• No results found

DE REFERENTIENIVEAUSen Taal actief 4

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "DE REFERENTIENIVEAUSen Taal actief 4"

Copied!
22
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het beste halen uit ieder kind

Twee eindniveaus voor basisonderwijs Referentieniveaus zichtbaar verwerkt

559070

DE REFERENTIENIVEAUS

en Taal actief 4

(2)

Taal actief 4

en de referentieniveaus

Sinds augustus 2010 is de ‘Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen’ van kracht. Voor het basisonderwijs zijn daarmee de

referentieniveaus 1F en 1S/2F verplicht.

Wat betekenen de referentieniveaus precies en hoe zijn ze in Taal actief 4 verwerkt? U leest het in deze brochure.

Wat zijn referentieniveaus?

Om de prestaties van leerlingen op het gebied van taal en rekenen te verhogen zijn door het ministerie van OCW referentieniveaus vastgesteld. Deze geven aan wat kinderen in verschillende fasen van hun schoolloopbaan moeten kennen en kunnen.

Daarnaast zorgen de referentieniveaus voor een betere aansluiting van het basisonderwijs op het vervolgonderwijs. Het geheel aan referentieniveaus wordt het referentiekader genoemd.

De eerdere kerndoelen hebben slechts een aanbodverplichting. De nieuwe referentieniveaus hebben een opbrengstverplichting: de kinderen moeten de beschreven kennis en vaardigheden dus echt beheersen. De referentieniveaus helpen ook om de beheersing van taal en rekenen beter toetsbaar te maken, zodat het prestatieniveau per kind goed zichtbaar is. Dit levert een goede basis voor opbrengstgericht werken in het onderwijs.

Door de invoering van referentieniveaus is ook meer eenduidigheid in het hele onderwijs ontstaan en één gemeenschappelijke taal.

Over 1F en 1S/2F

In het basisonderwijs gelden twee referentieniveaus:

1F (fundamenteel niveau) en 1S (streefniveau). Voor taal is het streefniveau 1S precies hetzelfde als niveau 2F, wat het fundamenteel eindniveau voor de beroepsgerichte leerwegen van het vmbo is. Omdat in het taalonderwijs de aanduiding 2F wordt gebruikt in plaats van 1S, hanteert ook Malmberg voor taal in het basisonderwijs de referentieniveaus 1F en 2F.

Het ministerie heeft voor taal bepaald dat 75% van de kinderen niveau 1F moet behalen aan het eind van het basisonderwijs. Kinderen op 1F-niveau stromen uit naar de kader- en beroepsgerichte leerwegen in het vmbo.

Voor niveau 2F geldt de eis dat ‘een deel’ van de 75% 1F-kinderen het niveau 2F moet behalen.

Hoe groot dat deel is, is niet door het ministerie beschreven. Kinderen op dit niveau stromen uit naar vwo, havo en vmbo gemengde en theoretische leerweg.

Meer informatie over referentieniveaus staat op www.taalenrekenen.nl.

Taal actief 4 en de referentieniveaus • 1

(3)

De referentieniveaus

in Taal actief 4

Volledig geïntegreerd

Taal actief 4 voldoet volledig aan het referentiekader taal. Alle doelen uit het referentiekader zijn in de methode geïntegreerd. Binnen het referentiekader zijn vier taaldomeinen beschreven: mondelinge taalvaardigheid, schrijven, begrippen (door Malmberg woordenschat genoemd) en taalverzorging.

Taal actief biedt ook extra lesdoelen aan die niet expliciet in het referentiekader taal zijn beschreven.

Deze lesdoelen zijn belangrijke schakels in Taal actief om elk kind naar een hoger taalniveau te helpen. Bijvoorbeeld het verschil tussen klinkers en medeklinkers, het herkennen en uitschijven van afkortingen of het benoemen van tegenstellingen.

Een overzicht van de doelen die niet in het referentiekader taal zijn beschreven, maar wel onderdeel zijn van Taal actief, staat in deze brochure op pagina 4.

Eén referentieniveau per les

In Taal actief worden de lesdoelen aangeboden op referentieniveau 1F en 2F. Incidenteel gebeurt dat zelfs op niveau 3F. Het lesdoel geeft dus het referentieniveau van de les aan. Elke les heeft slechts één referentieniveau.

Binnen een les hebben de opdrachten een oplopende moeilijkheidsgraad:

1 ster: drempelniveau 2 ster: basisniveau

3 ster: verrijkingsniveau

De referentieniveaus voor spelling en taalverkennen zijn toegevoegd aan de visuele leerlijnen van Taal actief. Bij elk lesdoel wordt het referentieniveau vermeld. De visuele leerlijnen van de domeinen Taal verkennen en Spelling, inclusief referentieniveas per lesdoel, staan in deze brochure op pagina 6 en verder.

Lessen op niveau 2F

Vanaf groep 6 en vooral in groep 7 en 8 komen steeds meer 2F-doelen aan bod. Taal actief wil ook taalzwakke leerlingen bij deze doelen betrekken. Daarom adviseren wij kinderen met uitstroomperspectief 1F aan alle lessen mee en maken zij in elk geval kennis met alle doelen.

Voorbeeld

In het domein Spelling voor groep 7 is een van de lesdoelen: verkleinwoorden met -aatje, -ootje of -uutje. Het referentieniveau van dit lesdoel is 2F.

Bij de opdracht in Taal actief krijgen de kinderen extra ondersteuning: ze kunnen het woordbeeld terugvinden.

Bij de opdracht passen de kinderen de spellingregel of -afspraak toe zonder extra ondersteuning.

Bij de opdracht passen de kinderen de regel toe in een open opdracht.

De opdracht is de opgave die bij het referentieniveau van de les hoort, in dit geval 2F.

(4)

Taal actief 4 en de referentieniveaus • 3

Voorbeeld

Het schrijven van een hoofdletter bij persoons- en aardrijkskundige namen is een doel op 2F-niveau in groep 5. Taal actief adviseert om deze les aan alle kinderen aan te bieden.

Vanaf groep 7 en 8 kan de leerkracht er voor kiezen om taalzwakke kinderen bij lesdoelen op 2F-niveau alleen de opdracht te laten maken, al dan niet begeleid. Bijvoorbeeld werkwoorden met stam op d of t. De opdracht geeft het kind ondersteuning door de manier waarop de vraag wordt gesteld. Bij de

en opdrachten is dit niet meer het geval.

Wat vindt Malmberg van de referentieniveaus?

Het idee van niveauverhoging en een betere aansluiting op het vervolgonderwijs ondersteunen wij zeer. Ook is het goed dat de referentieniveaus voor taal duidelijk beschrijven wat de kinderen aan het eind van de basisschool moeten beheersen.

Daardoor kan het gehele onderwijs gericht toewerken naar de juiste opbrengst op het juiste niveau.

Bovendien stimuleert deze aanpak elk kind om het beste uit zichzelf te halen. Élk kind dus, ook kinderen die sneller of langzamer leren. Zo valt niemand buiten de boot.

Deze fi losofi e past bij de werkwijze van Malmberg.

Ook onze methodes zijn er op gericht om elk kind op een zo hoog mogelijk niveau het basisonderwijs te laten verlaten. Daarom zijn in Taal actief 4 de lesdoelen aan referentieniveaus gekoppeld en differentieert de methode consequent op drie niveaus. Op deze manier biedt Taal actief 4 voor alle kinderen een goede balans tussen uitdaging en succeservaring én worden ze gestimuleerd om steeds een stapje hoger te zetten. Zo groeit elk kind tot het best haalbare niveau.

Meer weten?

Heeft u nog vragen over de referentieniveaus of de verwerking daarvan in Taal actief 4?

Onze methodespecialisten beantwoorden ze graag via 073 628 8722 of voorlichting.bao@malmberg.nl.

(5)

Taal actief biedt een aantal lesdoelen aan, die niet expliciet in het referentiekader taal zijn opgenomen.

Een belangrijk uitgangspunt van Taal actief is om ieder kind naar een hoger taalniveau te tillen.

In het schema hiernaast ziet u welke doelen er in Taal actief 4 zijn opgenomen maar niet in het referentiekader staan.

Lesdoelen

Overzicht van lesdoelen die niet in referentiekader taal (publicatie 2009),

maar wel in Taal actief 4 zijn opgenomen.

(6)

GROEP 4

Alfabet/alfabetiseren r De kinderen leren het

alfabet en kunnen de letters van het alfabet in de juiste volgorde zetten.

r De kinderen leren woorden in alfabetische volgorde zetten op grond van de eerste en tweede letter van het woord.

Klinkers/medeklinkers r De kinderen leren het

verschil tussen klinkers en medeklinkers.

Klankgroep

r De kinderen leren dat woorden uit klankgroepen bestaan.

Pictogram

r De kinderen leren wat pictogrammen zijn en waarvoor ze gebruikt worden.

Beleefd/onbeleefd taalgebruik

r De kinderen leren het verschil tussen beleefd en onbeleefd taalgebruik.

Tegenstelling r De kinderen leren

tegenstellingen benoemen.

Voorzetsel r De kinderen leren

voorzetsels herkennen.

GROEP 5 Alfabetiseren

r De kinderen leren woorden in alfabetische volgorde zetten op grond van de eerste, tweede en derde letter van het woord.

Regelmatige trappen van vergelijking

r De kinderen leren de regelmatige en onregelmatige vormen van de trappen van vergelijking.

Gebiedende wijs

r De kinderen leren zinnen in de gebiedende wijs zetten.

Voorzetsels r De kinderen leren

voorzetsels herkennen en gebruiken.

Verwijzen met persoonlijke voornaamwoorden r De kinderen leren

persoonlijke voornaamwoorden herkennen en gebruiken.

Bijwoord r De kinderen leren

bijwoorden herkennen en gebruiken.

Mannelijke en vrouwelijke persoonsnamen r De kinderen leren

mannelijke en vrouwelijke persoonsnamen herkennen en gebruiken.

Open/gesloten vragen r De kinderen leren open en

gesloten vragen herkennen en gebruiken.

GROEP 6 Voorzetsel

r De kinderen leren minder- frequente voorzetsels gebruiken.

Afkorting r De kinderen leren

afkortingen herkennen en gebruiken en leren afkortingen uitschrijven.

Tijdproef: overeenkomst tijd en persoonsvorm r De kinderen leren de

persoonsvorm vinden met de tijdproef.

Scheidbaar samengestelde werkwoorden

r De kinderen leren scheidbaar samengestelde werkwoorden herkennen als onderdeel/onderdelen van het gezegde.

Zelfstandig naamwoord afgeleid van werkwoord r De kinderen leren van een

werkwoord een zelfstandig naamwoord maken (werken – het werk, bestellen – de bestelling).

Persoonlijk voornaamwoord r De kinderen leren

persoonlijke voornaamwoorden herkennen.

Zelfstandig naamwoord met alleen enkelvoudsvorm of meervoudsvorm r De kinderen leren dat

een aantal zelfstandige naamwoorden geen enkelvoudsvorm of meervoudsvorm heeft (het geld).

Pleonasme r De kinderen leren

pleonasmen herkennen (de grote reus).

GROEP 7

Voorzetseluitdrukking r De kinderen leren

voorzetseluitdrukkingen gebruiken.

Bezittelijk, persoonlijk en aanwijzend voornaamwoord r De kinderen leren het

bezittelijk, persoonlijk en aanwijzend voornaamwoord herkennen en gebruiken.

Bepalingen van tijd en plaats r De kinderen leren

bepalingen van tijd en plaats herkennen.

Zelfstandige werkwoorden en hulpwerkwoorden

r De kinderen leren zelfstandige en hulpwerkwoorden herkennen.

Beeldspraak

r De kinderen leren vormen van beeldspraak herkennen en toelichten.

Bijwoord r De kinderen leren

bijwoorden herkennen.

Meewerkend voorwerp r De kinderen leren het

meewerkend voorwerp herkennen.

Gebiedende wijs r De kinderen leren de

gebiedende wijs gebruiken.

GROEP 8 Contaminaties r De kinderen leren de

delen van contaminaties herkennen (overnieuw = overdoen en opnieuw).

Functiewoorden r De kinderen leren de

functiewoorden lidwoord, voornaamwoord, voorzetsel en voegwoord herkennen.

Werkwoorden met vast voorzetsel

r De kinderen leren vaste voorzetsels bij werkwoorden gebruiken (denken aan).

Telwoord r De kinderen leren

telwoorden herkennen.

Wederkerend voornaamwoord r De kinderen leren

wederkerende voornaamwoorden herkennen en gebruiken (ik bemoei me daar nooit mee).

Betrekkelijke voornaam- woorden: die, dat, wat r De kinderen leren

de betrekkelijke voornaamwoorden die, dat en wat gebruiken.

Top 3 taalfouten (als/dan, hun/zij, jou/jouw – me/mijn) r De kinderen leren de

top 3 van veelgemaakte taalfouten vermijden.

Scheidbaar en onscheidbaar samengestelde werkwoorden r De kinderen leren

scheidbaar en onscheidbaar samengestelde

werkwoorden herkennen en gebruiken.

Samentrekking r De kinderen leren

elementen in een zin weg te laten (voor- en nagesprek).

GROEP 5 keuken

r De kinderen leren woorden schrijven met tweetekenklank in open lettergreep.

klein- kleiner-kleinst r De kinderen leren

de vergrotende en overtreffende trap schrijven.

GROEP 6 klein-kleiner-kleinst r De kinderen leren de vergrotende en overtreffende trap schrijven.

GROEP 8 leeuweriken r De kinderen leren

meervouden met onbeklemtoonde lettergrepen -iken, -esen, -eten

Taal verkennen

Spelling onveranderlijke woorden

Spelling werkwoorden

GROEP 7 Gebiedende wijs r De kinderen leren de

gebiedende wijs van onregelmatige werkwoorden (wees stil).

GROEP 8

Tegenwoordig deelwoord r De kinderen leren het

tegenwoordig deelwoord (lopend).

Samengestelde werkwoorden (on)scheidbaar

r De kinderen leren de samengestelde werkwoorden (on)scheidbaar (ik stel voor / ik heb voorgesteld).

Taal actief 4 en de referentieniveaus • 5

(7)

Verkennen van tekens Ɓletters Ɓleestekens Ɓalfabet Verkennen van woorden Ɓwoordbouw Ɓwoordsoorten Verkennen van zinnen Ɓwoordgroepen Ɓ]LQVGHOHQ Ɓzinstypen Verkennen van taalgebruik

taal v er kennen gr oe p 4

5BBMBDUJFGtWJTVFMFMFFSMJKOUBBMtHSPFQtª.BMNCFSHT)FSUPHFOCPTDI

9alfabet71F punt achter zin 2klinkers en medeklinkers4alfabetiseren op eerste letter 7klankgroep 9pictogram 21F zelfstandig naamwoord21F werkwoord41F bijvoeglijk naamwoord71F eigennaam71F meervouden op –en en –s 9voorzetsel 1F samenstelling71F verkleinwoord91F samenstelling (uitbreiding)91F zelfstandig naamwoord (uitbreiding)9 1F lidwoord en zelfstandig naamwoord4 1F combinatie van lidwoord, bijvoeglijk naamwoord en zelfstandig naamwoord4 1F basisstructuur van de zin: zelfstandig naamwoord en werkwoord7

1F werkwoord, bijvoeglijk naamwoord, zelfstandig naamwoord en lidwoord in zin (uitbreiding)21F kenmerken van een zin21F wanneer-deel van een zin21F waar-deel van een zin21F zinsdeel2 1F inkorten van zin tot basisstructuur41F werkwoord uitbreiden tot zin4 2F vraagzin en vertelzin7

1F lidwoord, bijvoeglijk naamwoord en zelfstandig naamw0ord in zin (uitbreiding)

7 beleefd en onbeleefd taalgebruik9tegenstelling9

1F het wie- of wat-deel bij een werkwoord41F werkwoord met wie- deel in een zin4

thema 1lesthema 2lesthema 3lesthema 4lesthema 5lesthema 6lesthema 7lesthema 8les

(8)

Taal actief 4 en de referentieniveaus • 7

luisterwoorden weetwoorden regelwoorden

spelling gr oe p 4

5BBMBDUJFGtWJTVFMFMFFSMJKOTQFMMJOHtHSPFQtª.BMNCFSHT)FSUPHFOCPTDI

9-121-4 5-8

1F 2 medeklinkers aan het begin/eind 1F 3 medeklinkers aan het begin/eind

1-41F v-, f- 1-41F au, ou1-41F cht, ch 5-81F verkleinwoorden met je, tje, pje1-41F eind -d1-41F open klankgroep 5-81F gesloten klankgroep5-81F gesloten klankgroep, dubbele medeklinker 9-121F open klankgroep9-121F open klankgroep, tweetekenklank

9-121F eind -d

1-41F ng, nk1-41F aai, ooi, oei9-121F eeuw, ieuw, uw 9-121F v-, f-, s-, z- 5-81F eind-d

9-121F eer, oor, eur 5-81F ei, ij

5-81F z-, s- 9-121F sch-, schr- 5-81F ei, ij

1F 2 medeklinkers met tussenklank thema 1lesthema 2lesthema 3lesthema 4lesthema 5lesthema 6lesthema 7lesthema 8les

(9)

Verkennen van tekens Ɓletters Ɓleestekens Ɓalfabet Verkennen van woorden Ɓwoordbouw Ɓwoordsoorten Verkennen van zinnen Ɓwoordgroepen Ɓ]LQVGHOHQ Ɓzinstypen Verkennen van taalgebruikVerkennen van werkwoorden

taal v er kennen gr oe p 5

5BBMBDUJFGtWJTVFMFMFFSMJKOUBBMtHSPFQtª.BMNCFSHT)FSUPHFOCPTDI

2alfabetiseren op 1e en 2e letter 2alfabetiseren op 1e, 2e en 3e letter41F uitroepteken 2mannelijke en vrouwelijke persoonsnamen71F basisvorm van woorden 9voorzetsels 41F werkwoord, zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord41F onregelmatige meervoudsvormen zelfstandig naamwoord7regelmatige trappen van vergelijking 4 1F lidwoord, zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord, werkwoord en voorzetsel

71F stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

2

2F hoofdletter persoons- en aardrijkskundige namen 1F standaard- en streektaal9

1F verkleinwoord met -etje en -kje9onregelmatige trappen van vergelijking9 1F persoonsvormen van onregelmatige werkwoorden in t.t.7 1F zinnen uitbreiden met wat-, wanneer- en waar-deel71F zinnen samenvoegen met voegwoorden7gebiedende wijs2 open en gesloten vragen9 1F persoonsvorm herleiden tot hele werkwoord21F stam van het werkwoord2

1F komma7 bijwoord4 1F concreet en abstract zelfstandig naamwoord 9 1F regelmatige persoonsvormen in t.t.7 1F onderwerp2

1F persoonsvormen van hebben en zijn in t.t.9

verwijzen met persoonlijke voornaamwoorden4 1F letterlijk en figuurlijk taalgebruik9

1F tegenwoordige en verleden tijd41F onderwerp en persoonsvorm hebben hetzelfde getal4

thema 1lesthema 2lesthema 3lesthema 4lesthema 5lesthema 6lesthema 7lesthema 8les

(10)

luisterwoorden weetwoorden regelwoorden

spelling gr oe p 5

5BBMBDUJFGtWJTVFMFMFFSMJKOTQFMMJOHtHSPFQtª.BMNCFSHT)FSUPHFOCPTDI

9-121-4 5-8

1F ng, nk 1F eer, oor, eur

1-41F eeuw, ieuw, uw 1-41F au, ou 1-41F gesloten lettergreep 5-81F eind -d

1-41F gesloten lettergreep, dubbele medeklinker1-4vergrotende, overtreffende trap 5-8open lettergreep, tweetekenklank5-81F -elen, -eren, -enen

9-121F v-, f-, z-, s- 9-121F samenstellingen zonder tussenletter9-121F open lettergreep

1-41F ei, ij 1-41F eind -d9-121F verkleinwoord met -je, -tje, -etje 9-121F gesloten lettergreep, dubbele medeklinker

5-81F open lettergreep

9-121F -ig, -lijk

5-81F be-, ge-, ver-, -te

5-81F cht, ch 9-121F ei, ij5-81F cht, ch

1F aai, ooi, oei

thema 1lesthema 2lesthema 3lesthema 4lesthema 5lesthema 6lesthema 7lesthema 8les

Taal actief 4 en de referentieniveaus • 9

(11)

Verkennen van tekens Ɓletters Ɓleestekens Ɓalfabet Verkennen van woorden Ɓwoordbouw Ɓwoordsoorten Verkennen van zinnen Ɓwoordgroepen Ɓ]LQVGHOHQ Ɓzinstypen Verkennen van taalgebruikVerkennen van werkwoorden

taal v er kennen gr oe p 6

5BBMBDUJFGtWJTVFMFMFFSMJKOUBBMtHSPFQtª.BMNCFSHT)FSUPHFOCPTDI

2

1F lidwoord, bijvoeglijk naamwoord, zelfstandig naamwoord en voorzetsel

2voorzetsel (minder frequent) 4

1F andere klank- werkwoorden in de verleden tijd

2zelfstandig naamwoord met alleen enkelvouds- of meervoudsvorm 71F zinsdelen onderscheiden

91F komma 41F stam van het werkwoord4

1F zelfde klank- werkwoorden in de verleden tijd 7persoonsvorm verandert als de tijd verandert (tijdproef)

41F buigings-e bij het bijvoeglijk naamwoord 7

2F persoonsvormen met -d, -dt, en -t in de tegenwoordige tijd2 2F zelfde klank- werkwoorden: -dd- en -tt- in de verleden tijd

1F dubbele punt9 afkorting9 1F letterlijk en figuurlijk taalgebruik9

1F vaste plaats van onderwerp en gezegde in zinnen7

pleonasme9 1F plaats van persoonsvorm in de zin (vraagproef)7

1F overeenkomst onderwerp en persoonsvorm in getal (getalproef)7

1F samenstelling met bijvoeglijk naamwoord of voorzetsel 21F meervoudsvormen van het zelfstandig naamwoord21F voor- en achtervoegsels in afleidingen2 1F gezegde7

zelfstandig naamwoord afgeleid van werkwoord4 scheidbaar samengestelde werkwoorden9

persoonlijk voornaamwoord7 1F zinnen samenvoegen met voegwoorden van tijd2

1F woord in lettergrepen verdelen bij woordafbrekingen9 3F je/jij achter persoonsvorm in de tegenwoordige tijd4

1F aanhalingsteken9 1F onregelmatige werkwoorden in de verleden tijd4 1F enkelvoudige en samengestelde zinnen4

thema 1lesthema 2lesthema 3lesthema 4lesthema 5lesthema 6lesthema 7lesthema 8les

(12)

luisterwoorden weetwoorden regelwoorden

spelling gr oe p 6

5BBMBDUJFGtWJTVFMFMFFSMJKOTQFMMJOHtHSPFQtª.BMNCFSHT)FSUPHFOCPTDI

9-121-4 5-8

1F ng, nk 1F cht, ch1-41F au, ou 1-41F samenstellingen zonder tussenletter

1-41F achtervoegsel -heid 5-81F c, klinkt als s of k 1-21F open lettergreep

1-2vergrotende, overtreffende trap 5-61F gesloten lettergreep, dubbele medeklinker

5-61F i, klinkt als ie 9-101F open lettergreep, korte a-klank

9-101F tie, klinkt als (t)sie 9-122F ostrof ‘s

1-41F c, klinkt als s of k 1-41F eind -d

9-121F -age, -oge 9-121F gesloten lettergreep, dubbele medeklinker

5-81F open lettergreep

9-121F verkleinwoord met -je, -nkje, -etje

5-81F -ig, -lijk 5-81F v/f-, s/z-wisseling

9-121F i, klinkt als ie

5-81F ei/ij, au/ou 1F ei, ij

thema 1lesthema 2lesthema 3lesthema 4lesthema 5lesthema 6lesthema 7lesthema 8les

Taal actief 4 en de referentieniveaus • 11

(13)

werkwoorden tegenwoordige tijd werkwoorden verleden tijd werkwoorden voltooide tijd voorbereidende doelen uit de leerlijn Taal verkennen

spelling

werkwoorden

gr oe p 6

5BBMBDUJFGtWJTVFMFMFFSMJKOTQFMMJOHXFSLXPPSEFOtHSPFQtª.BMNCFSHT)FSUPHFOCPTDI

41F stam van het werkwoord41F zelfde klank- werkwoorden in de verleden tijd41F andere klank- werkwoorden in de verleden tijd41F onregelmatige werkwoorden in de verleden tijd43F je/jij achter persoonsvorm in de tegenwoordige tijd

3-41F werkwoorden met stam die niet op -d of -t eindigt3-41F werkwoorden met stam die op -t eindigt 7-81F werkwoorden waarbij v verandert in f7-81F werkwoorden met stam die op -d eindigt 11-121F werkwoorden waarbij z verandert in s11-121F werkwoorden met stam die op -d of -t eindigt 71F plaats van persoonsvorm in de zin (vraagproef)7

1F overeenkomst onderwerp en persoonsvorm in getal (getalproef) 7persoonsvorm verandert als de tijd verandert (tijdproef)9scheidbaar samengestelde werkwoorden 72F persoonsvormen met -d, -dt, en -t in de tegenwoordige tijd22F zelfde klank- werkwoorden: -dd- en -tt- in de verleden tijd

thema 1lesthema 2lesthema 3lesthema 4lesthema 5lesthema 6lesthema 7lesthema 8les

(14)

71F lijdend voorwerp

verkennen van tekens Ɓletters Ɓleestekens Ɓalfabet verkennen van woorden Ɓwoordbouw Ɓwoordsoorten verkennen van zinnen Ɓwoordgroepen Ɓ]LQVGHOHQ Ɓzinstypen verkennen van taalgebruikverkennen van werkwoorden

taal v er kennen gr oe p 7

5BBMBDUJFGtWJTVFMFMFFSMJKOUBBMtHSPFQtª.BMNCFSHT)FSUPHFOCPTDI

2

1F lidwoord, zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord, werkwoord en voorzetsel 2

1F de grammaticale personen (1e, 2e en 3e persoon enkelvoud en meervoud); infinitief 41F samengestelde zinnen met hoofdzin en bijzin

2gebiedende wijs7zelfstandige- en hulpwerkwoorden 9beeldspraak

41F de juiste vorm van de persoonsvorm 41F woordgroepen als onderwerp

4

persoonlijk bezittelijk, en aanwijzend voornaamwoord

7

persoonlijk voornaamwoord (onderwerp en voorwerp)

2aanwijzend voornaamwoord 1F directe en indirecte rede91F formeel en informeel taalgebruik9

1F leenwoorden9 1F onderwerp, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp7 beeldspraak: deel voor een geheel en geheel voor een deel9

1F werkwoordelijk gezegde in de zin7

voorzetseluitdrukking7bezittelijk voornaamwoord2 1F gezegde en lijdend voorwerp2

1F infinitief, persoonsvorm, voltooid deelwoord 2

1F voegwoord7

1F bijvoeglijk naamwoord zonder zelfstandig naamwoord4

2F apostrof9 1F samengestelde zinnen met twee hoofdzinnen7

1F voltooid deelwoord2

1F puntkomma9 bijwoord4 2F dubbelzinnig taalgebruik9

bepalingen van tijd en plaats 4

meewerkend voorwerp4

thema 1lesthema 2lesthema 3lesthema 4lesthema 5lesthema 6lesthema 7lesthema 8les

Taal actief 4 en de referentieniveaus • 13

(15)

luisterwoorden weetwoorden regelwoorden

spelling

onveranderlijke woorden

gr oe p 7

5BBMBDUJFGtWJTVFMFMFFSMJKOTQFMMJOHtHSPFQtª.BMNCFSHT)FSUPHFOCPTDI

9-101-21F ei, ij 5-62F apostrof ’s

1-21F au, ou1-21F cht, ch1-21F c klinkt als s of k 5-61F eind-d1-22F apostrof ’s

1-21F leenwoorden uit het Engels 5-63F trema

5-61F leenwoorden uit het Frans 9-102F stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

9-101F woorden met x 9-101F open en gesloten lettergreep

1-21F b klinkt als p 1-22F hoofdletter

9-101F iaal, ieel, ueel

9-101F ge klinkt als zje

5-61F achtervoegsel heid, teit 9-102F verkleinwoord met aatje, ootje, uutje

5-61F th klinkt als t5-61F woorden met isch(e) 9-101F c klinkt als s of k 5-61F tie/ctie klinkt als tsie/ksie1F i klinkt als ie

thema 1lesthema 2lesthema 3lesthema 4lesthema 5lesthema 6lesthema 7lesthema 8les

(16)

Taal actief 4 en de referentieniveaus • 15

tegenwoordige tijd verleden tijd voltooide tijd voorbereidende doelen uit de leerlijn Taal verkennen

spelling

werkwoorden

gr oe p 7

5BBMBDUJFGtWJTVFMFMFFSMJKOTQFMMJOHtHSPFQtª.BMNCFSHT)FSUPHFOCPTDI

41F de juiste vorm van de persoonsvorm toepassen2 1F de grammaticale personen (1e, 2e en 3e persoon enkelvoud en meervoud) infinitief 3-41F andere-klankwerk- woorden normaal (6-8)

3-41F werkwoorden normaal/ stam op t (1, 4, 5, 6, 8) 3-41F zelfde-klankwerk- woorden met stam op t (5)3-42F andere-klankwerk- woorden met wijziging van medeklinker (10)

3-41F gebiedende wijs normaal of stam op t (1, 4, 5, 6, 8) 3-41F zelfde-klankwerk- woorden normaal (1, 4)3-41F andere-klankwerk- woorden normaal (6) 3-41F zelfde- klankwerk- woorden normaal (1, 4, 5) 7-8

1F andere-klankwerk- woorden met v/f- of z/s- wisseling of met wijz. medeklinker (9, 10)

7-81F werkwoorden met v/f- of z/s-wisseling (3, 9) 7-8

2F zelfde-klankwerk- woorden met stam op d of t (2, 5)7-8 2F werkwoorden met stam op d of t (2, 5, 7, 8)

7-81F gebiedende wijs stam op d of v/f- of z/s- wisseling (2, 3, 7, 9) 7-8

1F zelfde-klankwerk- woorden met v/f- of z/s-wisseling (3)7-8

2F andere-klankwerk- woorden met v/f- of z/s-wisseling (9) 7-8

1F zelfde- klankwerk- woorden met stam op d of v/f- of z/s- wisseling (2, 3) 11-121F zelfde- en andere- klankwerkwoorden (1-10)

11-121F werkwoorden met stam op d (2, 7) 11-122F zelfde-klankwerk- woorden (1-5)11-12

2F werkwoorden met een bijkomend spellingprobleem (2, 3, 5, 7, 8, 9, 10)

11-12gebiedende wijs onregelmatige werkwoorden (10) 11-12

1F zelfde-klankwerk- woorden met stam op d (2)11-12

2F andere-klankwerk- woorden met stam op d of t (7, 8) 11-121F zelfde- klankwerk- woorden (1-5) 71F werkwoordelijke gezegde vinden in de zin

21F infinitief, persoonsvorm, voltooid deelwoord 2gebiedende wijs

thema 1lesthema 2lesthema 3lesthema 4lesthema 5lesthema 6lesthema 7lesthema 8les 21F voltooid deelwoord7zelfstandige en hulpwerkwoorden

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

[r]

1f concreet en abstract zelfstandig naamwoord 9. 1f regelmatige persoonsvormen

Taal actief • visuele leerlijn taal • groep 6 • © Malmberg ’s-Hertogenbosch 2. 1f lidwoord, bijvoeglijk naamwoord, zelfstandig naamwoord

[r]

[r]

[r]

1.4.7 taalgebruik onderscheiden in een aantal situaties 1.4.8 relaties leggen tussen dingen, woorden en begrippen 1.4.9 woordbetekenissen leren. 1.4.10 spreekwoorden, uitdrukkingen

2.2 Spreken (leerdoelspecifiek) 2.2.1a spreekvaardigheid: eenvoudige boodschappen overbrengen 2.2.1b spreekvaardigheid: op begrijpelijke wijze informatie geven 2.2.2a