• No results found

Bedrijventerrein Schoenaker 2011

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bedrijventerrein Schoenaker 2011"

Copied!
84
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

Inhoudsopgave

Toelichting 5

Hoofdstuk 1 Inleiding 6

1.1 Aanleiding 6

1.2 Ligging plangebied 6

1.3 Vigerende plannen 7

1.4 Planvorm 8

1.5 Leeswijzer 8

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie 9

2.1 Huidige situatie 9

2.2 Toekomstige situatie 11

Hoofdstuk 3 Juridische planbeschrijving 13

3.1 Inleiding 13

3.2 Opbouw van de regels 13

3.3 Bestemmingen 14

Hoofdstuk 4 Beleidskader 16

4.1 Nationaal beleid 16

4.2 Provinciaal en regionaal beleid 16

4.3 Gemeentelijk beleid 19

4.4 Conclusie 20

Hoofdstuk 5 Programma 21

5.1 Beleidsuitgangspunten plangebied 21

Hoofdstuk 6 Onderzoek 23

6.1 Bedrijven 23

6.2 Geluid 25

6.3 Bodem 26

6.4 Luchtkwaliteit 26

6.5 Externe veiligheid 28

6.6 Waterhuishouding 31

6.7 Ecologie 33

6.8 Archeologie en cultuurhistorie 35

6.9 Leidingen en straalpaden 38

6.10 Brandveiligheid 38

Hoofdstuk 7 Uitvoerbaarheid 39

7.1 Economische uitvoerbaarheid 39

7.2 Inspraak 39

7.3 Overleg 40

7.4 Handhaving 40

Bijlagen 41

Bijlage 1 Inspraak- en vooroverlegnotitie 42

Bijlage 2 Zienswijze-notitie 43

(3)

Regels 45

Hoofdstuk 1 Inleidende regels 46

Artikel 1 Begrippen 46

Artikel 2 Wijze van meten 50

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels 52

Artikel 3 Bedrijf - 1 52

Artikel 4 Bedrijf - 2 56

Artikel 5 Groen 60

Artikel 6 Kantoor 61

Artikel 7 Maatschappelijk - Crematorium 62

Artikel 8 Verkeer 63

Artikel 9 Water 64

Artikel 10 Leiding - Gas 65

Artikel 11 Waarde - Archeologie 1 67

Artikel 12 Waarde - Archeologie 2 69

Artikel 13 Waarde - Archeologie 3 71

Artikel 14 Waterstaat - Waterlopen 73

Hoofdstuk 3 Algemene regels 74

Artikel 15 Anti-dubbeltelregel 74

Artikel 16 Algemene bouwregels 74

Artikel 17 Algemene aanduidingsregels 75

Artikel 18 Algemene afwijkingsregels 78

Artikel 19 Overige regels 78

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels 79

Artikel 20 Overgangsrecht 79

Artikel 21 Slotregel 79

Bijlagen 80

Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten 81

Bijlage 2 geluidsnota/zonebeheerplan 82

Bijlage 3 Landschappelijke inpassing 83

(4)
(5)

Toelichting

(6)

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Hierbij is het per 1 januari 2010 verplicht om plannen digitaal vast te stellen en beschikbaar te maken. Verder stelt de nieuwe Wro dat bestemmingsplannen verplicht zijn voor het hele gemeentelijke grondgebied. Dus niet meer, zoals voorheen, alleen voor het buitengebied. Daarnaast moeten deze elke 10 jaar worden vastgesteld. (actualiseringsplicht).

Het gemeentelijke bestemmingsplannen-bestand is de laatste jaren voor het grootste deel geactualiseerd, maar bevat nog plannen die ouder zijn dan 10 jaar. Daarnaast bereikt een aantal geactualiseerde plannen ook opnieuw de leeftijd van 10 jaar. Alle bestemmingsplannen die op 1 juli 2003 onherroepelijk waren moeten, volgens artikel 9.1.4 van de Invoeringswet ruimtelijke ordening, uiterlijk op 1 juli 2013 zijn herzien. Daarom is een Plan van Aanpak (PvA) opgesteld om het gehele bestand te actualiseren, en actueel te houden, zoals de wet voorschrijft. Dit PvA is d.d. 5 oktober 2010 geaccordeerd in de gemeenteraad.

Met dit bestemmingsplan wordt een actuele en uniforme regeling verkregen voor bedrijventerrein Schoenaker. Hierbij worden de bestemmingsplannen opgezet conform één standaardregeling, waardoor vergelijkbare gebieden ook vergelijkbare mogelijkheden krijgen.

Elke herziening start met de vaststelling van de uitgangspunten die specifiek zijn voor het betreffende gebied. Voor het bestemmingsplan Schoenaker zijn onderstaande kaderstellende

beleidsuitgangspunten vastgesteld in de raadsvergadering van 15 februari 2011:

a. De goede beeldkwaliteit behouden en waar mogelijk versterken (aandacht behouden voor de beeldkwaliteit van bedrijven, groene setting, ruimtelijk straatbeeld, verbeteren kwaliteit van de entree van het terrein, bedrijfstypen weren die de huidige hoogwaardige kwaliteit schaden);

b. De bestaande hoogwaardige functionele kwaliteit behouden, en zo mogelijk versterken

(bedrijfstypen weren die dit kunnen aantasten. Het bestaande beleid om de autobranche te weren voortzetten);

c. De milieubelasting op de omgeving buiten het terrein niet laten toenemen;

d. Waar mogelijk uitbreiding van bedrijven binnen de bestaande fysieke grenzen van het terrein mogelijk maken, om economische groei te stimuleren, maar zonder de milieubelasting buiten het terrein te laten toenemen;

e. Een ruimtelijk, functioneel samenhangend gebied als plangebied vaststellen;

f. Aansluiten bij het op 18 mei 2010 vastgestelde milieubeleidsplan.

Daarnaast zijn er meer specifieke uitgangspunten opgesteld. Deze zijn opgenomen in hoofdstuk '5 Programma'.

Het bestemmingsplan heeft primair een beheersfunctie, dat wil zeggen het vastleggen en behouden van de bestaande ruimtelijke, functionele en verkeerskundige situatie. Nieuwe ontwikkelingen zijn van ondergeschikte aard en beperken zich voornamelijk tot reeds bestaande realisatiemogelijkheden van bedrijfsgebouwen (conform vastgestelde bestemmingsplannen) en het bieden van

uitbreidingsmogelijkheden voor de bestaande bebouwing. Wel wordt de uitbreiding van het perceel van de firma Duijghuizen in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied bestaat uit het Bedrijventerrein Schoenaker, met daarnaast het ten noorden daarvan

gelegen Crematorium Rijk van Nijmegen en de tussen het crematorium en de Schoenaker gelegen

kantoorpanden (ten noordwesten van de rotonde).

(7)

De noordelijke grens van het plangebied, ten westen van het crematorium, wordt gevormd door de afschermende groene gordel met waterpartij ten noorden van de Goudwerf om vervolgens aan de noordzijde van het crematorium en de kantoren te lopen richting de Schoenaker. Aan de oostzijde vormt de Schoenaker de begrenzing. Ten zuiden van het terrein loopt de grens langs de A73. Aan de westzijde wordt het bedrijventerrein begrensd door de Ewijkse Steeg.

Voor de ligging in groter verband het plangebied wordt verwezen naar bovenstaande luchtfoto.

1.3 Vigerende plannen

Voor het plangebied geldt voor het overgrote deel het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein

Schoenaker', vastgesteld door de gemeenteraad van Beuningen op 11 april 1989 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten (GS) van Gelderland op 29 september 1989. Het grootste deel van de gronden heeft hierbinnen de bestemming 'Bedrijventerrein (artikel 4)'. De strook bedrijven aan de Steeg heeft de bestemming 'Kleine bedrijven en wonen (artikel 6)'. De wegen, het water en de groenvoorzieningen zijn ook als zodanig bestemd.

Verder geldt voor hetzelfde gebied het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Schoenaker herziening 2007'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de gemeenteraad op 22 januari 2008 en goedgekeurd door GS op 13 juni 2008. De reden voor deze herziening was gelegen in het feit dat er binnen het bedrijventerrein sprake was van een toename van detailhandel, met name in de autobranche. Dit voltrok zich sluipenderwijs en was in strijd met de gemeentelijke beleidsuitgangspunten voor bedrijventerreinen. Naast de wenselijkheid en noodzakelijkheid om een en ander planologisch te regelen werden gelijktijdig de gebruiksbepalingen en de overgangsbepalingen in overeenstemming gebracht met de in 2007 geldende juridische inzichten. Het bestemmingsplan vormt een aanvulling op de regels van het moederplan.

Daarnaast geldt nog het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Schoenaker herziening Platinawerf'. Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad van Beuningen vastgesteld op 7 december 2010 en vervolgens onherroepelijk geworden. In dit bestemmingsplan is het planologisch kader geschapen om de doodlopende Platinawerf (vanaf de T-kruising met de IJzerwerf) in oostelijke richting (circa 225 m) te verlengen.

Voor het Crematorium Rijk van Nijmegen (Yarden Uitvaartcentrum) Schoenaker nr. 12 is het bestemmingsplan 'Crematorium' opgesteld. Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de

gemeenteraad van Beuningen op 13 september 1983 en goedgekeurd door GS van Gelderland op 6 juni 1984. Aan de betreffende gronden is de bestemming 'Crematorium' (artikel 3) toegekend.

Voor de aansluitende gronden rondom het crematorium geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied',

vastgesteld door de gemeenteraad van Beuningen op 21 september 1976 en goedgekeurd door GS

(8)

1.4 Planvorm

Het bestemmingsplan betreft een (gedeeltelijke) herziening ex artikel 3.1 Wro van de geldende bestemmingsplannen.

1.5 Leeswijzer

De toelichting van dit bestemmingsplan is als volgt opgebouwd:

 In hoofdstuk 2 wordt de gebiedsvisie beschreven. Omdat het een beheersplan betreft komen alleen de ruimtelijke opzet en de aanwezige functies in de bestaande situatie in het plangebied en de directe omgeving ervan aan bod;

 In hoofdstuk 3 volgt de juridische planbeschrijving. In dit hoofdstuk wordt uiteengezet hoe de juridische regeling is vormgegeven;

 In hoofdstuk 4 wordt het ruimtelijk relevante beleidskader van de verschillende overheidslagen weergegeven dat op het plangebied van toepassing is;

 In hoofdstuk 5 worden de beleidsuitgangspunten voor het bedrijventerrein beschreven;

 In hoofdstuk 6 komen de milieu- en omgevingsaspecten als bedrijven (milieuzonering), geluid, bodem, luchtkwaliteit, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie, archeologie en

cultuurhistorie en leidingen aan bod;

 In hoofdstuk 7 tenslotte komen de economische uitvoerbaarheid en de resultaten uit inspraak en

overleg aan de orde.

(9)

Hoofdstuk 2 Gebiedsvisie

2.1 Huidige situatie

2.1.1 Historie

Het huidige bedrijventerrein is in 2 etappes tot stand gekomen in de jaren '80 en '90. In de jaren '70 werd in de regio Nijmegen het belang onderkend om ter bevordering van de werkgelegenheid en de economische ontwikkeling een gezamenlijk beleid te voeren. De bedrijventerreinen van Wijchen, Beuningen en Nijmegen werden beschouwd als regionale terreinen, bedoeld om de economische positie in de regio te versterken. Daarnaast leidde de sterke groei van het inwoneraantal in de jaren '70 tot het uitgangspunt dat Beuningen in een zekere mate zelf een bijdrage moest leveren aan de ontwikkeling van werkgelegenheidsterreinen.

Begin jaren '80 werd het eerste deel van het bedrijventerrein Schoenaker ontwikkeld. Het beschikbare terrein werd in een rap tempo uitgegeven, waardoor duidelijk werd dat er goede potenties waren voor de ontwikkeling van een uitbreiding enkele jaren later.

Er is nu geen sprake van een verdere uitbreiding van het terrein. Wel is er nog een flink stuk grond onbebouwd van een particulier (nabij lnterchem). Dit perceel kan echter niet optimaal ingevuld worden vanwege het feit dat de betreffende gronden zijn aangewezen als archeologisch monument.

Van de overige percelen zijn nog niet overal de maximale bebouwingsmogelijkheden benut.

Door de ligging aan de A73, en nabij Nijmegen, werd dit terrein met name geschikt geacht voor transport- en distributiebedrijven, kleine tot middelgrote productiebedrijven, die niet noodzakelijkerwijs in de stad gevestigd willen zijn, en dienstverlenende bedrijven en kantoren. Daarnaast wilde de gemeente de vestiging van grote bedrijven niet uitsluiten. Detailhandel zou wel worden uitgesloten.

2.1.2 Ruimtelijke en functionele structuur

Het plangebied betreft een vrijwel monofunctioneel bedrijventerrein dat grotendeels langs de A73 ligt, en wordt ontsloten via een rotonde bij de Schoenaker. Het terrein kenmerkt zich door een ruime opzet, met veel groen en water.

Luchtfoto plangebied

Alleen ten noorden van de Goudwerf, nabij de kruising met de Schoenaker, komen andere functies

voor. Het gaat dan om een crematorium en enkele kantoren.

(10)

Impressie kantoren aan de Schoenaker

Parkeren geschiedt grotendeels op eigen terrein, wat een opgeruimd straatbeeld geeft. Door de ligging aan de snelweg, en nabij woongebieden, is er in de loop der jaren steeds aandacht geweest voor de beeldkwaliteit, met name bij die bedrijven die zich vestigden langs de A73, maar ook aan de Goudwerf (noordzijde) waar het terrein grenst aan een van de toekomstige woningbouwlocaties van Ewijk.

Impressie bebouwing aan A73 ter hoogte van kruising Platinawerf - Nikkelwerf

Midden over het terrein, langs de oostzijde van de IJzerwerf, lopen 2 gastransportleidingen waarvoor

ruimte is gereserveerd. Deze ruimte mag niet bebouwd worden.

(11)

Impressie bebouwing aan oostzijde IJzerwerf inclusief strook met gastransportleidingen Aan de Steeg is een strook gerealiseerd met kleinere bedrijven, waarbij bedrijfswoningen zijn gebouwd. Dit laatste in tegenstelling tot de rest van het terrein, waar geen bedrijfswoningen voorkomen. Ook hier is aandacht voor een goede presentatie naar de omgeving.

Het deel van het bedrijventerrein aan de Steeg is in het verleden vooral uitgegeven aan plaatselijke bedrijven die elders binnen de gemeente op een ongunstige locatie gevestigd waren, en een alternatief zochten.

Impressie bebouwing de Steeg

2.2 Toekomstige situatie

Zoals al aangegeven in paragraaf 1.1 Aanleiding wordt in dit bestemmingsplan primair de bestaande ruimtelijke, functionele en verkeerskundige situatie vastgelegd. Nieuwe ontwikkelingen zijn van ondergeschikte aard en beperken zich voornamelijk tot reeds bestaande realisatiemogelijkheden van bedrijfsgebouwen (conform vastgestelde bestemmingsplannen) en het bieden van

uitbreidingsmogelijkheden voor de bestaande bebouwing.

(12)
(13)

Hoofdstuk 3 Juridische planbeschrijving

3.1 Inleiding

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) geeft gemeenten de plicht tot het opstellen van een

bestemmingsplan. In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is nader uitgewerkt uit welke onderdelen een bestemmingsplan in ieder geval moet bestaan. Dit zijn een verbeelding met planregels en een toelichting daarop. Daarnaast bieden zowel de Wro als het Bro opties voor een nadere juridische inrichting van een bestemmingsplan. Hierbij moet onder meer worden gedacht aan het afwijken met een omgevingsvergunning, wijzigingsbevoegdheden en het toepassen van nadere eisen. De bruikbaarheid van deze instrumenten is geheel afhankelijk van het doel van het

bestemmingsplan en de gewenste bestemmingsmethodiek van de gemeente Beuningen. Het uitgangspunt is dat het bestemmingsplan moet voorzien in een passende regeling voor de komende tien jaar, dit is de geldigheidsduur van een bestemmingsplan.

Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en gebouwen en bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De

verbeelding vormt samen met de regels het voor de burgers bindende onderdeel van het bestemmingsplan.

Bevoegdheid

Onder bevoegd gezag verstaan wij het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning. Over het algemeen zijn burgemeester en wethouders het bevoegd gezag. Het kan echter incidenteel voorkomen dat bijvoorbeeld het Rijk dan wel de provincie het bevoegd gezag is. Burgemeester en wethouders zijn overigens altijd bevoegd gezag bij het wijzigen van een plan en het stellen van nadere eisen.

3.2 Opbouw van de regels

De planregels vallen in vier hoofdstukken uiteen. Hoofdstuk 1 bevat de algemene voor het plangebied geldende bepalingen, de inleidende regels. Hoofdstuk 2 regelt de bestemmingen en het daarop toegestane gebruik. Hoofdstuk 3 bevat de algemene regels, zoals de anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels, algemene afwijkings- en algemene wijzigingsregels en tot slot de algemene

procedureregels. Tenslotte komt in hoofdstuk 4 het overgangsrecht en de slotbepaling aan bod.

Inleidende regels Begrippen

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing van het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover er geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normale spraakgebruik.

Wijze van meten

Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten (die bij het bouwen in acht dienen te worden genomen) moeten worden gemeten.

Bestemmingsregels

Zie het gestelde in paragraaf 3.3.

Algemene regels Anti-dubbeltelregel

Het doel van de anti-dubbelregel is te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan

bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het

opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een

soortgelijke eis wordt gesteld.

(14)

Overgangsregels

Onderscheid is gemaakt tussen de overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken en de overgangsbepalingen ten aanzien van gebruik. De overgangsbepalingen ten aanzien van bouwwerken gelden vanaf terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan, de

overgangsbepalingen ten aanzien van gebruik vanaf het van kracht worden (inwerkingtreding) van het bestemmingsplan. Uitgangspunt is dat zo weinig mogelijk gebruik wordt gemaakt van het

overgangsrecht. Vooraf dient een afweging te worden gemaakt tussen legaliseren (positief bestemmen) dan wel handhaving van illegale situaties.

De overgangsbepalingen voor bouwwerken en gebruik zijn overgenomen uit artikelen 3.2.1 en 3.2.2 Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Slotregel

Het laatste artikel van de regels betreft de citeertitel van dit bestemmingsplan.

3.3 Bestemmingen

In het onderstaande wordt een korte toelichting gegeven op de bestemmingen zoals die in dit bestemmingsplan worden gehanteerd.

Enkelbestemmingen Bedrijf - 1

Dit is de hoofdbestemming van dit bestemmingsplan. Binnen deze bestemming zijn bedrijven in de categorieën 2 tot en met 3.2 toegestaan alsmede groothandel en kantoren. Het vigerende

bestemmingsplan is als basis voor de bestemmingsregeling gebruikt. Detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel, is niet toegestaan. Inpandige opslag ten behoeve van een

webwinkel (zonder showroom en afhaalpunt ter plaatse). Autogerelateerde bedrijvigheid is vanwege de gevolgen van deze vorm van bedrijvigheid voor de beeldkwaliteit, niet toegestaan binnen deze bestemming. Een uitzondering is gemaakt voor de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein-4. Deze uitzondering is gemaakt vanwege de omstandigheden dat dit een nieuwe locatie betreft waaraan door middel van een voorwaardelijke verplichting juridisch afdwingbare landschappelijke en beeldkwalitatieve inpassingseisen kunnen worden gesteld en deze locatie vanwege haar ligging ook vanuit bereikbaarheidsoverwegingen in aanmerking komt voor deze type bedrijvigheid. Op deze gronden is na landschappelijke inpassing en met de nodige

beeldkwaliteitseisen een wasstraat en een APK keuringstation toegestaan. Daarnaast is de bouw van bedrijfswoningen niet toegestaan. Op de verbeelding is aangegeven waar de gebouwen mogen worden gebouwd (bouwvlakken), wat het bebouwingspercentage per bouwperceel mag zijn en hoe hoog de gebouwen mogen zijn.

Bedrijf - 2

Deze bestemming ziet op de locatie aan de Steeg. Ingevolge het vigerende bestemmingsplan geldt hier de bestemming Kleine bedrijven en wonen. Conform de vigerende regeling wordt binnen deze bestemming een combinatie van bedrijven met bedrijfswoningen toegestaan. Binnen deze

bestemming zijn in aanvulling op de toegestane bedrijven binnen de bestemming bedrijf - 1 ook bedrijven van categorie 1 toegestaan. In tegenstelling tot de bestemming bedrijf - 1 zijn geen Kantoren, anders dan onzelfstandige kantoren (kantoren die bij een bedrijf horen), toegestaan.

Geluid

Dit betreft geen enkelbestemming doch een belangrijke regelling die is vastgelegd in artikel 17.1 van de regels en geldt voor de gronden die zijn bestemd als Bedrijf - 1 en Bedrijf - 2. De regeling geeft uitvoer aan de geluidsnota/zonebeheerplan zoals dat in januari 2004 is vastgesteld en in oktober 2011 is geactualiseerd. Inhoudelijk komt de regeling erop neer dat per bedrijfskavel een geluidsruimte van 60 dB(A)/m

2

wordt vastgelegd. Deze norm is gebaseerd op de geluidszone zoals deze in de geluidsnota/zonebeheerplan is vastgelegd. Op de verbeelding zijn de bedrijfskavels aangeduid die niet voldoen aan de genoemde waarde van 60 dB(A)/m

2

etmaalwaarde. In de tabel van artikel 17.1 is aangegeven welke waarde voor de aangeduide bedrijfskavels geldt. Om flexibiliteit in het

bestemmingsplan in te bouwen is een afwijkingsbepaling en een wijzigingsbepaling opgenomen om

de geluidsruimte voor een bedrijfskavel te vergroten indien er een bedrijfseconomische noodzaak is

en de geluidemissie niet kan worden beperkt door middel van het toepassen van technische middelen

(bronmaatregelen). De afwijking en wijzigingsbevoegdheid kunnen niet gebruikt worden indien een

hogere geluidsemissie leidt tot een overschrijding van de bewakingspunten (de geluidzone) zoals die

in de geluidsnota/zonebeheerplan zijn opgenomen.

(15)

Om blijvend te garanderen dat de vastgestelde geluidzone niet wordt overschreden door het weghalen van bebouwing die door middel van een geluidafschermende werking akoestisch relevant zijn, is in de regeling een omgevingsvergunningplicht voor het slopen van gebouwen opgenomen.

Deze vergunningplicht geldt niet voor gebouwen die niet hoger dan 6 m zijn of een lengte van minder dan 10 m hebben.

Groen

Het structurele groen binnen het plangebied heeft de bestemming groen gekregen. Voorzieningen voor langzaam verkeer zijn toegestaan (paden), parkeervoorzieningen zijn niet toegestaan.

Kantoor

De kantoren aan de Schoenaker hebben de bestemming kantoor gekregen. Deze bestemming is gebaseeerd op de feitelijke situatie zoals die met een artikel 19 WRO-procedure juridisch- planologisch ontstaan is. Op de verbeelding is een bouwvlak opgenomen met een maximum bebouwingspercentage. Daarnaast is op de verbeelding aangegeven wat de maximale bouwhoogte van de gebouwen is.

Maatschappelijk - Crematorium

Het crematorium aan de Schoenaker heeft een specifieke bestemming gekregen. Bij de specifieke bestemming is de vigerende regeling als uitgangspunt genomen. Op de verbeelding zijn de

bouwvlakken en de maximale bouwhoogte aangegeven. In de regels is opgenomen dat er maximaal 4.700 m² aan bebouwing is toegestaan.

Verkeer

De wegen in het plangebied met een doorstroomfunctie hebben de bestemming verkeer gekregen.

Water

Het oppervlaktewater in het plangebied heeft de bestemming water gekregen.

Dubbelbestemmingen

In dit bestemmingsplan zijn de dubbelbestemmingen Leiding - Gas, Waarde - Archeologie (3 varianten) en Waterstaat - Waterlopen opgenomen. Een dubbelbestemming geldt naast een

enkelbestemming en heeft het oogmerk om een specifiek belang te beschermen. Deze bescherming

is vormgegeven door middel van een bouwverbod (behoudens vergunning) en een verbod om

werkzaamheden uit te voeren (behoudens vergunning). Bij het verlenen van die vergunning door het

bevoegde gezag (meestal burgemeester en wethouders) wordt een specifieke deskundige (de

leidingbeheerder, een archeologische deskundige of de waterbeheerder) om advies gevraagd.

(16)

Hoofdstuk 4 Beleidskader

Het bestemmingsplan zal primair een beheersmatig karakter krijgen. Aangezien de beleidskaders met name gericht zijn op het sturen van ontwikkelingsgerichte ruimtelijke plannen, zijn de samenvattingen van de hogere overheidsinstanties beperkt tot een inleiding en relevante beleidslijnen gericht op bestaande en te behouden bebouwde gebieden.

4.1 Nationaal beleid

Op 1 juli 2008 is de fundamentele herziening van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) in werking getreden, de zogenaamde Wet ruimtelijke ordening (Wro). De wetswijziging zorgt voor een duidelijke taakverdeling tussen de overheden waarbij ruimtelijke beleidsplannen van rijk, provincie en gemeenten in hoge mate verticaal op elkaar zijn afgestemd. In de Wro is de sturingsfilosofie dat elke overheid op basis van de eigen verantwoordelijkheid en de daarbij behorende instrumenten vooral proactief optreedt ter realisering van haar eigen ruimtelijk beleid. Hiertoe stelt elke overheidslaag een structuurvisie vast. De Nota ruimte en het Streekplan Gelderland 2005 worden aangemerkt als structuurvisie in het kader van de Wro.

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving en vervangt enkele ruimtelijke doelen en uitspraken uit andere documenten. In deze visie schetst het Rijk de ambities tot 2040 en de doelen, belangen en opgaven tot 2028. Daarmee moet Nederland concurrerend, bereikbaar en veilig worden. Anders dan in de Nota Ruimte gaat de structuurvisie uit van het adagium 'decentraal, tenzij'. Het rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen.

4.2 Provinciaal en regionaal beleid

Zoals hierboven aangegeven wordt het streekplan aangemerkt als structuurvisie in het kader van de Wro. De provincie ziet er op toe dat bestemmingsplannen ook inderdaad worden vastgesteld conform hun beleid, waarbij zij een reactieve rol vervult. Een en ander vraagt om een nadere vertaling van het streekplanbeleid. Die vertaling is neergelegd in de Wro-agenda, die beoogt een kader te bieden voor de toepassing van nieuwe instrumenten en duidelijkheid te bieden waar dit al kan. In deze agenda, die het bestaande beleid en de gedragslijn “Gelderland en de nieuwe Wro” als uitgangspunt heeft, wordt beschreven welke instrumenten toegepast (kunnen) worden voor het verwezenlijken van provinciale doelen. De nieuwe wet verandert niets aan de inhoud van het streekplan 'Gelderland 2005', tenzij dit in de agenda is aangegeven. Voor het plangebied heeft de agenda geen

consequenties bovenop het streekplanbeleid.

4.2.1 Streekplan Gelderland 2005

De provincie beschrijft in haar streekplan de ruimtelijke kenmerken en kwaliteiten in nationaal perspectief en van de samenstellende regio's. De provincie onderkent in haar plan de

landschappelijke diversiteit en de regionale verscheidenheid, die hebben geleid tot een structureel verschillende, ruimtelijke opbouw. Het streekplan geeft – in provinciaal perspectief – op hoofdlijnen aan waar welke ontwikkelingen gewenst zijn.

Inmiddels heeft de provincie de Structuurvisie bedrijventerreinen en werklocaties opgesteld. Deze

structuurvisie vervangt het beleid met betrekking tot bedrijventerreinen uit het streekplan.

(17)

4.2.2 Regionaal structuurplan

In het regionaal structuurplan heeft de Stadsregio Arnhem – Nijmegen de gemeenschappelijke beleidsambities vastgelegd voor de ontwikkeling van de regio. Het plan kenmerkt zich door een uitvoeringsgerichte aanpak: ontwikkelingsplanologie.

Inmiddels heeft de provincie de Structuurvisie bedrijventerreinen en werklocaties opgesteld. Deze structuurvisie vervangt het beleid met betrekking tot bedrijventerreinen uit het regionaal structuurplan.

4.2.3 Structuurvisie bedrijventerreinen en werklocaties

Provinciale Staten van Gelderland hebben op 30 juni 2010 de Structuurvisie bedrijventerreinen en werklocaties vastgesteld. Deze structuurvisie vervangt het bedrijventerreinenbeleid uit het streekplan Gelderland 2005 en het regionaal structuurplan van de Stadsregio Arnhem - Nijmegen.

De structuurvisie bevat een aanpassing van het beleid van het in 2005 vastgestelde streekplan Gelderland en is een antwoord op nieuwe ontwikkelingen, te weten:

 toekomstprognoses wijzen erop dat na 2020 de vraag naar bedrijventerreinen sterk zal afnemen.

Op termijn (vanaf 2025) treedt zelfs krimp op;

 maatschappelijk is er weerstand tegen de verrommeling van het landschap ontstaan. Dit vertaalt zich in een vraag naar meer regie van de provincie op het (her)ontwikkelen van de juiste kwaliteit bedrijventerrein op de juiste plek.

Uitgangspunt van het nieuwe beleid is, dat er eerst optimaal gebruik wordt gemaakt van bestaande bedrijventerreinen voordat er nieuwe worden ontwikkeld. Voldoende ruimte voor bedrijvigheid blijft beleidsuitgangspunt maar een overschot aan bedrijventerrein moet worden voorkomen. Verder wordt de gemeenten gevraagd extra aandacht te besteden aan kwalitatieve aspecten als een goede ruimtelijke inpassing, een zorgvuldige vormgeving en een zo laag mogelijke milieubelasting.

Toepassing van de SER-ladder is uitgangspunt van het provinciale beleid, waarbij aan het

accommoderen van de ruimtebehoefte voor bedrijventerreinen, in samenhang een volgorde wordt toegekend:

1. optimalisering gebruik beschikbare ruimte o.a. door herstructurering;

2. het beter benutten van de ruimte door meervoudig ruimtegebruik en intensivering;

3. en tenslotte indien nodig uitbreiding van het ruimtegebruik door bedrijventerreinen.

Bij bestaande en nieuwe locaties wordt een intensivering van het grondgebruik bewerkstelligd. Dit

draagt bij aan een waardecreatie op het terrein, die het ook voor bedrijven interessant maakt om te

investeren in de kwaliteit van het terrein. In onderhavig geval is sprake van de intensivering van het

gebruik van een reeds bestaand bedrijventerrein.

(18)

Bedrijventerrein Schoenaker behoort tot het (inter)nationaal stedelijk netwerk dat onderdeel is van het rode raamwerk. Bedrijventerrein Schoenaker is een lokaal bedrijventerrein.

Een deel van de bedrijvigheid is meer lokaal georiënteerd en zoekt een vestigingsplek direct bij haar toeleveranciers en afnemers. De provincie vindt het belangrijk dat er voor deze bedrijven

ontwikkelingsmogelijkheden zijn, maar niet meer overal. De aanleg van lokale terreinen mag alleen nog plaatsvinden aansluitend bij al aanwezige bedrijventerreinen of aansluitend bij kernen waar al een bedrijventerrein is gevestigd.

Aard en schaal

Of en in welke omvang een bedrijventerrein voor (inter)lokale bedrijvigheid nodig is, is afhankelijk van de al in deze gemeenten aanwezige bedrijven en voor zich nieuw ontwikkelende bedrijvigheid mits deze voldoet aan de criteria voor aard, schaal en functie. De provincie vindt het belangrijk dat aard, schaal en functie van de nieuwe bedrijven passen bij of een goede aanvulling zijn op de bestaande productie- en werkgelegenheidsstructuur en de omvang van de woonkern. Bij nieuwvestiging van bedrijven moet ook sprake zijn van een aangetoonde binding aan de betreffende gemeente/locatie en van een passend milieuregime (in beginsel maximale hindercategorie 3 volgens de VNG). Hiervan kan beargumenteerd worden afgeweken, bijvoorbeeld in het geval van vestiging van een bedrijf uit de zwaardere milieucategorie dat aan de betreffende gemeente/ regio is gebonden. Verder dienen het bereikbaarheidsprofiel van de betreffende locatie en het mobiliteitsprofiel van de (gewenste) vestigingen met elkaar in overeenstemming te zijn.

Instrumenten

Door middel van planbegeleiding wil de provincie de ontwikkeling van intergemeentelijke en lokale bedrijventerreinen stimuleren. De eisen met betrekking tot aard en schaal zullen worden opgenomen in de verordening ex artikel 4.1 Wro.

Kantoren

De provincie vindt een goed functionerende kantorenmarkt mede bepalend voor een goed

vestigingsklimaat en daarmee een belangrijke randvoorwaarde voor verdere economische groei van de regio's en het uitbreiden van de kenniseconomie in Gelderland.

Het bundelings- , locatie- en knopenbeleid in bestaand bebouwd gebied en stedelijke uitbreidingen is

bepalend voor nieuwe kantoorontwikkelingen. Van belang daarbij is tevens dat de aard, de schaal en

(19)

het mobiliteitsprofiel van de kantoorontwikkeling passen bij de betreffende locatie. Nieuwe kantoorlocaties dienen zoveel mogelijk te worden ontwikkeld op of nabij hoogwaardige OV-

verbindingen. Eigenstandige kantoorvestiging is niet mogelijk op monofunctionele bedrijventerreinen.

Hiervoor dienen specifieke kantoorlocaties.

4.2.4 Ruimtelijke Verordening Gelderland

Op basis van de Wro kunnen middels een provinciale verordening regels gesteld worden omtrent de inhoud en de toelichting van bestemmingsplannen, voor zover provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken. Provinciale staten van Gelderland hebben op 15 december 2011 de Ruimtelijke Verordening Gelderland (RVG) vastgesteld. Op 27 juni 2012 hebben Provinciale Staten de RVG deels herzien. Deze herziening is per 5 juli 2012 in werking getreden en verwerkt in de geconsolideerde versie.

In artikel 2.2 van de RVG is opgenomen dat nieuwe bebouwing ten behoeve van wonen en werken in een bestemmingsplan slechts is toegestaan:

 binnen bestaand bebouwd gebied;

 binnen de zoekzones bedrijventerreinen van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen;

 binnen de zoekzones wonen en werken uit de Streekplanuitwerking Zoekzones stedelijke functies en landschappelijke versterking, zoals opgenomen in bijlage 8;

 binnen de zoekrichting woningbouw van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen, mits 90 % van de woningen wordt gebouwd in de betaalbare huur en/of koopsector.

Het plangebied betreft een reeds bestaand bedrijventerrein dat is gelegen in “bestaand bebouwd gebied”, binnen de woningbouwcontour van de Stadsregio Arnhem - Nijmegen.

4.3 Gemeentelijk beleid

4.3.1 Economisch beleidsplan

In het Economisch beleidsplan 2009 (vastgesteld d.d. 14 april 2009) wordt aandacht geschonken aan de meest recente ontwikkelingen op het beleidsterrein economie binnen de gemeente Beuningen.

Wat staat de gemeente te wachten en wat is hierin bijvoorbeeld de rol van de Stadsregio Arnhem - Nijmegen.

Bedrijventerrein Schoenaker bevindt zich in de kern Beuningen en is met een oppervlakte van circa 67 ha het grootste bedrijventerrein van de gemeente. Het bedrijventerrein kenmerkt zich door een verzorgde uitstraling. Langs de A73 maakt een aantal bedrijven goed gebruik van de representatieve waarden van die locaties. Op het terrein zijn nog enkele percelen in ontwikkeling.

Het Bedrijventerrein is nog tamelijk jong (20 jaar). Er is geen sprake van verpaupering. Door adequaat onderhoud te plegen is het mogelijk om grootschalige revitalisering te voorkomen.

Knelpunt is wel de ontsluiting/toegang van het bedrijventerrein. In 2009 zijn voorstellen uitgewerkt om de toegang tot het bedrijventerrein te verbeteren.

4.3.2 Nota Ruimtelijke Kwaliteit

In de Nota Ruimtelijke Kwaliteit is vastgelegd hoe het welstandstoezicht in de gemeente Beuningen inhoudelijk en procedureel is geregeld.

De stedenbouwkundige opzet van het bedrijventerrein Schoenaker kenmerkt zich door de

grootschaligheid van de bedrijven die er gevestigd zijn. Met uitzondering van het deel direct aan de A73, hebben de bedrijven weinig uitstraling. Bij nieuwbouw is er meer aandacht voor de architectuur van het bedrijf en de inrichting van het omliggende terrein. Elk bedrijf heeft zijn eigen terreininrichting, die over het algemeen bestaat uit aan de straatzijde gelegen parkeerplaatsen en opslagruimte rondom het bedrijf. Op eigen terrein en in de openbare ruimte is weinig groen aanwezig. De

beplanting blijft beperkt tot onderhoudsarme soorten als bodembedekkers, laagblijvende heesters en boomclusters langs de A73. Op de Schoenaker hebben de bedrijven hoge hekwerken als

erfafscheiding.

(20)

Bedrijventerreinen zijn belangrijk voor de economie en werkgelegenheid. Het beleid is gericht op stimulering van de ruimtelijke kwaliteit en het dynamische en eigentijdse karakter van het

bedrijventerrein. Gestreefd wordt naar een zekere samenhang in plaatsing, volume en uitstraling van de bedrijfsbebouwing, zonder het individuele karakter van de bedrijven en hun eigen identiteit aan te tasten.

Voor de bedrijven gelegen aan de A73 en in de noordelijke begrenzing van bedrijventerrein Schoenaker geldt het hoogste welstandsniveau: niveau 1.

4.3.3 Milieubeleidsplan 2010 - 2014

Het milieubeleidsplan 2010 - 2014 is de opvolger van het milieubeleidsplan van de gemeente Beuningen van 2005-2009. De onderwerpen uit dat plan komen grotendeels overeen met die uit dit nieuwe plan, maar er is ook een duidelijke verschil. Waar voorheen puur sectoraal naar verschillende milieuthema.s werd gekeken, wil de gemeente met de uitvoering van dit Milieubeleidsplan komen tot gebiedsgerichte benadering van het lokale milieubeleid.

Het milieubeleidsplan geeft inzicht in de wijze waarop de gemeente de komende periode invulling wil geven aan haar verantwoordelijkheid om zorgvuldig om te gaan met de kwaliteit van het leefmilieu van haar inwoners.

Tijdens de gemeenteraadsvergadering van 13 mei 2010 is het Milieubeleidsplan 2010 - 2014 besproken. De gemeenteraad heeft opmerkingen geplaatst, die zijn verwerkt in het definitieve Milieubeleidsplan 2010 - 2014.

In het milieubeleidsplan staat dat voor bedrijventerrein Schoenaker in 2003 een geluidnota is

opgesteld. Aanleiding hiervoor was om de bedrijven ruimte te geven om uitbreiding mogelijk te maken en om toekomstige woningbouw te beschermen. De geluidnota moet door gewijzigde wetgeving worden geactualiseerd. Deze actualisatie staat gepland voor de komende beleidsperiode.

4.3.4 Geluid

In juni 2010 is de geluidnota bedrijventerrein De Schoenaker vastgesteld met als doel enerzijds geluidruimte te bieden en te behouden voor bedrijfsactiviteiten en anderzijds de toekomstige woningbouwlocatie ten Noorden van het bedrijventerrein te beschermen. Concreet hield dit in dat:

1. Een geluidreservering van ten minste 55 dB(A)/m² beschikbaar is en blijft voor de bedrijvigheid op bedrijventerrein De Schoenaker;

2. De cumulatieve geluidsbelasting van alle bedrijven tezamen ter plaatse van de toekomstige woningbouwlocatie ten noorden van De schoeaker zoveel mogelijk wordt teruggebracht tot een ambitiewaarde van 50 dB(A) met als uiterste grenswaarde 55 dB(A).

In voorbereiding op het opstellen van voorliggend bestemmingsplan, heeft de gemeenteraad besloten om de uitgangspunten van de geluidnota te verankeren in het bestemmingsplan. Als voorbereiding op deze actualisatie is het beheermodel gecontroleerd en geactualiseerd. Deze controle en actualisatie heeft geleid tot een positiever beeld op de referentiepunten. Tevens is meer geluidsruimte voor de bedrijven beschikbaar gekomen. De minimale beschikbare geluidsreservering per kavel is van 55 dB(A)/m2 gestegen tot 60 dB(A)/m2. De geluidsnota is opgenomen in Bijlage 2 van de juridische regeling.

4.4 Conclusie

Voorliggend bestemmingsplan heeft primair een beheersfunctie, dat wil zeggen het vastleggen en behouden van de bestaande ruimtelijke, functionele en verkeerskundige situatie. Het plangebied is gelegen binnen bestaand bebouwd gebied zodat hier geen specifieke rijks- of provinciale sturing op gericht is. Het feit dat kantoren gerealiseerd mogen worden is een geldend recht wat uit het

bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Schoenaker' uit 1989 is overgenomen in dit bestemmingsplan.'

Hiermee is het plan passend binnen de beleidskaders van de hogere overheidslagen.

(21)

Hoofdstuk 5 Programma

5.1 Beleidsuitgangspunten plangebied

Zoals al aangegeven in de aanleiding zijn voor het bestemmingsplan Schoenaker enkele

kaderstellende beleidsuitgangspunten vastgesteld door de gemeenteraad. Daarnaast zijn er meer specifieke uitgangspunten opgesteld. Deze zijn in het bestemmingsplan verwerkt en luiden als volgt:

1. De bestaande plangrens uitbreiden, door de kantoorpanden aan de Schoenaker, nrs. 6, 8, 10a, 10b, 10c, en het crematorium op nr. 12, op te nemen in het plan.

2. De reconstructie van de Goudwerf en uitbreiding van het perceel ten behoeve van de firma Duijghuijzen in de herziening opnemen.

Inmiddels is de reconstructie van de Goudwerf vervallen.

3. Op het perceel waar de uitbreiding van Duijghuijzen zal plaatsvinden, geen wasstraat en/of APK keuringsstation, beiden voor vrachtwagens van derden, toelaten.

4. a) Op het bestaande bedrijventerrein bedrijven (inclusief groothandel) toelaten in de milieucategorie 2, 3.1 en 3.2. (Categorie 1 bedrijven dus in beginsel weren);

b) Op de bedrijvenstrook aan de Steeg bedrijven (inclusief groothandel) toelaten in de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2;

c) Kantoren toelaten;

d. Bedrijven die op het bedrijventerrein De Sluis geweerd worden vanwege de gewenste kwaliteit aldaar, ook op bedrijventerrein Schoenaker weren;

e. Een afwijkingsbevoegdheid opnemen (voorheen ontheffing geheten) om, bij uitzondering en onder voorwaarden, milieu categorieen 4.1 en 4.2 bedrijven toe te kunnen laten.

5. Het beleid om automobiel gerelateerde bedrijven te weren, handhaven.

6. Het crematorium en de kantoorpanden aan de Schoenaker in beginsel bestemmen conform huidig gebruik.

7. Geen mogelijkheid tot detailhandel opnemen, uitgezonderd een afwijkingsbevoegdheid voor

detailhandel in zand, grind en stenen en soortgelijke detailhandel met dezelfde ruimtelijke

uitstraling die nu gevestigd zijn op minder geschikte locaties zoals in het buitengebied.

(22)

8. Geen bedrijfswoningen toelaten behalve op die locaties aan de Ewijkse Steeg waar reeds een recht ligt tot bouw van een woning.

Het is niet wenselijk bedrijfswoningen toe te laten op het gehele bedrijfsterrein. Het bestemmingsplan uit 1989 laat na vrijstelling een bedrijfswoning toe op het gehele bedrijventerrein. Hiervan is nooit gebruik gemaakt. Aan de Steeg worden daarentegen rechtsreeks bedrijfswoningen toegelaten.

Op bedrijfsterreinen die specifiek zijn bestemd en ingericht voor bedrijfsactiviteiten, zijn onnodig belemmerende en/of frustrerende factoren ongewenst. Vanuit dit beeld worden bedrijfswoningen niet passend geacht omdat:

a) bedrijfswoningen een optimale bedrijfsvoering en –ontplooiing negatief kunnen beïnvloeden, vooral omdat vanuit de rijksoverheid ten opzichte van bedrijfswoningen steeds stringentere milieunormen worden gesteld;

b) het in de praktijk voorkomt dat bedrijfswoningen los van het bijbehorende bedrijf worden verkocht, hierdoor ontstaat burgerbewoning op het bedrijventerrein. Burgerwoningen worden, geredeneerd vanuit aanvaardbaar woonklimaat en ontwikkelingsmogelijkheden voor het bedrijventerrein, onaanvaardbaar geacht;

c) handhaving op dit punt is erg lastig;

d) bedrijfswoningen een belemmering vormen voor het volledig benutten van de bestaande ruimte (intensief ruimtegebruik) op het bedrijventerrein;

e) door voortschrijdende techniek de noodzaak van een bedrijfswoning in veel gevallen niet of niet meer aanwezig is.

Met deze motivering worden nieuwe bedrijfswoningen ook geweerd van het bedrijventerrein Schoenaker, met uitzondering van de Ewijkse Steeg.

9. Bebouwing: Het ruimtegebruik optimaliseren/intensiveren. Hetgeen concreet inhoudt het bebouwingspercentage van 70 % naar 80 % gebracht kan worden.

Optimaal gebruik van de ruimte op bedrijventerrein is wenselijk om de economische groei te bevorderen. In voorliggend bestemmingsplan is vastgehouden aan het geldende

bebouwingspercentage van 70 %. Wel zit er in de juridische regeling een mogelijkheid om van die 70 % af te wijken en een bebouwingspercentage van 80 % per bouwperceel toe te staan. Deze keuze is gemaakt om grip te houden op de parkeerbehoefte op het bedrijventerrein.

10. De 'geactualiseerde geluidnota 2010' juridisch integreren in de regels van het bestemmingsplan Hiermee wordt een juridisch toetsingskader gecreëerd, op basis waarvan naleving kan worden afgedwongen. De noodzaak blijkt uit een uitspraak van de Raad van State van 22 december 2010. De nota is vastgesteld in juni 2010, en zal moeten worden aangepast naar aanleiding van deze herziening. Het doel van de geluidnota was tweeledig: Ruimte voor bedrijfsactiviteiten te bieden en te behouden, en daarnaast uitbreidingslocaties voor woningbouw te beschermen.

11. Waar noodzakelijk onderzoeken (laten) verrichten.

Het verrichten van onderzoek is nodig om aan te tonen dat het bestemmingsplan haalbaar is. Het gaat dan om flora en faunaonderzoek, bodemonderzoek, archeologisch onderzoek en een planschade risicoanalyse vanwege het creëren van een nieuw stuk bedrijventerrein voor de firma Duijghuijzen.

12. Overleg met de ondernemersvereniging en een inspraakfase laten voorafgaan aan de wettelijke bestemmingsplanprocedure.

Op 11 oktober 2011 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen het bestuur van de

ondernemersvereniging en de gemeente over de uitgangspunten van voorliggend

bestemmingsplan.

(23)

Hoofdstuk 6 Onderzoek

6.1 Bedrijven

6.1.1 Algemeen

De toelaatbaarheid van bedrijvigheid kan globaal worden beoordeeld met behulp van de methodiek van de brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’ (editie 2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). In deze brochure is een bedrijvenlijst opgenomen, die informatie geeft over de milieukenmerken van verschillende typen bedrijven. In de lijst is op basis van een aantal factoren (waaronder geluid, geur en gevaar) een indicatie gegeven van de afstand tussen bedrijven en hindergevoelige functies (zoals woningen) waarmee gemeenten bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening kunnen houden. Deze afstand is gebaseerd op de grootste indicatieve afstand. De lijst is algemeen geaccepteerd als uitgangspunt bij het opstellen van bestemmingsplannen.

Milieuzonering is erop gericht een ruimtelijke scheiding aan te brengen tussen milieubelastende en milieugevoelige activiteiten. Over het algemeen gebeurt dit door de toelaatbaarheid van

bedrijfsactiviteiten via de planregels te koppelen aan een zogenaamde Staat van Bedrijfsactiviteiten.

Voor bedrijventerreinen kan daarnaast een zonering worden opgenomen. Door middel van een zonering kan worden vastgelegd waar de verschillende categorieën bedrijvigheid kunnen worden toegestaan. Hierbij wordt bedrijvigheid in een hogere milieucategorie op grotere afstand van woningen toegestaan dan bedrijven in een lagere categorie.

In de VNG-brochure worden twee omgevingstypen onderscheiden, namelijk ‘rustige woonwijk’/ ‘rustig buitengebied’ en ‘gemengd gebied’. De indicatieve afstanden uit de bedrijvenlijst zijn de afstanden die moeten worden aangehouden tot de gevels van woningen in een ‘rustige woonwijk’. Voor woningen in een ‘gemengd gebied’ mag deze afstand worden gecorrigeerd en kan de indicatieve afstand met één trede worden verlaagd. Een correctie is mogelijk voor de aspecten geluid, geur en stof. Voor het aspect gevaar is verlaging van de indicatieve afstand niet mogelijk. In onderstaande tabel is aangegeven om welke afstanden het gaat:

Categorie Richtafstand (m) tot omgevingstype Rustige woonwijk en rustig

buitengebied

Gemengd gebied

1 10 0

2 30 10

3.1 50 30

3.2 100 50

4.1 200 100

Door het opnemen van een zonering en een Staat van Bedrijfsactiviteiten kan op

bestemmingsplanniveau worden voorzien in voldoende afstand tussen hinderproducerende en hindergevoelige functies (grofmazige toetsing). Wanneer daadwerkelijk sprake is van de vestiging van een nieuw bedrijf vindt in het kader van de omgevingsvergunning voor een inrichting (of de algemene regelgeving op het gebied van milieuhinder) altijd een nadere (fijnmazige) toetsing plaats.

6.1.2 Milieuzonering Schoenaker

In dit bestemmingsplan is een beperkte zonering opgenomen. Op basis van onder meer de gemeentelijke uitgangspunten, het geldende bestemmingsplan en het provinciale beleid is bepaald dat bedrijven in de categorieën 2, 3.1 en 3.2 rechtstreeks toelaatbaar zijn in (delen van) het

plangebied, voor zover deze bedrijven voorkomen op de bijgevoegde Staat van Bedrijfsactiviteiten.

Dit in verband met het risico op planschade indien inwaarts gezoneerd zou worden. Echter, in het

kader van de aanvraag van een milieuvergunning/ melding zal wel toetsing plaatsvinden of de

voorgenomen activiteit leidt tot hinder bij gevoelige functies.

(24)

Het beleid met betrekking tot categorie 1-bedrijven is erop gericht om deze bedrijvigheid niet toe te staan op bedrijventerreinen. Dergelijke lichte bedrijvigheid is immers, gezien de beperkte hinder, goed inpasbaar in gebieden met functiemenging of woongebieden en past minder goed op

bedrijventerreinen zoals Schoenaker. Alleen in een smalle strook aan de Steeg, aan de westzijde van het plangebied, zijn bedrijven uit milieucategorie 1 toegestaan.

De zonering komt terug in 2 bedrijfsbestemmingen (‘Bedrijf-1’ en ‘Bedrijf-2’). Binnen de verschillende bestemmingen is bedrijvigheid in bepaalde categorieën toegestaan:

 Bedrijf-1: bedrijvigheid in milieucategorie 2 t/m 3.2 (indicatieve afstand maximaal 100 m).

 Bedrijf-2: bedrijvigheid in milieucategorie 1 t/m 3.2 (indicatieve afstand maximaal 100 m).

6.1.3 Staat van bedrijfsactiviteiten

Als bijlage bij de regels is een Staat van Bedrijfsactiviteiten opgenomen. Als een bedrijf zich op een bepaalde locatie in het plangebied wil vestigen, wordt getoetst of het bedrijf in de toegestane milieucategorie valt. Daarnaast wordt getoetst of het type bedrijf is opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Bedrijvigheid die niet voorkomt in de Staat van bedrijfsactiviteiten, maar die daarmee gelijk te stellen is, is slechts toelaatbaar door middel van afwijking.

De Staat van Bedrijfsactiviteiten bestaat uit een selectie uit de VNG-bedrijvenlijst, die is afgestemd op de specifieke mogelijkheden en de gewenste invulling en de beoogde beeldkwaliteit van het

bedrijventerrein. Uitgesloten van vestiging zijn (op enkele uitzonderingen na) activiteiten als landbouw, grond- en delfstoffenwinning, energieproductie, detailhandel en sociaal-culturele en recreatieve voorzieningen. Daarnaast zijn fysiek op deze locatie ‘onmogelijke’ activiteiten uit de lijsten verwijderd.

Tenslotte zijn, teneinde de beoogde kwaliteit van het bedrijventerrein in voldoende mate te kunnen waarborgen, diverse categorieën van bedrijven niet toegelaten in de bedrijfsbestemmingen. Te noemen zijn onder andere:

 aardolie- en steenkoolverwerkende industrie;

 compostbedrijven;

 alle soorten van autobedrijven;

 groothandel in ijzer en staalschroot, waaronder autosloperijen.

6.1.4 Bestaande bedrijven

In de huidige situatie komt een aantal bedrijven voor die formeel niet passen binnen de nieuwe bestemming, hetzij omdat ze niet in de goede milieucategorie vallen, hetzij omdat ze niet op de Staat van Bedrijfsactiviteiten voorkomen. Op een aantal locaties is bedrijvigheid gevestigd die formeel een te hoge milieucategorie heeft. Deze bedrijven zijn echter door middel van de omgevingsvergunning voor een inrichting of milieuregelgeving zodanig in hun activiteiten beperkt, dat hinder naar de omliggende woningen wordt voorkomen.

Uitgangspunt is dat alle bestaande bedrijven positief zijn bestemd. De bedrijven die niet passen binnen de bestemming waarbinnen ze zijn opgenomen, zijn daarom voorzien van een specifieke aanduiding. Op eenzelfde manier zijn ook niet-bedrijfsfuncties (bedrijfswoningen, kantoren) die eigenlijk in het kader van het provinciaal en gemeentelijk beleid niet langer gewenst zijn op het bedrijventerrein, positief bestemd.

6.1.5 Parkeren

De bedrijven in het bestemmingsplan zijn verplicht om te voorzien in de eigen parkeerbehoefte op eigen terrein. De parkeerbehoefte wordt bepaald aan de hand van normberekeningen. Dit is per bedrijf verschillend.

Parkeernorm

In het ASVV 2004 (CROW) zijn parkeernormen opgenomen die nagevolgd dienen te worden.

Afhankelijk van de grootte, maar ook de functie van het bedrijf is een andere norm van toepassing.

Uitgangspunt van voorliggend bestemmingsplan is dat het parkeren op eigen terrein plaatsvindt.

(25)

Er zijn slechts zeer beperkte parkeermogelijkheden op het bedrijventerrein, omdat er een parkeerverbodszone van kracht is. Alleen langs de Zilverwerf is een beperkte parkeerstrook aanwezig. Er is een mogelijkheid tot uitbreiding van deze parkeerstrook, maar dit kan alleen geschieden op initiatief en kosten van betrokken bedrijven. In de regeling is een

wijzigingsbevoegdheid opgenomen om parkeren binnen een gedeelte van de bestemming 'Groen' mogelijk te maken.

Overnachtingsmogelijkheden

Voor bevoorradend of wachtend (vracht)verkeer wordt verwezen naar andere parkeermogelijkheden in de omgeving van het bedrijventerrein. Bijvoorbeeld het nabijgelegen bedrijventerrein Bijsterhuizen in Wijchen, dat bewaakte overnachtingsmogelijkheden biedt.

6.1.6 Milieu-effectrapportage

Voorliggend bestemmingsplan betreft een actualisatie van een bestemmingsplan uit 1989. Naast de uitbreiding van het perceel Duijghuizen worden met voorliggend bestemmingsplan geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. De uitbreiding van genoemd perceel is niet m.e.r.-

(beoordelings)plichtig (overschrijden de drempelwaarden van het Besluit m.e.r. 1994 niet). Naast het feit dat de drempelwaarden genoemd in het Besluit m.e.r. 1994 niet overschreden worden, kan op grond van het gestelde in deze toelichting worden geconcludeerd dat de activiteit gelet op de aard, omvang en ligging geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Er is geen noodzaak om toepassing te geven aan de artikelen 7.16 tot en met 7.19 van de Wet milieubeheer.

6.2 Geluid

In paragraaf 3.3 Bestemmingen is beschreven hoe het industrielawaai in dit bestemmingsplan is geregeld. Op deze plek wordt naar deze paragraaf verwezen.

De gemeente Beuningen is voornemens het bestemmingsplan Bedrijventerrein Schoenaker te actualiseren. Onderdeel van deze actualisatie is het middels het nieuwe bestemmingsplan mogelijk maken van uitbreiding c.q. het toevoegen van een kavel ten behoeve van het bedrijf Duijghuijzen.

DGMR heeft een akoestisch onderzoek industrielawaai (M.2008.0305.26.R001), d.d. 21 september 2012) verricht voor de uitbreiding van het bedrijventerrein voor de firma Duijghuizen.

6.2.1 Industrielawaai

Voor de beoordeling van het aspect industrielawaai is aangesloten bij de geluidsnota zoals deze voor de Schoenaker is vastgesteld. Dit betekent dat de cumulatieve geluidsbelasting bij referentiepunten wordt getoetst aan de streefwaarde van 50 dB(A)-etmaalwaarde, met een bovengrens van 55 dB(A)- etmaalwaarde.

Uit de rekenresultaten blijkt dat de cumulatieve geluidsbelasting ten gevolge van de bedrijven op De Schoenaker na de uitbreiding bij de woningen in de omgeving van het industrieterrein niet significant toeneemt. Er blijft bij de woningen sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat. Bij het

crematorium, direct naast het nieuwe kavel gelegen, neemt de geluidsbelasting met 3 dB toe. De geluidsbelasting voldoet met 55 dB(A) wel aan de grenswaarde van 55 dB(A), zoals genoemd in de geluidnota van bedrijventerrein De Schoenaker.

Het aspect industrielawaai vormt geen belemmering voor de uitbreiding van het bedrijventerrein.

6.2.2 Wegverkeerslawaai

Het bestemmingsplan voorziet niet in de realisatie van geluidsgevoelige objecten, de realisatie van nieuwe wegen of van reconstructie van een weg. Een akoestisch onderzoek is voor deze gronden niet noodzakelijk. Door de ontwikkeling van een braakliggende kavel en van verdichting van

bebouwing zal er een extra groei van de verkeersintensiteit plaatshebben. Uit de berekening van de verkeersgeneratie, zoals in de paragraaf Luchtkwaliteit is weergegeven, blijkt dat de groei ca. 250 motorvoertuigen per etmaal bedraagt. De verkeersintensiteit op de Goudwerf (nabij de rotonde met de Schoenaker) bedraagt meer dan 5000 motorvoertuigen. Een verkeerstoename van 250 mvt./etm.

zal niet leiden tot overschrijdingen van normen op omliggende woningen.

(26)

6.3 Bodem

6.3.1 Algemeen

In de gemeente Beuningen is op basis van de beschikbare bodemgegevens een

bodemkwaliteitskaart d.d. 8 december 2005 opgesteld. Deze bodemkwaliteitskaart bevat samen met het bodembeheersplan de kaders voor het hergebruik van de grond als bodem binnen de gemeente.

In november 2011 is in samenwerking met de MARN gemeenten Druten, Groesbeek, Heumen, Millingen aan de Rijn, Ubbergen, West Maas en Waal en Wijchen de bodemkwaliteitskaart

geactualiseerd. Tevens is er een nieuwe bodemnota opgesteld inclusief bodemfunctieklassenkaart.

Deze drie instrumenten samen bepalen de mogelijkheden voor grondverzet binnen de gemeente Beuningen maar maakt grondverzet ook mogelijk naar de overige deelnemende gemeenten.

Bedrijventerrein de Schoenaker is ingedeeld in de functieklasse 'Industrie' en valt in de kwaliteitsklasse 'schoon'. Dit betekent dat vrijkomende grond vrij toepasbaar is binnen de beheerszone van de bodemnota. Indien grond toegepast wordt moet deze voldoen aan de kwaliteitsklasse 'schoon'.

Op het bedrijventerrein zijn bij de gemeente enkele gevallen bekend van bodemverontreiniging. In het betreft hierbij puntverontreinigingen die niet spoedeisend zijn. In het kader van de Wet

Bodembescherming zullen deze gesaneerd moeten worden zodra er nieuwe werkzaamheden in de bodem plaatsvinden.

6.3.2 Uitbreiding firma Duijghuizen

Er is een verkennend bodemonderzoek (BOOT organiserend ingenieursbureau bv, nr. P11-0192-005 (versie 2), d.d. 6 september 2011) uitgevoerd ten behoeve van de uitbreiding van het perceel van de firma Duijghuizen. De locatie is kadastraal bekend als gemeente Beuningen, Sectie E, nummers 1199, 1234, 1331. De onderzoeksoppervlakte heeft een grootte van circa 32.550 m².

Conclusie en aanbevelingen

In de boven- en ondergrond van vrijwel de gehele locatie overschrijdt de concentratie nikkel de achtergrondwaarde grond. Plaatselijk (ter plaatse van het noordoostelijk deel van de onderzoeklocatie en de locatie parallel aan de Goudwerf) zijn tevens overschrijdingen met andere parameters ten opzichte van de achtergrondwaarde aangetroffen; in de bovengrond met PAK en Kobalt en in de ondergrond met barium. In het grondwater van de gehele locatie overschrijdt de concentratie barium de streefwaarde. Ter plaatse van peilbuis 01 en 02 overschrijdt de bariumconcentratie tevens respectievelijk de tussenwaarde en de interventiewaarde. De peilbuizen zijn nogmaals bemonsterd met een analyse op barium waarbij in beide peilbuizen de tussenwaarde van de gemeten

concentratie werd overschreden. De oorzaak van de verontreiniging in de grond met PAK en metalen is waarschijnlijk de puinbijmenging. De oorzaak van de grondwaterverontreiniging met barium is niet geheel duidelijk. Een antropogene bron is niet geheel uit te sluiten.

In overleg met de gemeente Beuningen wordt aanvullend onderzoek naar de verhoogde

bariumconcentratie in het grondwater niet noodzakelijk geacht, omdat dergelijke concentraties in de kleibodem in de omgeving vaker voor komen.

6.4 Luchtkwaliteit

Vanaf 15 november 2007 zijn in de Wet milieubeheer eisen opgenomen met betrekking tot luchtkwaliteit. Tegelijkertijd is het Besluit ‘Niet in betekenende mate’ van kracht geworden. Voor ontwikkelingen die ‘niet in betekenende mate’ bijdragen aan de luchtverontreiniging, is niet langer een toetsing aan de luchtkwaliteitseisen noodzakelijk. In de Regeling ‘niet in betekenende mate’ is een aantal categorieën benoemd, waarvoor toetsing zonder meer achterwege kan blijven. Voor bedrijventerrein is een dergelijke categorie (nog) niet opgenomen. Er dient derhalve altijd een

berekening te worden uitgevoerd. In eerste instantie is deze berekening erop gericht om aan te tonen of het initiatief wel of niet in betekenende mate bijdraagt. Wanneer het initiatief in betekenende mate bijdraagt, is een toetsing aan de grenswaarden noodzakelijk.

Luchtkwaliteitseisen vormen onder de nieuwe 'Wet luchtkwaliteit' geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als:

 er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;

(27)

 een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt, wat wil zeggen dat een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging (meer dan 3 % ten opzichte van de grenswaarde);

 een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL, dat op 1 augustus 2009 in werking is getreden, nadat de EU op 7 april 2009 derogatie heeft verleend.

NIBM-grens woningbouwlocatie, 3 % criterium:

 < 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg met een gelijkmatige verkeersverdeling;

 < 100.000 m

2

bvo kantoorruimte bij minimaal 1 ontsluitingsweg met een gelijkmatige verkeersverdeling.

Het bestemmingsplan voorziet in 1 ontwikkeling:

 uitbreiding van effectief uitgeefbaar bedrijventerrein.

Er komt een stuk bedrijventerrein beschikbaar voor de firma Duijghuizen. Het terrein wat beschikbaar komt bedraagt circa 5.100 m

2

.

Het bestemmingsplan staat vervolgens (bij afwijking) een extra verdichting van de

bebouwingspercentage toe, van 70 naar 80 %. Dit komt er op neer dat technisch alleen de nog lege kavels hiervan effect hebben. In totaal is zo'n 7 ha nog niet ontwikkeld. Hiervan kan dus 10 % extra bebouwd worden. Inclusief met de uitbreiding van het bedrijventerrein is er dus sprake van een uitbreiding van 1,1 ha bedrijventerrein.

Aan de hand van de CROW-publicatie 256 Verkeersgeneratie woon- en werkgebieden is de verkeersgeneratie berekend van de beoogde ontwikkeling. In de berekening is uitgegaan een gemengd bedrijventerrein. In onderstaande tabel is de berekening weergegeven.

Per ha terrein Uitbreiding Percentage

Personenauto's 170 mvt. 170 mvt. 192 mvt. 79 %

vrachtwagens 44 mvt.

Middelzwaar 41 % 24 mvt. 20 mvt. 8 %

Zware vrachtwagens 59 % 34 mvt. 29 mvt. 12 %

(28)

Nibm-norm overschreden wordt. Dit is niet het geval. De berekening is in onderstaand overzicht weergegeven:

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitbreiding van het bedrijventerrein.

6.5 Externe veiligheid

6.5.1 Wetgeving

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het beleid rondom externe veiligheid is vastgelegd in circulaires, regelingen, AMvB's en wetten. Daarnaast heeft de gemeente aanvullend een eigen externe veiligheidsbeleid vastgesteld (d.d. 26 mei 2009).

In Nederland worden 2 maten gehanteerd voor externe veiligheidsrisico's, namelijk het

plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Bij het plaatsgebonden risico (PR) gaat het om de kans per jaar dat een denkbeeldig persoon overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen als deze persoon zich onafgebroken en onbeschermd in de nabijheid van een risicovolle inrichting of transportas bevindt. Het plaatsgebonden risico wordt weergegeven als een contour rondom de risicovolle inrichting of de transportas.

Het groepsrisico (GR) is de cumulatieve kans dat een (werkelijk) aanwezige groep van 10, 100 of 1.000 personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico moet verantwoord worden voor het gebied waarbinnen zich de gevolgen van een

incident met gevaarlijke stoffen voordoen. Dit is de zogenaamde 1 %-letaliteitsgrens; de afstand vanaf een risicobedrijf waarop nog slechts 1 % van de blootgestelde mensen in de omgeving overlijdt bij een ongeval op het risicobedrijf (invloedsgebied).

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het bedrijfsterrein, bijvoorbeeld rondom chemische fabrieken, LPG-tankstations en spoorwegemplacementen waar goederentreinen met gevaarlijke stoffen rangeren. Deze bedrijven verrichten soms risicovolle activiteiten dichtbij woningen, kantoren, ziekenhuizen, scholen of winkels. Het besluit verplicht gemeenten en provincies wettelijk vanaf de inwerkingtreding van het besluit bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van bestemmingsplannen met externe veiligheid rekening te houden. Het besluit is - op enkele onderdelen na - op 27 oktober 2004 in werking getreden. Bij het besluit is eveneens de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) in werking getreden

Voor de beoordeling van risico's van transport van gevaarlijke stoffen is de circulaire 'Risiconormering

vervoer gevaarlijke stoffen' (RNVGS) van 4 augustus 2004 richtinggevend. In deze circulaire wordt

zoveel mogelijk aangesloten bij het beleid zoals verwoord in het Bevi.

(29)

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) inwerking getreden. Hierdoor is de circulaire “Zonering langs hogedruk aardgastransportleidingen” uit 1984 komen te vervallen. Het Bevb sluit aan bij het Bevi.

6.5.2 Provinciale risicokaart

De risicokaart Gelderland informeert onder andere de inwoners van Gelderland over de risico's waarmee zij in hun leefomgeving kunnen worden geconfronteerd en hoe te handelen. Op navolgend kaartfragment van de risicokaart is te zien dat door het plangebied 2 (hogedruk)

aardgastransportleidingen (nr.'s A-507 en A-505) lopen ten oosten van de IJzerwerf.

Daarnaast bevindt zich het bedrijf InterCheM aan de Platinawerf 22 - 26 binnen het plangebied.

InterCheM is een inrichting voor het inzamelen, op-/overslaan, be-/verwerken en recyclen van afvalstoffen en de productie van oplosmiddelen, ontvetters, reinigers, verven, lakken, verharders en waterbehandelingsproducten. Ten behoeve van deze activiteiten worden in conform CPR 15 ingerichte opslagruimtes, gevaarlijke (afval)stoffen opgeslagen. Als gevolg van de activiteiten van InterCheM wordt een extern veiligheidsrisico voor de omgeving veroorzaakt.

6.5.3 Inventarisatie nulsituatie externe veiligheid gemeente Beuningen

De gemeente heeft een inventarisatie gemaakt van de aanwezige risicobronnen in de gemeente Beuningen met bijbehorende veiligheidsafstanden (Inventarisatie nulsituatie externe veiligheid Beuningen, 25 maart 2008). Deze gaat echter nog uit van het onlangs vervallen beleid conform de circulaire met betrekking tot buisleidingen van 1984.

Op basis van de vastgelegde nulsituatie is een gebiedsgerichte indeling gemaakt. Deze indeling sluit aan bij de gebiedsindeling die gehanteerd wordt door de ruimtelijke ordening. Per deelgebied wordt een ambitieniveau op het gebied van externe veiligheid nagestreefd. Het ambitieniveau voor bedrijventerrein Schoenaker is als volgt vastgesteld:

EV-Gebied 3: Bedrijventerreinen

Nieuwe risicovolle activiteiten worden in principe alleen toegestaan indien de contour voor het plaatsgebonden risico niet buiten de eigen terreingrens ligt en als het groepsrisico niet significant toeneemt en onder de orienterende waarde blijft.

Voor bestaande risicovolle inrichtingen geldt:

 De contour voor het plaatsgebonden risico (10

-6

) dient binnen de terreingrens van het bedrijf te blijven;

 Het plaatsgebonden risico mag buiten de inrichtingsgrens komen, maar dan dient voldaan te worden aan de EV-uitgangspunten die voor dat gebiedstype gelden met betrekking tot het groepsrisico;

 Overschrijding van de richtwaarde voor het plaatsgebonden risico is toegestaan mits goed gemotiveerd;

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een vergunning als bedoeld in lid 41.7.1 is slechts toelaatbaar, als aan de hand van een onderbouwing wordt aangetoond dat door die werken en/of werkzaamheden de natuur-

Aspirant opleidingsschool Zutphen heeft een richtlijn aangereikt aan alle partnerscholen voor de begeleidingstijd van docenten in opleiding om er zeker van te zijn dat de studenten

Omdat de hellebaarden in de collectie van het NMM dateren vanaf de vroege zestiende eeuw, terwijl pas vanaf het begin van de zestiende eeuw een duidelijk correlatie bestaat tussen

ter plaatse van op de verbeelding aangegeven aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf -3' zijn de gronden tevens bestemd voor mijnbouw in de vorm van gas- en aardolie exploratie en

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - voorwaardelijke verplichting' mogen de gebouwen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van statische opslag, indien

Ook het gebruik van de gronden ten behoeve van de aangewezen bestemming ‘Agrarisch – Glastuinbouw’ en de functieaanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf

De gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voorwaarde landschappelijke inpassing' mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van

Een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen van een gebouw wordt ter plaatse van de aanduiding 'Specifieke vorm van bedrijventerrein - 2', in de periode