• No results found

In het vorige hoofdstuk is het theoretisch kader geschetst met betrekking tot het risicomanagement en de risicoverslaggeving. In dit hoofdstuk wordt de methode van onderzoek beschreven waarin wordt ingegaan op de onderzoeksopzet, dataset, onafhankelijke- en afhankelijke variabelen waarna de controle variabele wordt besproken. Tenslotte worden de beschrijvende statistieken vermeld.

Onderzoeksopzet

In deze scriptie wordt onderzocht of er bepaalde variabelen zijn die de kwaliteit van de weerstandsparagraaf in de jaarverslagen van Nederlandse gemeenten beïnvloeden. In de weerstandsparagraaf worden de risico`s, het beleid omtrent de risico`s en de weerstandscapaciteit gerapporteerd en de robuustheid van de begroting beoordeeld (BBV, 2003). Ook wordt er meer informatie gerapporteerd in de weerstandsparagrafen dan wettelijk verplicht is. Dit wordt ook wel vrijwillige risicoverslaggeving genoemd.

Het onderzoek zal bestaan uit een literatuuronderzoek aangaande risicomanagement en de risicoverslaggeving aangaande de verplichte- en vrijwillige risicoverslaggeving en invloedsfactoren. Op basis van de in de literatuur bestaande theorieën en bekende inzichten zijn er een aantal hypotheses opgesteld die aan de hand van een statistische analyse zullen worden aanvaard of verworpen.

Om het onderzoek uit te voeren wordt de weerstandsparagraaf van Nederlandse gemeenten geanalyseerd. Data zal dan ook worden vergaard uit de jaarverslagen van de Nederlandse gemeenten. Er wordt speciaal voor dit onderzoek een database gecreëerd. Er wordt informatie verzameld voor de afhankelijke- en onafhankelijke- en controlevariabelen in dit onderzoek, namelijk:

 Grootte van de gemeente

 Aanwezigheid van een audit commissie  Big four auditor

 Kwaliteit van de weerstandsparagraaf

 Verhouding vreemd vermogen t.o.v. het totale vermogen

Bij het bepalen van gemeenten mee te nemen in het onderzoek is er rekening gehouden met de verdeling tussen de kleine, middelgrote en grootte van de gemeenten. Zo geeft de steekproef een getrouwe afspiegeling van de realiteit. De steekproef zal bestaan uit 75 jaarverslagen verdeeld over 44 gemeenten. Er is gekozen om in dit onderzoek de kwaliteit van de weerstandsparagraaf te meten door middel van de kwantiteit, namelijk door het tellen van het aantal woorden in de weerstandsparagraaf. Dit is in overeenstemming met voorgaande literatuur. In de literatuur wordt over het algemeen wordt aangenomen dat de kwaliteit van de risicoverslaggeving kan worden vastgesteld door de kwantiteit te meten (Botosan, 2004). Botosan (2004) stelt dan ook dat de kwantiteit van de risicoverslaggeving staat voor een bepaalde kwaliteit van de risicoverslaggeving. Marston & Shrives (2005) concluderen dan ook dat het meten van de kwantiteit een goede manier is om de kwaliteit van de verslaggeving te meten. Vervolgens wordt er in het onderzoek de verzamelde data geanalyseerd met behulp

23

van een statistische analyse en worden de resultaten uit de statistische analyse besproken. Tenslotte worden er conclusies getrokken aan de hand van de resultaten met betrekking tot de hoofdvraag.

Dataverzameling

De steekproef bestaat uit Nederlandse gemeenten. In 2010 war er in Nederland 431 gemeenten en in 2013 is dit aantal afgenomen naar 405 gemeenten (CBS, 2013). Het aantal gemeenten loopt terug doordat kleinere gemeenten worden opgeheven of samengevoegd tot een grotere gemeente. Op alle Nederlandse gemeenten zijn dezelfde wet- en regelgeving en richtlijnen van toepassing waardoor alle gemeenten geschikt zijn om in het onderzoek mee genomen te worden. Er is gekozen om uit te gaan voor de bestaande gemeenten van 2013 en de jaarverslagen van 2012 en 2013 omdat dit de meest actuele gegevens die beschikbaar zijn. Bij het bepalen van de mee te nemen gemeenten in het onderzoek is er rekening gehouden met de verdeling tussen de kleine, middelgrote en grootte van de gemeenten. Hierdoor geeft de steekproef een getrouwe afspiegeling van de realiteit. In het onderzoek worden gemeenten als klein geclassificeerd wanneer de gemeente minder dan 25.000 inwoners heeft. Middelgrote gemeenten hebben tussen de 25.000 en de 50.000 inwoners. De gemeenten die als groot worden geclassificeerd hebben meer dan 50.000 inwoners. De bovenstaande indeling is conform de indeling in het onderzoek van Bonder (2013). Er is voor deze indeling gekozen zodat de resultaten met andere onderzoeken zoals van Bonder (2013) eenvoudiger te vergelijken zijn. In tabel 1 is aangegeven hoeveel jaarverslagen van gemeenten per grootte zijn vertegenwoordigd in de steekproef. Eerst zijn alle gemeenten ingedeeld op basis van inwonersaantallen naar klein, middel groot en groot. Daarna zijn er percentages berekend die de steekproefgrootte bepaald. De uiteindelijke meegenomen gemeenten in de sample zijn per deelsector aselect getrokken. De totale steekproef bestaat uit 75 jaarverslagen verdeeld over 44 gemeenten.

De benodigde data omtrent de variabelen voor dit onderzoek zijn allemaal te vinden in de externe jaarverslagen van de Nederlandse gemeenten. Door de non-beschikbaarheid van jaarverslagen van kleine en middel grote gemeenten is er meer data opgenomen van grote gemeenten in de dataset om tot een complete dataset te komen. Een groot deel van de Nederlandse gemeenten hebben de jaarstukken niet digitaal beschikbaar. Dit is opgenomen in tabel 2 onder actuele dataset. De jaarverslagen zijn te vinden op websites van de betreffende gemeenten maar zijn ook op te vragen.

Voor het verzamelen van de relevante data is er een database gecreëerd. De aanwezige data in de dataset is met de hand verzameld speciaal voor dit onderzoek. De database bevat gegevens over:

 Grootte van de gemeente (inwonersaantallen, oppervlakte in vierkante kilometer en totale waarde activa)

 Aanwezigheid van een audit commissie  Big four auditor

24

 Verhouding vreemd vermogen t.o.v. het totale vermogen

Tabel 1 Aantal Gemeenten Percent age Grootte steekproef Actuele dataset Aantal inwoners

Klein = minder dan

25.000 190 45% 33 30

Middelgroot = 25.000

tot 50.000 140 35% 26 25

Groot = meer dan

50.000 75 20% 16 20

405 100% 75 75

Tabel 1: Vertegenwoordiging in steekproef

Onafhankelijke variabelen

In deze paragraaf worden de onafhankelijke variabelen voor het onderzoek gedefinieerd, namelijk de grootte van de gemeente, aanwezigheid van auditcommissie en de aanwezigheid van een big four auditor.

Grootte van de gemeente: In de onderzoeken van Firth (1997), Beatie et al. (2004), Hossain et al. (1995), Linsley & Shrives (2005) en Deumes & Knechel (2008) komt naar voren dat de grootte van een organisatie positief gerelateerd is aan de kwaliteit van de risicoparagraaf in de jaarverslagen. Deumes & Knechel (2008) stellen in hun onderzoek dat de grote organisaties vaak complexer zijn en meer verschillende activiteiten hebben dan kleinere organisaties. Er zijn dan meer inherente risico’s waardoor het rapporteren over interne beheersing vanzelfsprekender wordt. Daarnaast hebben de grotere organisaties eveneens meer middelen om aan risicobeheersing te besteden. In dit onderzoek worden er drie variabelen gemeten en getest, om de grootte van de gemeente te meten. Als eerste wordt de ondernemingsgrootte gemeten als totale waarde van de activa. Deze methode is in overeenstemming met de methodes uit de bestaande literatuur (Uyar, 2011; Dumontier en Raffournier, 1998; Bronson et al, 2008). Daarnaast wordt voor de variabele het inwonersaantal en de oppervlakte gemeten. Dit is overeenkomstig de methode van Bonder (2013).

Aanwezigheid van een auditcommissie:Rouf (2011), Ho & Wong (2001) en Rosario & Flora (2005) vonden alle drie een positief verband tussen de aanwezigheid van een auditcommissie in een organisatie en de kwaliteit van informatieverschaffing in de jaarverslagen. De aanwezigheid van de auditcommissie wordt vastgesteld door middel van een dummy variabele. De codering gaat als volgt. Wanneer er een audit commissie bij de gemeente aanwezig is wordt er een 1 toegekend en wanneer er geen audit commissie aanwezig is wordt er een 0 toegekend.

Big four auditor: Om de aanwezigheid van een big four auditor vast te stellen, is er gebruikt gemaakt van een dummy variabele. Er wordt gekeken naar welk accountantskantoor het jaarverslag heeft gecontroleerd en een verklaring heeft afgegeven. Wanneer er sprake is van de aanwezigheid van een big four auditor, PWC, Ernst & Young, KPMG of Deloitte wordt er 1 toegekend en in alle andere gevallen een 0. Dit is overeenkomstig met de methode van Owusu-Ansah (2010).

25 Afhankelijke variabele

In deze paragraaf wordt de afhankelijke variabele besproken, namelijk de kwaliteit van de weerstandsparagraaf in de jaarverslagen van Nederlandse gemeente. De afgelopen jaren is de aandacht voor onderzoek naar verslaggeving waarbij er gefocust wordt op de kwaliteit van de verslaggeving (Beatie et al. 2004). Kwaliteit is een abstract en subjectief concept en het meten van de kwaliteit is dan ook complex (Beretta & Bozolan, 2008). In de literatuur zijn er dan ook een aantal methodes om de kwaliteit van de risicoverslaggeving te meten. Beattie et al. (2004) stelt dat er drie manieren zijn, namelijk subjectieve ranglijsten, disclosures indices en tekstuele analyses. Bij subjectieve ranglijsten wordt er een ranglijst van criteria gecreëerd waar de verslaggeving aan dient te voldoen. Beattie et al. (2004) geeft als kanttekening op deze methode dat het is gebaseerd op percepties van analisten en onderzoekers in plaats van directe metingen van werkelijke verslaggeving. Bij disclosures indices wordt met behulp van een ratio het werkelijke verslaggevingniveau vergeleken met het mogelijke verslaggevingniveau wat door onderzoek is vastgesteld (Beattie et al., 2004). Bij tekstuele analyses wordt de inhoud van een tekst of studie geanalyseerd. De tekstuele analyses kunnen weer worden onderverdeeld in drie typen: inhoudsanalyse, leesbaarheid van de teksten en taalkundige analyses (Beattie et al., 2004).

In onderzoeken van Abraham & Cox (2007), Beretta & Bozolon (2008) en Deumes & Knechel (2008) worden subjectieve ranglijsten en disclosures indices gebruikt om de kwaliteit van de risicoverslaggeving te bepalen. Er worden ranglijsten en indexen gecreëerd uit bestaande literatuur waar de risicoverslaggeving tegen wordt afgezet. Beattie et al. (2004) geeft als kanttekening op deze methodes dat het is gebaseerd op percepties van analisten en onderzoekers in plaats van directe metingen van werkelijke verslaggeving waardoor de gemeten kwaliteit erg subjectief wordt. Door de complexheid van het meten (Beretta & Bozolan, 2008) en de subjectiviteit van de ranglijsten en indexen (Beattie et al., 2004) worden deze methodes niet gebruikt in dit onderzoek om de kwaliteit van de risicoverslaggeving te meten.

In de literatuur wordt over het algemeen aangenomen dat de kwaliteit van de risicoverslaggeving kan worden vastgesteld door de kwantiteit te meten, bijvoorbeeld door het tellen van het aantal woorden (Botosan, 2004). Botosan (2004) stelt dan ook dat de kwantiteit van de risicoverslaggeving staat voor een bepaalde kwaliteit van de risicoverslaggeving. Marston & Shrives (2005) concluderen dan ook dat het meten van de kwantiteit een goede manier is om de kwaliteit van de verslaggeving te meten. Lajili & Zeghal (2005) gebruikten een inhoudsanalyse in hun onderzoek naar de kwaliteit van de Canadese risicoverslaggeving. Linsley & Shrives (2005) hanteren ook een inhoudsanalyse als onderzoeksmethode, waarbij het aantal zinnen over informatie omtrent risico’s wordt geteld, om de kwaliteit van de risicoverslaggeving vast te stellen. De volume van de risicoverslaggeving werd gemeten door het tellen van het aantal woorden en zinnen. Botosan (2004) gebruikte een zelfde soort methode om de risicoverslaggeving te kwantificeren. Er werd in het onderzoek gekeken naar een percentage van het aantal woorden in het jaarverslag wat over risico`s gaat.

26

Er is gekozen om in dit onderzoek de kwaliteit van de weerstandsparagraaf te meten door middel van de kwantiteit, namelijk door het tellen van het aantal woorden in de weerstandsparagraaf. Er is voor deze methode gekozen omdat in de literatuur over het algemeen wordt aangenomen dat de kwaliteit van de risicoverslaggeving kan worden vastgesteld door de kwantiteit te meten. Botosan (2004), Marston & Shrives (2008) en Bannink (2009) concluderen dan ook dat het meten van de kwantiteit een goede manier is om de kwaliteit van de risicoverslaggeving te meten. Er is in dit onderzoek ervoor gekozen om het aantal woorden te tellen omdat dit een eenduidige, objectieve en betrouwbare meetwaarde is (Bannink, 2009). Deze methode houdt zich ook aan de drie typen van betrouwbaarheid, namelijk stabiliteit, reproduceerbaarheid en nauwkeurigheid (Beattie et al., 2004). De kwaliteit van de weerstandsparagraaf wordt in dit onderzoek dus gemeten door middel van het aantal woorden te tellen van de weerstandsparagraaf in de jaarverslagen van de Nederlandse gemeenten. Deze methode is overeenkomstig met de methode in het onderzoek van Bannink (2009).

Controle variabele

Er zijn eerder onderzoeken gedaan die hebben bewezen dat er verschillende factoren van invloed zijn op kwaliteit van de risicoverslaggeving. Voorbeeld hiervan is de verhouding vreemd vermogen ten opzichte van totale vermogen (Zarzeski 1995; Alsaeed, 2006). Alsaeed (2006) beargumenteert in zijn onderzoek dat wanneer de verhouding van het vreemde vermogen ten opzichte van het totale vermogen groter wordt organisaties meer gaan rapporteren om informatieassymetrie te verminderen tussen de organisatie en de externe financiers. Tijdens de regressie analyse is er gebruikt gemaakt van deze variabele als controle variabele. Hieronder wordt de controle variabele besproken:

 Verhouding vreemd vermogen t.o.v. het totale vermogen: De controle variabele wordt gemeten als een het vreemde vermogen ten opzichte van totale vermogen uitgedrukt in een percentage (Zarzeski, 1995; Alsaeed, 2006).

Model

De data die worden gebruikt voor dit onderzoek zullen worden geanalyseerd door middel van een lineaire regressieanalyse in SPSS. De volgende modellen zijn gebruikt ten behoeve van het testen van de verschillende hypotheses:

Waarbij:

OMVWP = Kwaliteit van de weerstandsparagraaf i = De betreffende gemeente

t = Jaartal

INW = Inwoners aantal van de betreffende gemeente OPP = Oppervlakte van de betreffende gemeente

27

TotAssets = Totale waarde van de activa SBAC = Aanwezigheid van audit commissie BIG4 = Aanwezigheid van een big four auditor

28

Resultaten

In het vorige hoofdstuk is de methode van onderzoek beschreven. In dit hoofdstuk zullen de analyse en resultaten van het onderzoek worden besproken waarop wordt ingegaan

Beschrijvende statistiek

In deze paragraaf wordt de beschrijvende statistiek van de gehanteerde variabelen uiteengezet en besproken. De oorspronkelijke steekproef van 75 jaarverslagen is nog steeds van toepassing bij de beschrijvende statistiek. Het is niet nodig om jaarverslagen te schrappen omdat alle relevante data aanwezig was. Om een verstorend effect van uitschieters te voorkomen is er windsorizing toegepast. Uitschieters die groter zijn dan de som van het gemiddelde plus drie keer de standaarddeviatie zijn aangepast naar de som van het gemiddelde plus drie keer de standaarddeviatie. Uitschieters die kleiner de som van het gemiddelde minus driemaal de standaarddeviatie zijn aangepast naar de som minus driemaal de standaarddeviatie. Om de impact van een scheve verdeling te voorkomen is het natuurlijk logaritme van de variabele totaal waarde van de activa genomen. Hierdoor wordt de homoscedasticiteit in het onderzoek gewaarborgd. In tabel 2 wordt er een overzicht van de beschrijvende statistiek weergegeven met daarin de gehanteerde variabelen die worden gebruikt in het onderzoek. Voor elke van de variabelen wordt het minimum, maximum, gemiddelde en de standaard deviatie beschreven. Ook worden de gemiddelde over het jaar 2012 en 2013 per variabele vermeld.

Het gemiddelde aantal woorden in de weerstandsparagrafen ligt op 3102 woorden waarbij het maximum op 9972 ligt en het minimum op 595 woorden. In 2012 heeft de weerstandsparagraaf gemiddeld een omvang van 2888 woorden terwijl in 2013 dit 3308 woorden zijn. Dit is een stijging van 12,69% in 2013 ten opzichte van 2012. Een mogelijke verklaring voor de stijging in omvang is volgens Paape et al. (2006) de kredietcrisis van 2007 en de daarop volgende schuldencrisis is in het najaar van 2009 in Europa. Uit het onderzoek is gebleken dat als gevolg van de kredietcrisis de risicoverslaggeving bij organisaties belangrijker. Bonder (2013) vond dan ook bewijs dat vanaf deze jaartallen de Nederlandse gemeenten meer gingen rapporteren over de risico`s in de weerstandsparagraaf.

Nederland kent in totaal 16.780.000 inwoners in 2013 (CBS, 2013). In totaal zijn er 405 gemeenten en dat brengt het gemiddelde op 41.432 inwoners per gemeente. Uit de beschrijvende statistieken van de steekproef komt een gemiddelde van 69.632 inwoners per gemeente naar voren. Dit komt omdat er aantal gemeenten zijn meegenomen in de steekproef die een inwonerstotaal hebben van 100.000 of meer. Hierdoor ligt het gemiddelde hoger dan in de werkelijkheid.

Het maximale oppervlakte van de Nederlandse gemeente volgens de steekproef is 316,59 vierkante kilometer is en het minimum 8 vierkante kilometer. Het gemiddelde oppervlakte is 89 vierkante kilometer Dit komt met redelijke mate overeen met de werkelijke situatie. Nederland kent een oppervlakte van 33.720 vierkante kilometer. Gemiddeld heeft de Nederlandse gemeente dan ook 84 vierkant kilometer oppervlakte (CBS, 2014).

29

Gemiddeld heeft ongeveer de helft van de Nederlandse gemeenten een auditcommissie, namelijk 51%. Het aannstellen van een auditcommissie bij gemeenten is niet verplicht gesteld en is dus vrijwillig. In 2012 had 48% van de gemeenten een auditcommissie en is gestegen in 2013 naar 53%. Een auditcommissie kijkt naar de integriteit van de financiële informatieverschaffing. Maar een auditcommissie kijkt ook naar het interne beheersing en controlsystemen die de organisatie hanteert. De commissie test en controleert of de interne beheersing en controlsystemen naar behoren functioneren (Mouthaan 2006). Uit het onderzoek van Rouf (2011) vond ook nog een positief verband tussen de aanwezigheid van een auditcommissie in een organisatie en de financiële informatieverschaffing richting de investeerders. Door de stijging van het aantal auditcommissies bij de Nederlandse gemeenten zal dan ook, op basis van het onderzoek van Rouf (2011), de informatieverschaffing naar de stakeholders van de gemeenten verbeteren.

Gemiddeld 91% van de jaarverslagen van de Nederlandse gemeenten worden door big four accountantskantoor gecontroleerd. De beschrijvende statistieken komt in redelijk mate overeen met de werkelijke marktaandelen van de big four accountantskantoren bij de Nederlandse gemeenten. De big four accountantskantoren worden gevormd door Deloitte, KPMG, PWC en Ernst & Young. Uit een marktonderzoek hebben de big four een totaal marktaandeel van 96% bij het controleren van de jaarverslagen van de gemeenten waarvan Deloitte een marktaandeel van 53,3% heeft, KPMG 26,0%, PWC 14,0% en Ernst & Young 2,7%. (Accountant, 2009). Tussen 2012 en 2013 zit een minimale stijging van 2% volgens de beschrijvende statistieken.

Uit de beschrijvende statistieken valt op te maken dat bij de Nederlandse gemeenten gemiddeld 70% van het totale vermogen bestaat uit vreemd vermogen. De Nederlandse gemeenten worden dus op basis van de beschrijvende statistieken grotendeels gefinancierd door externe financiers. Uit onderzoek van Deloitte (2014) komt naar voren dat de schulden de afgelopen jaren behoorlijk zijn toegenomen doordat de gemeenten flink hebben geïnvesteerd als gevolg van de economische crisis. Ook is het eigen vermogen van de gemeenten de afgelopen jaar afgenomen. Dit wordt vooral veroorzaakt door de verliezen van de grondexploitaties. Uit de beschrijvende statistieken is op te maken dat de verhouding van het vreemde vermogen ten opzichte van het totale verhogen is gestegen tussen 2012 en 2013 van 68,3% en 70,4%. Dit betekend dat de schuld is toegenomen of het eigen vermogen is afgenomen wat conform de resultaten zijn van het onderzoek van Deloitte (2014).

De beschrijvende statistieken laten zien dat de Nederlandse gemeenten in 2013 gemiddeld 17,63% meer zijn gaan rapporteren in de weerstandsparagraaf ten opzichte van 2012. Ook laten de beschrijvende statistieken een stijging zien in het aantal auditcommissies wat de informatieverschaffing naar de stakeholders verbeterd (Rouf, 2011). Ook komt naar voren dat meer dan 90% van de Nederlandse gemeenten het jaarverslag laten controleren door een big four accountantskantoor wat conform de werkelijke marktaandelen is.

Alvorens de regressieanalyse wordt uitgevoerd dienen de variabelen gecheckt te worden op multicollineariteit. Er is een Pearson Correlation test uitgevoerd. De uitkomst van de Pearson Correlation test is opgenomen in bijlage 1. De tabel geeft de correlatie aan tussen de

30

onafhankelijke, afhankelijke en controlevariabelen. Multicollineariteit kan een probleem vormen wanneer er tussen de variabele een correlatie is van 0,7 of hoger. Uit de Pearson Correlatie matrix kan worden opgemaakt dat er geen sprake van multicollineariteit.

31

Tabel 2

Descriptive Statistics

N Minimum Maximum Gemiddelde Std. Deviatie Gemiddelde 2012 Gemiddelde 2013

Afhankelijke variabele Omvang weerstandsparagraaf 75 595 9772 3102,61 2120,631 2888 3348 Onafhankelijke variabelen 66264 73482 Inwonersaantal gemeenten 75 6393 478841 69632,32 88297,745 85,53 93,70 Oppervlakte gemeenten 75 8,0000 316,5900 89,344667 71,3380777 19,00 19,19

Totale waarde activa 75

16,97 22,86 19,0907 1,21102 0,9 0,92 Big 4 auditor 75 0 1 ,91 ,293 0,475 0,54 Auditcommissie 75 0 1 ,51 ,503 Controle variabele 0,683 0,704 Leverage 75 ,2 1,0 ,697 ,2118

32 Hypothesen

In deze paragraaf worden de hypotheses in dit onderzoek getest. De verschillende hypotheses zijn getest met behulp van een regressieanalyse. De resultaten zijn vermeld in tabel 3. De