• No results found

De noodzakelijke vernieuwing van de democratie zou wel eens eerder in

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De noodzakelijke vernieuwing van de democratie zou wel eens eerder in "

Copied!
52
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Christen

Democratische Verl<enningen

De noodzakelijke vernieuwing van de democratie zou wel eens eerder in

Europa kunnen be- ginnen dan op na- tionaal niveau

MR. J.J.A.M. VAN GENNIP/PAGINA 44

EOERLANDSE POLl, IEK~

PARTIJEN

WI

(2)

mr.J.J.A.M. van Gcnnip

prof.dr. E.M.H. Hirsch Ballin (voorzitter) mr. J.G. de Hoop Scheffer

drs. M. Jansen (secretaris) dr. A. Klink

drs. FJ. Laning-Bocrsema mr.drs. F.J. Paas mr. M.L.A. van Rij mr.dr. P.C.E. van Wijmen J.W.P. Wits

REIJACIIF-ADR!'S

Wetcnschappclijk lnstituut voor het CDA Post bus 30453, 2500 G L Den Haag t.a.v. drs. M. Jansen. telcfoon 070-3424872 Secretarcsse: A. Vlecschouwer-van Wissen internet-adres: http:jjwww.cda.nl email-adres: wi@cda.nl

Ul l"CEVER

Wctenschappelijk lnstituut voor hct CDA Postbus 30453, 2500 GL Den Haag, 070-3424870

FINDRFDACTIE drs. M.C.B. Meijer drs. F. Sleegers

VORMGFVING IoN PRODlJCTIF E.A.Uphof

ONTWERP EN LAY-OU'l.

B. Colsen

ILLUSTRATIES K. Voogd, D. Wijmer

DRUK

Sdu Grafisch Bedrijf

ABONNEMENTEN Jaarabonnementenf 8o,- Studenten CDJA-ledenf 46,50 Losse nummers f g,oo

Bij beeindiging schriftelijk opzeggen tot uiterlijk 1 decemer van het lopende abonnementsjaar

(3)

INTERVIEW

CDV in gesprek over 'civiele journalistiek' drs. N. Drok en drs. M. jansen 3 j13

STAND VAN ZAKEN

Oosterse orthodoxie en de christen-democratie drs. Th.B.F.M. Brinkel 14 f 22

DWARS

Pseudorechtbankjes drs. F.j. Laning-Bocrsema 24/ 25

ARTIKE!.

De morele dimensie van militaire interventie Dr. M. Becker 26j 31

SIGNALEMENT

Concurrentie bekeken 32 /33

PER! SCOOP

Partijvorming op F.uropees niveau m1~ ].].A.M. van Gennip 34/47

BEZINNING

Herfstdag mcvr. mr. PC. J.oddrrs-Elfferich 48

(4)

z

"'

c

tJ

c

~,

De redactie hoopt datu na het driedub- beldikke zomernummer, toe bent aan dit nummer datu mee- neemt over de grens. Nico Drok heeft virtueel de oversteek naar Am erika gemaakt. In maart schreef hij over 'Civiele journalistiek:

vaste waarden, nieuwe wegen?'. In dit nummer tekent hij voor een -per e-mail gehouden- interview met de Amerikaanse grond- legger van deze stroming: Jay Rosen. De redactie is voornemens dit thema nog enige tijd vast te houden. In het begin van vol- gend jaar zal de discussie over de taak en verantwoordelijkhe- den van de journalistiek worden vervolgd. De Europese Unie is in hoog tempo be zig met het verleggen van de eigen grens oostwaarts. Door die uitbreiding komen er op den duur 65 miljoen mensen bij die in een oosters-orthodoxe cultuur Ieven. Een interessante vraag is welke rol dat orthodoxe geloof in de transformatie zal gaan spelen. En: ligt er voor de christen-democratie niet bij uitstek een taak om de dia- loog met vertegenwoordigers van die geheel andere, maar ook christelijke cultuur aan te gaan? Onlangs hield de Eduardo Frei Stichting hierover een interessante confe- rentie, waarvan u het verslag in Stand van Zaken aan- treft. Hoe moeten Nederlandse militairen zich over de grens gedragen? Zij gaan tegenwoordig de hele wereld rond ten behoeve van vredesmissies. Bij het uitvoeren van deze nieuwe taken worden militairen geconfron- teerd met allerlei lastige morele dilemma's die nieuw zijn en waarmee ze soms niet erg goed kunnen omgaan. Verwezen behoeft slechts te worden naar misdragingen van Nederlandse militairen in Angola, Haiti en Sebrenica. Opvallend is dat de Hoofdlijnennotitie geen aandacht besteedt aan morele vorming van militairen. Becker houdt een pleidooi voor een dergelijke vorming en doet een dappere poging de deugden die militairen moe- ten bezitten te benoemen. In zijn periscoop houdt Van Gennip tenslotte een hartstochtelijk pleidooi voor een versterking van de Europese politieke partijen door Europese financiering van hun wetenschappelijke en vormingswerk.

Ecn artikel van die strekking in het Verdrag van Maastricht is tot nog toe dode letter gebleven.

(5)

Ill

Jay Rosen is Professor of Journalism New York

University.

CDV

gesprel<

over

civiele

j ournalistiel<

Journalistiek zou bedreven moeten worden om betrok- kenheid van burgers bij de democratie te stimuleren, de pers is immers medeverantwoordelijk voor de kwaliteit van democratie. Professor Jay Rosen, een van de grond- leggers van de civiele journalistiek: 'Als over democrati- sche politiek, het publieke debat en het dagelijks nieuws lacherig en cynisch wordt gedaan, dan worden de problemen van de gemarginaliseerde groepen in de samenleving ook een grap'.

In Christen Democratische Verkenningen (nr. 3 1999) verscheen eerder een artikel van Nico Drok over civiele journalistiek. Voor dit nummer interviewde hij profes-

sor Rosen, ter gelegenheid van het boek 'What are jour- nalists for' dat in november in zal verschijnen.

(6)

<

cov·

· Professor Rosen, u wordt beschouwd als een van de grondleggers van de public journalism, oftewel de civiele journalistiek. Kunt u iets over uw profes- sionele achtergrond en motivatie vertel- len?

RoO> EN: 'Nadat ik de universiteit verlaten had ben ik heel kort journalist geweest. Ik raakte al gauw meer gelnteresseerd in denken en schrijven over de pers. Ik kwam er echter al snel achter dat ik daartoe nog onvoldoende bagage had en ging daarom promoveren bij mediawetenschappen.

Mijn proefschrift ging over "het publiek".

Als uitgangspunt nam ik de vooronderstel- lingen over het publiek die gangbaar zijn in de democratietheorie. De hoofdvraag was: vertoont het werkelijke publiek eigenlijk wel overeenkomsten met het beeld dat daarvan in de democratische theorie wordt geschetst? En als het ant- woord nee is, zoals velen denken, wat moeten we dan met dat gegeven? lk was daarbij speciaal gelnteresseerd in de implicaties daarvan voor de pers. Moeten journalisten het publiek slechts van de juiste feiten voorzien? En bestaan er eigen- lijk wel de 'juiste feiten'? Of is het de eer- ste taak van de pers het publiek actief te betrekken in de democratie en hen te sti- muleren mee te doen aan het publieke debat en maatschappelijke activiteiten.'

Publiel<e opinie wispelturig en onbe- trouwbaar

CDV: I n uw proe sc 1n t nam 1et grote l .f l debat tussen de Lippmann en Dewey een belangrijke plaats in. Waarom?

RosFN: ,0 d . .

1 1. fi

e vragen Ie 1 < 11ervoor ormu- leerde vormden het strijdpunt van het in de Verenigde Staten beroemd geworden de bat tussen Walter Lippmann en John Dewey over de aard van het publiek. In zijn boek Public Opinion uit 1922 was Lippmann sceptisch: mensen zijn vee! te druk met hun eigen kleine besognes, ze worden overweldigd door de grate com- plexiteit van de meeste vraagstukken, zijn makkelijk te manipuleren en daarom niet in staat de politiek op een intelligente manier richting te geven. Lippmann had meer vertrouwen in experts. Deze moes- ten regeringsleiders de noodzakelijke fei- ten kunnen verschaffen ten behoeve van beleidsbeslissingen. Hij vond de publieke opinie te wispelturig en onbetrouwbaar.

Hij achtte de pers niet in staat daarin ver- andering te brengen. Opvallend natuurlijk dat Lippmann als vooraanstaand journa- list zo weinig vertrouwen had in zijn eigen beroepsgroep. Dewey was het met Lippmanns analyse grotendeels eens, maar niet met zijn conclusie. Hij vroeg zich af: hoe kunnen we nou weten waar- toe het publiek in staat is, zolang mensen niet werkelijk worden gestimuleerd om te participeren? Laten we eerst uit aile macht proberen een politiek systeem, een onderwijsfilosofie, een betrokkenheid-ver- grotende pers en een democratische cul- tuur te scheppen die het publiek tot een evenwaardige 'macht' maakt. Eerder kan onmogelijk een afgerond oordeel uitge- sproken worden over wat de publieke opi- nie werkelijk vermag. Oat was de kern van zijn antwoord aan Lippmann.'

CDV: Hoe leidde deze studie uiteindelijk tot de stroming civiele journalistiek?

(7)

ROSEN: 'I . . .

1 ..

n eerste mstan t1e was 1 < gem te- publiek, burgers en de politiek- ook een resseerd in deze controverse vanuit een verstandige strategie is voor journalisten

!outer wetenschappelijke invalshoek. Maar die zich zorgen maken over de toekomst hoe meer ik er over las en nadacht, hoe van hun vak.'

meer ik overtuigd raakte van het belang en de relevantie van cleze cliscussie voor de heclenclaagse journalistiek. Rond 1989 kreeg ik Iucht van enkele prille experi- menten van wat later civiele journalistiek zou worden. Deze speelden zich af in de marge, bij enkele kleine Amerikaanse dag- bladen. Naar mijn n1ening hadden die journalisten Dewey's boodschap ter harte genomen: de lezers te betrekken bij de publieke zaak en het maatschappelijk debat op een hoger niveau te tillen.

.Journalisten die hierin geloofden, gingen hun werk heel anders bekijken. Ze zagen zich niet alleen meer als leveranciers van informatie of verhalen. Ze waren mensen aan het ondersteunen om zich tot een publiek te groeperen, zoals dat Dewey voor ogen had gestaan. Daarom nam ik het op mij om in de openbaarheid het belang en de achtergrond van deze experi- menten onder de aandacht te brengen. Ik began er over te spreken en te schrijven, en organiseerde seminars voor belangstel- lende journalisten. Mijn aandeel in het ontstaan van de stroming "civiele journa- listiek" bestaat in het ontwikkelen van de filosofie van de stroming: zodat nieuwe initiatieven gestimuleerd worden, de bezwaren van tegenstanders gepareerd worden en het werk van een aantal jour- nalisten in het ruimere verband wordt geplaatst van de grotere hedendaagse pro- blemen van democratie en publieke domein. Daarnaast heb ik betoogd dat het smeden van de juiste verbindingen -tussen pers en gemeenschap, journalistiek en

CDV: " voorzover 1 < <an overz1en, gee t u 'l l . f de voorkeur aan de naam public journalism.

Anderen, bijvoorbeeld Christians, prefere- ren communitarian journalism. Is dit een futiliteit of l1eeft deze naamgevingskwes- tie een diepere achtergrond?

RosEN: 'Nou, we moesten natuurlijk een naam bedenken, anders zou niemand er aandacht aan hebben besteed. Bovendien was het zinvol om het -naar ons idee reeel- verschil met de doorsnee-journalistiek goed te markeren. Sommigen spreken lie- ver van civic journalism of zelfs community- assisted reporting. Uiteindelijk doet de naam er weinig toe: het gaat om water feitelijk gebeurt en de ideeen daarachter.

Public journalism of civiele journalistiek is schatplichtig aan het communitarisme, maar is niet hetzelfde! lk geef de voorkeur aan public journalism, omdat ondersteu- ning van het publiek -in de zin van een verzameling alerte en betrokken burgers die bereid zijn hun rol in de democratie te spelen- het doe! van de journalistiek is of zou moeten zijn. Zander zo'n publiek ver- liest de pers haar bestaansrecht.

Professionele journalistiek verliest makke- lijk het contact daarmee. Voorzover we succes hebben gehad, is dat dankzij het verrassende feit dat een aantal journalis- ten het met ons eens bleek te zijn.' CDV: Hoe zou u e <ern van C1V1e e JOUr-d I . . I . nalistiek omschrijven?

"'

<

(8)

RosEN: 'Help burgers niet alleen om zich te informeren, maar ook om betrokken te raken. Mensen voelen zich meer betrok- ken als ze het gevoel hebben dater naar hen geluisterd wordt; daarom is het zo belangrijk van onderop te beginnen. Een belangrijke leuze van ons is daarom:

"Begin waar de burger begint, maar stop niet waar de burger stopt." We willen de grate instituties, beleidsdebatten of mach- tige spelers niet links Iaten liggen, maar hen benaderen met de zorgen van de bur- ger in het achterhoofd. De stem van de burger is overigens niet de Stem van God, maar wei vertrekpunt. Een ander leidend beginsel is: "Experts van voor- naar achter- grond." Deskundigen behoeven niet uit het nieuws geweerd te worden, als zij het maar niet meer zo domineren.'

CDV: E en an er <en mer< d I I . d IS e grote nadruk op de 'context'. Waarom?

RosEN: 'Civielejournalistiek zegt niet slechts "plaats feiten in hun context"; dat is iets wat alle serieuze journalistiek pro- beert te doen. Waar het om gaat bij publieke vraagstukken is perspectief te bieden: het niet Iaten bij een beschrijving van water mis gegaan is ofwie ruzie met wie !weft, maar ook een analyse geven van water nodig zou zijn om een zaak weer vlot te trekken. De benadering van de civiele journalistiek onderscheidt zich door het accent op inventarisatie van te maken keuzes en bijbehorende argumen- ten, op het bedenken van alternatieven en onder de aandacht brengen van ervarin- gen die anderen hebben gehad bij het oplossen van vergelijkbare problemen.'

CDV: S omm1ge van uw co ega s ep ei-. 11 ' b l . ten in dit verband een wat ruimere aan- dacht voor successen en voor positief nieuws ...

Ro 5 EN: 'Ik voel me wat ongemakkelijk bij de omschrijving van civiele journalistiek als een zoektocht naar "goed nieuws". Het gaat er mij niet om dat het nieuws vrolijk en optimistisch moet zijn, maar wei dat sociale inzinkingen, politieke onenighe- den, mislukken van beleid, overheidscor- ruptie en bureaucratisch broddelwerk een te beperkt beeld van bet openbare Ieven geven. Om te gaan participeren moeten mensen het gevoel hebben dat er iets mogelijk is; dat is iets anders dan hen de illusie geven dat het allemaal prima loopt.

Daarom moet het accent meer liggen op water geleerd kan worden van pogingen om problemen op te lassen en de vooruit- gang die daarbij geboekt wordt.'

Crisis van de publieke zaak

CDV: E en e angnJ <e ste mg van e b l "] 11· d civiele journalistiek is dater sprake is van een crisis in de publieke zaak. Welke bewijzen bestaan er voor die stelling?

Ro 5 EN: 'Ten eerste zijn er diverse empiri- sche aanwijzingen voor de juistheid van deze Stelling. Een stem uitbrengen is de belangrijkste vorm van politieke participa- tie. Daarmee is het slecht gesteld. In de Verenigde Staten. beschikken we over soli- de, lange termijngegevens die een voort- durend teruglopende opkomst bij verkie- zingen aangeven. Ten tweede hebben we te maken met een afname van vertrouwen in belangrijke instituties: van regering en

(9)

politieke partijen tot advocaten, artsen, scholen en de pers. Ten derde Ievert het werk van de Harvard politicoloog Robert Putnam harde bewijzen voor een terug- gang in vrijwilligerswerk, in de kerken, het Rode Kruis, de padvinderij, leesouder- groepen en vele andere informele arena's van het publieke domein. Deze zijn het sociale kapitaal van een samenleving.

Buitenstaanders worden burgers wanneer ze zich inzetten voor anderen, dee! gaan uitmaken van verenigingen en netwerken en zich zo de normen van hun omgeving eigen kunnen maken. Mensen leren elkaar daar begrijpen, met elkaar samen te werken en problemen aan te pakken.

Hoewel er in de Verenigde Staten, maar tot op zekere hoogte in het gehele Westen, een diep verankerde traditie van particu- lier initiatief is, zijn er zeker redenen om ongerust te zijn over afkalving daarvan.

Naast empirische zijn er ook meer intul- tieve aanwijzingen voor de crisis in de publieke zaak. Lokale gemeenschappen en de natie hebben het steeds moeilijker met het aanpakken van problemen, het voeren van een eerlijk debat en mensen daarbij betrekken. De analyse dat het publieke debat niet goed functioneert worclt breed gecleeld, omdat het ontaarclt in hetzij ver- maak hetzij hard schreeuwen. Wij kijken niet nostalgisch naar een of andere (ima- ginaire) gouclen eeuw toen cle clemocratie nog perfect werkte. We vergelijken wat we nu hebben met wat nodig is om cle demo- era tie zo sterk mogelijk te maken.' CDV: De expenmenten mt et em evan . . h . cl cle jaren tachtig, die u noemcle, werden geclaan door kleinere regionale en lokale kranten. Waarom juist zij?

ROSI'N'

· · 'Het klopt clat de voorhoede van civiele journalistiek tot nu toe te vinden was in de kleine en miclclelgrote lezers- markten in cle Verenigcle Staten, en niet op nationaal niveau of in tot cle verbeel- cling sprekende steclen als New York of Washington. Wellicht sta ik hierin aileen, maar volgens mij is er niets -noch het cloel, noch cle centrale beginselen- waar- cloor civiele journalistiek beperkt zou moeten blijven tot het lokale niveau of cle kleinere kranten. Het is eenvoucligweg zo gelopen, omclat de journalisten van cleze kranten ontvankelijker bleken voor de argumenten en graag bleken te experi- menteren. Mogelijk voelclen zij het ver- slappen van cle aanclacht van hun lezers en het verbrokkelen van het gemeen- schapsleven beter aan clan ancleren.

Mogelijk haclden zij een wat mincler starre opvatting over wat goede journalistiek kan zijn. Wellicht waren ze gewoon mak- kelijker aanspreekbaar. Hoe clat ook zij, in cle beelclvorming worclt civiele journalis- tiek geassocieerclmet kranten van kleine- re steclen, waar vee! goecl werk is gedaan.'

CDV: Hoe goecl cloen de kranten uit cle Amerikaanse mainstream hun werk met betrekking tot het revitaliseren van het publiek?

RosFN: 'De Amerikaanse kranten uit de mainstream beslaan het hele spectrum van zeer goecl tot zeer slecht. De meeste heb- ben geen lokale concurrentie, clus ze kun- nen op eigen houtje en in betrekkelijke rust bepalen welke cliensten zij het publiek leveren. Vee! Amerikaanse journa- listen zijn beter opgeleicl clan ooit en stre-

(10)

z ven oprecht naar kwaliteit. Ze zijn intelli- gent, vastbesloten, vasthoudend en princi- pieel. lk heb steeds meer waardering voor hen gekregen en voor hun werk gezien de enorme druk waaronder gewerkt moet worden. In het bijzoncler moet cle toene- mencle economische clruk genoemcl wor- den. lk verwijt cle Amerikaanse journalis- tiek clan ook niet clat ze slecht werk Ievert, maar clat ze altijd en avera! hetzelf de op dezelfcle manier aanpakt: ongeacht plaats, gebeurtenis of onclerwerp. Dat kan verancleren wanneer journalisten zich meer verantwoordelijk zouclen voelen voor de kwaliteit van het publieke Ieven en bereiclwilliger zouden zijn te experi- menteren.'

Het effect van civiele journalistiek

CDV: AI s ov1e e JOurna IStie .. I . 1· . l ffi < e ect zou hebben, waaraan zouclen we clat clan mer- ken? Aan cle veranclerende attitude van journalisten, een andere inhoucl van de kraut, een veranderencle betrokkenheid bij het openbare Ieven bij het publiek, andere signalen?

Ro 5 EN: 'Met clit punt heb ik lang gewor- stelcl en we moeten dit voor een deelnog uitvinclen. Natuurlijk is de ultieme toets of de kwaliteit van het open bare Ieven op enigerlei wijze verbetert ten gevolge van wat civiele journalisten cloen. Dat laat zich echter moeilijk bepalen. Vee! sceptici uit cle traclitionele journalistiek, die eerst will en weten of civiele journalistiek werkt, zouden het moeilijk krijgen als zij cle effectiviteit van hun eigen benadering zouclen moeten aantonen. Dat maakt mij wat achterclochtig over de becloeling van

hun vraag. Aan de andere kant, omdat wij verancleringen voorstellen mag van ons een antwoorcl worden verwacht.

Ik geloof niet dat het fair is om grate sprongen voorwaarts te verwachten: hoge- re opkomstpercentages bij verkiezingen, een toevloecl van nieuwe lezers of groat enthousiasme over onze clemocratie.

Daarvoor zijn er vee! te vee! andere facto- ren en actoren in het spel. Mijn eigen maatstafvoor civiele journalistiek is of de betrokkenen iets leren van hun inspan- ningen. Dat is voor mij veruit het belang- rijkste ijkpunt. Worclt het inzicht van journalisten in hun gemeenschap vercliept en verrijkt? Ontdekken ze iets over de kloof tussen hen en cle burger? Leren ze door te experimenteren met civiele jour- nalistiek hoe ze hun clagelijkse product structureel kunnen verbeteren, of blijven het losse projecten? Krijgen ze weer meer plezier in hun werk? Vercler is het interes- sant of er iets veranclert in cle relatie tus- sen de krant en zijn lezers. Wordt het een meer open, eerlijker tweerichtingsver- keer? Begrijpen mensen wat hun krant probeert te bereiken? Worden ze erbij betrokken? En lukt clat of stu it men op achterclocht en onverschilligheid? De ant- woorden op deze vragen verschillen per plaats en situatie.'

CDV·

· Kunt u eens wat voorbeelden geven van succesvolle experimenten of clagelijk- se praktijken voortgekomen uit de ver- nieuwing door civiele journalistiek?

Rosr:l\: 'Tot de meest succesvolle innova- ties behoort een andere manier om verkie- zingen te verslaan. Deze methode, die nu worclt gebruikt in vee! Amerikaanse ste-

(11)

den is gebaseerd op het ontdekken van een "agenda van de burger", een lij st met de thema's die de burger belangrijk vindt en die de journalist helpt zijn aandacht te houden bij onderwerpen die publiek belang hebben. Dat voorkomt dat het nieuws gedomineerd wordt door de peilin- gen en wie met de winst zal gaan strijken.

Deze andere benadering, gebruikt door de Wichita Eagle in 1990 en de Charlotte Observer in 1992, is behoorlijk succesvol gebleken. Ook eenvoudige verbeteringen om mensen de kans te geven betrokken te raken -informatie in de krant opnemen hoe men kan helpen, waar vrijwilligers zich kunnen aanmelden of waar kandida- ten debatteren- hebben succes gehad.

Kranten die getracht hebben een katalysa- tor te zijn van acties van burgers -rond kwesties als het verbeteren van onderwijs, het bestrijden van drankmisbruik, het bevorderen van democratisch leiderschap- hebben regelmatig enorme respons geoogst. Maar het komt ook vaak voor dat inspanningen van journalisten niets uitge- haald hebben. Je kunt immers een of twee keer burgers bij elkaar brengen rond een thema en toch niets bereiken.'

CDV·

· Wat kunnen we daar van leren?

Ro s f-1'\: 'Wie wonderen verwacht omdat de krant zich ergens mee bemoeit, komt bedrogen uit. De beste resultaten worden vaak bereikt door diegenen die de gemeenschappen waarin ze werken goed kennen, daarbinnen een publieke behoef te signaleren en zich afvragen "kan een andere benadering misschien iets uitha- len"? Het eenvoudigweg kopieren van andermans successen of met anderen

rneeliften is meestal niet effectief. Het is gewoon lastig om de maatschappelijke betrokkenheid te vergroten. De ene filoso- fie voor de andere inruilen betekent nog niet dat burgers en andere sleutelfiguren zich dan Ineteen aangesproken voelen.

Civiele journalistiek vergt, net als alle andere vormen van journalistiek, diep- gaande kennis van het gemeenschapsle- ven op een bepaalde plek. Het vraagt om een goed gevoel voor timing, oordeelsver- mogen, pruden tie en weten waar je heen wil. Het heeft niets met wonderen te maken. Het is evenmin een kwestie van

!outer techniek. Het gaat er om de goede vragen te stellen: wat is er voor nodig om mensen bij de publieke zaak te betrekken om de democratie tot Ieven te brengen in deze stad, in dit land, inzake dit onder- werp? Hoe kunnen wij als journalisten daarbij helpen?'

CDV: Hoevee re act1es wer <en er op 1t l d . l d.

moment volgens de principes van civiele journalistiek?

RostoN: 'Dat weten we niet. Niemand l1eeft geprobeerd dat op een betrouwbare manier in kaart te brengen. Onderzoekers van het door mij geleide Project on Public Life and the Press schatten dat rond 1995 ongeveer 200 nieuwsorganisaties op een of andere wij ze iets met die principes gedaan hadden. Dat getalligt nu waar- schijnlijk twee keer zo hoog, maar omvat ook kranten of omroepen die slechts aan een of twee projecten deelnamen en het daar vervolgens bij gelaten hebben. Nu de civiele journalistiekbenadering steeds meer naast de meer gewone wordt gebruikt, er zo nu en dan deels in opgaat

"'

<

(12)

z -; of soms zeit's een tweede natuur wordt, komt het steeds meer voor dat "doing public journalism" niet meer als zodanig wordt herkend en benoemd. Dat maakt tellen des te moeilijker.'

Is civiele journalistiek haalbaar?

CDV: De toekomst van het dagblad is in vele Ianden onzeker. Uitgevers lijken aileen nog bereid te investeren in nieuwe technologie en niet in lange termij me- search of andere methoden met hoge kos- ten en onzekere opbrengsten. Is civiele journalistiek eigenlijk wei haalbaar in een vercommercialiseerde samenleving en mediaomgeving?

RosEN: 'Misschien zou de vraag moe ten luiden: is journalistiek iiberhaupt nog wei haalbaar? Want de commerciele druk in de media-industrie en de onzekerheid die de nieuwe technologie met zich brengt, bedreigt aile vormen van journalistiek die publieke dienstbaarheid beogen. Voor mij is het de vraag of de pers als democratisch instrument zal overleven. En nog veront- rustender: het is zelfs maar de vraag of de bevolking van zogenaamde democratieen als "publiek" zal blijven bestaan of dat de markt al!es zal gaan overheersen, niet aileen de zakelijke wereld, maar ook het gemeenschapsleven, de politiek etcetera.

Er bestaan tenslotte alternatieven voor democratie, zelfbeschikking en een civiele cultuur als basis voor het openbare Ieven.

Het meest voor de hand liggende alterna- tief is om de wereldmarkt, samen met maximale menselijke mobiliteit en voort- gestuwd door de motor van de techno Io- gie, aile andere vormen van maatschappe-

lijke organisatie te Iaten over nemen. Die trend is zeker zichtbaar in het Westen, maar ook in ontwikkelingslanden. Of de journalistiek zal overleven als een eigen- soortige vorm van publieke dienstverle- ning is onderdeel van een vee! omvangrij- ker vraag, namelijk: welke betekenis van

"democratie" zal in de komende jaren overeind blijven? Anders gesteld: worden internationale marktkrachten oppermach- tig of zullen naties het lot in eigen hand houden? Volgens mij weten we het ant- woord daarop niet en civiele journalistiek kan het antwoord daar ook niet op geven.

Maar het is wat nalef om je af te vragen of zo'n kleine hervorming commercieel haal- baar is, terwijl de complete serieuze jour- nalistiek wordt bedreigd.

Tegelijkertijd denk ik dat het belangrijk is dat journalisten zich afVragen hoe hun werk commercieellevensvatbaar kan blij- ven, zolang ze dat maar doen onder het motto van de voormalige London Times redacteur Harold Evans: "The challenge is not to stay in business, it is to stay in journa- lism". Financiele levensvatbaarheid niet als doe!, maar als middel om je vak te kunnen blijven uitoefenen. Mijn claim is dat een betrokken publiek, een sterke civiele cultuur, een attent en dienstbaar bestuur, een gemeenschap die haar pro- blemen wil aanpakken, samen met kwali- tatief goede journalistiek de vooruitzich- ten voor de pers rooskleuriger maakt, inclusief de financiele vooruitzichten. Ik heb niet in het minst de illusie dat de cap- tains van de media-industrie deze opvat- ting delen en bereid zijn er in te investe- ren. Zij hebben meestal een beperkte kijk op wat "werkt" en een korte-termijnopvat- ting over de toekomst. Daarom is het zo

(13)

belangrijk dat journalisten zelf -en ande- ren die geven om de gezondheid van de pers- hun eigen argumenten voor verande- ring verder ontwikkelen. Niemand weet precies hoe commercieel succes en het dienen van de publieke zaak in een nieu- we, meer concurrerende mediaomgeving gecombineerd kunnen worden. Civiele journalisten proberen daarin, met aile beperkingen, een weg te vinden. Wie zegt dat die paging tot mislukken is gedoemd, moet maar zeggen water dan gebeuren moet. Oftewel: hebt u een beter idee? Mij vertellen dat marktkrachten het tegen- woordig voor het zeggen hebben is het- zelfde als me er op wijzen dat het regent.

Oat kan ik zelf ook nog wei vaststellen door even naar buiten te kijken.'

CDV: W ll e <e veran enngen ZIJn noc 1g m d . .. 1· . de opleidingen voor de journalistiek?

RosFr-;·

· · 'In de Verenigde Staten verzorgen de scholen op adequate wijze de beroeps- voorbereiding, hoewel het steeds moeilij- ker wordt de technologische ontwikkelin- gen bij te houden en de tekortkomingen als gevolg van een verslechterend onder- wijssysteem recht te breien. Maar de scho- len doen het slecht als het gaat om inho-cJ- delijke discussies over het vale Zij zij n over het algemeen geen levendige centra voor reflectie en vernieuwing. Zij voorzien het ambacht niet van nieuw intellectueel bloed. De meeste redacteuren zouden niet op de gedachte komen om zich voor nieu- we ideeen ofvoor de oplossing van een bepaald praktisch probleem tot een van de scholen te wenden. Jonge mensen, fris van school, zouden het meest idealistisch en energiek moeten zijn, en het meest

geschikt om ingesleten gewoonten en tra- ditionele denkwijzen ter discussie te stel- len. Helaas is dit niet het geval. Zij hebben de neiging a! bij voorbaat cynisch te zijn, volledig volgzaam binnen het denkraam en de conventies van het veld. Oat is niet hun fout, maar de fout van hun opleiding, hun docenten. Tijdens mijn bezoeken aan journalistenopleidingen van gerespecteer- de universiteiten is het me meer dan eens overkomen dat studenten dingen zeggen als: "Die civiele journalistiek van jou klinkt mooi, maar mensen willen niet betrokken zijn bij politiek en maatschap- pelijk Ieven. Ze willen geweld, sensa tie en spektakel, zoals de O.J. Simpsonzaak. Zij zijn gelnteresseerd in hun eigen leventje, niet in democratie of het publieke domein." Deze houding vind ik verbazing- wekkend, dus ik stel ze de vraag: als dit allemaal inderdaad waar zou zijn, hoeveel kans is er dan nog dat jullie na afstuderen serieus journalistiek werk kunnen doen?

Daar hebben ze dan natuurlijk geen ant- woord op. Maar het onderliggende pro- bleem is dat het hoger onderwijs deze houding op een of andere wijze bevordert, of het op zijn minst door laat zeuren. En ik vind niet dat journalisten moeten bij- dragen aan het in diskrediet brengen van politiek en public culture. Als over demo- cratische politiek, het publieke debat en het dagelijkse nieuws lacherig en cynisch wordt gedaan, dan worden de probleiTten van de gemarginaliseerde groepen in de samenleving ook een grap. Als de belang- rijke democratieen niet in staat zouden zij n een brede basis van betrokken bur- gers overeind te houden, dan zullen zij evenmin in staat zijn hun problemen aan te pakken. En dat geldt zeker voor hard-

(14)

nekkige en splijtende problemen, zoals immigratie, medische zorg en verdelings- vraagstukken. Ik wil duidelijk stellen dat cle journalistiek voor dit alles niet de oplossingen kan bieclen. Wat cle pers kan bijdragen is zeer beperkt in vergelijking met bijvoorbeeld de politiek. Maar wat de journalistiek wei kan, is zich afvragen of zij niet juist bijdraagt aan de verwijclering of vervreemding van mensen van de publieke steer. En clan gaat het om men- sen uit aile rangen, standen en klassen, om allen aan wie de democratie verplich- tingen heeft, dus ook om de journalisten zelf. Want ook zij maken dee! uit van de samenleving en hebben be lang bij het goecl functioneren van democratie en samenleving.'

Inspiratie en innovatie

cov·

· Wat moet er anders?

Ros~N: 'In Amerika is het mogelijk clat stuclenten afstucleren in cle journalistiek zoncler zich in het verschijnsel clemocratie te hebben verdiept. Het is niet nooclzake- lijk iets te weten van gemeenschapsleven, burgerschap en civiele cultuur. Er worclt niet van ze gevraagcl de zin van publieke instituties te begrijpen, anders clan hoe je er informatie uit moet zien te krijgen en hoe je het nieuws clat claar gemaakt worclt moet verslaan. Water op zijn minst zou moeten gebeuren is clat deze onclerwer- pen een vaste plek in het curriculum krij- gen. want zij zorgen ervoor dat journalis- tiek er toe cloet. Een ~mder probleem is clat vrijwel aile research worclt geclaan door hoogleraren of universitaire docenten met een (sociaal)wetenschappelijke benacle-

ring. Zelfs als hun werk van hoge kwali- teit is, staat het vaak te ver van cle praktijk af. Ook acaclemisch onderzoek zou gericht moeten zijn op het versterken van de jour- nalistiek in de dagelijkse werkelijkheid. lk zou graag experimenten zien waarin docenten, praktijkmensen en eventueel studenten samenwerken. En ik zou graag journalistenscholen zien die nieuwe manieren van verslaggeving ontwikkelen en uitproberen. Een voorbeeld. Vee!

Amerikaanse kranten willen de religieuze sectie versterken. Ze zien religie op dit moment als een belangrijk onderwerp, ook in het kader van de behoefte aan sociale cohesie. Waarom zouden redacteu- ren zich niet wenden tot universiteiten en hogescholen? Uitzoeken hoe de behande- ling van godsdienst -of van arbeid, poli- tiek, milieu, multicultuur- verbeterd kan worden is een prima opdracht voor een instelling voor hoger onderwijs, met haar uitgebreide pool van toegewijde en geta- lenteerde mensen. En als teams van docenten, journalisten en studenten zich samen over dit soort vraagstukken zouclen buigen, zou dat het intellectuele klimaat van de opleiding zeker goed doen. Verder zou de journalistiekopleiding Campus- kranten en omroepen moeten hebben die niet proberen de praktijk blinclelings te imiteren, maar die iets anders, iets beters, iets met meer inspiratie en innovatie wil- len. Ook hiervoor zijn faculteit en studen- ten beide nodig. Ten slotte: de meest seri- euze artikelen over juridische zaken wor- den in de Verenigde Staten gepubliceerd in tijdschriften van rechtenstudenten.

Deze tijdschriften zijn de intellectuele thuishaven voor de juridische professie, de belangrijkste plek voor ref1ectie en

(15)

debat. Waarom zouden journalistenscho- len die ambitie niet hebben?'

COV: E · r verse h.. IJ nen e a a tste tiJ d l ··c1 b etrc I <- kelijk weinig nieuwe gezichtspunten over civicle journalistick. Hoe komt dat'?

Ro s II\·

· · · 'Vee! van de aandacht van de pers voor civielc journalistic!< is inderdaad ver- dwencn. Oat is het onvermijdelijke gevolg van het feit dat het enige tijd als "nieuws"

were\ beschouwd. Een nieuwe trend blijft:

nict eeuwig nieuw, dus is het logisch dat er minder wordt geschreven en gedebat- teercl. We zien rccentelijk welmeer belangstelling op het universitaire niveau, op journalistiekscholen, waarschijnlijk omdat de academische kant van de jour- nalistiek trager reageert. En de belangstel- ling uit andere Ianden neemt toe, bijvoor- beeld in Latijns-Amerika, Europa en Nieuw Zeeland. Ik vine\ dat heel bclang- rijk, hoewel het concept natuurlijk niet zomaar gekopieerd kan worden in een andere setting. Aileen a! het feit dat men weet dater ecn alternatief model bestaat binnen de Amerikaanse journalistiek is van groot gewicht, omdat de Amerikaanse journalistic!< wereldwijdeen gocde repu- tatie heeft en aanzien geniet. Ik was aan- genaam verrast door de grate belangstel- ling voor civiele journalistiek in andere Ianden. Oat heeft wellicht een grater gewicht dan het feit dat de journalisten van de New York Times er niets in zien.'

COV: Kunt u ons ten slotte iets vertellen over uw nieuwe boek 'What are journalists j(Jr?' en over uw verdere plannen'?

Ro s 1 N: 'Mijn nieuwe boek zal in novem-

ber uitkomen, bij Yale University Press. Het is zowel een soort verantwoording van de

"civiele jounalistiek"-stroming als het ver- haal over de lotgevallen van een idee. Het vertelt in 300 bladzijden de geschiedenis van de civiele journalistiek: het ontstaan, het opkomen als afzonderlijke stroming, de praktische experimenten en projecten die door het hele land zijn gedaan, de vloed van kritiek en polemieken, en de lessen die we hebben geleerd. Ik probeer de kritiek serieus te nemen. Zo heb ik een hoofdstuk opgenomen over wat de New York Times en de Washington Post aan te merken hadden. Ik bespreek ook de intel- lectuele wortels van de civiele journalis- tiek. En zo nu en dan kijk ik kritisch naar mijn eigen rol in het geheel.'

COV: W .. I 7

at ZIJn uw p annen.

Ros~o'l: 'E ]"] d .1 .

· er IJ < gezeg weet 1 < nog met wat ik hierna ga doen. Ik verwacht enige tijd aan de promotie van het boek te gaan besteclen, want ik wil natuurlijk dat men- sen het gaan lezen. Ik hoop dat de publi- catie van "VI/hat are journalists for?'' de belangstelling voor civiele journalistiek zal docn opleven en een nieuwe ronde van belangstelling en debat zallosmaken.

Maar, zoals ze bij de krant zeggen, de tijd zal het leren.'

Drs Nico Drok is als docentjonderzoeker verbon- den a an de opleiding ]ournalistiek van de Hogesclwol Windesheim tc Zwolle. ln de periode 1984-1996 was hij directeur van deze opleiding.

Oit artikel is vertaald door Nico Orok en Thijs Jansen

(16)

"

>

"

z >

OOSTERSE ORTHODOXIE EN DE CHRISTEN-DEMOCRATEN

Met de ophanden zijnde uitbreiding van de Europese Unie naar en de intensivering van de betrekkingen met de Ianden van Centraal- en Oost-Europa neemt het belang toe van dialoog met de wereld van de oosterse orthodoxie. Oak de oorlogen op de Balkan Iaten de relevantie daarvan zien. De Ianden in kwestie zijn boven- dien volop bczig met ontwikkeling en hervor- ming van staat en samenleving.

ACHTERGROND

De conferentie die de Eduardo Freistichting medio dit jaar organiseerde (zie kader) speelde zich af tegen de achtergrond van de binnen de christen-democratic aangehangen overtuiging dat kerk, geloof en levensbeschouwing bijdra- gcn tot sociaal-economische, maatschappelijke en politieke ontwikkeling. Religie en levensbe- schouwing zijn belangrijke aspecten van cul- tuur en als zodanig zijn zij medebepalend voor de richting, de kansen en de belemmeringen van ontwikkeling.

In de wijzen waarop kerk en religie hebben bij- gedragen aan de historische ontwikkeling van staat en samenleving bestaan grate verschillen tussen oosterse orthodoxie en westers christen- dom. In het licht van de intensivering van de contacten tussen Oost- en West-Europa is het van belang zich hiervan terdege rekenschap te geven.

In het eerste millennium na Christus geboorte groeiden de kerken van Rome en

Constantinopel langzaam maar zeker uit elkaar. De eerste was op het westelijke dee! van de anLicke wereld georienteerd, de laatste op de oostelijke helft. De Oosters orthodoxe kerken komen dan oak voort uit de Ryzantijnse tradi-

tie, <marin het christendom staatsgodsdienst was en de keizer de heerser over het christelijk gemenebest.

De kerk van Rome, het westelijk dee!, lecrde op zichzelf te staan in de om gang met wereldlijkc aangelegenheden, als de bescherming van het grondgebied of de zorg voor de armen, zonder rechtstreekse bescherming door de keizer. Het westers christendom is in de loop der eeuwen bovendien bei'nvloed door de grote geestelijke stromingen als de Renaissance, de Reformatie en de Verlichting. Het maakte zich zo het belang van rechtsstaat, democratic, scheiding van verantwoordelijkheden van kerk, staat en samenleving en van het verrichten van goede werken eigen.

De orthodoxe kerken die terecht waren geko- men in het islamitische Turkse rijk werden getolereerd en kregen ruimte voor de voortzct- ting van de religic onder de patriarch van Constantinopel. Zo werd langzaam maar zeker een nauwe band gesmeed tusscn orthodoxie en nationale identiteit. tussen kerk en volk. In de ncgentiende eeuw ontstonden zo in de inmid- dels onafhankelijk geworden orthodoxe Ianden op de Balkan staatskerken. In zijn inleiding ging de heer Groen met name in op de voor- beelden van Griekenland, Servie en Rusland.

Hij begon met Griekenland, als een land met een orthodoxe kerk die niet door langdurige communistische onderdrukking was getroffen.

De Grieks orthodoxe kerk is in de gnmdwet crkend als de dominante kerk. Er is een nauwe band tussen de kerkelijke en de staatsoverheid en de band tussen het Griekse volk en de ortho- doxie wordt in de kerkclijke literatuur als onlosmakelijk beschouwd. In de recente Balkanoorlogen heeft Griekenland een grate sympathie voor Servie getoond. Een brede stro- ming in de Grieks-orthodoxe kerk zag het con- flict om Kosovo als een godsdienstoorlog tegen

(17)

De Fcluarclo Frei Stichting organiseercle op 12 juni jl. een studoeconferentie over het onder- wcrp 'Oosterse orthodoxie: kerk, staat, samen- lcving en ontwikkeling'. Centraal stonden de informatieoverdracht over de oosterse ortho- doxie, de samenwerking tussen Oost- en West- Europa, de oecumene en de kansen voor de opbouw van cen vitale civil society.

De conferentie werd mede mogelijk gemaakt dankzij de medewerking van het

Wetenschappelijk Instituut voor het CDA en de steun van de Nationale Commissie voor Internationale Samenwerking en Duurzame Ontwikkeling. De conferentie werd voorgezeten door drs. WK.N. Schmelzer, oud-minister van Buitenlandse Zaken en voorzitter van de Eduardo Frei Stichting. Dit verslag is geba-

een Turks-islamitisch ji-ont.

Het tweede voorbeeld, Servie, laat een orthodox land zien dat na de Tweede Were1d Oorlog bin- nen het toenmalige ]oegoslavie bestuurd wcrd door een communistisch bewind. In Servische kerkelijke gcschriften identificeert de kerk zich met het Scrvische volk, clat als uitverkoren volk worclt beschouwd.

Rusland, derde voorbeeld, werd in de tiendc ccuw bekccrd tot het oosters orthodoxe gcloof In zijn strijd tegen de islamitische Tartaren en de katholieke Polen ging het zich beschouwen als etfgenaam van de Byzantijnsc kerk. De Russischc Revolutic leidde tot onclerdrukking van de godsdienst. Nu zoekt de Russisch ortho- cloxe kcrk moeizaam naar cen nieuwe positie.

Met de val van het communisme kregen de orthodoxc kerken direct met de vragcn van de moderne samenleving te makcn. Willen zij een rol spelen in de ontwikke1ing van democratic, economic en civil society, willen zij de kloof overbruggen tussen geloof en leven, dan moe-

seerd op de in1eiclingen die zijn gehouden door dr. B.]. Groen (lnstituut voor Oosters

Christendom aan de Katholieke Universiteit Nijmegen), drs. WG. van Velzen (lid van het Europese Parlement voor CDA j EVP), de discus- sic met de deelnemers aan de ronde tafel drs.

L.]. Hogebrink (secretaris Raad voor Overheid en Samenleving Nederlandse Hervormcle Kerk), drs. G.R.M. van Dartel (directeur Actie en Ontmoeting Oosterse Kerken), mw. N.A. van den Nieuwboer-Langenkamp (burgemeester van Raalte en voorzitter Commissie

Internationale Aangelegenheden VNG), L. van Troost (Coordinator Politieke Zaken Amnesty International) en de zaal en het discussiepaper van het Wetenschappelijk Instituut.

ten zij een antwoord ontwikkelen op de vragen van de moderne tijd. De uitdaging is nieuw.

Het westers christendom moest diverse moder- niseringsgolven verwerken. De oosterse ortho- doxie heeft daarentegen een lange geschiedenis van isolement.

Aanpassing is een moeizaam proces, niet aileen in Rusland, maar oak in de andere Oost- Europese landen die onder een communistisch regime geleden hebben. Het effect van de gods- dienstonderdrukking mag niet onderschat wor- den, zei de heer Van Ve1zen: kerk en staat waren gescheiden, godsdienst werd onderdrukt en athe!sme were! met kracht van bovenaf bevorderd. Hoe zien de kerken hun toekomst en de toekomst van hun samenleving? Ligt de toe- komst in aanvaarding en overname van wes- terse waarden? Enerzijds kampt de oosterse orthodoxie met een gevoel van minderwaardig- heid ten opzichte van de westerse cultuur.

Anderzijds is er, zo was de ervaring van Van Velzen, een grondige afkeer van westers consu-

(18)

"

<

mentisme en materialismc en zijn uitwassen.

Of moetcn ze richting vinden in de eigen geschiedenis en waarden? Dan rijst het pro- blcem van het onvenverkte recente verleden, waar de orthodoxe kerken zwaar door zijn aangeslagen: wie was informant van de gehei- me dienst; wie collaboreerde? Niet mindcr pro- blenw tisch is de herleving van de traditionele band tussen kerk, volk en staat. Niet alleen binnen de kerken in Oost-J:"uropa is de verlei- ding groot om de gepriviligeerde positie van vroeg;er te herstellen, waarin de orthodoxe kerk garant staat voor nationale eenheid. Ook bui- ten de kerken wordt hct belang van die rol gezien. Kerken worden dan oak politick mis- bruikt. Oud-comnnmisten zitten prominent vooraan in de kerkbank en Iaten de linkerhand goed weten hoeveel de rechterhand wel niet doneert aan restauratie van kerkgebouwcn.

Oude en nieuwe nationalisten gebruiken de orthodoxe kerk in hun land voor politieke machtsuitoefening.

Hen aantal relativerende kanttekeningen wcrd tijdens de conferentie bij dit onderwerp gemaakt. Niet alleen in Oost-Europa is er een nauwe band tussen kerk en staat, aldus de hecr Groen. Oak in Polen is de katholieke reli- gie een kenmerk geworden van de l'oolse natio- nale identiteit. l:!n in Engeland fungeert de Anglicaanse kerk sinds eeuwen als staatskerk.

Ook zijn niet alle vormen van identificatie met nation ale of regionale identiteit verwerpelijk.

llet probleem, gafVan Vclzen aan, is misbruik van dergelijke gevoelens voor politieke doelein- den.

Groen vertelde dat cr in Griekse en in Scrvisch orthodoxe kring·en toch oak pleidooien worden gelwuden voor verzoening en multiculturaliteit vanuit de opvatting dat geloof een spiritucle aangelegenhcid is en geen zaak van nationaal belang;. Ook de oecumenisch patriarch van

Constantinopel waarschuwt voor misbruik van de godsdienst voor nationalistische doeleinden.

Ook de Albanese orthodoxe kerk stelt zich terughoudend op in het conj1ict om Kosovo. De meeste orthodoxe christenen in Albanie zijn etnische Grieken, die grote sympathie hebben voor Servie. Maar de Ieiding van de kerk was zich ervan bewust dat men dit niet in lwt open- baar moest uiten en was geraakt door het lot van de Albanese vluchtelingen. Aartsbissclwp Anastasios is een man met gematigde stand- punten, die het gesprek met de rooms-katlwlie- ke kerk en de islam probeert gaande te hou- den.

In de onderling;e verhoudingen tussen kerk, volk en staat in de oosters orthodoxe wereld is het echter de staat die over het algemeen het laatste woord heeft. De heer Groen vermeldde het voorbeeld van Griekenland, waar het parle- ment overheerst. Soms, als hij de politick niet welgevallig is, kan een bisschop of aartsbis- schop er worden ontslagen. Tens lotte moet wor- den vastgestcld dat de samenlevingen in Oost- Luropa sterk geseculariseerd zijn. In Rusland bezoekt bijvoorbeeld hoog;uit 1% van de bevol- king de kerk.

0ECUMENJSCIIE DIALOOG

Belangrijk in het waardendebat tussen Oost en West is de oecumenische dialoog. Oecumenische contacten zijn in de jaren van de communisti- sche regimes misbruikt ter wille van politieke doelstellingen. De heer Hogebrink vond dan oak dat er ten tijde van de Koude Oorlog van echte oecumene geen sprake was. Daar plukken wij nu de bittere vruchten van. In veel Oost-

~Huropese Ianden is het begrip oecumene bcsmet geraakt en van oecumcne binnen de kring van Oost-Europese Ianden is nauwelijks sprake.

'I(Jch zouclen oecumenische contacten een bij-

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De AFM heeft van Geldlenen een productieoverzicht ontvangen over de periode 1 januari 2011 tot en met 5 april 2012, waarin onder meer op klantniveau (kredietcontract) is

Naar Katholieke opvatting dragen de goede werken, die mogelijk zijn gemaakt door de genade en de werking van de Heilige Geest, tot een groei in de genade bij, zodat de van

Als onderdeel van zijn groet koos de paus voor de belichting van twee thema’s: 1° zijn vreugde in hun verlangen om samen de Vader te aanbidden in gebed voor de komende Geest, en

Het offerwerk van de verlossing werd beëindigd toen Christus Zijn leven voor ons gaf op het kruis (Efeziërs 1:7; Hebreeën 1:3).. De kerk moet de dood van de Heer voor de zon- den

In hoofdstuk 8 is vervolgens de blik verlegd naar toekomstverwachtingen en -inschattingen. Gevraagd naar de toekomst blijken burgemeesters betrekkelijk behoudend te zijn. Ze

hartcn en nicren beproeft. Eenc aan,dachtise ouerwe,gins, en dikwiilige overlggglng. Daarom staat er Ezech. - I)us moesten dezen dan ook, zoo aandachtig, ernstig en

In de statuten staat nog het woord ‘rooms-katholiek’, maar de stichting Signum heeft volgens bestuursvoorzitter Jan Timmers niets meer met de kerk als instituut.. ‘Als de vlag

Wanneer het concrete vraagstukken betreft en er voor een overzichtelijke periode een direct beroep wordt gedaan op de crea- tieve intelligentie en ervaring van individuele