• No results found

Samengesteld bij de Afd. Handel van het Departement van Land- bouvv, Nijverheid en Handel te

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Samengesteld bij de Afd. Handel van het Departement van Land- bouvv, Nijverheid en Handel te "

Copied!
461
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

(3)

JAARBOEK VAN

N- EDERLANDSCH-INDIE

1920

(4)

Samengesteld bij de Afd. Handel van het Departement van Land- bouvv, Nijverheid en Handel te

Buitenzorg.

(5)

Jaarboek van Nederlandsch

Indië

Uitgave 1920

(6)

GEDRUKT BIJ G. KOLFF & CO., BATAVIA.

(7)
(8)

Het bergmeer Telagawarna bij den Poentjak pas.

b

(9)

VOO R B E R I C H T.

Toen de eerste in 1916 verschenen uitgave van het in opdracht van de Nederlandsch-Inclische Regeering bij de Afcleeling Handel van 11et Departement van Landbouw, Nijverheid en Handel te Buitenzorg samengestelde jaarboek van Nederlandsch-Indië al spoedig bleek in een bestaande behoefte te voor- zien, meende men die uitgave binnen niet te langen tijd door een tweede, volle- diger, te moeten doen volgen.

Dat aan dit voornemen eerst thans gevolg wordt gegeven, vindt zijn oorzaak in de abnormale tijdsomstandigheden, welke z6ó grooten overvloed van werkzaamheden brachten, dat voor de tijdroovende samenstelling van het jaarboek aanvankelijk geen gelegenheid kon worden gevonden.

De tweede uitgave, welke thans het licht ziet, verschilt in menig opzicht van die van 1916. Voor het doel dat ook bij laatstgenoemde uitgave voorzat, namelijk het groote publiek in het Moederland en in het buitenland een algemeen beeld te geven van den toestand, waarin de kolonie verkeert en van de resul- taten door Nederland als koloniale mogendheid bereikt, leek veel wat in 1916 is opgenomen overbodig. Het kort historisch overzicht, dat in die eerste uitgave aan verschillende onderwerpen was toegevoegd, is thans, als voor hel meeren- deel der lezers van minder belang, àf sterk bekort, àf geheet weggelaten.

Cijfers zijn om dezelfde reden slechts daar gegeven, waar zij voor een juis!

inzicht onmisbaar bleken en ook daar als regel zooveel doenlijk beperkt.

In dit opzicht wijkt het Nederlandsch-Indische jaarboek belangrijk af van in verschillende andere landen verschijnende jaarboeken, welke veelal in hoofd- zaak statistisch materiaal bevatten. Belangstellenden in statistische gegevens betreffende Nederlandsch-Indië mogen daarvoor worden verwezen naar de hier

(10)

b

VOORBERICHT.

te lande door verschillende Departementen en Diensten uitgegeven jaarboeken, waarin zij vollediger voorkomen dan in een algemeen jaarboek mogelijk is.

De meerdere of mindere uitgebreidheid van de in deze uitgave voorkomende artikelen houdt jn het algemeen geen verband met de belangrijkheid van het daarin behandelde onderwerp. Het lig! namelijk in de bedoeling om in achter- eenvolgende jaal boeken verschillende onderwerpen meer uitvoerig te behan- delen, zoodat op den duur een reeks van jaarboeken een meer volledig beeld van meerdere belangrijke diensttakken hier te lande zal bevatten.

Als voorbeeld van wat uitvoeriger behandeling moge dienen het in dit jaarboek voorkomend hoofdstuk over Havenwezen, dat geëxcerpeerd werd uit een door den Heer Wouter Cool daartoe bereidwillig in concept afgestane beschrijving der Nederlandsch-Indische havens, welke als eerste deel verschijnt van een eerlang in het licht te geven complete studie over die havens, welke bij de technische .afdeeling voor havenaangelegenheden van het Departement der Burgerlijke Openbare Werken wordt samengesteld.

Dit jaarboek verschijnt, evenals de uitgave van 1916, zoowel in het Nederlandsch als in het Engelsch. Ook dit jaarboek is slechts een poging om tot een aan alle eischen voldoende uitgave te geraken. De reeds hierboven genoemde tijdsomstandigheden lieten slechts een korten tijd van voorbereiding toe.

Maart 1920.

(11)

INHOUD.

HOOFDSTUK I. Korte algemeene beschrijving van Nederlandsch-Indië.

Ligging, algemeene topografie, bodem ... bladz. 3 Klimaat ............... .

" 5

Flora ............... . 6 fauna . .............. . 10 Bevolking ............. .

" 13

HOOFDSTUK I I. Bestllurs- en Rechtswezen.

Bestuur ... "." ... . 21

Zelfbesturende landschappen ... ,,_ ... . 25

Gewestelijk en plaatselijk zelfbestuur ... .

" 27

Hechtswezen .. , ...... . 29 HOOFDSTUK IJl. Openbare geldmiddelen en belastingen.

De openbare geldmiddelen ... : ...... : ... . 35

Belastingen .............. .

"

4U

HOOFDSTUK IV. Bank- en Muntwezen.

Bankinstellingen .............. . 51

Postspaarbank ..... .

" 63

Volkscredietwezen ....... " ...... . 64

Muntwezen ...... " .. ' ... .

" 69

HOOFDSTUK V. Onderwijs.

Onder\vijs ... " ..

" 75

Ambachtsonderwijs voor Inlanders ... " .. 84

HOOFDSTUK VI. Gezondheidsmaatregelen ... . 89 H 00 FD STU J( V I I. GOllvernementslllonopoJ ies.

Zoutmonopolie ............... .

" 99

Opiumregie .................. "... 101 Pal1dhui~dienst .. ... ................ 102

(12)

INHOUt) . .

- - --

HOOFDSTUK VIII. Landbouw, Cultures, Boschwezen enz.

Landbouw

Landbouwvoorlichting8dienst ... " ... . Landbouwonderwijs ... , ...... ,' Burgerlijke veeartsenijkundige dienst ...... . De Nederlandsch-lndische veeartsellschool ...... . Het veeartsenijkundig laboratorium ....... . Visscherij ...... , ........ . Irrigatie .. " ............... " ... . Boschwezen .........•......•..... '5 Lands caoutchoucbedrijf .....•... , ... .

H 00 FDSTU K IX. Nijverheid ... " ... ..

HOOFDSTUK X. Mijnwezen.

Algemeen .......... . Tin-exploitatie van gouvernementswege ... . Particuliere tinondernemingell ............ . Steenkolen ....... . Goudontginningen ............. . Andere delfstoffen ... " ... " ... . Petroleum

HOOFDSTUK XI. Handel.

In- en uitvoer voornaamste producten ... ..

Handelsmerken

...

, .•...•...•••... ,

HOOFDSTUK XII. Verkeerswezen.

Wegen en bruggen ... , ... . Spoor- en tramwegen en automobieldiensten .... ..

Waterkracht en electriciteit ... ..

Scheepvaart ... . Post-; telegraaf- en telefoondienst ....... .

HOOFDSTUK XIII. Nederlandsch-lndische Havens.

Algemeen overzicht ... . Beschrijving der groote havens ... . De kolellhaven Sa bang ... . De midden-haven ...... . Beheer en bedrijf der havens

HOOFDSTUK XIV. Diversen.

Erfpachtsrecht ... ..

Arbeidsinspectie, koeliewerving en kolonisatie ... . Dactyloscopie ...... , ....... . Algemeene politie ... " ... " ... " ... " ... ..

Gewapende politie ......... . Gevangeniswezen ........... . De Pers ...... .

. .

bladz. 107

.. ..

.. ..

.. ..

..

..

..

.. ..

..

..

.. ..

..

.. ..

..

..

..

.. ..

113 115 117 118 119 119

121 124

135

139

145

146

148

149

152

153

154

161 167

171 173 182 186 198

211 216 236 238 244

249 257 262 263 264 266 267

(13)

'.

(14)

é

o

N c:

~ ::J

a:J

-

(l) c:

-

::J c:

~ c:

'"

ei c: (l)

"0

.s

(15)

Korte algemeene beschrijving van NederIandsch-Indie

LIGGING, ALGEMEENE TOPOGRAFIE, BODEM KLIMAAT

FLORA FAUNA BEVOLKING

(16)
(17)
(18)

,

DE OPPERVLAKTE VAN DEN NEDERLANDSCH-INDISCHEN ARCHIPEL, VERGELEKEN MET DIE VAN

EUROPA.

(19)

HOOFDSTUK

I.

LIGGING, ALGEMEENE TOPOGRAFIE, BODEM.

Nederlandsch-Indië, het groote eilandenrijk gelegen tusschen Australië en Z. O. Azië, strekt zich uit tusschen 950 en t41° O. L. van Greenwich, en tusschen 60 N. B. en 110 Z. B., dus over ruim 5000 K. M. van O. naar W., en bijna 2000 K. M. van N. naar Z. Het traject over zee van Sabang, N. van Sumatra, tot Merauke, op Nieuw-Guinea, bedraagt ongeveer 3000 zeemijlen, dus meer dan de àfstand van Engeland naar Amerika.

De grootste eilanden zijn Java met Madoera, Sumatra, Borneo, Celebes, Nieuw-Guinea; van Borneo en Nieuw-Guinea is maar een deel Nederlandseh.

Deze landen hebben een oppervlak:

ongeveer zoo groot als:

Java met Madoera 131508 K.M.' de staat New-York.

Sumatra met bijbeh. eilanden 420384

"

Californië.

Borneo, totaal 736500

"

Kaapkolonie.

Ned. Borneo 553341

" Frankrijk.

Celebes, met bijbeh. eilanden 185914

"

N. Zeeland

+

Ceylon.

Ned. Nieuw-Guinea 397204

"

Japan.

Hier komen dan nog tal van kleinere eilanden bij, zooals de ·z.g. klein~

Soenda-eilanden, de Molukken, enz. zooda! de to!ale landoppervlakte bijna· 2.000.000 K.M.' bedraagt, d.i. ongeveer zoo groot als de helft van Europa

zonder Rusland. I I I [

AI deze eilanden hebben een centraal bergland, min of meer uitgestrekte kustvlakten, en een meestal niet zeer breed heuvelland daartusschen.

Het bergland (boven 600 M.) bestaat op Java geheel uit jong vulkanisch

(20)

4 LlààlNà, ALàEMEENE TOPOGRAFiE, BobÈAi.

gesteente, hetwelk bij het warm-vochtige klimaat snel verweert, en daarbij veel plantenvoedsel levert. Daardoor is dit bergland bedekt met rijken grond, waarop tot ,omstreeks J 500 M. mooie cultures, en van<laar tot aan de toppen, op omstreeks 3000 M., weelderig oerwoud wordt aangetroffen. Waar het bergland ontwoud is, en niet voor de z.g. bergcultures : koffie, thee. kina, dan wel mais of Europeesche groenten in gebruik, ontmoet men groote gras- vlakten, afwisselend met schraal laag houtgewas.

Het l/euvellaod biedt een zeer verschillend aspect, al naarmate van de bodemgesteldheid. Moet het ook nog tot de genoemde jongvulkanische iormaties gerekend worden, dan vindt men er op java bijna geen onbenut plekje; wat niet door sawah's (natte rijstvelden) wordt ingenomen, wordt gebruikt voor droge cultures, of is beplant met vruchtboomen en andere nuttige gewassen. Van de cultures mogen genoemd worden, naast thee en koffie, vooral rubber, verder cassave, aardnoten, tabak, en ma is .. Voor zoover het heuvelland uit tertiaire mergels en kalksteen bestaat, draagt het op java weinig anders dan uitgestrekte djatibosschen

De alluviale laagvlakten zijn op java eveneens vrijwel geheel in cultuur genomen, in de eerste plaats voor de rijstcultuur, verder voor suikerriet, mais, tabak, cassave, bataten, aardnoten, cocospalmen, kapokboom en, wat indigo, en eindelijk inlandsche groenten en vruchten.

In de reeds lange tijden in cultuur zijnde streken is de vruchtbaarheid van den grond lang niet meer zoo groot als zij eenmaal was en in pas ont- gonnen streken nog is. Intensieve landbouw is daar zonder doeltreffende be- mesting niet meer mogelijk.

In de vlakte wordt de vruchtbaarheid echter nog lang op peil gehouden door eene hoog ontwikkelde irrigatie.

Op de andere eilanden, - in tegenstelling met het hoog gecultiveerde en sterk bevolkte java en Madoera, de Buitengewesten genoemd, - vindt men meestal veel minder grond in geregelde cultuur genomen. Procentsgewijze overwegen daarbij handelsgewassen als de Delitabak, rubber en thee, ver- der cocospalmen, en, wegens minder intensieve irrigatie, de droge rijstbouw. , Er komt nog zeer veel oerwoud voor en menige wilde grasvlakte, zoowel in het heuvelland als in de vlakten.

Aangezien de centrale gebergten van Sumatra, Borneo, Celebes en Nieuw-Guinea, - afgezien van kleinere gebieden, die uit soortgelijk vrucht- baar jongvulkanisch materiaal als java's bergland zijn opgebouwd - , voor een groot deel uit weinig vruchtbaar oergesteente (graniet en oude leien) bestaan, is de grond der Buitengewesten, in groote trekken, niet zoo rijk als die van java, ja, soms even arm als overeenkomstige streken van Midden- Afrika en Zuid-Amerika. Dit verklaart, waarom men aldaar nog meer oerwoud, en veel minder dichte bevolking vindt.

Tusschen de laagvlakten en de kustlijn treft men, vooral langs de O.

zijde van Sumatra, en bijna langs de geheele kust van Borneo, een moer-

(21)

J

(22)

Palmen in den plantentuin te Buitenzorg.

b

(23)

LIGGING, ALGEMEENE TOPOGRAFIE, BODEM. 5

- - - -

rasstrook aan, die in sommige streken een verbazende uitgestrektheid bereikt, en nagenoeg geheel bedekt is met mangrove-vegetatie.

De sterk ontwikkelde kusttijn met tal van goede natuurtijke havens en geschikte reed en aan rustige, goed bevaarbare binnenzeeën scheppen gunstige kansen voor het scheepvaartverkeer.

Reeds in oude tijden was dit levendig tusschen de eilanden onderling, en tusschen deze en de Zuidelijke en Oostelijke landen van 11et Aziatische continent, met toenmaals Malacca als middelpunt, gelijk nu Singapore, Batavia, Semarang, Soerabaja, Makassar, verkeers- en handelscentra zijn.

Bovendien is de ligging van den Ned.-Indischen Archipel tusschen druk bevaren wereldzeeën voor het wereldverkeer bijzonder gunstig te noemen. De opening van het Suezkanaal heeft het scheepvaartverkeer met Europa belangrijk doen toenemen, terwijt in den jongsten tijd de doorgraving der Panamalandengte wederom nieuwe gebieden voor de groote scheepvaart heeft geopend.

De handel betreft echter niet uitsluitend produkten van den landbouw, maar ook zulke van den mijnbollw.

De oude gesteenten, dus in de Buitengewesten, leveren tin, goud en zilver, de contactzones met jongere ernptiefgesteenten koper, lood, zink;

verder vindt men op Borneo diamant en platina.

De tertiaire sedimentairgesteenten, op bijna alte groote eilanden voor- kOluende, bevatten groote hoevectheden kolen en aardolie. Op Celebes en aangrenzende kleinere eilanden zijn onlangs groote massa's nikkelhoudend ijzererts ontdekt. Alteen tin, kolen, goud en aardolie zijn thans intensief in exploitatie.

/( L I M A A T.

Daar het verschil tussehen den langsten en kortsten dag ongeveer 48 minuten bedraagt, is de duur der Zonbestraling in Ned.-Indië zeer gelijkmatig en derhalve het verschil in temperatuur niet groot.

De dagelijkscl1e temperatullrsverschilten zijn er geringer dan op de tropische continenten. Deze gnnstige gesteldheid is te danken aan den in- vloed der zee, die de flitte overdag en de afkoeting des nachts tempert.

Voor de knstplaatsen is de gemiddelde temperatuur ongeveer 26° a 27°

en ligt de absolute maximumtemperatuur ongeveer tusschen 34° en 37° C, de gemiddelde maximum temperatuur ongeveer tusschen 30° en 32°. In Nederland neemt men in de zomermaanden soms temperaturen waar van 34° a 35° C. De absolute en gemiddelde temperatullrminima liggen voor de kustplaatsen ongeveer tusschen 16° en 22° en tusschen 21° en 24°. Met de hoogte ziet men cte temperatuur afnemen, gemiddeld met 1/2° per 100 M.

J

(24)

6 KLIMAAT.

De luchtdruk is eveneens zeer gelijk,matig. Men neemt dagelijks lichte schommelingen waar; depressies, zooals in de gematigde luchtstreken voor-

komen, zijn onbekend. Bij uitzondering komen in de het verst van den evenaar verwijderde deelen weleens cycloonachtige storingen voor. Hevige doorstaande winden zijn zoo goed als onbekend, echter komen plaatselijk over geringe uitgestrektheid nu en dan bij zware regenbuien windhoozen voor, die zeer krachtig kunnen zijn.

De winden zIjn er de regelmatig afwisselende moessons en passaten;

de overgangen, kentering genoemd, kenmerken zich door ongestadigheid van windrichting en onweders.

Ten Zuiden van den evenaar is de Westmoesson over '( geheel de regenaanbrenger, terwijl met den Oostmoesson een droog jaa"rgetijde in- .reedt. De regenval is over het algemeen aanzienlijk, maar wordt zeer bein- vloed door de hoogte en richting der bergketens.

De maanden Mei tot en met Augustus zijn in den regel de maanden met den geringsten regenval, de maanden November tot en met Januari met den meesten.

Dit tropische zeeklimaat met zijn regelmatige temperatuur, kalme lucht, groote vochtigheid en aanzienlijken regenval, die de vorming van steppen en savannen tegenhouden, is zeer bevorderlijk voor de teelt van tropische cultuurgewassen.

Alleen in het Zuidoosten van den Archipel vindt men op enkele eilanden een sprekend droog jaargetijde met rie daarmede gepaard gaande dorheid van plantengroei.

De overvloedige regenval in de bergstreken is een belangrijke factor voor de bevloeiing in de hoogvlakten.

Er treden in het Indische klimaat van jaar tot jaar belangrijke verschil- len op. Het onderscheid tusschen de moessons is nu eens sterker dan weer minder sterk, zoodat bijv. op Java in sommige jaren van geen eigenlijk droog jaargetijde sprake. is, terwijl in andere jaren in maanden tijds geen druppel regen valt.

FLORA.

Door het warme, vochtige klimaat is de plantengroei in den Archipel over het algemeen zeer welig; waar de cultuur nog niet doorgedrongen is, treft men allerwege, van de zeekust tot op de toppen der bergén, meer of minder' dicht oerwoud aan.

Deze bosschen hebben een vrij gelijkvormig uiterlijk; sterke afwijkin- gen van het gewone type vertoonen in hoofdzaak slechts de kustbosschen, en die der hoogere bergtoppen. Langs de lage kusten vormen de Rhizophora's

(25)
(26)

f

<

Victoria [Reg ia In den plantentuin te Buitenzorg.

(27)

FLORA. 7

een smalle boschstrook, die door de talrijke boogvormige steltwortels, waar- op de planten rusten, een uiterst merkwaardigen aanblik oplevert. Tot de zeer bijzondere inrichtingen, waarmee sommige planten in deze streken in overeenstemming met de omstandigheden toegerust zijn, behooren vooral de zich aan .de boomen tot jonge planten ontwikkelende vruchten, \vier kiem wortel voor het afvallen soms een lengte van eenige decimeters bereikt (Rhizophora, Bruguiera, Aegiceras), en de ademwortels, die zich met hun toppen loodrecht uit de moerassen verheffen (Sonneratia, Avicennia, Ca- rapa). Voor verspreiding zijn vele der hier thuis behoorende gewassen uit- stekend ingericht door hun in zeewater drijvende vruchten (Cocos, Nipah, Pandanus, Barringtonia, Cerbera, Terminalia, enz.)

Op de toppen der hoogste bergen en' ook in de nabijheid der kraters wordt het hoogstammig woud door kreupelbosch en heestergewas ver- vangen. In die. koele streken, hoewel niet overal op dezelfde hoogte, zijn de takken der boom en bedekt met dikke kussens en lange festoenen van mossen. Op de vochtige, minder hooge bergtoppen van Ambon en ook van andere eilanden zijn de dunne stammetjes door een buitengewoon dikke laag mos, in groene zuilen veranderd.

In tegenstelling met de bosschen in de gematigde luchtstreek be- staat het tropisch oerwoud meestal uit een groot aantal boomsoorten waar- onder er verscheidene zijn, die een hoogte van 40-50 M. en zelfs meer be- reiken. Een .gevolg daarvan is, dat dit laatste op een kleine oppervlakte wel is waar veel meer afwisseling aanbiedt dan de eerstgenoemde, maar toch door zijn polymorphische samenstelling in den regel zêlfs op ver uiteenlig- gende plaatsen vrijwel eenzelfden indruk maakt, hoewel het, wat de samen·

stellende soorten betreft, aan veel afwisseling onderhevig is.

Siech ts zelden treft men bosschen aan, waar een enkele boomsoort den boventoon voert. In dit opzicht staat vooraan de djatiboom (Tectona gran- dis L.), welke kostbare houtsoort elders besproken wordt.

Vooral in den drogen moesson, als de boomen geheel bladerloos zijn en de erop levende epiphyten als groote, dichte nesten ol? de takken zicht- baar worden, maar ook als zij met jong loof prijken of als zich de kolossale, grijze bloernpluimen boven de zeer groote, lichtgroene bladeren verheffen, maken deze bosschen een eigenaardigen indruk.

Een andere, zeker niet minder merkwaardige hool11soort, is de tjemara tCasuarina montana Jungh), die op de bergen van Oost-Java bosschen samenstelt, welke het meest aan dennenbosschen doen denken. Op Sumatra vormt een andere soort van dit geslacht (Casuarina sumattana De Vr.) in gezelschap van een echten pijnboom (Pinus Merkusii De Ve) eveneens wouden.

Voor Java moeten verder nog de evenals de vorige door Junghuhn be- schreven anggring boschjes (Parasponia parviflora Miq), die op den Merap;

en den Kloet voorkomen, genoemd worden:

(28)

b

8 FLORA.

In het hooggebergte bestaan de bosschen hoofdzakelijk uit Vaccinium- soorten (boschbessen) en het javaansche "Edelweiss" (Anaphalis javanica) en komen verder verschillende planten voor, die hun volle ontwikkeling ill de gematigde luchtstreken bereiken (Viooltjes, boterbloemen, valeriaan ellz.) In de Molukken treft men ijle, schaduwarme, eentonige bosschen van Melaleuca Leucadendron L. aan, waarvan één der varieteiten de kajoepoetih- olie levert; de bodem dezer bosschen is met gras bedekt.

Ook de sierlijke en nuttige bamboe begroeit hier en daar, o.a. in Oost- java, geheele berghellingen. Bamboe-bosschen geven een gelijkmatige schaduw; de bodem is er met een dikke laag afgevallen blad bedekt, en een uitgezochte plaats voor sapropnyten.

Palmen komen ook overal veel voor, doch dragen door hun verspreid groeien gewoonlijk betrekkelijk weinig tot het algemeene uiterlijk der hoog- stammige wouden bij. Bijzonder merkwaardig zijn echter de bosschen door

<.Ie gebang (Corypha Gebanga BI.) vooral langs de zuidkusÎ van West-java op eenigen afstand van de zee gevormd. Deze soort is een der grootste waaierpalmen. Als de stam zijn vollen wasdom bereikt heeft, ontwikkelt hij aan zijn top een reusachtige bloem pluim om na het rijpen der vruchten af te sterven.

Aan niet moerassige kusten, vooral ook op vele der kleinere eilanden, komt de klapperboom (Cocos nucifera L.,) die ook vaak in cultuur gebracht wordt, in grooten getale voor, en op moerassige plaatsen aan den zeekant, vooral aan brakke riviermondingen, groeit de nipah (Nipah fruticans Thb.) dikwijls in een breede strook langs de oevers.

Zeer opvallend in de tropen is de verbazende rijkdom aan klimplanten (lianen), epiphyten en parasieten. Deze klimplanten, welke tot de meest uiteenloopende families behooren, zijn op allerlei wijzen toegerust 0111 zich aan andere voorwerpen vast te houden en naar boven te werken, ten einde het voor hun ontwikkeling noodige licht op te zoeken. Er zijn er, die zich om de hen steunende stammen slingeren en daarin dikwijls gedeeltelijk ver- dwijnen; andere klemmen zich door middel van hechtwortels zelfs aan zeer gladde stammen stevig vast. Weer andere zijn er, die zich van verschillend gevormde ranken bedienen om zich vast te grijpen. Sommige bezitten takken, die zich van gewone twijgen onderscheiden door het v'ermogen, zich bij aanraking 0111 dunnere voorwerpen heen te buigen en dan te verdikken, waardoor een bijna onverbreekbare verbinding ontstaat. Hetzelfde is het geval met haken, die, als zij een tak vastgegrcpen hebben, evencens aan-.

zwellen, zoo, dat deze laatste eerder losscheurt, dan dat deze klimorganen

zich begeven. '

Stekels of doornen vormen dikwijls een uitstekend klimmiddel, dat wel bij de rotan (Calamus e.a.) het meest volmaakt is.

Epiphyten spelen in deze streken cen zeer belangrijke rol. Men vindt vertegenwoordigers van deze planten groep bij verscheidene families, doch

(29)

FLORA. 9

de groote massa behoort tot de orchideeën, varens en mossen, die dikwijls groote boom en van beneden tot boven overdekken. Oe meeste soorten en individuen vindt men in de vochtige bergstreken, terwijl hun aantal in de hoogste bergstreken en aan het zeestrand slechts gering is. Doch in dit op- zicht is geen algemeene regel vast te stellen. Zoo zijn de kuststreken van Java en de omliggende kleine eilanden buitengewoon arm aan epiphytische Orchideeën, welke daarentegen in de Molukken b.V. op Ambon, veelal' de hnomen langs de kust, zelf op de over zee hangende takken, worden aan- getroffen.

Opmerkelijk is het, dat Orchideeën lang niet even goed op alle boom- soorlen groeien. Men vindt soms naast elkaar groeiende boom en, waarvan de een geheel ermee bedekt is, terwijl ze op den anderen ontbreken. Zoo groeien deze planten over het algemeen gemakkelijk op mangga (Mangifera), kambodja (Plumiera), koffie, enz., daarentegen haast niet op djeungdjing (Albizzia), dadap (Erythrina), njamploeng (Calophyllum), mindi (Melia), Ficus, enz. Oe gladheid der schors heeft daarmee niets te maken, daar gladde palmstammen er soms geheel mee bedekt zijn.

Het zijn niet alleen kruiden, die als epiphyten op boom en voorkomen;

ook heesters en zelfs boom en leven niet zelden hoog boven den grond.

Vooral eenige Ficussoorten zijn in dit opzicht belangwekkend. Oe jonge planten, ontstaan door ontkieming van door vogels op de takken van boomen gebrachte zaden, leven aanvankelijk geheel als epiphyten. Eindelijk berei- ken de lange, naár beneden kruipende, met elkaar samengroeien de worlels den grond en vormen aanvankelijk een netwerk om den stam van den steun- boom. Zij nemen voortdurend in aantal en dikte toe, totdat de steunboom te gronde gaat en de Ficus op een machtigen, alleen uit worlels bestaanden stam op zichzelf staat.

Woekerplanten uit de parasietenfamilie der Loranthaceae vindt men overal in ongeloolelijke hoeveelheid, waaronder er zijn met de schitterendst gekleurde bloemen. Merkwaardiger zijn nog de Rafflesia's, wier reusachtige bloemen zich op de onderste gedeelten der stengels van wilde druilsoorten ontwikkelen. Zelfs onder de boomen treft men parasieten aan, o.a. het san- delhout (tjendana).

Daar, waar de bosschen geve/d zijn en de grond aan zichzelf overge- laten werd, hebben wildernissen van hoog gras (alang-alang en glagah) ge- woonlijk hiln plaats ingenomen.

Diclltbevolkte streken, zooals O.a. de laaglanden van .lava, maken op den vreemdeling geheel den indruk van met door rijstvelden onderbroken bosschen begroeid te zijn . . Wat men daarvoor houdt, zijn de door Junghuhll zoo eigenaardig "dorpsboschjes" genoemde, geheel onder het loof van tal- looze zonder regelmaat geplante of vanzelf opgeschoten vruchlboomen en andere nuttige gewassen verscholen dorpjes.

Men hoort dikwijls beweren, dat Indië zoo arm aan bloemen is. Inder-

(30)

b

10 FLORA.

daad is het aantal in het oog vallende bloemen in de bewoonde' streken in grasvelden, langs wegen enz. in vergelijking met Europa slechts zeer gering, en die men er aantreft, zijn voor een deel ingevoerd en hier verwilderd.

Doch in de wildernissen zijn zij er, in grooten getale en in de rijkste verscheidenheid van vorm en kleur, van den bodem tot in de kruinen der hoogste boom en, waarbij er zijn, die zich in den bloeitijd geheel met kleurige bloemen overdekken, zelfs aan den rand van de heete modderpoelen der sol- fatoren,. waar zwavelig zuur langs de bladeren strijkt. Maar in het dichte oerwoud dragen weinig planten opvallend gekleurde bloemen.

In Insulinde dragen tal van kleurige vruchten en mooi geteekende bla- deren tot versiering der wouden bij. Aan zulke bladplanten is BQrneo buiten- gewoon rijk, veel rijker dan Java of het Oosten van den Archipel.

F A U N A.

=-=====~==

De Maleische Archipel, gelegen tusschen Australië en het Aziatisch vasteland bezit een dierenwereld, die van beide werelddeelen bestanddeelen hee!t opgenomen.

Australië is faunistisch zeer scherp gescheiden van alle overige ge- bieden, het bezit zeer bijzondere vormen in de Monotremen (vogelbekdier en mieren-egel) en in de buideldieren, die wel in Zuid-Amerika maar niet in Azië worden gevonden. Dit gebied wordt verder gekenmerkt door het gemis aan hooge re zoogdieren.

Tropisch Azië, het orientale gebied, is daarentegen juist rijk aan p.lacen- tale zoogdieren, maar is veel minder een scherp begrensd geheel als het australisch gebied. Het heelt vele vormen met A!rika gemeen, zoo b.v. de half- apen, die ook op Madagascar veelvuldig voorkomen.

Tot het orientale gebied behooren nu behalve Malakka, dat nog met het vasteland verbonden is, ook de groote Soenda-eilanden, Sumatra, Java en Borneo.

Een zuiver australisch karakter vertoont de dierenwereld van Nieuw- Ouinea met de Aroe- en Kei-eilanden.

De tusschenliggende eilanden, Celebes, de Molukken en de Timorarchipel vormen een overgangsgebied.

Een scherpe grens ttlsschen orientaal en australisch gebied, vroeger door Wallace getrokken, welke grens liep Itlsschen Celebes en Borneo en tusschen Bali en Lombok door, bestaat niet, de beide gebieden gaan geleide- lijk in elkaar over.

SlIma/ra, Java en Borneo. De fauna van deze drie eilanden kom! veel met die van Malakka overeen, maar elk eiland bezit toch ook weer ·zijn eigen vormen. Borneo staat meer afzonderlijk, is langer van de beide andere

(31)

Grasboom in den bergtuin Tjibodas.

,

(32)

f

b

(33)

FAUNA. 1 J

eilanden gescheiden geweest, terwijl ook uitwisseling van vormen na de scheiding minder gemakkelijk plaats had dan tusschen Java en Sumatra.

Aan den anderen kant heeft Borneo echter veel dieren gemeen met Sumatra, maar alleen met het vlakke laagland aan de oostkust, de westkust van Sumatra met de eilanden, die ervoor liggen (Nias, Engano) vormt, vooral wat de insectenwereld betreft, meer één geheel met java.

Zoo komt op Sumatra en Borneo, beide, de orangoetang voor, die op .lava ontbreekt. omgekeerd komt op Sumatra en java de koningstijger voor, dien men op Borneo niet aantreft.

De siamang, Hylobates syndactylus, vindt men alleen op Sumatra, terwijl de neusaap, Nasalis larvatus, bIdten Borneo nergens elders voorkomt.

Het aantal aapsoorten, dat het vasteland van Azië gemeen heeft met de groote Soenda-eilanden, is het grootst op Sumatra, geringer op Borneo en nog minder op java.

Spookaapjes, Tarsius, zijn hekend van SlImatra, Borneo en Celebes, maar niet van Azië. Gemeenschappelijk ailn Zuid-Oost-Azië en de groote Soenda-eilanden is een andere halfaap, cle Indische luiaard of plomplori, Nycticebus terwijl nog een paar merkwaardige insecteneters, o.a. Tupaja, de toepai, en Galeopithecus, de vliegende maki, aan dit tropisch gebied eigen zijn.

Het wilde rund op de groote eilanden, de banteng, Bos sundaicus, komt ook in Indo-China en Malakka voor, maar schijnt, merkwaardig genoeg, op Sumatra te ontbreken.

De karbouw is een getemde buffel, Bos bubalus, die in Indië thuis hoort. Van de herten merkwaardig voor dit gebied, zij hier slechts genoemd de kantjil of dwerghert, Traglllus, en de kidang of mllntjak, Cervulus munt jac.

Van dikhuidigen heeft tropisch Azië met Borneo en Sumatra gemeen de olifant en de tapir, de eerste heeft verwanlen in Afrika, de laalste alleen in Zuid-Amerika. Beide dieren ontbreken op Java, maar hier vindt men de rhinoceros, de éénhoornige Rhinoceros sundaicus, terwijl Malakka, Borneo en Sumatra een eigen soort hebben, Rhinoceros sumatrensis, met t.vee hoorns.

Egels en mollen ontbreken in dit gebied, tjeloeroets, spitsmuizen, Cro- cidura-soorten zijn echter ver verbreid, komen tot Celebes toe voor. Ook wat de vogelwereld betreft., sluiten de drie groote eilanden zich geheel bij Zuid-Oost Azië aan.

Enkele eigenaardige soorten mogen genoemd worden, zoo de argus- fasant, Argusianus argus, van Sumatra en Malakka bekend.

De pauw komt van Indië en Ceylon tot Java voor, ook de stamvorm der hoenders, het bankiva-hoen, Gallus ferrugineus, hoort hier Uiuis. Zeer arm is dit gebied aan papegaaien, in tegenstelling met het oostelijk deel van de~

archipel, dat er juist bijzonder rijk aan is.

Celebes, de Molukken en de Timorarchipel. Deze eilanden vormen den overgang naar het australische gebied. Bali heeft nog een groot

(34)

12 FAUNA.

aan lal vogels met Java gemeen, die op Lombok reeds ontbreken, waar we voor het eerst kakaloea's vinden.

Van Java uitgaande neemt het aan lal javaansche vogels op de eilanden van den Timorarchipel steeds af, dat der australische soorten echter toe. De australische soorten zijn hier echter veel meer veranderd t\an de javaansche, de scheiding van Australië heeft dan ook veel vroeger plaats gehad; een diepe zee

scheidt Timor van Australië.

Op Timor ontmoeten we reeds een buideldier, de koeskoes, Phalanger orienlalis, maar nog geen kangeroes.

Timor en Bat jan vormen de oostelijkste· grens voor het verspreidings- r;ebied der apen, tot hier komt voor Macacus cynomolgus, de monje!. Tot . Timor reikt ook de familie der katten, die hier vertegenwoordigd is door een eigen soort, Felis megalotis, die behalve daar alleen nog op Rolti wordt aan- gelroffen.

Celebes is uit een faunistisch oogpunt wel het merkwaardigste eiland van den archipel. Het bezit vele soorlen, die geheel op zich zelf staan en onlbreken in het omgevende gebied, terwijl verwanten optreden in ver ver- wijderde sireken, zooals Europa en Afrika. Ook heeft het weinig vormen met Borneo gemeen, hetgeen zou pleiten voor een hoogen ouderdom van straat Makasser.

Alleen in Noord-Celebes en op Bat jan vindt men Cynopithecus niger verwant aan de afrikaansche bavianen; eveneens tot Celebes beperkt is hel merkwaardige geslacht Anoa, dat der dwergbuffels, en het hertzwijn, Babirussa, dat ook nog op de nabij gelegen Soelei-archipel en op Boeroe

leeft.

Van de australische vormen zijn tot Celebes nog doorgedrongen een paar koeskoes-soorten, terwijl van de orientale vormen hier nog gevonden worden Macacus, Tarsius, Paradoxurus, Russa.

Ook komen er vele papegaaisoorlen voor, waarvan het meerendcel alleen hier thuis hoort; de merkwaardige raketstaartpapegaaien, Prioniturus, zijn ook van de Philippijnen bekend. Zoo komt op Celebes voor Coracias lemmincki, lerwijl dit geslacht verder niet in het orientale gebied vertegen- woordigd is, maar wel in West-Azië, Europa en Afrika; Scissirostrum is een geslacht, dat men hier aantreft en verwant is met dat der tropisch-afrikaansche ossen pikkers, Buphaga.

De Celebes-duiven· komen overeen met die van Timor, de Philippijnen en Nieuw-Guinea, typisch voor dit eiland is nog de gehelmde maleo, Mega- cepllalon malco, een verwante van de Megapodiiden, groote hoogbeenige Iloendcrs van Nieuw-Guinea en Australië.

Waren de orientale vormen op Celebes reeds tot enkele beperkt, deze worden nog geringer in de Molukken. Apen ontbreken hier geheel, alleen

~omen nog voor de spitsmuis, verder ratten, die met die van Australië, Nieuw- Guinea, Celebes en de Philippijnen tot dezelfde geslachten behooren.

(35)

~

al >

o

Ol

~ al

(36)

7

Jl

(37)

FAUNA. 13

Het zwijn cvenals de civetkat zijn er waarschijnlijk ingevoerd.

Het aantal buideldieren is hier weer grooter dan op Celebes, terwijl de Molukken het rijkste gebie.d aan vogels zijn, dat we kennen. Een derde dcr vogels wordt er vertegenwoordigd door papegaaien, ijsvogels en duiven, die met die van Nieuw-Guinea overeenkomen in geslacht, maar tot eigen soortcn ontwikkeld zijn. Hier ook veel Megapodiidcn; op Ceram treft men nog aan de gehelmde casuaris, casuarius galcatus, waarvan verwanten op Nieuw-Guinea leven.

Vele insectengroepen bereikcn hier hun hoogste ont\Vikkeling, zoo ondcr de ,dagvlinders, de prachtige Ornithop.tera's.

NieulV-Ouinca met de Aroe- en Kei-eilanden. Deze ei~anden vertoonen het zuiverst een austratische karakter, zijn dan ook vooral gekenmerkt door het grootc aantal buideldieren, terwijt cr ook cchtc kangeroes voorkolJlen.

Ook vindt men hier de Australischc mierenegels. Nieuw-Guinea is verder het land bij uitncmcndheid der paradijsvogels en papegaaien, verder vindt men hier vele duiven, waaronder de kroonduif, en fraaie ijsvogels.

Bijna al deze vogels zijn verwant met dic van Australië, maar er komen toch ook nog enkele orientale vormen voor.

Fasantcn, gieren, spechten cn bosch hoenders ontbreken hier geheel, even- als in Australië.

Onder de insecten vallen vooral op de vele gehoornde vliegen, de Or- nithoptera's en de schilddragende sprinkhanen, terwijl hier ook vele typische Australische ge~lachten gevonden worden.

Dat de dierenwereld van Nieuw-Guinea lJlet die van Australië zooveel overeenkomst vertoont, is des te opvallender als men bedenkt, hoezeer beide eilanden zoowel IVat klimaat als plantengroei betreft, van elkaar verschillen.

BE VOLK I NO.

De inheelJlsche bevolking van dcn Archipel bchaart tot het Maleisch- Polynesische en Papoeasche ras.

De verschillcnde bevolkingsgroepen loopen, wat ontwikkeling, geschie- denis, staatkundigen toestand en meer of minder vermenging met andere groe- pen betreft, zeer uiteen.

• Reeds in de eerste eeuwen van onze jaartelling werd een deel van den Archipel (voornamelijk Java en Sumatra) bezocht door handelaars uit Hin- doestan, die korter of langer tijd hier te lande verbleven. .

De bevolkingsgroepen, welke zich met deze liindoes hebben vermengd, zooals de Javanen en de Sumatraanschc Maleiers, staan in het algemeen op den hoogsten beschavingstrap.

Overigens ziet men ook in den Archipel, evenals elders, een nauw ver-

(38)

14 BEVOLKING.

band tusschen den al of niet geregeld gedreven landbouw en den ontwikke- lingstrap der bevolking.

Tot de gezeten landbouwers behooren de Javanen, Soendaneezen en Ma- doereezen op Java, de Balineezen op Bali en de Gajoe's, Atjehers, Balaks, Menangkabauers en Palembangers op Sumatra.

De Dajaks op Borneo, de Toradja's in Midden-Celebes en de bewoners der Molukken leven een half nomadisch leven. Zij beoefenen den landbouw up leeggebrande boschgedeelten, welke na een of meer oogsten weer worden verlaten. Naast rijst is sago vOOr IM!n een belangrijk voedingsmiddel.

Tot de meest primilieve volksgroepen, welke leven van hetgeen het planten- en dierenrijk hun als voedsel biedt,--de jagers- en visschersvolken- , behooren de Papoea's op Nieuw-Guinea en enkele groepen op Sumatra en Borneo.

Van de voornaamste bevolkingsgroepen verdienen vermelding:

De Maleiers, in engeren zin, die door den geheelen Archipel verspreid voorkomen, maar die men vooral aantreft op Malakka, Sumatra en de om- liggende eilanden. De Maleiers uit de kuststreken hebben zich hoofdzakelijk tot handelaars ontwikkeld; zij zijn intelligenter en acliever dan de meeste binnenlandsche stammen en bezitten een economisch overwicht over deze.

De Maleische stammen in het binnenland van Sumatra kenmerken zich door hun onwil tot arbeiden, de vrouw·en zijn er het meest arbeidzaam en verrich- ten den huis- en veldarbeid. In vele streken geldt er het matriarchaat.

Met de Maleiers uit de kuststreken vertoonen punten van overeenkomst de Makassaren en de Boegineezen, welke het Oostelijk deel van den Archipel bewonen en de Madoereezen, welke veelal de vischvangst en den zeevaart uitoefenen.

De Javanen steken door hun ordelievendheid en gewilligheid tot wer- ken gunstig af bij de overige bevolkingsgroepen. Buiten Java worden zij als werklirachten gebruikt op Sumatra, in de Straits-Settlements en in West- Indië. Zij zijn sterk .aan hun omgeving gehecht en verplaatsen zich niet gaarne, wat de emigratie aanvankelijk niet vergemakkelijkte. Nu er echter buiten Java reeds belangrijke kolonies van Javanen zijn, - zie Hoofdst. XIV - gaan zij spoediger tot vertrek naar een andere omgeving over. Op de Euro- peesche landbouwondernemingen zijn de Javanen de voornaamste arbeids- krachten. In de Buitengewesten werken er echter ook vele Chineezen.

Bij de in 1905 gehouden volkstelling bleek 71

%

van de bewoners van Java, <lie een beroep uitoefenden, tot de landbouwers te behooren. Het aan- tal handelaars en ambachtslieden, bedroeg respectievelijk, slechts ongeveer 5

%

en ruim 4.

%.

Vreemdelingen in Nederlandsch-Indië.

Sedert eeuwen hebben zich vele vreemdelingen in den Archip.el geves- tigd,. naast Europeanen, voornamelijk Chineezen en Arabieren. Hun aantal is ook thans nog groot.

j

(39)

BEVOLKING. 15

Chi/leeze/l treft men hoofdzakelijk aan op Java, in Sumatra's Oostkust en op Borneo en Banka. Zij zijn in de eerste plaats handelaars, verder am- bachtslieden en tuiniers. Het meerendeel beoefent den tusschen- en klein- handel, maar velen hebben zich door vlijt en spaarzaamheid opgewerkt en zijn in het bezit gekomen van groote handelsondernemingen, landerijen en

fabrieken.

De Europeesche handel is in cle eerste plaats groothandel, de tusschen- handel der Chineezen vult dezen aan.

In de Westerafdeeling van Borneo hebben de Chineezen veel op land- LOllwgebied tot stand gebracht.

Ter Sumatra's Oostkust worden uit China contract-koelies geimporteerd voor het werken in de tabakstuinen en op de rubberondernemingen. Een be- langrijk gedeelte der thans in dat gewest aanwezige Chineezen werkt nu als vrije arbeiders, kleine landbouwers en neringdoenden. Duizenden vinden er bovendien een bestaan in de vischvangst en den houtaankap.

In grooten getale werken nog Chineezen in de tinmijnen op Banka en Billiton en in de kolen- en goudmijnen op Sumatra. .

Hel aantal Arabieren is sedert de opening van het Suezkanaal toege- nomen. Voor het meerendeel zijn het kleinhandelaars, terwijl een gedeelte de kustvaart beoefent. Zij worden, om hun afkomst uit het heilige Mohame- daansche land, door de Inlandsche bevolking met zekeren eerbied behandeld.

Ultimo December 1917 waren ongeveer 139.000 Europeanen in Neder-

landsch-Indië aanwezig. Zij zijn voor het overgroote meerendeel ambte- naren, ondernemers, bedrijfleiders en geëmployeerden. Aan hun werkzaam- heid, kapitaal, kennis, energie en organisatietalent is het te danken, dat Indië een productieland van beteekenis is geworden. .

Volgens administratieve gegevens, verstrekt door de bestuurshoofden, bedroeg het aantal inwoners op ultimo December 1917:

op Java en Madoera ... ... ... ... ... 34.157.383 in de Buitengewesten ... ... ... ... 13.046.256

Totaal 47.203.639 In achterstaande tabel is een overzicht opgenomen van de aantallen Europeanen, Vreemde Oosterlingen en Inlanders en hunne verdeeling over de verschillende gewesten, alsmede een vergelijking van de grootte der bevolking volgens de administratieve gegevens van 1917 met die volgens de laatstgehouden volkstelling (1905) en het aantal inwoners per K.M.' in elk gewest.

(40)

16 BEVOLKING

Zielental op ult. December 1917 Percentsgewijze toe- of ~

"

afname sedert 1905 0 . '

" "

~ " " :i~

GE W ES T.

" " " '" " ,," '" "

"

" , b / ) ~

"

" ,b/) ~

.. '"

..

E .5

" ..

e:Ê

"

" '" " '" .. -

~

0. ,, ;:;

"

0.

"

~

"

ö

.. "

0

" " ..

0

"" ..

'E:>

~ ~

-

~

>~

f-

..

"

> ~

"

..:

""

0 JAVA EN MADOERA

""

Bantam . . . . 1

Batavia.. . '

I

29

Preanger. Regent- schappen. . . 10 Cheribon. . 1

Pekalongan. 3

Semarang. 12

Rembang. . 1 Soerabaja. 20 Pasoeroean . ó

502 4.064 873.443 878.009 -6.51+ 22.6 -2.0 -1.9 lil .228 107.596 2.307.818 2.444.642 +111.7 + 12.6 + 15.4 + 15.9 210 .840 20.107 3.327.075 8.858.022 + 96.0( 38.5 + 13.8 + 14.1 164

.794 28.517 1.840.800 1.671.111 1) 246

.845 28.822 2.237.810 2.264.007 + 74.7 + 23.3 + 13.6 + 13.8 408 .763 40.586 2.789.086 2.792.385 + 44.5 + 17.2 + 6.5+ 6.8 341 .980 20.599 1.618.123 1.640.702 + 71;2 + 11.5 + 9.5 + 9.6 220 .998 39.700 2.469.146 2.529.844 + 981 + 29.1 + 3.1 + 3.8 425 .779 19.290 2.029.276 2.054.345 + 6.9 + ~68 + 1.4 + 1.6 235 Besoeki . . 2

Banjoemas . 2

Kedoe. . 3

Djokja. . 4

Solo . . 3

Madioen . 3

Kediri. . 3

Madoera .

.737 9.183 1.204.056 1.215.876 + 53.0 + 81.8 + 24.7 + 25.0 120 .188 9.282 1.616.270 1.627.69<; + 97.6 + 88.8+ 9.8 + 95 293 .395 17.043 2.698.189 2.718.517 + 45.8 + 27.1r 15.9 + 16.0 497 .198 11.372 1.356.598\ 1.874.168 + 79.2 +104.9 + 22.a + 22.8 412 .919 13.997 2.042. 954 2.060.870 + 17.5 + 19.4+ 29.5 + 29.4 383 .178 6.495 1.592.574 1.602.242 l' 78.4 + 84.011' 18.6 + 18.7 272 896 15.447 2.182.31712.151.660 + 30.1 + 19.1 + 21.8 + 21.8 S09 B05 7.178 1.770.265 1.778.248 + 21.2 + 502 + 18.8 + 18.9 829 Tot a a I 1l1.4iJO\393.729\S3.652.230\S4157.1l1:llll+ 71.51+ 24.11+ 13.21+ 13.5\ 259

Sumafra's W. kust Tapanoeli . . Benkoelell . . . Lampong. district Palembang 2). . Djambi 2) • •

Oostk. v. Sumatra.

Aljeh en Onderh.

Riouwen Onderh Banka en Onderh.

Silliton • . . • Wester- aldeel. v.

Borneo.. . Z. en O. afdeel. v.

Borneo

Menado . . . , Celebes en Ond . . Amboina 4). . . Ternate en Ondh.5) Timor en Onderh.

Bali en Lombok.

I

3.532 484 723

458 1.400 190 6.270 1.734 419 541 368 485 1.96R 1.787 2.436 3) 3.181

3) 477 653 3141

BUITENGEWESTEN .

11.922 1.273.170 1.288.624 + 20.8 + 19.6

- 17\ -1.5 2.671 761.844 765.288 + 65.8 ~ 38.7 + 85.4 + 85.2 3.299 226.062 229.845 + 35.2 37.7 + 12.2 + 12.5 2.858 168.256 171.572 +218.7 +121.2 + 8.5 + 9.6 12.678 746.475 760.548

3.959 203.116 207.265

145.655 742.215 834.140 +135.1 + 26.9 + 64.4 + 57.3 12.982 695.125 708.841 +127.9 + SO.6 + 21.6 + 21.9 21.628 .177.602 198.649 + 89.6 + 15.8 + 90.3 + 77.9 71.714 81.926 154.178 + 70.7 + 62.9 + 15.6 + 398 20.762 88.351 59.481 + 31.0 - 8.5 - 2.9 - 4.8 67.018 506.184 573.637 + 29.7 + 33.4 + 26.4 + 27.2 16.616 9~O.887 940.866 + 91.7 + 80.9 + 19.4 + 20.2 10.726 728.513 742.026 + 41.4 + 51.5 + 70.4 + 70.0 17.367 2.352.245 2.352.048 + 55.0 +181.7 +472.0 +466.1

3) 3)

2.999 354.754 360.934

3) 3)

1.193 198.465 200.135

4.821 1.035 875 1.081.849 +162.2\+156.2 +2543 +953.6 8.081 1.336.435 1.844.880 +163.9 +204.5 +1566 +1569 Totaal

Buitengewesten 27.451\488.944112.579.897113.046.2561+ 69.91+ 37.61+ 72.11+ 70.4\

I) Cijfers 1905 niet bekend, omdat Cheribon sedert andere ,renzen heeft gekregen.

2) Palembang en Djambi waren In 1900i 1I0K Keen arzonderlljke gewesten.

3) Zielental ult. 1912.

4) met inbegrip Zuid- en Wut-Nleuw Oulne •.

5) met Inbegrip Noord-I\ieuw-Gulnu.

2.7 20.-

8.8 7.5 88 4.3 956 12.8 6.46 13.-

12.3 3.9 2.4 8.3 24.-

16.- 127.-

9.5

(41)

BEVOLKING.

AANTAL INWONERS VAN EENIGE GROOTE PLAATSEN IN NEDERLANDSCH-INDIË.

,

) I

Op

- '"

c:: 01) c::

-

,

0; 01)

0 01) 01) "0

PI aais LU

- "

Ol 01) c::

o

o .S bil c:: Ol

0. ..: c::

>

Batavia. 20.766 30.557 180.141 231.464 uit. Dec.

Soerabaja.

-

±20000 24.984 115.817 160.801 »

"

Semarang.

.

8.875 20.066 77.911 106.852

"

"

Bandoeng. 8.245 6.951 t 43453 58649

"

~

Soerakarta 2.000 137.882 139.882

" "

Djokjakarta 3.396 4.926

88.7361 97.058

" "

17

1911 1918

"

»

"

"

(42)

(43)

Bestuur- en Rechtswezen

BESTUUR

ZELFBESTURENDE LANDSCHAPPEN

GEWESTELIJK EN PLAATSELIJK ZELFBESTUUR RECHTSWEZEN

(44)
(45)

HOOFDSTUK

11.

BESTUUR.

J. Slaalsrecl1terlijke verhouding van de f( olonie lol hel Moederland.

Nederlandscll-Indië maakt staatkundig cen deel uit van het Koninkrijk der Nederlanden.

De Nederlandsche wetgever kan allc onderwerpen betreffende de ko- loniën regelen, zood ra naar zijn oordeel daaraan behoefte bestaat; bovendien is hem de regeling van sommige zaken uitdrukkelijk opgedragen.

Behalve door den Nederlandsehen wetgever kunnen door de Kroon bij Koninklijk besluit en door den Gouverncur-Generaal bij ordonnantie maa~­

regelen van wetgevenden aard worden getroffcn.

Aan de Kroon is het Opperbestuur over de Koloniën toegekend.

De Gouverneur-Generaal oefent in naam des Konings het bestuur uit ovcr Ncderlandsch-Indië.

Zoowel in zijn wetgevende als in zijn uitvocrende taak wordt de Gou- verneur-Generaal bijgestaan door een ambtelijk adviseerend lichaam, den Raad van Nederlandsch-Indië.

In zijn uitvoerende functie wordt de Gouverncur-Generaal bijgestaan door de Hoofden der 9 Departementen van Algen1een Bestuur, die gezamen- lijk een Raad van Departementshoofden vormcn.

Bij de wet van t6 December t9f6 is een vertegenwoordigend lichaam (Volksraad) ingesteld. De eerste zitting is op 18 Mei 1918 geopend.

De vergaderingen zijn al~ regel openbaar.

De Volksraad bestaat uit ten minstc 39 leden. De Voorzitter wordt door

(46)

BESTUUR.

den Koning benoemd. Van de overige leden worden er 19 (5 Inlanders. 14 Europeanen en vreemde Oosterlingen) door den Gouverneur-Generaal na raadpleging van den Raad van Nederlandsch-Indië benoemd en de overige leden (10 Inlanders, 9 "Europeanen en vreemde Oosterlingen) worden ge- kozen door de leden der Locale Raden.

De Gouverneur-Generaal raadpleegt den Volksraad over alle zooda- nige onderwerpen als ,:"aarover hij het oordeel van den Volksraad wenscht te vernemen. Hij is tot die raadpleging verp.licht ten aanzien van:

I. de begrooting en eenige daarmede verband houdende voorzieningen. 2. het aangaan van geldleeningen ten laste van en het waarborgen van

geldleeningen door Nederlandsch-Indië, althans wanneer een en ander krachtens besluit van den Gouverneur-Generaal geschiedt (een geld- leening kan ook krachtens wet worden aangegaan en dan is raadpleging van den Volksraad niet imperatief voorgeschreven).

3. De ontwerpen van algemeene verordeningen welke aan de ingezetenen persoonlijke militaire lasten opleggen;

4. zoodanige andere onderwerpen, als door den Koning bij algemeene ver- ordening worden aangewezen.

De begrooting wordt door den Gouverneur-Generaal overeenkomstig het gevoelen van den Volksraad voorioopig vastgesteld. Aan den Nederland- sehen wetgever is de definitieve vaststelling opgedragen. Hij kan hierbij van de voorloopig vastgestelde regeling afwijken.

De Volksraad kan zonder eenige beperking de belangen van Nederlandsch- Indië en zijne ingezetenen bij de Nederlandsche en de Indische Regeering als- ook bij de Staten-Generaal voorstaan.

Vragen, door de leden schriftelijk tot de Regeering gericht, worden door haar eveneens schriftelijk beantwoord.

2. Inrichting vall het bestuur en opleiding bestuursambtenaren.

Voor het bestuur in engeren zin is Nederlandsch-Indië thans verdeeld in 37 gewesten, n.1. drie Gouvernementen, drie en dertig residenties en een zelfstandige assistent-residentie.

De hoogste bestuursfunctie wordt in de gewesten uitgeoefend door een

hoofdambtena~r met den titel van Gouverneur of Resident, die de vertegen- woordiger is der centrale regeering. Zijn taak is niet in alle gewesten de- zelfde. De bestuursinrichting toch op Java en Madoera vertoont, behalve in de Vorstenlanden, een ander aanzicht, dan die in een deel der Buitenbezit- tingen, waar men naast de centrale overheid nog inheemsch gezag aantreft.

Treden de residenten in de rechtstreeks bestuurde gebieden als directe bestuurders op, in de zelfbestuursgebieden bepaalt hun taak zich tot het hou- den van toezicht .en het geven van raad en leiding.

Waar zij als bestuurders in de Buitenbeziltingen optreden, is hun iel!-

(47)
(48)

c: Ol

.n

Ol o -'"

c: en

~

c:

Q)

-0

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

- ALLEEN EEN BESLUITWET KAN VERANDERING

Voor wat betreft de kleinnijverheid zou wellicht het door Visvesvarayal gepropageerde systeem toepassing kunnen verdienen, terwijl voor het ove- rige credieten zouden moeten

handhaven, omdat de aanvoerders op verschillende veilingen niet konden worden gedwongen hun producten af te stacm, werkte de regeling vrij behoorlijk, zoodat ook voor 1932 door

Ge- vraagd naar waar zij over 15 jaar wil- len wonen, blijken jongeren een duidelijke voorkeur te hebben voor het buitengebied.. Met name lande- lijk wonen vlakbij een

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

Een nadere analyse waarin naast de in de vorige regressieanalyse genoemde controlevariabelen ook alle individuele campagne-elementen zijn meegenomen, laat zien dat

Dergelijke inbedding (a) onderstreept de relevantie van integriteit in het dagelijkse werk, (b) draagt bij aan verdere normalisering van het gesprek over integriteit, (c) kan

een goed signaal betreffende het commitment van de uitvoeringsinstellingen zijn, wanneer het opdrachtgeverschap voor het programma niet automatisch bij BZK wordt neergelegd,