HOOFDSTUK I HET PROBLEEM
§
I.Instelling van de commissie
Op het Partijconvent van 8 november 1969 werden tegenstellingen openbaar over het beleid dat de Anti-Revolutionaire Partij diende te voeren ten opzichte van andere partijen in Nederland. Deze tegenstellingen spitsten zich toe op de samenwerking met de twee andere grote christelijke partijen, de KVP en de CHU. In de gedachtenwisseling werden tal van overwegingen betrokken, waar- van een aantal van fundamenteel karakter voor een christelijke politiek. Het bleek dat het niet mogelijk was over dit soort partijpolitieke problemen te discussiëren zonder daarbij de grondslagen van een christelijke politiek in ge- ding te brengen. Het is tegen deze achtergrond, dat in de resolutie welke op het betreffende Partijconvent werd aangenomen, een zinsnede werd opgenomen van de volgende inhoud: "Nadere bezinning binnen alle geledingen van de partij over het verplichtende karakter van het Evangelie voor het politiek han- delen is noodzakelijk, gezien het proces van heroriëntatie waarin ook onze partij zich bevindt."
Teneinde aan dit deel van de resolutie uitvoering te geven heeft het Centraal Comité een commissie in het leven geroepen, die tot taak kreeg een gedachten- wisseling in brede kring voor te bereiden. Daartoe werd de commissie breed samengesteld, met de mededeling dat het niet primair de bedoeling was te streven naar onderlinge overeenstemming, doch dat het primair ging om het ordenen van de stof en van de standpunten zodanig, dat een gedachtenwisseling in brede kring en besluitvorming bevorderd zouden worden. De resultaten van het werk van de commissie zouden worden ingebracht in een daartoe te be- leggen partijconferentie, welke nog vóór het voorjaars-Partijconvent gehouden zou worden.
1De aan de commissie toegemeten tijd, waarbinnen zij met haar werk gereed diende te komen, was daarmee duidelijk aangegeven. Dit is uiteraard beslissend voor de wijze van behandeling van het probleem. Meer dan een globale be-
1