• No results found

Invloeden op de kwaliteit van de weerstandsparagraaf bij Nederlandse gemeenten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Invloeden op de kwaliteit van de weerstandsparagraaf bij Nederlandse gemeenten"

Copied!
46
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1

Invloeden op de kwaliteit van de weerstandsparagraaf bij

Nederlandse gemeenten

MSc. Accountancy & Controlling

Rijksuniversiteit Groningen

(2)

2

Rijksuniversiteit Groningen

Faculteit der Economische Wetenschappen

MSc. Controlling

Student: Michael Looijen Studentnummer: S2233835

Titel: Invloeden op de weerstandsparagraaf bij Nederlandse gemeenten

Maand en jaar: September 2014

Afstudeerbegeleider: Illona Oortman MSc EMA RA 2de beoordelaar: prof. dr. ir. P.M.G. van Veen - Dirks

Samenvatting

In deze scriptie onderzocht wat de invloed is van de grootte van de gemeente, de aanwezigheid van een big four auditor en de aanwezigheid van een auditcommissie binnen de gemeente op de kwaliteit van de weerstandsparagraaf in het jaarverslag van de Nederlandse gemeenten. Er zijn drie hypotheses opgesteld om de invloeden te testen. De hypotheses geven een verwachte invloed aan omtrent de grootte van de gemeenten, aanwezigheid big four auditor en aanwezigheid van een auditcommissie. Uit de resultaten komt naar voren dat de aanwezigheid van een big four auditor en de aanwezigheid van een auditcommissie binnen de gemeente een significant negatief effect hebben op de kwaliteit van de weerstandsparagraaf. De verhouding van het vreemde vermogen ten opzichte van het totale vermogen heeft een significant positief effect op de kwaliteit van de weerstandsparagraaf in de jaarverslagen van de Nederlandse gemeenten. De grootte van de gemeente had geen significant effect op de kwaliteit van de weerstandsparagraaf.

(3)

3

Voorwoord

Voor U ligt mijn scriptie die ik als afsluiting van de master Controlling aan de Rijksuniversiteit Groningen heb geschreven. Het was de afgelopen zes maanden een grote uitdaging om de scriptie te schrijven. Tijdens het schrijven van de thesis heb ik een switch moeten maken van een kwalitatief onderzoek naar een kwantitatief onderzoek. Dit kostte veel tijd om de verandering door te voeren. Maar overal heb ik met veel plezier aan de scriptie gewerkt en veel geleerd tijdens het proces van het schrijven van de scriptie.

Ik wil graag Illona Oortman MSc EMA RA bedanken voor haar begeleiding. Er waren tijden dat ik vast zat met het onderzoek en haar feedback en suggesties hebben me geholpen om de scriptie te voltooien. Ook zou ik mr. Samantha Looijen, mijn zus, willen bedanken voor de laatste hulp bij het doorlezen van de scriptie en het checken van de scriptie op de Nederlandse taal. Voorts wil mijn familie en mijn vriendin bedanken voor de onvoorwaardelijke steun en het stimuleren om aan de scriptie te werken en af te ronden. Ten slotte wil ik iedereen bedanken die zich in mijn scriptie heeft geïnteresseerd en mij met de scriptie geholpen heeft. Michael Looijen,

(4)

4

Inhoudsopgave

Voorwoord ... 3 Inleiding ... 6 Aanleiding en probleemstelling ... 6 Deelvragen ... 8

Doelstelling van het onderzoek ... 8

Relevantie ... 8 Praktische relevantie ... 9 Theoretisch kader ... 10 Risicoverslaggeving ... 10 Risico ... 10 Risicomanagement ... 10

Risicomanagement bij overheidsorganisaties ... 11

Risicoverslaggeving en de weerstandsparagraaf... 12

Verplichte risicoverslaggeving bij Nederlandse gemeenten ... 14

Vrijwillige risicoverslaggeving ... 15

Grootte van de gemeente ... 16

Audit commissie ... 18

Big four auditor ... 19

Hypothesen ... 20

Grootte van de gemeente... 20

Audit Commissie ... 20

Big four auditor ... 20

Methode van onderzoek ... 22

Onderzoeksopzet ... 22 Dataverzameling ... 23 Onafhankelijke variabelen ... 24 Afhankelijke variabele ... 25 Controle variabele ... 26 Model ... 26 Resultaten ... 28 Beschrijvende statistiek ... 28 Hypothesen ... 32

(5)

5

Conclusie & Discussie ... 34

Conclusie ... 34

Discussie ... 36

Referenties ... 39

Bijlage 1 Pearson Correlatie matrix ... 45

(6)

6

Inleiding

Aanleiding en probleemstelling

ConQuaestor (2012) heeft een onderzoek uitgevoerd onder 60 gemeenten in Nederland. Uit het onderzoek kwam naar voren dat het risicomanagement bij de Nederlandse gemeenten nog lang niet op orde is. Een voorbeeld dat naar voren kwam in het onderzoek van ConQuaestor (2012) is het project Bergse Haven van de gemeente Bergen op Zoom. Dit project had een verlies van € 50 miljoen en had voorkomen kunnen worden als er goede risicoanalyses waren uitgevoerd. Een ander voorbeeld is de gemeente Apeldoorn. De gemeente kocht jarenlang hectaren grond op van boeren en verkocht dit aan projectontwikkelaars. Maar door intrede van de kredietcrisis bleven deze verkopen uit met als gevolg dat de gemeente met de grond bleef zitten. Deze ongebouwde bouwgrond kost de gemeente een vermogen aan rente (de Volkskrant 2012). Uit het rapport de Grond (2012) blijkt dat het college volhield dat er per jaar 900 woningen gebouwd dienden te worden, echter volgens ambtenaren waren er maar 500 woningen reëel. Verder bleek dat de politiek geld uit het grondbedrijf had ontrokken en het bedrijf technisch failliet was. De gemeente Apeldoorn staat door dit voorval onder toezicht van de provincie Gelderland. Dit voorval kost de inwoners van Apeldoorn ongeveer € 1.000,= per inwoner, er zijn bezuinigen doorgevoerd en hogere belastingen ingevoerd. Een derde voorbeeld is de Noord-Zuidlijn van de gemeente Amsterdam. Voor dit project was door gemeente Amsterdam € 1,4 miljard begroot, maar is de kosten zijn uiteindelijk gestegen naar € 3,1 miljard. Naar verwachting wordt de Noord-Zuidlijn pas in 2017 afgerond (Commissie Veerman 2009).

Uit de bovenstaande voorbeelden kan worden opgemaakt dat de Nederlandse gemeenten de financiële risico`s niet op een rijtje heeft. In de laatste jaren is de relevantie omtrent de verslaggeving van deze risico`s toegenomen (Power, 2004). Door de recente boekhoudschandalen hechtten stakeholders steeds meer waarde aan de toelichtingen van organisaties dan ook dat er meer toelichtingen worden verstrekt omtrent de risico`s die de organisaties lopen en het risicomanagement bij de organisatie (Beretta & Bozolan, 2004; Beasley et al., 2005; Hermanson, 2000). Petrovits et al. (2011) stelt dat het belangrijk is dat aan stakeholders van de organisatie wordt aangetoond dat de organisatie de risico`s worden beheerst en welke beheersmaatregelen er getroffen zijn. Volgens Beretta en Bozzolan (2004) is rapportage over risico’s en het functioneren van het risicomanagement nodig, omdat stakeholders de risico’s moeten begrijpen waaraan een onderneming wordt blootgesteld. Berretta & Bozolan (2004) stellen dan ook dat rapportage over de risico`s van belang is, zodat de stakeholders op de hoogte zijn van de risico`s. Door de wereldwijde boekhoudschandalen zijn niet alleen de private organisaties in de financiele problemen gekomen maar ook de publieke organisaties hebben grote financiële problemen waaronder de Nederlandse gemeenten. Hierdoor is er de afgelopen jaren door de maatschappij een steeds grotere vraag ontstaan naar verantwoordingsinformatie in het jaarverslag van de gemeenten (BBV, 2003). Volgens Starreveld & van Leeuwen (2007) en Paape & Swaageman (2006) is er bij overheidorganisaties dan ook vanuit burgers, bedrijven en andere maatschappelijke belanghebbenden belang bij een goede interne beheersing en verantwoording daarover, alsmede inzicht in bestedingen van de gelden die door de overheid ter beschikking zijn

(7)

7

gesteld en welke maatschappelijke doelen hiermee zijn bereikt. Hierdoor stijgt het belang van risicoverslaggeving bij de Nederlandse gemeenten. In 2003 is het Besluit Begroting en Verantwoording (hierna BBV) in werking getreden. Dit besluit stelt de overheidsorganisaties verplicht om een paragraaf in hun jaarverslag op te nemen waarin aandacht wordt besteed aan het risicoprofiel van de overheidsorganisatie in relatie tot het weerstandsvermogen, ofwel de eisen aan de risicoverslaggeving (BBV, 2003). Dit wordt de weerstandsparagraaf genoemd. In de weerstandsparagraaf is de overheidsinstantie verplicht om een inventarisatie van de risico`s op te nemen, een inventarisatie van de weerstandscapaciteit en het beleid aangaande de risico’s (BBV, 2003; Deloitte, 2009).

Literatuur over risicoverslaggeving is ingebed in de agency theorie aangedragen door Jensen & Meckling (1976). De informatieassymetrie die ontstaat tussen de eigenaar en de agent bij organisaties kan door het toelichten van informatie omtrent de risico`s worden vermindert. Waardoor de kosten van het eigen vermogen zullen dalen (Farma, 1983). Volgens de agency theorie zijn er bepaalde factoren die de kwaliteit van de risicoverslaggeving beïnvloeden. Één daarvan is de ondernemingsgrootte. Kleinere organisaties zouden hogere verslaggevingskosten hebben, doordat ze in vergelijking met grote organisaties, minder middelen beschikbaar hebben om informatie te verzamelen en openbaar te maken (Buzby, 1975). Hierdoor zouden de voordelen van lagere agency costs niet opwegen tegen de hoge verslaggevingskosten bij kleinere organisaties. Een ander argument die vanuit de agency theory wordt gegeven is dat grotere organisaties vaak meer extern aangetrokken kapitaal hebben dan kleinere organisaties (Jensen & Meckling, 1976). Hierdoor zijn agency costs voor grote organisaties hoger en daardoor zouden deze organisaties een hogere kwaliteit van risicoverslaggeving hebben dan kleinere organisaties. Linsley & Shrives (2005) en Deumes & Knechel (2008) vonden hier dan ook bewijs voor. In de overige literatuur worden er meerdere factoren beschreven die invloed hebben op de kwaliteit van de risicoverslaggeving. Één daarvan is de aanwezigheid van een auditcommissie in de organisatie. Een auditcommissie is een commissie die toezicht houdt op het beleid van het bestuur en dan vooral op interne beheersing en controlesystemen. Een auditcommissie kijkt ook naar de integriteit van de financiële informatieverschaffing. De commissie test en controleert of de interne beheersing en controlsystemen naar behoren functioneren (Mouthaan 2006). Door het beoordelen van de interne beheersing en controlsystemen en het toezicht houden op het beleid leidt dit tot een betere kwaliteit aan informatiestromen richting de investeerders (Wallace et al 1995). Yuen (2009) stelt dan ook dat een auditcommissie de effectiefste toezichthoudende manier is om de kwaliteit van de interne beheersing en risicoverslaggeving te verbeteren. Ho & Wong (2001), Rosario & Flora (2005) en Rouf (2011) vonden in hun onderzoeken dat de aanwezigheid van een auditcommissie de kwaliteit van de risicoverslaggeving verbetert. Naast de ondernemingsgrootte en de aanwezigheid van een auditcommissie heeft de aanwezigheid van een big four auditor ook invloed op de kwaliteit van de risicoverslaggeving. De grote accountantskantoren zijn gebaat bij een goede reputatie en zullen de controlerende ondernemingen vragen om zoveel mogelijk informatie te verschaffen in het jaarverslag, zodat de controlerend accountant later op bepaalde punten niet meer kan worden afgerekend. De aanwezigheid van een groot bekend accountantskantoor helpt de organisatie om de informatieassymetrie te verkleinen (Crashwell et al., 1992; Bonson et al., 2006). Wanneer een

(8)

8

organisatie dan ook gecontroleerd wordt door een groot bekend accountantskantoor, één van de big four, dit de kwaliteit van de risicoverslaggeving verhoogt (Hossein et al., 1995; Deumes & Knechel, 2008; Uyar, 2011).

In de bovenstaande literatuur wordt bewezen dat de ondernemingsgrootte, aanwezig van een big four auditor en auditcommissie de kwaliteit van de risicoverslaggeving verhoogt. Maar deze onderzoeken zijn specifiek gericht op organisaties uit de private sector en weinig van deze onderzoeken zijn verricht bij overheidsorganisaties. Droogsma (2009) concludeert dan ook dat er nog empirisch onderzoek ontbreekt naar de invloeden op de kwaliteit van de risicoverslaggeving bij overheidsorganisaties. Derhalve zal er in dit onderzoek antwoorden worden gezocht op de volgende hoofdvraag: Wat is de invloed van de grootte van de gemeente, de aanwezigheid van een auditcommissie en de aanwezigheid van een big four auditor op de kwaliteit van de weerstandsparagraaf in jaarverslagen van de Nederlandse gemeenten?

Deelvragen

Hieronder zijn de deelvragen geformuleerd die zouden moeten bijdragen om tot een beantwoording van de hoofdvraag van dit onderzoek te komen:

 Wat is risicomanagement en risicoverslaggeving?

 Wat is het verschil tussen het risicomanagement tussen private- en overheidsorganisaties?

 Wat is de weerstandsparagraaf?

 Wat moeten gemeenten volgens wet- en regelgeving in de weerstandsparagraaf rapporteren?

 Welke voorgaande onderzoeken zijn er over de auditcommissie, grootte van de organisatie en big four auditor op de risicoverslaggeving?

Doelstelling van het onderzoek

Het doel van het onderzoek is om een inzicht te verkrijgen over de invloed van de grootte van de gemeente, aanwezigheid van een big four auditor en de aanwezigheid van een auditcommissie op de kwaliteit van de weerstandsparagraaf in het jaarverslag van de Nederlandse gemeenten.

Relevantie

Risicoverslaggeving wordt een steeds belangrijker deel van het jaarverslag door toegenomen interesse van aandeelhouders en andere stakeholders op het gebied omtrent informatie over risico`s (Berreta & Bozolon, 2004). Dit is de reden waarom onderzoeken op het gebied van risicomanagement en risicoverslaggeving relevant zijn (Power, 2004). Dit onderzoek draagt bij aan de literatuur over risicoverslaggeving en de effecten op de risicoverslaggeving.

Dit onderzoek draagt ook bij aan de literatuur over risicoverslaggeving bij overheidsorganisaties. Bij overheidorganisaties is er vanuit burgers, bedrijven en andere maatschappelijke belanghebbenden belang bij een goede interne beheersing en verantwoording daarover en welke maatschappelijke doelen hiermee zijn bereikt (Paape &

(9)

9

Swaageman 2006; Starreveld & van Leeuwen 2007). Dit betekent dan ook volgens Claassen (2009) dat er verantwoording afgelegd dient te worden over het risicomanagement, ook wel risicoverslaggeving. Determinanten die invloed hebben op kwaliteit van de risicoverslaggeving zijn al vaak onderzocht (Beasly, 1996; Zarzeski, 1996; Linsley & Shrives 2005; Rouf 2011). Hieruit blijkt dat de grootte van de organisatie, financiële factoren, aanwezigheid van een auditcommisie en karakteristieken van het bestuur en raad van commissarissen allemaal invloed hebben op de omvang en kwaliteit van de risicoverslaggeving. Maar de bovengenoemde onderzoeken over risicoverslaggeving zijn uitgevoerd in de profit sector en dus weinig bij overheidsorganisaties. Droogsma (2009) concludeert dit ook aan het einde van zijn onderzoek. Er is een scriptie (Bonder 2013) over de gemeentelijke risicoverslaggeving uitgevoerd, maar dit onderzoek richt zich op de verklaring van verandering in de gemeentelijke risicoverslaggeving binnen Nederlandse gemeenten over de afgelopen vijf jaar en of dit te verklaren is met de stakeholdertheory. Er is dus nog weinig onderzoek gedaan naar de kwaliteit van de weerstandsparagraaf in de jaarverslagen van de Nederlandse gemeenten.

Ten slotte is er bij het onderzoek een maatschappelijke relevantie. Bij overheidsorganisaties wordt er met gemeenschapsgeld, door middel van belastingen verkregen, gewerkt en zijn er veel maatschappelijke belanghebbenden namelijk burgers etc. Vanuit de burgers, bedrijven en andere maatschappelijke belanghebbenden hebben zij belang bij een goede interne beheersing en verantwoording daarover, inzicht in bestedingen van de gelden die door de overheid ter beschikking is gesteld en welke maatschappelijke doelen hiermee zijn bereikt (Paape & Swaageman 2006; Starreveld & van Leeuwen 2007). Dus het gemeenschapsgeld dient op een doelmatige en doeltreffende manier te worden besteedt aan maatschappelijke doelen. Dit betekent dan ook volgens Claassen (2009) dat er verantwoording afgelegd dient te worden over de risico`s.

Praktische relevantie

De praktische relevantie van dit onderzoek zal terug te vinden zijn in de uitkomsten van het onderzoek. De uitkomsten zullen aanknopingspunten geven aan overheidsorganisaties met betrekking tot het vormen van een audit commissie door de gemeente of het aanstellen van een big-four auditor om het jaarverslag te controleren, welke de kwaliteit van de weerstandsparagraaf in het jaarverslag ten goede komt.

(10)

10

Theoretisch kader

Risicoverslaggeving Risico

In deze paragraaf zal de definitie van risico`s worden uiteengezet en welke definitie er zal worden gehanteerd in dit onderzoek. In het Dikke van Dale woordenboek wordt risico gedefinieerd als gevaar van schade of verlies, de gevaarlijke of kwade kans of kansen die zich bij iets voordoen. Committee of Sponsoring Organizations of the Treadway Commision (Hierna COSO) definieert risico als volgt: de kans op het optreden van een gebeurtenis of omstandigheid die er toe kan leiden dat een doelstelling niet gehaald wordt (COSO 2004). COSO (2004) maakt een onderscheid tussen de risico`s als een gebeurtenis met een negatief of een positief effect. Droogsma (2009) komt met een nauwere definitie en definieert risico als ontwikkelingen en gebeurtenissen in de interne en externe omgeving van organisaties die de realisatie van de doelstellingen van de organisatie kunnen bedreigen’. Deumes & Knechel (2008) definiëren risico als een gebeurtenis met een negatief effect op de doelstellingen. ISO31000 definieert risico als het effect van onzekerheden op de doelstellingen. Bij de definitie van ISO31000 kan het effect zowel positief als negatief zijn. Er bestaat dus zowel een brede, waar een risico zowel een positief als negatief effect kunnen hebben, als een nauwe definitie van het begrip risico, waar de gevolgen alleen een negatief effect hebben. Bij het afbakenen van de risicodefinitie is het van belang dat die breed gedragen wordt. In dit onderzoek zal de definitie van COSO (2004) worden gehanteerd waar het begrip risico als volgt wordt gedefinieerd: de kans op het optreden van een gebeurtenis of omstandigheid die er toe kan leiden dat een doelstelling niet gehaald wordt.

Risicomanagement

Risicomanagement kent vele definities in de bestaande literatuur. Volgens het onderzoek van Schnezler & van het Hart (2006) en onderzoek van Deloitte (2009) is risicomanagement een cyclus en dynamisch proces om op een gestructureerde en expliciete wijze risico`s in kaart te brengen, te evalueren en te beheersen. Brolsma & Kouwenhoven (2012) zeggen kortweg dat risicomanagement het managen van risico`s is. Volgens Droogsma (2009) is risicomanagement een iteratief proces waarin bewust wordt gekozen voor het al dan niet implementeren van beheersingsmaatregelen naar aanleiding van ingeschatte risico’s. Risicomanagement is daarom ook een belangrijk middel voor een organisatie om de continuïteit te waarborgen en om de doelstellingen te behalen (COSO 2004).

De meeste gehanteerde definitie is die van COSO (2004). COSO (2004) definieert risicomanagement als volgt: Risicomanagement is een proces dat bewerkstelligd wordt door het bestuur van de onderneming, het management en ander personeel en wordt toegepast bij het formuleren van de strategie en binnen de gehele onderneming, ontworpen om potentiële gebeurtenissen die invloed kunnen hebben op de onderneming te identificeren en om risico’s te beheren zodat deze binnen de risicoacceptatiegraad vallen, om een redelijke zekerheid te bieden ten aanzien van het behalen van de ondernemingsdoelstellingen.

(11)

11 Risicomanagement bij overheidsorganisaties

De onderzoeken gericht op risicomanagement zijn voor het merendeel uitgevoerd op organisaties in de private sector. Dit onderzoek is gericht op organisaties uit de publieke sector en is het dus van belang om de verschillen tussen de publieke en private sector te benoemen. In vergelijking tot organisaties uit de private sector hebben overheidsorganisaties geen keuzerecht met betrekking tot de goederen en diensten die aangeboden dienen te worden aan de maatschappij. Deze goederen en diensten dienen voor iedereen beschikbaar te zijn. Een overheidsorganisatie is dan ook gericht op het behartigen van het algemeen maatschappelijk belang.

De middelen waar overheidsorganisaties mee moet werken bestaan merendeels uit gemeenschapsgeld door middel van belastingen etc. Er is dan ook een verschil tussen stakeholders bij overheidsorganisaties en organisaties in de private sector. Voor overheidsorganisaties zijn belangrijke stakeholders: de maatschappij, Europese unie, CBS, het Rijk etc., terwijl voor organisaties in de private sector de aandeelhouders, werknemers, klanten, leveranciers etc. de stakeholders zijn. Door de hierboven genoemde verschillen zijn er ook verschillen met betrekking tot het risicomanagement tussen overheidsorganisatie en organisaties uit de private sector.

Een belangrijk verschil met betrekking tot het risicomanagement is het BBV (2003). Nederlandse gemeenten zijn verplicht zich aan het BBV (2003) te houden. Het besluit geldt niet voor organisaties uit de private sector. In het BBV (2003) zijn wettelijke regels opgesteld waarin staat dat gemeenten de weerstandscapaciteit dienen te bepalen, de risico`s te inventariseren en een beleid met maatregelen dienen te hebben voor de weerstandcapaciteit en risico`s.

Risicomanagement binnen overheidsorganisaties dienen dan ook afgestemd te worden op basis van het specifieke karakter van de desbetreffende overheidsorganisatie (IOSAI, 2006). Door de verschillen tussen overheidsorganisaties en organisaties uit de private sector en het specifieke karakter van overheidsorganisaties, is er door het International Organisation of Supreme Audit Intstitutions (hierna IOSAI) een raamwerk voor risicomanagement voor de publieke sector opgesteld. Dit resulteerde in het Guidelines for Internal Control Standards for the Public Sector. Dit raamwerk is een afgeleide van COSO (2004), maar een belangrijk verschil is dat er een ondernemingsdoelstelling is toegevoegd, namelijk ethiek.

Woods (2009) heeft een onderzoek verricht naar de invloeden op het risicomanagementsysteem binnen de Engelse gemeenten. Er werd een casestudy uitgevoerd bij de gemeente Birmingham, Engeland. Woods (2009) vond dat het risicomanagement systeem van de gemeente wordt beïnvloed door drie componenten, namelijk:

 Centrale overheidsbeleid

 Informatie- en communicatie technologie  Grootte van de gemeente

Woods (2009) heeft de drie variabelen nader geanalyseerd en is tot de conclusie gekomen dat het centrale overheidsbeleid de belangrijkste variabele is die het meeste invloed heeft op het

(12)

12

risicomanagementsysteem. Dit komt omdat de overheid veel richting geeft voor de lokale overheden met betrekking tot hun doelstellingen. Daarnaast bepaalt de overheid veelal de middelen die een gemeente ter beschikking heeft en heeft op basis van deze twee argumenten dus een grote macht. Gebruik van ICT heeft direct invloed op risicomanagement want gespecialiseerde software wordt door de gemeenten gebruikt als risicobeheersingsproces. In Nederland wordt het centrale overheidsbeleid opgevolgd door de provincies die op hun beurt de gemeenten weer aansturen. Het centrale overheidsbeleid heeft dus invloed op de Nederlandse gemeenten. De overheid geeft richting aan de doelstellingen van de gemeenten en stellen de middelen beschikbaar waar de doelstellingen dienen te worden behaald. Het centrale overheidsbeleid heeft dan ook invloed op het risicomanagementsysteem van de Nederlandse gemeenten op basis van het onderzoek van Woods (2009).

Risicoverslaggeving en de weerstandsparagraaf

Door middel van de scheiding tussen beheer en eigendom bij organisaties is er wetgeving ontwikkeld voor de verantwoording aan belanghebbenden over het gevoerde beleid. In de wet is opgenomen dat beursgenoteerde bedrijven een jaarverslag dienen op te stellen om zich te verantwoorden over het gevoerde beleid. De belangrijkste taak van deze verslaggeving in de vorm van een jaarverslag is om externe gebruikers te informeren over de activiteiten van de organisatie (Solomon et al., 2000). Ook publieke organisaties dienen zich te kunnen verantwoorden middels een jaarverslag, omdat zij door het publiek zijn gefinancierd en een maatschappelijk doel hebben (Aartsen et al., 2006) (Beemer en Luursema, 2004). Er dient informatie te worden verschaft over de financiële positie van de organisatie aan de belanghebbende en voor mogelijke investeerders. De belangrijkste taak van de verslaggeving is om de externe gebruikers van de informatie te voorzien over de activiteiten van de onderneming en met name de operationele activiteiten (Solomon et al, 2000).

Organisaties lopen door middel van een bepaald gevolgd beleid voor haar (operationele) activiteiten risico`s. Om de doelstellingen te behalen en om te voldoen aan de verwachtingen van stakeholders moet de organisatie de risico`s managen (COSO, 2004). Risicomanagement is daarom ook een belangrijk middel voor een organisatie om de continuïteit te waarborgen en om de doelstellingen te behalen (COSO 2004). Petrovits et al. (2011) stelt dat het belangrijk is dat aan stakeholders van de organisatie wordt aangetoond dat de organisatie de risico`s beheerst en welke beheersmaatregelen er getroffen zijn. Hermanson (2000) bewijst in zijn onderzoek dan ook op dat er veel vraag is naar deze informatie vanuit de stakeholders. De gebruikers van deze informatie geven aan dat de informatie een beter beeld geeft over de continuïteit van de organisatie en dat de informatie hun beslissingen beïnvloedt. Volgens Beretta en Bozzolan (2004) is rapportage over risico’s en het functioneren van het risicomanagementsysteem nodig, omdat stakeholders de risico’s moeten begrijpen waaraan een onderneming wordt blootgesteld. Berretta & Bozolan (2004) stellen dan ook dat rapportage over de risico`s van belang is, zodat de stakeholders op de hoogte zijn van de risico`s. Risicoverslaggeving van een organisatie vloeit dus voort uit de werking van het risicomanagementsysteem.

In de wet is opgenomen dat organisaties zich dienen te houden aan 7:391 lid 2 BW, zij dienen dan ook een beschrijving te geven over de voornaamste risico`s waar de organisatie mee te

(13)

13

maken heeft. Dit onderzoek is gericht op overheidsorganisaties en ook bij overheidorganisaties is er vanuit de burgers, bedrijven en andere maatschappelijke stakeholders belang bij een goed functionerend risicomanagementsysteem om de (maatschappelijke) doelstellingen te behalen (Paape & Swaageman 2006). Dit betekent dan ook volgens Claassen (2009) dat er verantwoording afgelegd dient te worden over het risicomanagement, ook wel risicoverslaggeving. Risicoverslaggeving is dus de informatieverschaffing in het jaarverslag waarin de organisatie aangeeft met welke risico`s de organisatie mee te maken krijgt goed beheerst, welke beheersmaatregelen er zijn getroffen en functioneren van het risicomanagement binnen de organisatie.

De interne beheersing en controlesystemen binnen de organisatie moeten zorgen voor betrouwbare informatie en de verschaffing hiervan dus ook de risicoverslaggeving (COSO, 2004). De interne beheersing is dus ook van grote waarde voor de risicoverslaggeving. Petrovits et al. (2011) onderzocht de tekortkomingen op het gebied van de interne beheersing. Uit dat onderzoek blijkt dat bij organisaties waar het financieel niet voor de wind gaat er ook minder gerapporteerd wordt over de interne beheersing. Ook werd er een negatief verband gevonden dat wanneer er een zwakke interne beheersing is in de organisatie de investeringen en donaties ook achterblijven.

Bij niet-overheidsorganisaties wordt er een risicoparagraaf opgenomen in het jaarverslag, maar bij overheidsorganisaties is dit anders geregeld. Risicoverslaggeving bij niet-overheidsorganisaties bestaan vaak uit drie elementen, namelijk het risicoprofiel met daarin vijf risicocategorieën, een beschrijving van het risicomanagementsysteem en de in-control verklaring (de Groot, 2008). Het risicoprofiel bestaat uit vijf risicocategorieën namelijk, Financiële rapportage, Financieel, Operationeel, Wet- en Regelgeving en Strategisch. Er kunnen nog meer risicocategorieën door de organisatie worden toegevoegd (de Groot, 2008). De beschrijving van het risicomanagementsysteem is de uiteenzetting van de karakteristieken van het organisatie-specifieke risicomanagementsysteem waarmee de bedrijfsrisico’s worden beheerst (de Groot, 2008). En ten slotte de in-control verklaring. De in-controlverklaring is een uitspraak van de leiding van de organisatie over de opzet of het bestaan van en de werking van het beschreven systeem van het risicomanagement (de Groot, 2008).

Bij overheidsorganisaties wordt de risicoparagraaf anders ingevuld dan bij niet-overheidsorganisaties. Bij overheidsorganisaties wordt de tegenhanger van de risicoparagraaf opgenomen, namelijk de weerstandsparagraaf. Grotendeels is invulling van de weerstandsparagraaf op basis van wet- en regelgeving. In de wet- en regelgeving is opgenomen dat de Nederlandse gemeenten zich aan het BBV dienen te houden met de invulling van de weerstandsparagraaf. In 2003 is het BBV in werking getreden. In welk besluit aandacht wordt besteed aan het risicoprofiel van de overheidsorganisatie en dit in relatie tot het weerstandsvermogen (BBV, 2003). De criteria waaraan de weerstandsparagraaf in het kort dient te voldoen is een inventarisatie van de risico`s en een inventarisatie van de weerstandscapaciteit en het beleid aangaande deze risico`s is opgenomen (BBV, 2003; Deloitte, 2009). Organisaties maken vaak niet alleen de verplichte risicoverslaggeving openbaar, maar maken ook vaak vrijwillig informatie openbaar in de jaarverslagen (Healy & Palepu, 2001). In de weerstandsparagraaf wordt er dan ook niet alleen de wettelijke criteria

(14)

14

opgenomen door de gemeenten maar ook vrijwillig informatie. De weerstandsparagraaf bestaat dus uit twee delen namelijk: verplichte risicoverslaggeving geregeld vanuit de wet- en regelgeving (het BBV) en vrijwillige risicoverslaggeving. In de volgende twee paragrafen wordt de verplichte risicoverslaggeving (het BBV) en vrijwillige risicoverslaggeving besproken.

Verplichte risicoverslaggeving bij Nederlandse gemeenten

Risicoverslaggeving is dus de communicatie van informatie met betrekking tot een onderneming haar strategieën, karakteristieken, operaties en andere externe factoren die de potentie hebben om het verwachte resultaat te beïnvloeden (Beretta en Bozzolan, 2004). Er kan onderscheidt worden gemaakt tussen verplichte risicoverslaggeving en vrijwillige risicoverslaggeving. Met verplichte risicoverslaggeving wordt bedoeld alle risicoverslaggeving wat door wet- en regelgeving (BBV) verplicht gesteld wordt om over te rapporteren in het jaarverslag.

De Nederlandse gemeenten zijn verplicht om met ingang van 2004 op basis van het BBV (2003) een risicoparagraaf op te nemen in de jaarverslagen. In het BBV (2003) wordt er vooral de nadruk gelegd op de financiële risico`s binnen de gemeenten en het daarbij horende weerstandsvermogen. Het weerstandsvermogen richt zich op het opvangen van tegenvallers. Het weerstandsvermogen bestaat uit de mogelijkheden en middelen waarover de gemeenten dient te beschikken om onverwachte substantiële kosten af te dekken. Het weerstandsvermogen bestaat uit twee delen namelijk, het dynamisch weerstandsvermogen en het statisch weerstandsvermogen. Het dynamisch weerstandsvermogen heeft betrekking op de consequenties voor meerdere begrotingjaren, terwijl het statisch weerstandsvermogen betrekking heeft op het huidige begrotingsjaar.

In artikel 11 van het BBV (2003) zijn de eisen en criteria opgenomen waaraan de weerstandsparagraaf in de jaarverslagen dient te voldoen. In de weerstandsparagraaf dienen de gemeenten de risico`s en de weerstandscapaciteit inclusief het beleid van de gemeenten omtrent de risico`s op te nemen. Het BBV (2003) definieert risico`s als volgt: risico is het financiële gevolg waarvoor geen kosten zijn begroot en geen maatregelen voor zijn getroffen die een materiële betekenis hebben op de financiële positie. De gemeenten dienen de risico`s te vermelden in de weerstandsparagraaf die anderzijds niet worden ondervangen. Ondernemersrisico`s en bedrijfsrisico`s dienen te worden opgenomen in de weerstandsparagraaf van het jaarverslag. Deze risico`s hangen samen met de sociale structuur, gebiedsuitbreiding, publiek en private samenwerking, grondexploitatie en open-einde regelingen (BBV, 2003). De gemeenten hoeven niet over de reguliere risico`s te rapporteren. Een regulier risico is een risico die frequent voorkomt en goed meetbaar is. Het BBV (2003) stelt dan ook dat reguliere risico`s kunnen worden verzekert of dat er een voorziening kan worden gevormd.

In het BBV (2003) is ook opgenomen dat gemeenten zowel negatieve als positieve risico`s dienen te verantwoorden. Bij de weerstandscapaciteit wordt er onderscheid gemaakt namelijk, de structurele weerstandscapaciteit en de incidentele weerstandscapaciteit. De structurele weerstandscapaciteit zijn de middelen die altijd ingezet kunnen worden om tegenslagen in de

(15)

15

huidige exploitatie op te vangen, zonder dat het ten koste gaat van de uitvoering van de huidige werkzaamheden terwijl het bij de incidentele weerstandscapaciteit gaat over het opvangen van tegenspoed van eenmalige tegenvallers.

Het BBV geeft geen invulling aan hoe het weerstandsvermogen en de risico`s dienen te worden vastgesteld en welk beleid omtrent de risico`s er gevoerd dient te worden door de overheidsorganisaties. Samengevat dienen gemeenten zich te houden aan de onderstaande drie criteria bij het opstellen van de weerstandsparagraaf in het jaarverslag:

 een inventarisatie van de weerstandscapaciteit;  een inventarisatie van de risico’s;

 het beleid omtrent de weerstandscapaciteit en de risico’s Vrijwillige risicoverslaggeving

Van vrijwillige risicoverslaggeving is er sprake wanneer een onderneming meer informatie openbaar maakt in de jaarverslagen dan nodig is volgens wet - en regelgeving (BBV). Scott (2009) definieert vrijwillige risicoverslaggeving als volgt: alle informatie die een organisatie in het jaarverslag vrij geeft en wat niet is voorgeschreven door de wet- en regelgeving van het betreffende land. Organisaties gebruiken het jaarverslag om de legitimiteit van hun bestaan te communiceren naar de belanghebbende en de maatschappij. De vraag van de maatschappij en belanghebbende naar informatie en transparantie van organisaties is toegenomen de afgelopen jaren. Door wet- en regelgeving moeten organisaties steeds meer informatie verplicht vrijgeven maar ook de vrijwillige risicoverslaggeving is toegenomen (Broberg et al., 2010). Vrijwillige risicoverslaggeving is dan ook belangrijk geworden de afgelopen jaren en de toename kan als gevolg gezien worden van de kredietcrisis (Paape et al., 2006).

Er zijn een tweetal theorieën in de literatuur met betrekking tot de risicoverslaggeving, namelijk de agency theorie en de stakeholder theorie. De agency theory, aangedragen door Jensen & Meckling (1976), beschrijft de relatie tussen manager en principalen en de verschillende belangen die de twee kunnen hebben. De manager voert werkzaamheden uit voor de organisatie en de principalen zijn de eigenaren van de organisatie. De managers zullen hun eigen doelstellingen proberen te verwezenlijken en de eigenaren streven hun eigen doelstellingen na, dit kan belangenverstrengeling kan opleveren (Fama, 1983; Jensen & Meckling, 1976). Managers worden voor de werkzaamheden die zij uitvoeren beloont op basis van de resultaten van de organisatie en geleverde prestaties. Managers hebben veel informatie over de organisatie en wat er in de organisatie om gaat, deze informatie is vaak niet bekend bij de eigenaar. Daardoor wordt het voor de eigenaren lastig om de prestaties van de manager te meten of om te bekijken of de manager zich voldoende inzet en welke compensatie er gepast is. Het informatie verschil van principalen en managers noemen ze informatieassymmetrie (Scott, 2009). Als gevolg van informatieasymmetrie tussen manager en aandeelhouders kunnen agency costs ontstaan. Vrijwillige verslaggeving is dan een mechanisme om de informatieasymmetrie te verkleinen en de agency costs te verlagen, dit kan door aan te tonen of de organisatie juist wordt gemanaged in het belang van de principalen. Hooghiemstra et al. stellen dan ook dat een belangrijk voordeel van vrijwillige risicoverslaggeving is, dat de informatieassymmetrie tussen de organisatie en de belegger

(16)

16

worden verminderd. Ook Deumes & Knechel (2008) concluderen dit in hun onderzoek. De banken zijn veel voorzichtiger geworden met het uitlenen van geld aan organisaties. Verbeterde financieringsmogelijkheden kan een belangrijk motief zijn voor een onderneming om over te gaan tot meer vrijwillige risicoverslaggeving in hun jaarverslag. Een ander voordeel van vrijwillige risicoverslaggeving is dat de managers van organisaties vertrouwen kunnen winnen van de eigenaren door middel van vrijwillige risicoverslaggeving vrij te geven in het jaarverslag (Zourarakis, 2009). Een ander voordeel van risicoverslaggeving is dat eigenaren van de organisatie beter de managers en de bedrijfsresultaten kunnen beoordelen en afgerekend worden of beloningen toewijzen door middel van vrijwillige risicoverslaggeving. De stakeholder theorie gaat dieper in op de belanghebbende van organisaties. In de stakeholder theory literatuur zijn er meerdere definities van stakeholders te vinden (Windsor, 1992). Een nauwe definitie van stakeholders in de literatuur is de volgende, als een groep waar de organisatie afhankelijk van is om hun bestaan te continueren (Stanford Research Institute, 1963; Freeman & Reed, 1983). Een brede definitie wordt gegeven in het onderzoek van Freeman & McVea (2001). Freeman & McVea (2001) definiëren stakeholders als volgt: stakeholders zijn een groep of een individu die beïnvloedt is door of invloed heeft op het bereiken van de doelstellingen van de organisatie. De stakeholder theory houdt in dat er rekening gehouden moet worden met stakeholders die belang hebben bij de organisatie door het management van de organisatie. Het management dient een beleid op te stellen over hoe de stakeholders worden geïdentificeerd en de omgang met de stakeholders van de organisatie. In het voor Nederlandse gemeenten geldende BBV (2003) staan een aantal stakeholders van Nederlandse gemeenten genoemd. De stakeholders die worden genoemd in het BBV (2003) zijn: de gemeenteraad, het college, het Rijk, het CBS en de Europese Unie (BBV, 2003). Andere stakeholders zoals het volk, leveranciers van de gemeente en dergelijke worden niet genoemd, maar zijn wel degelijk stakeholders van de Nederlandse gemeenten. De samenleving in de Nederlandse gemeenten wordt steeds complexer en daardoor worden de taken van de gemeenten uitgebreid. Hierdoor zijn er steeds meer ontwikkelingen binnen de Nederlandse gemeenten richting het principe van een document voor elke stakeholder/doelgroep (BBV, 2003). Door de ontwikkeling van de stakeholder theory wordt er bij Nederlandse gemeenten steeds meer gekeken welke informatie er vrij wordt gegeven per doelgroep. Deze informatie bestaat uit verplichte informatie en vrijwillige informatie. De stakeholder theory is dan ook een beweegreden voor Nederlandse gemeenten om vrijwillig informatie te verstrekken in het jaarverslag.

Grootte van de gemeente

Er zijn meerdere onderzoeken uitgevoerd die de effecten van de grootte van de onderneming op de verslaggeving hebben onderzocht. In deze onderzoeken worden er positieve relaties gevonden tussen de grootte van de organisatie en de verslaggeving van de ondernemingen (Firth, 1997). In het onderzoek van Beatie et al. (2004) vond ook een positieve relatie tussen de ondernemingsgrootte en de verslaggeving bij Engelse organisaties. Hossain et al. (1995) vond ook een positieve relatie voor niet Engelse organisaties.

(17)

17

McMullen (1996) onderzocht de vrijwillige informatieverschaffing van de Management Reports on Internal Control (hierna MRIC) bij grote en kleine organisaties. In het onderzoek komt naar voren dat 114 van de grote organisaties problemen hebben met de financiële verslaggeving en 10,5% van de 114 grote organisaties hebben vrijwillig hun MRIC`s gepubliceerd. Van alle kleine organisaties had er geen een problemen met de financiële verslaggeving en 11,5% van de kleine organisaties publiceerden vrijwillig hun MRIC`s. McMullen (1996) concludeert dan ook dat er een relatie is tussen het vrijwillige publiceren van MRIC`s en de afwezigheid van problemen met de financiële verslaggeving bij kleinere ondernemingen.

Linsley & Schrives (2005) vonden in hun onderzoek dat de grootte van de onderneming van invloed is op de kwaliteit van de verslaggeving in de jaarverslagen van Britse organisaties. De kwaliteit van de informatie in de jaarverslagen verbetert wanneer de organisatie groter wordt. In het onderzoek van Deumes & Knechel (2008) komt ook naar voren dat de kwaliteit van de informatieverschaffing van organisaties verbetert wanneer de organisaties groter worden. Deumes & Knechel (2008) stellen dat de grote organisaties vaak complexer zijn en meer verschillende activiteiten hebben dan kleinere organisaties. Er zijn dan meer inherente risico’s waardoor het rapporteren over interne beheersing vanzelfsprekender wordt. Daarnaast hebben de grotere organisaties eveneens meer middelen om aan risicobeheersing te besteden.

Er is door Bonder (2013) een onderzoek gedaan naar de grootte van de Nederlandse gemeenten en de kwaliteit van de weerstandsparagraaf in de jaarverslagen. Bonder (2013) gebruikte het inwonersaantal en oppervlakte van de Nederlandse gemeenten voor het testen van de relatie tussen de grootte van de gemeente en de kwaliteit van de weerstandsparagraaf. In het onderzoek kwam naar voren dat er geen significante relatie was tussen het inwonersaantal, de oppervlakte en de kwaliteit van de weerstandsparagraaf.

In de literatuur zijn er een aantal verklaringen waarom de grootte van de organisatie van invloed is op de kwaliteit van de informatieverschaffing in de jaarverslagen. Vanuit de agency theory hebben kleinere organisaties hogere verslaggevingkosten, doordat ze in vergelijking met grote organisaties, minder middelen beschikbaar hebben om informatie te verzamelen en openbaar te maken (Buzby, 1975). Hierdoor zouden de voordelen van lagere agency costs niet opwegen tegen de hoge verslaggevingkosten bij kleinere organisaties. Een ander argument gegeven vanuit de agency theory is dat grotere organisaties vaak meer extern aangetrokken kapitaal hebben dan kleinere organisaties (Jensen & Meckling, 1976). Hierdoor zijn agency costs voor grote organisaties hoger en daardoor zouden deze organisaties een hogere kwaliteit van risicoverslaggeving hebben dan kleinere organisaties.

Een andere verklaring vanuit de literatuur komt uit het onderzoek van Cooke (1989). Cooke (1989) stelt in zijn onderzoek dat bij het verschaffen van informatie een hoog niveau van financiële communicatie nodig is en er getrainde medewerkers nodig zijn met de benodigde vaardigheden. Grotere organisaties hebben meer middelen om de getrainde medewerkers met de benodigde vaardigheden binnen de organisatie te halen, waardoor de omvang van de organisatie van invloed is op de informatieverschaffing.

(18)

18 Audit commissie

De raad van commissarissen is een toezichthoudend orgaan binnen de organisatie. De raad heeft als doel om toezicht te houden op het beleid van het raad van bestuur en houdt toezicht op de algemene gang van zaken van de organisatie. De raden van commissarissen geven steeds meer specifieke delen van hun toezichthoudende taak over aan verschillende commissies (Maassen et al 2005). Eén van die commissies is de auditcommissie.

Een auditcommissie is een commissie die toezicht houdt op het beleid van het bestuur en dan vooral op interne beheersing en controlesystemen. Een auditcommissie kijkt naar de integriteit van de financiële informatieverschaffing maar kijkt ook naar de interne beheersing- en controlsystemen die de organisatie hanteert. De commissie test en controleert of de interne beheersing en controlsystemen naar behoren functioneren (Mouthaan 2006).

De auditcommissie bestaat uit leden, meestal uit mensen van de eigen organisatie of mensen die niet organisatie werkzaam zijn. Het hebben van een geheel onafhankelijke auditcommissie, commissie bestaat geheel uit niet-organisatie leden, heeft een positieve invloed op de wijze waarop ondernemingen risico`s rapporteren in het jaarverslag (Carcello & Neal, 2000). Dit komt doordat er sneller aanpassingen worden gedaan door de accountants dan wanneer de auditcommissie uit leden van de eigen organisatie bestaat (Carcello & Neal, 2000). Wanneer de er financieel experts in de auditcommissie zijn opgenomen lijkt dit de kwaliteit van de risicoverslaggeving in de jaarverslagen te doen verbeteren (Zhang et al., 2006).

Rouf (2011), Ho & Wong (2001) en Rosario & Flora (2005) hebben onderzoek verricht naar de invloed van de aanwezigheid van audit commissie in relatie tot de vrijwillige verslaggeving. In de onderzoeken komt naar voren dat de aanwezigheid van een auditcommissie een positief effect heeft op de organisatie haar kwaliteit van verslaggeving. De aanwezigheid van een auditcommissie is ook positief gerelateerd met financiële informatieverschaffing en dan moet specifiek gedacht worden aan het verminderen van fouten, probleemsituaties en alle andere indicatoren die kunnen leiden tot slechte informatieverschaffing richting de investeerders (Rouf 2011).

Doordat de raad van commissarissen de bovengenoemde taken uitbesteedt aan de auditcommissie probeert de raad van commissarissen de betrouwbaarheid van de informatie in de jaarverslagen te verhogen. Door het beoordelen van de interne beheersing en controlsystemen en het toezicht houden op het beleid leidt dit tot een betere kwaliteit aan informatiestromen richting de investeerders (Wallace et al 1995). Yuen (2009) vond dan ook een positief verband tussen de aanwezigheid van een auditcommissie en de interne beheersing waardoor de interne beheersing in de organisatie verbetert. Yuen (2009) stelt dan ook dat een auditcommissie de effectiefste toezichthoudende manier is om de kwaliteit van de interne beheersing en risicoverslaggeving te verbeteren.. De auditcommissie speelt dan ook een belangrijke rol binnen de organisaties.

(19)

19 Big four auditor

Volgens artikel 2:391 van het burgerlijk wetboek dienen Nederlandse organisaties een jaarverslag op te stellen. Het jaarverslag dient een getrouw beeld te geven omtrent de toestand op balansdatum en de gang van zaken gedurende het boekjaar. Volgens artikel 2:391 van het burgerlijk wetboek dient een jaarverslag dan ook gecontroleerd te worden door een accountant om aan een getrouw beeld te voldoen. In het jaarverslag zijn meerdere elementen opgenomen waaronder de risicoparagraaf.

Bij het controleren van de jaarverslagen van de Nederlandse ondernemingen kunnen de accountants vier soort verklaringen afgeven. Een accountantsverklaring is een verklaring van een registeraccountant over verantwoording en vaak is deze verantwoording een jaarverslag van een onderneming. Naast de vier hieronder genoemde verklaringen kan een accountant ook een samenstellingsverklaring en beoordelingsverklaring afgeven. De vier soorten verklaringen zijn (Majoor et al., 2007):

 Een goedkeurende verklaring  Een afkeurende verklaring

 Een verklaring van oordeelonthouding  Een verklaring van beperking

Hossein et al. (1995) heeft in zijn onderzoek onderzocht of wanneer een organisatie gecontroleerd wordt door een groot bekend accountantskantoor, de kwaliteit van de risicoverslaggeving beïnvloed. Hossain et al. (1995) concludeerde dat wanneer een onderneming gecontroleerd wordt door een groot bekend accountantskantoor dit de kwaliteit van de risicoverslaggeving positief beïnvloed. Er wordt dan meer informatie verschaft in de risicoparagraaf in het jaarverslag van de organisatie. Uyar (2011) komt tot dezelfde conclusie in zijn onderzoek.

Deumes & Knechel (2008) onderzochten of de grootte van het accountantskantoor van invloed is op de kwaliteit van de risicoverslaggeving. Zij vonden bewijs als de controlerend accountant werkzaam is bij een big four accountantskantoor dit ervoor zorgt dat ondernemingen meer gaan rapporteren over de risico`s in het jaarverslag.

Er zijn een aantal verklaringen in de literatuur voor de invloed van de aanwezigheid van groot bekend accountantskantoor op de kwaliteit van de risicoparagraaf in de jaarverslagen van organisaties. De grote accountantskantoren zijn gebaat bij een goede reputatie en zullen de controlerende ondernemingen vragen om zoveel mogelijk informatie te verschaffen in het jaarverslag, zodat de controlerend accountant later op bepaalde punten niet meer kan worden afgerekend. De aanwezigheid van een groot bekend accountantskantoor helpt de organisatie om de informatieassymetrie te verkleinen (Crashwell et al., 1992; Bonson et al., 2006). Een andere verklaring is de signalling theorie. De signalling theorie houdt in wanneer een organisatie wordt gecontroleerd door een groot bekend accountantskantoor zal het de buitenwereld laten zien dat ze vertrouwen hebben in de organisatie waardoor er meer informatie wordt verschaft in de jaarverslagen van de ondernemingen (Dumontier et al., 1998).

(20)

20 Hypothesen

Om de hoofdvraag zoals genoemd in de inleiding van dit onderzoek te beantwoorden zijn er een drietal hypotheses opgesteld. In deze paragraaf worden de hypotheses geformuleerd en vind u een schematische weergave van het onderzoeksmodel inclusief de hypotheses.

Grootte van de gemeente

Als eerste wordt de invloed van de aanwezigheid van een grootte van de gemeente bij de gemeente op de kwaliteit van de weerstandsparagraaf getoetst. De grootte van de gemeenten wordt gemeten en getest als inwonersaantal, de oppervlakte en de totale waarde van de totale activa. Onderzoeken van Firth (1997), Beatie et al. (2004), Hossain et al. (1995), Linsley & Shrives (2005) en Deumes & Knechel (2008) vonden allen een positieve relatie tussen de grootte van de onderneming en de kwaliteit van de informatieverschaffing in de jaarverslagen. Op basis van bovengenoemde onderzoek en de gevonden verbanden wordt er een positief verband tussen de grootte van de gemeenten en de kwaliteit van de weerstandsparagraaf verwacht:

H1: Er is een positief verband tussen de grootte van de gemeente en de kwaliteit van de weerstandsparagraaf

Audit Commissie

Als tweede wordt de invloed van de aanwezigheid van een auditcommissie bij de gemeente op de kwaliteit van de weerstandsparagraaf getoetst. Een auditcommissie is een commissie die toezicht houdt op het beleid van het bestuur en dan vooral op interne beheersing en controlesystemen. De commissie test en controleert of het interne beheersing en controlsystemen naar behoren functioneert (Mouthaan 2006). Rouf (2011) , Ho, en Wong (2001) en Rosario en Flora (2005) vonden dat de aanwezigheid van een auditcommissie in een organisatie een positief verband had met de kwaliteit van de risicoparagraaf in de jaarverslagen. Rouf (2011) vond ook nog een positief verband tussen de aanwezigheid van een auditcommissie in een organisatie en de financiële informatieverschaffing richting de investeerders. Op basis van de uitkomsten van deze onderzoeken en de gevonden verbanden wordt er een positief verband is tussen de aanwezigheid van de auditcommissie en de kwaliteit van de weerstandsparagraaf verwacht:

H2: Er is een positief verband tussen de aanwezigheid van een auditcommissie en de kwaliteit van de weerstandsparagraaf.

Big four auditor

Tenslotte wordt de invloed van de aanwezigheid van een big four auditor bij de gemeente op de kwaliteit van de weerstandsparagraaf getoetst. De grote accountantskantoren zijn gebaat bij een goede reputatie en zullen de controlerende ondernemingen vragen om zoveel mogelijk informatie te verschaffen in het jaarverslag, zodat de controlerend accountant later niet op bepaalde punten kan worden afgerekend. De aanwezigheid van een groot bekend accountantskantoor helpt de organisatie om de informatieassymetrie te verkleinen (Crashwell et al., 1992; Bonson et al., 2006). Onderzoeken van Hossain et al. (1995), Deumes & Knechel (2008) en Uyar (2011) vonden dan ook een positieve verband tussen aanwezigheid van een

(21)

21

groot bekend accountantskantoor en de kwaliteit van de risicoparagraaf in de jaarverslagen van de ondernemingen. Op basis van bovengenoemde onderzoeken en de gevonden verbanden wordt er een positief verband tussen de aanwezigheid van een big four auditor en de kwaliteit van de weerstandsparagraaf verwacht:

H3: Er is een positief verband tussen de aanwezigheid van een big four auditor en de kwaliteit van de weerstandsparagraaf.

(22)

22

Methode van onderzoek

In het vorige hoofdstuk is het theoretisch kader geschetst met betrekking tot het risicomanagement en de risicoverslaggeving. In dit hoofdstuk wordt de methode van onderzoek beschreven waarin wordt ingegaan op de onderzoeksopzet, dataset, onafhankelijke- en afhankelijke variabelen waarna de controle variabele wordt besproken. Tenslotte worden de beschrijvende statistieken vermeld.

Onderzoeksopzet

In deze scriptie wordt onderzocht of er bepaalde variabelen zijn die de kwaliteit van de weerstandsparagraaf in de jaarverslagen van Nederlandse gemeenten beïnvloeden. In de weerstandsparagraaf worden de risico`s, het beleid omtrent de risico`s en de weerstandscapaciteit gerapporteerd en de robuustheid van de begroting beoordeeld (BBV, 2003). Ook wordt er meer informatie gerapporteerd in de weerstandsparagrafen dan wettelijk verplicht is. Dit wordt ook wel vrijwillige risicoverslaggeving genoemd.

Het onderzoek zal bestaan uit een literatuuronderzoek aangaande risicomanagement en de risicoverslaggeving aangaande de verplichte- en vrijwillige risicoverslaggeving en invloedsfactoren. Op basis van de in de literatuur bestaande theorieën en bekende inzichten zijn er een aantal hypotheses opgesteld die aan de hand van een statistische analyse zullen worden aanvaard of verworpen.

Om het onderzoek uit te voeren wordt de weerstandsparagraaf van Nederlandse gemeenten geanalyseerd. Data zal dan ook worden vergaard uit de jaarverslagen van de Nederlandse gemeenten. Er wordt speciaal voor dit onderzoek een database gecreëerd. Er wordt informatie verzameld voor de afhankelijke- en onafhankelijke- en controlevariabelen in dit onderzoek, namelijk:

 Grootte van de gemeente

 Aanwezigheid van een audit commissie  Big four auditor

 Kwaliteit van de weerstandsparagraaf

 Verhouding vreemd vermogen t.o.v. het totale vermogen

Bij het bepalen van gemeenten mee te nemen in het onderzoek is er rekening gehouden met de verdeling tussen de kleine, middelgrote en grootte van de gemeenten. Zo geeft de steekproef een getrouwe afspiegeling van de realiteit. De steekproef zal bestaan uit 75 jaarverslagen verdeeld over 44 gemeenten. Er is gekozen om in dit onderzoek de kwaliteit van de weerstandsparagraaf te meten door middel van de kwantiteit, namelijk door het tellen van het aantal woorden in de weerstandsparagraaf. Dit is in overeenstemming met voorgaande literatuur. In de literatuur wordt over het algemeen wordt aangenomen dat de kwaliteit van de risicoverslaggeving kan worden vastgesteld door de kwantiteit te meten (Botosan, 2004). Botosan (2004) stelt dan ook dat de kwantiteit van de risicoverslaggeving staat voor een bepaalde kwaliteit van de risicoverslaggeving. Marston & Shrives (2005) concluderen dan ook dat het meten van de kwantiteit een goede manier is om de kwaliteit van de verslaggeving te meten. Vervolgens wordt er in het onderzoek de verzamelde data geanalyseerd met behulp

(23)

23

van een statistische analyse en worden de resultaten uit de statistische analyse besproken. Tenslotte worden er conclusies getrokken aan de hand van de resultaten met betrekking tot de hoofdvraag.

Dataverzameling

De steekproef bestaat uit Nederlandse gemeenten. In 2010 war er in Nederland 431 gemeenten en in 2013 is dit aantal afgenomen naar 405 gemeenten (CBS, 2013). Het aantal gemeenten loopt terug doordat kleinere gemeenten worden opgeheven of samengevoegd tot een grotere gemeente. Op alle Nederlandse gemeenten zijn dezelfde wet- en regelgeving en richtlijnen van toepassing waardoor alle gemeenten geschikt zijn om in het onderzoek mee genomen te worden. Er is gekozen om uit te gaan voor de bestaande gemeenten van 2013 en de jaarverslagen van 2012 en 2013 omdat dit de meest actuele gegevens die beschikbaar zijn. Bij het bepalen van de mee te nemen gemeenten in het onderzoek is er rekening gehouden met de verdeling tussen de kleine, middelgrote en grootte van de gemeenten. Hierdoor geeft de steekproef een getrouwe afspiegeling van de realiteit. In het onderzoek worden gemeenten als klein geclassificeerd wanneer de gemeente minder dan 25.000 inwoners heeft. Middelgrote gemeenten hebben tussen de 25.000 en de 50.000 inwoners. De gemeenten die als groot worden geclassificeerd hebben meer dan 50.000 inwoners. De bovenstaande indeling is conform de indeling in het onderzoek van Bonder (2013). Er is voor deze indeling gekozen zodat de resultaten met andere onderzoeken zoals van Bonder (2013) eenvoudiger te vergelijken zijn. In tabel 1 is aangegeven hoeveel jaarverslagen van gemeenten per grootte zijn vertegenwoordigd in de steekproef. Eerst zijn alle gemeenten ingedeeld op basis van inwonersaantallen naar klein, middel groot en groot. Daarna zijn er percentages berekend die de steekproefgrootte bepaald. De uiteindelijke meegenomen gemeenten in de sample zijn per deelsector aselect getrokken. De totale steekproef bestaat uit 75 jaarverslagen verdeeld over 44 gemeenten.

De benodigde data omtrent de variabelen voor dit onderzoek zijn allemaal te vinden in de externe jaarverslagen van de Nederlandse gemeenten. Door de non-beschikbaarheid van jaarverslagen van kleine en middel grote gemeenten is er meer data opgenomen van grote gemeenten in de dataset om tot een complete dataset te komen. Een groot deel van de Nederlandse gemeenten hebben de jaarstukken niet digitaal beschikbaar. Dit is opgenomen in tabel 2 onder actuele dataset. De jaarverslagen zijn te vinden op websites van de betreffende gemeenten maar zijn ook op te vragen.

Voor het verzamelen van de relevante data is er een database gecreëerd. De aanwezige data in de dataset is met de hand verzameld speciaal voor dit onderzoek. De database bevat gegevens over:

 Grootte van de gemeente (inwonersaantallen, oppervlakte in vierkante kilometer en totale waarde activa)

 Aanwezigheid van een audit commissie  Big four auditor

(24)

24

 Verhouding vreemd vermogen t.o.v. het totale vermogen

Tabel 1 Aantal Gemeenten Percent age Grootte steekproef Actuele dataset Aantal inwoners

Klein = minder dan

25.000 190 45% 33 30

Middelgroot = 25.000

tot 50.000 140 35% 26 25

Groot = meer dan

50.000 75 20% 16 20

405 100% 75 75

Tabel 1: Vertegenwoordiging in steekproef

Onafhankelijke variabelen

In deze paragraaf worden de onafhankelijke variabelen voor het onderzoek gedefinieerd, namelijk de grootte van de gemeente, aanwezigheid van auditcommissie en de aanwezigheid van een big four auditor.

Grootte van de gemeente: In de onderzoeken van Firth (1997), Beatie et al. (2004), Hossain et al. (1995), Linsley & Shrives (2005) en Deumes & Knechel (2008) komt naar voren dat de grootte van een organisatie positief gerelateerd is aan de kwaliteit van de risicoparagraaf in de jaarverslagen. Deumes & Knechel (2008) stellen in hun onderzoek dat de grote organisaties vaak complexer zijn en meer verschillende activiteiten hebben dan kleinere organisaties. Er zijn dan meer inherente risico’s waardoor het rapporteren over interne beheersing vanzelfsprekender wordt. Daarnaast hebben de grotere organisaties eveneens meer middelen om aan risicobeheersing te besteden. In dit onderzoek worden er drie variabelen gemeten en getest, om de grootte van de gemeente te meten. Als eerste wordt de ondernemingsgrootte gemeten als totale waarde van de activa. Deze methode is in overeenstemming met de methodes uit de bestaande literatuur (Uyar, 2011; Dumontier en Raffournier, 1998; Bronson et al, 2008). Daarnaast wordt voor de variabele het inwonersaantal en de oppervlakte gemeten. Dit is overeenkomstig de methode van Bonder (2013).

Aanwezigheid van een auditcommissie:Rouf (2011), Ho & Wong (2001) en Rosario & Flora (2005) vonden alle drie een positief verband tussen de aanwezigheid van een auditcommissie in een organisatie en de kwaliteit van informatieverschaffing in de jaarverslagen. De aanwezigheid van de auditcommissie wordt vastgesteld door middel van een dummy variabele. De codering gaat als volgt. Wanneer er een audit commissie bij de gemeente aanwezig is wordt er een 1 toegekend en wanneer er geen audit commissie aanwezig is wordt er een 0 toegekend.

Big four auditor: Om de aanwezigheid van een big four auditor vast te stellen, is er gebruikt gemaakt van een dummy variabele. Er wordt gekeken naar welk accountantskantoor het jaarverslag heeft gecontroleerd en een verklaring heeft afgegeven. Wanneer er sprake is van de aanwezigheid van een big four auditor, PWC, Ernst & Young, KPMG of Deloitte wordt er 1 toegekend en in alle andere gevallen een 0. Dit is overeenkomstig met de methode van Owusu-Ansah (2010).

(25)

25 Afhankelijke variabele

In deze paragraaf wordt de afhankelijke variabele besproken, namelijk de kwaliteit van de weerstandsparagraaf in de jaarverslagen van Nederlandse gemeente. De afgelopen jaren is de aandacht voor onderzoek naar verslaggeving waarbij er gefocust wordt op de kwaliteit van de verslaggeving (Beatie et al. 2004). Kwaliteit is een abstract en subjectief concept en het meten van de kwaliteit is dan ook complex (Beretta & Bozolan, 2008). In de literatuur zijn er dan ook een aantal methodes om de kwaliteit van de risicoverslaggeving te meten. Beattie et al. (2004) stelt dat er drie manieren zijn, namelijk subjectieve ranglijsten, disclosures indices en tekstuele analyses. Bij subjectieve ranglijsten wordt er een ranglijst van criteria gecreëerd waar de verslaggeving aan dient te voldoen. Beattie et al. (2004) geeft als kanttekening op deze methode dat het is gebaseerd op percepties van analisten en onderzoekers in plaats van directe metingen van werkelijke verslaggeving. Bij disclosures indices wordt met behulp van een ratio het werkelijke verslaggevingniveau vergeleken met het mogelijke verslaggevingniveau wat door onderzoek is vastgesteld (Beattie et al., 2004). Bij tekstuele analyses wordt de inhoud van een tekst of studie geanalyseerd. De tekstuele analyses kunnen weer worden onderverdeeld in drie typen: inhoudsanalyse, leesbaarheid van de teksten en taalkundige analyses (Beattie et al., 2004).

In onderzoeken van Abraham & Cox (2007), Beretta & Bozolon (2008) en Deumes & Knechel (2008) worden subjectieve ranglijsten en disclosures indices gebruikt om de kwaliteit van de risicoverslaggeving te bepalen. Er worden ranglijsten en indexen gecreëerd uit bestaande literatuur waar de risicoverslaggeving tegen wordt afgezet. Beattie et al. (2004) geeft als kanttekening op deze methodes dat het is gebaseerd op percepties van analisten en onderzoekers in plaats van directe metingen van werkelijke verslaggeving waardoor de gemeten kwaliteit erg subjectief wordt. Door de complexheid van het meten (Beretta & Bozolan, 2008) en de subjectiviteit van de ranglijsten en indexen (Beattie et al., 2004) worden deze methodes niet gebruikt in dit onderzoek om de kwaliteit van de risicoverslaggeving te meten.

In de literatuur wordt over het algemeen aangenomen dat de kwaliteit van de risicoverslaggeving kan worden vastgesteld door de kwantiteit te meten, bijvoorbeeld door het tellen van het aantal woorden (Botosan, 2004). Botosan (2004) stelt dan ook dat de kwantiteit van de risicoverslaggeving staat voor een bepaalde kwaliteit van de risicoverslaggeving. Marston & Shrives (2005) concluderen dan ook dat het meten van de kwantiteit een goede manier is om de kwaliteit van de verslaggeving te meten. Lajili & Zeghal (2005) gebruikten een inhoudsanalyse in hun onderzoek naar de kwaliteit van de Canadese risicoverslaggeving. Linsley & Shrives (2005) hanteren ook een inhoudsanalyse als onderzoeksmethode, waarbij het aantal zinnen over informatie omtrent risico’s wordt geteld, om de kwaliteit van de risicoverslaggeving vast te stellen. De volume van de risicoverslaggeving werd gemeten door het tellen van het aantal woorden en zinnen. Botosan (2004) gebruikte een zelfde soort methode om de risicoverslaggeving te kwantificeren. Er werd in het onderzoek gekeken naar een percentage van het aantal woorden in het jaarverslag wat over risico`s gaat.

(26)

26

Er is gekozen om in dit onderzoek de kwaliteit van de weerstandsparagraaf te meten door middel van de kwantiteit, namelijk door het tellen van het aantal woorden in de weerstandsparagraaf. Er is voor deze methode gekozen omdat in de literatuur over het algemeen wordt aangenomen dat de kwaliteit van de risicoverslaggeving kan worden vastgesteld door de kwantiteit te meten. Botosan (2004), Marston & Shrives (2008) en Bannink (2009) concluderen dan ook dat het meten van de kwantiteit een goede manier is om de kwaliteit van de risicoverslaggeving te meten. Er is in dit onderzoek ervoor gekozen om het aantal woorden te tellen omdat dit een eenduidige, objectieve en betrouwbare meetwaarde is (Bannink, 2009). Deze methode houdt zich ook aan de drie typen van betrouwbaarheid, namelijk stabiliteit, reproduceerbaarheid en nauwkeurigheid (Beattie et al., 2004). De kwaliteit van de weerstandsparagraaf wordt in dit onderzoek dus gemeten door middel van het aantal woorden te tellen van de weerstandsparagraaf in de jaarverslagen van de Nederlandse gemeenten. Deze methode is overeenkomstig met de methode in het onderzoek van Bannink (2009).

Controle variabele

Er zijn eerder onderzoeken gedaan die hebben bewezen dat er verschillende factoren van invloed zijn op kwaliteit van de risicoverslaggeving. Voorbeeld hiervan is de verhouding vreemd vermogen ten opzichte van totale vermogen (Zarzeski 1995; Alsaeed, 2006). Alsaeed (2006) beargumenteert in zijn onderzoek dat wanneer de verhouding van het vreemde vermogen ten opzichte van het totale vermogen groter wordt organisaties meer gaan rapporteren om informatieassymetrie te verminderen tussen de organisatie en de externe financiers. Tijdens de regressie analyse is er gebruikt gemaakt van deze variabele als controle variabele. Hieronder wordt de controle variabele besproken:

 Verhouding vreemd vermogen t.o.v. het totale vermogen: De controle variabele wordt gemeten als een het vreemde vermogen ten opzichte van totale vermogen uitgedrukt in een percentage (Zarzeski, 1995; Alsaeed, 2006).

Model

De data die worden gebruikt voor dit onderzoek zullen worden geanalyseerd door middel van een lineaire regressieanalyse in SPSS. De volgende modellen zijn gebruikt ten behoeve van het testen van de verschillende hypotheses:

Waarbij:

OMVWP = Kwaliteit van de weerstandsparagraaf i = De betreffende gemeente

t = Jaartal

INW = Inwoners aantal van de betreffende gemeente OPP = Oppervlakte van de betreffende gemeente

(27)

27

TotAssets = Totale waarde van de activa SBAC = Aanwezigheid van audit commissie BIG4 = Aanwezigheid van een big four auditor

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

A literature review was conducted to give background on the health sector and how these funds were distributed, ethical clearance, different types of reporting, the role

Fer behandeling werd 30 liter grond feaoMai bestaands uit Bolster sa Vinkeveens Veen.. Sn wasaa wordt du» taan CaCO^ feapaald naar C0

 Zorg ervoor dat de huid goed droog is vooraleer een nieuwe plaat op te kleven, zodat er geen urine of water onder de plaat kan blijven zitten, want dit zorgt dan weer voor

De rassen met kort loof kwamen qua ontwikkeling en opbrengst het best naar voren, maar qua kwaliteit van de knol waren deze- de minste. Voosheid

Sources include textbooks, papers, abstracts and reports, journals, theses and dissertations or documents focusing on the topic such as the Hyogo Framework for Action, Views

Als de dieren slechts een beperkt aantal dagen in een perceel weiden zal de toename van het N-gehalte veelal ook beperkt zijn en zullen de koeien bovendien plekken waar verse

De kanalen versmallen is zeer ingrijpend omdat dan alle roosters verwijderd moeten worden en bovendien het aantal aansluitingen buiten voor de mestpomp minstens moet

ciers van tuinbouwbenodigdheden en zullen zij hun contacten met de voorlichtinggevenden die werkzaam zijn binnen de glastuinbouw- sector verder intensiveren. Om de produkten goed