• No results found

Tien jaar van voorspoed en ongeluk:

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Tien jaar van voorspoed en ongeluk: "

Copied!
32
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Automatisch koppelen?

Er waren ooit tijden dat in Nederland de inkomens van velen automatisch gekoppeld waren aan de loon- ontwikkeling in het bedrijfsleven. Voor het eerste kabinet-Lubbers was dat een gruwel en een reden om in te grijpen. Vee! werd ontkoppeld en bevroren. Ze- ven maal werd voor de uitkeringstrekkers de wet bui- ten werking gesteld. Voorwaar een bijbels getal. En ook ambtenaren en trendvolgers werden 'ontkop- peld'.

Nu lijkt de koppeling weer een politiek hoofdmotief.

Marjanne Sint noemt, sprekend namens velen, keer op keer herstel van de koppelingen als identiteitspunt van de Partij van de Arbeid. Een soort minimum-pro- gramma, eigenlijk. Ook is er beweging bij het CDA - hoewel de verkiezingen te vroeg komen om er kiezers- winst mee te boeken.

De ambtenaren en trendvolgers worden minder veel- vuldig genoemd dan de uitkeringstrekkers. Maar is niet iedereen het er over eens dat het ene niet zonder het andere kan? Of is dat te eenvoudig?

Verhoging bij wet van de uitkeringen had in 1989 ca.

f 450 miljoen gekost. Het volgen van de loonontwik- keling in het bedrijfsleven door ambtenaren en trend- volgers had in 1989, vergeleken met de aanbieding van Minister Van Dijk, rond f 500 miljoen meer gekost.

Dat is vee! - en wat als het goed blijft gaan in Neder- land en de loonstijging meer dan 1 ,50/o zou worden?

Herstel van de koppeling zonder meer zal onmogelijk blijken. De uitkeringstrekkers wei ruimte geven en de andere betrokken groepen niet, lijkt ondenkbaar. Bo- vendien zijn er nog andere prioriteiten. Het milieu moet gesaneerd worden. Het kabinet had gelijk toen het de eensgezinshuis-bewoners in de buitenwijken - ver van het openbaar vervoer - zwaarder wilde be- lasten, maar dat zal te weinig opbrengen. Verhoging van de collectieve lasten heeft haar grenzen, te meer daar de inkomensafstand tussen minimum en modaal netto nog steeds gering is.

Wijsheid mag men een nieuw kabinet wei toewensen - meer wijsheid nog dan de meerderheid van de SER, die een hogere werkloosheid en een sterke loonstijging als enige uitzonderingen op de koppelingsregel aan- vaardt.

Net Barendregt Redacteur van SenD

socialisme en democratie nummer6

(2)

"WAf I) ~R 7Q GRAP~G .. ?(

r

T 1\'

Mr vie mi1 sch

ZO\

sch rer. wo

nO I

'm. liet we ide pit Ve ne1 bel ver cor en roe wij ho; de ver me het ne1 sta fie; dri

dO(

ink dat do• rna De ecc

Ao tes zw

pri

set

rer jar zie

COl

me ve1 zel ko M1 do

(3)

Tien jaar van voorspoed en ongeluk:

Mrs. Thatcher en de Britse economie

Mrs. Margaret Hilda Thatcher is een fenomeen en vierde op 4 mei 1989 haar tiende verjaardag als minister-president. In tien jaar tijd heeft zij op een schaamteloze, koppige en volhardende wijze getracht zowel de morele waarden als de sociale en economi- sche waarden van de Britten fundamenteel te verande- ren. Het merendeel van haar beleid legt de verant- woordelijkheid voor het oplossen van sociale en eco- nomische problemen bij het individu en niet bij de 'maatschappij'. Ze laat het lot van de economie het liefst in handen van de vrije markt en wil de rol van de welvaartstaat zoveel mogelijk terugdringen. Haar ideaal is het volkskapitalisme: een natie van kleine ka- pitalisten. Het aantal bezitters van aandelen in het Verenigd Koninkrijk steeg van drie miljoen in 1979 tot neg en miljoen in 1989. De uitvoering van haar dogma behelst ondermeer de privatisering van staatsbedrij- ven op grote schaal (bijvoorbeeld Jaguar, British Tele- com, British Aerospace, maar ook gas en elektriciteit en in november water); het afslanken van de alom ge- roemde 'National Health Service'; snoeien op onder- wijs, het breken van de macht van vakbonden; het ver- hogen van de produktiviteitsgroei; het versterken van de aanbodzijde; het terugdringen en afbreken van de verzorgingsstaat; verlagingen van belastingen voor met name de hogere inkomens; het aanmoedigen van het persoonlijke bezit van een woning en aandelen; sa- nering van de overheidsfinancien en aflossen van de staatsschuld; verwerping van de Keynesiaanse filoso- fie; en het omhelzen van het monetarisme en het terug- dringen van de inflatie. Als het nastreven van deze doelstellingen de werkloosheid, de ongelijkheid van inkomens en armoede vergroot, dan is dit een offer dat de Britten moeten opbrengen om het uiteindelijke doel van een beter concurrerende en kapitalistische markteconomie te bewerkstelligen.

Deze neo-Darwinistische visie komt overeen met de economische filosofie - de 'invisible hand' - van Adam Smith en komt neer op een 'survival of the fit- test'. Sommige politici van de Conservative Party zwakken dit af door te zeggen dat er eerst voldoende prikkels en mogelijkheden aan de 'sterken' in de maat- schappij gegeven moeten worden, opdat de resulte- rende opleving van de economie uiteindelijk na vele jaren ook de 'zwakkeren' (absoluut en niet relatief ge- zien) beter af zou maken. Desalniettemin kan men constateren dat de tien jaar van Mrs. Thatcher geken- merkt worden door een onverbiddelijke keuze voor verbetering van de efficientie van de Britse economie, zelfs als dit tot een meer oneerlijkere verdeling van in- komens leidt. Het uitroeien van het socialisme is voor Mrs. Thatcher een noodzakelijke voorwaarde om dit doe! te bereiken: 'step by step we are rolling back the

frontiers of socialism and giving back power to the people'.

Het temmen van de inflatie

Een van de belangrijkste doelstellingen van Mrs.

Thatcher was het temmen van de inflatie. De inflatie was in 1979 inderdaad schrikbarend, 13,4 procent, maar is daarna gedaald tot 11,9 pro cent in 1981 en 4,9 procent in 1988. Dit is gepaard gegaan met een stijging van de werkloosheid van 4,9 procent in 1979 tot 9,4 procent in 1981 en 8,6 procent in 1988, wat door de meeste economen gezien wordt als de voornaamste kosten van disinflatie. Desalniettemin vallen deze kosten reuze mee wanneer zij vergeleken worden met Duitsland en Nederland. Dit kan men zien als men kijkt naar de berekeningen van de OESO voor de 'sa- crifice ratio', de cumulatieve verhoging van het werk- loosheidspercentage over de jaren 1980-85 ten gevolge van een procent vermindering van de inflatie. De 'sa- crifice ratio' is 1,8 procent voor het Verenigd Konink- rijk, maar 6,8 procent voor Duitsland. Vergeleken met de rest van de OESO-landen scoren Duitsland - en ook Nederland - erbarmelijk, ondanks de prima in- flatieprestaties in deze Ianden. Daarentegen komt Mrs. Thatcher er vrij goed van af. Dit kan als een suc- ces beschouwd worden, maar bij een internationale vergelijking is dat minder relevant dan de vraag of een ander beleid beter geweest zou zijn voor de Britse eco- nomie.

Het temmen van de inflatie was de voornaamste doelstelling van de 1980 'Medium Term Financial Strategy' (MTFS). De MTFS kondigde de vereiste en geplande reducties in de groei van de geldvoorraad ('M3') en van het financieringstekort aan voor devol- gende vier jaren. In de eerste twee jaar van de MTFS faalde het aangekondigde beleid volledig: de geldgroei was zo'n 17 procent in 1980-81 terwijl de doelstelling 6-11 procent was. Dit kan een reden geweest zijn voor de enorme inflatie toendertijd (22 procent in mei 1980). Desalniettemin bleeker een strak monetair be- leid gevoerd te zijn als men kijkt naar de groei in de monetaire basis ('MO') en de stijging van het pond met een kwart gedurende 1979-80! De stijging van het pond is niet aileen een gevolg van de verstrakking van het monetair beleid, maar ook een gevolg van de in- komsten van Noordzee-olie (zie de studies van Willem Buiter en Marcus Miller en van Nicholas Kaldor). Na 1981 zorgde het monetair beleid voor een gestage groei van het nominale inkomen - 7

a

10 procent per jaar - en dit heeft (gegeven een gemiddelde reele groei van 2,8 procent) bijgedragen aan het temmen van de infla- tie.

Een belangrijke vraag is of deze monetaire disinflatie

Rick van der Ploeg Hoogleraar aan het Center for Economic Research van de Katholieke Universiteit Brabant

socialisme en democratie nummer6

(4)

meer werkloosheid veroorzaakte dan strikt noodzake- lijk was. Een alternatief 'nominaal anker' had verkre- gen kunnen worden door toe te treden tot het Euro- pees Monetair Stelsel - de waarde van het pond vast te koppelen aan de mark - en een inkomensbeleid - matigen van lonen ten tijde van belastingverlagingen

- te voeren. Maar dit alternatief druist in tegen het in- stinct van Mrs. Thatcher omdat de wisselkoers en de Ion en dan niet aan het lot van de vrije markt overgela- ten worden. Bovendien vindt Mrs. Thatcher alles wat met Europa te maken heeft verdach ten zal ze nooit be- reid zijn de soevereiniteit van haar monetair beleid aan Duitsland over te dragen. Recentelijk heeft dit een openlijke ruzie met Mr. Nigel Lawson - de minister van Financien - veroorzaakt. Mr. Lawson heeft in zes maanden tijd de korte rente met 6 procent verhoogd om zo de oververhitting van de Britse economie - voornamelijk veroorzaakt door de enorme belasting- verlagingen - en de oplopende inflatie tegen te gaan, maar dit zelfde instrument kan dan niet meer gebruikt worden om de waarde van het pond te stabiliseren.

Mrs. Thatcher heeft zich ook al fel gekeerd tegen de recente plannen van de Commissie-Delors voor ver- dergaande economische en monetaire integratie in Europa, want dit betekent een Verenigde Staten van Europa en aantasting van de Britse soevereiniteit en Iaat te weinig over aan het marktmechanisme.

Sanering van de overheidsfinancien en oververhitting van de economie: een paradox

Een belangrijke doelstelling van Mrs. Thatcher was het doen omslaan van het financieringstekort naar een surplus zodat de staatsschuld afbetaald kon worden.

Dit doet denken aan anarcho-vrijheidsgezinden, zoals Murray Rothbard, die vinden dat oorlog massamoord is, militaire dienst slavernij en belastingheffing diefstal. Deze denkers zien geen enkele rol voor de staat weggelegd. A Is er vraag naar politie en defensie is dan zullen deze vanzelf door de markt geleverd wor- den; een additioneel recht van vrije meningsuiting is onzin omdat het eigendomsrecht om zalen te kopen of te buren en/of folders en boeken te drukken al bestaat. Mrs. Thatcher is niet zo extreem als de anarcho-vrijheidsgezinden omdat ze een heel duide- lijke taak voor de staat op het gebied van de politie, de defensie en het rechtssysteem ziet weggelegd. Ze lijkt daardoor meer op Robert Nozick, die voor een mini- male staat pleit. Mrs. Thatcher's ethische basis voor het 'laissez-faire' kapitalisme, dat wil zeggen dat het egolstische streven naar het eigen belang beter is voor de samenleving dan altrulstische pogingen om wat voor de zwakkeren in de maatschappij te doen, komt overeen met de ideeen van Ayn Rand en het gezin Friedman.

Tot ieders grote verbazing heeft zij dit doe! voor een groot dee! bereikt. Overheidsbestedingen als een per- centage van het nationale inkomen zijn na een tijde- lijke stijging van 43,4 procent in 1979 naar 46,1 pro- cent in 1981 gedaalcf tot 38,6 procent in 1988. Over- heidsinvesteringen daalden in zeven jaar van 5,25 pro- cent tot 2,75 procent. Belastinginkomsten zijn geste- gen van 34,1 procent in 1979 tot 37,8 procent in 1981

en 37,2 procent in 1988, ondanks het feit dat de be- lastingtarieven flink verlaagd zijn. Het financie- ringstekort is van 6,1 procent in 1979 en 4,1 procent in 1981 omgeslagen tot een surplus van 2,4 procent in 1988 en het niveau van de staatsschuld daalt nu al en- kele jaren. Mr. Lawson verwacht voor het komende fiscale jaar een surplus van£ 14 miljard wat ten voile gebruikt kan worden voor afbetaling van de Staats- schuld. In 1992-93 is er ruimte voor een verdere £ 3 miljard aan belastingverlagingen en dan nog zal er een financieringssurplus zijn. Dit is voornamelijk een ge- volg van een reele groei van iets meer dan 3,25 procent over 1981-88 en zelfs 4,5 procent in 1988. Deze sterke groei hangt voornamelijk samen met een sterke groei in consumptieve bestedingen - veroorzaakt door de belastingverlagingen en gedeeltelijk gefinancierd door de kapitaalwinsten op huizen. De spaarzaamheid van de Britse overheid gaat dus gepaard met een uiterst lage spaarneiging van huishoudens. Persoonlijke besparingen - als een percentage van het beschikbare inkomen - daalde.n van ongeveer 13 procent in 1979 naar ongeveer 3 procent in 1988!

Het succes van Mrs. Thatcher dreigt zich nu tegen haar te keren omdat de Britse economie oververhit be- gint te raken. De inflatie is nu al 7,5 procent en het aanbod van goederen kan - na jarenlange trage groei in investeringen - de vraag niet bijbenen. Dit heeft een enorm tekort op de lopende rekening van de beta- lingsbalans, nu een record van£ 14,5 miljard, veroor- zaakt en is de reden dat Mr. Lawson de rente van 7 procent naar 13 procent heeft moeten verhogen om de economie af te koelen.

De situatie waarin de Britse economie zich nu bevindt, is het spiegelbeeld van de Nederlandse economie. Ne- derland wordt immers geplaagd door een hoog finan- cieringstekort en een hoog surplus op de lopende reke- ning van de betalingsbalans, een hoge spaarquote en 'onderkoeling' van de economie.

Werkloosheid: een ramp

Toen Cambridge-economen, waaronder ikzelf, in 1979 voorspelden dat de werkloosheid van 1,5 miljoen tot 4 miljoen zou stijgen, werden we door vele journa- listen, politici en economen voor gek verklaard. Dat Iaatste bleek mee te vallen want de gestandaardiseerde cijfers van de OESO tonen aan dat de werkloosheid 5 procent in 1979, 12,5 procent in 1983 en 10,3 procent in 1987 was. Critici van het beleid van Mrs. Thatcher schrijven deze enorme verhoging van de werkloosheid toe aan een te geringe vraag naar Britse goederen, voortkomend uit een uiterst krap fiscaal en monetair beleid. Ze wijzen ook op de vervreemding van langdu- rig werklozen - 42,6 procent van aile werklozen wa- ren in 1987 voor Ianger dan een jaar zonder werk - van de arbeidsmarkt. Doordat de langdurig werklozen niet meer participeren op de arbeidsmarkt, veroorza- ken ze geen neerwaartse druk op lonen en dus genere- ren ze geen nieuwe vraag naar arbeid.

Mrs. Thatcher daarentegen, hamert er op dat men de oorzaak van de hoge werkloosheid voornamelijk bij de macht van de vakbonden - die de Ionen op onver- antwoorde wijze omhoog stuwen - en de relatief

ho~ vari 'H1 ger, am ver me /i}A kin tiv. sen uit pic kir de nie mG te; set wo M1 zij• AI: me da va1 Eu

set

go• Br· de HE ve1 Stt

COl

licl de Th no He Ee· wa de vit Ve co. tw va he cu de YO YO ge· pr co De ge! wa

(5)

hoge uitkeringen moet zoeken. Sir Keith Joseph, een van Mrs. Thatcher's goeroes, zei al op 21 mei 1979:

'Het belangrijkste obstakel voor volledige werkgele- genheid en meer we/vaart word/ gevormd door een aan de Ludditen herinnerende vakbeweging, die on- verschillig, zo niet vijandig staat tegenover de consu- ment (van wie het scheppen van banen toch uiteinde- /ijk afhangt); en die vaak - niet altijd - een verster- king van de concurrentiepositie en een hogere produk- tiviteit in de weg staat door overbodige arbeidsplaat- sen te verdedigen en zo bedrijven en banen de wereld uit te he/pen - , zo ze a/ ter wereld kwamen. 'De 'Em- ployment Acts' van 1980, 1982 en 1984 verbieden sta- kingen uit solidariteit met andere arbeiders en braken de macht van de vakbonden op een aantal andere ma- nieren. De minister voor werkgelegenheid - Mr. Nor- man Tebbit - gaf als advies aan werklozen minder lui te zijn: 'Get on your bike and find a job'. Een 'weten- schappelijke' onderbouwing van dit arbeidsbeleid wordt door Mrs. Thatcher's meest geliefde econoom - Patrick Minford - gegeven. Het is duidelijk dat Mrs. Thatcher en haar regering een slechte aanbod- zijde van de economie als de grote zondebok zien.

Als men de verhoging van de werkloosheid vergelijkt met de verlaging van de intlatie (de 'sacrifice ratio'), dan komt het Verenigd Koninkrijk er stukken beter van af dan Duitsland of Nederland. Immers heel Europa wordt geplaagd door werkloosheid op grote schaal. De econometristen Charles Bean en James Sy- mons hebben Iaten zien dat een gebrek aan vraag naar goederen voor bijna de helft de verhoging van de Britse werkloosheid verklaart en dat het opheffen van de inkomenspolitiek die gevoerd werd ten tijde van de Heath- en Ca/laghan-regeringen bijna de andere helft verklaart. Deze studie en die van Richard Layard en Steven Nickell geven aan dat meer 'corporatisme', consensus en een succesvolle inkomenspolitiek wel- licht betere resultaten zou opleveren. Zo'n coalitie met de vakbonden past niet in de politieke visie van Mrs.

Thatcher en daarom verklaarde zij meteen a! 'There is no alternative'.

Het wonder van de produktiviteit?

Een andere belangrijke doelstelling van Mrs. Thatcher was het verbeteren van de efficientie en de aanbodszij- de van de economie en het verhogen van de produkti- viteit. Voor 1973 was de produktiviteitsgroei in het Verenigd Koninkrijk lager dan de vijf belangrijkste concurrenten - behalve de Verenigde Staten. De tweede helft van de jaren zeventig gaf een vertraging van de produktiviteitsgroei in aile Ianden te zien, maar het Verenigd Koninkrijk scoorde beter dan aile con- currenten- behalve Japan. In de periode 1973-87 was de gemiddelde produktiviteitsgroei zo'n 2,5 procent voor het Verenigd Koninkrijk en maar 1,5 procent voor bijvoorbeeld Duitsland. Maar men moet niet ver- geten dat v66r de verkiezingen in 1979 het absolute produktiviteitsniveau ongeveer 30

a

40 procent bij de concurrenten achterbleef.

De redenen voor deze sterke produktiviteitsgroei lig- gen niet zo zeer bij de opbloei van de investeringen, want hiervan is maar sinds korte tijd sprake, als wel bij

de zeer snelle groei van produktiefactoren. De groei was voornamelijk geconcentreerd in de traditionele industrietakken, maar ook in bouw, distributie, trans- port en bankwezen en andere diensten. Over de meer specifieke oorzaken van de produktiviteitsgroei bestaat onder Britse economen onduidelijkheid: het wegwerken van inefficiente arbeiders (maar Charles Bean en James Symons tonen aan dat dit niet een sterk effect geweest kan zijn); een Schumpeteriaanse 'or- kaan van innovaties' in met name de computertech- niek (maar dan zou dit een wereldwijd fenomeen moe- ten zijn); het sluiten van inefficiente fabrieken (maar dat zou een tijdelijk effect geweest moeten zijn). Het kan ook zijn dat de hoge produktiviteitsgroei een ge- volg is van efficien ter management - teweeg gebracht door meer overnames en concurrentie en door de prik- kels die uitgaan van lagere belastingen, of van verbe- terde training van de arbeidskrachten (maar die heeft nauwelijks plaatsgevonden). Een laatste oorzaak kan het afbreken van de macht van de vakbonden zijn - denk bijvoorbeeld aan de krantenindustrie. Het is des- alniettemin duidelijk waarom vele economen en poli- tici de Britse produktiviteitsgroei een mirakel noemen. Er is ook een keerzijde: de investeringen die de pro- duktiviteit helpen verbeteren worden vooral gelmpor- teerd en dit heeft een desastreus gevolg voor de beta- lingsbalans.

De grote vraag voor de toekomst is of de verhoging van de Britse produktiviteitsgroei permanent is. Als dit succes van Mrs. Thatcher, en de verlaging van de intlatie, blijvend zijn, dan kan het zijn dat de kosten - hoge werkloosheid en armoede gedurende de laat- ste tien jaar - de moeite waard waren. Ik betwijfel het.

Ongelijkheid van ink omens: de prijs van efficientie De kloof tussen inkomens in het noorden en het zui- den van het Verenigd Koninkrijk is enorm vergroot gedurende de laatste tien jaar. Een recent onderzoek toonde aan dat meer dan de helft van aile manage- mentbanen in Zuidoost-Engeland en een verdere 10 procent in Zuid-centraal-Engeland gelokaliseerd zijn.

De bouw van de Kanaaltunnel zal dit nog versterken.

De Midlands en East Anglia zijn goed voor bijna 15 procent van de betere banen, Wales maar 1,6 procent en Schotland maar 2, 7 procent. Een belangrijke factor is de 'Big Bang', de openstelling van financie!e mark- ten in Londen, geweest. Dit heeft tot hoge salarissen van drie tot zeven ton en 'golden hello's' in de vorm van een gratis Porsche voor vee! twin tigers geleid. Een en ander bracht een enorme stijging van prijzen voor huizen in het zuiden met zich mee. Daarbij is het in zuid-Engeland vee! gemakkelijker om met behulp van een extra (belastingvrije) hypotheek duurzame con- sumptiegoederen te kopen. Voor de arbeidsmobiliteit is dit alles uiterst tragisch, want een werkloze uit New- castle zal, zelfs als er een baan in Zuid-Engeland voor hem is, deze niet kunnen nemen omdat het onmogelijk is een redelijk dak hoven het hoofd te vinden.

De prijzen voor huizen in bijvoorbeeld East Anglia zijn van 95 procent van gemiddelde prijzen in 1979 naar 115 procent in 1988 gestegen, terwijl dit voor

socialisme en democratie nummer6

(6)

Noord-Engeland en Schotland 105 procent in 1979 en 72 procent in 1988 was. Binnen een stad als Londen zijn er ook enorme tegenstellingen: de rijkdom van Hampstead, South Kensington en Knightsbridge ver- sus de armoede van Hackney, Leighton en Brixton leidt tot sociale onrust. De rellen in Brixton en in Bristol waren daar een schrikbarend voorbeeld van.

Meer dan 90 procent van de Britten vindt dat Mrs.

Thatcher een tweedeling in de maatschappij teweeg- brengt en meer dan 70 procent vindt dat ze niet is be- gaan met het Jot van arbeiders en 'gewone mensen'.

De vergroting van de kloof tussen arm en rijk wordt als de Achilles-hie! van Mrs. Thatcher's beleid erva- ren.

De hoogste belastingschijf is van 83 procent naar 40 procent verlaagd. Voor veelverdieners betekent dit 3,5 keer zoveel netto inkomen en het Verenigd Koninkrijk is dus een belastingparadijs voor deze lieden gewor- den. De minder verdienenden zijn, vooral door een sterke verhoging van de omzetbelasting en een beknot- ting van uitkeringen, er netto gezien op achteruit ge- gaan. De verlaging van marginale belastingtarieven heeft niet zo zeer een verbetering van de aanbodzijde van de economie teweeg gebracht, als wei recentelijk tot een vergroting van de vraag en zelfs tot oververhit- ting van de economie geleid.

Charles Bean en James Symons tonen aan dat niet ai- leen de ongelijkheid tussen netto-inkomens vergroot is, maar ook de ongelijkheid tussen bruto-inkomens - met name de kloof tussen 'manual' en 'non- manual' werknemers. Een-ouder gezinnen met kinde- ren gingen er met name op achteruit; in de periode 1979-86 gingen die gezinnen uit het Jaatste kwartiel van de inkomensverdeling er in reele termen met 23 procent op achteruit.

De politieke macht van Mrs. Thatcher

Gedurende de laatste tien jaar hebben de Conservati- ves zich meester gemaakt van de staat en heeft de op- positie, zowel de Labour Party als de mislukte Social Democratic Party, nagenoeg geen invloed op het be- leid gehad. Dit is opmerkelijk omdat zo'n 66-68 pro- cent de Conservatives niet steunt. Mrs. Thatcher heeft drie verkiezingen gewonnen voornamelijk vanwege het oneerlijke non-proportionele kiesstelsel, alhoewel het merendeel van de stemmers en van degenen die niet stemmen tegen haar beleid is. De Gallup Poll toont aan dat Thatcher minder steun heeft dan de steun waarvan Callaghan, Wilson, Home, Attlee, Chur- chill, MacMillan en Eden konden genieten. Waarom kan een overheid die door een minderheid gesteund wordt dan zo'n grote invloed op de maatschappij heb- ben?

Het is te makkelij k om dit toe te schrijven aan een ho- peloze en visieloze Labour Party onder het zwakke Jei- derschap van Michael Foot en nu Neil Kinnock. De oorzaak ligt waarschijnlijk veel meer bij de onvoor- waardelijke steun van de Britse gevestigde orde en ka- pitalistische belangen. Mrs. Thatcher heeft haar ster- ke greep op de maatschappij nog verstevigd door Ru- pert Murdoch en de andere baronnen van de rechtse pers (Sun, Daily Star, Daily Telegraph), die op

schaamteloze wijze de filosofie van Mrs. Thatcher propaganderen en Mr. Kinnock belachelijk maken, te belonen met lintjes en andere eerbetuigingen. Er is maar een populaire krant die Mrs. Thatcher niet ge- dwee steunt (Daily Mirror). Een ander voorbeeld van manipulatie van de media is de voortdurende aantij- ging van Jeden van haar kabinet dat de verslaggeving van de BBC anti-Conservative zou zijn. Dit heeft te maken met de geringe interesse die Mrs. Thatcher toont voor de vrijheid van meningsuiting en andere burgerrechten. Het resolute optreden in de Falklands oorlog en haar beroep op nationalistische gevoelens heeft ook bijgedragen tot haar succes. Mrs. That- cher's aanmoediging tot het bezit van een eigen huis en aandelen heeft van vele arbeiders Conservatives ge- maakt. Mrs. Thatcher pleitte ten tijde van de verkie- zingen in 1983 voor een grootschalige verkoop van 'council houses' om het bezit van een eigen woning aan te moedigen en om de overheidsfinancien te verbe- teren. Labour was hier fel op tegen en dit bleek later een kostbare politieke fout. Labour had er beter aan gedaan de verkoop van 'council houses' aan te moedi- gen en de daarbij verkregen gelden te gebruiken voor meer volkshuisvesting.

Zelfs binnen de Conservative Party is haar macht on- verbiddelijk en luistert ze weinig naar advies. Meer dan driekwart van haar ministers in 1979 is ontslagen, weggepromoveerd ofweggegaan. De Westland affaire in 1986 is een bekend voorbeeld van zo'n politiek con- flict en heeft tot het vertrek van Michael Heseltine, die voor de Europese optie pleitte, geleid. Een bekend grapje steekt hier de draak mee: 'Geheel tegen haar ge- woonte en in een plotselinge opwelling om uit de band te springen nam Mrs. Thatcher at haar ministers mee naar een duur restaurant. Gevraagd wat zeals hoofd- gerecht wilde, antwoordde ze: "Een biefstuk". En wat de groenten betreft? "Ach", zei Thatcher, "geef hen ook maar een biefstuk. "' Sommigen beweren dat de 'Spitting Image' versie van Mrs. Thatcher door haar zelf gespeeld wordt. Ze heeft definitief met de in- vloed van Ted Heath en de 'wets' op haar beleid afge- rekend.

Haar politieke macht heeft Mrs. Thatcher ook verste- vigd in een verwoede strijd met de veelal linkse ge- meentebesturen. In deze strijd werd ze gesteund door een rechtse pers die de wethouders van de Labour Par- ty steevast bestempelde als de 'Loony Left' zonder in- houdelijk op hun beleid in te gaan. Veel van de verha- len werden door de pers uit de duim gezogen (in de trant van bijvoorbeeld weer een Jinkse subsidie in Islington voor zelfverdedigingscursussen voor Jesbi- sche dwergen tegen de born). Ken Livingstone was ontzettend populair onder Londeners met het beleid van de Greater London Council (denk bijvoorbeeld aan het goedkope openbare vervoer), maar deson- danks is het Mrs. Thatcher gelukt de macht van deze Council volledig te breken. Hetzelfde verhaal geldt voor de linkse gemeentebesturen van Liverpool en an- dere grote steden. Een van de instrumenten die hier- voor gebruikt wordt is een grote korting op gemeente- subsidies wanneer de gemeente een te groot financie- ringstekort heeft. Zo'n beleid raakt met name de ge-

me• ten ble1 cen Ee1 rna bot we1 wo tab de He Mr sin niu ha; leu jaa flu ho• 19! gn

VOl

te I aa1 De un: Ha eni eer Hi· ve1 M1 a1s reJ, set

M~

Mi toe sch een sat cht me na; rer Va ha he: ve• In1 vn we be da ci te1

(7)

meenten met vee! armoede en werkloosheid omdat die ten tijde van een recessie vanzelf in de financiele pro- blemen raken. Dit beleid heeft tot een concentratie en centralisatie van politieke macht geleid.

Een ander voorbeeld van Mrs. Thatcher's resolute manier van het versterken van haar macht is de sym- bolische strijd die ze van Arthur Scargill en zijn mijn- werkers, met behulp van krachtig politieoptreden, ge- wonnen heeft. De marginalisering van het linkse es- tablishment - de universiteiten, de kerk, de media en de BBC - verstevigde ook haar politieke macht.

Het conservatisme van Mrs. Thatcher

Mrs. Thatcher is de eerste Britse minister-president sinds Lord Liverpool die voor meer dan een decen- nium aan de macht is. De storm van publiciteit die om haar been waait is te vergelijken met het zilveren jubi- leum van Koning in Elisabeth II in 1977 en de 60e ver- jaardag van de koningin in 1986. Er wordt zelfs ge- fluisterd dat Mrs. Thatcher met een kroon op haar hoofd naar bed gaat. Toen haar kleinzoon in maart 1989 werd geboren, zei ze tegen de pers 'We are a grandmother'. Ze leidt niet aan een gebrek aan gevoel voor eigenwaarde en kan, in tegenstelling tot de mees- te Britten, slecht om haarzelf lachen. De ministers die aangebleven zijn gedragen zich als trouwe honden.

Deze schaamteloze manier van aan de weg timmeren is uniek.

Haar aversie tegen Europa en haar liefde voor de Ver- enigde Staten is overduidelijk. Mrs. Thatcher heeft een 'special relationship' met Mr Reagan opgebouwd.

Hierover is een prachtige spot-poster in omloop die de verliefde Mrs. Thatcher, gedragen in de armen van Mr. Reagan en opgeblazen door een kernbom toont, als de hoofdrolspelers in 'Gone with the wind'. Deze relatie werd vooral gekenmerkt door het gemeen- schappelijke doe! het socialisme de kop in te drukken.

Maar de speciale relatie die ze nu blijkbaar ook met Michael Gorbatsjow en Lech Walesa onderhoudt, toont aan dat deze opvatting te simplistisch is. Waar- schijnlijk worden deze relaties toch ook gevoed door een gemeenschappelijke missie een radicale reorgani- satie van het systeem te bewerkstelligen. Mrs. That- cher's kracht als wereldleider houdt vooral verband met het feit dat ze een workaholic en een keiharde, dy- namische politicus met visie en een missie - een IJze- ren Dame - is.

Vaak wordt beweerd dat ze een groot gedeelte van haar kracht en macht verkrijgt door haar vrouwelijk- heid uit te buiten. Dit wit dan nog niet zeggen dat ze vee! voor de vrouw in de samenleving gedaan heeft.

lntegendeel, Mrs. Thatcher vindt dat de rol van huis- vrouw heel waardevol is en haar beleid heeft het vrou- wen niet makkelijker gemaakt toe te treden tot dear- beidsmarkt. Voor feministen moet het tragisch zijn dat een van de weinige succesvolle, vrouwelijke politi- ci een sterk anti-vrouwenbeleid voert. Het immigran- tenbeleid van Mrs. Thatcher en haar regering is niet

bepaald vooruitstrevend te noemen en vaak wordt een beroep gedaan op latente nationalistische en racisti- sche gevoelens om dit beleid te verdedigen. Recente- lijk zijn ook de vrijheid van meningsuiting en de rech- ten van homoseksuelen aangetast. In dit opzicht lijkt Mrs. Thatcher meer op een ouderwetse conservatieve politicus - die de nadruk legt op traditie en patriot- tisme - dan op een vrijheidsgezinde liberaal.

Literatuur

I. Charles Bean en James Symons, 'Ten years of Mrs. T. ', discussion paper No. 316, Centre for Economic Policy Research, Londen, Aprill989.

2. Peter Boelhouwer. 'Volkshuisvesting en marktmecha- nisme - Het voorbeeld van de Britse 'council houses', Socialisme en Democratie 1986/3, biz. 81-86.

3. Willem Buiter and Marcus Miller, 'Changing the rules:

Economic consequences of the Thatcher regime', Broo- kings Papers on Economic Activity 1983/2, biz.

305-365.

4. J. Denis en Ian Derbeyshire, Politics in Britain - From Callaghan to Thatcher, Chambers Political Spotlights, Cambridge: University Press, 1988.

5. Rudiger Dornbusch en Richard Layard (red.), The per- formance of the British economy, Oxford: Oxford Uni- versity Press, 1987.

6. David Friedman, The machinery of freedom, 2e druk, New York: Arlington House, 1978.

7. Milton en Rose Friedman, The tyrrancy of the status quo, Harmondsworth: Penguin, 1985.

8. Milton en Rose Friedman, Free to choose, Londen: Sec- ker/Warburg, 1980.

9. David G. Green, The New Right- The counterrevoluti- on in political and economic thought, Brighton: Har- vester Wheatsheaf, 1987.

10. Nicholas Kaldor, The economic consequences of Mrs.

Thatcher, Fabian Tract 486, Londen: Fabian Society, 1983.

II. Richard La yard en Stephen Nickell, 'The Thatcher mir- acle?', American Economic Review (Papers and Procee- dings), 1989.

12. Kenneth Matthews en Patrick Minford, 'Mrs. That- cher's economic policies 1979-87', Economic Policy 1987/5, biz. 57-102.

13. Geoffrey Maynard, The economy under Mrs. Thatcher, Oxford: Basil Blackwell, 1988.

14. Patrick Minford, Unemployment: Cause and cure, Ox- ford: Martin Robertson, 1983.

15. Robert Nozick, Anarchy, state and utopia, London:

Blackwell, 1974.

16. Ayn Rand, The virtue of selfishness, New York: Signet, 1964.

17. Peter Riddell, The Thatcher government, Oxford:

Blackwell, 1985.

18. Murray Rothbard, For a new liberty: The Libertarian Manifesto, 2e druk, Londen en New York: Collier en MacMillan, 1978.

19. Roger Scruton, The meaning of conservatism, 2e druk, Londen: MacMillan, 1984.

20. Adam Smith, The wealth of nations, Londen: Dent, 1977 (1776).

21. Alan Walters, Britain's economic renaissance, Oxford:

Oxford University Press, 1986.

195

socialisme en democratie nummer6

(8)

Alan Day Van 1968 tot 1973

hoojdredacteur van Socialist Affairs, het tijdschrift van de Socialistische 1nternationale.

Sindsdien werkzaam bij een grote Britse uitgeversmaat- schappij. Hij is lid van de Labour Party

N og is Labour niet veri oren

Januari vorig jaar werd Margaret Thatcher de !angst zittende Britse premier van deze eeu w. In juni dit jaar zal ze een decennium achtereen aan het hoofd staan van een Conservatieve regering wier rechts-radicale hervormingsijver geen tekenen van slijtage vertoont.

Niemand ter linker- of rechterzijde betwijfelt dat in deze periode het politieke Ieven in Groot-Brittannie volledig is omgevormd en dat de naoorlogse sociaal- democratische consensus, waarbinnen Labour en de Conservatieven zich bewogen, doorbroken is. En het einde is nog niet in zicht van wat een linkse commenta- tor heeft omschreven als de meest omvattende sociaal- economische tegen-revolutie van een heersende klasse in Europa sinds de dagen van het fascisme.' Het pro- ject van Thatcher beoogt niets minder dan de volledige vernietiging van de naoorlogse consensus en de ver- vanging daarvan door een gerevitaliseerde, zuivere vorm van kapitalisme, die gebaseerd is op de heer- schappij van de markt en het individu in plaats van op sociale en collectieve verantwoordelijkheid. Tegelijk is het Thatcher's ambitie om het 'socialisme' als poli- tieke factor in Groot-Brittannie voorgoed uit te ban- nen en voor zover haar macht toereikend is ook elders in de wereld.

Wat is de plaats van Labour tegen deze achtergrond?

Kort gezegd: verbijsterd en gedesorienteerd is Labour nog steeds aan het bijkomen van haar derde achter- eenvolgende verkiezingsnederlaag. Dat Labour er in 1987 - onder het verjongde leiderschap van Neil Kin- nock - in slaagde om de neergaande lijn om te buigen verzachtte de nederlaag enigszins. Maar de 31,6 pro- cent die Labour haalde was maar 3 ,9 procent hoger dan de uitslag van 1983, die het dieptepunt voor de partij was sinds 1918. Hoewel de Conservatieven Iicht terugvielen van 42,4 procent naar 42,3 procent (tegen 43,9 procent in 1979) zorgde het districtenstelse1 voor een overweldigende parlementaire meerderheid voor Thatcher. Van groot belang was dat de hoge verwach- tingen omtrent de sociaal-liberale alliantie niet uit- kwamen, hoewel de twee centrumpartijen voldoende stemmen tegen Thatcher verzamelden (respectievelijk 9,8 procent en 12,8 procent) om de kansen op een vol- ledig herstel voor Labour te ondermijnen. Een andere belangrijke factor was Labour's keuze voor eenzijdige nucleaire ontwapening, waardoor vee! potentiele kie- zers werden afgeschrikt die ondanks hun bedenkingen tegen de binnenlandse politiek van de Conservatieven overtuigd waren dat de landsverdediging beter aan hen kon worden toevertrouwd.

Vlak na de verkiezingen verklaarden talloze commen- tatoren dat Labour op sterven na dood was vanwege allerlei sociologische, economische en politieke rede- nen. 2 In zijn invloedrijke boek Mrs. Thatcher's Revo-

lution schreef de bekende columnist Peter Jenkins dat het socialisme zoals dat door Labour wordt vertegen- woordigd 'te vee! naar het verleden riekt' en tot 'een uitstervende soort' behoort. 3 Jenkins, eens een aan- hanger van Labour, kritiseerde de partij met het en- thousiasme van de afvallige en beargumenteerde dat Labour zichzelf in de regeringen van de jaren zeventig had uitgeput en haar eigen graf had gegraven door de weg te effenen voor het Thatcherisme. Anderen heb- ben deze analyse een internationaal tintje gegeven en stellen dat de problemen van Labour symptomatisch zijn voor de diepe crisis waarin het socialisme in al zijn vormen over de gehele wereld verkeert. Als zelfs de communistische regimes in Oost-Europa hals over kop hun economieen dereguleren en privatiseren, welke kansen hebben democratisch-socialistische par- tijen dan nog om kiezers te overtuigen van een beleid dat voorziet in een sterke rol van de staat en in vormen van collectieve in plaats van individuele verantwoor- delijkheid?

Degenen die dergelijke vragen stellen weten meestal al tevoren het antwoord: vergeet het maar! Maar zoals geldt voor vee! politieke vanzelfsprekendheden is ook dit antwoord nog lang niet zo zeker. Wie iets verder in zijn herinnering teruggaat en nog niet bevangen is door de betovering van het Thatcherisme weet dat er redenen zijn om te geloven dat nog niet alles verloren is voor het democratisch-socialisme in Groot-Brittan- nie en dat vroeger of later de slinger weer de andere kant op zal gaan. Er kan geen twijfel over bestaan dat Thatcher de termen van het politieke debat een eind naar rechts heeft verplaatst. Maar de overtuiging dat ze Labour tot een permanente oppositie heeft veroor- deeld doet den ken aan de algemene indruk na de over- weldigende verkiezingsoverwinning van Labour in 1945 dat de Conservatieven nooit meer een regering zouden kunnen vormen. Dat deze verwachting al na zes jaar gelogenstraft werd verhinderde niet dat de te- genovergestelde redenering postvatte in de jaren vijf- tig gedurende de Conservatieve hegemonie. En toen Labour in de jaren zestig de macht heroverde waren er velen die in Labour de vanzelfsprekende regeringspar- tij zagen.

AI deze overtrokken voorspellingen zouden toch dege- nen die in een eeuwig durende Conservatieve domi- nantie geloven te denken moeten geven. Sterker nog:

de huidige situatie is lang niet in aile opzichten zo on- heilspellend voor democratisch links. Er zijn duide- lijke aanwijzingen dat de 'Thatcher revolutie', on- danks een dramatische invloed op tal van gebieden, wellicht eerder heeft geleid tot een versterking dan tot een verzwakking van de sociale overtuigingen die La- bour traditioneel heeft willen vertegenwoordigen. Te-

gen her, doe in ( het var laa· gez we( ven Th: De we1 eer

OV(

Da lijk fan en kie me wij

ge~

ste' ket bli: La· wa He sio

ga1

zin wa ev( Er eJe,

VO<

All 57, der rin; kre eff, ste· ver

VOl

lin ste me

VOt

po pic ka Ki: vo ste set Ee we ee1 br:

(9)

gen deze achtergrond is Labour met een diepgaande heroverweging van aile aspecten van haar beleid doende teneinde de beginselen van de partij te vertalen in een samenhangend en realistisch alternatief voor het Thatcherisme. Vee! zal afhangen van de uitkomst van deze heroverweging, die door velen en niet in de laatste plaats door de Ieiding van de partij zelf, wordt gezien als wellicht de laatste kans voor de partij om weer een plaats te veroveren midden in het politieke Ie- ven.

Thatcher's 'economisch wonder'

De reeks obstakels die een opleving van Labour in de weg staan is ontegenzeggelijk lang en schrikt af. Aller- eerst is daar natuurlijk Thatcher zelf en haar unieke overheersing van het politieke toneel. De 'IJzeren Dame' is niet erg geliefd bij het Britse publiek (derge- lijke gevoelens zijn voorbehouden aan de koninklijke familie), maar wordt wei door zeer velen bewonderd en gerespecteerd, in het bijzonder door vrouwelijke kiezers. Opinie-onderzoeken Iaten zien dat men meer met haar dan met de Conservatieve partij instemt, ter- wijl in het geval van Labour en Kinnock het beeld om- gekeerd is. Dat laatste betekent dat Kinnock nog steeds geen echt vertrouwen geniet. Sommigen trek- ken hieruit de conclusie dat de Conservatieven zullen blijven winnen zolang Thatcher hun Ieider is en dat Labour onder Kinnock zal blijven verliezen. Als dat waar zou zijn verkeert Labour in grote moeilijkheden.

Hoewel ze met haar 63 jaar officieel rijp is voor pen- sionering heeft Thatcher Iaten weten dat ze door wil gaan, ook na de volgende verkiezingen en de verkie- zingen daarna. En bij Labour is geen wisseling van de wacht te voorzien, althans niet voorafgaand aan een eventuele nieuwe verkiezingsnederlaag.

Er zijn echter noch overtuigende bewijzen voor de electorale onoverwinnelijkheid van Thatcher noch voor de permanente electorale zwakte van Kinnock.

Alles bijeen was het aantal stemmen tegen Thatcher 57,7 procent en opiniepeilingen Iaten zien dat ze min- der populair is dan haar voorgangers, met uitzonde- ring van de onfortuinlijke Edward Heath. Kinnock kreeg vee! bijval voor de verkiezingscampagne die vee!

effectiever was dan voorgaande en heeft sindsdien een sterkere greep op de partij, die nog steeds gemakkelijk vervalt tot grote verdeeldheid. Bij de verkiezingen voor het leiderschap won hij gemakkelijk van zijn linkse opponent Tony Benn met 88,6 procent van de stemmen. En eindelijk kan hij zich enigszins meten met de premier in parlementsdebatten en heeft Labour voor het eerst in jaren in de opiniepeilingen een gelijke positie met de Conservatieven bewerkstelligd. Een plotseling vertrek van Thatcher uit de politiek zou de kansen van Labour aanmerkelijk vergroten, maar Kinnock, die pas 46 jaar oud is, heeft voldoende tijd vocr de komende verkiezingen om zijn positie te ver- sterken en een succesvolle uitdager te zijn van de Con- servatieven.

Een dergelijke uitdaging moet een levensvatbaar ant- woord inhouden op de bewering van Thatcher dat ze een Brits 'economisch wonder' tot stand heeft ge- bracht. Het probleem voor Labour is dat ze daar niet

geheel ongelijk in heeft. Na drie decennia van relatieve neergang, heeft de Britse economie de laatste jaren de hoogste groeicijfers van de westerse wereld gereali- seerd. Het pond sterling is niet meer de eeuwig zwakke munt. Per hoofd van de bevolking is de produktiviteit sterk gestegen en stakingen zijn sinds de nederlaag van de mijnwerkers in 1984-1985 niet meer in de Britse in- dustrie voorgekomen. Tot voor kort leek de regering op weg om het doe! van uitbanning van inflatie te rea- liseren, zodat het beschikbaar inkomen van de wer- kende bevolking met een jaarlijks gemiddelde van 3 procent in de periode 1981-1987 steeg. Recordwinsten voor de ondernemingen hebben tot een ongekend ver- trouwen van het bedrijfsleven geleid en hebben bijge- dragen tot een aantal overnemingen van buitenlandse bedrijven, vooral in de Verenigde Staten, dat niet meer voor is gekomen sinds de dagen van het vooroor- logse Britse imperialisme. Record-inkomsten van de BTW, inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting gingen hand in hand met overvloedige inkomsten van de olievelden op de Noordzee en inkomsten uit de pri- vatisering van overheidsbedrijven. De minister van Fi- nancien Nigel Lawson heeft de laatste twee jaar een overschot gehad op zijn begroting - iets wat ondenk- baar was onder Labour regeringen - waarmee flinke delen van de nationale schuld zijn afbetaald.

Tegenover deze bewijzen van economische omslag loopt Labour het risico om van een gebrek aan patrio- tisme beschuldigd te worden als ze een geheel ander beeld schildert. Labour ondervindt vee! schade door het contrast, dat de regering keer op keer benadrukt, met de chronische economische crises, oplopende in- flatie, !age produktiviteit en eindeloze industriele con- flicten van de jaren '70. Zelfs de kern van de kritiek van Labour op het 'economische wonder' van de To- ries - namelijk dat het gerealiseerd is ten koste van massale werkloosheid en gefinancieerd is met olie- inkomsten die in het herstel van de Britse industrie hadden moeten worden gelnvesteerd - spreekt steeds minder mensen aan.

Tot nog toe was eenieder ervan overtuigd dat een Britse regering niet Ianger dan een zittingsperiode kon over! even met een werkloosheidscij fer van meer dan een half miljoen. Thatcher heeft dat ontkracht door twee keer de verkiezingen te winnen met meer dan drie miljoen werklozen. Opiniepeilingen Iaten zien dat men zich het meeste zorgen maakt over werkgelegen- heid, maar uit de verkiezingen blijkt dat de werkende meerderheid geneigd is het Conservatieve argument te onderschrijven dat werkloosheid een ongelukkig bij- verschijnsel is van hedendaagse economieen. Enigs- zins ironisch is, althans voor Labour, dat de werkloos- heid in februari di t jaar voor het eerst sinds 1981 onder de twee miljoen is gedaald. Het doe! van Labour bij de verkiezingen van 1987 om binnen twee jaar de werk- loosheid met een miljoen terug te brengen is zo met ge- mak door de Conservatieve regering bereikt.

Maar zelfs als de werkloosheid niet meer de achilles- hie! is van het economisch beleid, dan blijven er ge- noeg andere zwakke punten over voor Labour om de regering onder druk te zetten. De enorme groei in con- sumptie heeft het handelstekort tot een kollosale 13

socialisme en democratie nummer6

(10)

miljard pond doen oplopen, drie maal zo hoog als de voorspellingen van regeringswege en verhoudingsge- wijs hoger dan het tekort van de Verenigde Staten. Economische groei is toegespitst op de dienstensector en ten koste gegaan van de industriele produktie, die sinds kort weer hetzelfde niveau heeft bereikt als in 1979 toen Labour de regering verliet. De Britse versie van de Noord-Zuid tegenstelling is verscherpt onder de Conservatieven: investeringen zijn geconcentreerd in deal rijke gebieden ten Zuiden van Birmingham die Tory stemmen, terwijl de gebieden waar op Labour wordt gestemd, in het Noorden van Engeland en Schotland, worden verwaarloosd. Chronisch ver- waarloosd worden ook, door het hele land, de bin- nensteden die aan de markt worden overgelaten en langzaam verpauperen temidden van oplopende mis- daad, vandalisme en milieubederf. Verder is recente- lijk de belangrijkste bewering van de regering - dat de inflatie zou zijn bedwongen - onderuit gehaald nu de jaarlijkse inflatie ineens opgelopen is tot 7,5 pro- cent. Terwijl andere belangrijke veranderingen in het economische beleid (zoals de vermindering van de strikte monetaire controle en het verlaten van de doelstelling om een netto vermindering van de pu- blieke uitgaven te realiseren) konden worden gepre- senteerd als onderdeel van een succesvolle economi- sche strategie is de regering nu duidelijk uit het lood geslagen door terugkerende inflatie gecombineerd met een verslechterende handelsbalans. Het antwoord daarop, een ongekende verhoging van de rentetarie- ven, is niet goed ontvangen door de steunpilaren van de regering in het bedrijfsleven en door huiseigenaren met hypotheekschulden.

Het maatschappelijk klimaat

Men zou kunnen zeggen dat de ontwikkeling van de Britse samenleving onder Thatcher Labour op harde wijze geconfronteerd heeft met problemen die in deja- ren '60 en '70 al aan het Iicht waren getreden. De harde kern van haar electoraat - de georganiseerde werkne- mers in de industrie - boet steeds meer aan betekenis in en Labour is er tot dusverre niet in geslaagd om ter compensatie daarvan vaste steun te verwerven in de nu bestaande, meer heterogene en mobiele, beroepsbe- volking - waaronder vee! mensen in middle class- omstandigheden met dito aspiraties. Het aantal vak- bondsleden is nog steeds groot in vergelijking met de meeste andere gei"ndustrialiseerde Ianden, maar is niettemin gedaald van 12 miljoen in 1980 tot minder dan 9 miljoen in 1988. Minder dan 50 procent van aile vakbondsleden stemde in 1987 Labour; de Conserva- tieven daarentegen beginnen steeds meer aanhang te krijgen in de 'oude' en 'nieuwe' delen van de arbei- dersklasse, en in het bijzonder onder het snel toene- mend aantal werkende vrouwen.

De verkoop van gemeentewoningen aan huurders, een kernpunt in Thatcher's programma, blijkt bij de be- volkingsgroepen om wie het gaat erg populair te zijn, hetgeen Labour tot een draai van 180 graden heeft ge- dwongen. Haar oorspronkelijk stand punt kan ook ai- leen maar dwaas worden genoemd, ingegeven als het was door een mengeling van 'socialistisch paterna-

lisme' en angst om haar electorate greep op de bewo- ners van een verslechterend gemeentewoningen- bestand te verliezen. Het resultaat is nu dat zo'n 70 procent van aile huishoudens in Engeland over een eigen huis beschikt en dee! heeft aan de bij Conserva- tieven zo favoriete 'bezits-democratie'. Daarnaast heeft het privatiseringsbeleid van de regering ertoe ge- leid dat het aantal personen dat over aandelen e.d. be- schikt van 3 naar 9 miljoen is gestegen. Zo is een om- vangrijke nieuwe klasse van 'kleine kapitalisten' ont- staan, die bij de gezondheid van Thatcher's markt- economie direct belang heeft.

Een probleem voor Labour is ook de ondersteuning door een groot dee! van de publieke opinie - en niet in de laatste plaats door gewone vakbondsleden - van Thatcher's keiharde vakbondswetgeving. Nog geen decennium geleden bevonden de vakbonds-baronnen zich in het centrum van de politieke macht en hadden zij meer invloed dan ministers of parlementariers. Sta- kingen waarmee !outer deelbelangen waren gediend, en die onevenredige schade aanrichtten, leken het ken- merk bij uitstek van de arbeidsverhoudingen in Enge- land te zijn geworden. Een en ander liep uit op de be- ruchte 'winter van het grote ongenoegen', in 1978- 1979, toen de bonden in de publieke sector het maat- schappelijk Ieven in een dee! van het land ontwricht- ten. Die gebeurtenissen verzekerden Labour van een nederlaag bij de verkiezingen van 1979, en vormden bovendien een rechtvaardiging voor het optreden van de Conservatieven tegen de vakbonden - in de vorm van wetgeving die de mogelijkheden voor machtsver- toon in het bedrijfsleven aanzienlijk verminderde, en de bonden tot interne democratisering dwong. Het resultaat van dit alles is een aangeslagen en ver- zwakte vakbeweging, die zich voornamelijk met te- genstellingen in eigen kring bezighoudt, en het vermo- gen om het regeringsbeleid te belnvloeden vrijwel ge- heel heeft verloren. Niettemin hebben de bonden hun, in institutioneel en financieel opzicht, overheersende positie in de Labour Party behouden. Ze beschikken nog altijd over een groot aantal stemmen op het con- gres (de zogenaamde 'block-votes') en hebben zo een doorslaggevende invloed op het programma van La- bour. Als gevolg daarvan ziet de partij zich niet aileen opgezadeld met hoogst onpopulaire beloften om Thatcher's vakbondswetgeving grotendeels ongedaan te maken, maar blijft zij ook uitermate kwetsbaar voor de voortdurende beschuldigingen, van Tory- zijde en in de conservatieve media, dat Labour nogal- tijd een willig instrument in handen van de vak- bondsleiders is.4

Dit alles zal degenen die op een hers tel van Labour ho- pen, tamelijk rampzalig in de oren klinken. Toch is er ook wei reden voor enige bemoediging, bijvoorbeeld als we kijken naar de verschuivingen in de publieke opinie die zich met betrekking tot Thatcher's 'project' aftekenen.s Dan springt om te beginnen de begroting in het oog die minister Lawson maart vorig jaar in- diende. Daarin werd het laagste tarief van de inkom- stenbelasting teruggebracht tot 25 procent (een naoor- logs record), en werden aile hogere tarieven op 40 pro- cent gesteld (onder de laatste Labour-regering be-

dJ dl m Ia zi

OJ

D w

w ri h·

VI 01 VI

li d zi v: g• s1 li ri co rr [ rr a b 0 v v rr rr d z,

l I

S•

d v n

(11)

droeg het hoogste tarief 83 procent). De reacties van de bevolking waren over het algemeen negatief. De meeste mensen vonden dat, in plaats van deze be- lastingverlaging, het geld beter aan collectieve voor- zieningen op het gebied van de gezondheidszorg of het onderwijs besteed had kunnen worden.

Dat het economische en sociale beleid van Thatcher op weerstand begint te stuiten, blijkt ook uit de wijze waarop de nieuwe privatiseringsplannen van de rege- ring ontvangen zijn. Halverwege de jaren '80 genoot het privatiseringsbeleid nog aanzienlijke steun, onte- vreden als vee! burgers waren over het slechte functio- neren, de geringe aanspreekbaarheid en de klanton- vriendelijke opstelling van menige overheidsinstel- ling. Vanaf 1987 heeft zich echter een verandering in de publieke opinie voorgedaan. Opiniepeilingen Iaten zien dat nog maar een minderheid van de bevolking te vinden is voor privatisering van elk van de door de re- gering geselecteerde sectoren (elektriciteit, kolen, staal, water, spoorwegen). Maar liefst 61 respectieve- lijk 68 procent van de bevolking is tegen de privatise- ring van elektriciteits- en waterbedrijven. Zelfs onder conservatieve kiezers weet de regering hiervoor geen meerderheid te halen.

Dit gebrek aan enthousiasme voor verder privatisering moet voor een dee! worden toegeschreven aan de on- aangename ervaring die vee! kleine investeerders bij de beurs-crash van 1987 hebben opgedaan. Maar er zijn ook meer sociale motieven in het geding, zoals de op- vatting dat in een beschaafde samenleving essentiele voorzieningen niet aan op winst beluste zakenlieden mogen worden toevertrouwd. Verder hebben vee!

mensen langzamerhand het idee gekregen dat de fun- damenten van de naoorlogse verzorgingsstaat (ge- zondheidszorg, onderwijs, sociale zekerheid) onder- graven worden en dat Thatcher's verheerlijking van de 'markt' de arrogante speculanten van de Londonse City vrij spel heeft gegeven. Ook is een meerderheid van de bevolking, blijkens opiniepeilingen, van me- ning dat de Engelse samenleving onder het bewind van Thatcher aan samenhang heeft verloren en dater, hoe dan ook, een zeker verband bestaat tussen een door de Conservatieven boven alles verheven concurrentie- ethiek en de toename van geweld en Josbandigheid, het verval van de omgeving, en dergelijke.

Bij dit alles lijkt het besef toe te nemen dat het That- cherisme, dat voor het wegnemen van allerlei belem- meringen voor de markt een sterk staatsgezag nodig heeft, traditionele vrijheden ondergraaft en af lijkt te steven en op een authoritaire samenleving. 6 Naarmate deze kenmeken, met de verdere ontvouwing van That- cher's programma, duidelijker aan het Iicht treden, groeit de kans voor Labour om de democratisch- socialistische beginselen opnieuw aan populariteit te Iaten winnen.

Het dilemma van markt en plan

Een dergelijke herwaardering van democratisch- socialistische beginselen is nu precies het doel van de door Labour ondernomen programmatische vernieu- wing. Deze vernieuwing, waartoe Neil Kinnock direct na de verkiezingen van 1987 het initiatiefnam, kan be-

schouwd worden als de meest vergaande beleidsher- ziening sinds de oprichting van de partij in 1900. In het kader van die herziening wordt - in Engeland, maar ook daarbuiten - naar nieuwe ideeen gezocht, maar wordt bijvoorbeeld ook een Iangdurige 'Labour Juistert'-campagne gehouden, om te ontdekken water onder gewone kiezers Ieeft.

De vernieuwing zal pas aan het eind van dit jaar haar beslag krijgen, maar uit enkele publikaties valt al af te Jeiden welke richting het uit zal gaan. De belangrijkste publikatie is een 'democratisch-socialistische begin- selverklaring', waarin aan de ideologische grondsla- gen van de partij wordt vastgehouden, maar in een vorm die recht moet doen aan een veranderde werke- lijkheid. De beroemde 'clausule 4' van de in 1918 op- gestelde Grondslag van de Labour Party, waarin zij zich 'het gemeenschapseigendom van produktie-, distributie- en banksector' ten doe! stelt, is op de bin- nenkant van het omslag te vinden, terwijl in de tekst zelf opnieuw gepleit wordt voor uitbreiding van het 'maatschappelijk eigendom', op grond van het feit dat 'sommige economische activiteiten volkomen onge- schikt zijn om aan het regime van de markt onderwor- pen te worden' .

In deze publikatie zijn echter ook passages te vinden waarin, sterker dan ooit tevoren, de voordelen van een overwegend marktgeorienteerde economie worden er- kend: 'Wij streven er naar om de handelings- en keuze-vrijheid van mensen te vergroten. In dat Iicht bezien is de consument in vee! gevallen het meest ge- baat bij vrije concurrentie tussen ondernemingen - of die nu in particuliere of in gemeenschapshanden zijn; die vrije concurrentie garandeert namelijk dat in bestaande (en voortdurend veranderende) behoeften wordt voorzien, en wei op een zo efficient mogelijke manier. Wie consumptiegoederen Jangs centrale, bu- reaucratische weg wil distribueren haalt de verspilling en ondoelmatigheid van de bevelseconomie in huis.

Bovendien wordt zo de keuzevrijheid van consumen- ten, grondslag van een vrije samenleving, geweld aan- gedaan. Volledige uitschakeling van het marktmecha- nisme leidt tot schaarste en tot een wanverhouding tussen vraag en aanbod - en dat kunnen we niet voor onze verantwoording nemen.'

Passages als deze wijzen op een koersverandering van Labour op het gebied van de economische politiek.

Een vergelijking met haar laatste twee verkiezingspro- gramma's maakt duidelijk hoe groot die verandering is. Labour kwam natuurlijk allang niet meer op voor grootscheepse nationalisaties als mid del om de econo- mische crisis in Engeland te bestrijden. Maar de partij bleef een voorliefde houden voor gedetailleerde cen- trale planning en voor het idee dat voor een werkelijk herstel van de Engelse industrie nieuwe investerings- en ontwikkelingsbureaus nodig zijn. In het pro- gramma van 1987 werd gepleit voor een nieuwe 'in- dustriele investeringsbank', voor het opzetten van een nieuwe organisatie, 'British Enterprise', die naar een overheidsaandeel in high-techindustrieen zou moeten streven, voor regionale ontwikkelingsmaatschappijen en voor een nieuw ministerie voor Wetenschap en Technologie.

socialisme en democratie nummer6

(12)

De kiezers moesten echter weinig hebben van derge- Iijke dirigistische scenario's, die volgens velen grote overeenkomst vertoonden met de in de jaren zestig en zeventig door Labour aanbevolen, en ineffectief ge- bleken, oplossingen. Onder invloed hiervan onder- schrijven de vernieuwers nu niet aileen de superioriteit van de markt, maar lijken ze zichzelf ook te distantie- ren van vergaand overheidsoptreden in de particuliere sector. In 'Sociale rechtvaardigheid en economische efficientie', het eerste werkdocument dat in het kader van de vernieuwing verscheen, en eind vorig jaar door het partijcongres goedgekeurd,.worden geen voorstel- len meer gedaan voor nieuwe overheidsorganisaties op economisch gebied. In plaats daarvan wordt de na- druk gelegd op 'regulering' van de markt-economie, in het belang van de samenleving als geheel. In het hoofdstuk 'Een produktieve en veerkrachtige econo- mie' valt te lezen dat 'een rationeel economisch beleid zijn grondslag vindt in het streven naar volledige werkgelegenheid en in de maatregelen die daarvoor noodzakelijk zijn'. Maar een toekomstige Labour- regeling zal daarbij zo te werk moeten gaan 'dat be- drijven, ondernemers en kapitaalverschaffers, mana- gers en arbeiders, wetenschappers, technologen en leerkrachten geholpen worden om de uitdagingen van de jaren negentig aan te gaan'.

Dat wil zeggen: anders dan al haar voorgangers zal een nieuwe Labour-regering zich niet meer al te direct be- moeien met de werking van de vrije-markteconomie.

In plaats daarvan zal ze proberen om de economie te stimuleren en met behulp van wettelijke voorschriften werkelijke misstanden te voorkomen. Tekend is wat dat betreft de uitspraak in genoemd hoofdstuk dat 'er, in het algemeen gesproken, aan kapitaal voor in- dustriele investeringen geen gebrek is' - en dat terwijl nog kort geleden juist dat gebrek aan kapitaal het mo- tief vormde om de overheid met allerlei nieuwe in- vesteringsorganisaties op de proppen te Iaten komen.

Illustratief is ook de veranderde opstelling van Labour tegenover het privatiseringsbeleid van de Conservatie- ven. In de jaren '70-'74 zwoer Labour nog, om na de val van het kabinet-Heath aile betreffende bedrijven, en wei 'zonder schadeloosstelling', weer in overheids- handen te brengen. Toen Thatcher in 1983 was herko- zen, en ze haar privatiseringsprogramma in voUe om- vang begon uit te voeren, nam Labour een wat ander standpunt in. Ze hield vast aan renationalisatie, maar nu op basis van een vergoeding voor de eigenaren 'zonder speculatiewinst'. En in 1987 tenslotte be- loofde Labour in haar verkiezingsprogramma 'ver- maatschappelijking' van de gas- en waterbedrijven, maar kondigde ze niet meer dan een gedeeltelijk terug- draaien van de privatisering van bedrijven als 'British Telecom' aan. Het verzet tegen de verkoop van ge- meentewoningen liet Labour zelfs geheel varen.

En nu, weer twee jaar later, ziet het er naar uit dat re- nationalisatie als zodanig, althans op korte termijn, van de agenda van Labour zal verdwijnen; waar- schijnlijk zal aileen een meerderheidsaandeel van de overheid in 'British Telecom' worden voorgesteld. De partij ontwikkelt nu ideeen voor 'nutsbedrijven' op het terrein van infrastructuur en sociale voorzienin-

gen, die in particuliere handen kunnen blijven, maar die wei, met het oog op het algemeen belang, aan regu- lering door de gemeenschap worden onderworpen.

Een belangrijke rol bij deze koerswijziging speelt ove- rigens het onoverkomelijk hoge bedrag (op het ogen- blik geschat op 50 miljard pond) dat nodig zou zijn om aile privatiseringen ongedaan te maken die Thatcher heeft doorgevoerd - of nog op haar programma heeft staan.

Afscheid van het unilateralisme?

Wanneer we specifieke beleidsvoornemens bekijken, dan blijkt dat de bewering dat de Labour Party van de jaren tachtig zich buiten spel heeft gezet voor het dra- gen van regeringsverantwoordelijkheid, voornamelijk berust op haar eenzijdige nadruk op de kwestie van Groot-Brittannie's onafhankelijke kernmacht en de aanwezigheid van Amerikaanse kernwapens in Enge- land. Gedurende het grootste dee! van de naoorlogse periode onderschreef Labour de algemene consensus op defensiegebied dat Groot-Brittannie een onafhan- kelijke kernmacht nodig had. Het was zelfs de regering-Attlee (1945-1951) die de beslissing nam een Britse kernbom te ontwikkelen, terwijl de regering- Callaghan (1976-1979), of Iiever gezegd een aantalle- den ervan, in het geheim, goedkeuring verleende aan het Chevalineproject om het Polaris SLBM systeem te verbeteren.

In de periode na 1979 onder het leiderschap van Mi- chael Foot, zelf een oude pleitbezorger van de eenzij- dige ontwapening, veranderde een en ander. In het verkiezingsmanifest van de partij in 1983 heet het dat:

'de volgende Labour regering het Tridentprogramma zal afgelasten (de nieuwe generatie SLBM's die de VS in 1994 zalleveren) ... (en) zal voorstellen dat Groot- Brittannie's Polaris strijdmacht betrokken wordt bij ontwapeningsonderhandelingen waaraan ook Groot- Brittannie moet deelnemen. Wij zullen, na overleg, onze niet-nucleaire defensiepolitiek tijdens de vol- gende parlementsperiode doorvoeren'. Het manifest uit 1987 was even stellig met de bewering dat Enge- lands 'meest nuttige en mogelijke bijdrage' aan de Navo er in zou bestaan zich te concentreren op een niet-nucleaire strijdmacht en dat overeenkomstig daarmee het 'verouderde' Polarissysteem zou moeten worden ontmanteld en de aanschaf van de Trident af- gelast.

Het probleem voor Labour was dat uit aile verkiezings- onderzoeken bleek dat de belangrijkste reden voor de kiezers om niet op Labour te stem men in beide verkie- zingen juist de afkeer van het eenzijdige standpunt was. Natuurlijk zit er sinds 1987 beweging in dit stand- punt, met de ondertekening van het INF-akkoord, en de hoopgevende vooruitgang op andere ontwape- ningsfronten als ook de algemene invloed van de 'Gor- batsjow factor'. Deze ontwikkelingen, waardoor zo- wel in Groot-Brittannie als elders in West-Europa het publiek de Sovjetunie minder als een militaire bedrei- ging ziet, hebben het argument dat Engelands onaf- hankelijke kernmacht een nutteloze dwaasheid is, ge- loofwaardiger gemaakt. Aan de andere kant weet de Conservatieve regering nog velen te overtuigen met de

b•

Vt

n• P• ir k· v: et d I-= d L d

s

i(

~

h d si d n p v d v d k jl p n d h

\\

a

g d h 0

f, g l

~

g a

0 d n I k r r

z J: J:

[

~

I s t

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor zover de aanvragen voor een omgevingsvergunning betrekking hebben op een bouwactiviteit, kunnen deze worden voorgelegd aan de commissie Stedelijk Schoon Velsen.

Burgemeester en Wethouders van Velsen maken met inachtneming van artikel 139 Gemeentewet bekend dat de raad van Velsen in zijn vergadering van 9 september 2010 heeft besloten:. -

En geld is nu eenmaal nodig voor een Stadsschouwburg, die niet alleen een goed gerund be- drijf dient te zijn maar tevens dienst moet doen als culture-. le tempel en

De Koninklijke Nederlandse Bil- jart Bond (KNBB), vereniging Carambole, zoals dat met in- gang van 1 januari officieel heet, heeft besloten om voor het eerst met deze

Blijf deze straat een eindje volgen en neem de eerste straat rechts, aan huisnummer 33, waar een bord met pijl naar &#34;Bovenhoek 35 to 51&#34; jou de weg wijst.. Dit is een

Saar: Ik stap straks in mijn vliegtuig.. Dan vlieg ik naar

Deze vooringenomenheden zijn bij de meeste HRM-afdelingen niet bekend; hierdoor wordt er veelal niet aan vrouwen gedacht voor bepaalde functies 27 en hebben ze ook niet altijd

Als men tegenwerpt dat het blootleggen van dwaling een onvriendelijke blaam werpt op hen die de dingen niet zien zoals wij, dan is ons antwoord: het is altijd de plicht geweest