• No results found

2014 Examen HAVO

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "2014 Examen HAVO"

Copied!
28
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

HA-1022-a-14-1-o

Examen HAVO

2014

economie

Bij dit examen hoort een bijlage.

Dit examen bestaat uit 28 vragen.

Voor dit examen zijn maximaal 61 punten te behalen.

Voor elk vraagnummer staat hoeveel punten met een goed antwoord behaald kunnen worden.

Als bij een vraag een verklaring, uitleg of berekening gevraagd wordt, worden aan het antwoord geen punten toegekend als deze verklaring, uitleg of berekening ontbreekt.

Geef niet meer antwoorden (redenen, voorbeelden e.d.) dan er worden gevraagd.

Als er bijvoorbeeld twee redenen worden gevraagd en je geeft meer dan twee redenen, dan worden alleen de eerste twee in de beoordeling meegeteld.

tijdvak 1 donderdag 15 mei 13.30 - 16.30 uur

(2)

HA-1022-a-14-1-o 2 / 10 lees verder ►►►

Opgave 1

Inflatie: wat zeggen de cijfers?

In de westerse landen zijn de officiële inflatiecijfers (gemeten inflatie) doorgaans laag. Strak monetair beleid en globalisering van de

wereldeconomie hebben daaraan bijgedragen. Maar de ‘gevoelsinflatie’

kan afwijken van de gemeten inflatie. De gevoelsinflatie geeft weer hoe de consument denkt dat het gemiddelde prijspeil zich ontwikkelt. Het niveau waarop de consumenten de inflatie ‘voelen’ kan bepalend zijn voor hun bestedingen.

2p 1 Leg uit dat consumentenbestedingen kunnen worden versneld als de gevoelsinflatie hoog is.

2p 2 Leg uit dat consumentenbestedingen ook kunnen worden afgeremd als de gevoelsinflatie hoog is. Gebruik in het antwoord het begrip koopkracht.

In de Verenigde Staten van Amerika (VS) gebruiken statistische bureaus twee officiële inflatiecijfers:

 Consumentenprijsindex (CPI): dit meest bekende inflatiecijfer wordt in de VS op dezelfde manier berekend als het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) het inflatiecijfer in Nederland berekent. De

prijsontwikkeling van de in de VS geconsumeerde goederen en diensten is de basis.

 Producentenprijsindex (PPI), ook wel bekend als bbp-deflator:

de prijsontwikkeling van de in de VS geproduceerde goederen en diensten is de basis. De optelsom van alle toegevoegde waardes in een jaar vormt het bruto binnenlands product (bbp).

De index voor deze inflatie wordt gemeten met de formule:

index waardestijging bbp index volumestijging bbp  100

(beide stijgingen worden gemeten van jaar tot jaar)

2p 3 Maak van onderstaande tekst een economisch juiste redenering.

De CPI is een …(1)… en gewogen prijsindexcijfer. Een verandering van het consumptiepatroon kan aanleiding zijn om in de berekening van de CPI de …(2)… aan te passen.

De PPI is in het geval van inflatie …(3)… dan 100 omdat de stijging van het bbp uitgedrukt in …(4)… groter is dan de stijging van het bbp

uitgedrukt in …(5)….

Kies uit:

bij (1) enkelvoudig / partieel / samengesteld bij (2) partiële prijsindexcijfers / wegingsfactoren bij (3) groter / kleiner

bij (4) geld / hoeveelheid goederen en diensten bij (5) geld / hoeveelheid goederen en diensten

(3)

HA-1022-a-14-1-o 3 / 10 lees verder ►►►

In bron 1 is de gemeten inflatie in de VS weergegeven. In vrijwel elk jaar is er een verschil tussen de hoogte van de inflatie gemeten op basis van de CPI en de hoogte van de inflatie gemeten op basis van de PPI. Er zijn periodes waarin dit verschil erg groot is, zoals tussen 1978 en 1982. Toen beperkten de Arabische landen de export van olie naar de VS en Europa.

De VS en Europa waren in die tijd sterk afhankelijk van olie uit de Arabische landen.

Gebruik bron 1 bij de vragen 4 en 5.

2p 4 Bereken de CPI in de VS van 1980 met 1978 als basisjaar.

De wegingsfactor van olie en brandstoffen is in de VS bij de CPI hoger dan bij de PPI.

2p 5 Voor het verklaren van het verschil tussen de CPI en de PPI in de VS in de periode 1978-1980 kunnen vier van de volgende zeven denkstappen worden gebruikt.

Kies de juiste vier denkstappen en zet deze in de juiste volgorde. Start met denkstap 1.

(1) Arabische landen beperken de export van olie naar de VS.

(2) De prijzen van olie en brandstoffen in de VS dalen.

(3) De prijzen van olie en brandstoffen in de VS stijgen.

(4) In de VS ontstaat een aanbodtekort van olie.

(5) In de VS ontstaat een vraagtekort naar olie.

(6) Inflatie op basis van de CPI stijgt sterker dan op basis van de PPI.

(7) Inflatie op basis van de PPI stijgt sterker dan op basis van de CPI.

(4)

HA-1022-a-14-1-o 4 / 10 lees verder ►►►

Opgave 2

Vlucht uit Nederland

De Nederlandse regering besloot om per 1 juli 2008 een ticketbelasting in te voeren:

een vast percentage belasting op tickets van vluchten die vanaf Nederlandse

vliegvelden vertrekken. De doelstelling was het belastingsysteem te vergroenen door een verschuiving van belasting op arbeid en winst naar belasting op milieuvervuiling.

De invoering van deze belasting leidde tot duurdere vliegtickets en tot felle discussies tussen voor- en tegenstanders.

Gebruik bovenstaande tekst en bron 1.

2p 6 Maak van de onderstaande zinnen een economisch juiste tekst.

De ticketbelasting is een voorbeeld van een …(1)… belasting. Met deze ticketbelasting wordt het belastingstelsel ‘vergroend’, doordat …(2)...

externe effecten van vliegreizen tot uitdrukking komen in de prijs van een vliegticket. Door de hogere ticketprijs zal de vraag van zakelijke reizigers relatief ...(3)... afnemen dan de vraag van niet-zakelijke reizigers.

Kies uit:

bij (1) degressieve / proportionele / progressieve bij (2) negatieve / positieve

bij (3) minder sterk / sterker Gebruik bron 1.

2p 7 Geef een verklaring voor het verschil in prijselasticiteit van de vraag tussen zakelijke en niet-zakelijke reizigers.

Gebruik bron 2.

2p 8 Leg uit dat de regering in haar schatting uitging van een prijsinelastische vraag naar vliegtickets.

Gebruik bron 1 en 2.

2p 9 Laat met een berekening zien dat de getallen uit bron 1 de schatting van de regering, genoemd in bron 2, niet ondersteunen.

(5)

HA-1022-a-14-1-o 5 / 10 lees verder ►►►

Tegenstanders van de ticketbelasting beweerden dat deze belasting niet zou leiden tot minder milieuvervuiling, omdat veel Nederlanders zouden uitwijken naar luchthavens in de buurlanden België en Duitsland. Voor een effectieve belastingmaatregel zou een Europese aanpak nodig zijn.

Voordat Nederland de ticketbelasting invoerde, werd er ook in Duitsland gesproken over een vorm van ticketbelasting.

Stel dat beide landen de ticketbelasting nog niet hebben ingevoerd en voor de eenmalige en gelijktijdige beslissing staan: wel of niet een

ticketbelasting invoeren. Een dergelijke situatie is weergegeven in bron 3.

Gebruik bron 3 bij de vragen 10 en 11.

2p 10 Vul deze pay-offmatrix zo in dat voor Nederland en Duitsland het niet- invoeren van een ticketbelasting de dominante strategie is en beide landen hiermee in een gevangenendilemma belanden.

Noteer het zo: A  (...;...) B  (…;…) C  (...;...) D  (…;…) In meerdere lidstaten van de Europese Unie hebben regeringen geprobeerd het sterk groeiende vliegverkeer af te remmen met een ticketbelasting.

2p 11 Leg uit welke maatregel de Europese Unie kan nemen om te voorkomen dat de lidstaten in een gevangenendilemma terechtkomen.

(6)

HA-1022-a-14-1-o 6 / 10 lees verder ►►►

Opgave 3

Onrust in Egypte

uit een krant, januari 2013:

Na het aftreden van president Mubarak in 2011 hopen de Egyptenaren op een verbetering van de economische situatie. Maar door risico-avers gedrag van buitenlandse toeristen en buitenlandse beleggers daalt de wisselkoers van het Egyptische pond ten opzichte van de Amerikaanse dollar. Aangezien Egypte erg afhankelijk is van goederenimport

verslechtert de economische situatie in het land. De Egyptische minister van Financiën onderhandelt nu met het Internationaal Monetair Fonds (IMF) over een noodlening van 4,8 miljard Amerikaanse dollars. Het IMF is bereid deze lening te verstrekken tegen een zeer lage rente. Wel eist het IMF dat de Egyptische overheid stopt met de miljardensubsidiëring van primaire goederen zoals brood, vlees, melk, benzine, enzovoorts.

2p 12 In het krantenbericht staan vijf internationale transacties die worden geregistreerd op de betalingsbalans van Egypte. Neem onderstaand schema over en geef bij elke transactie met een kruisje aan op welke deelrekening deze wordt geregistreerd.

internationale transactie lopende rekening kapitaalrekening 1 toerisme

2 beleggingen 3 goederenimport 4 IMF-noodlening 5 rentebetaling aan IMF Gebruik bron 1.

2p 13 Bereken op twee decimalen nauwkeurig met hoeveel procent de koers van het Egyptische pond (EGP) van 2010 tot en met 2013 is gedaald.

Gebruik het krantenbericht en bron 2.

2p 14 Welk van de in bron 2 genoemde economische hervormingen streeft het IMF in Egypte volgens het krantenbericht na? Licht het antwoord toe.

(7)

HA-1022-a-14-1-o 7 / 10 lees verder ►►►

In een actualiteitenprogramma discussiëren drie economen over de economische gevolgen van het verstrekken van de IMF-noodlening aan Egypte:

 Osahar: “Als gevolg van de verstrekte noodlening zullen beleggers met risico-aversie meer in Egypte gaan beleggen.”

 Husani: “Nee hoor, als gevolg van die noodlening zullen beleggers met risico-aversie juist minder in Egypte gaan beleggen.”

 Baniti: “Maar als voorwaarde voor die noodlening stelt het IMF dat de subsidies op primaire goederen moeten worden afgeschaft. Dat zal leiden tot toenemende onrust in het land, zoals voedselrellen en stakingen. Dat heeft effect op de economische situatie van Egypte. Ik zal uitleggen waarom …”

2p 15 Geef een verklaring voor de uitspraak van Osahar.

2p 16 Geef een verklaring voor de uitspraak van Husani.

Gebruik het krantenbericht en bron 2.

4p 17 Schrijf in ongeveer 50 woorden de uitleg van de bewering van Baniti. In de uitleg moeten de volgende aspecten aan de orde komen:

 De invloed van de toenemende onrust, zoals voedselrellen en stakingen, in het land op de wisselkoers van het Egyptische pond.

 De invloed van de wisselkoersverandering van het Egyptische pond op de inflatie, de koopkracht en de bestedingen van de Egyptenaren.

(8)

HA-1022-a-14-1-o 8 / 10 lees verder ►►►

Opgave 4

Lift de schatkist mee?

In 2012 betaalt de Nederlandse automobilist een ongekend hoge prijs voor benzine. Deze hoge benzineprijs wordt onder andere veroorzaakt door:

 veranderingen in vraag en aanbod van olie (olie is de grondstof voor benzine);

 stijgende tarieven van prijsverhogende belastingen, zoals accijns.

Gebruik bron 1.

2p 18 Maak van het eerste krantenbericht uit bron 1 een economisch juiste tekst. Kies uit:

bij (1) afnemende / sterke bij (2) aanbodzijde / vraagzijde

bij (3) het aanbod van / de vraag naar bij (4) meer / minder

Gebruik bron 1.

2p 19 Leg met een voorbeeld uit hoe een hogere belastingdruk op de benzineprijs kan leiden tot ontwijking van belasting op benzine door Nederlandse automobilisten.

Gebruik bron 1, 2 en 3 bij de vragen 20 en 21.

2p 20 Toon met behulp van een berekening aan dat het totale belastingbedrag per liter loodvrije benzine in België € 0,867 is.

2p 21 Bereken hoeveel eurocent de accijns op een liter loodvrije benzine in België lager is dan in Nederland.

De hogere olieprijzen leiden ook tot hogere prijzen voor diesel. Deze brandstof dreigt in 2012 extra duur te worden doordat de Europese Unie van plan is de lagere dieselaccijns op te trekken naar het niveau van de benzineaccijns van dat land. “De schatkist lift met u mee!”, roept een zelfstandige Nederlandse vrachtwagenchauffeur die tegenstander is van deze maatregel.

Een vervoerseconoom reageert: “De hogere dieselaccijns kan ook leiden tot een afname van overheidsinkomsten uit de transportsector.

4p 22 Schrijf de argumentatie bij het standpunt van de vervoerseconoom. Maak in deze argumentatie een onderscheid tussen de gevolgen van de

belastingmaatregel indien de transportsector de hogere dieselaccijns:

 wel doorberekent in de prijzen van de vervoerscontracten en

 niet doorberekent in de prijzen van de vervoerscontracten.

Gebruik ongeveer 80 woorden

(9)

HA-1022-a-14-1-o 9 / 10 lees verder ►►►

Opgave 5

Studeren is investeren

Studeren in het hoger onderwijs is investeren in jezelf. Door

asymmetrische informatie zijn commerciële banken niet altijd bereid een lening voor deze investering te verstrekken aan studenten. Als studenten niet kunnen lenen voor hun studie kan de toegankelijkheid van het hoger onderwijs in gevaar komen. Vandaar dat de Nederlandse overheid

subsidies verschaft via studiebeurzen (zie bron 1). De subsidies worden betaald uit de algemene middelen. Een andere reden voor het verschaffen van subsidies is gelegen in de positieve externe effecten van onderwijs.

2p 23 Leg uit dat door asymmetrische informatie commerciële banken niet altijd bereid zijn een studielening te verstrekken aan studenten.

Gebruik bron 1.

2p 24 Maak van de onderstaande tekst een economisch juiste redenering.

De huidige financiering van het hoger onderwijs in Nederland is gebaseerd op …(1)…. De positieve externe effecten van onderwijs

…(2)… de welvaart in Nederland. Een voorbeeld daarvan is een toenemend(e) …(3)… met als gevolg dat de internationale concurrentiepositie van Nederland …(4)….

Kies uit:

bij (1) het kapitaaldekkingsstelsel / verplichte solidariteit bij (2) verhogen / verlagen

bij (3) gemiddelde arbeidsproductiviteit / consumentensurplus bij (4) verbetert / verslechtert

In 2012 zijn de Nederlandse regeringspartijen het er over eens: het

huidige studiebeursstelsel moet per 1 september 2014 worden omgezet in een sociaal leenstelsel (zie bron 2). Een student in het hoger onderwijs kost de overheid ruim € 8.000 per jaar, terwijl het volgen van een

opleiding in het hoger onderwijs de student een flink particulier rendement kan opleveren. Volgens de regeringspartijen levert het sociaal leenstelsel naast een overheidsbesparing van € 1,6 miljard een kwaliteitsverbetering van het hoger onderwijs op. Tegenstanders wijzen erop dat de overheid op deze manier studieschulden afdwingt bij studenten met leenaversie.

De regeringspartijen spreken dat tegen door te verwijzen naar de voorwaarden.

Let op: de laatste vragen van dit examen staan op de volgende pagina.

(10)

HA-1022-a-14-1-o 10 / 10 lees verder ►►►

2p 25 Leg uit dat er bij het sociaal leenstelsel sprake is van ruilen over de tijd.

Gebruik bron 2.

2p 26 Welk kenmerk van het sociaal leenstelsel kan de leenaversie bij studenten verminderen? Verklaar het antwoord.

Bij het sociaal leenstelsel is er een risico-opslag verwerkt in de rente.

Hiermee worden de tekorten gefinancierd die ontstaan indien studenten hun lening niet (volledig) aflossen. De overheid had ook kunnen besluiten om deze tekorten vanuit de algemene middelen (belastingen) te

financieren.

2p 27 Leg uit dat het financieren van de tekorten vanuit de algemene middelen kan leiden tot moral hazard (risico op moreel wangedrag) van studenten.

Nu studeren door het sociaal leenstelsel voor studenten duurder dreigt te worden en de kans op een baan na de studie door de economische crisis afneemt, gaan steeds meer studenten op zoek naar een alternatieve financiering voor hun studie.

Gebruik bron 3.

3p 28 Maak van de onderstaande tekst een economisch juiste redenering.

De € 50 waarvoor Paul de Haas een IOU uitgeeft, is een voorbeeld van een …(1)…. Het geld dat hij krijgt wil hij investeren in ...(2).... Houders van IOU’s krijgen in ruil een half uur van Pauls tijd. Als zij hun keuze laten afhangen van Pauls toenemende ...(3)… zullen de IOU-houders de tijd van Paul zo ...(4)... mogelijk inzetten.

Kies uit:

bij (1) stroomgrootheid / voorraadgrootheid bij (2) kapitaalgoederen / menselijk kapitaal bij (3) consumptiebehoefte / verdiencapaciteit bij (4) laat / vroeg

einde

(11)

HA-1022-a-14-1-b

Bijlage HAVO

2014

economie

Bronnenboekje

tijdvak 1

(12)

HA-1022-a-14-1-b 2 / 7 lees verder ►►►

Opgave 1

bron 1 inflatieontwikkelingen in de VS: 1965-2008

1965 1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 14

12

10

8

6

4

2

0

%

jaar

Legenda:

PPI verandering ten opzichte van het voorgaande jaar CPI verandering ten opzichte van het voorgaande jaar

2008

in de grafiek gebruikte percentages voor de jaren 1975 tot en met 1980

jaar op basis van PPI op basis van CPI

1975 5,5 6,0

1976 6,2 6,8

1977 6,5 7,2

1978 7,2 7,5

1979 7,5 11,8

1980 8,0 13,0

(13)

HA-1022-a-14-1-b 3 / 7 lees verder ►►►

Opgave 2

bron 1 kenmerken van de markt voor vliegreizen vanuit Nederland voor de periode 2008-2010

vragersgroep aandeel in totale vraag Ev

zakelijke reizigers 25% 0,5

niet-zakelijke reizigers 75% 1,2

Ev  prijselasticiteit van de vraag naar vliegtickets

bron 2 verwachtingen van de regering voor de jaren 2008 tot en

met 2010

De regering verwachtte in 2008 dat door de invoering van de

ticketbelasting de prijs van een vliegticket gemiddeld 10% hoger zou worden. Hierdoor zou naar verwachting het aantal gevraagde vliegtickets voor vluchten vanaf Nederlandse luchthavens in de periode 2008 tot en met 2010 dalen met 8%. Bij deze schatting werd géén rekening gehouden met andere factoren die van invloed zijn op de vraag naar vliegtickets.

Het ministerie van financiën ging in het eerste jaar (2008) uit van een opbrengst uit ticketbelasting van € 350 miljoen.

bron 3 pay-offmatrix voor wel of niet invoeren van een ticketbelasting (TB)

Nederland

TB niet invoeren TB wel invoeren

Duitsland TB niet invoeren A C

TB wel invoeren B D

In te vullen combinaties van pay-offs:

(12 ; 12) / (0 ; 0) / (5 ; 15) / (15 ; 5) Toelichting:

 De gevolgen van elke keuze zijn uitgedrukt in een saldo van de welvaartstoename per land.

 Dit saldo bestaat uit twee effecten:

1 welvaartsverandering door de verkoop van vliegtickets 2 welvaartsverandering door CO2-uitstoot van vliegverkeer

 Elk land streeft voor zichzelf naar een zo groot mogelijke welvaartstoename.

 De cursieve getallen zijn voor Duitsland, de vetgedrukte getallen zijn voor Nederland.

(14)

HA-1022-a-14-1-b 4 / 7 lees verder ►►►

Opgave 3

bron 1 enkele statistieken Egypte

14,0

12,0

10,0

8,0

6,0

4,0

2,0

0,0

6,60

6,40

6,20

6,00

5,80

5,60

5,40

5,20

0

koers dollar in pond inkomsten

uit toerisme

12,2

9,0 8,1

7,4

2010 2011 2012 2013

Legenda:

inkomsten uit toerisme koers dollar in pond

5,56 5,56

5,88 5,88

6,45

6,09

bron 2 het Internationaal Monetair Fonds (IMF)

Het IMF leent geld uit aan lidstaten die met betalingsbalansproblemen te kampen hebben. Als een land er niet in slaagt om met de uitvoer van goederen en diensten voldoende buitenlands geld te verdienen om de invoer te kunnen betalen, dan kan het IMF buitenlands geld aan het land uitlenen. In ruil daarvoor moet een land dat leent, instemmen met

economische hervormingen die op termijn leiden tot een evenwichtige betalingsbalans. Voorbeelden van economische hervormingen zijn:

 verhogen van de belastingen;

 verlagen van de overheidsuitgaven;

 privatiseren van staatsbedrijven;

 verminderen van overheidsregels.

(15)

HA-1022-a-14-1-b 5 / 7 lees verder ►►►

Opgave 4

bron 1 uit een krant van maart 2012

De …(1)… groei van de wereldeconomie zorgt via de …(2)… voor krapte op de oliemarkt. Maar ook de instabiele politieke situatie in olieproducerende

Arabische landen heeft een prijsopdrijvend effect. Ondanks het feit dat er door die instabiele situatie nog geen liter olie minder is geproduceerd, heerst er bij de afnemers, zoals benzineproducenten, onzekerheid over …(3)… olie. De

benzineproducenten gaan daardoor …(4)… olie inkopen, waardoor de belangrijkste grondstof voor benzine duurder wordt.

Ook de overheid draagt bij aan een stijging van de benzineprijs. Op Turkije na wordt nergens méér belasting betaald op een liter benzine dan in Nederland.

Benzinepomphouders waarschuwen voor vermijdings- oftewel ontwijkingsgedrag van de Nederlandse automobilist: “Ze gaan niet minder rijden maar de vraag naar Nederlandse benzine neemt af.” De pomphouders pleiten voor een

verlaging van de benzineaccijns: “In Nederland betaalt een automobilist per liter loodvrije benzine meer dan een euro belasting en in België is dat minder dan een euro, terwijl de prijs exclusief belastingen en het btw-percentage in beide landen gelijk zijn”, aldus een Nederlandse pomphouder.

bron 2 prijsopbouw loodvrije benzine in Nederland (per liter; 2012)

*btw wordt berekend over het totaal van toegevoegde waardes en accijns 21% btw*

accijns

toegevoegde waarde pomphouder

toegevoegde waarde oliemaatschappij

loodvrije benzine

€ 0,30

€ 0,72

€ 0,12

€ 0,59

(16)

HA-1022-a-14-1-b 6 / 7 lees verder ►►►

bron 3 indexcijfers voor het totaalbedrag van accijns en btw per liter loodvrije benzine (2012)

140 120 100 80 60 40 20 0 index

VS

Australië Japan Luxemburg

België

NoorwegenDuitslandNederland Turkije 15

30

60 65

85 90 95 100

130

(17)

HA-1022-a-14-1-b 7 / 7 lees verder ►►►

Opgave 5

bron 1 huidig studiebeursstelsel hoger onderwijs (2012)

 Basisbeurs, onafhankelijk van het inkomen van de ouders.

 Aanvullende beurs, afhankelijk van het inkomen van de ouders.

 Basisbeurs en aanvullende beurs hoeven niet terugbetaald te worden, mits er binnen tien jaar een diploma wordt behaald.

bron 2 kenmerken sociaal leenstelsel hoger onderwijs per 1 september 2014

 Geen subsidieverstrekking door de overheid in de vorm van een basis- of aanvullende beurs.

 Rentedragende lening bij een overheidsinstantie voor alle studiekosten.

 De rente bevat een risico-opslag (solidariteitspremie) waarmee de

‘tekorten’ bij de overheid kunnen worden gedekt die ontstaan als studenten de lening niet (volledig) aflossen.

 Na afloop van de studie kan de lening naar draagkracht worden afgelost.

bron 3 uit een krant Creatief studeren

Om zijn studie te kunnen betalen verkoopt student Paul de Haas zichzelf.

Althans, hij verkoopt zijn tijd. Nu studeren steeds duurder wordt, moet je immers creatief zijn. De Amsterdamse student geeft daarom sinds het begin van deze maand IOU’s (I Owe You) uit. Het concept is simpel. De student geeft in totaal 500 IOU’s uit waar je 50 euro per IOU voor betaalt.

Iedere IOU is behalve 50 euro ook een half uur van zijn tijd waard. Wie twee IOU’s koopt kan dus een uur gebruikmaken van zijn ‘diensten’. Paul studeert namelijk rechten. “Mensen kunnen op ieder ogenblik besluiten hun IOU’s in te wisselen, zelfs als dit in 2040 is en ik een wereldberoemd advocaat ben.” Je koopt zijn tijd van straks tegen zijn tarief van nu, want door het volgen van de opleiding wordt een half uur van De Haas’ tijd ook meer waard.

Uiteindelijk geeft De Haas maximaal 500 IOU’s uit, want dan heeft hij de noodzakelijke 25.000 euro voor zijn studie en levenskosten.

einde

(18)

HA-1022-a-14-1-c 1 lees verder ►►►

Correctievoorschrift HAVO

2014

tijdvak 1

economie

Het correctievoorschrift bestaat uit:

1 Regels voor de beoordeling 2 Algemene regels

3 Vakspecifieke regels 4 Beoordelingsmodel 5 Inzenden scores

1 Regels voor de beoordeling

Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o.

Voorts heeft het College voor Examens (CvE) op grond van artikel 2 lid 2d van

de Wet CvE de Regeling beoordelingsnormen en bijbehorende scores centraal examen vastgesteld.

Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 36, 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang:

1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen en het proces-verbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past de beoordelingsnormen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door het College voor Examens.

2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het proces-verbaal en de regels voor het bepalen van de score onverwijld aan de gecommitteerde toekomen.

3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past de beoordelingsnormen en de regels voor het bepalen van de score toe die zijn gegeven door het College voor Examens.

(19)

HA-1022-a-14-1-c 2 lees verder ►►►

De gecommitteerde voegt bij het gecorrigeerde werk een verklaring betreffende de verrichte correctie. Deze verklaring wordt mede ondertekend door het bevoegd gezag van de gecommitteerde.

4 De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast.

5 Indien de examinator en de gecommitteerde daarbij niet tot overeenstemming komen, wordt het geschil voorgelegd aan het bevoegd gezag van de

gecommitteerde. Dit bevoegd gezag kan hierover in overleg treden met het bevoegd gezag van de examinator. Indien het geschil niet kan worden beslecht, wordt

hiervan melding gemaakt aan de inspectie. De inspectie kan een derde onafhankelijke gecommitteerde aanwijzen. De beoordeling van de derde gecommitteerde komt in de plaats van de eerdere beoordelingen.

2 Algemene regels

Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de regeling van het College voor Examens van toepassing:

1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat.

2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, ..., n, waarbij n het

maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0 zijn niet geoorloofd.

3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels:

3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend;

3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend, in overeenstemming met het

beoordelingsmodel;

3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden

toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel;

3.4 indien slechts één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld;

3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal;

3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg of afleiding of

berekening ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is aangegeven;

3.7 indien in het beoordelingsmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord of onderdeel van dat antwoord;

(20)

HA-1022-a-14-1-c 3 lees verder ►►►

3.8 indien in het beoordelingsmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen;

3.9 indien een kandidaat op grond van een algemeen geldende woordbetekenis, zoals bijvoorbeeld vermeld in een woordenboek, een antwoord geeft dat vakinhoudelijk onjuist is, worden aan dat antwoord geen scorepunten toegekend, of tenminste niet de scorepunten die met de vakinhoudelijke onjuistheid gemoeid zijn.

4 Het juiste antwoord op een meerkeuzevraag is de hoofdletter die behoort bij de juiste keuzemogelijkheid. Voor een juist antwoord op een meerkeuzevraag wordt het in het beoordelingsmodel vermelde aantal scorepunten toegekend. Voor elk ander antwoord worden geen scorepunten toegekend. Indien meer dan één antwoord gegeven is, worden eveneens geen scorepunten toegekend.

5 Een fout mag in de uitwerking van een vraag maar één keer worden aangerekend, tenzij daardoor de vraag aanzienlijk vereenvoudigd wordt en/of tenzij in het

beoordelingsmodel anders is vermeld.

6 Een zelfde fout in de beantwoording van verschillende vragen moet steeds opnieuw worden aangerekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld.

7 Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een examen of in het beoordelingsmodel bij dat examen een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof examen en beoordelingsmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan het College voor Examens. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het beoordelingsmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden.

8 Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven.

9 Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen.

Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur.

De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer.

NB1 Het College voor Examens heeft de correctievoorschriften bij regeling vastgesteld.

Het correctievoorschrift is een zogeheten algemeen verbindend voorschrift en valt onder wet- en regelgeving die van overheidswege wordt verstrekt. De corrector mag dus niet afwijken van het correctievoorschrift.

NB2 Het aangeven van de onvolkomenheden op het werk en/of het noteren van de behaalde scores bij de vraag is toegestaan, maar niet verplicht.

Evenmin is er een standaardformulier voorgeschreven voor de vermelding van de scores van de kandidaten.

Het vermelden van het schoolexamencijfer is toegestaan, maar niet verplicht.

Binnen de ruimte die de regelgeving biedt, kunnen scholen afzonderlijk of in gezamenlijk overleg keuzes maken.

NB3 Als het College voor Examens vaststelt dat een centraal examen een onvolkomenheid bevat, kan het besluiten tot een aanvulling op het correctievoorschrift.

Een aanvulling op het correctievoorschrift wordt zo spoedig mogelijk nadat de onvolkomenheid is vastgesteld via Examenblad.nl verstuurd aan de

examensecretarissen.

(21)

HA-1022-a-14-1-c 4 lees verder ►►►

Soms komt een onvolkomenheid pas geruime tijd na de afname aan het licht. In die gevallen vermeldt de aanvulling:

NB

a. Als het werk al naar de tweede corrector is gezonden, past de tweede corrector deze aanvulling op het correctievoorschrift toe.

b. Als de aanvulling niet is verwerkt in de naar Cito gezonden WOLF-scores, voert Cito dezelfde wijziging door die de correctoren op de verzamelstaat doorvoeren.

Een onvolkomenheid kan ook op een tijdstip geconstateerd worden dat een aanvulling op het correctievoorschrift ook voor de tweede corrector te laat komt.

In dat geval houdt het College voor Examens bij de vaststelling van de N-term rekening met de onvolkomenheid.

3 Vakspecifieke regels

Voor dit examen kunnen maximaal 61 scorepunten worden behaald.

Voor dit examen is de volgende vakspecifieke regel vastgesteld:

Voor rekenfouten worden geen scorepunten afgetrokken. Wanneer echter de kandidaat bij een berekening kennelijk verzuimd heeft door schatting controle op het antwoord uit te oefenen, wordt voor deze fouten één scorepunt afgetrokken tot een maximum van drie scorepunten voor het hele examen.

(22)

HA-1022-a-14-1-c 5 lees verder ►►►

4 Beoordelingsmodel

Opmerking

Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke.

Opgave 1

1 maximumscore 2

Een voorbeeld van een juist antwoord is:

Een antwoord waaruit blijkt dat consumenten (bepaalde) aankopen naar voren halen, wanneer ze een hoge / hogere inflatie in de komende periode verwachten.

2 maximumscore 2

Een voorbeeld van een juist antwoord is:

Een antwoord waaruit blijkt dat consumenten bij een hoge gevoelsinflatie hun koopkracht te laag inschatten en daardoor minder gaan besteden.

Opmerking

Als niet uit de formulering blijkt dat het gaat om een beleving / inschatting maximaal 1 scorepunt toekennen.

3 maximumscore 2 bij (1) samengesteld bij (2) wegingsfactoren bij (3) groter

bij (4) geld

bij (5) hoeveelheid goederen en diensten

indien (1) en (2) juist 1

indien (3), (4) en (5) juist 1

4 maximumscore 2

Een voorbeeld van een juiste berekening is:

(1,118 × 1,13) × 100 = 126,3 5 maximumscore 2

1 - 4 - 3 - 6 Opmerking

Uitsluitend 2 of 0 scorepunten toekennen.

Vraag Antwoord Scores

(23)

Vraag Antwoord Scores

HA-1022-a-14-1-c 6 lees verder ►►►

Opgave 2

6 maximumscore 2 bij (1) proportionele bij (2) negatieve bij (3) minder sterk

indien alle drie juist 2

indien twee juist 1

indien één of geen juist 0

7 maximumscore 2

Voorbeelden van een juiste verklaring zijn:

Zakelijke reizigers kunnen de kosten van de vliegreis afwentelen op anderen (opdrachtgever, klant, werkgever) en zullen dus in mindere mate op zoek gaan naar alternatieven.

Zakelijke reizigers waarderen tijdverlies in sterke mate als kosten, waardoor ze in mindere mate bereid zijn uit te wijken naar

alternatieven die mogelijk goedkoper zijn (vliegvelden in het buitenland, hogesnelheidstreinen e.d.).

8 maximumscore 2

Voorbeelden van een juist antwoord zijn:

Een antwoord waaruit blijkt dat de regering een daling van de

gevraagde hoeveelheid verwachtte van 8%, hetgeen kleiner is dan de gemiddelde prijsstijging van 10% voor een vliegticket.

Een berekening waaruit blijkt dat Ev = 8%

10%

+ = −0,8 is. Dat is groter dan −1 en dus prijsinelastisch.

9 maximumscore 2

Een voorbeeld van een juiste berekening is:

0,75 × −1,2 + 0,25 × −0,5 = −1,025 (relatief prijselastisch) 10 maximumscore 2

A = (0 ; 0) B = (5 ; 15) C = (15 ; −5) D = (12 ; 12) Opmerking

Uitsluitend 2 of 0 scorepunten toekennen.

(24)

Vraag Antwoord Scores

HA-1022-a-14-1-c 7 lees verder ►►►

11 maximumscore 2

Een voorbeeld van een juist antwoord is:

Een antwoord waaruit blijkt dat de Europese Unie voor alle lidstaten één (generieke) belastingmaatregel kan nastreven / afdwingen, zodat alle lidstaten kiezen voor wel invoeren van een vliegbelasting (hetgeen de totale welvaartstoename in de lidstaten vergroot).

Opgave 3

12 maximumscore 2

internationale transactie lopende rekening kapitaalrekening

1 toerisme x

2 beleggingen x

3 goederenimport x

4 IMF-noodlening x

5 rentebetaling aan IMF x

Opmerking

Voor elke fout 1 scorepunt in mindering brengen.

13 maximumscore 2

Een voorbeeld van een juiste berekening is:

1

5,56 = 0,1799 1

6,45 = 0,1550 0,1550 0,1799

0,1799

× 100% = −13,84%

(De daling bedraagt dus 13,84%.) Opmerking

Een andere manier van afronden ook goed rekenen.

14 maximumscore 2

Verlagen van de overheidsuitgaven.

Een voorbeeld van een juiste toelichting is:

Een toelichting waaruit blijkt dat het IMF als eis stelt dat de Egyptische overheid stopt met de miljardensubsidiëring van primaire goederen zoals brood, vlees, melk, benzine enzovoorts, zodat de overheidsuitgaven zullen dalen.

(25)

Vraag Antwoord Scores

HA-1022-a-14-1-c 8 lees verder ►►►

15 maximumscore 2

Een voorbeeld van een juist antwoord is:

Een antwoord waaruit blijkt dat door het verstrekken van de noodlening het vertrouwen van de buitenlandse beleggers in Egypte wordt hersteld,

waardoor buitenlandse beleggingen in Egypte zullen toenemen.

16 maximumscore 2

Een voorbeeld van een juist antwoord is:

Een antwoord waaruit blijkt dat het verstrekken van een noodlening een signaal is voor een verslechterde economische situatie. Risico-aversie bij buitenlandse beleggers zorgt ervoor dat zij Egypte zullen mijden.

17 maximumscore 4

De te beoordelen aspecten zijn correct uitgewerkt.

Het gevolg van de toenemende onrust op de wisselkoers is correct uitgewerkt. Te denken valt aan:

Buitenlandse toeristen zullen Egypte mijden, waardoor de

exportbestedingen afnemen; hierdoor neemt de vraag naar het EGP af,

waardoor de wisselkoers daalt 2

Het gevolg van de wisselkoersverandering op de inflatie is correct uitgewerkt. Te denken valt aan:

Door de koersdaling van het EGP worden importgoederen duurder (deze prijsstijging werkt door in het binnenlands prijsniveau), waardoor de inflatie toeneemt, de koopkracht daalt en de bestedingen van de

Egyptenaren afnemen 2

Opgave 4

18 maximumscore 2 bij (1) sterke bij (2) vraagzijde bij (3) het aanbod van bij (4) meer

indien (1) en (2) juist 1

indien (3) en (4) juist 1

(26)

Vraag Antwoord Scores

HA-1022-a-14-1-c 9 lees verder ►►►

19 maximumscore 2

Voorbeelden van een juist antwoord zijn:

Een antwoord waaruit blijkt dat de Nederlandse automobilist gaat tanken in een buurland omdat daar de benzineprijs lager is.

Een antwoord waaruit blijkt dat de Nederlandse automobilist kiest voor een auto die niet op benzine maar op diesel, gas of elektriciteit rijdt, als van die energiebronnen de brandstofprijs lager is.

Een antwoord waaruit blijkt dat de Nederlandse automobilist kiest voor een ander vervoermiddel, zoals openbaar vervoer, als dat middel relatief goedkoper blijkt te worden.

Een antwoord waaruit blijkt dat de Nederlandse automobilist (tegen de verwachting van de pomphouders) vaker thuis werkt en/of voor

vakanties een ander vervoermiddel kiest en daardoor minder gaat rijden.

20 maximumscore 2

Een voorbeeld van een juiste berekening is:

Nederland is 100 → totaal aan belasting in België:

85

100 × (€ 0,30 + € 0,72) = € 0,867 21 maximumscore 2

• consumentenprijs België: € 0,71 + € 0,867 = € 1,577 btw België: 21

121 × € 1,577 = € 0,274 1

• accijns in België: € 0,867 − € 0,274 = € 0,59 (afgerond) en dat is

(€ 0,72 − € 0,59) € 0,13 lager dan in Nederland 1 Opmerking

Een andere manier van afronden ook goed rekenen.

22 maximumscore 4

Een voorbeeld van een juist antwoord is:

• Als de accijnsverhoging wel wordt doorberekend zal door de hogere prijzen van vervoerscontracten de internationale concurrentiepositie van de Nederlandse transportsector verslechteren, hetgeen kan leiden tot minder afzet. Hierdoor kan (in Nederland) de winst afnemen

waardoor de overheid minder winstbelasting ontvangt / de

werkgelegenheid afnemen waardoor de overheid minder loonbelasting

ontvangt 2

• Als de accijnsverhoging niet wordt doorberekend (bijvoorbeeld uit concurrentieoverwegingen), zullen de winstmarges in de

transportsector afnemen waardoor de overheid (bij een gelijkblijvende

omzet) minder winstbelasting ontvangt 2

(27)

Vraag Antwoord Scores

HA-1022-a-14-1-c 10 lees verder ►►►

Opgave 5

23 maximumscore 2

Een voorbeeld van een juist antwoord is:

Een antwoord waaruit blijkt dat een commerciële bank niets weet over het wanbetalingsrisico van een individuele student.

24 maximumscore 2

bij (1) verplichte solidariteit bij (2) verhogen

bij (3) gemiddelde arbeidsproductiviteit bij (4) verbetert

indien (1) en (2) juist 1

indien (3) en (4) juist 1

25 maximumscore 2

Voorbeelden van een juist antwoord zijn:

Een antwoord waaruit blijkt dat de student bestedingsruimte die in de toekomst wordt verworven naar voren haalt.

Een antwoord waaruit blijkt dat het sociaal leenstelsel gepaard gaat met de verplichting rente te betalen over het geleende bedrag.

Rentebetalingen zijn een vergoeding voor het naar voren halen van bestedingen en dus voor ruilen over de tijd.

26 maximumscore 2

Na afloop van de studie kan de lening naar draagkracht worden afgelost.

Een verklaring waaruit blijkt dat deze voorwaarde de aversie tegen lenen bij de student vermindert, omdat de lening bij onvoldoende inkomen niet of nauwelijks afgelost hoeft te worden.

27 maximumscore 2

Een voorbeeld van een juist antwoord is:

Een antwoord waaruit blijkt dat studenten minder gemotiveerd zijn direct een juiste studiekeuze te maken of de studie af te maken indien het niet kunnen terugbetalen van de studielening wordt afgewenteld op de algemene middelen.

(28)

Vraag Antwoord Scores

HA-1022-a-14-1-c 11 lees verder ►►►

28 maximumscore 3

bij (1) voorraadgrootheid bij (2) menselijk kapitaal bij (3) verdiencapaciteit bij (4) laat

indien (1) juist 1

indien (2) juist 1

indien (3) en (4) juist 1

5 Inzenden scores

Verwerk de scores van de alfabetisch eerste vijf kandidaten per examinator in het programma WOLF.

Zend de gegevens uiterlijk op 23 mei naar Cito.

De normering in het tweede tijdvak wordt mede gebaseerd op door kandidaten behaalde scores. Als het tweede tijdvak op uw school wordt afgenomen, zend dan ook van uw tweede-tijdvak-kandidaten de deelscores in met behulp van het programma WOLF.

einde

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

H3: Middelbare scholieren en studenten waarvan de ouders een hoger inkomen hebben, minder de neiging zullen hebben om andere studie geresulteerde keuzes te maken door de invoering

Er is gekozen voor actualisatie van de energiebesparingsplicht als onderdeel van een breed pakket aan stimulerende en ondersteunende beleidsinstrumenten die al bestaan of

Er is gekozen voor actualisatie van de energiebesparingsplicht als onderdeel van een breed pakket aan stimulerende en ondersteunende beleidsinstrumenten die al bestaan of

− Een verklaring waaruit blijkt dat de Braziliaanse producenten een lagere prijs krijgen doordat het EU-aanbod de wereldmarktprijs drukt. − Een verklaring waaruit blijkt dat

• Een antwoord waaruit blijkt dat de werkloosheid in Nederland in 2000 relatief laag was / moeilijk nog lager kon zodat het stimuleringsbeleid in Nederland al snel tot krapte op de

• Een antwoord waaruit blijkt dat het bestaan van aftrekposten de grondslag waarop deze hogere tarieven worden geheven versmalt, hetgeen bovendien in relatief sterke mate

Uit de verklaring moet blijken dat de twee decielen huishoudens met het hoogste secundaire inkomen samen 100% − 58,5% = 41,5% van het secundaire inkomen

Een antwoord waaruit blijkt dat beroepsgroepen die naar verhouding schaars zijn op de arbeidsmarkt een hoger loon en daardoor een hoger inkomen ontvangen (dan. beroepsgroepen die