• No results found

Voorbeelden van een juist antwoord zijn:

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Voorbeelden van een juist antwoord zijn: "

Copied!
15
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

scheikunde vwo 2016-I

Nitromusks

1 maximumscore 2

Voorbeelden van een juist antwoord zijn:

− Het koolstofatoom met de methylgroep is een asymmetrisch koolstofatoom, dus er zijn (twee) spiegelbeeldisomeren.

− Het C atoom met de CH

3

heeft 4 verschillende groepen, dus er zijn (twee) spiegelbeeldisomeren.

• notie dat in muscon een asymmetrisch C atoom voorkomt

1

• het juiste C atoom als asymmetrisch aangegeven en conclusie

1

Indien een antwoord is gegeven als “Een molecuul muscon heeft geen

inwendig spiegelvlak dus er is sprake van spiegelbeeldisomerie”

1 2 maximumscore 4

Voorbeelden van een juiste berekening zijn:

2 2 2

2 2

75 75 88

106, 2 56,10 3 63, 013 297, 3

10 10 10 0, 55

75 88

297, 3

10 10

+ + × × − × ×

=

× ×

of

( )

2 2 2

10 10 10

106, 2 56,10 63, 013 3 297, 3

88 75 88 0, 55

297, 3

× × + + × × −

=

• uitgaande van 1 mol methylpropeen, berekening van de ‘massa werkelijke opbrengst product (=MX)’: 297,3 (g mol

–1

)

vermenigvuldigen met 75(%) en delen door 10

2

(%) en

vermenigvuldigen met 88(%) en delen door 10

2

(%)

1

• berekening van de hiervoor benodigde massa salpeterzuur: de molaire massa van salpeterzuur (bijvoorbeeld via Binas-tabel 98:

63,013 g mol

–1

) vermenigvuldigen met 75(%) en delen door 10

2

(%) en

vermenigvuldigen met 3

1

• berekening van de ‘massa beginstoffen’: de molaire massa van

1,3-dimethylbenzeen (via Binas-tabel 99: 106,2 g mol

–1

) optellen bij de molaire massa van methylpropeen (via Binas-tabel 99: 56,10 g mol

–1

)

en optellen bij de gevonden massa salpeterzuur

1

• rest van de berekening: de ‘massa werkelijke opbrengst product’

Vraag Antwoord Scores

(2)

scheikunde vwo 2016-I

Vraag Antwoord Scores

• uitgaande van de vorming van 1 mol MX, berekening van de benodigde massa 1,3-dimethylbenzeen en methylpropeen: de molaire massa van 1,3-dimethylbenzeen (via Binas-tabel 99: 106,2 g mol

–1

) optellen bij de molaire massa van methylpropeen (via Binas-tabel 99: 56,10 g mol

–1

) en de uitkomst vermenigvuldigen met 10

2

(%) en delen door 88(%) en

vermenigvuldigen met 10

2

(%) en delen door 75(%)

1

• berekening van de voor de vorming van 1 mol MX benodigde massa salpeterzuur: de molaire massa van salpeterzuur (bijvoorbeeld via Binas-tabel 98: 63,013 g mol

–1

) vermenigvuldigen met 10

2

(%) en delen

door 88(%) en vermenigvuldigen met 3

1

• berekening van de ‘massa beginstoffen’: de berekende massa

1,3-dimethylbenzeen en methylpropeen optellen bij de berekende massa

salpeterzuur

1

• rest van de berekening: de ‘massa werkelijke opbrengst product’ (= de massa van 1 mol MX) aftrekken van de ‘massa beginstoffen’ en het

resultaat delen door de ‘massa werkelijke opbrengst product’

1

Opmerking

Wanneer in de berekening is uitgegaan van het uitgangspunt dat water niet als afvalstof hoeft te worden beschouwd, leidend tot de uitkomst dat de E-factor 0,37 bedraagt, dit goed rekenen.

3 maximumscore 3

Een juist antwoord kan als volgt zijn weergegeven:

• juiste Lewisstructuur van de nitrogroep

1

• juiste Lewisstructuur van de bovenste OH groep van cellulose

1

(3)

scheikunde vwo 2016-I

Vraag Antwoord Scores

4 maximumscore 2

Een voorbeeld van een juist antwoord is:

Houd vissen die al MX (in het vetweefsel) hebben opgenomen in water met een lagere [MX (aq)] / zonder MX en meet na enige tijd weer de

[MX (vet)]. In het geval van een evenwicht zou [MX (vet)] moeten dalen.

• notie dat vissen die al MX hebben opgenomen, in water met een lagere

[MX (aq)] / zonder MX moeten worden gehouden

1

• notie dat [MX (vet)] moet dalen

1

Opmerking

Wanneer een antwoord is gegeven als: “Men moet (meerdere keren) een andere concentratie MX in het water kiezen en [MX] in het vetweefsel meten. In geval van een evenwicht moet K steeds dezelfde waarde hebben”, dit goed rekenen.

5 maximumscore 2

Een juist antwoord kan als volgt zijn genoteerd:

6

3 9

105 10

4, 67 10 22, 5 10

K

= × = ⋅

×

Dat is redelijk in overeenstemming met de voorspelde waarde 4·10

3

.

• juiste evenwichtsvoorwaarde, bijvoorbeeld genoteerd als:

[ ]

[

MX vet(( ))

]

K = MX aq

(eventueel reeds gedeeltelijk ingevuld)

1

• invullen gehalte in gelijke eenheden en conclusie

1

Opmerking

Wanneer op basis van een juiste berekening de conclusie wordt getrokken

dat de berekende waarde afwijkt van de voorspelde waarde, dit niet

aanrekenen.

(4)

scheikunde vwo 2016-I

Vraag Antwoord Scores

Heet

6 maximumscore 4

Een voorbeeld van een juist antwoord is:

C

2

H

2

+ 2,5 O

2

→ 2 CO

2

+ H

2

O / per mol ethyn ontstaat 2 mol CO

2

en 1 mol H

2

O. De temperatuurstijging bedraagt

6

( 1, 26 10 )

3

7, 6 10 K 1, 3 2 44, 010 2,8 1 18, 015

− − ⋅ = ⋅

× × + × × (dat is meer dan 7·10

3

K).

• kloppende reactievergelijking / per mol ethyn ontstaat 2 mol CO

2

en

1 mol H

2

O

1

• berekening van het aantal J K

–1

dat door CO

2

is opgenomen: de soortelijke warmte van CO

2

vermenigvuldigen met 2 (mol) en met de molaire massa van CO

2

(bijvoorbeeld via Binas-tabel 98:

44,010 g mol

–1

)

1

• berekening van het aantal J K

–1

dat door H

2

O is opgenomen: de

soortelijke warmte van H

2

O vermenigvuldigen (met 1 (mol) en) met de molaire massa van H

2

O (bijvoorbeeld via Binas-tabel 98:

18,015 g mol

–1

)

1

• berekening van de temperatuurstijging: de verbrandingswarmte van 1 mol ethyn vermenigvuldigen met –1 (eventueel impliciet) en de uitkomst delen door de som van het door H

2

O en CO

2

opgenomen

aantal J K

–1

(en conclusie)

1

Indien een antwoord is gegeven met als uitkomst –7,6·10

3

K, zonder

conclusie

3

Opmerkingen

− De significantie hier niet beoordelen.

− Wanneer de volgende berekening op basis van waarden uit Binas is gegeven, dit niet aanrekenen

6

( 1, 26 10 )

4

1, 2 10 K 0,82 2 44, 010 2, 0 1 18, 015

− − ⋅ = ⋅

× × + × × .

(5)

scheikunde vwo 2016-I

Vraag Antwoord Scores

7 maximumscore 4

Voorbeelden van een juist antwoord zijn:

− [ ] [ ] [ ]

2

2 2

2 2

H O

K =

H O

× . Uit het diagram blijkt dat bij hogere temperatuur het

evenwicht 2 H

2

O

2 H

2

+ O

2

naar rechts verschuift. De waarde van K neemt dus toe naarmate de temperatuur stijgt.

2 2

2

2

H O

2 H O

p p

K = p

×

. Uit het diagram blijkt dat bij hogere temperatuur de

H2

p en de

O2

p

stijgen (en de

H O2

p

daalt). De waarde van K neemt dus toe naarmate de temperatuur stijgt.

• [ ] [ ] [ ]

2

2 2

2 2

H O

K =

H O

×

2

• notie dat het evenwicht 2 H

2

O

2 H

2

+ O

2

bij hogere temperatuur

naar rechts verschuift

1

• conclusie

1

of

2 2

2

2

H O

2 H O

p p

K = p

× 2

• notie dat bij hogere temperatuur de

H2

p

en de

O2

p

stijgen (en de

H O2

p

daalt)

1

• conclusie

1

Indien in een overigens juist antwoord de evenwichtsvoorwaarde

[ ] [ ] [ ]

2

2 2

2 2

H O

K =

H O

+ is gegeven

3

Indien in een overigens juist antwoord de evenwichtsvoorwaarde

[ ] [ ] [ ]

2 2

2

H O

K = H O

× is gegeven

3

Indien in een overigens juist antwoord de evenwichtsvoorwaarde

[ ] [ ]

2

2 2

K = H O

is gegeven

2

(6)

scheikunde vwo 2016-I

Vraag Antwoord Scores

Opmerkingen

− Wanneer een antwoord is gegeven als

[ ] [ ] [ ]

2

2 2

2 2

H O

K =

H O

× .Uit het diagram blijkt dat bij hogere temperatuur de

[H

2

] en de [O

2

] stijgen (en de [H

2

O] daalt). De waarde van K neemt dus toe naarmate de temperatuur stijgt”, dit goed rekenen.

− Wanneer een juiste redenering is gegeven op basis van het evenwicht 2 H

2

+ O

2

2 H

2

O, leidend tot de conclusie dat de waarde van K daalt, dit goed rekenen.

8 maximumscore 3

Een juiste berekening leidt tot de uitkomst –4,48·10

5

(J per mol ethyn).

C

2

H

2

+ O

2

→ 2 CO + H

2

/ per mol ethyn ontstaat 2 mol CO.

∆E = – ( +2,27·10

5

) + 2 × ( –1,105·10

5

) = –4,48·10

5

(J mol

–1

).

• juiste reactievergelijking / per mol ethyn ontstaat 2 mol CO

1

• juiste verwerking van de vormingswarmtes van ethyn (via Binas-tabel 57B) – ( +2,27·10

5

) (J mol

–1

) en van CO

(via Binas-tabel 57A) –1,105·10

5

(J mol

–1

)

1

• rest van de berekening

1

Indien in een overigens juist antwoord de factor 10

5

niet is opgenomen

2

Indien een berekening is gegeven, leidend tot het antwoord

+4,48·10

5

(J mol

–1

)

2

Indien een berekening is gegeven, leidend tot de antwoorden

+0,06·10

5

(J mol

–1

) of –0,06·10

5

(J mol

–1

)

1

Opmerking

Wanneer voor de berekening van de reactiewarmte een berekening is

gegeven als ∆E = ( +2,27) + 2 × ( –1,105) = –4,48·10

5

(J mol

–1

),

dit goed rekenen.

(7)

scheikunde vwo 2016-I

Vraag Antwoord Scores

9 maximumscore 3 altijd toekennen *

Een juist antwoord kan als volgt zijn weergegeven:

• het energieniveau van de beginstoffen van de ethaan-zuurstofvlam weergegeven, lager dan het energieniveau van de niet-ontleedbare

stoffen

1

• het energieniveau van de beginstoffen van de ethyn-zuurstofvlam weergegeven, hoger dan het energieniveau van de niet-ontleedbare

stoffen

1

* Toelichting

Uit het grote aantal meldingen dat over deze vraag is

binnengekomen bij het CvTE valt op te maken dat docenten op grond van verschillende (wetenschappelijke) overtuigingen tot een

• juiste bijschriften bij de begin- en eindniveaus

1

Opmerking

Wanneer een onjuist antwoord op vraag 9 het consequente gevolg is

van een onjuist antwoord op vraag 8, dit niet opnieuw aanrekenen.

(8)

scheikunde vwo 2016-I

Vraag Antwoord Scores

Biogasfabricage uit afval

10 maximumscore 5

Een juiste berekening leidt tot de uitkomst 2,2·10

6

(ton).

18 2

7 2

2

6 6

3, 0 1, 5 10 10 46

2, 0 10 10 2, 4 10 1

975 2, 2 10

18, 9 10

× ⋅

⋅ ×

⋅ × × = ⋅ (ton)

• berekening van het ten doel gestelde aantal m

3

biogas: 3,0(%) delen door 10

2

(%) en vermenigvuldigen met 1,5·10

18

(J) en delen door

2,0·10

7

(J m

–3

)

1

• berekening van het aantal mol methaan aanwezig in het gevonden aantal m

3

biogas: het aantal m

3

biogas vermenigvuldigen met 46(%) en delen door 10

2

(%) en delen door 2,4·10

–2

(m

3

mol

–1

)

1

berekening van x uit de reactievergelijking

1

• berekening van het aantal mol biomassa dat nodig is: het gevonden

aantal mol methaan delen door x

1

• berekening van het benodigde aantal ton biomassa: het aantal mol biomassa vermenigvuldigen met 975 g mol

–1

en delen door

10

6

(ton g

–1

)

1

Opmerking

Wanneer een berekening is gegeven als

18 2

5

6 6

3, 0 1, 5 10 10

8, 9 10 1

975 2, 6 10

18, 9 10

× ⋅

⋅ × × = ⋅ (ton), dit goed rekenen.

Indien in een overigens juist antwoord de waarde van x niet is berekend met behulp van de gegeven reactievergelijking, maar een

gekozen waarde ongelijk aan 1 is

4

(9)

scheikunde vwo 2016-I

Vraag Antwoord Scores

11 maximumscore 4

Een juist antwoord kan als volgt zijn weergegeven:

• voor de pijl juiste weergave van de peptidebindingen

1

• voor en na de pijl juiste weergave van de restgroepen

1

• voor de pijl 2 H

2

O en na de pijl juiste weergave van de aminogroepen

en de zuurgroepen

1

• voor en na de pijl het begin van het eiwitfragment weergegeven met

1 3

Opmerkingen

− Wanneer in een overigens juist antwoord de C/N uiteindes zijn omgewisseld, dit goed rekenen.

− Wanneer na de pijl ~Ala is genoteerd in plaats van de volledige structuurformule van ~Ala, dit niet aanrekenen.

12 maximumscore 2

Voorbeelden van een juist antwoord zijn:

− Suikers, vetzuren en glycerol bevatten alleen C, H en O atomen, dus ze (H

2

S en NH

3

) zijn gevormd uit aminozuren.

− Aminozuren zijn de enige stoffen die S en N atomen bevatten.

(10)

scheikunde vwo 2016-I

Vraag Antwoord Scores

13 maximumscore 3

C

6

H

12

O

2

+ 4 H

2

O

3 C

2

H

4

O

2

+ 4 H

2

of

CH

3

(CH

2

)

4

COOH + 4 H

2

O

3 CH

3

COOH + 4 H

2

• C

6

H

12

O

2

/CH

3

(CH

2

)

4

COOH links van het evenwichtsteken en

C

2

H

4

O

2

/CH

3

COOH rechts van het evenwichtsteken en C balans juist

1

• H

2

O links van het evenwichtsteken en H

2

rechts van het

evenwichtsteken en O balans juist

1

• bij juiste stoffen voor en na de pijl de H balans juist

1

Indien een reactievergelijking is gegeven als

C

6

H

13

COOH + 6 H

2

O

3 C

2

H

4

O

2

+ 7 H

2

+ CO

2 2

Opmerkingen

− Wanneer in een overigens juist antwoord in plaats van een evenwichtsteken een reactiepijl is gebruikt, dit goed rekenen.

− Wanneer een juist antwoord in structuurformules is weergegeven, dit goed rekenen.

14 maximumscore 2

H

2

→ 2 H

+

+ 2 e

(

×

4

)

SO

42–

+ 10 H

+

+ 8 e

→ H

2

S + 4 H

2

O (× 1) 4 H

2

+ SO

42–

+ 2 H

+

→ H

2

S + 4 H

2

O

• juiste vergelijking van de halfreactie van H

2 1

• juiste optelling van beide vergelijkingen van de halfreacties en

wegstrepen van H

+

voor en na de pijl

1

Indien slechts een antwoord is gegeven als

5 H

2

+ SO

42–

→ H

2

S + 4 H

2

O

0

(11)

scheikunde vwo 2016-I

Vraag Antwoord Scores

15 maximumscore 3

Een juist antwoord kan als volgt zijn geformuleerd:

Uit het diagram blijkt dat (bij gelijke hoeveelheden Na

2

S) het proces meer wordt geremd bij lagere pH. In een oplossing met lagere pH is meer H

3

O

+

aanwezig. In een oplossing bij lagere pH zal het evenwicht tussen H

2

S en HS

dus meer verschuiven in de richting van H

2

S. Dus H

2

S remt de methaanvorming het sterkst.

• notie dat uit het diagram blijkt dat (bij gelijke hoeveelheden Na

2

S) het

proces meer wordt geremd bij lagere pH

1

• notie dat het evenwicht tussen H

2

S en HS

bij lagere pH verschuift in

de richting van H

2

S

1

• conclusie

1

Indien een antwoord is gegeven als: “Uit het diagram blijkt dat (bij gelijke hoeveelheden Na

2

S) het proces meer wordt geremd bij lagere pH. In een oplossing met lagere pH is meer H

3

O

+

aanwezig. Deze H

3

O

+

is ontstaan doordat (het zuur) H

2

S veel H

+

heeft afgestaan. Er is dus meer HS

aanwezig dan H

2

S. Dus HS

remt de methaanvorming het sterkst”

2

(12)

scheikunde vwo 2016-I

Vraag Antwoord Scores

16 maximumscore 5

Voorbeelden van een juiste berekening zijn:

2 8

7,95

1 0, 90

34, 081 4, 4 10 8, 9 10 78, 045

1 10

× × = ⋅

+ ⋅

(g)

of

7,95

0, 90 10

78, 045

z

x

K x

×    −   

= levert

7,95

2

7,95 8

0, 90 78, 045 10

34, 081 4, 4 10 10 8, 9 10

×

× = ⋅

+ ⋅

(g)

• berekening van de [H

3

O

+

]: 10

–pH 1

• juiste evenwichtsvoorwaarde, bijvoorbeeld genoteerd als:

+

3 z

2

[H O ][HS ]

[H S] K

= (eventueel reeds gedeeltelijk ingevuld)

1

• uitwerken van de berekening tot

2

[HS ] [H S] 7 93 ,

= (eventueel impliciet) en omwerken naar het aandeel H

2

S van de totale molariteit ‘S’:

2

[H S] 1

8 93,

=

deel van de totale molariteit ‘S’

1

• berekening van de totale molariteit ‘S’ (is gelijk aan het aantal mol Na

2

S per liter): 0,90 (g) delen door de molaire massa van Na

2

S

(bijvoorbeeld via Binas-tabel 98: 78,045 g mol

–1

)

1

• berekening van het aantal g H

2

S per liter: het gevonden aandeel H

2

S vermenigvuldigen met de gevonden totale molariteit ‘S’ en met de molaire massa van H

2

S (bijvoorbeeld via Binas-tabel 98:

34,081 g mol

–1

)

1

of

• berekening van de [H

3

O

+

]: 10

–pH 1

• juiste evenwichtsvoorwaarde, bijvoorbeeld genoteerd als:

+

[H O ][HS ]

3

K

= (eventueel reeds gedeeltelijk ingevuld)

1

(13)

scheikunde vwo 2016-I

Vraag Antwoord Scores

99,999999999% zuiver silicium

17 maximumscore 2

Si + 3 HCl → SiHCl

3

+ H

2

• uitsluitend Si en HCl voor de pijl en uitsluitend SiHCl

3

en H

2

na de pijl

1

• bij juiste stoffen voor en na de pijl juiste coëfficiënten

1 18 maximumscore 2

Een voorbeeld van een goed antwoord is:

(De Si–Cl binding is een polaire atoombinding en de Si–H binding is geen polaire atoombinding). Het siliciumatoom in deze stoffen heeft een 4 omringing/ tetraëderstructuur. Bij SiHCl

3

, SiH

2

Cl

2

en SiH

3

Cl valt het centrum van de partiële ladingen op de chlooratomen niet samen met de partiële lading op het siliciumatoom (en bij SiCl

4

wel). Tussen moleculen SiHCl

3

, SiH

2

Cl

2

en SiH

3

Cl zijn dus dipool-dipoolbindingen aanwezig.

• notie dat het siliciumatoom in deze stoffen een 4 omringing /

tetraëderstructuur heeft

1

• notie dat de effecten van de polaire bindingen elkaar niet opheffen bij

SiHCl

3

, SiH

2

Cl

2

en SiH

3

Cl en conclusie

1

19 maximumscore 2

Een juist antwoord kan als volgt zijn geformuleerd:

Bij SiHCl

3

, SiH

2

Cl

2

en SiH

3

Cl zijn behalve de vanderwaalsbinding ook dipool-dipoolbindingen aanwezig. Als tussen moleculen een dipool- dipoolbinding aanwezig is, geeft dat een verhoging van het kookpunt. Als hier de dipool-dipoolbinding bepalend zou zijn voor de hoogte van het kookpunt, zou het kookpunt van de stof SiHCl

3

hoger kunnen zijn dan dat van SiCl

4

. De kookpunten nemen echter toe naarmate de molecuulmassa toeneemt. Dat wijst erop dat de vanderwaalsbinding bepalend is voor de hoogte van het kookpunt.

• notie dat stoffen met een dipool-dipoolbinding tussen de moleculen een hoger kookpunt kunnen hebben dan stoffen (met vergelijkbare

molecuulmassa) met alleen vanderwaalsbindingen tussen de moleculen 1

• notie dat de kookpunten toenemen naarmate de molecuulmassa

toeneemt en conclusie 1

(14)

scheikunde vwo 2016-I

Vraag Antwoord Scores

20 maximumscore 5

Een juist antwoord kan als volgt zijn weergegeven:

Si (MGS) R1 S1

S2

R2 Si (EGS)

S4

afval

6 1,2,3,4,5

3

4 1,2,3,5

S3

3,4,5,6

5,6

1,2,3,4

1,2,5 5

5

HCl

1,2,5

• uitstroom van 1,2,3,4,5 uit R1 naar S1 en uitstroom van 1,2,3,5 van

boven uit S1

1

• uitstroom van 1,2,5 boven uit S2 naar buiten en naar S3 en uitstroom van

3 onder uit S2

1

• uitstroom van 5,6 boven uit S3 en uitstroom van 1,2,3,4 onder uit S3 naar

(de instroom van) R1/S1

1

• uitstroom van 5 boven uit S4 naar R2

1

• uitstroom van 6 onder uit S4 naar (de instroom in) R1

1

Indien in een overigens juist antwoord uit het antwoord blijkt dat geen HCl

van buiten hoeft te worden aangevoerd

4

Opmerking

Wanneer in een overigens juist antwoord geen enkele spui is aangegeven of een

(15)

scheikunde vwo 2016-I

Vraag Antwoord Scores

22 maximumscore 2

Een juist antwoord kan als volgt zijn geformuleerd:

Een lage waarde van K betekent dat de concentratie van een element in vast silicium laag is vergeleken bij de concentratie in vloeibaar silicium. Koper heeft de laagste waarde van K, dus zal van koper het grootste gedeelte worden verwijderd uit het silicium.

notie dat een lage waarde van K betekent dat de concentratie van een element in vast silicium laag is vergeleken bij de concentratie in

vloeibaar silicium

1

• conclusie

1

23 maximumscore 3

Een juiste berekening leidt tot de uitkomst 1·10

–7

(mol L

–1

).

3

9

7 1

2, 2 10 28, 09 1, 0 10 8 10 1 10

  ×  

   

 

 

 ⋅ 

 

  = ⋅

⋅ (mol L

–1

)

• omrekening van de dichtheid van silicium naar de molariteit silicium (in zuiver silicium): de dichtheid van Si delen door de molaire massa

van Si (via Binas-tabel 99: 28,09 g mol

–1

)

1

21 maximumscore 2

Een voorbeeld van een juist antwoord is:

De atoomstraal van B (88 pm) is anders/kleiner dan van Si (117 pm), (waardoor de atomen op andere onderlinge afstand komen te liggen dan in zuiver Si.)

Daarnaast heeft Boor covalentie 3 en silicium covalentie 4. (Als een B atoom drie atoombindingen vormt met omringende Si atomen, ontstaan andere bindingshoeken dan in zuiver Si).

• notie dat B een andere/kleinere atoomstraal heeft dan Si (waardoor de

atomen op andere onderlinge afstand komen te liggen dan in zuiver Si)

1

• notie dat B een andere covalentie heeft dan Si (waardoor mogelijk

andere bindingshoeken in het rooster ontstaan)

1

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Alle blokjes hebben dezelfde dichtheid, want dichtheid is een stofeigenschap en alle blokjes zijn van dezelfde stof gemaaktb. 4 Eerst meet je de massa van het voorwerp met

geïsoleerd te staan, bijvoorbeeld het bouwen van een vistrap op plaatsen waar vismigratie niet mogelijk is omdat de samenhangende projecten zijn vastgelopen op andere

verhouding goede / slechte risico’s in hun klantenbestand een bijdrage storten in een fonds, waaruit vervolgens de verzekeraars met relatief veel ‘slechte risico’s’ en dus

Een verklaring waaruit blijkt dat door de vergelijking met het BBP van het voorafgaande kwartaal een vertekening van de economische groei als gevolg van seizoensinvloeden kan

Een verklaring waaruit blijkt dat de toegevoegde waarde wordt berekend door van de omzet de inkoopwaarde van geleverde grondstoffen en diensten af

• Een antwoord waaruit blijkt dat de concurrentiepositie van Nederlandse bedrijven verslechtert waardoor de export en het nationale inkomen kunnen dalen zodat de consumptie daalt /

Een antwoord als: „Het is geen juiste conclusie, omdat de oplossing andere stoffen kan bevatten die de stroom geleiden.” goed rekenen.. (Dus een oplossing van ammoniak heeft

Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt één punt toegekend... / Ze heeft er de (emotionele) kracht