de overige tekst. Bij gebruik van streektermen zijn hierin, waar nodig, verklarende begrippen tussen haakjes en niet-gecursiveerd opgenomen.

Naast een samenvatting van de door Uilkema vermelde gegevens bevatten de

beschrijvingen meestal ook het een en ander over de plaats van de betreffende

boerderijvorm in de huidige typologie, het ontwikkelingsstadium dat hierin is

vastgelegd en het al dan niet typische karakter van de afgebeelde huisvorm in

(3)

vergelijking met de traditionele streekvormen. Voor deze laatste aspecten werd aanvullend materiaal geraadpleegd in de vorm van vakliteratuur of vergelijkbare documentaties uit het archief van de SHBO. De achtereenvolgende beschrijvingen zijn zo opgebouwd, dat zij de lezer geleidelijk invoeren in de kenmerkende indelings- en constructieprincipes van de verschillende gebieden en in de begrippen die een rol spelen in het historisch boerderij-onderzoek. De eerste beschrijvingen van de diverse boerderij-gebieden zijn daardoor over het algemeen uitgebreider dan die van de later verrichte opmetingen, bijzondere objecten daargelaten.

Ten behoeve van de naslagmogelijkheid bij de tekst van deel I zijn de opmetingen

hier in numerieke volgorde afgebeeld, wat tot gevolg heeft dat de verschil-

(4)

6

lende gebieden door elkaar worden behandeld. Voor een overzicht per provincie wordt verwezen naar de in deel I, achter de deelteksten van hoofdstuk 7, opgenomen lijsten met de bijbehorende provinciekaartjes. De in dit tweede deel opgenomen landelijke overzichtskaart beoogt slechts een globale indruk te geven van de verspreiding van de documentaties. Voor een geografisch overzicht en een zakenregister wordt verwezen naar de in deel I opgenomen bijlagen. Het op de volgende bladzijden afgedrukte numerieke overzicht van de opmetingen laat zien dat de door Uilkema gehanteerde nummering in grote lijnen overeenkomt met de volgorde van vervaardiging. Dit geldt echter pas vanaf het najaar van 1920; de eerste 33 tekeningen werden vermoedelijk later, bij de uitwerking van de schetsen, van een nummer voorzien. Ook werd door Uilkema in de loop van het onderzoek regelmatig ouder materiaal uit zijn Friese onderzoek in willekeurige volgorde aan het bestand toegevoegd. In sommige gevallen betreft het hier eerder opgemeten boerderijen die in het kader van het voortgezette onderzoek opnieuw werden onderzocht. Andere bestaande opmetingstekeningen werden vanwege hun mogelijke relevantie voor de tijdens het onderzoek opgestelde nieuwe ontwikkelingstheorieën alsnog in het landelijke documentatiebestand opgenomen zonder dat van aanvullend onderzoek sprake was. Een laatste serie Friese tekeningen (onder meer van moderne

stalinterieurs), door Uilkema vervaardigd ten behoeve van zijn publikaties uit 1915/1916, werd niet door hemzelf genummerd maar ten behoeve van deze uitgave alsnog van een volgnummer voorzien en aan het einde van Uilkema's eigen lijst toegevoegd.

Bij de weergave van de documentatie is ten behoeve van de duidelijkheid gestreefd naar een vaste bladindeling. Om onnodig bladeren te voorkomen is in principe iedere documentatie op twee naast elkaar gelegen pagina's afgebeeld, zodat men het volledige materiaal in één keer kan overzien. Het veldwerk is daarbij steeds links afgebeeld, terwijl men rechts de begeleidende tekst, de lijntekening en één of meer foto's aantreft.

Doordat de collectie niet homogeen van opbouw is kon deze opzet echter niet overal consequent worden doorgevoerd. Van sommige objecten zijn meer gegevens bewaard gebleven dan op twee pagina's konden worden opgenomen, terwijl van andere een foto of een tekening ontbreekt.

Van iedere boerderij is in de kop van de begeleidende tekst naast nummer en datum van vervaardiging ook een aanduiding van de situering opgenomen in de vorm van plaatsnaam, provincie en naam van de toenmalige bewoner en/of eigenaar, zoals deze door Uilkema op het veldwerk werd vermeld. Bij de plaatsnaam is geen gemeente vermeld in verband met de veelvuldige wisseling van de gemeentegrenzen in de afgelopen decennia; wel werd, ter nadere informatie, bij boerderijen op de Wadden- en Zuiderzee-eilanden de naam van het betreffende eiland opgenomen. Een

nauwkeuriger adresaanduiding ontbreekt echter; deze werd door Uilkema vrijwel nergens vermeld. Incidenteel is door later onderzoek aanvullende informatie over de plaats van de door hem bezochte objecten bewaard gebleven; in het kader van de onderhavige studie is echter geen serieuze poging ondernomen om ook de niet bekende boerderijen alsnog te traceren. Een proef heeft uitgewezen dat dit een zeer

arbeidsintensieve zoektocht door de gemeentelijke archieven zou betekenen. Als

feitelijk gegeven staat op het veldwerk naast de plaatsnaam alleen de naam van de

boer vermeld zonder dat bekend is of deze ook de eigenaar van de boerderij was,

wat het zoeken bemoeilijkt. Daar komt nog bij, dat zeer veel van de gedocumenteerde

(5)

objecten niet meer zullen bestaan. Van het in het begin van deze eeuw aanwezige

boerderijbestand is thans nog slechts een klein deel bewaard gebleven en de nog

bestaande oudere boerderijen zijn in de meeste gevallen gedurende de afgelopen

decennia ingrijpend veranderd. Hetzelfde geldt voor de omgeving van de boerderijen

en voor de erfsituatie. Dit alles maakt tracering van de door Uilkema bezochte objecten

een moeizame zaak, terwijl het bovendien zeer de vraag is of hiermee voor het

onderhavige onderzoek wezenlijke gegevens zouden worden toegevoegd. Een

vergelijking van de situatie in Uilkema's tijd met het huidige boerderijbestand zou

wellicht een beeld opleveren van de teloorgang van de oude Nederlandse boerderij,

maar valt buiten het kader van dit onderzoek.

(6)

7

[Opmetingen]

Landelijk overzicht van plaatsen waar door Uilkema één of meer documentaties werden verricht.

(7)

8

Numeriek overzicht van de door Uilkema vervaardigde documentaties Ov.

Mandjeswaard 1916/1918

1

Fr.

Akkrum voor 1916

2

Fr.

Nijeberkoop 1920

3

Fr.

Rijsberkampen 21-07-1920

4

Fr.

Appelscha 1920

5

Fr.

Zandhuizen 1920

6

Fr.

Makkinga 07-1920

7

Fr.

Appelscha 07-1920

8

Fr.

Appelscha 1920

9

Fr.

Nieuweschoot 26-08-1920

10

Fr.

Mildam 1920

11

Fr.

Rijsberkampen 07-1920

12

Fr.

Nijeholtpade 1920

13

Fr.

Oldeberkoop 1920

14

Dr.

Nuil 1920

15

Dr.

Ruinen 10-1920

16

Dr.

Ruinen 01-03-1920

17

Dr.

Ansen 1920

18

Dr.

Haakswold 01-10-1920

19

Dr.

Wijster 21-10-1920

20

Dr.

Ruinerwold 1920

21

Dr.

Havelte 22-10-1920

22

Dr.

Havelte 09-11-1920

23

Dr.

Doldersum 1918

24

Dr.

Doldersum 1918

25

Fr.

Oosterend 1917

26

Fr.

Formerum 1917

27

Fr.

Formerum 1917

28

Fr.

De Blijke 1917

29

Fr.

De Blijke 1917

30

Fr.

Ballum 1917

31

(8)

Fr.

Drogeham 1923

32

Fr.

Drogeham 1923

33

Dr.

N. Schoonebeek 06-09-1920

34

Dr.

Wachtum 03-09-1920

35

Dr.

Vlieghuis 06-09-1920

36

L.

Ulestraten 08-1920

37

Gld.

Meulunteren 11-1920

38

Gld.

Meulunteren 17-11-1920

39

Ov.

Enterbroek 15-09-1920

40

Ov.

Enter 15-09-1920

41

Ov.

Enter 14-09-1920

42

N.-H.

Wijde Wormer 25-01-1921

43

N.-H.

Starnmeer 04-1921

44

N.-H.

Stroe 28-04-1921

45

N.-H.

Smerp 27-04-1921

46

Fr.

Haskerdijken voor 1916

47

N.-H.

Hippolytushoef 28-04-1921

48

N.-H.

Den Oever 27-04-1921

49

N.-H.

De Waal 29-04-1921

50

N.-H.

De Waal 29-04-1921

51

Fr.

Lies 1921

52

Fr.

Hoorn 1921

53

Fr.

Midsland 21-04-1921

54

Fr.

Oosterend 21-04-1921

55

Fr.

Midsland 21-04-1921

56

Fr.

Oosterend 21-04-1921

57

N.-H.

Venhuizen 10-05-1921

58

N.-H.

Venhuizen 10-05-1921

59

N.-H.

Venhuizen 24-05-1921

60

N.-H.

Assendelft 25-05-1921

61

N.-H.

Assendelft 25-05-1921

62

N.-H.

Beemster 26-05-1921

63

N.-H.

Beemster 26-05-1921

64

N.-H.

Purmerland 27-05-1921

65

N.-H.

Oostzaan 27-05-1921

66

(9)

N.-H.

Den Ilp 27-05-1921

67

N.-H.

Beemster 28-05-1921

68

N.-H.

Beemster 28-05-1921

69

Gld.

Lienden 16-06-1921

70

Gld.

Heteren 24-06-1921

71

Gld.

Heteren 25-06-1921

72

Gld.

Ingen 25-06-1921

73

Gld.

Terlet 05-08-1921

74

Gld.

Aam 09-08-1921

75

Gld.

Speulde 11-08-1921

76

Gld.

Hoog Buurlo 16-08-1921

77

Gld.

Malden 01-09-1921

78

L.

Doenrade 09-09-1921

79

L.

U.o. Worms 09-09-1921

80

L.

Thorn 15-09-1921

81

L.

Tegelen 17-09-1921

82

L.

Linne 15-09-1921

83

L.

Blerick 17-09-1921

84

L.

Kesseleik 16-09-1921

85

L.

Baarlo 23-09-1921

86

L.

Blerick 23-09-1921

87

L.

Reuver 23-09-1921

88

L.

Wanssum 24-09-1921

89

L.

Blerick 24-09-1921

90

L.

Blerick 24-09-1921

91

Gld.

Wijchen 29-09-1921

92

Gld.

Lunen 29-09-1921

93

Gld.

Hengelo 30-09-1921

94

Ov.

Bentelo 01-10-1921

95

Ov.

Daarle 01-10-1921

96

N.-H.

Hem 07-10-1921

97

N.-H.

Twisk 07-10-1921

98

N.-H.

Twisk 08-10-1921

99

N.-H.

Aartswoud 14-10-1921

100

N.-H.

Spanbroek 14-10-1921

101

(10)

Z.-H.

Pijnacker 22-10-1921

102

N.-H.

De Waal 25-10-1921

103

Z.-H.

Schipluiden 27-10-1921

104

Z.-H.

Schipluiden 27-10-1921

105

Z.-H.

Delfgauw 1921

106

Z.-H.

Bergambacht 30-10-1921

107

Z.-H.

Bergambacht 30-09-1921

108

Z.-H.

Groot-Ammers 02-11-1921

109

N.-Br.

Gemert 05-11-1921

110

Gld.

Alverna 07-11-1921

111

Gld.

Hummelo 08-11-1921

112

Ov.

Kerspel-Goor 08-11-1921

113

Ov.

Arriën 09-11-1921

114

Ov.

Staphorst 09-11-1921

115

N.-Br.

Gemert 1922

116

Fr.

Donkerbroek 06-05-1922

117

Fr.

Kaart 17-05-1922

118

Fr.

Hee 17-05-1922

119

Fr.

Oosterend 17-05-1922

120

Fr.

Oosterend 17-05-1922

121

Fr.

Hallum voor 1916

122

Gld.

Gortel 22-06-1922

123

Ov.

Tongeren 21-06-1922

124

Z.-H.

Rijsoord 13-07-1922

125

Zld.

IJzendijke 21-07-1922

126

Zld.

Zierikzee 22-07-1922

127

Ov.

Notter 25-07-1922

128

Ov.

N. Wetering 08-08-1922

129

Gr.

Ter Wisch 12-08-1922

130

Gr.

Ter Wisch 12-08-1922

131

N.-Br.

Best 03-08-1922

132

Ov.

Tilligte 16-08-1922

133

Ov.

Staphorst 18-08-1922

134

Ov.

Haarle 25-08-1922

135

Ov.

Geesteren 26-08-1922

136

(11)

Ov.

Vasse 26-08-1922

137

Dr.

Bruntinge 01-09-1922

138

Dr.

Bruntinge 1922

139

Dr.

Eursinge 01-09-1922

140

Dr.

Schoonloo 06-09-1922

141

Dr.

Eldersloo 05-09-1922

142

Dr.

Nijlande 05-09-1922

143

Dr.

Langelo 09-09-1922

144

Dr.

Langelo 09-09-1922

145

Dr.

Borger 12-09-1922

146

Ov.

Wanneperveen 18-09-1922

147

Zld.

Koudekerke 29-09-1922

148

Zld.

Noord-Kraaiert 29-09-1922

149

Zld.

Ovezande 28-09-1922

150

Zld.

Nieuwdorp 28-09-1922

151

Zld.

Kloetinge 27-09-1922

152

Zld.

Nisse 27-09-1922

153

Zld.

Ovezande 1922

154

Fr.

Tjepperbuurt 07-10-1922

155

Fr.

Wier 09-10-1922

156

Fr.

St. Jacobipar.

13-10-1922 157

N.-H.

Weesp 02-08-1923

158

Fr.

St. Jacobipar.

31-03-1923 159

Fr.

St. Jacobipar.

1923 160

Fr.

Wartena 12-04-1923

161

Fr.

Wartena voor 1916

162

Fr.

Grouw voor 1916

163

Fr.

Nes voor 1916

164

N.-H.

Bergermeer 11-05-1923

165

N.-H.

Heemskerkerduin 11-05-1923

166

Zld.

Eede 16-05-1923

167

Zld.

Aardenburg 17-05-1923

168

Fr.

‘greidhoek’

XIX a 169

Fr.

Surhuisterveen 30-05-1923

170

Fr.

Surhuisterveen 30-05-1923

171

(12)

Fr.

Jubbega 31-05-1923

172

Fr.

Kleine Geest 11-06-1923

173

Gld.

Hoog Buurlo 12-06-1922

174

Gld.

Hoog Soeren 12-06-1922

175

Fr.

Houtigehage 21-06-1923

176

Fr.

Houtigehage 22-06-1923

177

Fr.

Haskerdijken 30-06-1923

178

Fr.

Rotstergaast 30-06-1923

179

Fr.

Broek 30-06-1923

180

Ov.

Giethoorn 01-07-1923

181

Ov.

Giethoorn 03-07-1923

182

Ov.

Giethoorn 06-07-1923

183

Ov.

St. Jansklooster 06-07-1923

184

Fr.

Surhuizum 15-07-1923

185

N.-H.

Blaricum 07-1923

186

Gld.

Elspeet 07-1923

187

Gld.

Hulshorst 1923

188

N.-H.

Schellinkhout 27-07-1923

189

N.-H.

Purmer 28-07-1923

190

N.-H.

Purmer 30-07-1923

191

N.-H.

Middelie 31-07-1923

192

N.-H.

Egmond-Binnen 01-08-1923

193

N.-H.

Limmen 01-08-1923

194

N.-H.

Heemskerkerduin 02-08-1923

195

N.-H.

Muiden 04-08-1923

196

Utr.

Eemnes-Buiten 04-08-1923

197

N.-H.

Blaricum 04-08-1923

198

Utr.

Brand 11-08-1923

199

Utr.

Eemdijk 10-08-1923

200

Utr.

Hoogland 09-08-1923

201

Z.-H.

Dordrecht 18-08-1923

202

Z.-H.

Willemsdorp 23-08-1923

203

Z.-H.

Strijen 23-09-1923

204

Z.-H.

Z.-Beijerland 24-08-1923

205

Z.-H.

Numansdorp 24-08-1923

206

(13)

Z.-H.

N.-Beijerland 28-09-1923

207

Z.-H.

Z.-Beijerland 29-08-1923

208

Z.-H.

N.-Beijerland 29-08-1923

209

Z.-H.

Oud-Beijerland 30-08-1923

210

Z.-H.

Oud-Beijerland 30-08-1923

211

Z.-H.

Willemsdorp 30-08-1923

212

Z.-H.

Den Bommel 06-09-1923

213

N.-Br.

Fijnaart 07-09-1923

214

Z.-H.

Ooltgensplaat 07-09-1923

215

N.-Br.

Nispen 07-09-1923

216

N.-Br.

Halsteren 1916/1923

217

(14)

9

Zld.

Oosterland 13-09-1923

218

Zld.

Poortvliet 14-09-1923

219

Zld.

Duivendijke 09-1923

220

Zld.

Kerkwerve 20-09-1923

221

Zld.

Moriaanshoofd 20-09-1923

222

Zld.

Kortgene 21-09-1923

223

Zld.

Gapinge 25-09-1923

224

N.-Br.

Gilze 27-09-1923

225

N.-Br.

Gilze 28-09-1923

226

N.-Br.

Nerhoven 28-09-1923

227

N.-Br.

Dussen 03-10-1923

228

Z.-H.

Lage Giessen 03-10-1923

229

Z.-H.

Ottoland 04-10-1923

230

Z.-H.

Bleiswijk 05-10-1923

231

Zld.

's-Heer Arendskerke 1906

232

Ov.

Duin 10-08-1924

233

Ov.

Duin 10-08-1924

234

Dr.

De Wal 15-08-1924

235

Ov.

Westenwold 19-08-1924

236

Ov.

Grote Leeuwte 08-1924

237

Ov.

Grote Leeuwte 08-1924

238

Dr.

Wapserveen 08-1924

239

Dr.

Wapserveen 25-08-1924

240

Dr.

Zuidvelde 25-08-1924

241

Dr.

Bruntinge 25-08-1924

242

Dr.

N.-Schoonebeek 08-1924

243

Gld.

Oostendorp 27-08-1924

244

Utr.

Baambrugge 30-08-1924

245

Utr.

Soest 30-08-1924

246

Utr.

Wilnis 03-09-1924

247

Utr.

Ter Aa 03-09-1924

248

Utr.

Laag Nieuwkoop 09-1924

249

Dr.

Lhee 1922

250

(15)

Z.-H.

Zevenhoven 09-09-1924

251

Z.-H.

Waddinxveen 18-09-1924

252

Z.-H.

De Lier 19-09-1924

253

Z.-H.

Noordwijkerhout 09-1924

254

N.-H.

Haarlemmermeer 1924

255

Ov.

Basse 14-09-1924

256

Z.-H.

Katwijk 10-1924

257

Z.-H.

Noordwijkerhout 30-09-1924

258

Z.-H.

Rijswijk 01-10-1924

259

Z.-H.

Zoetermeer 10-09-1931

260

Z.-H.

Meerkerk 03-10-1924

261

Z.-H.

Kl. Oosterwijk 03-10-1924

262

Utr.

Amerongen 04-10-1924

263

Z.-H.

Noordwijkerhout 10-1924

264

Fr.

Dijken 06-05-1925

265

Fr.

Duurswoude 1925

266

Gld.

Hoog Soeren 26-08-1925

267

Gld.

Westervoort 17-03-1926

268

Z.-H.

omg. Leiden XIX a

269

Fr.

Bergum 20-03-1926

270

Fr.

Surhuisterveen 23-03-1926

271

Fr.

Oosterwolde 14-04-1926

272

Fr.

Flansum 14-05-1926

273

Gr.

Vriescheloo 16-06-1926

274

Gr.

Blijham 1923

275

Gr.

Bellingwolde 1919

276

Gld.

Rhenoij 23-06-1926

277

Z.-H.

Leerbroek 23-06-1926

278

Zld.

St. Laurens 02-07-1926

279

Zld.

Oostkapelle 01-07-1926

280

Gr.

Blijham 06-07-1926

281

Dld.

Morsum 31-08-1926

282

Dld.

Archsum 01-09-1926

283

Dld.

Keitum 01-09-1926

284

Fr.

Harkema-Opeinde 09-09-1926

285

(16)

Fr.

Drogeham 10-09-1926

286

Fr.

Augustinusga 11-09-1926

287

Fr.

Wijnjeterp 13-09-1926

288

Fr.

Fochtelo 14-09-1926

289

Fr.

Broek 16-09-1926

290

Fr.

Oudemirdum 28-09-1926

291

Fr.

Oudemirdum 28-09-1926

292

Ov.

Twente 28-09-1926

293

Gr.

Grijpskerk 30-09-1926

294

Fr.

Wijckel 05-10-1926

295

N.-Br.

Lierop 21-10-1926

296

N.-Br.

Lierop 21-10-1926

297

N.-Br.

Ulecoten 23-10-1926

298

Dld.

Klein-Morsum 1926

299

Zld.

Clinge 29-10-1926

300

Zld.

Clinge 29-10-1926

301

Gld.

Olden-Eibergen 24-11-1926

302

Fr.

Nijeberkoop XIX d

303

Fr.

Nijeberkoop XIX d

304

Fr.

Hallum XVIII a

305

N.-Br.

Gilze 07-07-1927

306

N.-Br.

Raakeind 02-10-1923

307

L.

St. Odiliënberg 16-07-1927

308

L.

St. Odiliënberg 17-07-1927

309

L.

Hoensbroek 29-07-1927

310

L.

Hoensbroek 29-07-1927

311

Z.-H.

Zwijndrecht 10-08-1927

312

Z.-H.

Naaldwijk 08-08-1927

313

Z.-H.

Honselersdijk 11-08-1927

314

Z.-H.

Zwijndrecht 11-08-1927

315

Z.-H.

Naaldwijk 11-08-1927

316

Ov.

N.-Deurninge 18-08-1927

317

L.

Vilt 26-08-1927

318

L.

Vilt 26-08-1927

319

L.

Arensgenhout 27-08-1927

320

(17)

L.

Schimmert 27-08-1927

321

L.

St. Odiliënberg 30-08-1927

322

L.

Koumen 25-08-1927

323

L.

Kerkrade 07-09-1927

324

L.

Hunnecum 06-09-1927

325

L.

Tervoorst 06-09-1927

326

Dld.

Gr. Ringer Wüsten 11-09-1927

327

Z.-H.

Maasdijk 23-09-1927

328

Z.-H.

Schipluiden 23-09-1927

329

Z.-H.

Schipluiden 21-09-1927

330

Z.-H.

Rockanje 22-09-1927

331

N.-Br.

Leg 28-09-1927

332

Z.-H.

Vlaardinger Ambacht 09-1927

333

Ov.

N.-Deurninge 30-09-1927

334

Ov.

Lattrop 30-09-1927

335

Opende / Oyten 30-09-1927

336

div.

30-09-1927 337

Fr.

Wirdum 05-05-1928

338

Fr.

Jorwerd 01-05-1928

339

Fr.

Goutum 01-06-1928

340

L.

St. Odiliënberg 21-09-1932

341

N.-Br.

Roosendaal 05-09-1928

342

N.-Br.

Roosendaal 05-09-1928

343

N.-Br.

Gilze 05-09-1928

344

N.-Br.

Moergestel 09-1928

345

N.-Br.

Haaren 05-09-1928

346

N.-Br.

Oisterwijk 31-08-1928

347

N.-Br.

Berkel 31-08-1928

348

Fr.

Wildehorne voor 1916

349

Fr.

Hollum 03-08-1925

350

Fr.

Hollum 1926

351

Fr.

Ameland 1926

352

Fr.

Buren 1926

353

Fr.

Menaldumadeel voor 1916

354

(18)

Ov.

Twente Menaldumadeel

355

Fr.

‘greidstreek’

voor 1916 356

Fr.

Wester-Nijkerk voor 1916

357

Fr.

Menaldum 12-1929

358

Fr.

Lekkum 05-07-1930

359

Fr.

Smallingerland 07-1927

360

Fr.

Beetgumermolen 07-1927

361

Fr.

Hantumeruitburen 30-09-1930

362

Fr.

Birdaard 02-10-1930

363

Fr.

Sybrandahuis 02-10-1930

364

Fr.

Knijpe voor 1916

365

L.

Melick 04-09-1931

366

L.

Kerkrade 05-09-1931

367

Gld.

Nunspeet 22-09-1932

368

Gld.

Oldebroek 16-09-1932

369

Zld.

Eede 09-1932

370

Ov.

Kampen 1932

371

Fr.

Jelsum 25-10-1930

372

Zld.

N.-Beveland 1927

373

Fr.

Britsum voor 1916

374

Fr.

Britsum voor 1916

375

Fr.

Jelsum voor 1916

376

Fr.

Roordahuizum voor 1916

377

Fr.

Oudwoude voor 1916

378

Fr.

Twijzel voor 1916

379

Fr.

St. Anna Par.

voor 1916 380

Fr.

Nieuwebildtdijk voor 1916

381

Fr.

Hijlaard voor 1916

382

Fr.

Akkrum voor 1916

383

Fr.

Deinum voor 1916

384

Fr.

Deersum voor 1916

385

Fr.

Goutum voor 1916

386

Fr.

Engelum voor 1916

387

Fr.

Grouw voor 1916

388

(19)
(20)

11

[Kampereiland]

(21)

12

(22)

13

KU-1 (1916/1918)

Mandjeswaard, Kampereiland (Ov.) boerderij van J. de Groot

1:400

Uilkema's lijntekening van dit boerderijcomplex kwam tot stand op basis van bestaande tekeningen: een bouwkundige tekening uit 1918 en een situatieschets uit 1916. Hij trok de gekregen plattegrond echter niet zo maar over; deze was niet op schaal getekend en werd door hem daarom op basis van de bijgeschreven maten verbeterd. Zeker is, dat Uilkema hier ook nog zelf een kijkje is gaan nemen; bij deze gelegenheid maakte hij enkele foto's van het complex.

De plattegrond laat zien dat het hier om een overwegend veeteeltbedrijf moet zijn gegaan. In het voorhuis bevond zich een grote melkkelder, de stal bood plaats aan een omvangrijke veestapel en er waren drie grote hooibergen om al het hooi te kunnen bergen dat men gedurende de staltijd nodig had. De ronde vorm in het achterhuis duidt op de aanwezigheid van een karnmolen met een bestraat karnpad; voor het karnen van de grote hoeveelheden melk werd gebruik gemaakt van paardekracht.

Om hygiënische redenen stond de karnton meestal in een andere ruimte. In de stal

stonden de koeien met de koppen naar de brede middengang, van waaraf werd

(23)

gevoerd. Op de doorsnedetekening is te zien dat zich aan beide zijden langs de stal

een voergoot bevond. De veestallen waren van het grupstaltype, met een diepe

mestgoot achter het vee. De stallen aan de rechterzijde van het gangpad hadden

bovendien een mestgang achter de grup, waarlangs de mest met een kruiwagen kon

worden afgevoerd. Aan de linkerkant ontbrak een kruigang; daar bevonden zich

mestdeurtjes in de zijgevel waardoor de mest rechtstreeks naar buiten kon worden

geschept, in de grote mestvaalt naast de stal. Het woonhuis had uit een grote

woonkamer met de stookplaats midden tegen de voorgevel; aan weerszijden van

deze kamer lagen slaap- en bergruimten en een gang. In het ‘middenhuis’ tussen stal-

en woonruimte vond men een tweede stookplaats. Hier werden allerlei huishoudelijke

werkzaamheden verricht, evenals een deel van de zuivelbereiding. Vaak diende een

dergelijke ruimte, zeker in de zomer, ook voor het dagelijkse wonen. De aanwezigheid

van een scheidingswand tussen middenhuis en stal duidt er op dat het hier om een

modernere versie van de traditionele Kampereiland-boerderij ging; bij de oudere

boerderijen in dit gebied stonden beide ruimten vaak nog in open verbinding.

(24)

14

[Akkrum]

(geen veldwerk aanwezig)

(25)

15

KU-2 (voor 1916) Akkrum (Fr.) boerderij

1:400

Deze Friese opmeting, waarvan geen veldwerk bewaard is gebleven, moet door Uilkema al vóór 1916 zijn vervaardigd, aangezien dezelfde plattegrond ook voorkomt in zijn boek Het Friesche Boerenhuis, dat in dat jaar verscheen. Daarin noemde hij deze boerderij aan de Nieuwe Schouw bij Akkrum als één van de vroegste hem bekende voorbeelden van een Friese stelp. Uit archivalia had hij kunnen opmaken dat dit exemplaar nog van vóór 1725 moest dateren. Op een uit dat jaar stammende landmeterskaart van dit gebied stond deze boerderij als enige al als stelp aangegeven.

De andere boerderijen waren toen ofwel van het kophalsromptype, ofwel eenvoudige,

lage gebouwen met alleen woning en stal, waarbij de oogst werd bewaard in een

afzonderlijke hooiberg. Door eigen onderzoek had Uilkema aangetoond dat dit kleine

langhuistype overal aan de grote Friese boerderijen moest zijn voorafgegaan. Ook

de hier afgebeelde stelp zou een dergelijke kleine voorganger met vrijstaande hooiberg

hebben gehad. In de constructie had Uilkema op verscheidene plaatsen nog onderdelen

van deze hooiberg aangetroffen in de vorm van hergebruikte bergroeden, herkenbaar

aan de op gelijkmatige afstand aangebrachte gaten. Als overwegend veeteeltbedrijf

bevatte deze boerderij ten tijde van de opmeting een grote koestal, drie hooivakken,

een ruime melkkelder en een karnmolen voor het verwerken van grote hoeveelheden

melk. De middenbeuk werd gebruikt voor berging van de oogst; het hooi werd hier

vanaf de grond opgestapeld. De zijbeuk diende als deel en bleef open; deze ruimte

was voorzien van grote inrijdeuren in de achtergevel. Aan het andere eind van de

(26)

deel lag de karnmolen, dicht bij de werkruimte voor de zuivelproduktie. In dit vertrek, dat grensde aan de melkkelder in het voorhuis, bevond zich behalve de karnton ook een stookplaats voor de kaasketel. Er werd hier dus zowel boter als kaas gemaakt.

De rundveestal in de andere zijbeuk van de schuur had de karakteristieke Friese indeling, waarbij de koeien twee aan twee tussen schotten stonden, met de koppen naar de muur gekeerd en een mestgoot, de grup, achter de stal langs. Een voergang ontbrak; het voer werd vanaf de middengang tussen de koeien door op de stal gebracht.

De stal met zijn twee rijen standplaatsen was feitelijk te breed voor de

buitenstijlruimte. Op de tekening is te zien dat de koestal daarom ook een gedeelte

van de middenbeuk besloeg; de gebintstijlen stonden in de stal. Hoewel een

doorsnedetekening ontbreekt is uit Uilkema's tekst bekend dat de koestal hier geen

vlakke zoldering had maar een zogenaamde ‘tegenkap’, een eigen dakje binnen de

grote schuurruimte, dat een herinnering vormde aan de oorspronkelijk vrijstaande

stal van het oude langhuis.

(27)

16

[Nijeberkoop]

(28)

17

KU-3 (1920) Nijeberkoop (Fr.) boerderij van L. Bos

Een van de eerste nieuwe gebieden die Uilkema na het begin van zijn landelijke onderzoek in de zomer van 1920 bezocht was de Friese zuidoost-streek. Daar trof hij een boerderijtype aan dat sterk afweek van wat hij bij zijn vroegere onderzoek elders in de provincie had bestudeerd. In plaats van het hem welbekende dekbalkgebint (waarbij de gebintbalk op de kop van de stijlen rust) zag hij hier draagconstructies waarbij de gebintbalk veel lager, tussen de stijlen in lag. Dit constructietype wordt in zijn algemeenheid wel het trekbalkgebint genoemd. Meestal steekt hierbij het versmalde uiteinde van de balk door de stijlen heen en is daar met

1:400

een wig verankerd, de zogenaamde ankerbalkconstructie; wanneer er geen

doorstekende pen is spreekt men van tussenbalk. Op deze verlaagde gebintbalken lagen dunnere balkjes of stammetjes (slieten), waarop de oogst werd opgeslagen.

Deze wijze van oogstberging, die in het midden van het land zeer gebruikelijk is, wordt ‘zoldertas’ genoemd in tegenstelling tot het vooral in de noordelijke streken voorkomende grondtasprincipe, waarbij de oogst op de vloer wordt opgestapeld. De oude Zuidoostfriese boerderijen sluiten in veel opzichten meer aan bij de

boerderijvormen uit het midden van het land dan bij het Friese type en dit gold ook

voor de indeling van het bedrijfsgedeelte. De deeldeuren, waarachter de dorsvloer

lag, bevonden zich bij de oudere boerderijen in deze streek veelal in de zijgevel. De

deel lag dus dwars in het gebouw (bij de gewone Friese schuren in lengterichting in

(29)

een zijbeuk). De stal bevond zich hier echter in de middenbeuk en was veelal verdiept;

in deze ‘potstal’ stond het vee op de eigen mest, waaraan voortdurend droog materiaal zoals stro, heide etc. werd toegevoegd. Een dergelijke stal werd maar zeer incidenteel leeggehaald, in tegenstelling tot de Friese grupstal die elke dag werd gereinigd. De potstal had tot doel zoveel mogelijk mest te verkrijgen. In zuidoost-Friesland overheerste vroeger het gemengde bedrijf en voor de verbouw van graan was op deze arme zandgrond zeer veel mest nodig. De zuivelproduktie was hier veel minder belangrijk dan in het noorden en midden van de provincie; het vee werd voor een belangrijk deel voor de mest gehouden. Veel oude Zuidoostfriese boerderijen waren in de loop der tijd uitgebreid met een grote schuur van het gewone Friese type, met dekbalkgebinten, grondtasvakken, en zijlangsdeel. Deze nieuwe schuur werd dan vaak haaks aan het oude gebouw aangebouwd, waardoor een L-vorm ontstond. Iets dergelijks was ook hier in Nijeberkoop gebeurd. Het oudste gedeelte van de boerderij werd gevormd door het woonhuis met de recht daarachter gelegen stal. Het hogere schuurgedeelte met de hooivakken en extra stalruimte was later toegevoegd, in 1854, naar Uilkema vernam. Het verschil tussen oud en nieuw was ook binnen nog duidelijk waar te nemen; het oude gedeelte had ankerbalkgebinten en het nieuwe had hogere dekbalkgebinten. Op het veldwerk staat genoteerd dat het nieuwe gedeelte wel drie meter hoger was dan het oude gebouw. Sedert de aanbouw van de dwarsschuur was hier overigens nog meer veranderd; van de bewoners vernam Uilkema veel gegevens over de bouwgeschiedenis van deze boerderij. Zo was de oude potstal in de

middenbeuk inmiddels omgezet in een dubbelrijïge grupstal. Verder kon Uilkema

met behulp van aanwijzingen door de bewoners op het veldwerk aantekenen waar

zich (in de zijgevel achter de woonkamer) de deeldeuren van de oude dwarsdeel

hadden bevonden. Deze waren dichtgezet toen de zijlangsdeel in de nieuwe schuur

in gebruik werd genomen; de sporen van de verbouwing bleken echter nog duidelijk

zichtbaar in het metselwerk aanwezig te zijn. Ook de bedrijfsvoering had grote

veranderingen ondergaan; men was hier van het gemengde bedrijf overgegaan naar

overwegend veeteelt. De aangebouwde schuur bood de benodigde extra stalruimte

en een bergplaats voor de navenant grotere hoeveelheid hooi. Op de oude deel achter

het woonhuis was, toen daar niet meer hoefde te worden gedorst, een karnmolen

voor de boterbereiding aangebracht; hier vond men ook de karn en de pomp. Ook

de zolder boven het woonhuis, die eerder als zaadzolder had gediend voor opslag

van gedorst graan, kon nu voor andere doeleinden worden gebruikt.

(30)

18

[Rijsberkampen]

(31)

19

KU-4 (21 juli 1920) Rijsberkampen (Fr.)

boerderij van J.H. Russchen

1:400

Deze opmeting uit Rijsberkampen toont eveneens het hiervoor besproken haakse Zuidoostfriese type. Het oudste gedeelte van de boerderij, de woning met daarachter dwarsdeel en stal, was hier nog vrijwel volledig intact gebleven en had een zeer eenvoudige indeling. De ankerbalkgebinten in dit gedeelte stonden, zoals ook op de doorsnede te zien is, op grote veldkeien. De dakconstructie bestond uit een sporenkap, waarbij de daksparren of sporen op de over de stijlen lopende gebintplaten rustten en door middel van verlengstukken (de ‘oplangers’) waren doorgetrokken over de lagere zijbeuken. In het achterhuis trof Uilkema bovendien de grote potstal nog in de oude staat aan. Hij noteerde dat deze 1.20 m diep was en geleidelijk opliep in de richting van de mestdeuren in de achtergevel. De koeien stonden in twee rijen, met de koppen naar de zijgevels gericht; daarlangs liep aan beide zijden een smalle voergang. Boven de stal werd op een slietenzoldering op de gebintbalken het ongedorste graan bewaard. Ook de oude dorsruimte, de dwarsdeel tussen stal en woonruimte, was nog grotendeels aanwezig, al waren de deeldeuren in de zijgevel inmiddels verdwenen. Tussen stal en deel bevond zich hier alleen een houten schot.

Van de dwarsdeel was een karnplaats (‘de karnhoek’) afgescheiden; deze ruimte

grensde aan de melkkelder in het voorhuis. De melk werd hier blijkbaar alleen

(32)

verwerkt tot boter, van een kaasketel wordt nergens melding gemaakt. De

zuivelproduktie moet op dit bedrijf ten tijde van de opmeting bescheiden van omvang zijn geweest; men kon het werk blijkbaar met een handkarn af. De akkerbouw was hier nog steeds van overwegend belang, iets dat oorspronkelijk voor de gehele streek had gegolden. Uilkema noteerde wat de bewoners hem hierover mededeelden:

‘..Vroeger bij verkoop van plaatsen gold niet de vraag hoeveel koeien er worden gemolken, maar hoeveel schepel bouwland is er bij..’. De later aangebouwde dwarsschuur was, net als bij de hiervoor besproken boerderij, van het Friese type.

Deze schuur was hoger, had dekbalkgebinten en een langsdeel in een van de zijbeuken;

de andere zijbeuk bevatte een paardestal en een groot schapehok. De middenbeuk

diende voor hooiberging en onder het achterste dakschild bevond zich nog een ruimte

voor wagenstalling. De constructieve aansluiting tussen het oude lage en het nieuwe

hogere bedrijfsgedeelte was hier, afgaande op de aantekeningen, gerealiseerd door

aan de kant van de aanbouw enkele korte hulpstijlen op de oude constructie te

plaatsen. Tot het nauwkeurig uittekenen van deze oplossing, wat blijkens een

aantekening op het veldwerk nog Uilkema's bedoeling was geweest, is het echter

niet meer gekomen.

(33)

20

[Appelscha]

(34)

21

KU-5 (1920) Appelscha (Fr.)

boerderij van A. Prakken

1:400

Bij deze derde achtereenvolgende Zuidoostfriese boerderij met dwarsschuur was iets bijzonders aan de hand. Hier had niet alleen het oude gedeelte, maar ook de toch duidelijk later aangebouwde schuur de oude inheemse constructie met

ankerbalkgebinten. (In de meeste gevallen had de nieuwe schuur een

dekbalkconstructie.) Vermoedelijk doelde Uilkema op dit constructieve aspect toen hij op de foto die hij hier maakte noteerde: ‘..oorspronkelijk type van dwarsschuur..’.

Ook had deze schuur hier geen zijlangsdeel, zoals bij de vorige voorbeelden, maar

een dwarsdeel en het gehele gebouw had een grotendeels tweebeukige opzet. Aan

één zijde liep de zijgevel direct langs de gebintstijlen; alleen achteraan was het dak

(35)

lager doorgetrokken, waardoor een gedeeltelijke zijbeuk ontstond, die als bergplaats voor turf werd gebruikt. De rest van de schuur diende voor hooiopslag. Boven in de steile achtergevel bevond zich een luik waardoor men het hooi vanaf de buiten staande hooiwagen in de schuur kon werpen.

In het oude hoofdgebouw had men de oorspronkelijke middenpotstal enigszins gemoderniseerd. De koeien stonden hier niet meer in de mest, maar (zoals ook uit de doorsnede blijkt) op een vast verhoogd gedeelte met grup en mestgang. Daarachter lag nog steeds de ongeveer één meter diepe kuil, het restant van de oude potstal, waarin men nu de mest bewaarde. Deze stalvorm wordt een stoepstal genoemd. In het woongedeelte was in de loop der tijd eveneens het een en ander veranderd. Op de plattegrond is te zien dat zich hier twee vertrekken achter elkaar bevonden. Aan de stal grensde allereerst het ‘voorhuis’, met een vloer van plavuizen; daarvóór lag de ‘kamer’, die een planken vloer had en waar zich de stookplaats bevond.

Oorspronkelijk zou hier volgens Uilkema slechts één diepere kamer zijn geweest,

waarvan de plaats van de achtermuur door een stippellijn op het veldwerk staat

aangegeven. De oude situatie was ook nog af te lezen aan de zoldering: de planken

zolder van de woonkamer liep tot deze lijn door, terwijl de rest van het voorhuis een

slietenzolder had. Vermoedelijk had zich achter de voorkamer vroeger alleen een

dwarsdeel of open werkruimte bevonden. De smalle zijbeuk aan de linkerzijde van

de voorkamer bevatte bedsteden en een portaaltje. Aan de andere kant was de zijbeuk

ongeveer één meter breder; daar bevond zich een slaapkamer. Op de foto die Uilkema

hier maakte is te zien dat het lage dak aan deze zijde moest worden opgelicht om

voldoende stahoogte te krijgen.

(36)

22

[Zandhuizen]

(37)

23

KU-6 (1920) Zandhuizen (Fr.)

boerderij van L.A. Slot

1:400

In tegenstelling tot de vorige Zuidoostfriese voorbeelden, was bij deze boerderij, waarvan het oudste gedeelte volgens Uilkema nog uit 1686 zou dateren, de uitbreiding niet gerealiseerd door aanbouw van een dwarsschuur maar door verlenging van het oude gebouw. Hoewel door het ontbreken van een doorsnedetekening weinig valt te zeggen over de toegepaste constructie, is op de plattegrond goed te zien dat de afstand tussen de gebinten in het achterste gedeelte van de boerderij afwijkt van die in het voorhuis. Ook werd achterin een andere wandconstructie toegepast, met rondhouten muurstijltjes. De boerderij telde van voor naar achter de volgende afdelingen: woning, werkruimte, stal, dwarsdeel en tenslotte de tasruimte. Het woonhuis had de

gebruikelijke driedeling met in de middenbeuk de grote woonkeuken; in de laag

aflopende zijbeuken lagen behalve de bedsteden ook een ruimte die men karnhoek

noemde en een kleine melkkelder. In een voorgaand stadium zal men overigens elders

hebben gekarnd; de plaats van de karnmolen suggereert dat de karnton zich in de

ruimte daarnaast zal hebben bevonden. De tekening geeft in dit opzicht echter een

gereconstrueerde toestand te zien; ten tijde van Uilkema's bezoek was de karnmolen

al verdwenen, alleen het bestrate karnpad was nog aanwezig. Het kamertje naast de

karnmolen diende nu als zomerwoning, waar huishoudelijke werkzaamheden werden

verricht en waar men in het drukke seizoen ook woonde. Hier zat men dichter bij de

(38)

bedrijfsruimten en bij het erf en bovendien werd het huishoudelijke werk beperkt door alleen een klein gedeelte van het huis te gebruiken. Naast de karnmolen lag de paardestal. De gehele werkruimte inclusief paardestal was door een schot afgescheiden van de daarachter gelegen koestal. In de potstal, die ten tijde van de opmeting nog de oude indeling had, stonden twee rijen vee, aangebonden aan verticale spijlen, de zogenaamde stalstaken. Uilkema noteerde dat het vee hier nog werkelijk op de mest stond. Als de stal vol was vóór het tijdstip waarop men de mest op het land kon brengen, werd in de mestmassa een houten grup gelegd. Deze werd dan af en toe geleegd, terwijl de grootste hoeveelheid kon blijven liggen. De mest werd uiteindelijk uit de stal verwijderd via de dubbele deuren in de zijgevel. De koestal was door een houten schot afgescheiden van de rest van de schuur; Uilkema noteerde dat dit was gedaan om de ruimte goed warm te houden. In het achterste en vermoedelijk later aangebouwde deel van de boerderij bevond zich tenslotte nog een dorsvloer en een groot hooivak; helemaal achterin was een bergplaats voor karren en

landbouwwerktuigen.

(39)

24

[Makkinga]

(40)

25

KU-7 (juli 1920) Makkinga (Fr.)

boerderij van T.J. Peper

1:400

De hier afgebeelde boerderij zou volgens Uilkema in opzet nog uit 1662 dateren.

Sedert de bouwtijd was hier echter heel wat veranderd. Veel van de notities op het veldwerk betreffen dan ook bouwsporen en aanwijzingen over de eventuele

voorgaande situatie. Zo merkte Uilkema onder meer op: ‘..Dit huis heeft een potstal gehad direct achter de kamers; de kleine “baander” naast de grote wijst daarop;

de standplaats der koeien is nog zeer hol. Door de kleine baander werd de mest uit

de potstal verwijderd..’. Inderdaad toont zowel de foto als de plattegrond dat zich

hier twee paar dubbele deuren vlak naast elkaar in de zijgevel bevonden. Het lagere,

(41)

voorste paar zou als mestdeuren hebben gediend voor de grote potstal die daar oorspronkelijk achter lag. Ten tijde van Uilkema's opmeting bevond zich op deze plaats echter al een modernere grupstal (de dubbele streep geeft de mestgoot aan) met daarachter een mestgang. Voor de stal langs, tussen stal en woongedeelte, lag een gelijkvloerse voergang van waaraf het vee tussen de stalstaken door werd gevoederd. Het woongedeelte bestond uit een grote middenkamer, waar werd geleefd, gekookt en gegeten, met kleinere slaap, berg- en werkruimten in de zijbeuken. Aan de ene kant lagen daar diepe bedsteden met een provisiekeldertje er onder; aan de andere kant vond men een kleine melkkelder en een karnplaats. De toegang tot het woongedeelte liep steeds via deze laatste werkruimte, die dus tevens als portaal diende. Aan de andere kant van de koestal lag de dwarsdeel (achter de hogere dubbele deuren), met aansluitend een tweetal grote hooivakken. Op de veldwerktekening gaf Uilkema door middel van een stippellijn in de doorsnede aan hoe het dak ter plaatse van de schuurdeuren was opgehoogd. Wat Uilkema hier nog geruime tijd bezig hield was het feit dat deze boerderij een zadeldak had, zonder het elders in Friesland gebruikelijke dakschild aan de achterkant. Een nader onderzoek leerde echter dat de achterzijde vroeger wel degelijk een dakschild had gehad, maar later bij een

uitbreiding van het gebouw was rechtgetrokken. Evenals bij de vorige opmeting het

geval was, had vergroting van de bedrijfsruimte hier dus niet geleid tot de elders

voorkomende haakse grondvorm maar alleen tot uitbreiding in de lengterichting van

het gebouw.

(42)

26

[Appelscha]

(43)

27

KU-8 (juli 1920) Appelscha (Fr.)

boerderij van L.H. Oosterloo

In deze boerderij meende Uilkema een wel uitzonderlijk oud voorbeeld van het Zuidoostfriese type te hebben gevonden. Hij dateerde dit gebouw op rond 1500, vermoedelijk op grond van de uiterst eenvoudige constructie. De buitenmuren waren hier nog slechts gedeeltelijk van steen; de zijgevels bestonden grotendeels uit houten wanden boven een lage grondmuur. De draagconstructie bestond uit een serie lage trekbalkgebinten met zeer zware gebintstijlen en kromme schoren. Of het hier een constructie met tussenbalken of met doorstekende ankerbalken betrof is helaas niet duidelijk. Op het veldwerk staat een doorsnede met tussenbalkgebinten aangegeven;

de opmeting werd door Uilkema echter tweemaal uitgewerkt, de ene keer met tussenbalken, de andere keer met ankerbalken. Blijkbaar was hij er achteraf niet meer zeker van of zijn veldwerknotities hier wel correct waren geweest. In de loop van zijn lange bestaan was deze boerderij vanzelfsprekend diverse malen verbouwd.

Daarvan waren allerlei bouwsporen overgebleven, waaruit met enig geluk de mogelijke oudere situatie zou kunnen worden afgeleid. Op het veldwerk van de opmeting legde Uilkema zijn eigen ideeën hierover vast. Zo tekende hij aan, dat de muur tussen woonkamer en bedrijfsruimte in opzet vermoedelijk niet aanwezig was.

Of hij hier dacht aan een geheel

1:400

open verbinding of aan een onvolledige afscheiding (bijvoorbeeld door een houten schot) is niet duidelijk. Ook zou zich in opzet boven het woongedeelte geen dichte zoldering maar een slietenzolder hebben bevonden, waarop ongedorst graan werd bewaard. Uilkema leidde dit af uit het feit dat zich tussen de zware gebintbalken aanmerkelijk lichtere balken bevonden, die uit een latere bouwfase zouden dateren.

Dit vermoeden werd bevestigd door mededelingen van een timmerman uit de buurt, die zelf nog wel woonkamers met slietenzolders had gezien: ‘..Oorspronkelijk geen zolder in dit huis, nl. toen het gebouwd werd. De balken buiten het kamergebint zijn veel dunner dan de hoofdbalken. Bovendien heeft J.J. Seidel te Oud-Appelscha, wonende Duivenzathe, zelf zolders gelegd in zulke huizen waar geen zolder was. De balken werden dan met haken tegen het draaghout gehangen. (...) Seidel heeft te Zeggelo (gem. Dwingelo) een huis afgebroken, waar op de kamer slieten lagen waar ook de rogge op gestapeld werd. Eerst op deze slieten een laag afgedorscht

roggestroo, daarop de rogge..’. Van het later algemene gebruik van de

(44)

woonhuiszolder als zaadzolder voor het bewaren van grote hoeveelheden gedorst graan was in dit stadium dus nog geen sprake: ‘..Elke week dorschte men af zooveel er noodig was. Boekweit werd op 't land gedorscht, in zakken direct naar de markt gebracht..’. Hieruit blijkt tevens dat rogge vooral voor eigen gebruik werd verbouwd, terwijl men de boekweit als handelsgewas teelde. Verder verbouwde men hier haver en aardappels, naar uit Uilkema's aantekeningen blijkt, en er werd enig vee gehouden:

‘..Op deze plaats worden gehouden 4 à 5 koeien, 2 kalvers en 2 varkens en biggen..’.

Voor de koeien had men hooiland nodig (twee van de gebintvakken waren bestemd voor de opslag van hooi); de nadruk lijkt hier echter op de akkerbouw te hebben gelegen. Het rundvee zal dan ook hoofdzakelijk als mestproducent zijn gehouden.

Ook de geringe omvang van het vertrekje dat ‘melkkelder’ werd genoemd en het ontbreken van een afzonderlijke karnruimte geven aan dat de zuivelproduktie hier niet van veel betekenis kan zijn geweest. De koestal was bovendien verdiept. In een potstal, waar het vee in een kuil op de eigen mest stond, was van de voor

zuivelbereiding noodzakelijke hygiëne meestal geen sprake. De mest werd slechts enkele malen per jaar verwijderd door de dubbele mestdeuren in de zijgevel. Achter de stalruimte, en door een houten wand daarvan gescheiden, lag de dwarsdeel met twee tasvakken. Hier werd alleen hooi bewaard, dat vanaf de grond werd opgestapeld.

Graan werd op de stalzolder bewaard en buiten op het erf. Uilkema noteerde dat men

de rogge hier binnenshuis bewaarde en de haver meestal buiten, wellicht in de op de

foto zichtbare mijten. Het achterste gedeelte van de schuur bevatte tenslotte nog een

schaapskooi die in open verbinding stond met de hooivakken.

(45)

28

(46)

29

Foto's behorend bij opmeting KU-8

(47)

30

(48)

31

KU-9 (1920) Appelscha (Fr.) woning van J. Bosma

(geen lijntekening aanwezig)

Naast grote boerderijen werden door Uilkema ook minder welvarende onderkomens bezocht, zoals het hier afgebeelde merkwaardige gebouw, dat ten tijde van de opmeting dienst deed als arbeiderswoning. Uilkema noteerde dat het huis uit 1704 of 1711 dateerde. Of het gebouw in zijn oorspronkelijke vorm en omvang bewaard was gebleven mag echter worden betwijfeld. Op de foto die Uilkema hier maakte is te zien dat voor- en achterhuis niet met elkaar in overeenstemming lijken. Het bakstenen woongedeelte week in omvang en indeling niet wezenlijk af van dat van de eerder besproken boerderijen; achter dit ruime voorhuis bevond zich echter een extreem klein schuurgedeelte met planken wanden. Waarschijnlijk betrof het hier een restant van een grote boerderij, waarvan het bedrijfsgedeelte ooit door brand of bouwvalligheid verloren was gegaan. Op de plattegrond is te zien dat de gebinten van voor- en achterhuis onderdeel moeten hebben uitgemaakt van hetzelfde constructieve systeem; de afmetingen en onderlinge afstand van de gebinten zijn vrijwel gelijk. Uilkema noteerde op het veldwerk dat de gebintstijlen op natuurstenen voeten stonden opgesteld. De zijgevels van het achterhuis lagen, zoals op de plattegrond te zien is, iets terug ten opzichte van het woonhuis. Aan één zijde was de zijbeuk zelfs geheel vervallen; daar liep de hoge zijgevel direct langs de gebintstijlen. De rechte achtergevel werd, blijkens een notitie op het veldwerk, gevormd door een eenvoudig houten schot tegen het achterste gebint. Het eerste travee achter het woonhuis werd ingenomen door een dwarsdeel met inrijdeuren. De functie van het achterste travee is niet duidelijk. Het in verhouding grote woongedeelte vertoonde de gebruikelijke opzet met de voornaamste woonruimte in de middenbeuk en kleinere vertrekken of bedsteden in de zijbeuken. De stookplaats bevond zich, zoals vrijwel overal in Friesland, tegen de voorgevel. Op de achterzijde van het veldwerk maakte Uilkema een doorsnedeschetsje, waarbij hij noteerde dat zich boven de middenbeuk een zaadzolder bevond. Ook dit wijst er op dat dit voorhuis

oorspronkelijk bij een grotere boerderij moet hebben behoord, waar behoefte was

aan opslagruimte voor een grote hoeveelheid graan. Het ontbreken van nadere

gegevens over de functie van het bedrijfsgedeelte en het onvoltooid zijn van de

bijschriften in de plattegrond van het voorhuis wijzen erop dat Uilkema deze opmeting

(49)

om de een of andere reden niet heeft kunnen voltooien. Het veldwerk werd ook niet

meer verder door hem uitgewerkt.

(50)

32

[Nieuweschoot]

(51)

33

KU-10 (26 augustus 1920) Nieuweschoot (Fr.)

boerderij van G. Ykema

1:400

Volgens Uilkema zou deze boerderij zo'n honderd tot honderdvijftig jaar geleden zijn uitgebreid tot de haakse vorm die hij hier bij zijn bezoek aantrof. Het oudste gedeelte bestond uit het, rechts op de foto zichtbare, lagere woonhuis met de recht daarachter gelegen stal. In dit bouwdeel vond men ook de in zuidoost-Friesland inheemse gebintconstructie met verlaagde gebintbalk. (Of het hier ging om

ankerbalken of om tussenbalken valt uit Uilkema's notities niet op te maken.) Op de balken lagen slieten; de zolder boven de middenbeuk was oorspronkelijk de enige tasruimte voor de oogst. Op een bepaald moment moet men hier echter behoefte hebben gekregen aan meer opslagen stalruimte dan het oude gebouw kon bieden. De benodigde uitbreiding werd gerealiseerd door een grote nieuwe schuur haaks aan het oude achterhuis aan te bouwen (zoals ook bij KU-3 en KU-4.) Deze schuur had zowel een ander type draagconstructie (met dekbalkgebinten) als een geheel andere indeling.

Het hooi werd in de middenbeuk vanaf de grond opgestapeld; het graan bleef men

als vanouds op de slietenzolder boven de stal bewaren. In de nieuwe schuur vond

men behalve tasruimte, een inrijruimte voor wagens en een dorsvloer ook extra

stalruimte. Het grootste gedeelte van het vee bleef men echter in de oude stalruimte

onderbrengen, waar Uilkema tijdens zijn bezoek een moderne grupstal aantrof. Hij

noteerde echter, op basis van mondelinge informatie van de boer, dat zich hier tot

dertig jaar tevoren nog een diepe potstal had bevonden, die de gehele middenbeuk

in beslag nam. De huidige grupstal besloeg dezelfde ruimte als de oude potstal en

ook het vee stond nog grotendeels op dezelfde wijze opgesteld: met de koppen naar

(52)

de zijbeuken, waarlangs vroeger de voergangen liepen. Doordat men echter bij de

stalmodernisering de buitenstijlruimten door middel van schotten van de middenbeuk

had afgescheiden stond het vee nu met de koppen naar een wand, wat sterk deed

denken aan de Friese stalindeling (zie bijvoorbeeld KU-2). Dit effect werd nog

versterkt doordat men, net als bij de gewone Friese stal, tussen de koeien schotten

had aangebracht. Ook aan het woongedeelte was hier in de loop der tijd veel

veranderd. Achter de voorste kamer waren allerlei vertrekken afgescheiden die in

eerste opzet niet aanwezig zullen zijn geweest, zoals een gang, een werkplaats en

een slaapkamer. Naast de voorkamer, maar niet daarmee verbonden, bevond zich

een afzonderlijk gebouwtje dat als zomerwoning diende.

(53)

34

[Mildam]

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De indeling begane grond van het woongedeelte (ontleend aan brochure makelaar) Het woongedeelte heeft achter de voorgevel een hal waaraan links en rechts kamers gelegen zijn.

Hoewel we op dit moment nog niet de beschikking hebben over een officiële zuivelruimte, hebben we de werkwijze flink aangepast, zodat de kwaliteit beter geborgd is?. Waar we eerst

Kleuters: Het is lente, mogen wij met de biggetjes dansen Boer: Jawel, daar zijn ze [wijst naar de biggetjes]. [de kleuters lopen naar de 2 biggetjes, nemen ze mee naar voren

Doordat aan de westzijde op het erf een boerencamping en in de hoeve boerderij kamers zijn kan deze stal alleen gerealiseerd worden middels aanpassing/verplaatsing van het

Spelen op de verteltafel Taal/lezen voor groep 1 Afsluitingsactiviteiten. Opruimen en nabespreken Terugblik op

Kijk samen in de kast wat voor eten er in huis is, dat van de boerderij afkomstig kan zijn.. Neem boerderijfiguren of plaatjes van boerderijdieren (eventueel samen tekenen) en

Uilkema gaf deze vorm in Het Friesche boerenhuis (1916) zelf de naam van ‘Oud-Friesche greidboerderij’... veenweidegebied rond Grouw, waar vanouds het kleinere

Voor het gebied aan de Rijsdijk is het uitgangspunt dat de bebouwing iets verder naar achteren ligt en dat het gebied tussen de bebouwing en de dijk wordt ingevuld met groen en /