FISCAAL
Nederland moet bevoorrechte positie Belastingdienst bij faillissementen loslaten en Britten volgen
I
n het artikel ‘Mkb-voorman: geef Belastingdienst minder rechten bij faillissement’ be-toogt MKB-voorzitter JaccoVon-hof dat de voorrangspositie van de Belastingdienst moet worden aangepast (FD, 14 maart). Hoewel Vonhof terecht beseft dat dit ‘een lastig gevecht’ zal worden, ver-dient zijn opvatting zeker steun.
De bevoorrechte positie van de Belastingdienst is in het verleden al meermaals kritisch tegen het licht gehouden. Het beeld dat daarbij naar voren komt, is dat de oorspronkelijke rechtsgrond voor deze fiscale bevoorrechting
in toenemende mate aan over-tuigingskracht inboet. Bevindt de Belastingdienst zich echt in een beschermenswaardiger po-sitie dan een gemiddeld klein of middelgroot bedrijf? Dat waag ik te betwijfelen, en velen met mij. De steeds terugkerende tendens is dan ook de wens tot verlaging dan wel afschaffing van deze voorrangspositie.
Dit is tevens de trend die in de landen om ons heen zichtbaar
is. Het fiscale voorrecht is reeds afgeschaft in Duitsland (1999) en het Verenigd Koninkrijk (2003). Bovendien is de afschaffing in het Verenigd Koninkrijk gepaard gegaan met de invoering van een speciaal fonds ten behoeve van de concurrerende schuldei-sers, ter grootte van het bedrag dat voorheen onder het fiscale voorrecht viel, dat de rang van het weggevallen voorrecht heeft overgenomen.
Deze Britse oplossing verdient navolging. Schaf de bevoorrechte positie van de Belastingdienst af, doch laat het bodemvoorrecht voortbestaan ten behoeve van de gemeenschappelijke fail-lissementsschuldeisers. Zo is de kans groot dat de voordelen daadwerkelijk neerslaan bij hen die er tegenwoordig zo bekaaid vanaf komen bij een faillisse-ment, de gewone concurrerende schuldeisers.
d
Ruben van Uden is PhD-fellow aan het Instituut voor Privaat-recht, Universiteit Leiden.