• No results found

Zelfstandigheid en zelfredzaamheid bij kinderen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Zelfstandigheid en zelfredzaamheid bij kinderen"

Copied!
43
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Zelfstandigheid en

zelfredzaamheid bij kinderen

(2)

2

Inleiding

Een pasgeboren baby is hulpbehoevend en vraagt heel veel zorg van zijn ouders.

De baby kan nog heel weinig en moet eigenlijk alles nog leren.

Het begint met zelf zijn papflesje vast te houden, grijpen naar speelgoed, leren zitten, kruipen, staan, … Later gaan kinderen zelf hun vork of lepel leren gebruiken, leren ze zelf de trap op en af te lopen, zichzelf aankleden, hun handen wassen, knopen of rits dichtdoen, veters strikken, …

Alles moet met andere woorden nog geleerd worden. Als ouder kan je het niet allemaal zelf blijven doen, noch is dit wenselijk.

Als kinderen groter worden zal jouw hulp moeten veranderen.

Alles zelf doen voor je kind zal moeten veranderen in het kind bijstaan zodat hij/zij het zelf kan doen. De eerste stappen naar zelfstandigheid voor je kind worden op die manier gezet.

(3)

3

1. Het belang van zelfredzaamheid en zelfstandigheid

Je kind stimuleren tot zelfstandigheid en zelfredzaamheid is erg belangrijk.

Het is niet wenselijk dat je als ouder té lang alles voor je kind blijft doen. Op die manier leert het kind immers niets bij. Door dingen zelf te doen, oefent het kind belangrijke vaardigheden.

De eerste levensjaren zijn hiervoor erg belangrijk, alles wordt immers nog veel gemakkelijker aangeleerd.

Met de nieuw verworven vaardigheden kan het kind de wereld ontdekken. Door te leren kruipen of lopen kan het kind opeens letterlijk overal naartoe in huis. Zichzelf aankleden, zelf een puzzel kunnen maken, … Het kind leert er zowel vaardigheden op lichamelijk als op cognitief vlak bij.

Voor een kind kan ‘zelf dingen doen’ – mits goed begeleid door de ouder – leiden tot succeservaringen. Deze succeservaringen zorgen er dan weer voor dat het zelfvertrouwen en het zelfbeeld van het kind positief beïnvloed worden.

Dingen zelf kunnen zoals: zelf eten, uit een groot glas drinken, op een gewone stoel zitten, … geven het kind het idee dat het eigenlijk al heel wat kan en al groot is. Voor kinderen biedt dit

(4)

4 dan voldoende stimulans om nog meer dingen te leren en te ontdekken.

Kinderen die positief gestimuleerd worden om zelfstandig zaken aan te pakken worden ook actiever en ondernemender. Door de ervaringen die kinderen opdoen worden ook de hersenen gestimuleerd.

Tot de peuter en kleuterleeftijd gaat zelfstandigheid veelal over vaardigheden aanleren, zodat kinderen zaken zelf(standig) kunnen doen. Naast het aanleren van praktische vaardigheden zoals je veters knopen en je jas toedoen, is het echter ook belangrijk dat kinderen complexere taken/opdrachten zelfstandig kunnen aanpakken. Dit wordt vooral belangrijk voor lagere schoolkinderen. Het gaat hierbij niet alleen om huiswerk maken of lessen leren maar ook om iets te maken (voorbeeld met Lego of met knutselmateriaal), om op te ruimen, … Voor deze zaken is meer dan één handeling vereist.

Wil jij met Lego een vliegtuig maken, dan zal je al eerst moeten kijken op het plan hoe dit eruit ziet. Vervolgens zal je al eens moeten nadenken hoe je hier aan moet beginnen. Op welke manier kunnen we dit doen? Lukt dit of niet? Passen we onze methode beter aan of niet?

Kinderen dienen zich ook deze denkstappen eigen te maken om later zelfstandig te kunnen leren en werken. Het gaat hier om

(5)

5 een algemene vaardigheid die we probleemoplossend denken noemen. In wat volgt schetsen we eerst de ontwikkeling van zelfstandigheid bij kinderen en hoe je dat kunt stimuleren.

Daarna gaan we specifiek in op het aanleren van gedragingen en het bevorderen van probleemoplossend denken.

(6)

6

2.De ontwikkeling van zelfstandigheid en zelfredzaamheid bij kinderen van 0 tot 12 jaar.

Hieronder geven we een overzicht van de ontwikkeling van zelfstandigheid bij kinderen. Bij de jonge kinderen geven we ook beknopt weer welke motorische vaardigheden zich rond deze leeftijd ontwikkelen, aangezien deze een belangrijke invloed hebben op de mogelijkheden tot zelfstandigheid waarover een kind beschikt.

We willen ouders hierbij ten zeerste op het hart drukken dat elk kind uniek is en op zijn eigen tempo ontwikkelt. De leeftijden waarop een kind bepaalde vaardigheden ontwikkelt verschillen enorm van kind tot kind. Het ene kind is ook sneller op het ene ontwikkelingsdomein (bijvoorbeeld taalontwikkeling) dan op het andere (bijvoorbeeld lichamelijke ontwikkeling, sociale ontwikkeling, …).

Probeer je kind dan ook niet te forceren, maar kijk naar wat het reeds probeert te doen en ondersteun dit.

(7)

7

Baby’s (van 0 tot 1 jaar)

Een pasgeboren baby kan nog niet veel. Een jaar later kan je baby al kruipen of zelfs lopen. Hij kan zijn hoofdje bewegen zoals hij zelf wil, hij kan naar iets grijpen, dingen vasthouden, met de beentjes heen en weer wiegen, …

Een baby leert dit alles niet op één dag. Hij doet dit in kleine stapjes, met behulp van zijn ouders. Iedere baby doet dit ook op zijn eigen tempo. Sommige baby’s kunnen bijvoorbeeld lopen op 10 maanden, anderen pas op 18 maanden. Sommigen kruipen al op 5 maanden, anderen kruipen helemaal niet.

Tussen 0 & 3 maanden:

Het eerste teken/initiatief dat een baby neemt tot zelfstandigheid is het leggen van zijn handjes op fles of borst tijdens de voeding.

Wat betreft de vooruitgang die een baby maakt op lichamelijk vlak, gaat het tijdens deze periode over volgende vaardigheden: de baby leert zijn hoofdje stilhouden als hij rechtop gezet wordt; probeert in buikligging zijn bovenlichaam een stukje van de grond te tillen; kan een speeltje vasthouden wanneer dat in zijn hand gegeven wordt; zal zich naar de stem van een bekende richten; met een rammelaar schudden;

(8)

8 geïnteresseerd kijken naar de beweging van zijn handjes en met zijn ogen een bewegend speeltje volgen.

Tussen 4 & 6 maanden:

De baby neemt tijdens deze periode de volgende stappen tot zelfstandigheid:

- De baby begint zachte voeding te eten

- De baby zuigt eten van een lepel en doet bij het naderen van de lepel zijn mondje al open

- De baby herkent de fles en begint ernaar te grijpen

- De baby houdt het eten in zijn mond en laat het er niet meteen weer uit lopen.

De baby kan op deze leeftijd al: voorwerpen met beide handen vasthouden; zijn handjes naar zijn mond brengen; graaien naar een speeltje dat voor zijn gezicht wordt gehouden; zijn handje uitsteken naar een speeltje dat buiten zijn bereik ligt; in buikligging zwembewegingen maken met zijn armen en benen;

van zijn buik naar zijn rug rollen; van rug proberen naar zit op te trekken als je zijn handjes pakt; gericht grijpen; voorwerpen met één hand optillen; op en neer veren wanneer hij onder de oksels vastgehouden op zijn voetjes wordt gezet.

(9)

9

Tussen 7 & 9 maanden:

De baby neemt tijdens deze periode de volgende stappen tot zelfstandigheid:

- De baby houdt een koekje of soepstengel reeds goed vast, bijt er een stukje af en kauwt erop.

- De baby kan zonder hulp de fles in zijn mond nemen.

- De baby begint aan zijn sokken te trekken.

- De baby houdt zelf zijn flesje of beker vast en pakt die weer op als die uit zijn handje gegleden is.

- De baby drinkt uit een kopje dat een volwassene vasthoudt.

- De baby eet vast voedsel.

De baby kan in deze periode al twee dingen gelijktijdig vasthouden, elk in één handje. Hij/zij raakt met zijn handjes zijn voetjes aan en heft vanuit rugligging zijn hoofd op. Hij/zij gebruikt één handje om een speeltje vast te houden en de andere om ermee te spelen, rolt zich om van rug naar buik, pakt speeltjes van de ene naar de andere hand en kan als hij neergezet wordt even zonder hulp zitten.

(10)

10

Tussen 10 & 11 maanden:

Het kind neemt volgende stappen tot zelfstandigheid:

- Het kind tilt een lepel op, waarbij hij zelf de steel pakt.

- Het kind eet zelf een in stukjes gesneden boterham.

- Het kind trekt laden uit kasten.

- Het kind tilt een kopje met beide handjes op en drinkt eruit.

Op lichamelijk vlak zien we in deze periode dat het kind zich al zittend reeds in allerlei richtingen draait om voorwerpen te pakken. Baby’s van deze leeftijd kunnen alleen zitten en zoeken tijdens het omrollen steun met hun handjes. Vanuit zithouding beginnen sommige kinderen te kruipen. Met behulp van box of bank kunnen ze staan. Ze nemen twee kleine speeltjes in één hand en trekken zich aan de rand van hun bedje op tot stand.

Het kind kan zittend met speelgoed in zijn handjes spelen, gaat zelfstandig zitten en blijft langere tijd zitten, hij/zij kan vanuit buiklig gaan zitten, loopt langs meubels terwijl hij zich eraan vasthoudt en kan een speeltje voorzichtig neerleggen.

(11)

11

De Peuter (van 1 tot 2.5 jaar)

De peuter neemt op zijn 12-13 maanden volgende stappen naar zelfstandigheid:

- Het kind helpt mee met aankleden, hij/zij steekt de armpjes in de mouwen.

- Het kind probeert met kam of borstel zijn haren te kammen.

- Het kind probeert zelfstandig met een lepel te eten.

Het kind op deze leeftijd kan al gooien of rollen met een bal, op zijn hurken zitten, vanuit zit op zijn rug gaan liggen en vanuit ruglig weer gaan zitten.

Het kind kruipt trappen op en loopt wanneer één van de handjes wordt vastgehouden.

Tussen 14 & 16 maanden neemt het kind volgende initiatieven tot zelfstandigheid:

- Het kind steekt een voetje door zijn broekspijp.

- Het kind probeert zijn gezicht zelf met een washandje te wassen.

- Het kind drinkt uit een kopje zonder te morsen.

(12)

12 Het kind kan zich rond deze periode ook al bukken om een speelgoedje van de vloer te rapen, hij/zij staat zeker en zonder hulp. Het kind klimt op stoelen of andere meubels om dingen te pakken, gaat zonder hulp vanuit zit staan en kan misschien lopen zonder hulp. Het kind doet rozijntjes in en uit een klein potje en krast al met een pen als hem dat voorgedaan wordt.

Tussen 17 & 22 maanden krijgt het kind de volgende vaardigheden onder de knie:

- Het kind gaat een lepel gebruiken, probeert hiermee in een kopje te roeren. Steekt hem in zijn mond.

- Het kind gaat in een onbekende omgeving zelfstandig op onderzoek uit. De vertrouwenspersoon wordt echter wel in de gaten gehouden.

- Het kind laat zijn eigen mening horen en zegt vaak nee.

- Het kind probeert zelf zijn schoenen uit te trekken en trekt zelf zijn muts van zijn hoofd.

- Het kind doet een heleboel na en leert zo erg veel, zoals tandenpoetsen en haren kammen.

Motorisch kan men rond deze periode al achteruit lopen, een bal gooien, een trap oplopen als men vastgehouden wordt, op een lage stoel klimmen en erop zitten, op zijn hurken zitten,

(13)

13 zich bukken en een bal wegschoppen zonder zijn evenwicht te verliezen. Het kind kan al een toren van drie tot vier blokken bouwen, kan een doosje open peuteren om er rozijntjes uit te halen, kan water van de ene beker naar de andere overgieten, kan een aantal grote stukken duplo op elkaar drukken en begint met tekenen, doelloos krassen, heen en weer in het rond. Rond deze leeftijd vinden kinderen dansen erg leuk en beginnen ze met puzzelen.

Het kind vindt het ook leuk om eenvoudige huishoudelijke karweitjes na te doen, zoals vegen en stoffen. Hij/zij wil dan ook graag een eigen borsteltje of stofdoek.

Tussen 23 & 28 maanden:

De tweejarige peuter zet terug heel wat stappen naar zelfstandigheid:

- Het kind probeert een deur te openen om naar een andere kamer te gaan.

- Het kind begint zichzelf te wassen aan de wastafel. Wil alles zelf doen.

- Het kind overtreedt de regels. Als de ouder even niet kijkt doet hij/zij iets ondeugends.

- Het kind probeert een T-shirt over zijn hoofd uit te trekken.

- Het kind trekt zijn sokken en schoenen of pantoffels aan.

(14)

14 - Het kind maakt grote knoopsluitingen open, als de stof niet te

stug is.

Het kind kan op deze leeftijd al twee opdrachtjes na elkaar uitvoeren (neem eens je jas en schoenen). Hij/zij helpt mee met huishoudelijke karweitjes zoals tafeldekken en bordjes naar de keuken brengen. Samen met de volwassenen ruimen ze al speelgoed op.

Op lichamelijk vlak leren kinderen zich rond deze periode te bukken, op hun hurken te zitten om iets van de grond te pakken, alleen de trap af te lopen met vasthouden aan de leuning en van de onderste traptreden naar beneden te springen.

Schommelen wordt heerlijk gevonden door kinderen van deze leeftijd. Het kind kan ook al goed inlegpuzzels maken als hij niet afgeleid wordt door andere leuke dingen. Hij/zij kan ronde vormpjes in een keer op de goede plaats leggen, kan als je vier gekleurde blokken op een rijtje legt dit nadoen, tekent een verticale lijn na, maakt met een draaibeweging een eenvoudige sluiting van de fles open.

(15)

15

De Kleuter (van 2.5 tot 6 jaar)

Ook in de kleuterleeftijd worden heel wat stappen tot zelfstandigheid gezet. De wereld van het kind wordt op dit moment heel wat groter. Het kind gaat voor het eerst naar school en doet heel wat nieuwe ervaringen op.

Tussen 29-36 maanden:

Op het vlak van zelfstandigheid zien we volgende evolutie:

- Het kind doet zijn best om de hele dag droog te blijven.

Ongelukjes komen nog voor.

- Het kind trekt zelf een broek aan.

- Het kind leert omgaan met een kinderschaar.

- Het kind kleedt zich met wat hulp grotendeels zelf aan.

- Het kind zegt wat hij wil met behulp van: “ik wil….”

Het kind kan op deze leeftijd al bovenhands een bal voor zich uit gooien, een stoel halen en erop klimmen om iets uit de kast te halen, op een driewieler fietsen met rondtrappen van de pedalen, op allerlei speeltoestellen klimmen en grote kralen aan een stevige draad rijgen. Het kind probeert doosjes en trommeltjes open te maken, kan iets maken van groot constructiespeelgoed, bouwt een brug van drie blokken na,

(16)

16 maakt echte puzzels van zes tot tien grote stukken & legt kaartjes van kinderdomino op de goede manier aan elkaar.

Tussen 37 & 48 maanden:

Het kind zet volgende stappen op gebied van zelfstandigheid:

- Het kind kan zelf knopen vastmaken.

- Het kind kan zich aankleden onder toezicht.

- Het kind wast en droogt handen.

Het kind kan rond deze leeftijd een seconde op een voet staan, hinkelen, een stuiterende bal vangen, achteruit lopen, een brug bouwen van drie blokken, kleuren herkennen en benoemen, bewust gaan tellen en kopvoeters tekenen (= een kop en twee benen).

Het Lagere Schoolkind (van 6 tot 12 jaar)

In de lagere school leren kinderen heel veel bij. Er is een groot verschil tussen het kind dat voor het eerst naar het eerste leerjaar gaat en datzelfde kind op het einde van het zesde leerjaar. In die korte periode leert een kind veel.

Wat het kind leert op school, draagt ook in belangrijke mate bij tot zijn zelfstandigheid. Leren lezen, schrijven, rekenen

(17)

17 betekent voor een kind ook dat het zelf een boek kan lezen, een brief kan schrijven, iets kan betalen in de winkel, enz.

Het kind leert fietsen, de bus nemen, naar de winkel gaan, … Dit betekent dat de wereld groter wordt. Het kind kan zelf naar de voetbaltraining gaan, kan alleen naar school fietsen, kan een brief posten, …

Het kind leert ook om keuzes en beslissingen te maken zoals kiezen welke kleren hij/zij zal aandoen, kiezen welke sport of vrijetijdsbeoefening hij/zij zal kiezen…

We kunnen van kinderen in de lagere school ook in toenemende mate verwachten dat zij min of meer hun eigen plan leren trekken (mits ondersteuning van de ouder!). Dit betekent dat zij moeten leren zichzelf te verzorgen, hun eigen kamer op te ruimen en alleen huiswerk te maken.

Daar het kind in toenemende mate met anderen te maken heeft (denk maar op school, in de vrijetijdsbeweging of sportclub) zal het ook heel wat stappen op sociaal vlak dienen te maken:

afspraken maken met vriendjes, delen, ruzies oplossen.

De zaken die een kind in deze periode leert, zal hij ook als volwassene goed kunnen gebruiken. Zijn/haar wereld wordt groter en groter. Kinderen blijven niet langer thuis zitten maar willen op verkenning uit. Ze komen op andere plaatsen en leren nieuwe mensen kennen.

(18)

18

3. Het stimuleren van zelfstandigheid bij kinderen

- Baby’s

Bij je baby komt het stimuleren van zelfstandigheid vooral neer op het aanbieden van zoveel mogelijk ervaringen. Zet je kind in verschillende houdingen en omgevingen.

Het is goed dat ouders veel bezig zijn met hun baby en hem helpen om stapjes te maken. Probeer hierbij rekening te houden met het tempo van het kind. Forceren is niet goed. Het heeft bijvoorbeeld geen zin om een baby van 4 maanden al te helpen om te staan. Je wacht dus best tot je merkt dat uw baby zelf iets nieuws probeert. Als uw zoontje niet dadelijk gaat zitten als je hem zelf op de grond zet maar zijn voetjes op de grond zet, kan je hem helpen door hem de eerste tijd goed vast te houden.

(19)

19 - Peuters en kleuters

Peuters en kleuters willen de wereld ontdekken en verkennen.

Belangrijk is hierbij om kansen en ruimte te creëren voor je kind.

Peuters willen al gauw alles “zelf doen”. Dit is heel belangrijk voor het kind maar ook heel vermoeiend en lastig voor de ouder.

Voor het kind is dit een eerste stap naar zijn zelfstandigheid.

Hoe meer je hem/haar zelf laat doen, hoe meer eigenwaarde en zelfvertrouwen het kind krijgt.

Dit wil echter niet zeggen dat je daarom alles moet toelaten, ook al voel jij je er niet goed bij. Als je peuter een gevaarlijke trap op wil of een mes wil gebruiken terwijl jij je daar niet goed bij voelt, laat dit dan ook niet toe. Zoek naar andere situaties waar het kind zijn vaardigheden kan oefenen.

Soms is er ook geen tijd voor de peuter om alles zelf te doen.

Dit kan je oplossen door hem kleine taakjes te geven: als jij je jas aandoet, dan neem ik alvast je rugzakje.

Je kan je peuter en kleuter al heel wat kleine opdrachtjes geven zoals: doe het papiertje eens in de vuilnisbak, zet je beker eens in de gootsteen, doe eens al je autootjes in de bak, … Stimuleer

(20)

20 je kind ook om zelf te leren eten, zelf te drinken, zich zelf te wassen, zelf aan te kleden, …

Ook bij huishoudelijke karweien kun je kleine kinderen reeds inschakelen. Kinderen vinden het immers heel leuk om mama of papa te helpen. Bij het koken kan je je kind dingen laten aangeven, eens laten roeren in de pot, figuurtjes uit het deeg halen, ... Bij het winkelen kan je je kind bepaalde producten in de kar laten zetten en thuis op zijn plaats laten leggen. Je kind kan je ook assisteren bij het dekken en afruimen van de tafel.

Laat hem eens de deur openen, de hoorn op de telefoon leggen, …

Bij al deze zaken is het natuurlijk belangrijk om je kind hiervoor te prijzen. Zeg je kind dat je het fijn vindt dat hij je hierbij helpt. Daarnaast is het ook belangrijk je kind aan te geven dat hij dat goed doet en kan. Dit is belangrijk voor het zelfvertrouwen van het kind.

Voorbeelden:

“Amaai Marieke, jij bent toch al een grote meid hé, je zo al helemaal zelf aankleden.”

“ Dat is fijn, dat jij mama helpt bij haar boodschappen. Zo ben ik snel klaar, met zo’n goede helper.”

(21)

21 Je peuter, maar ook je kleuter, gaat vaak imiteren wat jij doet.

Dit is erg belangrijk in het proces naar zelfstandigheid. Moedig dit imiteren dan ook aan en laat blijken dat je dit leuk vindt, ook als je kind het niet van de eerste keer volledig juist doet.

Voorbeeld:

Je peuter ziet hoe jij je pantoffels aantrekt en probeert het zelf ook. Dit zal de eerste maal misschien niet goed lukken, misschien doet hij de pantoffels wel verkeerd aan. Op zo’n moment is het belangrijk je kind te prijzen in plaats van te wijzen op zijn fout. De volgende keer kan je hem wel tonen dat de linkerpantoffel aan de linkervoet moet.

In het proces naar zelfstandigheid en het “zelf doen” loopt er meer dan eens iets fout. Je kind wil je helpen bij het zetten van de tafel maar laat de doos melk uit zijn handen vallen, je kind gooit per ongeluk de lepel mee met het yoghurtpotje de vuilnisbak in, … Verder kan het soms ook een hele knoeiboel geven als je kind bijvoorbeeld probeert zelf te eten, te schilderen, …

Probeer hier niet heftig op te reageren, anders rem je het kind af in zijn zelfstandigheid. Je kind probeert het goed te doen maar dit lukt natuurlijk niet van de eerste keer. Ken jezelf

(22)

22 hierbij wel. Als je het er moeilijk mee hebt dat je kind een knoeiboel maakt bij het eten, zorg er dan voor dat er bijvoorbeeld een oude mat of iets dergelijks onder de stoel van je kind ligt of laat je partner eens samen met je kind schilderen als je vreest dat je het niet kan aanzien dat het huis vuil wordt.

Spelen is daarnaast ook belangrijk voor de zelfstandigheid van kinderen. Door te spelen leren kinderen van alles bij. Spelen is voor kinderen per definitie leren. Probeer met activiteiten en speelgoed aan te sluiten bij de ontwikkeling van je kind. Sluit ook aan bij zijn interesses.

Spelen is erg belangrijk. Probeer ook samen te spelen met je kind. Door samen met je kind te spelen zie je op welk niveau hij staat. Zoek naar speelgoed dat niet té moeilijk maar ook niet té gemakkelijk is voor je kind. Op het meeste speelgoed staat een leeftijd. Hou hier niet te strak aan vast maar kijk naar hoe je kind ermee omgaat. Soms kan dit te gemakkelijk zijn en soms te moeilijk.

Je stimuleert het kind het meest door iets te doen dat hij kan, mits een beetje hulp. Iets dat té gemakkelijk is, biedt immers geen uitdaging voor je kind. Iets dat té moeilijk is geeft aan de andere kant dan weer onnodige frustraties voor je kind. Zoek dus een goed evenwicht en sluit aan bij het niveau van je kind.

(23)

23 Voorbeeld: Zie je dat je kind een puzzel van 15 stukken heel snel maakt, koop hem dan eens een puzzel van 20 stukken en help hem wat op weg als het niet direct lukt. Prijs hem of haar achteraf ook uitgebreid: “Amaai, dat was een moeilijke puzzel en jij hebt hem kunnen maken, wat goed van je.”

Daarnaast kan je al snel met kinderen gezelschapsspelletjes spelen. Begin met eenvoudige spelletjes zoals een memoryspel, een ganzenbordspel.

Belangrijk bij dit alles is voldoende praten tegen je kind. Leg je kind uit wat je van hem verwacht en prijs hem als hij dit goed doet. Verwoord telkens wat hij/zij nu moet doen en help hier een beetje maar ook niet te veel bij.

Voorbeeld: Bij gezelschapspelletjes moeten kinderen leren om beurten te geven en te nemen. Als je dit telkens verwoordt: ‘Nu is het aan mama om te gooien met de dobbelsteen of om een plaatje te trekken; en dan is het aan jou. Voila, nu is het aan jou en straks aan mama, …’ De meeste kinderen herhalen dit na verloop van tijd en leren zo beurten geven en nemen.

Voorbeeld: Als je met je kind een ganzenbordspel speelt, kan je zien wat je kind al kan. Je kind kan al zeker met de dobbelsteen

(24)

24 gooien maar kan hij/zij ook de pion verzetten als jij telt? Als hij dit niet kan, dan doe je het best samen met hem/haar. Lukt dit wel, dan laat je hem na verloop van tijd ook eens zelf tellen en verzetten.

Je kan de wereld van je kind daarnaast ook verruimen door eens samen op stap te gaan. Toon je kind waar je werkt en vertel erover, ga eens samen naar het containerpark en toon hoe je sorteert. Bezoek samen eens een bloemenkweker, een boerderij, het station, het postkantoor, … Ga eens samen naar de bibliotheek en laat je kind boekjes uitkiezen.

Plant samen een zaadje in de tuin, laat hem meehelpen het onkruid uit te trekken.

Kortom, zelfstandigheid leer je ook door je kind te betrekken in het dagelijks leven.

(25)

25

- Het lagere schoolkind

Tijdens de lagere schoolleeftijd wordt de wereld van het kind groter en groter. Op dat moment is zelfvertrouwen erg belangrijk voor kinderen, kinderen hebben zelfvertrouwen nodig om stappen te zetten zoals de eerste keer naar een jeugd- of sportbeweging. Zelfvertrouwen betekent dat een kind weet wat hij kan, dat hij vertrouwen heeft in de dingen die hij doet zoals:

“Het zal mij wel lukken om naar de bakker om brood te gaan.”;

“Morgen heb ik een toets maar ik zal het wel kunnen.”

Je geeft het kind het meest zelfvertrouwen door positief te zijn, complimentjes te geven maar ook wel eerlijk te zijn. Zeg het kind ook wat er fout ging. Zo leert het kind zijn talenten maar ook zijn fouten kennen.

Daarnaast is het ook belangrijk dat je interesse toont voor wat je kind doet en meemaakt. Kijk en luister naar je kind maar praat ook met hem en doe dingen samen. Laat je kind vertellen hoe het op school was, vraag wie gewonnen heeft bij het voetballen, ga samen winkelen of help bij het huiswerk. Door deze zaken voelen kinderen dat ouders naar hen luisteren, voor hen zorgen en dat ze bij hen terecht kunnen. Complimentjes, aandacht en steun blijven belangrijk.

(26)

26 Daarnaast is het ook belangrijk dat je aan kinderen in de lagere school de ruimte geeft om eigen dingen te doen. Laat hen een hobby of sport kiezen. Laat hen eens slapen bij een vriendje, zelf een kamer inrichten, zelf kleren kiezen.

Dit betekent niet dat je het kind moet loslaten en laten doen waar het zin in heeft. Als ouder volg je best op wat ze allemaal doen en controleer je of het in orde/veilig is: waar gaat hij naartoe en met wie?

Als je een sport of vrijetijdsbeweging kiest, laat het kind eerst even proberen vooraleer een definitieve keuze te maken.

(27)

27

4. Nieuw gedrag aanleren: hoe doe je dit nu?

Bij kleine kinderen heeft zelfstandigheid vooral te maken met zelf dingen te kunnen, zonder onze hulp. Voorbeelden:

schoenen aantrekken, veters knopen, kleren aan en uitdoen, neus snuiten, tanden poetsen, …

Soms gaat dit vanzelf. Kinderen zien volwassenen dingen doen en doen dit na.

Eerst hebben ze hierbij wat hulp nodig, maar na verloop van tijd kunnen ze dit zelf.

Als je kind een gedrag nadoet, moedig dan zijn pogingen aan, ook al is het resultaat nog niet zo goed.

Voorbeeld: Je kind giet drinken uit in zijn beker maar de helft ervan gaat ernaast. Prijs je kind dan eerder voor het feit dat de helft er al in was dan te wijzen op het morsen van je kind.

Verder is het heel erg belangrijk om nieuw gedrag heel concreet en eenvoudig te maken. Vaak gebruiken we heel vage bewoordingen zoals “wees eens vriendelijk / beleefd / braaf / flink / behulpzaam”. Als we ons kind echter iets willen aanleren omschrijven we dit best heel concreet.

(28)

28 Voorbeeld: Zeg niet tegen je kind “wees eens beleefd” maar eerder “zeg dank u tegen die mevrouw als zij je een snoepje aanbiedt”.

Als je iets nieuws wilt aanleren aan je kind is het heel belangrijk om dit zoveel mogelijk aan te moedigen. Als kinderen veel aandacht krijgen voor een gedrag, zullen zij dit gedrag willen herhalen. Daarom is het wenselijk om zoveel mogelijk aandacht te geven aan zaken die kinderen goed doen. Hierbij zijn ‘sociale’

aanmoedigingen het best. Het gaat hier over een schouderklopje, knipoog, “flink zo”, “goed zo” en om aandacht in het algemeen. Naast sociale aanmoedigingen bestaan er ook nog materiële aanmoedigingen (voorbeeld een snoepje, een nieuw speelgoedje) en beloningen door middel van activiteiten (samen iets doen, samen voetballen, naar het zwembad gaan, een puzzel maken, een spelletje spelen). Aandacht en samen activiteiten doen zijn de krachtigste beloners. Het is hierbij niet voldoende om het gewenste gedrag slechts eenmaal aan te moedigen. Aanmoedigingen moet je onmiddellijk geven en een tijdje herhalen.

Als we iets willen aanleren dan delen we best het gewenste gedrag op in stapjes. Je moet dus een gedrag omschrijven in

(29)

29 deelgedragingen. Bepaalde gedragingen die wij evident vinden, zijn het echter niet.

Voorbeeld: Om je tanden te poetsen moet je een aantal zaken doen, namelijk de tube met tandpasta nemen, de dop ervan doen, je tandenborstel nemen, een beetje tandpasta op de tandenborstel doen, met je tandenborstel tegen je tanden wrijven, je mond spoelen en vooral de dop terug op de tandpasta doen.

We hebben al gewezen op het feit dat kinderen onze gedragingen en handelingen in ieder geval trachten te imiteren.

Hierbij aansluitend is het tevens van belang om het nieuwe gedrag dat je wenst aan te leren te tonen aan je kind. Wanneer je het voordoet, kan je vertellen welk stapje je aan het doen bent.

Door deze stapjes te ondersteunen met woorden, zal een kind ze sneller leren.

Om gedragingen aan te leren beginnen we met het laatste stapje in plaats van met het eerste. Spontaan proberen we meestal een kind nieuw gedrag aan te leren door het te laten starten waar wijzelf beginnen. Het is echter gemakkelijker om eerst het laatste stapje aan te leren.

(30)

30 Voorbeeld: bij het tandenpoetsen kunnen we bijvoorbeeld beginnen door eerst alles samen te doen met het kind. Jij maakt de tandenborstels klaar, helpt met het tanden poetsen, pakt de beker om de mond te spoelen (en doet dit ondertussen zelf ook) en samen spugen jullie het water uit. De volgende keer kun je alles samen doen maar laat je je kind alleen zijn mond spoelen terwijl jij er bij blijft. De keer erna kan je wel samen beginnen met poetsen maar poetst het kind alleen verder. Daarna kan je kind ook zelf een beetje tandpasta op zijn borstel doen nadat jij de dop van de tube gedraaid hebt. En zo komen we uiteindelijk tot het volledig zelfstandig uitvoeren van de gedraging.

Als je merkt dat je kind dit al veel sneller kan, laat hem dit dan ook proberen en prijs hem hiervoor.

Op bovenstaande manier kunnen we kinderen gedragingen aanleren.

Dit kan ook op een andere manier, namelijk door telkens iets meer te verwachten van je kind.

Als een kind van zes maanden geluidjes begint uit te kramen zijn we allen erg enthousiast. Als het kind meer dan een jaar is zullen we waarschijnlijk al iets meer verwachten dan het uitkramen van geluidjes. Als we er een woord menen in te

(31)

31 horen zullen we echter wel heel enthousiast zijn en het kind veelvuldig prijzen. Nog iets later zullen we dan van gemakkelijke woordjes verwachten dat kinderen ze volledig goed uitspreken, eer we een kind ervoor gaan prijzen.

Op die manier leert een kind telkens een gedrag (in dit geval een woord uitspreken) verfijnen en beter uit te voeren.

Zo kan je je kind bij complexe gedragingen prijzen voor een stapje dat hij al goed doet, ook al is het resultaat nog niet volledig. Op die manier motiveren we het kind om het gedrag steeds beter te doen en te verfijnen.

Voorbeeld: bij netjes eten komt er heel wat kijken: recht op je stoel zitten, lepel goed vasthouden, oplepelen van het eten zonder dat de rest over de rand van het bord valt, zonder morsen naar je mond brengen, … Eerst zullen we het kind wellicht prijzen omdat hij op zijn stoel blijft zitten of zijn lepel goed vasthoudt en probeert het eten naar zijn mond te brengen. Na verloop van tijd leert een kind dit beter beheersen en zullen we wat meer van hem/haar verwachten.

(32)

32

5. Het stimuleren van

probleemoplossend denken

Naast het aanleren van enkelvoudige vaardigheden zoals je aankleden, je tanden poetsen, je bed opmaken, … is het voor kinderen ook belangrijk dat zij leren probleemoplossend te denken. Dit stelt hen immers in staat meer complexe vaardigheden onder de knie te krijgen.

Ook voor het schoolse leven van het kind zal dit in toenemende mate belangrijk worden. Kinderen bekwamen in het oplossen van problemen en in het zelfstandig werken is belangrijk naar de toekomst toe. Kinderen die zelfstandig kunnen werken en leren zijn beter in staat zich op een flexibele wijze te bewegen in de huidige informatiemaatschappij. Ze ontwikkelen zich tot personen die hun leven in eigen handen kunnen nemen.

Probleemoplossend denken heeft te maken met planmatig werken. Je kijkt wat je doel is, hoe je dit kunt bereiken, wat je daar voor nodig hebt (voorbereiding), … Het gaat over denkstappen die in vele situaties kunnen toegepast worden.

(33)

33 De vraagkapstokken die hierbij van belang zijn, zijn de volgende:

- Wat moet ik kennen/kunnen/doen of hoe zit het probleem in elkaar, wat houdt het probleem in?

- Hoe zal ik het aanpakken of welke oplossingsmethode ga ik gebruiken?

- Gaat alles goed? Verloopt alles volgens plan? Is mijn plan efficiënt?

- Heb ik mijn doel bereikt? Is het probleem opgelost?

Tips om probleemoplossend denken te stimuleren

1) Laat je niet te gauw verleiden tot het geven van adviezen en raad, maar probeer je kind eerst zelf te laten nadenken over hoe hij dit probleem zou

kunnen aanpakken.

Als kinderen iets moeten doen zoals studeren, een puzzel maken, … gaan ze meestal wel volgens een bepaalde werkwijze aan de slag. Bij een puzzel beginnen ze bvb eerst met de hoeken en rand. Kinderen volgen hierbij meestal de raad van hun ouders op maar denken niet na over hun aanpak. Ze vertrouwen volledig op de aanwijzingen van anderen, zonder

(34)

34 zich af te vragen of ze wel goed bezig zijn. Dit betekent dat ze niet leren hoe ze een probleem moeten aanpakken.

2) Leg de nadruk op het proces in plaats van op het resultaat.

Als we ons kind helpen bij het knopen van zijn jas, het strikken van zijn veters, het maken van een puzzel of het versieren van een taart, doen we dat meestal resultaatgericht. We doen zelf het jasje dicht, strikken de veters, tonen de juiste stukjes van de puzzel en zeggen hoe ze de taart moeten versieren. Onze hulp heeft met andere woorden de bedoeling om een goed resultaat te verkrijgen.

Ouders die hun kind letterlijk en figuurlijk bij de hand houden, dingen altijd overnemen en altijd alles controleren en verbeteren, bereiken op korte termijn meestal wel dat het resultaat meevalt maar laten weinig ruimte voor het ontwikkelen van de zelfstandigheid. Kinderen zelfstandig leren werken kan niet zonder vallen en opstaan. Een mislukking of een slecht resultaat is vaak echter een noodzakelijke tussenstap om je kind de juiste werkhouding bij te brengen. Van fouten kun je leren. Meer zelfs: kinderen (en volwassenen) leren zelfs het meest uit fouten.

(35)

35 Het is zelfs zo dat als we heel sterk resultaatgericht helpen, kinderen ook niet meer gemotiveerd zijn om te leren hoe ze voor zichzelf kunnen zorgen. De noodzaak valt dan immers weg. Bezorgde ouders laten er zich vaak toe verleiden sterk resultaatgericht te werken. Tot het op een zeker moment ook voor hen niet meer te volgen is, ze het beu zijn of er een kleintje bijgekomen is. Nu moet hij het alleen kunnen, hoor je dan. Maar die stap is meer dan eens te groot. En zo komen kinderen van de regen in de drup. Eerst kunnen ze niet zelfstandig werken omdat hun ouders alles in handen houden en later kunnen ze het niet omdat ze het nooit geleerd hebben.

Een goed evenwicht tussen sturen en loslaten in daarom belangrijk.

Voorbeeld: Jan denkt er nooit aan om zijn zwemspullen mee te doen naar school. Iedere week roept moeder hem na als hij naar buiten gaat. Op die manier heeft Jan steeds zijn zwemkleren mee maar leert hij niet hoe hij kan onthouden zijn zwemspullen mee te doen. Als vader eens een week alleen thuis is met de kinderen en Jan op voorhand wel herinnert aan het feit dat hij zijn zwemgerief niet mag vergeten, maar deze niet achterna holt, heeft Jan zijn kleren niet mee. De juf geeft hem een extra zwembroek wat Jan eigenlijk wel vies vindt, een zwembroek van een ander kind. Maar hij heeft geen keus. De

(36)

36 volgende week heeft Jan zijn zwemspullen al een halfuur van tevoren op zijn rug vastgebonden daar hij zeker niet opnieuw de zwembroek van een ander aan wil.

3) Voordoen, samen doen, zelf doen.

In het begin is het vaak nodig dat je het kind sterk stuurt in zijn aanpak. Dit kan door het voor te doen, want voorbeelden spreken aan.

Voorbeeld: Mieke (10 jaar) vertrekt voor het eerst op kamp met de scouts. Ze moet haar rugzak inpakken. Mama vraagt naar het lijstje dat ze van de leidsters kreeg over wat ze moet meedoen. Ze bekijken samen de lijst. Denk je dat je alles in je rugzak krijgt? vraagt mama, of zouden we nog een andere tas nodig hebben? Dan beginnen mama en Mieke eraan. Oké, hoe gaan we er nu aan beginnen? Hoe kun je ervoor zorgen dat je kleren mooi blijven in je rugzak? Mieke heeft geen antwoord op deze vraag. Kijk, zegt mama, als we nu de zwaarste zaken onderaan stoppen, dan heb je de kans dat je kleren niet zo erg kreuken. Maar wat is het zwaarst? vraagt Mieke. Mama doet een voorstel: leg alles in stapeltjes op je bed en dan kun je zien wat er allemaal in moet.

(37)

37 Mama had gewoon alles zelf kunnen klaarmaken maar dan had Mieke niet veel bijgeleerd. Voordoen en samen doen is heel belangrijk. Kinderen aanmoedigen tot zelfstandig werken betekent niet het overnemen (het zelf doen) maar betekent ook niet volledig loslaten. Kinderen hebben het nodig om terug te vallen op een ouder als gids die hen de weg wijst. Goede hulp wijst dus in zekere zin de richting aan, maar moet zichzelf geleidelijk aan afbouwen.

Dit betekent niet dat je nooit eens mag overnemen. Op sommige momenten laat je je hiertoe wel verleiden of is je kind niet vatbaar voor hulp die hem aan het denken stelt. In die gevallen zal een probleemoplossend duwtje misschien niet voldoende zijn en kan je misschien beter een oplossing voorstellen.

4) Verwoord wat je doet bij het voordoen

De juiste oplossing tonen aan je kind is meestal niet voldoende.

Het is belangrijk heel duidelijk te verwoorden wat je aan het doen bent en je kind hierbij te betrekken. Anders leren kinderen minder van ons voorbeeld dan we denken. We hebben elke dag mogelijkheden om aan onze kinderen te tonen hoe je zaken aanpakt.

(38)

38 Voorbeeld: mama gaat een taart bakken voor het verjaardagsfeest van haar dochter. Dochter Samia helpt mee.

Mama geeft aan dat ze best even kijken wat ze allemaal nodig hebben voor het bakken van de taart. Samia leest in het kookboek wat ze nodig hebben en moeder kijkt ondertussen.

Wat ze niet hebben, schrijft Samia op. Oef, zegt mama, goed dat we nog niet begonnen waren! Anders hadden we daar schoon gestaan met ons boeltje als ineens in het midden van ons werk bleek dat we niet voldoende bloem hadden!

5) Reik de vraagkapstokken aan als oplossing voor een probleem (zie boven)

Als volwassene werken we ook min of meer volgens deze methode. We bekijken wat we moeten doen en bedenken hoe we het gaan doen. Laat je bij het huiswerk van je kind niet verleiden deze stappen in gedachten te nemen en hem gewoon uit te leggen hoe hij het moet doen. Beter is zelf te verwoorden en samen met je kind te zoeken wat hij moet doen en hoe hij het moet doen. Als je dit luidop en samen doet, leert je kind deze denkstappen zelf ook te gebruiken. Kinderen leren met andere woorden meedenken en niet gewoon de raad/oplossingsstrategie van hun ouders te gebruiken.

(39)

39 Basisregel: Beantwoord de vraag van je kind met een nieuwe vraag in plaats van met een antwoord!

Voorbeeld: Mohammed zit een auto in elkaar te steken maar de schroef past er niet in: hij vraagt aan zijn vader om de schroef erin te steken. In plaats van dit te doen vraagt vader of hij zeker is dat die schroef daarin moet? Mohammed weet het niet zeker. “Waar kunnen we dat vinden, hoe dat in elkaar steekt?”

vraagt vader. Mohammed antwoordt: “Op de tekening in de doos.” “Kom”, zegt vader, “neem ze maar. Kijk nu eens, weet je wat je moet doen?” “Ja, dat stuk op dat stuk en de opening moet van voren.” “En kijk nu eens naar je auto”, zegt vader. Nu ziet Mohammed het probleem, het stuk zit er verkeerd op.

Vader leert zijn zoon in dit voorbeeld hoe hij moet zoeken naar een oplossing voor zijn probleem. Vader had ook zelf eens gauw de doos kunnen bekijken en de schroef op de juiste plaats kunnen steken. Mohammed zou dan echter niets geleerd hebben.

(40)

40

6) Doe een stel- dat oefening of een rollenspel met je kind.

Als je kind met een probleem of vraag komt, kan je hem helpen door een stel-dat oefening of een rollenspel. Bij een stel-dat oefening ga je samen met het kind na welke mogelijke oplossingen er zijn en wat daar de gevolgen van zijn (stel dat je dat doet, enz...). Zo leert het kind afwegingen maken en gefundeerde beslissingen te nemen.

Je kan door middel van een rollenspel met je kind ook een moeilijk gesprek voorbereiden met de juf, met een vriendje.

(41)

41

Hulp of informatie nodig?

Solidariteit voor het Gezin – Afdeling Hopon A.&M. Hellinckxstraat 45 – 1083 Ganshoren Tel.: 02/421.79.91 - E-mail: hopon@svhg.be - www.solidariteit.be

Meer lezen?

Hieronder bieden wij u een selectie van boeken met interessante informatie over het thema. We selecteerden ook een aantal boeken over de ontwikkeling in het algemeen.

Voor ouders en professionelen

 Ivo Engelen (2001). Kijk mama, zonder handen! Kinderen opvoeden tot zelfstandig leren en werken. Uitgeverij Lannoo

 Stef Desodt (2002). Maak je kind zelfredzaam en schoolrijp.

De boeiende weg van 3 maanden tot 7 jaar. Uitgeverij Globe.

 Marijke Bisschop en Theo Compernolle (2003). Je kind kan het zelf. Kinderen opvoeden tot zelfredzaamheid.

(42)

42

 Jo Voets, Lieve Michielsen, Sarah Hertens (2005). Hink-Stap- Sprong. Boek 1: Ontwikkeling. Boek 2: Ouderlijke vaardigheden. Uitgeverij Garant.

 Wendy Bosmans (2006). Kinderen opvoeden. Zo lukt het beter. Standaard Uitgeverij.

 Gitty Feddema (2005). De gouden regels van de opvoeding.

Uitgeverij Terra.

 Marilyn Segal (2001). De ontwikkeling van uw kind spelend bevorderen. Van 1 tot 2 jaar. Uitgeverij Deltas

 Marilyn Segal (2001). De ontwikkeling van uw kind spelend bevorderen. Van 2 tot 3 jaar. Uitgeverij Deltas.

 Albert Janssens (1999). Ontwikkeling stimuleren. Werkboek voor ouders en opvoeders. Uitgeverij Acco.

 Marga Schiet (2004). De ontwikkeling van je kind en hoe jij als ouder kunt helpen. Uitgegeven door “Ouders van nu”.

 Richard Woolfson (2001). De pientere baby. Ontdek en stimuleer de ontwikkeling van je kind tijdens het eerste levensjaar.

 Katrien Stuyven, Eline Sierens, Filip Dochy en Steven Janssens (2004). Groot worden. De ontwikkeling van baby tot adolescent. Handboek voor toekomstige leerkrachten en opvoeders.

(43)

43

 R.A.C. Bilo/Dr. H.W.A. Voorhoeve/Dr. J.M. Koot (1999). Kind in ontwikkeling. Een handreiking bij de observatie van jonge kinderen.

 Nicole Vliegen, Christine Leroy, Patrick Meurs (2006). Kleine baby’s, prille ouders. Samen in ontwikkeling.

 Rita Kohnstamm (2002). Kleine ontwikkelingspsychologie I:

het jonge kind. Kleine ontwikkelingspsychologie II: de schoolleeftijd.

 Hetty van de Rijt en Frans X. Plooii (2004). Oei ik groei! De tien sprongen in de mentale ontwikkeling van je baby.

 Ewald Vervaet (2002). Groeienderwijs. Psychologie van 0 tot 3. Amsterdam: Uitgeverij Ambo.

 Ayala Manolson, Barbara Ward, Nancy Dodington (1998). Jij bent belangrijk voor de ontwikkeling van je kind.

Bovenstaande boeken werden gebruikt bij het opmaken van deze brochure.

Deze boeken zijn uitleenbaar in onze bibliotheek.

Deze brochure is een realisatie van Solidariteit voor het Gezin.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

wij even maar uw woorden horen of aanzien hoe U ieder toekomst bood, dan licht de nieuwe weg. bevrijdend

euthanasiewet veronderstelt, dat kinderen van, bijvoorbeeld, 8 jaar bekwaam zijn om een oordeel te vellen over de keuze tussen leven en dood, dan moeten ze ook bekwaam zijn om

Zodra de inwerktijd van de radioactieve stof voorbij is, gaan u en uw kind weer naar de afdeling Nucleaire Geneeskunde.. Nu worden de

Als het kind niet wil dat zijn ouders worden geïnformeerd, kunnen de ouders ook niet hun toestemming geven voor de behandeling.. Dan moet de hulpverlener besluiten of hij

Alleen water en thee zonder suiker en zonder melk zijn tot één uur voor het onderzoek toegestaan.. Op de dag van

Om het onderzoek zo goed mogelijk te laten verlopen, is het soms nodig dat u (uw kind) gedurende drie dagen voorafgaand aan het onderzoek geen medicijnen voor de maag en geen

150 per mm schijfdikte. Bij lagere waarden van ■ ,neer “n str0°™ piptselmjg wordt onderbroken C/mm#neemt /? iets toe. De exponenten a cn 8 b,j inductieve belastingen, treedt

Bram heeft deze week zelfs een officiële klacht ingediend omdat hij al een half jaar wacht op een reactie: “deze wethouder had een ambtenaar laten bellen om aan te geven dat de