Vraag nr. 36
van 26 november 1996
van de heer HERMAN DE REUSE
Inning kijk- en luistergeld – Onderhandse proce-dure
Uit een persmededeling van de Vlaamse regering (vergadering van 22 oktober 1996) blijkt dat de regering beslist heeft de procedure van beperkte offerteaanvraag in verband met de inning van het kijk- en luistergeld door een derde, stop te zetten en over te gaan tot het uitschrijven van een onder-handse procedure waarbij de kandidaten worden betrokken die gereageerd hebben op de beperkte offerteaanvraag.
Als reden, die pas nu lijkt aangedragen, wordt ver-meld : "onduidelijkheid over de mogelijkheid om dit personeel (= personeel Belgacom) verder te betrekken bij de inning".
Uit voornoemde persmededeling valt op te maken dat de federale staat blijkbaar nog geen enkele definitieve beslissing zou hebben genomen met betrekking tot het met de inning van het kijk- en luistergeld belaste personeel van Belgacom, d a t aan de federale staat wordt overgedragen.
Uit de Handelingen van de Commissie voor Fi n a n-ciën en Begroting (C6-C-FIN1, vergadering van 8 oktober 1996) blijkt dat de minister tot de beperk-te offerbeperk-teaanvraag had beslist op 19 sepbeperk-tember 1996 en dat zij op dat ogenblik kennis had van het feit dat de federale minister van A m b t e n a r e n z a k e n zich bij koninklijk besluit had geëngageerd om deze personeelsleden een nieuwe job te geven. In dezelfde commissievergadering drukte de minis-ter de mening uit dat voor de inning best een beroep wordt gedaan op de (Belgacom-)perso-neelsleden en hun knowhow.
Welke elementen van het dossier waren de minis-ter op 19 september 1996 (datum van de beslissing) en op 8 oktober (datum van de commissievergade-ring) niet bekend die haar thans hebben doen beslissen de aangevatte procedure van beperkte offerteaanvraag stop te zetten en over te gaan tot een onderhandse procedure ?
Antwoord
In verband met de maximale ondersteuning van de inning en de invordering van het kijk- en luister-geld besliste de Vlaamse regering inderdaad op 19 september 1996 om een beperkte offerteaanvraag
met een voorafgaande oproep tot kandidaten uit te schrijven.
Op dat ogenblik was ik in kennis van het voorne-men van de federale overheden om de personeels-leden van de dienst Kijk- en Luistergeld van Belga-com over te nemen. Bij het uitschrijven van deze offerteaanvraag ging de Vlaamse regering ervan uit dat zij, op het ogenblik dat de kandidaten bekend w a r e n , meer inzicht zou hebben in de wijze en het tijdstip waarop deze Belgacom-personeelsleden zouden opgaan in de federale structuren en onder welke voorwaarden deze personen ter beschikking van de gemeenschappen zouden worden gesteld. Op het ogenblik dat de kandidaten bekend waren, namelijk op 14 oktober 1996, waren bovenstaande punten niet ingevuld, zodat het onmogelijk was de toestand van het personeel van de dienst Kijk- en Luistergeld nauwkeurig te omschrijven in het b e s t e k . Dit betekende concreet dat, zodra dit punt was ingevuld, bijkomende onderhandelingen nodig zouden zijn. Vermits de procedure van gunning via een beperkte offerteaanvraag onderhandelingen u i t s l u i t , werd dan ook beslist de lopende procedure te stoppen.
De stopzetting van de beperkte offerteaanvraag en het opstarten van de onderhandelingsprocedure werd voorafgaandelijk overlegd met een expert op het vlak van de overheidsopdrachten, n a m e l i j k professor D. D ' H o o g h e, en werd goedgekeurd door de Inspectie van Financiën op 21 oktober 1996, d i e trouwens nauw wordt betrokken bij de bespreking van de ganse problematiek.
Ik wens er voor alle duidelijkheid op te wijzen dat de overgang van het ene systeem naar het andere geen enkele afbreuk heeft gedaan aan het beginsel van de mededinging, vermits alle geïnteresseerden die tijdig hun kandidatuur hebben gesteld een las-tenboek hebben ontvangen
Ten slotte kan in subsidiaire orde artikel 11, 2b van de richtlijn 92/50/EEG als bijkomende rechtvaardi-ging voor de onderhandelingsprocedure worden a a n g e h a a l d . Dit artikel vermeldt duidelijk dat een beroep mag worden gedaan op de onderhande-lingsprocedure indien het diensten betreft waarvan de aard en de onzekere omstandigheden een voor-afgaande vaststelling van de globale prijs niet mogelijk maakten, wat hier het geval was.