• No results found

GEMEENTE BEUNINGEN

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "GEMEENTE BEUNINGEN"

Copied!
81
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bestemmingsplan

Distelakkerstraat 10 – 12

Beuningen

(2)

Toelichting

(3)

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1 Inleiding 3

1.1 Aanleiding 3

1.2 Ligging plangebied 3

1.3 Geldende plannen 4

1.4 Leeswijzer 4

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie 5

2.1 Bestaande situatie 5

2.2 Toekomstige situatie 8

Hoofdstuk 3 Juridische planbeschrijving 9

3.1 Inleiding 9

3.2 Opbouw van de regels 9

3.3 Bestemmingen 10

Hoofdstuk 4 Beleidskader 13

4.1 Nationaal beleid 13

4.2 Provinciaal & regionaal beleid 13

4.3 Gemeentelijk beleid 15

4.4 Conclusie 20

Hoofdstuk 5 Milieu- & omgevingsaspecten 22

5.1 Bodem 22

5.2 Wegverkeerslawaai 22

5.3 Luchtkwaliteit 22

5.4 Externe veiligheid 23

5.5 Milieuzonering 26

5.6 Geur 27

5.7 Waterhuishouding 29

5.8 Ecologie 31

5.9 Cultuurhistorie & archeologie 31

5.10 Leidingen 32

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid 33

6.1 Economische uitvoerbaarheid 33

6.2 Overleg 33

6.3 Inspraak 33

6.4 Zienswijzen 33

6.5 Handhaving 34

(4)

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeenteraad van Beuningen heeft op 5 januari 2010 besloten om het perceel van het

transportbedrijf aan de Distelakkerstraat 10 in Beuningen (kadastraal bekend gemeente Beuningen, sectie G, nr. 249) aan te kopen. De hieraan gebonden activiteiten en bijbehorende ruimtelijke uitstraling pasten namelijk niet in de gemeentelijk voorgestane ontwikkeling van het gebied als recreatief, landschappelijk uitloopgebied. De gemeente wenst (zoals onder meer verwoord in haar structuurvisie) de relatie van de dorpen met het omliggende landschap te versterken door verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en vergroting van de recreatieve toegankelijkheid van het gebied.

In het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied' was de bedrijfsbestemming reeds vervangen door een woonbestemming, aangezien de voormalige bedrijfsactiviteiten ter plaatse inmiddels feitelijk reeds waren beëindigd. Ter plaatse wordt conform de huidige bestemmingsregeling 1 woning toegestaan. De gemeente wenst echter naast de bestaande vrijstaande woning op deze locatie één woongebouw met 2 wooneenheden te realiseren, in ruil voor de sanering van de bedrijfslocatie en sloop van bedrijfsbebouwing.

Om deze ontwikkeling mogelijk te maken wil de gemeente voor het plangebied het geldende bestemmingsplan herzien.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied is gelegen ten oosten van de Distelakkerstraat ter hoogte van nr. 10 (nr. 12 betreft de inmiddels gesloopte bedrijfshal), even ten noorden van de Van Heemstraweg en de kern Beuningen.

Ligging plangebied (rode omkadering)

(5)

1.3 Geldende plannen

De gronden binnen het plangebied maken deel uit van het bestemmingsplan 'Buitengebied' vastgesteld door de gemeenteraad van Beuningen op 14 juni 2011.

De gronden die vallen binnen het regime van dit bestemmingsplan hebben de bestemming 'Wonen', per bestemmingsvlak is 1 woning toegestaan, tenzij een bouwaanduiding 'maximum aantal

wooneenheden' is opgenomen. Het voornemen is om het aantal woningen uit te breiden met 2 wooneenheden. Dit is echter in het plangebied niet toegestaan.

Uitsnede geldend bestemmingsplan ter hoogte van plangebied

Gezien de uitbreiding van het aantal woningen is het nodig om het geldende bestemmingsplan voor het plangebied te herzien ex artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro).

1.4 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en deze toelichting. De regels en de verbeelding vormen de juridisch bindende elementen van het bestemmingsplan. De toelichting is als volgt opgebouwd:

In hoofdstuk 2 wordt de gebiedsvisie beschreven. Eerst komen de ruimtelijke opzet en de aanwezige functies in de bestaande situatie in het plangebied en de directe omgeving ervan aan bod. Daarna volgt de ruimtelijke en functionele beschrijving van de nieuwe ontwikkelingen en de onderbouwing hiervan;

In hoofdstuk 3 volgt de juridische planbeschrijving. In dit hoofdstuk wordt uiteengezet hoe de juridische regeling is vormgegeven;

In hoofdstuk 4 wordt het ruimtelijk relevante beleidskader van de verschillende overheidslagen weergegeven dat op het plangebied van toepassing is;

In hoofdstuk 5 komen de uitkomsten van de onderzoeken met betrekking tot milieu- en omgevingsaspecten als geluid, bodem en archeologie en leidingen;

In hoofdstuk 6 tenslotte komen de economische uitvoerbaarheid en de redenen waarom wordt afgezien van inspraak en overleg aan de orde.

(6)

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

2.1 Bestaande situatie

2.1.1 Landschappelijke structuur

De gemeente Beuningen is gelegen in een groot groen buitengebied nabij het water van de Waal. Het Beuningse grondgebied vormt min of meer een geleidelijke overgang van de stad naar het meer landelijke ‘Land van Maas en Waal’.

Dijkdoorbraken en overstromingen hebben hun sporen nagelaten in het Beuningse landelijk gebied.

De landschappelijke opbouw van de gemeente Beuningen kent hierdoor 3 landschapszones parallel aan de Waal:

1. Het rivierenlandschap. Een ruig, contrastrijk gebied, gekenmerkt door de dynamiek van rivier, natuurlijke beelden en extensief gebruik.

2. Het oeverwallenlandschap. Een kleinschalig patchwork-landschap met onregelmatige patronen.

Hier liggen de bebouwingslinten, dorpen en veel fruitboomgaarden. De oude dorpen liggen op de oeverwal, de stedelijke uitbreidingen liggen daaromheen. De kern Beuningen is gegroeid tot aan de A73.

3. Het kommenlandschap, of ‘Beuningse Veld’. Een grootschalig, open, rationeel (in grote rechte lijnen) verkaveld landschap en tevens een agrarisch productielandschap met weides en veehouderijen. Door de ontwikkeling van een aantal ontzandingen ontstaat in delen een meer parkachtig landschap. Het gebied kenmerkt zich naast de openheid door de lange rechte weteringen en rechte wegen met strakke wegbeplantingen.

Impressie ligging Beuningen en omgeving in het landschap (Bron: Structuurvisie Gemeente Beuningen)

Het plangebied is gelegen in het oeverwallenlandschap, ten noorden van de Van Heemstraweg. Het huidige landschap betreft een afwisseling van open en meer besloten gebied, van weides en fruitboomgaarden. De wegen zijn vaak wat kronkelig en verbinden verschillende

bebouwingsnederzettingen met elkaar. Deze zijn (deels) aangeplant met opgaande boomstructuren.

(7)

2.1.2 Stedenbouwkundige structuur

Omgeving

De locatie is onderdeel van een historische lintbebouwing aan de Distelakkerstraat. De woningen aan het lint zijn omstreeks 1930 gebouwd en maken onderdeel uit van een enclave van 5 woningen met een typerende mansardekap. De woningen in deze enclave zijn allen op gelijke afstand tot de straat gesitueerd. Dit zorg voort een onderlinge samenhang en structuur.

Historische kaart 1931, waarop het lint van 5 woningen reeds zichtbaar is.

De woning vooraan de weg vormt duidelijk het hoofdgebouw. Bijgebouwen zijn in vormgeving en afmetingen ondergeschikt aan het hoofdgebouw. De voortuinen zijn voorzien van sierbeplantingen en gecultiveerd, terwijl de zij- en achtertuinen ruiger zijn en een meer landelijk karakter hebben.

Aan het lint is sprake van gemengde afwisselende beplanting in vorm en soort. Op diverse plekken zijn nog boomgaarden gesitueerd.

Functioneel gezien bevinden zich aan de Distelakkerstraat hoofdzakelijk burgerwoningen alsmede een handelsbedrijf.

Planlocatie

Het plangebied zelf omvat het perceel Distelakkerstraat 10 (totale omvang van 0,414 ha). Op het zuidelijk deel van het perceel bevindt zich een vrijstaande woning bestaande uit 1 bouwlaag met mansardekap en bijgebouwen.

(8)

Impressie plangebied voorafgaand aan sloop loods en verwijdering (half)verharding (Bron:

http://maps.google.nl)

Ten noorden van de bedrijfswoning bevond zich een bedrijfsloods (circa 360 m2bruto vloeroppervlak (bvo)) met zadeldak. Het hele perceel was voorzien van (half)verharding voor het stallen van

vrachtwagens.

Aangezien de bodem ter plaatse verontreinigd bleek te zijn was een bodemsanering noodzakelijk.

Deze bodemsanering is in het voorjaar van 2012 reeds afgerond, waarbij de voormalige bedrijfsloods en alle aanwezige bedrijfsverharding van puin en asfaltgranulaat zijn verwijderd. Alleen de voormalige bedrijfswoning, inclusief bijgebouwen is gehandhaafd.

Impressie bestaande situatie na sloop loods en verwijdering (half)verharding.

(9)

2.2 Toekomstige situatie

In het plangebied wordt de ontwikkeling beoogd van realisering van 1 woongebouw (met 2 wooneenheden). Ten behoeve van deze ontwikkeling mag conform het (regionale)

functieveranderingsbeleid maximaal 50% van gesloopte (voormalige) bedrijfsbebouwing worden teruggebouwd. In onderhavig geval is naast verwijdering van alle erfverharding sprake van de sloop van 360 m2aan voormalige bedrijfsbebouwing. Er mag conform het regiobeleid dan een woongebouw worden teruggebouwd met een maximale oppervlakte van 180 m2. Zie voor een verdere uitleg over het provinciale en het regionale functieveranderingsbeleid respectievelijk de subparagrafen 4.2.1 en 4.2.4.

Voor een goede landschappelijke inpassing van de nieuwe percelen is een inrichtingschets opgesteld met inachtneming van de uitgangspunten uit het gemeentelijk landschapsontwikkelingsplan. De hoofdgedachte in de erfopzet is om duidelijkheid te creeren tussen het hoofdgebouw en het bijgebouw. Het nieuw toe te voegen woongebouw dient qua uitstraling en vormgeving het karakter van een agrarisch bijgebouw te krijgen. Dit dient tot uitdrukking te komen in de uiteindelijke

maatvoering en vormgeving, waarbij de oppervlakte van het woongebouw niet meer dan 180 m2mag bedragen. Daarnaast dient qua maatvoering te worden aangesloten bij de algemeen toegestane maximale bouw- en goothoogte van 10 meter respectievelijk 6 meter.

Het nieuw toe te voegen woongebouw wordt vanaf een nieuw aan te leggen toegangsweg ontsloten.

Bij elke wooneenheid worden 2 parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd.

Inrichtingsschets toekomstige situatie

Om de kavels in het landschap in te passen wordt aan de noordkant een groenstrook van minimaal 8 meter breed aangelegd met een totale omvang van ca 965 m2, bij voorkeur met gebiedseigen fruitbomen (zoals appels, peren en kersen). Daarnaast wordt voorgesteld de nieuwe kavel aan de zuidzijde voor een deel te omzomen met een haag en naar achter toe met wat losse boomvormende elementen, passend bij het gebied.

Aan de voorzijde van het perceel wordt de bestaande watergang doorgetrokken langs de weg. Dit ondersteunt het landschappelijk karakter van het gebied en draagt bij aan de waterhuishouding in het gebied. Deze watergang en berm blijven in gemeentelijk eigendom.

Om de realisering en instandhouding van de groenstrook te waarborgen is in de regels van het plan opgenomen dat het gebruik van het nieuw te realiseren woongebouw alleen is toegestaan, indien de landschappelijke inpassing binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan is gerealiseerd en in stand wordt gehouden conform deze inrichtingsschets.

(10)

Hoofdstuk 3 Juridische planbeschrijving

3.1 Inleiding

Het bestemmingsplan reguleert het gebruik van de gronden binnen het plangebied. Het plan biedt het gemeentebestuur een basis voor handhaving, indien op een bepaalde locatie activiteiten plaatsvinden die strijdig zijn met het bestemmingsplan en zodoende uit ruimtelijk oogpunt onwenselijk worden geacht.

Het bestemmingsplan vormt een belangrijk toetsingskader bij het verlenen van een

omgevingsvergunning voor het bouwen. Bouwaanvragen kunnen uitsluitend worden gehonoreerd indien voldaan wordt aan het bepaalde in de regels van dit bestemmingsplan. Overigens neemt het bevoegd gezag bij de beslissing omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen eveneens het Bouwbesluit en de bouwverordening in acht. Tenslotte wordt getoetst aan eisen van welstand.

In dit hoofdstuk volgt een toelichting op de juridische regeling. Het juridisch bindende gedeelte van dit bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding (plankaart) en de regels. De verbeelding en de regels dienen in samenhang met elkaar te worden begrepen.

In de regels zijn daarnaast wettelijk voorgeschreven bepalingen opgenomen inzake het overgangsrecht en een anti-dubbeltelregel.

Een algemene gebruiksbepaling en strafbepaling zijn niet meer in de regels opgenomen: in de op 1 oktober 2010 in werking getreden Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is in artikel 2.1 een algemeen gebruiksverbod voor gebruik in strijd met de bestemming opgenomen, alsmede een strafbaarstelling voor overtreding van het verbod.

De verbeelding en de regels zijn voorts opgesteld conform de landelijke Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012) en de digitale eisen die vanaf 1 januari 2010 aan

bestemmingsplannen gesteld worden. In deze standaard is de opzet van de regels en de benaming en verbeelding van bestemmingen en diverse functieaanduidingen, bouwaanduidingen en

maatvoeringsaanduidingen bindend voorgeschreven.

3.2 Opbouw van de regels

In deze paragraaf wordt uiteengezet welke gedachten aan de juridische regeling ten grondslag hebben gelegen en hoe deze uiteindelijk is vormgegeven. Het betreft hier de volgende aspecten:

verantwoording;

planvorm;

systematiek;

bestemmingen;

specifieke elementen;

overig.

De regels zijn onderverdeeld in 4 hoofdstukken:

Hoofdstuk 1: “Inleidende regels” bevat een artikel met begripsbepalingen. Daarnaast zijn in een apart artikel enkele bepalingen opgenomen omtrent de “wijze van meten”. Die bepalingen zijn van belang voor een juiste interpretatie van de bouwregels.

Hoofdstuk 2: “Bestemmingsregels”. In dit hoofdstuk zijn artikelsgewijs de regels behorende bij de specifieke bestemming neergelegd. De artikelen zijn opgezet volgens een vast stramien (conform de SVBP 2012), voor zover deze relevant zijn voor het betreffende artikel:

Bestemmingsomschrijving

Hierin is bepaald voor welke doeleinden de gronden bestemd zijn (met andere woorden: voor welk gebruik de gronden zijn gereserveerd);

Bouwregels

In deze bepaling is aangegeven aan welke maatvoeringseisen de bebouwing binnen de betreffende bestemming moet voldoen. In algemene zin geldt dat gebouwen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen worden gebouwd.

(11)

Afwijken van de bouwregels

In deze bepaling zijn afwijkingsbevoegdheden toegekend aan het bevoegd gezag ten aanzien van bepaalde bouwregels;

Specifieke gebruiksregels

In de bestemmingsregelingen is in bepaalde situaties expliciet aangegeven welk gebruik in ieder geval in strijd wordt geacht met de aan de gronden gegeven bestemming. Een dergelijk

gebruiksverbod is een nadere invulling van het algemeen gebruiksverbod, zoals opgenomen in artikel 2.1 van de Wabo;

Afwijken van de gebruiksregels

Deze bepaling bevat afwijkingsbevoegdheden van gebruiksregels;

Hoofdstuk 3: “Algemene regels” bevat bepalingen die van toepassing zijn op het gehele plangebied. Naast de anti-dubbeltelregel zijn de volgende bepalingen opgenomen:

Algemene bouwregels

In dit artikel is een regeling opgenomen voor ondergeschikte bouwdelen die de bouwhoogte, danwel het bouwvlak overschrijden

In de 'Algemene bouwregels' is tevens een regeling opgenomen voor gebouwen en bouwwerken die legaal zijn (of kunnen worden) gebouwd maar afwijken van de bouwregels van het bestemmingsplan.

Deze zijn in de bestaande maatvoering toegestaan.

Hoofdstuk 4: “Overgangs- en slotregel” bevat bepalingen die min of meer losstaan van de bestemmingsplanbepalingen, en worden om die reden in een apart hoofdstuk opgenomen. Hierin staan opgenomen:

Overgangsrecht:

In dit artikel is onder meer aangegeven dat de bestaande bouwwerken dan wel vergunde rechten tot het oprichten van een bouwwerk worden gerespecteerd, ook al wijken deze af van het onderhavige bestemmingsplan. Deze bouwwerken mogen gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd. Het is dus niet toegestaan om een bouwwerk af te breken en geheel te vernieuwen. Evenmin is het toegestaan om het bouwwerk geleidelijk aan helemaal te vernieuwen. In geval het bouwwerk door een calamiteit verloren is gegaan, mag wel tot gehele nieuwbouw worden overgegaan, mits de

omgevingsvergunning voor het bouwen binnen een termijn van 2 jaren na de calamiteit is aangevraagd. Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van de

bouwregels en bepalen dat bestaande afwijkingen mogen worden vergroot voor een uitbreiding van de bebouwing met maximaal 10 %. Illegale bouwwerken zijn expliciet uitgesloten van het

overgangsrecht.

Voor gebruik van gronden en opstallen is eveneens bepaald dat het gebruik dat strijdig is met het onderhavige plan, mag worden gecontinueerd.

Verandering van het gebruik is niet toegestaan, tenzij de afwijking naar haar aard en omvang wordt verkleind. Indien gebruik voor een periode van langer dan 1 jaar wordt onderbroken, mag dit gebruik niet meer worden hervat. Een uitzondering wordt gemaakt voor het gebruik dat reeds strijdig was met het voor het onderhavige bestemmingsplan ter plekke van kracht zijnde plan. Het overgangsrecht is op deze situaties niet van toepassing.

Slotregel:

In deze bepaling is de officiële benaming van het plan vastgelegd.

3.3 Bestemmingen

Op de verbeelding is de grens van het bestemmingsplangebied aangegeven. Binnen die grens zijn de verschillende bestemmingen met verschillende kleuren weergegeven. Voorts zijn diverse

aanduidingen opgenomen, waarnaar in de regels wordt verwezen.

(12)

Groen - Landschappelijke inpassing

De gronden binnen 'Groen - Landschappelijke inpassing' zijn bestemd voor water en

waterhuishoudkundige doeleinden alsmede het aanbrengen en instandhouden van gebiedseigen bomen ter landschappelijke inpassing van het te realiseren woongebouw, verhardingen en andere voorzieningen conform de in Bijlage 2 bij de regels opgenomen landschappelijke inpassing.

Oprichting van gebouwen en bouwwerken is hier niet toegestaan met uitzondering van erfafscheidingen.

Verkeer

De gronden met een verkeersfunctie en bijbehorende voorzieningen (zoals bermen en sloten) zijn bestemd als 'Verkeer'.

Wonen

De gronden binnen “Wonen” zijn bestemd voor de woningen binnen het plangebied.

Voor de situering en maatvoering van de woningen zijn er bepalingen opgenomen met betrekking tot:

Aantal woningen

In de regels is aangegeven hoeveel woningen binnen het bestemmingsvlak zijn toegestaan, en in welke bouwwijze. Dit betreft zowel de bestaande woning als nieuwe woningen.

Bouwwijze

In de regels is voorgeschreven dat de bouwwijze van een te herbouwen woning niet afwijkt van de bouwwijze van de oorspronkelijke (bestaande) woning. Dit betreft de bestaande vrijstaande woning.

Inhoud

De maximale inhoud van de bestaande woning (incl. aangebouwde bijgebouwen) is aangegeven in de regels.

Oppervlakte

De maximale oppervlakte van het te realiseren woongebouw is aangegeven in de regels.

Goot- en bouwhoogte

De maximale goot- en bouwhoogte voor woningen en vrijstaande bijgebouwen zijn aangegeven in de regels.

Situering gebouwen

Woningen (exclusief aangebouwde bijgebouwen) zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding “bouwvlak”. Vrijstaande bijgebouwen zijn ook buiten het bouwvlak toegestaan.

Het woongebouw is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - 1' en dient in vormgeving en uitwerking de uitstraling te hebben van een agrarisch bijgebouw.

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde is als uitgangspunt gehanteerd dat deze op het gehele bouwperceel zijn toegestaan. De toegestane maatvoering van verschillende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is aangegeven in de regels.

Voorwaardelijke verplichting

Het te realiseren woongebouw is uitsluitend toegestaan indien de landschappelijke inpassing binnen 2 jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan is gerealiseerd en in stand wordt gehouden conform de in Bijlage 2 opgenomen landschappelijke inpassing.

Bedrijvigheid bij de woning

Als aanvulling op de woonfunctie kan kleinschalige bedrijvigheid worden toegestaan, mits dit plaatsvindt binnen bestaande bebouwing. De woonfunctie is en blijft de overheersende functie.

Toegelaten zijn bedrijven uit bedrijfscategorieën 1, 2 en 3.1. Gedacht moet worden aan een

‘eenmans’ loodgietersbedrijf, schildersbedrijf, aannemersbedrijf enzovoorts. Door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning kunnen ook andere bedrijfsmatige activiteiten worden toegestaan, mits deze qua aard en omvang en invloed op het milieu en de omgeving gelijk zijn te stellen met de toegestane bedrijfsmatige activiteiten.

(13)

Als randvoorwaarde geldt onder meer, dat het grondgebruik voor de bedrijfsmatige activiteit maximaal 80 m2van het totale vloeroppervlak van de woning en/of bijgebouwen mag bedragen. De

bedrijfsactiviteit dient door de bewoner te worden uitgeoefend. Buitenopslag en stalling, detailhandel en/of groothandel, horeca en autogerelateerde bedrijven zijn niet toegestaan, met uitzondering van detailhandel in de vorm van een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en in verband met de bedrijfsactiviteit en handelsactiviteiten via het internet.

Mantelzorg

Gebruik van een bijgebouw voor mantelzorg kan op basis van de regels worden toegestaan via een omgevingsvergunning. Onder mantelzorg wordt verstaan: het anders dan bedrijfsmatig bieden van zorg aan een of meer leden van een op dat perceel wonende huishouding, die hulpbehoevend is of zijn op fysiek, psychisch en/of sociaal vlak.

Voorwaarde is onder andere dat het past binnen de geldende bouwregels en aantoonbaar kan worden gemaakt dat een dergelijke bewoning vanuit een oogpunt van mantelzorg nodig is.

(14)

Hoofdstuk 4 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt het actuele algemene ruimtelijke beleidskader behandeld met conclusies over de betekenis van het beleidskader voor het plangebied. Het specifieke sectorale beleid gericht op bepaalde thema's komt in Hoofdstuk 5 Milieu- & omgevingsaspecten aan bod.

4.1 Nationaal beleid

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld en in werking getreden. In deze visie schetst het Rijk de ambities tot 2040 en de doelen, belangen en opgaven tot 2028. Daarmee moet Nederland concurrerend, bereikbaar en veilig worden. Anders dan in de Nota Ruimte gaat de structuurvisie uit van het adagium 'decentraal, tenzij'. Het rijk kiest voor een

selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van nationale en provinciale belangen, de

besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien nationale of provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) respectievelijk provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen.

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen.

Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen.

In het plangebied zijn geen nationale belangen in het geding.

4.2 Provinciaal & regionaal beleid

4.2.1 Omgevingsvisie Gelderland

Op 9 juli 2014 is de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld, die op 18 oktober 2014 in werking is getreden. Dit is een structuurplan van de provincie Gelderland. De provincie kiest er in deze Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:

1. een duurzame economische structuur;

2. het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.

Ruimte in kernen en vrijgekomen bebouwing kan worden benut voor wonen en nieuwe economische dragers en als versterking van de vitaliteit van het (landelijk) gebied. Bij de nadere invulling van de uitgangspunten wordt ruimte gelaten voor lokale of regionale initiatieven door gemeenten of regionale samenwerkingsverbanden.

Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik

Nieuwe stedelijke functies in het buitengebied dienen te worden afgewogen in het licht van de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik. De Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik

(15)

vervangt het beleid van de woningbouwcontour en de zoekzones. De provincie verwacht van gemeenten dat zij bij grotere initiatieven voor functieverandering nagaan of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling die afgewogen moet worden. Als de nieuwe situatie qua omvang (aantallen woningen of oppervlaktes) of qua effecten (milieuhinder, verkeersantrekkende werking e.d.) dusdanig is dat de aard van het betreffende buitengebied qua karakter verandert, is er sprake van een

grootschalige ontwikkeling. In die gevallen is een afweging op grond van de Gelderse Ladder voor duurzaam ruimtegebruik aan de orde en zal de behoefte aan 'landelijk wonen' aangetoond dienen te worden.

Functieveranderingen op basis van de regionale regelingen die zijn opgesteld naar aanleiding van het Streekplan 2005 zullen over het algemeen kleinschalig van aard zijn, zodat een expliciete afweging met de Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik niet aan de orde is. Wel dient bij dergelijke kleinschalige initiatieven voor functieverandering aangetoond te worden, dat deze de aanwezige en te ontwikkeling economie en gebiedskwaliteiten versterken.

De provincie verstaat onder functieverandering: het hergebruik van vrijkomende (agrarische) bebouwing in het buitengebied waarbij:

al dan niet vervangende nieuwbouw plaatsvindt;

ruimtelijke kwaliteitswinst ontstaat door sloop van gebouwen, landschappelijke inpassing en eventueel aanvullende investeringen in ruimtelijke kwaliteit;

de vervangende nieuwbouw in verhouding staat tot het te slopen oppervlak;

de nieuwe functies qua aard en schaal passend zijn in het buitengebied.

Het voornemen betreft een kleinschalig initiatief dat betrekking heeft op het herontwikkelen van een niet-agrarische bedrijfslocatie cq bestaande bebouwde locatie in combinatie met ruimtelijke

kwaliteitsverbetering, gesitueerd buiten de Ecologische Hoofdstructuur. Het voornemen leidt niet tot aantasting van landschappelijke kernkwaliteiten en past daarmee in de Omgevingsvisie.

4.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

De Omgevingsverordening Gelderland is door Provinciale Staten op 24 september 2014 vastgesteld ter vervanging van de Ruimtelijke Verordening Gelderland en op 18 oktober 2014 in werking

getreden.

De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

De Omgevingsverordening richt zich net als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke

leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem.

De planlocatie is niet gelegen in het Gelderse natuurnetwerk, een waardevol open gebied of Nationaal landschap. Voor het plangebied is derhalve uitsluitend de bepaling met betrekking tot nieuwe woonlocaties (artikel 2.2.1.1) van belang. Nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen kunnen slechts worden toegestaan wanneer dit past in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma successievelijk de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio.

In het geldende regionale kwaliteitsprogramma (KWP3: 2010-2019) wordt de Stadsregio een netto woningbouwprogramma opgelegd van 26.000 woningen. De toevoeging van een woongebouw met 2 woningen passen binnen het KWP3.

De ontwikkeling van een voormalige niet-agrarische bedrijfslocatie tot een woonlocatie in combinatie met ruimtelijke kwaliteitsmaatregelen past binnen het regionale woningbouwprogramma en leidt daarmee niet tot strijdigheid met de Omgevingsverordening.

(16)

4.2.3 Regionaal Plan 2005 - 2020

De Stadsregio Arnhem – Nijmegen heeft in het Regionaal Plan de gemeenschappelijke

beleidsambities vastgelegd tot 2020. Gestreefd wordt naar een hoogwaardige regionale ontwikkeling van de Stadsregio als geheel.

De Stadsregio wil zich verder ontwikkelen als een aantrekkelijke regio voor huishoudens, bedrijven en bezoekers. In de woonconcessies is bepaald dat de steden tenminste 35 % van het totale

bouwprogramma in de betaalbare huur- en koopsector bouwen en de overige gemeenten, zoals Beuningen, 50 %.

Met de inwerkingtreding van de Ruimtelijke Verordening Gelderland zijn de woningbouwcontouren uit het regionaal plan hierin overgenomen. De Omgevingsverordening is het beleidskader waaraan de provincie bestemmingsplannen toetst.

4.2.4 Notitie functieverandering buitengebied

De 'notitie functieverandering buitengebied' van de Stadsregio Arnhem - Nijmegen stelt de

voorwaarden waaronder een functieverandering van een (agrarisch) bedrijf naar wonen, werken en woon-werkcombinaties mogelijk is. Een belangrijk aspect bij functieverandering is het bewerkstelligen van kwaliteitsverbetering in het buitengebied.

Functieverandering naar wonen

Functieverandering naar wonen is mogelijk bij volledige beëindiging van de bedrijfsmatige activiteiten.

Dit kan plaatsvinden door hergebruik van de bestaande woning en voormalige bedrijfsgebouwen of door sloop en vervangende nieuwbouw.

Sloop en vervangende nieuwbouw woongebouw

Naast hergebruik van voormalige bedrijfsgebouwen is functieverandering naar wonen ook mogelijk door sloop van alle voormalige bedrijfsgebouwen en herbouw van een woongebouw. Uitgangspunt hierbij is dat één woongebouw of maximaal twee woongebouwen met meerdere wooneenheden wordt gerealiseerd ter grootte van maximaal 50 % van de gesloopte bebouwing. Dit komt dan ter plaatse van de gesloopte bebouwing.

Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling van het te realiseren woongebouw met maximaal 2 wooneenheden mag maximaal 50% van de gesloopte (voormalige) bedrijfsbebouwing worden teruggebouwd.

In het plangebied was een loods aanwezig van circa 360 m2. Deze loods is inmiddels gesloopt. De maximaal toegestane oppervlakte van het woongebouw bedraagt derhalve maximaal 180 m2. Dit is als zodanig in de regels geborgd. Hiermee is de ontwikkeling passend in het beleid.

4.3 Gemeentelijk beleid

4.3.1 Strategische visie

In 2008 – 2009 is onderzoek gedaan naar de gewenste toekomst van de gemeente. Uit dit onderzoek is de strategische visie voortgekomen. In overleg met bewoners, ondernemers, ambtenaren en deskundigen heeft de gemeenteraad 6 strategische hoofdlijnen bepaald:

1. De 4 verschillende kernen en gemeenschappen zijn uitgangspunt;

2. De gemeente Beuningen wil een compacte, servicegerichte en ondersteunende organisatie zijn;

3. In de gemeente Beuningen kun je duurzaam wonen en leven;

4. De gemeente Beuningen is zuinig op het buitengebied;

5. De economische ontwikkeling van de gemeente Beuningen past binnen het landschappelijke karakter;

6. De gemeente Beuningen is sterk verbonden met de regio en biedt goede leef- en recreatieruimte.

Een belangrijke troef van de gemeente Beuningen in de regio is het zeer uiteenlopende aanbod aan woningen met een tuin. De gemeente stuurt al meer dan 20 jaar op de kwaliteit van leven die in deze regio zo hoog is. Wonen is dan ook de belangrijkste bijdrage aan de omringende regio. De sferen in de gemeente lopen uiteen van uitgesproken dorps in Winssen en Weurt, via het suburbaan en groeiend Ewijk tot het netwerkgewijze, meer kleinstedelijke klimaat van Beuningen.

(17)

De gemeente heeft steeds welwillend een bijdrage geleverd aan de uitbreiding van de woningvoorraad in de regio. Maar de gemeenschap hecht ook veel waarde aan zorgvuldige inpassing, organische groei en een behoedzame verandering die past bij de gemeenschappen. De vergrijzing en de ontgroening vragen om slimme toekomstbestendige investeringen in voorzieningen, door flexibele oplossingen en clustering van activiteiten. De kracht van de gemeenschap zal in sterke mate afhangen van het vermogen om de inwoners als vrijwilligers en mantelzorgers te betrekken bij het in stand houden van de voorzieningen, die fijnmaziger en kleinschaliger zullen worden.

De klimaatverandering vereist dat de uitstoot van CO2drastisch wordt teruggebracht en dat de inrichting klimaatbestendig wordt gemaakt. De gemeente wil de kwaliteit van de gemeente en de opgaven rondom duurzaamheid, met name op het gebied van wonen, een centrale rol geven. Dat betekent dat de gemeente meer wil doen dan wettelijk nodig is en haar eigen visie op kwaliteit van leven binnen de gemeente actief bewaakt en uitbouwt.

De gemeente Beuningen is en blijft vooral een woongemeente. Een belangrijke ontwikkeling is het verdwijnen van de scheiding tussen wonen en werken voor steeds meer mensen. De hoeveelheid bedrijven aan huis neemt gestaag toe; mensen werken meer thuis en recreëren meer op en rond hun werk. De provincie voorziet bovendien op termijn een forse afname van de beroepsbevolking; tot 2040 zelfs met meer dan 25 %. Grootschalig, industrieel ondernemen past niet meer in de gewenste identiteit van gemeente. Wel worden karakteristieken als (kleinschalig) initiatief, durf en

toekomstgerichtheid genoemd.

4.3.2 Structuurvisie Gemeente Beuningen

De gemeenteraad heeft de Structuurvisie Gemeente Beuningen vastgesteld op 8 mei 2012.

Hoofdopgaven

In de kern Beuningen is de laatste jaren al veel geïnvesteerd. Daardoor kent de kern Beuningen op structuurniveau momenteel een beperkt aantal opgaven. De hoofdopgaven voor Beuningen zijn:

1. Aandacht voor cultuurhistorie. De kern Beuningen is in de laatste drie decennia erg hard gegroeid. Dat heeft Beuningen bijzondere woonwijken gegeven met ieder een eigen identiteit, maar de consequentie is ook dat er geen sterke zichtbare herinnering bestaat aan de kern Beuningen. Het is de ambitie om de nog aanwezige structuren en elementen in het dorp beter zichtbaar te maken.

2. Versterken van de relatie met het omliggende landschap. De ambitie is de relatie tussen het dorp en het ommeland te versterken.

3. Gebiedsopgave Asdonck. Op deze plek ligt een specifieke opgave om de hier beoogde

woningbouw te ontwikkelen in samenhang met de kwaliteit of potentie die deze locatie heeft als entree voor de kern Beuningen. Ook de ligging van de Asdonck aan de drukke Van

Heemstraweg, welke nu min of meer een barrière vormt, vormt onderdeel van de gebiedsopgave.

Locatie Asdonck wordt als vitale wijk ontwikkeld. Ook ligt er een mogelijkheid om hier een gemeentebrede accommodatie te vestigen.

4. Herontwikkeling Hutgraaf, de vitale wijk. De locatie van de Hutgraaf kan herontwikkeld worden ten behoeve van woningbouw. De gemeente Beuningen wil met deze herontwikkeling de omliggende woonomgeving een positieve impuls geven. Hier wordt de vitale wijk ontwikkeld. Ook hier ligt er een mogelijkheid om een gemeentebrede accommodatie te vestigen.

5. Afronding van het centrum. Het centrum is het afgelopen decennium stevig vernieuwd. Het is de ambitie om een laatste verbeterslag te geven aan het centrum. Deze kans bestaat door

herontwikkeling van het gemeenschapshuis ‘de Lèghe Polder’ en door kwaliteitsversterking van het gebied Wilhelminalaan - Thorbeckeplein.

6. Evenemententerrein Beuningen.

(18)

Keuzes hoofdopgaven

Voor het plangebied is hoofdopgave 2 van toepassing.

Versterken van de relatie met het omliggende landschap

Op verschillende plekken wil de gemeente de bereikbaarheid van het omliggende landschap verbeteren. Zo wordt er aan de noordzijde ingezet op een betere oversteekbaarheid van de Van Heemstraweg en bestaat de ambitie om het landschap ten noorden van de kern toegankelijker te maken. Hiervoor is de visie “Oeverwal als landgoed” ontwikkeld. De essentie van deze visie is geïntegreerd in de structuurvisie.

4.3.3 Woonvisie

De gemeenteraad heeft de woonvisie op 27 september 2011 vastgesteld. De woonvisie vormt een leidraad voor het toekomstige woningbouwprogramma van Beuningen. In de woonvisie is

aangegeven voor wie wordt gebouwd, aan welke woonmilieus wordt gedacht en globaal is aangegeven welke plekken voor woningbouw in aanmerking komen. Belangrijke items in de woonvisie zijn:

kwaliteit voor kwantiteit;

betaalbaarheid van de woningen;

duurzaamheid van de woningen;

sociale kwaliteit van het wonen en de woonomgeving;

aantrekkelijkheid van de fysieke woonomgeving;

wensen van de woonconsument centraal.

Uitgangspunt voor de aanpak per kern is een gedifferentieerde bevolkingsopbouw die de vitaliteit van de kern of de wijk ten goede komt. Woningbouw sluit aan bij de behoefte per kern. Voor het

plangebied is geen specifiek beleid opgenomen. Wel is aangegeven in de woonvisie dat de gemeente flexibel omgaat met verzoeken tot functieverandering.

(19)

4.3.4 Nota Ruimtelijke Kwaliteit (2014)

Met ingang van 1 juli 2004 is het voor elke gemeente in Nederland verplicht een (vastgestelde) welstandsnota te hebben. Is dit niet het geval, dan is de gemeente niet meer bevoegd een bouwplan op welstand te toetsen. Met het bestemmingsplan en de welstandsnota, worden dus zowel de stedenbouwkundige opzet als de architectonische verschijningsvorm vastgelegd in een beleidskader.

Nieuwe (omgevingsvergunningsplichtige) bouwplannen dienen zowel aan het bestemmingsplan als aan de welstandsnota te worden getoetst.

Met deze nota wordt vastgelegd hoe het welstandstoezicht in de gemeente Beuningen inhoudelijk en procedureel is geregeld. Het doel is minder regels en een meer gedeelde verantwoordelijkheid. De nota geeft uitgangspunten en kaders voor de beoordeling van aanvragen, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen hoofdgebouwen en kleine bouwwerken.

Voor hoofdgebouwen worden op voorhand geen criteria aan welstand meer gesteld, maar wordt de definitieve aanvraag omgevingsvergunning wel voorgelegd aan een door de gemeente aangewezen deskundige voor een bindend advies. Indien de aanvraag wordt verzorgd door een architect uit het register en de aanvraag ambtelijk als ontvankelijk en volgbaar is getoetst kan het bindend advies van een door de gemeente aangewezen deskundige achterwege blijven.

Voor kleinere bouwwerken zijn wel toetsingscriteria opgenomen, voor zover deze kleinere bouwwerken conform gewijzigde nationele wetgeving niet vergunningvrij zijn geworden. Deze mogelijk van toepassing zijnde toetsingscriteria betreffen onder meer: maatvoering vormgeving, materiaal en kleur.

De gemeente is opgedeeld in deelgebieden, die over dezelfde kernkwaliteiten beschikken. De beschreven kernkwaliteiten betreffen geen vastgelegde toetsingscriteria, maar dienen ter

inspiratiebron voor de planontwikkeling en de beoordeling daarvan. Het plangebied maakt onderdeel uit van deelgebied 9: Oeverwallenlandschap. Kenmerkend voor dit deelgebied zijn onder meer navolgende kernkwaliteiten:

de oorspronkelijke agrarische bebouwing bestaat uit oudere (t-)boerderijen en schuren, waarvan de rooilijn meestal evenwijdig aan de weg is gesitueerd;

variatie in bebouwingsbeeld;

vrijstaande bebouwing met een individueel karakter, afgewisseld door weides of boomgaarden;

erf- en wegplanting, die bepalend is voor het landschapsbeeld;

eenvoudige architectuur met traditionele architectonische kenmerkenlangs de historische linten;

een hoofdmassa met een of twee lagen, en een kap met een lage gootlijst.

4.3.5 Gemeentelijke uitwerking ’Notitie functieverandering in het buitengebied’

De gemeentelijke notitie bevat een uitwerking van het provinciale en regionale beleid betreffende de

‘Functie verandering in het buitengebied’. De notitie is vastgesteld door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Beuningen op 26 januari 2010. De nota is nader verduidelijkt met een op 4 september 2013 vastgestelde beleidsregel, waarin de (on)mogelijkheden van saldering bij vervangende nieuwbouw van woningen na sloop van bedrijfsgebouwen in het buitengebied zijn beschreven. Onbeperkte saldering wordt als ongewenst aangemerkt.

Sloop en vervangende nieuwbouw

Functieverandering naar woningen is mogelijk door sloop van alle voormalige bedrijfsgebouwen en herbouw van een woongebouw of woning. Uitgangspunt hierbij is dat vervangende nieuwbouw wordt gerealiseerd ter grootte van maximaal 50 % van de gesloopte bebouwing ter plaatse van de

gesloopte bebouwing. Indien een woongebouw wordt gerealiseerd, mogen in dit woongebouw maximaal 4 appartementen danwel maximaal 3 eengezinswoningen worden gerealiseerd. Sloop vormt in vele gevallen de noodzakelijke verevening. Maar in sommige gevallen is het gewenst in te spelen op de specifieke situatie om daardoor een hogere ruimtelijke kwaliteit te bereiken. De verevening kan dan op een andere wijze aangevuld worden mits wordt onderbouwd dat dit de beoogde verbetering in de ruimtelijke kwaliteit oplevert.

Indien een verzoek minder dan 750 m² sloop betreft kan toch medewerking worden verleend, mits naast de sloop verevening plaats vindt op basis van een of meer in de notitie opgenomen wijzen, te weten:

(20)

- verkleining bouwvlak / 'groene' herbestemming;

- behoud van karakteristieke / monumentale bebouwing;

- verbetering infrastructuur;

- natuurontwikkeling;

- landschappelijke inpassing;

- aanleg recreatieve voorzieningen;

- een financiële verevening ten behoeve ruimtelijke ontwikkelingen buiten het plangebied (mits onderbouwd op basis van een gemeentelijke structuurvisie).

Aan de hand van de te slopen vierkante meters zal het college beoordelen of de verevening in verhouding staat tot de terug te bouwen massa. In de nadere beleidsregel is gesteld, dat deze mogelijkheid buiten toepassing kan blijven, aangezien de provincie in de praktijk deze mogelijkheid vrijwel nooit accepteert.

Het voornemen voorziet in de oprichting van één nieuw woongebouw, waarin 2 wooneenheden zullen worden gerealiseerd. Voor het nieuw op te richten woongebouw wordt een maximale oppervlakte van 180 m2toegestaan. Dit is 50% van de bedrijfsbebouwing die is gesloopt (360 m2). Daarnaast is alle aanwezige bedrijfsverharding verwijderd en wordt het bestaande bouwvlak verkleind. Bovendien wordt het nieuw te realiseren woongebouw voorzien van een goede landschappelijke inpassing en wordt een groene beplantingsstrook gerealiseerd met een omvang van 965 m2.

Met het voorgenomen initiatief wordt weliswaar minder dan 750 m2bedrijfsbebouwing gesloopt. Gelet op de hierboven beschreven vereveningsmaatregelen alsmede het gemeentelijk voorgestane

ruimtelijk beleid ter plaatse (ontwikkeling van het gebied als recreatief, landschappelijk uitloopgebied) wordt de toevoeging van een woongebouw ten behoeve van de beëindiging en sloop van een voormalig transportbedrijf toch passend beschouwd binnen de gemeentelijke beleidsuitgangspunten ter verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en vergroting van de recreatieve toegankelijkheid van het gebied.

In ambtelijk overleg heeft de provincie reeds aangegeven in te kunnen stemmen met voorgenomen ontwikkeling, mits het nieuwe woongebouw landschappelijk wordt ingepast. Het initiatief past immers binnen het huidig geldend provinciaal beleid, zoals opgenomen in de provinciale Omgevingsvisie en Omgevingsverordening.

4.3.6 Landschapsontwikkelingsplan

De gemeente Beuningen heeft in 2006 samen met de gemeenten Wijchen en Druten een

Landschapsontwikkelingsplan (LOP) opgesteld. De visie zet in op de versterking en ontwikkeling van de verschillende landschapstypen die het landschap in deze gemeenten karakteriseren.

Het plangebied is gelegen binnen het gebied 'Waaloeverwallen'. De doelstelling in de

Waaloeverwallen is het behouden van het kleinschalig samenspel van bebouwingslinten, dorpen, boomgaarden, kleine landschapselementen en weiden in onregelmatige patronen. De belangrijkste kwaliteiten van dit gebied zijn:

Kleinschalig samenspel van bebouwingslinten, dorpen, weiden en boomgaarden in onregelmatige patronen;

Zeer groene uitstraling door erven, boomgaarden, wegbeplantingen, windsingels en opslag rond plassen;

Afwisselend beeld;

Groene zones tussen dorpen.

Ruimtelijk streefbeeld

Het kleinschalig samenspel van bebouwingslinten, dorpen, weiden en boomgaarden in onregelmatige patronen is uitgangspunt bij ontwikkelingen, evenals de zeer groene uitstraling door erfbeplanting, hagen en wegbeplantingen. Belangrijk daarbij is het behouden van een vitaal en divers agrarisch gebruik. De overgang naar de Waalkommen is geleidelijk en verloopt in een grove slinger ten

noorden van de Van Heemstraweg. Alleen de oplettende waarnemer ziet duidelijke verschillen tussen oeverwal en kom. Het goed vormgeven van deze overgang is bij nieuwe ontwikkelingen een opgave.

(21)

De ontwikkeling van nieuwe landgoederen, buitenplaatsen en landelijk wonen passen bij het beeld van een veelzijdig en toegankelijk landschap met een functie voor landelijk wonen. Er geldt een 'ja, mits' beleid indien deze ontwikkelingen gericht zijn op de versterking van de kleinschaligheid en de functies van de oeverwallen.

De verhouding tussen groen en bebouwing in de linten moet zodanig blijven dat er sprake is van een groen en open lint. Er wordt ingezet op het kleinschalig houden van het patchwork door de

aanwezigheid van hagen, bosjes, wegbeplanting en solitaire bomen.

4.3.7 Kadernota Duurzaam Beuningen 2009 - 2012

Deze kadernota (vastgesteld door de gemeenteraad op 14 april 2009) biedt inzicht in de

maatschappelijke verantwoordelijkheid die Beuningen neemt met betrekking tot de onderwerpen:

Klimaat & Energie;

Duurzaam inkopen;

Millenniumdoelstellingen.

De kaderstellende nota biedt een overkoepelend kader ten behoeve van diverse deelprojecten. Het biedt inzicht in de mate waarin huidige en nieuwe projecten een bijdrage kunnen leveren aan de overkoepelende doelen.

De gemeenteraad heeft op 14 april 2009 de volgende Duurzaamheidsdoelstelling vastgelegd:

Beuningen in 2020: 20 % CO2-reductie in 2020 (ten opzichte van 2005) en 20 % duurzame energie (Rijksdoelen CO2beleid);

De ambitie sluit aan op de Rijksdoelen voor 2020 voor CO2-reductie en duurzame energie, het VNG Klimaatakkoord uit 2007 en de MARN klimaatdoelen.

De gemeente Beuningen is in de perdiode 2009 – 2012 pragmatisch aan de slag gegaan met een groot aantal Duurzaamheids-, Energie- en Klimaatprojecten, zoals:

Energiezuinige woningbouw;

Energieafspraken met woningcorporatie over nieuwbouw en bestaande bouw;

Liefst alle woningen in Beuningen over 10 jaar gemiddeld een energielabel B;

Groene welkomstbox voor nieuwe en verhuizende bewoners;

Stimuleren van duurzame energiebronnen, zoals warmte-/ koudeopslag (WKO, warmteterugwinning uit grond- of oppervlaktewater) voor nieuwbouw;

Subsidie voor isolatie in de bestaande bouw;

Collectieve inkoop zonnepanelen;

Energiebesparing bij kantoren, scholen, zorginstellingen en supermarkten;

Stimulering elektrisch vervoer door realisatie E-netwerk met oplaadpunten;

De kansen in grote nieuwbouwprojecten en de bestaande woningbouw en bedrijven moeten benut worden. Voor de andere thema's zoals verkeer worden kansen op natuurlijke momenten benut, zoals bij nieuwe ontwikkelingen.

4.4 Conclusie

In het plangebied zijn geen nationale belangen in het geding.

Het voornemen betreft een kleinschalig initiatief dat betrekking heeft op het herontwikkelen van een niet-agrarische bedrijfslocatie cq bestaande bebouwde locatie in combinatie met ruimtelijke

kwaliteitsverbetering, gesitueerd buiten de Ecologische Hoofdstructuur. Het voornemen leidt niet tot aantasting van landschappelijke kernkwaliteiten en past binnen het regionale

woningbouwprogramma. De ontwikkeling leidt daarmee niet tot strijdigheid met het provinciaal beleid, zoals beschreven in de Omgevingsvisie en - verordening. In ambtelijk overleg heeft de provincie aangegeven in te kunnen stemmen met voorgenomen ontwikkeling, mits het nieuwe woongebouw landschappelijk wordt ingepast.

Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling van het te realiseren woongebouw met maximaal 2 wooneenheden mag maximaal 50% van de gesloopte (voormalige) bedrijfsbebouwing worden teruggebouwd. In het plangebied was een bedrijfsloods aanwezig van circa 360 m2. Deze loods is inmiddels gesloopt als gevolg van de noodzakelijke bodemsanering ter plaatse.

(22)

De maximaal toegestane oppervlakte van het op te richten woongebouw bedraagt 180 m2. Dit betreft exact 50% van de gesloopte (voormalige) bedrijfsbebouwing Hiermee is de ontwikkeling ook passend in het regionale beleid.

Met het voorgenomen initiatief wordt weliswaar minder dan 750 m2bedrijfsbebouwing gesloopt. Gelet op de aanvullende vereveningsmaatregelen alsmede het gemeentelijk voorgestane ruimtelijk beleid ter plaatse (ontwikkeling van het gebied als recreatief, landschappelijk uitloopgebied) wordt de toevoeging van een woongebouw ten behoeve van de beëindiging en sloop van een voormalig transportbedrijf passend beschouwd binnen de gemeentelijke beleidsuitgangspunten ter verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en vergroting van de recreatieve toegankelijkheid van het gebied.

(23)

Hoofdstuk 5 Milieu- & omgevingsaspecten

5.1 Bodem

5.1.1 Onderzoek

Op het perceel zijn in de periode 2007 - 2010 diverse bodemonderzoeken uitgevoerd, waarna bodemsaneringen zijn uitgevoerd (ter plaatse van een aanwezige halfverharding en een

olie-verontreiniging). Begin 2012 is de sanering afgerond. Er bleek nog een kleine restverontreiniging in het grondwater met minerale olie aanwezig op 1 locatie ter hoogte van de voormalige tank. Op de rest van het terrein zijn geen ernstige verontreinigingen meer aangetroffen. De verhardingen met puin en asbest zijn volledig verwijderd. De verwachting is dat de restverontreiniging met minerale olie middels natuurlijke afbraak zou verdwijnen. Het was niet kostenefficient een volledige

grondwatersanering op te zetten. In oktober 2012 is een actualiserend onderzoek uitgevoerd naar de restverontreiniging met minerale olie (Buro Boot, Briefrapport actualiserend onderzoek,

P12-0412-002, 11 oktober 2012). Deze bleek volledig verdwenen te zijn.

Er zijn conform de Wet bodembescherming geen verontreinigingen meer aanwezig op het terrein die de beoogde bouwplannen kunnen belemmeren. Er is geen aanleiding om een nader onderzoek uit te voeren of milieuhygiënische maatregelen te nemen.

5.1.2 Conclusie

De bodemkwaliteit, zoals aangetoond op basis van het uitgevoerde bodemonderzoek, levert geen belemmeringen op voor de beoogde bestemming.

5.2 Wegverkeerslawaai

5.2.1 Onderzoek

Er is een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling (Pouderoyen Compagnons, nr. 018579, d.d. oktober 2012).

Het onderhavige bestemmingsplan maakt de realisatie van één woongebouw met maximaal 2 woningen mogelijk, waar voorheen een bedrijf gevestigd is geweest. Het plan ligt binnen de geluidszones van de Distelakkerstraat en de Van Heemstraweg. De verkeersgegevens voor de wegen zijn verstrekt door de gemeente Beuningen.

De wettelijke voorkeursgrenswaarde voor woningen buiten de bebouwde kom, bedraagt 48 dB en de maximaal te ontheffen geluidsbelasting bedraagt 53 dB.

Uit het akoestisch onderzoek dat met standaard rekenmethode II (conform reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2012) is verricht blijkt dat de geluidsbelasting als gevolg van de Distelakkerstraat 45 dB bedraagt, ten gevolge van de Van Heemstraweg bedraagt deze 42 dB. De wettelijke

voorkeursgrenswaarde wordt door de beide wegen dus niet overschreden.

5.2.2 Conclusie

Vorenstaande houdt in dat het aspect wegverkeerslawaai geen belemmering vormt voor de vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.

5.3 Luchtkwaliteit

5.3.1 Wetgeving

Op 15 november 2007 is de wijziging van de 'Wet milieubeheer' in werking getreden. Deze wet vervangt het 'Besluit luchtkwaliteit 2005' en is één van de maatregelen die de overheid heeft getroffen om:

1. negatieve effecten op de volksgezondheid als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging aan te pakken;

(24)

2. mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkeling te creëren ondanks de overschrijdingen van de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit.

De paragraaf luchtkwaliteit in de 'Wet milieubeheer' voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en

milieugevolgen. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden.

Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe 'Wet luchtkwaliteit' geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:

er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;

een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt, wat wil zeggen dat een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging (meer dan 3 % ten opzichte van de grenswaarde);

een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat op 1 augustus 2009 in werking is getreden, nadat de EU op 7 april 2009 derogatie heeft verleend.

NIBM-grens woningbouwlocatie, 3 % criterium:

< 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg met een gelijkmatige verkeersverdeling;

Het plan voorziet in de realisatie van 2 extra wooneenheden. Dit aantal voldoet ruimschoots aan het NIBM-criterium voor woningbouwlocaties. In de nabijheid van het plangebied zijn geen siginificante bronnen die luchtverontreinigign veroorzaken aanwezig. Verder worden de normen zoals in de wet zijn opgenomen niet overschreden, dan wel vindt er ook geen dreigende overschrijding plaats.

5.3.2 Conclusie

Geconcludeerd wordt dat er geen belemmeringen zijn voor het aspect luchtkwaliteit.

5.4 Externe veiligheid

5.4.1 Wetgeving

Het externe veiligheidsbeleid is gericht op beperking en beheersing van risico's door opslag en gebruik van gevaarlijke stoffen binnen inrichtingen en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Het uitgangspunt van het beleid is dat burgers voor de veiligheid van hun omgeving mogen rekenen op een minimum beschermingsniveau (plaatsgebonden risico). Daarnaast moet bij ruimtelijke

ontwikkelingen de kans op grote calamiteiten met meerdere slachtoffers (groepsrisico) worden afgewogen en verantwoord bij een toename van het aantal personen binnen het invloedsgebied of een toetsingszone van een risicobron.

Voor (de omgeving van) de meest risicovolle bedrijven is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van belang. Artikel 1 van het Bevi bepaalt hierbij dat kwetsbare objecten woningen, scholen, gezondheidscentra en dagverblijven zijn en dat beperkt kwetsbare objecten gebouwen/ voorzieningen zijn zoals kantoren, winkels en parkeerterreinen. Aanvullend zijn in het Vuurwerkbesluit en het Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer (Barim = Activiteitenbesluit) veiligheidsafstanden genoemd die rond minder risicovolle inrichtingen moeten worden aangehouden.

Daarnaast is voor de omgeving van transportassen en buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen respectievelijk de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Crnvgs) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van toepassing. Dit Bevb is op 1 januari 2011 in werking getreden. Het Bevb sluit aan bij het toetsingskader dat in het Bevi is opgenomen.

Plaatsgebonden risico (PR)

De kans dat één persoon buiten het inrichtingsterrein overlijdt als gevolg van een calamiteit bij het bedrijf (plaatsgebonden risico).

Groepsrisico (GR)

De kans dat meerdere personen buiten het inrichtingsterrein overlijden als gevolg van een calamiteit bij het bedrijf (groepsrisico). Voor het groepsrisico wordt een oriëntatiewaarde gegeven en geldt voor nieuwe situaties een verantwoordingsplicht voor het bevoegd gezag.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dit betekend dat hier de keuze voor de beplanting uit soorten voor zavel/lichte klei- droog/vochtig bestaat, uit de sortimentslijst inheemse bomen en struiken... Het zeeklei-

De vlakken A,B en C worden door twee inritten van elkaar gescheiden 1 Treurbeuk: solitair element midden op perceel. 2 Notenboom: solitair element in

De voorzijde vormt de presentatie naar de Donksestraat en de westzijde vormt de overgang naar het open landschap en is onderdeel van het aanzicht van het dorp komende vanaf

Met deze opstelling blijft er ook voldoende ruimte en licht tussen de panelen voor een kruiden- en faunarijk grasland.. Om dezelfde hoeveelheid energie op te kunnen wekken

Kaart: Landschappelijke deelgebieden van Moerdijk [LANDSCHAPSKWALITEITSPLAN gemeente Moerdijk mei 2016]...

De aanwezige beplanting kenmerkt zich voornamelijk door laanbeplanting aan de zijden van de belangrijkste wegen door het gebied en aangeplant bos.. De kwaliteit van het

Het bestaande bedrijfsperceel wordt aan de zuid en westzijde verkleind en omgezet naar een agrari- sche bestemming. Tevens zullen hier bestaande bedrijfsgebouwen

De nieuwe ontwikkeling aan de Breestraat kan middels de voorgestelde inrichtingsmaatregelen zowel landschappelijke als stedenbouwkundig worden ingepast, waardoor er op een