• No results found

Magazine De kracht van onderop

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Magazine De kracht van onderop"

Copied!
44
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De kracht

van onderop

• Andere tijden, andere krachten • Voorbeeldcases en interviews • Lessen, inzichten en aanbevelingen

De

werkelijk- heid

nieuwe

INHOUD 1/44 INHOUD

(2)

De Nieuwe Werkelijkheid

De afgelopen tien jaar is het maatschap- pelijke krachtenveld ingrijpend veranderd.

Als gevolg van de economische crisis zijn publieke investeringen in steden en wijken teruggeschroefd en de verzorgingsstaat is geleidelijk versoberd. Taken van de rijks- overheid – onder meer op het terrein van ruimtelijk beleid, welzijn en zorg – zijn over- geheveld naar gemeenten. Het initiatief voor het onderhouden en (her)ontwikkelen van stedelijke gebieden ligt – nog meer dan voorheen – bij gemeenten. Steeds meer wordt daarbij gerekend op het eigen initi- atief: van burgers, van maatschappelijke organisaties en van marktpartijen.

Platform31 onderzocht deze Nieuwe Werke- lijkheid vanuit verschillende invalshoeken.

Wat kunnen we verwachten van burgerinitia- tieven? Welke vormen van ondersteuning zijn daarbij nodig? Hoe kunnen steden slag- vaardig de leefbaarheid van hun wijken op peil houden? Hoe kunnen ze samen met de markt maatschappelijke waarde creëren?

En over welke waarde hebben we het dan?

Hierover gaat deze reeks van 3 magazines.

In dit eerste themanummer worden de uitkomsten van het onderzoeks- en

inspiratiebudget Ecologie van de Stedelijke Vernieuwing gepresenteerd.

Andere tijden, andere krachten 3

Learning by doing 5

20 jaar stedelijke vernieuwing 6

Praktijkvoorbeelden 12

• Het gezicht van het Haarlemse

Garenkokerskwartier 12

• Buurtwerkplaats Noorderhof sleutelt

sociaal ondernemerschap 15

• Charlois aan het water: ruimtelijke,

sociale en economische potentie 17

• StadsTuinderij Tilburg: een groene

oase in de stad 20

• Placemakers maken hotspot van

Nijmeegse Honigfabriek 22

• Burgerkracht in Zuiderzeewijk Lelystad 24

• BéVé Tussendiepen 27

Lessen, inzichten en aanbevelingen 30 Reflectie van de begeleidingscommissie 37 Eindnoten 40 Geraadpleegde bronnen en leestips 41

Projecten ESV 42

6

20 17

3

12

22

15

24

in houd

INHOUD 2/44

De kracht van onderop_Inhoud

(3)

In 2014 is Platform31 in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) gestart met het onderzoeks- en inspiratiebudget Ecologie van de Stedelijke Vernieuwing.

H

et doel van dit budget was om de uitvoerings- praktijk van de stedelijke vernieuwing van nieuwe handelingsperspectieven te voorzien.

Het budget droeg hieraan bij door innovatieve en kleinschalige initiatieven, onderzoeken en expe- rimenten voor maximaal 50% te co-financieren.

Centraal hierbij stond de ontwikkeling en versprei- ding van kennis over de wijze waarop de ecologie van een stad de voorwaarden schept voor vitale of neergaande stedelijke ontwikkeling waarbij de focus ligt op tijdelijke (netwerk)arrangementen die bestaan langs de lijnen van de vragen en kansen van initiatiefnemers (in plaats van via de lijnen van traditionele instituties of organisaties).

Het ging daarbij niet zozeer om die ecologie van de stad te doorgronden als wel de vernieuwing van de stad van nieuwe praktijken, instrumenten en perspectieven te voorzien.

Andere tijden, andere krachten

INHOUD 3/44

De kracht van onderop_Andere tijden, andere krachten

(4)

Een belangrijk uitgangspunt bij de beoordeling van projectvoorstellen was of er sprake was van de ontwikkeling van waarde. Het kon gaan om financiële waarde (vastgoedwaarde bijvoorbeeld) en om maatschappelijke waarde (beleving, cultuur). De betrokken partijen werd de mogelijk- heid geboden hun eigen voordeel of ‘business case’ uit de door hen opgestelde propositie te verwezenlijken. De ambitie was dat dit plaats kon vinden in een ‘natuurlijk klimaat’, met gezonde en constructieve verhoudingen tussen de par- tijen. Winst in een initiatief mocht. Het zou nodig zijn om gebiedsproposities te maken die niet alleen passen bij wat het gebied zelf aan poten- tieel kapitaal heeft, maar ook bij de functie die het gebied inneemt (of kan gaan innemen) binnen de bredere context van bijvoorbeeld stad en regio.

Met de projectbijdrage van het Ministerie van BZK aan het onderzoeks- en inspiratiebudget Ecologie van de Stedelijke Vernieuwing onder- kende het ministerie dat er vanuit de praktijk behoefte is aan innovatieve casuïstiek, waarbij de overheid – maar ook vanuit burgers en bedrijven – steeds meer de gedachte is dat deze innovatie ligt in meer private en burgerbetrokkenheid bij initiatieven voor stedelijke vernieuwing.

Op basis van een open uitvraag met een mini- mum aan inhoudelijke randvoorwaarden selecteerde een beoordelingscommissie uit meer dan honderd aanvragen zestien projec- ten. Deze projecten zijn met een bedrag van maximaal 10.000 euro ondersteund. De geho- noreerde projecten gebruikten dit ‘zaaigeld’

om de praktijk van de stedelijke vernieuwing te innoveren. Harde voorwaarden om geld uit het onderzoeksbudget te ontvangen waren dat er voor een minimaal gelijkwaardig bedrag aan cofinanciering werd geïnvesteerd, de resultaten

‘open source’ zouden worden ontsloten en dat er ten minste één private partij bij het project betrokken was.

Platform31 volgde – samen met de begelei- dingscommissie – de zestien ondersteunde projecten gedurende drie jaar1. Op basis daarvan presenteren we in dit rapport enkele lessen, inzichten en aanbevelingen.

Leeswijzer

In deze publicatie wordt eerst ingegaan op de context en aanleiding waarbinnen dit budget in het leven is geroepen. De afgelopen jaren is er veel dynamiek geweest in de praktijk van en het denken over de toekomst van de stedelijke ver- nieuwing. Er wordt een overzicht gepresenteerd van de verschillende trends en ontwikkelingen.

Vervolgens duiken we de praktijk in met een beschrijving van 7 van de 16 gehonoreerde onderzoeksprojecten. Deze zeven geven een mooi overzicht van de casuïstiek. Tot slot maken we de balans op na ruim 2 jaar praktijkonder- zoek en presenteren we de belangrijkste lessen, inzichten en aanbevelingen die tijdens dit traject zijn opgedaan. Deze komen voort uit twee peer review bijeenkomsten met de projectleiders van de gehonoreerde projecten, een evaluatie van de projecten met projectleiders en andere betrokken actoren en de afsluitende meet-up

‘De Kracht van Onderop’ op 24 november 2016 in Rotterdam. Aan het einde van de publicatie is een bijdrage opgenomen van de beoordelings- en begeleidingscommissie waarin zij reflecteert op de uitkomsten van het onderzoeks- en inspi- ratiebudget en de toekomst van de stedelijke vernieuwing.

De ontwikkeling van waarde was een

belangrijk uitgangspunt

INHOUD 4/44

De kracht van onderop_Andere tijden, andere krachten

(5)

Toen de voedingsbodem na de crisisjaren letterlijk opdroogde, ontstond er een nieuwe ecologie voor stedelijke vernieuwing, een andere koers voor stadsmakers. “De afne- mende financiële slagkracht van instituties versterkte de behoefte aan nieuwe modellen, aan learning by doing”, vertelt Olof van de Wal, jurylid van de beoordelingscommissie voor het onderzoeks- en inspiratiebudget. Hij was nauw betrokken bij een periode waarin eigen initiatief, actief burgerschap en sociaal ondernemerschap in opkomst kwamen.

D

it nieuwe elan versterkte de nieuwsgierig- heid in hoeverre deze energieke samen- leving ook echt in staat zou zijn publieke meerwaarde te leveren. Een terechte vraag, want in die tijd schoten particuliere initiatieven als paddenstoelen uit de grond. Initiatieven die behoefte hadden aan innovatieve casuïstiek.

Van de Wal: “Wat ontbrak was kennis over wat nodig is om particuliere initiatieven succesvol te laten bloeien. Veel initiatiefnemers moesten veel slagen tegelijkertijd maken en nadenken over hoe ze bepaalde ontwikkelingen voor elkaar wilden krijgen, zowel in ruimtelijke als program- matisch opzicht. En er was professionalisering

nodig, vooral in de omgang met partijen die al stevig geworteld waren in het maatschap- pelijk middenveld. Met andere woorden: hoe konden gevestigde partijen als gemeenten en woningcorporaties zich effectief verhouden tot initiatieven van zelforganisatie?”

In de versnelling

Het onderzoeks- en inspiratiebudget van het Ministerie van BZK was vooral bedoeld om die kennisontwikkeling te versnellen. “De onder- steuning van innovatieve en kleinschalige initiatieven moest de uitvoeringspraktijk van nieuwe handelingsperspectieven voorzien.

Zodat ze stappen vooruit konden maken en we de kennis over nieuwe (netwerk)arrangementen konden borgen en overdragen.“ In tegenstelling tot eerder onderzoeksbudgetten, kwam de toe- kenning van het onderzoek- en inspiratiebudget volledig ten gunste van zestien initiatieven.

“Belangrijkste gedachte daarachter was dat we ons bewust midden in het veld van die stedelijke vernieuwing wilden begeven. Met mensen die zich door de wol wilden laten verven. Die enthou- siast waren of juist in eerdere pogingen het lid op de neus hadden gekregen. Zij moesten elkaar het verhaal vertellen.”

Duiden en delen

Aan Platform31 vervolgens de taak om die erva- ringen te duiden en de lessen te delen, zodat toekomstige initiatieven eerder op snelheid kunnen komen. “Daarnaast was het ook voor institutionele partijen leerzaam om sneller het kaf van het koren te kunnen scheiden. Want wan- neer is een initiatief levensvatbaar en op welk moment ga je ermee in zee? Per initiatief keken we vooral naar datgene wat de initiatiefnemer voor elkaar wilde krijgen. Achteraf denk ik dat het een goede manier was om met relatief weinig middelen veel partijen te mobiliseren. Ook bleek het onderzoek- en inspiratiebudget een mooie manier om een aantal initiatieven de kans te geven zich te ontwikkelen. Voor sommige initia- tieven zou een langer durend experiment zelfs een goede vervolgstap kunnen zijn.”

Ten tijde van de toekenning van het onderzoeks- en inspiratiebudget Ecologie voor de stedelijke vernieuwing was Olof van de Wal als programma- manager bij Platform31. Inmiddels is hij aange- sloten bij SKAR - stichting kunstaccommodaties Rotterdam, stichting Europan NL en eigenaar van adviesbureau Leef de stad.

Learning by doing

Interview met Olof van de Wal

Jurylid van de beoordelingscommissie voor het onderzoeks- en inspiratiebudget

INHOUD 5/44

De kracht van onderop_Learning by doing

(6)

Een nieuwe realiteit

Waar in de voorgaande decennia stedelijke vernieuwing2 een belangrijk beleidsdomein was waar zeer veel geld in omging, zijn de afgelopen jaren de beleidsaandacht en de budgetten wezenlijk afgenomen. Zowel het Rijk als de gemeenten, woningcorporaties en private ontwikkelaars hebben vanaf het begin van de economische crisis hun investeringen in de vernieuwing van de stad teruggeschroefd.

Tijdens de looptijd van het Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing3 (ISV, 2000-2014) heeft het Rijk in totaal 4 miljard euro geïnvesteerd ter stimulering en ondersteuning van de stedelijke vernieuwing. Het Kabinet Balkenende III4 heeft in 2007 nog de ambitie om van 40 probleemwij- ken in acht tot tien jaar tijd weer wijken te maken waar mensen kansen hebben en waar het weer prettig is om te wonen. In het regeerakkoord van Balkenende IV wordt hier tot 2012 1 miljard euro voor uitgetrokken. Het kabinet Rutte I stelt om politieke, juridische en economische redenen5 vanaf 2012 echter geen extra middelen meer beschikbaar voor de aandachtswijken. In plaats van tien jaar is het krachtwijkenbeleid vier jaar lang financieel ondersteund. Het Rijk beperkt zich na 2011 ten aanzien van de Wijkenaanpak tot een kennis- en partnerfunctie en vanaf 2014 wordt het ISV-budget niet langer voortgezet.

20 jaar

stedelijke vernieuwing

INHOUD 6/44

De kracht van onderop_20 jaar stedelijke vernieuwing

(7)

Gemeenten hebben als gevolg van bezuinigin- gen op het gemeentefonds en vanaf 2015 de financiële last van de decentralisaties niet meer de armslag om de stedelijke vernieuwing voluit voort te zetten. Woningcorporaties zijn in de jaren van het ISV en het Krachtwijkenbeleid nog belangrijke partners die fors (kunnen) investeren in de fysieke vernieuwing van wijken. Door de crisis op de woningmarkt en het zich terugtrek- ken op de kerntaken, is het ook voor hen niet langer haalbaar om in hetzelfde tempo te blij- ven investeren. Private ontwikkelaars zijn door dezelfde crisis op de woningmarkt en de daarbij horende uitval van de vraag naar nieuwe wonin- gen, eveneens niet bij machte om te investeren in de meest kwetsbare wijken. Ze vallen om, slinken fors en trekken hun investeringen terug op de meest kansrijke gebieden van de stad.

Zo is er in de periode van de start van het onderzoeks- en inspiratiebudget (2013/2014) sprake van een nieuwe realiteit: de traditioneel investerende partijen zoals gemeenten, woning- corporaties en projectontwikkelaars hebben niet langer het geld, de ideeën en het organiserend vermogen om de stedelijke vernieuwing krachtig door te zetten, terwijl de opgaven en uitdagingen (armoede, betaalbaar wonen, sociale problema- tiek, werkloosheid) er niet minder op worden.

Daarmee bestaat het traditionele model van de stedelijke vernieuwing in Nederland – lineair en topdown van karakter – niet langer.

Tendens van decentralisatie, dichter naar de burger en meer maatwerk

Vanaf 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor jeugdzorg, werk en inkomen en zorg aan langdurig zieken en ouderen. De budgetten die zijn gekoppeld aan deze beleidsvelden zijn met een bezuiniging van Rijk en provincies overge- heveld naar lokale overheden. De verschillende decentralisaties hebben als doel beter aan te sluiten bij het zelfoplossend vermogen van de samenleving en de behoefte van mensen om zelf regie te voeren over hun leven. De burger, zijn behoeften, mogelijkheden en directe leefomge- ving moeten hierbij centraal staan. Kernwoorden in dit decentralisatieproces zijn maatwerk, pre- ventie, partnerschap en integraliteit. Gemeenten zijn volgens het Rijk beter in staat deze nieuwe manier van werken vorm te geven. Wederom wordt in veel gemeenten de wijk gekozen als schaalniveau om deze nieuwe werkwijze vorm te geven. In het hele land ontstaan zogenaamde sociale wijkteams die voortborduren op eerder gedane experimenten tijdens de Stedenbeleid- periode (Achter-de-voordeur, Eén gezin één plan). De sociaal-economisch zwakkere wijken lijken hierbij opnieuw een hoofdrol te krijgen, omdat hier de doelgroepen zich concentreren die in aanmerking komen voor de inzet van de wijkteams.

INHOUD 7/44

De kracht van onderop_20 jaar stedelijke vernieuwing

(8)

Opkomst maatschappelijk initiatief, actief burgerschap en sociaal ondernemerschap De afgelopen jaren zijn maatschappelijk initiatief, actief burgerschap en sociaal ondernemerschap in opkomst. Burgers en ondernemers nemen steeds meer zelf het initiatief tot het vervullen van ‘publieke’ taken en leveren een bijdrage aan de oplossing van allerlei maatschappelijke vraagstukken. De invloed van maatschappe- lijk initiatief op het functioneren van lokale gemeenschappen in wijken en dorpen wint aan kracht. Echter de diversiteit van initiatieven is zeer omvangrijk: ieder initiatief is uniek en wordt gevormd door de specifieke lokale context. Dit verklaart de zoektocht naar concrete handvatten voor overheden hoe om te gaan met maatschap- pelijke initiatieven. Want als er één ding opvalt in alle bijdragen van bloggers, professionals, wetenschappers en stadmakers dan is het wel de herhaaldelijke focus op de worsteling van de traditionele6 partijen (gemeenten, woningcor- poraties etc.) om effectief om te gaan met dit nieuwe krachtenveld. “Veel wijst erop dat we nu midden in een overgangsfase zitten. Een fase waarin het kraakt en piept, een fase van onzekerheid, tasten en zoeken. Een fase waarin de verhoudingen op scherp staan en rollen en posities meer fundamenteel ter discussie staan en soms flink wankelen.”7

Maatschappelijk initiatief

Onder maatschappelijk initiatief wordt ver- staan activiteiten, waarbij (groepen van) burgers en/of bedrijven zich inzetten voor een taak of belang waar zij zelf en/of anderen een publieke waarde aan toekennen; dit kan betaald of onbetaald zijn en non-profit of winstgevend mits de publieke waarde leidend is voor handelen.8 Of het nu gaat om burger- initiatieven, ondernemende gemeenschap- pen, wijkondernemingen, coöperaties of social enterprises: er is sprake van een brede beweging van ‘zelforganisatie’ op het gebied van zorg en welzijn, arbeid, onderwijs, open- bare leefruimte, milieu/circulaire economie, voedsel, energie, sociale cohesie en armoede.9

De Doe-Democratie

In 2013 kwam het Ministerie van BZK met de kabinetsnota ter stimulering van een vitale samenleving: De Doe-Democratie. Onder doe- democratie wordt verstaan een vorm van mee- beslissen van burgers door zelf maatschappelijke vraagstukken op te pakken. Als aanleiding voor het ontwikkelen van een kabinetsstandpunt worden genoemd: “a. Toenemend zelforganise- rend vermogen van de samenleving, b. Terug- tredende overheid, c. Stijgende behoefte aan sociale binding. Daarnaast is de transitie naar meer doe-democratie ook bestuurlijk relevant

als reactie op ontwikkelingen als schaalvergro- ting, decentralisaties en bezuinigingen.” In de kabinetsnota staat de vraag centraal hoe over- heden actief kunnen bijdragen aan de transitie naar meer doe-democratie. Doel is om het aansluitingsvermogen van de overheid bij maat- schappelijk initiatief te verhogen. Het beleid rondom de doe-democratie komt uiteindelijk tot uitdrukking op het schaalniveau van buurten en wijken en is daarmee in het bijzonder relevant voor het domein van wijkaanpak en stedelijke vernieuwing.

Andere verhoudingen

Het denken over de ontwikkeling van de stad en de veranderende verhouding tussen de spelers die hierop van invloed zijn, heeft de afgelopen jaren een grote vlucht genomen. Op websites als socialevraagstukken.nl, ruimtevolk.nl en andere platforms woeden soms stevige discussies over de richting waarop de stedelijke ontwikkeling zich begeeft. Er wordt onderzoek gedaan naar de positie en betekenis van maatschappelijke ini- tiatieven. Vanuit casuïstiek worden er pogingen ondernomen om grip te krijgen op de betekenis van maatschappelijke initiatieven voor de gover- nance van onze steden, wijken en dorpen. De wetenschap reikt nieuwe inzichten aan hoe het veranderende krachtenveld tussen overheid, markt en samenleving evolueert10. En vanuit de praktijk van initiatiefnemers en ‘stadmakers’

INHOUD 8/44

De kracht van onderop_20 jaar stedelijke vernieuwing

(9)

worden vele succesvolle voorbeelden aangereikt hoe ‘het nieuwe stadmaken’11 zich manifesteert en ontwikkelt. In al deze bijdragen van bloggers, professionals, wetenschappers en stadmakers blijkt het een grote zoektocht om grip te krijgen op de betekenis van dat veranderende krachten- veld voor het handelen van de verschillende spelers, de (stedelijke) overheid in het bijzonder.

De initiatieven in de ruimte tussen overheid, markt en samenleving dragen bij aan het organiserend vermogen van de stad.12 Omdat overheden en woningcorporaties zich terugtrek- ken op hun kerntaken en zowel het organiserend vermogen als de middelen die nodig zijn om maatschappelijke vraagstukken (effectiever en efficiënter) op te lossen, groeit bij hen de nood- zaak om meer samen met andere partijen op te trekken. Daar komt bij dat de complexiteit van maatschappelijke vraagstukken groeit. Daardoor klinkt de roep om ze integraal aan te pakken steeds luider. Dit vergt domeinoverstijgende en grensontkennende samenwerking tussen par- tijen.12

Veel gemeenten willen daarom initiatieven van burgers, ondernemers en stadmakers13 daadwer- kelijk stimuleren en ondersteunen. Gemeenten nemen echter een ambivalente houding aan ten aanzien van eigen initiatief: aan de ene kant juicht men onder het mom van de participatie-

samenleving en “eigen kracht” burgerinitiatie- ven enorm toe, maar aan de andere kant worden maatschappelijke initiatieven voortdurend de maat genomen naar formele (subsidie) richt- lijnen en naar de eigen prestatie-eisen van de overheid. “Het is voor overheden kennelijk heel ingewikkeld om deze lokaal gewortelde initia- tieven op voet van gelijkwaardigheid tegemoet te treden.”14 De verklaring daarvoor wordt door Van der Steen e.a. goed uitgedrukt: “Buiten is maatwerk nodig, maar binnen is rechtmatigheid en gelijke behandeling een basisbeginsel. Buiten is ruimte de regel, maar binnen moet publiek geld deugdelijk verantwoord worden. Buiten denken we in mogelijkheden, maar binnen geldt toch ook het belang van de beperking; al was het

alleen al omdat de middelen beperkt zijn, er wet- telijke kaders zijn die ooit met redenen bedacht waren, en de overheid vanuit de beginselen van goed bestuur moet handelen. Wat voor de één geldt is ook voor een gelijke andere aan de orde.

Dergelijke principes trekken een wissel op de handelingsmogelijkheden van ambtenaren in hun omgang met de buitenwereld.”15

We zouden veel gemeenten tekort doen wan- neer we niet ook wijzen op de vele pogingen om via frontlijners, gebiedsmanagers, contact- ambtenaren, verbinders, makelaars en allerlei andere ‘tussenfuncties’16 meer deel te nemen in de netwerksamenleving. “Corebusiness’ zijn deze praktijken echter niet en ze stuiten veelal BETROKKENHEID

gemeenschap/burgers

markt/ondernemers DOELMATIGHEID

overheid/bestuurders/ambtenaren RECHTMATIGHEID

BETROKKENHEID gemeenschap/burgers

markt/ondernemers DOELMATIGHEID

overheid/bestuurders/ambtenaren RECHTMATIGHEID

beroepsburgers initiatief/eigen kracht

BETROKKENHEID gemeenschap/burgers

markt/ondernemers DOELMATIGHEID

overheid/bestuurders/ambtenaren RECHTMATIGHEID

beroepsburgers

prosumers

initiatief/eigen kracht

sociaal ondernemen

BETROKKENHEID gemeenschap/burgers

markt/ondernemers DOELMATIGHEID

overheid/bestuurders/ambtenaren RECHTMATIGHEID

beroepsburgers

prosumers

initiatief/eigen kracht

participatie/zelfredzaamheid

sociaal

ondernemen privatisering

Bron: Van der Steen e.a., Pop-up publieke waarde; Overheidssturing in de context van publieke waarde, NSOB, 2013.

INHOUD 9/44

De kracht van onderop_20 jaar stedelijke vernieuwing

(10)

op hardnekkige weerstand in de ambtelijke en politieke routines.”17 Niettemin wordt van de overheid verwacht dat ze elke keer opnieuw inspeelt op wat elders wordt ontwikkeld of ondernomen.18 “Niet alleen trekkers binnen de initiatieven, maar ook ‘pioniers’ binnen de gemeente zijn continu bezig met het oprekken van grenzen en regels, het bij elkaar brengen van kansen en mogelijkheden en soms dingen te doen die niet mogen. Er is een grote bereidheid om nieuwe of alternatieve manieren te zoeken voor ‘hoe het wel mag’. Ook is er steun om expe- rimenteerruimte te creëren waarbinnen nieuwe werkwijzen kunnen worden ontwikkeld.”18

De wijze waarop traditionele (institutionele) partijen sturing geven aan de ontwikkeling van de stad, lijkt steeds meer te verschuiven van een hiërarchische sturingsrelatie naar een meer gelijke samenwerkingsrelatie van partners in een keten of netwerk. In plaats van een centrale, stu- rende beleidsrol neemt de overheid een steeds meer gelijkwaardige positie in ten opzichte van gemeenschap en markt, en is er steeds meer sprake van wederzijdse afhankelijkheid.18

Van der Steen e.a. wijzen erop dat de overheid aan het begin staat van de afbouw van de moge- lijkheden voor directe interventie in de vorm van sturen via geld, eigen productie of opgelegde regels. Dat betekent niet het einde van sturen,

maar een beperking van de mogelijkheden om dat helemaal zelf te doen.19 De vraag die dit oproept is hoe het huidige governance-regime zich moet opstellen om optimaal het organise- rend vermogen uit de samenleving te kunnen benutten en waar mogelijk te versterken? “Wat betekent het faciliteren van en samenwerken met bottom up initiatieven voor de gemeente?

Welke onderwerpen lenen zich voor co-creatie en welke niet? En wat doen we met het gelijk- heidsbeginsel? Hoe bouwen we verder aan een dynamische, sociale en ondernemende stad waar het nu en in de toekomst goed leven is?”20

De overheid als Barbapapa

De kunst is om de veelheid aan particuliere initia- tieven in velerlei gedaanten volop te laten bloeien.

Dat vraagt een heel ander stelsel van acceptatie, stimulering en ondersteuning dan de huidige subsidie-, inkoop- en aanbestedingsprocedures vanuit de overheid. En om harde en alerte inter- venties daar waar signalen van misbruik en fraude opdoemen.20 Van de overheid wordt het vermo- gen gevraagd om verschillende repertoires toe te (kunnen) passen, afhankelijk van de situatie en de aard van de problematiek. Situationeel maatwerk dus in plaats van grootschalige standaardpak- ketten.1 Dit vermogen wordt vaak geduid met de term ‘meervoudig organiseren’. Meervoudig orga- niseren betekent dat niet de ene stijl in de plaats komt van de andere, maar dat de overheid meer-

INHOUD 10/44

De kracht van onderop_20 jaar stedelijke vernieuwing

(11)

dere werkwijzen in haar repertoire heeft. Het gaat dus om het beheersen van verschillende stijlen naast elkaar, niet als transitie van het één naar het ander, maar een proces op weg naar variëteit in het repertoire.21

Naar een nieuwe ecologie van de stedelijke vernieuwing?

Het gewortelde economisch en demografisch groeidenken maakt langzamerhand plaats voor onderzoek en initiatieven gebaseerd op denken vanuit krimp of stabilisatie, en bijbehorende mogelijke (samenwerkings)arrangementen. De noodzaak van stedelijke vernieuwing is door deze ontwikkelingen niet verdwenen. Vanuit

de praktijk is er behoefte aan innovatieve casu- istiek, waarbij vanuit de overheid – maar ook vanuit burgers en bedrijfsleven – steeds meer de gedachte is dat deze innovatie ligt in meer private en burgerbetrokkenheid bij initiatieven voor stedelijke vernieuwing. Dit blijft niet beperkt tot de (grote) steden, ook kleine(re) kernen in het hele land kennen sociale, economische en ruim- telijke problematiek die zich voorheen alleen clusterde in de grotere (Nederlandse) steden.

In het essay ‘Stedelijke vernieuwing op uitnodi- ging’22 werd het gedachtegoed geïntroduceerd over de toekomst van stedelijke vernieuwing vanuit het zelforganiserend vermogen van de samenleving. In het vervolgessay ‘Leren over

innoveren: naar een nieuwe ecologie voor stedelijke ontwikkeling’23 wordt geschetst hoe we in turbulente tijden de nieuwe ecologie waarin vernieuwing kan groeien en bloeien kunnen ontsluiten. Om te komen tot nieuwe handelingsperspectieven is behoefte aan practice based evidence. Dit vergt een andere vorm van kennismanagement, onderzoek en actievere samenwerking tussen opdrachtgevers en opdrachtnemers.

Vanuit resultaten naar randvoorwaarden

Vanuit randvoorwaarden naar resultaten Vanuit de overheid

naar de samenleving

Vanuit de samenleving naar de overheid Vanuit resultaten naar randvoorwaarden

Vanuit randvoorwaarden naar resultaten Vanuit de overheid

naar de samenleving

Vanuit de samenleving naar de overheid De presterende

overheid New Public Management (NMP)

Vanuit resultaten naar randvoorwaarden

Vanuit randvoorwaarden naar resultaten Vanuit de overheid

naar de samenleving

Vanuit de samenleving naar de overheid De presterende

overheid New Public Management (NMP)

De rechtmatige overheid Public Administration

(PA)

Vanuit resultaten naar randvoorwaarden

Vanuit randvoorwaarden naar resultaten Vanuit de overheid

naar de samenleving

Vanuit de samenleving naar de overheid De presterende

overheid New Public Management (NMP)

De rechtmatige overheid Public Administration

(PA)

De samenwerkende overheid Network Governance

(NG) Vanuit resultaten naar randvoorwaarden

Vanuit randvoorwaarden naar resultaten Vanuit de overheid

naar de samenleving

Vanuit de samenleving naar de overheid De presterende

overheid New Public Management (NMP)

De rechtmatige overheid Public Administration

(PA)

De samenwerkende overheid Network Governance

(NG)

De responsieve overheid in de actieve

samenleving Societal Resilience (SR)

Bron: Van der Steen e.a., Sedimentatie in sturing; Systeem brengen in netwerkend werken door meervoudig organiseren, NSOB, 2015.

INHOUD 11/44

De kracht van onderop_20 jaar stedelijke vernieuwing

(12)

Het gezicht van het Haarlemse

In totaal ondersteunde het

onderzoeks- en inspiratiebudget Ecologie voor de Stedelijke

Vernieuwing zestien projecten.

Zeven daarvan zijn uitgewerkt tot inspirerende praktijkvoorbeelden.

Praktijk voor-

beelden

Eigen initiatief, actief burgerschap en soci- aal ondernemerschap zijn booming. Deze beweging van zelforganisatie van onderop creëert een nieuwe ecologie voor stedelijke ontwikkeling. Hoe kansrijk en waardevol zijn tijdelijke (netwerk)arrangementen en de inzet van initiatiefnemers in de praktijk?

We vroegen het Baud Schoenmaeckers, de drijvende kracht achter het Seinwezen, mede-initiator van de Haarlemse buurtcoöpe- ratie Duurzaam Garenkokerskwartier en het Seinwezen project Stichting Stadsgarage.

Hoe ontstond het idee om een oude

NS-loods om te bouwen tot een broedplaats voor buurt en bedrijven?

“Ik kende deze voormalige werkplaats van de Nederlandse Spoorwegen (NS) uit 1915 al enige tijd. Al in de jaren negentig vestigde ik me er met mijn communicatiebureau. In 2007 ging het van de NS over naar BOEI. Drie jaar later ben ik met BOEI gaan praten om het inmiddels vervallen industrieel erfgoed te verduurzamen, zowel energetisch als sociaal maatschappelijk.

Aanvankelijk dacht ik dat de Triodosbank laaiend

Garenkokerskwartier

INHOUD 12/44

De kracht van onderop_Praktijkvoorbeelden_Haarlem

(13)

enthousiast zou zijn over mijn plan. Dat was een volstrekt verkeerde gedachte. Ik heb toen in drie maanden tijd met informal investors de centen bij elkaar gekregen. In ruil voor een mooie rente, vond ik uiteindelijk 37 partijen, waarvan inmid- dels tien buurtbewoners, bereid te investeren in dit project. Wat hielp was dat we al snel met een paar mensen de buurt erbij betrokken en buurtbewoners ervan wisten te overtuigen dat zij konden meebepalen wat we allemaal met dat prachtige pand in onze buurt konden doen. Een gebouw zien als ontmoetingsplek kan enorm bij- dragen aan de sociale cohesie in een wijk en het tegengaan van vereenzaming. In 2015 ontving het Seinwezen de Lieven de Key penning. Een van de juryleden memoreerde de betrokkenheid van het pand bij de buurt.”

Wat was de kern van het plan?

“We wilden het oude industriële pand allereerst energiezuiniger maken. Met andere woorden:

het energielabel moest van G naar B. Hiervoor werden alle ramen (draadglas, met gaten) ver- vangen door dubbel glas, het platte dak bedekt met twintig centimeter isolatie en sedum en het schuine dak aan de buitenkant geïsoleerd en geschikt gemaakt voor zonnepanelen.

Tegelijkertijd wilden we meer een sociaal-maat- schappelijke functie krijgen. Mede dankzij de inzet van buurtcoöperatie Duurzaam Garenko- kerskwartier is het nu een inspirerende plek waar buurtbewoners kunnen werken, vergaderen en elkaar kunnen ontmoeten. Enkele succesvolle evenementen van de buurtcoöperatie zijn de maandelijkse concerten en de regelmatig terug- kerende Buurtsoep in het Seincafé, die Resto VanHarte iedere eerste zondag van de maand komt maken.”

Voor niets gaat alleen de zon op. Welk verdienmodel ligt hieraan ten grondslag?

“Het Seinwezen verhuurt zes vaste kantoorruim-

tes, drie vergaderruimtes en twee spreekkamers.

Uit die inkomsten worden rente en aflossing aan de investeerders betaald. Daarnaast probe- ren we omzet te genereren met onze culturele evenementen. Bijkomend voordeel is dat we die evenementen ook inzetten als marketingtool:

daarmee vergroten we de zichtbaarheid van het Seinwezen en de bekendheid van de buurtinitia- tieven.”

De buurtcoöperatie is een coöperatieve vereni- ging waar de bewoners (200) betalen voor hun lidmaatschap. “Ook halen we met de coöperatie inkomsten uit de zonnepanelen en proberen we nieuwe verdienmodellen uit. Als eigen bedrijf past de coöperatie bovendien in de filosofie van Stichting Doen. Met die bijdrage kunnen we allerlei activiteiten organiseren. Tot slot inves- teren we een deel van de opbrengsten van de zonnecollectoren in het maken van een professio- naliseringsslag van onze duurzame activiteiten.”

INHOUD 13/44

De kracht van onderop_Praktijkvoorbeelden_Haarlem

(14)

Welke rol speelde de gemeente Haarlem bij de totstandkoming van buurtcoöperatie Garenkokerskwartier en de Stadsgarage?

“Bij de start van elk project of initiatief probeer ik altijd te achterhalen of er raakvlakken zijn met het beleid van de gemeente. De verbouwing van het pand was een directe aanleiding om aan- sluiting te zoeken met het programma Haarlem energieneutraal in 2030. Zodoende opende wethouder Cora-Yfke Sikkema in 2015 officieel ons collectieve zonnestroomdak, een initiatief van de buurtcoöperatie waarbij 24 bewoners het recht van opbrengst kopen van één of meer panelen. Voor stichting Stadsgarage is dit een mooie opmaat naar het realiseren van zestien collectieve zonnepanelendaken in 2016. Daar- naast organiseerden we tussen 2012 en 2015 samen met de gemeente masterclasses over duurzaamheid.

Overigens werkt zo’n samenwerking niet alleen omdat het initiatief goed is, maar ook omdat de gemeente er belang bij heeft. Inmiddels gaan we nog een stap verder en bekijken we hoe we de oude woningen kunnen verduurzamen. Zo ontstond zelfs een nieuwe club: de Haarlemse huizenaanpak. Vanuit de buurtcoöperatie is hier een lokale, iets lichtere variant voor het Garen- kokerskwartier opgezet, Buurman en Buurman geheten.”

Hoe belangrijk blijkt de inzet van initiatief- nemers voor het succes van deze initiatieven?

“Er zijn altijd mensen nodig die de kar willen trek- ken en tomeloos veel energie hebben om er echt iets van te maken. Want het grootbrengen van initiatieven voltrekt zich niet zonder slag of stoot.

Het is dus belangrijk dat deze koplopers kunnen omgaan met tegenslagen. Minstens zo belangrijk is dat het soms wat langer duurt om een initiatief tot bloei te laten komen. Zelf ben ik van nature een ongeduldig mens, maar hier zag ik al snel dat sommige zaadjes tijd nodig hebben om te ontkiemen. Een van de grootste investeerders zei onlangs tegen me: ‘het is goed dat er nu een financieel adviseur is, maar ik ben blij dat er geen was toen je hieraan begon.’ Met andere woorden:

maak je plannen niet alleen langs een Excell- sheet, maar ga ook op avontuur. De kunst is om mensen die niet tot de koplopers behoren, toch bij het project te betrekken. Zo is het succes van de buurtcoöperatie te danken aan de inzet van de bewoners uit het Garenkokerskwartier.”

Wat zijn opvallende resultaten of producten die voortkomen uit de Stadsgarage?

“De stadsgids en de Haarlemse methode zijn twee concrete producten van de Stadsgarage en het resultaat van jarenlange samenwerking met de gemeente. De Haarlemse methode gaat erover hoe we mensen kunnen betrekken bij bewonersinitiatieven of kunnen interesseren

voor het energievraagstuk. We ontdekten bij- voorbeeld dat we mensen kunnen mobiliseren als we inspelen op hun specifieke behoeften en verlangens. Dan kun je ze in de slipstream nog wel eens meenemen voor geheel andere onder- werpen. Dat is ook de basis van de Haarlemse methode. Hoewel: in sommige gevallen blijkt ook dat je soms van deur tot deur moet gaan.

Daarin hadden vooral de initiatiefnemers een aanjagende functie.”

Wat zouden andere gemeenten en initiatief- nemers hiervan kunnen leren?

“Binnen een gemeente zijn in de eerste plaats ambtenaren nodig die graag willen. Die net zo enthousiast zijn als de bewoners die zo’n initia- tief aanjagen. Ambtenaren die niet altijd de regie willen houden, maar een goede facilitator willen zijn. We hebben de mond vol van de verande- rende rol van de gemeente. Dit betekent wat mij betreft dat ze zich constructief afvraagt wat ze kan betekenen, in de vorm van financiering of de inzet van een trainee. Mijn oproep aan gemeenten is daarom vooral: denk mee. Andere benodigdheden: een locatie in de buurt die fungeert als ontmoetingsplek en frontrunners die in staat zijn andere buurtbewoners aan te moedigen.”

INHOUD 14/44

De kracht van onderop_Praktijkvoorbeelden_Haarlem

(15)

sleutelt sociaal ondernemerschap

Vijf jaar geleden kwam de Buurtwerkplaats op het braakliggende terrein Noorderhof van de grond als sociaal experiment voor een leefbaarder Amsterdam Nieuw West. Er werd een loods neergezet waar buurtbewo- ners met gezamenlijk gereedschap konden klussen. Nu de gemeente voor 10 jaar heeft bijgetekend, manifesteert het project zich steeds meer tot een sociale onderneming.

Stichting Young Designers, Sander Borsje en Tobias Krasenberg brachten die beweging op gang. Directeur Peik Suyling vertelt over de maatschappelijke opbrengst van dit project en over de toekomstplannen van de Buurt- werkplaats.

S

uyling is een social designer. Wat naar eigen omschrijving vooral betekent dat hij maat- schappelijke vraagstukken als uitgangspunt neemt voor zijn ontwerpvraag. “Wat mij betreft is een social designer iemand die zijn talent en creativiteit inzet voor de vernieuwing van sociale- en stedelijke processen.“ Zo ontstond ook de Buurtwerkplaats in Amsterdam Nieuw West.

“Met de oprichting van de Buurtwerkplaats wilden

we allereerst ondervinden hoe de dynamiek in de buurt kan uitgroeien tot een buurtwerkplaats met veel activiteiten. Daarnaast wilden we graag weten wat de succes- en faalfactoren zijn van een zelforganisatieproces. Vanuit Young Desig- ners waren we al eerder kwartiermaker bij sociale projecten in dit stadsdeel. Vandaar dat we door de gemeente werden gevraagd of we een parti- cipatief project konden organiseren rondom de opening van een natuurspeelplaats. Noorderhof werd als locatie aangewezen voor het organise- ren van workshops en bijeenkomsten. Vanuit het netwerk dat ontstond, bedachten we een Buurtwerkplaats met ruimte voor iedereen die wil klussen.”

Informele stadsontwikkeling

Het idee bleek een gouden zet voor het van de grond krijgen van burgerparticipatie. “Het aller- mooist aan een initiatief als de Buurtwerkplaats is dat we op microniveau doen aan stadsvernieu- wing. We creëren een netwerksamenleving in de buurt, van bewoners die het heft in eigen hand nemen. Doordat we klein beginnen, zien we bovendien scherper wat wel en niet werkt. Ook

Buurt werkplaats Noorderhof

INHOUD 15/44

De kracht van onderop_Praktijkvoorbeelden_Amsterdam

(16)

zegt de aard van dit soort bottum up-processen veel over de wijze waarop we met stedelijke ont- wikkeling kúnnen omgaan. Zijn we traditioneel gewend om via formele stadsontwikkeling een plan te maken en uit te voeren, bij informele stadsontwikkeling zijn visie en ideeën van buurt- bewoners het uitgangspunt voor de inrichting van hun leefomgeving. Inmiddels worden deze ideeën ook echt gehoord door de gemeente Amsterdam. Nu zij ziet hoe de stad zich ook op deze manier kan ontwikkelen, ontstaat er meer ruimte voor sociale ondernemingen die elkaar kunnen aanvullen en versterken.”

Ruimte voor improvisatie

Natuurlijk kent de transformatie van buurtinitia- tieven tot sociale ondernemingen ook de nodige randvoorwaarden. Volgens Suyling werkt een te resultaatgerichte houding niet. Ook moeten sociale ondernemingen geen grote stappen ver- wachten op korte termijn. “Het is bijvoorbeeld lastig om kwantitatieve normen te verbinden aan successen. Er moet ruimte zijn voor improvi- satie: kies een andere koers op het moment dat die meer levensvatbaar blijkt. En er is tijd en rust nodig om het een en ander uit te zoeken. Tot slot: om een burgerinitiatief als de Buurtwerk- plaats levend te houden, moeten betrokkenen hun verantwoordelijkheid kunnen en willen nemen voor verdere groei.”

“In het geval van de Buurtwerkplaats was de aanleiding het wegnemen van sociale onrust op een braakliggend parkeerterrein. Iedereen wist vooraf dat er op termijn gebouwd zou worden.

Desondanks wilde na drie jaar niemand meer dat de Buurtwerkplaats verdween. In samenwerking met het Sloterparkbad vonden we een alterna- tieve locatie in de buurt waar de Buurtwerkplaats de komende tien jaar mag blijven. Alleen al het feit dat we dit samen voor elkaar kregen, leverde veel energie op in het netwerk van buurtbewo- ners. Zij realiseren zich dat ze in staat zijn om met elkaar een initiatief van de grond te krijgen en kunnen opschalen naar een formele locatie in het bestemmingsplan.”

3.000 uur vrijwilligerswerk

Wat de Buurtwerkplaats voor Suyling persoonlijk succesvol maakt, is de drive van een grote groep gemotiveerde mensen. “In 2015 staken vrijwilli- gers maar liefst 3.000 uur in de bouw en inrichting van de Buurtwerkplaats en het verzamelen van gereedschap. Dat is heel bijzonder. Hadden we dit moeten financieren, dan was de Buurtwerkplaats er nooit gekomen. Natuurlijk was er geld nodig uit het onderzoeksbudget voor Ecologie van de stedelijke vernieuwing, de gemeente Amsterdam en stichting DOEN. Daarmee konden we een unheimliche plek weer leefbaar maken. De vraag is nu: in hoeverre moet de Buurtwerkplaats de komende tien jaar nog afhankelijk zijn van deze

stimuleringsfondsen? Naar verwachting blijft ondersteuning van maatschappelijk geld altijd nodig, mede omdat veel burgerinitiatieven zich lastig laten vangen in businessmodellen.

Tegelijkertijd lukt het de Buurtwerkplaats om ook eigen inkomsten te genereren met projecten, evenementen en opdrachten.”

Om op eigen benen te kunnen blijven staan, is ook ondernemerschap nodig. “Zo zijn we voor de Regenboog Groep, een organisatie die kwets- bare Amsterdammers opvang en structuur biedt, sinds kort officieel een locatie voor dagbesteding.

En vanuit een coalitie van zes partijen in Amster- dam-West, waaronder emancipatiecentrum Vrouw en Vaart, mannencentrum Daadkr8 en diverse Vluchtelingencentra in de stad, werken we aan gezamenlijke ontwikkeling van producten die we in de markt kunnen zetten. Daarbij zet ieder zijn eigen know how en middelen in.”

Klik voor een interview met de initiatiefnemers

INHOUD 16/44

De kracht van onderop_Praktijkvoorbeelden_Amsterdam

(17)

Het begon allemaal vier jaar geleden, met de leegstaande vuilverbrander aan de Maasha- ven. Er gingen geruchten dat de toenmalige eigenaar het gebouw wilde slopen. Dat zo’n iconisch gebouw – ‘de kathedraal van zuid’

– uit het ruimtelijke beeld zou verdwijnen, stuitte bewoners van Oud-Charlois tegen de borst. Zij vroegen lokale ontwerpers om mee te denken of het gebouw een nieuwe bestem- ming kon krijgen. Daarmee werd het project Charlois aan het Water geboren, een samen- werking tussen de initiatiefnemers Vitibuck Architects, het Rotterdams Wijktheater, G-Routes en de bewoners en bedrijven langs de kade. Samen ontwikkelen zij het kade- gebied tot een aantrekkelijke publieke ruimte.

Arzu Ayikgezmez van Vitibuck Architects, mede-initiator van de stichting Charlois aan het Water, vertelt over hun aanpak.

T

oen de bewoners bij ons kwamen met hun vraag over de vuilverbrander, werd in de eer- ste gesprekken vrij snel duidelijk dat de vraag niet alleen om het gebouw ging. Dus onze aan- pak was grootschaliger. En het antwoord was:

kijk naar de hele kade en zoek de verbinding met de wijk en de stad! Het was een vergeten stuk stad. Mensen met een hond kwamen er nog wel eens, maar verder gebeurde er niets. Afgesloten door hekken, leegstaande panden, echt een plek waar je niet wilt komen. Ook veiligheid was een issue. Dat verhelp je niet als je alleen een gebouw aanpakt; je moet het hele gebied aanpakken en vooral mensen meenemen om de potentie van de kade te laten zien.”

Potentie van plek

“Het kadegebied heeft veel ruimtelijke, sociale en economische potentie. De buurten erom- heen zijn compact, met weinig ruimte en weinig groen. Er wonen veel mensen die niet de moge- lijkheid hebben om een weekend weg of op vakantie te gaan. Kinderen komen de wijk niet uit. Als we de kade bij de wijken weten te trekken, krijgen de bewoners toegang tot ruimte, water en lucht. Recreatie speelt nu helemaal niet in de wijk, maar is aan een goed ontwikkelde kade wel mogelijk. Daarnaast kan de kade de verbinding vormen met de stad, met Katendrecht en het centrum. Verder is de bevolking van Rotterdam Zuid vrij jong. De bedrijven en binnenvaartschip-

Charlois

Ruimtelijke, sociale en economische potentie

aan het water

INHOUD 17/44

De kracht van onderop_Praktijkvoorbeelden_Rotterdam

(18)

pers in het gebied zijn een potentiële bron van werkgelegenheid. Laat ze kennis met elkaar maken.”

Geïnteresseerde en betrokken bewoners

“Mensen in Charlois zijn geïnteresseerd in de kade, zo bleek uit interviews en een publiek debat. Ze willen bij het water komen, ze willen een plek waar het fijn toeven is en waar je kunt recreëren. En ze zijn bereid om daar iets voor te doen. Dus zijn we activiteiten gaan organiseren rond de iconische gebouwen langs de kade.

Theater programmeren in een leegstaande loods. Een open dag in de vuilverbrander. Work- shops. Alles onder enorme belangstelling. Die belangstelling was voor ons de aanleiding om een stap verder te gaan en – binnen het pro- gramma van Platform31 – bestaande initiatieven te onderzoeken, te koppelen en nieuwe te stimu- leren. We wilden de energie van de initiatieven gebruiken om kennis en mensen naar het gebied te brengen en op deze manier de stedelijke ver- nieuwing langs de kade op gang te brengen.”

Een podium om belangen af te stemmen

“Veel verschillende partijen brengen ook veel verschillende behoeftes en belangen met zich mee. Het simpele ‘je hebt bewoners enerzijds en je hebt het beleid anderzijds’ gaat hier niet op. Zo heeft het bestuur van de stad Rotterdam andere belangen dan de deelgemeente of de wijk. Daar-

naast spelen de ondernemers een cruciale rol.

Zonder hen krijg je niets voor elkaar, alleen al omdat zij vaak langlopende erfpachtconstructies hebben. En dan heb je in dit specifieke gebied nog te maken met het Havenbedrijf en de binnen- vaartschippers. Belangen kunnen soms lood- recht tegenover elkaar staan. Die kloof kunnen wij niet per se dichten, maar we kunnen wel een podium bieden voor de verschillende partijen om hun wensen naar elkaar uit te spreken. Zo wilden de bewoners graag een brug. Daar ging de meelfabriek, die afhankelijk is van het water voor transport, dwars voor liggen. Dat krijg je niet bij elkaar. Maar we kunnen natuurlijk wel kijken wat de mogelijkheden van een pontje zijn. We hebben daar een dagje mee geëxperimenteerd, onder grote belangstelling van bewoners.

Recreatie en horeca zijn wel een gedeeld belang.

De directeur van de meelfabriek wil graag zijn bezoek op een goede lunch kunnen trakteren.

Bewoners willen groen en een tentje waar je iets kan drinken terwijl je kinderen veilig kunnen spelen. De kookinitiatieven uit de wijk kunnen daar een belangrijke rol in spelen.

Verder is vergroening van de kade zowel vanuit de stad als vanuit de wijk een gezamenlijk doel.

De gemeente heeft het ‘Balkon aan de Maas’

aangelegd: een parkje voor de wijk op een plaats waar eerst een tankstation lag.”

Sociale acties, ruimtelijke vernieuwing

“Wij zijn ruimtelijk ontwerpers. Wij denken dat ruimtelijke ingrepen pas dan succesvol zijn als ze ook sociaal en economisch gedragen worden.

Gebiedsontwikkeling nieuwe stijl gaat dan ook om meer dan alleen ruimtelijke aspecten.

Programmering en draagvlak bij bewoners is cruciaal. Met ons werk delen we speldenprikken uit om ruimtelijke vernieuwing te stimuleren; dat is ons doel. Een voorbeeld. Wij zien: de dijk werkt als ruimtelijke barrière. Hoe kunnen we deze barrière slechten? Met een recreatief gebruik van het dijklichaam door middel van een wandelpad bijvoorbeeld. Maar als we dat aanvragen bij de gemeente of het waterschap is het nog maar de vraag of zij hier open voor staan. Wat hebben wij gedaan? Wij hebben schapen op de dijk laten grazen en schoolkinderen en bewoners geïnfor- meerd over de herder en zijn kudde. Zo breng je een stuk natuurbeleving de stad in. En nu komen

INHOUD 18/44

De kracht van onderop_Praktijkvoorbeelden_Rotterdam

(19)

er vragen van bewoners: wanneer komen de schapen weer? En wanneer komen er bankjes op de dijk ? Dán wordt een pad wel bespreekbaar.”

En nu: wortelen!

“Het vernieuwende van onze aanpak is dat wij onderzoek en actie met elkaar verbinden. Het is echt learning by doing. Zo zijn we er bijvoorbeeld achter gekomen dat ons plan om alle initiatieven in een statische kaart te vatten niet haalbaar was. Wel hebben we kennis opgedaan door de inventarisatie en zijn er nieuwe samenwerkingen ontstaan. We hebben ontdekt dat het een heel

effectieve strategie is om te blijven program- meren. Onderzoek waarin je een instrument introduceert met de bedoeling dat de bewoners het overnemen, werkt hier niet. Aanwezigheid en continuïteit zijn hier cruciaal.

Natuurlijk zijn wij pioniers en moet wat we doen wortel schieten om te beklijven. Daarom zijn we ook fysiek in het gebied gaan zitten, in het leegstaande kantinegebouwtje van de vuilver- brander. Wij hebben het getransformeerd in een uitnodigende ontmoetingsplek – het Paviljoen … aan het Water.

In de winter is het paviljoen een productie- ruimte voor een artists in residence, die bezig zijn met de ontwikkeling van de Maashaven en de aangrenzende wijken. Tevens dient het als platform voor initiatieven uit de wijk, waar bewo- ners elkaar ontmoeten en ideeën delen.In de zomer biedt het paviljoen lekker en betaalbaar eten, gekookt door de kookinitiatieven uit de wijk. Tegelijk is het terras aan de Maashaven een prachtige ontmoetingsplek voor bewoners en ondernemers uit Charlois met zicht op de Rotter- damse skyline. Met het paviljoen hebben we fysieke continuïteit gecreëerd, maar ook een ver- dienmodel. Voor het komende seizoen gaan we samen met tuinmannen- en vrouwen uit Charlois en studenten van de Hogeschool Rotterdam voor verdere vergroening van de kade zorgen;

een tuin bij het paviljoen, groen tussen wijk en water. En dan stevig wortelen!

Doel: Het ontwikkelen van nieuwe stedelijke strategieën voor (tijdelijk) hergebruik van binnenstedelijke ondergewaardeerde locaties, waarin gebiedsgericht naar de potenties van een plek op ruimtelijk, econo- misch en sociaal-maatschappelijk vlak wordt gekeken en verschillende belangen (o.a. bewoners, politiek, stakeholders) worden geïntegreerd.

Beschrijving: De Rotterdamse wijk Charlois wordt omringd door havenbekkens maar heeft nauwelijks meer binding met het water. Om nieuwe vormen van gebiedsontwikkeling mogelijk te maken, te testen en te stimuleren stelt Charlois aan het Water een ‘levendige initiatievenkaart’ op. En brengt ze dankzij publieksactiviteiten, expertmeetings en onderzoek allerlei initiatieven en initiatiefnemers in kaart.

De bereidheid en gedrevenheid bij bewoners en ondernemers om iets bij te dragen vormt een integraal onderdeel van het proces. Het is een belangrijke voorwaarde voor een succesvolle gebiedsontwikkeling die bijdraagt aan een duurzame verbinding tussen wijk en haven.

Initiatiefnemers: Vitibuck Architects in samenwerking met Rotterdams Wijktheater, G-Routes en Stedelinks 010

Partners: bewoners(organisaties) Tarwewijk en Oud-Charlois, basisscholen Tarwewijk, ondernemers Maas- haven ZZ en uit de wijken,Veldacademie, Woonstad, Gemeente Rotterdam en Havenbedrijf Rotterdam

INHOUD 19/44

De kracht van onderop_Praktijkvoorbeelden_Rotterdam

(20)

Was de Tilburgse Havendijk jarenlang een braakliggend stuk grond rond de destijds al evenmin bruisende Piushaven, sinds de StadsTuinderij er opbloeit is het terrein een groene oase in de stad. Een plek waar buurt- bewoners én (jong)volwassenen met een grote afstand tot de samenleving samen stadslandbouw bedrijven. Founding father van de StadsTuinderij, Hein van den Hurk, is een sociale vernieuwer in hart en nieren.

Hij vertelt hoe ‘planet, people, profit’ samen- komen in dit project.

S

tadsTuinderij Piushaven is letterlijk het resultaat van een vruchtbare samenwerking tussen verschillende organisaties. Van den Hurk zelf is directeur van Stichting Het Werkt, een zorginstelling gericht op beschermd wonen en ambulante begeleiding van (jong-)volwassenen met een GGz-achtergrond, gedragsproblemen en/of dakloosheid. “De afgelopen jaren veran- derde er veel rond zorg en dagbesteding. Ook de re-integratiesector ging behoorlijk op de schop. De StadsTuinderij bewijst dat het mogelijk is om de sociale en ruimtelijke verschillen te

verkleinen. Het concept integreert zorg en maat- schappelijke participatie en levert tegelijkertijd een bijdrage aan een klimaatbestendige en gezonde stad.”

Planet, people, profit

Overigens kwam het idee voor de gemeen- schappelijke tuin aanvankelijk voort uit een werkproject in een andere creatieve Tilburgse hotspot. “Tijdens de herontwikkeling van de Spoorzone verrichtten onze cliënten kleine klussen in opdracht van de projectontwikkelaar.

Tilburg StadsTuinderij

Een groene

oase in de stad

INHOUD 20/44

De kracht van onderop_Praktijkvoorbeelden_Tilburg

(21)

We zagen hoe inspirerend deze werkplek voor hen was en hoe die nieuwe bedrijvigheid hen uit hun sociale isolement hielp. Die inzichten, gecombineerd met de kennis over zelfredzaam- heid en burgerkracht combineerden we in de StadsTuinderij. Stadslandbouw blijkt namelijk een ideaal instrument voor het uitventen van onze integrale benadering van werk en zorg.

Bovendien heeft het concept ook economische waarde: de groenten, het fruit, de kruiden en de bloemen verkopen we aan bezoekers en diverse horecaondernemers rondom de Piushaven.”

Social Energy

Met andere woorden: de kracht van dit project zit ‘m juist in de onderlinge verbondenheid van planet, people, profit. Dit betekent wel dat de kans van slagen alleen toeneemt als meerdere partners er hun schouders onder zetten.

Zodoende zocht Van den Hurk contact met andere organisaties, waaronder Stichting Social Energy. “De samenwerking met dit burger- initiatief sloot naadloos aan op wat wij met de StadsTuinderij voor ogen hadden. Social Energy had al een eigen repair café in de stad en vrijwilli- gers die ervaring hebben met het activeren van hun buurtgenoten. Social Energy draagt om die reden zorg voor de coaching van vrijwilligers. De inbreng van Het Werkt is vooral gericht op de doorontwikkeling van concept en organisatie met ketenpartners en de formele zorg . Omdat we ook hoogwaardige producten willen oogsten, betrokken we ZZP Groenwerk voor teeltadvies.

De StadsTuinderij moet immers niet alleen een omgeving zijn waar mensen zich voor inzetten, maar ook een plek waar Tilburgers mooie pro- ducten komen kopen.”

Inclusieve tuin

In twee jaar tijd werd de StadsTuinderij met recht een inclusieve tuin. Waar buurtbewoners in de avonduren een stuk grond omspitten én waar mensen werken met een indicatie dagbesteding.

Van den Hurk: “Dat is het mooie van stads- landbouw: het spreekt een hele diverse groep mensen aan. Zelf ben ik er trots op dat het ons is gelukt een omgeving te creëren waar mensen graag komen en waar ruimte is voor nieuwe ideeën.” Vanuit dat opzicht is het volgens Van den Hurk heel goed denkbaar dat de StadsTuin-

derij ook kan samenwerken met bijvoorbeeld bio-boeren uit de omliggende dorpen. “Waarom zouden we niet ook producten van leveranciers uit de omgeving kunnen verkopen, zodat stad en platteland weer beter worden verbonden?

Een andere ontwikkelrichting is het toevoegen van een belevingscomponent. Denk aan de toe- voeging van activiteiten voor scholen. Eigenlijk is elk idee mogelijk, zolang de StadsTuinderij een levendige, groene en gezonde plek blijft in het hart van Tilburg, gedragen door een hecht netwerk van ondernemers, zorginstellingen, onderwijs, vrijwilligers én de mensen die graag willen re-integreren in onze samenleving.”

Afhankelijkheid

Ideeën genoeg dus, al vergt doorontwikkeling van het concept ook een goede businesscase.

Dankzij subsidies als het onderzoeks- en inspira- tiebudget Ecologie voor Stedelijke Vernieuwing en een financiële bijdrage van Tilburg Akkoord is de basis voor de StadsTuinderij gelegd. De Tilburgse gemeenteraad wil de tuin inmiddels niet meer kwijt. Toch blijven Het Werkt en Social Energy voor een deel afhankelijk van andere par- tijen, omdat het project altijd in dienst zal staan van de Tilburgse samenleving. “Om die reden kunnen en willen we de StadsTuinderij alleen samen met anderen doorontwikkelen. We blijven dus op zoek naar mensen die hierin met ons mee willen denken”, aldus Van den Hurk.

INHOUD 21/44

De kracht van onderop_Praktijkvoorbeelden_Tilburg

(22)

In Nijmegen, aan de oever van de Waal, hebben nieuwe en innovatieve ondernemers de oude Honig-fabriek binnen no time om- gevormd tot een bruisend centrum van bedrijvigheid. Deze ondernemers zijn neer- gestreken als placemakers van het nog te ontwikkelen gebied Waalfront. Maar hun ontwikkeling van de fabriek bleek zo sterk en zo succesvol, dat het zonde zou zijn om het daarbij te laten. Arie-Willem Bijl gebruikte het inspiratiebudget Ecologie van de Stedelijke Vernieuwing om te onderzoeken hoe je het succes van deze placemakers zou kunnen inzetten voor de ontwikkeling van het hele gebied. Welke maatschappelijke en financiële meerwaarde kun je met deze aanpak creëren?

T

oen ik als kwartiermaker begon om de Honigfabriek een tijdelijke invulling te geven, was het uitgangspunt dat de fabriek als een placemaker zou fungeren voor de ontwikkeling van het Waalfront, van industrie naar woningen.

Maar de ondernemers die de fabriek tijdelijk bevolkten waren zo sterk en zo succesvol dat ik dacht: die moet je meenemen in de ontwikke- ling van het hele gebied. Zij zouden het levendig centrum van de nog te ontwikkelen woonwijk kunnen vormen en daarmee een geheel eigen identiteit kunnen geven aan het gebied.

Ik ben hen daarom gaan interviewen over hun toekomstideeën en heb ze gevraagd of ze mee zouden willen doen aan die gebiedsontwikkeling.

We wilden ook het ontwikkelingsbedrijf en de gemeente daarbij betrekken. De ontwikkelaar stuurt op grondexploitatie, die wil de investerin- gen terugverdienen. Die heeft niet veel interesse in de identiteit van het gebied op de lange ter- mijn. Maar de gemeente zou wel bezig moeten zijn met een duurzame ontwikkeling samen met lokale partijen.

Daarom hebben we een symposium georgani- seerd, om met die twee partijen van gedachten te wisselen en op een andere manier naar de waarde van het gebied te kijken dan enkel de grondexploitatie. Het symposium is mede ondersteund door de gemeente. En daarmee is het vraagstuk over de toekomst van het Honig-

van Nijmeegse Honigfabriek

Placemakers maken hotspot

INHOUD 22/44

De kracht van onderop_Praktijkvoorbeelden_Nijmegen

(23)

complex zeker op de agenda van de gemeente gezet. Die wil nu best overwegen om stukjes van de fabriek te laten staan, maar helaas is het niet meer alleen haar beslissing. Zij is nu aandeelhou- der van ontwikkelbedrijf Waalfront en zal, als ze een dergelijke duurzame ontwikkeling wil, de andere partij moeten uitkopen.

Ontwikkelen vanuit een nieuwe economie Gebiedsontwikkeling zou veel meer maatschap- pelijk gedreven moeten zijn en niet gebaseerd op de grondexploitatie alleen. Als we dit echt van de grond willen krijgen, hebben we dus een gedegen onderzoek naar waardecreatie nodig.

Docenten van de Radboud University zijn hier partner in. Ik hoop daarvoor financiering te krijgen.

De sfeer in de fabriek wordt bepaald door kleine, beginnende bedrijven. Natuurlijk vestigt niet ieder startend bedrijf zich daar permanent, maar er ontstaat daar wél een identiteit voor langere termijn. Het Honigcomplex vormt zo een leven- dig centrum van de toekomstige wijk, dat is echt een meerwaarde. Er zitten ondernemers die – zonder beleggers! – hun eigen omgeving inrichten en hun eigen levendige plek creëren.

Dat is de nieuwe economie. Het is nog nergens gelukt om vanuit die nieuwe economie een gebied te ontwikkelen. Maar hier zou het kunnen.

Gezamenlijk voorstel aan de gemeente Met het inspiratiebudget hebben we het sympo- sium opgezet, en samen met de ondernemers wat gemaakt van de fabriek. Dat heeft concep- tuele toekomstscenario’s opgeleverd en het voornemen om verder te gaan met elkaar. Het is al met al behoorlijk geslaagd. Maar het tempo ligt wat mij betreft veel te laag. Dat Honigcom- plex is iconisch. Als je ziet wat daar allemaal voor bedrijven op af komen en welke mogelijkheden het biedt voor de gebiedsontwikkeling, dan is het echt bizar dat het zo lang moet duren. Ik zou de gemeente willen aanraden: pak je rol! Het is echt een gebied met heel veel potentie.

Ja, er zitten veel beginnende ondernemers in het Honigcomplex, maar er zijn ook een paar succes- volle ondernemingen die wat verder zijn. Die staan klaar om te groeien en door te investeren, om zich een stevige positie te verwerven. Zo heb je bijvoorbeeld een bierbrouwer, een succesvolle galerie en de Smeltkroes, die werkruimte aan 80 jonge ondernemers biedt. En verder horeca met De Dock, De Meesterproef en Stoom. Deze ondernemers willen best het voortouw nemen om te kijken of ze met elkaar en eventueel met een ontwikkelaar een deel van de fabriek kunnen kopen en zo helpen het gebied verder te ont- wikkelen. Het idee is om samen een pamflet te maken voor de gemeente, met een voorstel voor de fabriek en het gebied.

Nieuwe waarde

De deal was dat ik als kwartiermaker zou zorgen voor de realisatie van een tijdelijke hotspot zon- der subsidie en met een sluitende begroting.

Dat is gelukt in 2015, dat is nog behoorlijk snel.

Nu is mijn rol als kwartiermaker afgelopen. De nieuwe beheerders hebben het overgenomen.

Nu ik geen kwartiermaker meer ben, bouw ik mijn rol als trekker af. De ondernemers pakken het verder zelf op. Maar ik vind het belangrijk dat dit echt wat wordt. Daarom ondersteun ik de ondernemers door ze in contact te brengen met partijen uit mijn netwerk die ze verder kunnen helpen, zoals ontwikkelaars, tekenaars en reke- naars. En door die ondernemers te laten zien waar hun kracht en mogelijkheden liggen. Zodat zij zelf waarde kunnen creëren op die plek. Echte, maatschappelijke en sociale waarde. Tijdens het symposium hebben veel professionals uit mijn netwerk hun inzichten gedeeld met de onder- nemers van het Honigcomplex. Een gedeelde conclusie was dat als ondernemers het initiatief oppakken, de gemeente zou moeten faciliteren.

INHOUD 23/44

De kracht van onderop_Praktijkvoorbeelden_Nijmegen

(24)

In theorie zijn burgers dé drijvende kracht van een energieke samenleving. Maar geldt dat ook overal en in elke wijk? Onder andere met hulp van het onderzoeks- en inspiratiebudget Ecologie van stedelijke vernieuwing en bege- leiding van Platform31 gingen de gemeente Lelystad en woningcorporatie Centrada op zoek naar de creativiteit en innovatiekracht van burgers in de Zuiderzeewijk. Ze vonden een handvol actieve burgers die hun tanden zetten in initiatieven als De Groene Reus, Eetbaar Lelystad en activiteiten rondom woningverbetering. Volgens Jurgen van der Heijden, senior consultant van AT Osborne, die als expert bij het traject was betrokken, is een duurzame businesscase onder meer een kwestie van een lange(re) adem.

I

n 2014 stond het stimuleren van burgerkracht hoog op de agenda in de gemeentelijke beleids- nota’s. Ook in Lelystad was de gemeenteraad gecharmeerd van het fenomeen, al overheerste het gevoel dat het aan actieve burgers ontbrak.

“Voor Lelystad was het vooral een uitdaging om burgerinitiatieven van de grond te krijgen in de sociaaleconomisch zwakkere Zuiderzeewijk”, vertelt Van der Heijden. “Bij veel partijen in die

wijk, zoals banken, ontwikkelaars, scholen, GGD en schuldhulpverlening, groeide het besef dat de leefbaarheid in de Zuiderzeewijk niet alleen ver- betert met een actieve inzet van de gemeente en corporatie. Ook bewoners zijn hard nodig.

Daarom werd een propositielab ingericht waarin bewoners samen met ondernemers, bedrijven en instituties werkten aan concrete voorstel- len voor een leefbare wijk. Een proces waarin

gemeente en corporatie in essentie als gelijk- waardige partners meedenken en meewerken met de initiatieven.”

Trede hoger

“De eerste stap in zo’n proces is kijken welke mensen in Lelystad al bezig zijn met burger- initiatieven”, vervolgt hij. “Via ambtenaren en welzijnswerkers met een netwerk in de wijk

Burgerkracht in Zuiderzeewijk Lelystad

INHOUD 24/44

De kracht van onderop_Praktijkvoorbeelden_Nijmegen

(25)

vonden we drie burgers die actief zijn in groen- en energieprojecten en woningonderhoud. Met die mensen die op de zeef bleven liggen, hebben we uiteindelijk twee jaar intensief samengewerkt.

We organiseerden publiekstafels om meer men- sen te interesseren voor een van de initiatieven.”

De rol van een extern bureau als AT Osborne bleek in dit traject van pas te komen, omdat het voor veel mensen een drempel is om de buren aan te spreken over hun initiatief. “Als buiten- staander is het makkelijker om een situatie te creëren waardoor de vonk overslaat. Tegelijker- tijd toonde zich in deze fase van het proces ook het karakter van de Zuiderzeewijk. Er kwamen wel mensen af op de publiektafels, maar niet in de aantallen waarop we hadden gehoopt en die we gewend waren.”

Eetbaar Lelystad

Toch lukte het om het groenproject Eetbaar Lely- stad naar een hoger niveau te tillen. Dit project wil mensen activeren om mee te denken en mee te werken aan een ‘eetbare stad’, toeganke- lijk voor iedereen. Van der Heijden: “De inwoners van de Zuiderzeewijk tuinierden al op een braakliggend stuk grond in een aangrenzende wijk. Vervolgens zijn ook in de Zuiderzeewijk zelf een aantal mogelijke locaties aangewezen voor een moestuin. Op twee locaties zijn buurtbewo- ners daadwerkelijk een tuin begonnen. Diezelfde groep mensen transformeerden een leegstaand

winkelpand tot stadsambassade in het centrum van de stad: ’t Lapp, broedplaats voor creativi- teit en bewustzijn. Met als doel passanten te informeren en enthousiasmeren over de diverse activiteiten van het burgerinitiatief. Vanuit Eet- baar Lelystad startten de initiatiefnemers ook het Nelson Mandela wereldtuin-project tegen- over ’t Lapp.”

De Groene Reus

Terwijl het burgerinitiatief rond de gemeen- schappelijke stadstuinen groeide in Lelystad, kreeg ook energiecoöperatie De Groene Reus meer naamsbekendheid in Flevoland. Vanuit deze energiecoöperatie werkt een groeiende groep actieve burgers vrijwillig aan een duur- zame provincie. “Een van de ambassadeurs die het burgerinitiatief wilde uitbreiden in Lelystad, woonde in de Zuiderzeewijk. Uiteindelijk slaagde hij erin het belang van duurzame energie over te brengen op zijn buurtbewoners. Hij vormde een tijdelijk collectief van bewoners, gaf voorlichting over energiebesparing en -opwekking en de mogelijkheid van collectieve inkoop van energie- producten. “

Gemeenschapsgevoel

Een derde burgerinitiatief dat tot meer wasdom kwam mede dankzij het onderzoeks- en inspi- ratiebudget Ecologie van stedelijke vernieuwing, is het collectieve woningonderhoud. “Hoewel

INHOUD 25/44

De kracht van onderop_Praktijkvoorbeelden_Nijmegen

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dit inzicht wordt steeds belangrijker nu de gemeenten door de decentralisaties in het sociaal domein veel nieuwe taken hebben gekregen, maar voor de financiering van hun

BZ - actie is afgerond 1 ° BHOS - actie is afgerond 11 VenJ - actie is in uitvoering BZK-actie is afgerond’ 2 WenR - actie is afgerond 13 OCW - actie is in uitvoering Financiën -

Met deze brief ontvangt u enkele aandachtspunten van de Algemene Rekenkamer bij de begroting 2014 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijks relaties (BZK).’ Voor

is door de Secretaris-generaal van BZK gereageerd op het verzoek uit de Secretarisbrief van 2012 om in het eerste kwartaal van 2013 duidelijkheid te verschaffen over

Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden gericht op het verkrijgen van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen die in de financiële overzichten

Wij zijn nagegaan in hoeverre het Ministerie van BZK en het KLPD in het traject van de nieuwe aanbesteding, dat heeft geleid tot het sluiten van twee contracten voor de aanschaf

Gezien het feit dat er geen alternatieven waren op dat moment, in december 2003, (levering ander type helikopter binnen één jaar niet mogelijk) en gelet op de uitlatingen van MDHI om

• De impulsaanvragen zijn onder meer beoordeeld naar het aantal woningen dat volgens opgave van de gemeenten binnen de plannen wordt gerealiseerd, naar wat hierin het publieke