scheikunde vwo 2016-I
Nitromusks
1 maximumscore 2
Voorbeelden van een juist antwoord zijn:
− Het koolstofatoom met de methylgroep is een asymmetrisch koolstofatoom, dus er zijn (twee) spiegelbeeldisomeren.
− Het C atoom met de CH
3heeft 4 verschillende groepen, dus er zijn (twee) spiegelbeeldisomeren.
• notie dat in muscon een asymmetrisch C atoom voorkomt
1• het juiste C atoom als asymmetrisch aangegeven en conclusie
1Indien een antwoord is gegeven als “Een molecuul muscon heeft geen
inwendig spiegelvlak dus er is sprake van spiegelbeeldisomerie”
1 2 maximumscore 4Voorbeelden van een juiste berekening zijn:
2 2 2
2 2
75 75 88
106, 2 56,10 3 63, 013 297, 3
10 10 10 0, 55
75 88
297, 3
10 10
+ + × × − × ×
=
× ×
of
( )
2 2 2
10 10 10
106, 2 56,10 63, 013 3 297, 3
88 75 88 0, 55
297, 3
× × + + × × −
=
• uitgaande van 1 mol methylpropeen, berekening van de ‘massa werkelijke opbrengst product (=MX)’: 297,3 (g mol
–1)
vermenigvuldigen met 75(%) en delen door 10
2(%) en
vermenigvuldigen met 88(%) en delen door 10
2(%)
1• berekening van de hiervoor benodigde massa salpeterzuur: de molaire massa van salpeterzuur (bijvoorbeeld via Binas-tabel 98:
63,013 g mol
–1) vermenigvuldigen met 75(%) en delen door 10
2(%) en
vermenigvuldigen met 3
1• berekening van de ‘massa beginstoffen’: de molaire massa van
1,3-dimethylbenzeen (via Binas-tabel 99: 106,2 g mol
–1) optellen bij de molaire massa van methylpropeen (via Binas-tabel 99: 56,10 g mol
–1)
en optellen bij de gevonden massa salpeterzuur
1• rest van de berekening: de ‘massa werkelijke opbrengst product’
Vraag Antwoord Scores
scheikunde vwo 2016-I
Vraag Antwoord Scores
• uitgaande van de vorming van 1 mol MX, berekening van de benodigde massa 1,3-dimethylbenzeen en methylpropeen: de molaire massa van 1,3-dimethylbenzeen (via Binas-tabel 99: 106,2 g mol
–1) optellen bij de molaire massa van methylpropeen (via Binas-tabel 99: 56,10 g mol
–1) en de uitkomst vermenigvuldigen met 10
2(%) en delen door 88(%) en
vermenigvuldigen met 10
2(%) en delen door 75(%)
1• berekening van de voor de vorming van 1 mol MX benodigde massa salpeterzuur: de molaire massa van salpeterzuur (bijvoorbeeld via Binas-tabel 98: 63,013 g mol
–1) vermenigvuldigen met 10
2(%) en delen
door 88(%) en vermenigvuldigen met 3
1• berekening van de ‘massa beginstoffen’: de berekende massa
1,3-dimethylbenzeen en methylpropeen optellen bij de berekende massa
salpeterzuur
1• rest van de berekening: de ‘massa werkelijke opbrengst product’ (= de massa van 1 mol MX) aftrekken van de ‘massa beginstoffen’ en het
resultaat delen door de ‘massa werkelijke opbrengst product’
1Opmerking
Wanneer in de berekening is uitgegaan van het uitgangspunt dat water niet als afvalstof hoeft te worden beschouwd, leidend tot de uitkomst dat de E-factor 0,37 bedraagt, dit goed rekenen.
3 maximumscore 3
Een juist antwoord kan als volgt zijn weergegeven:
• juiste Lewisstructuur van de nitrogroep
1• juiste Lewisstructuur van de bovenste OH groep van cellulose
1scheikunde vwo 2016-I
Vraag Antwoord Scores
4 maximumscore 2
Een voorbeeld van een juist antwoord is:
Houd vissen die al MX (in het vetweefsel) hebben opgenomen in water met een lagere [MX (aq)] / zonder MX en meet na enige tijd weer de
[MX (vet)]. In het geval van een evenwicht zou [MX (vet)] moeten dalen.
• notie dat vissen die al MX hebben opgenomen, in water met een lagere
[MX (aq)] / zonder MX moeten worden gehouden
1• notie dat [MX (vet)] moet dalen
1Opmerking
Wanneer een antwoord is gegeven als: “Men moet (meerdere keren) een andere concentratie MX in het water kiezen en [MX] in het vetweefsel meten. In geval van een evenwicht moet K steeds dezelfde waarde hebben”, dit goed rekenen.
5 maximumscore 2
Een juist antwoord kan als volgt zijn genoteerd:
6
3 9
105 10
4, 67 10 22, 5 10
K
−
−
= × = ⋅
×
Dat is redelijk in overeenstemming met de voorspelde waarde 4·10
3.
• juiste evenwichtsvoorwaarde, bijvoorbeeld genoteerd als:
[ ]
[
MX vet(( ))]
K = MX aq
(eventueel reeds gedeeltelijk ingevuld)
1• invullen gehalte in gelijke eenheden en conclusie
1Opmerking
Wanneer op basis van een juiste berekening de conclusie wordt getrokken
dat de berekende waarde afwijkt van de voorspelde waarde, dit niet
aanrekenen.
scheikunde vwo 2016-I
Vraag Antwoord Scores
Heet
6 maximumscore 4
Een voorbeeld van een juist antwoord is:
C
2H
2+ 2,5 O
2→ 2 CO
2+ H
2O / per mol ethyn ontstaat 2 mol CO
2en 1 mol H
2O. De temperatuurstijging bedraagt
6
( 1, 26 10 )
37, 6 10 K 1, 3 2 44, 010 2,8 1 18, 015
− − ⋅ = ⋅
× × + × × (dat is meer dan 7·10
3K).
• kloppende reactievergelijking / per mol ethyn ontstaat 2 mol CO
2en
1 mol H
2O
1• berekening van het aantal J K
–1dat door CO
2is opgenomen: de soortelijke warmte van CO
2vermenigvuldigen met 2 (mol) en met de molaire massa van CO
2(bijvoorbeeld via Binas-tabel 98:
44,010 g mol
–1)
1• berekening van het aantal J K
–1dat door H
2O is opgenomen: de
soortelijke warmte van H
2O vermenigvuldigen (met 1 (mol) en) met de molaire massa van H
2O (bijvoorbeeld via Binas-tabel 98:
18,015 g mol
–1)
1• berekening van de temperatuurstijging: de verbrandingswarmte van 1 mol ethyn vermenigvuldigen met –1 (eventueel impliciet) en de uitkomst delen door de som van het door H
2O en CO
2opgenomen
aantal J K
–1(en conclusie)
1Indien een antwoord is gegeven met als uitkomst –7,6·10
3K, zonder
conclusie
3Opmerkingen
− De significantie hier niet beoordelen.
− Wanneer de volgende berekening op basis van waarden uit Binas is gegeven, dit niet aanrekenen
6
( 1, 26 10 )
41, 2 10 K 0,82 2 44, 010 2, 0 1 18, 015
− − ⋅ = ⋅
× × + × × .
scheikunde vwo 2016-I
Vraag Antwoord Scores
7 maximumscore 4
Voorbeelden van een juist antwoord zijn:
− [ ] [ ] [ ]
2
2 2
2 2
H O
K =
H O
× . Uit het diagram blijkt dat bij hogere temperatuur het
evenwicht 2 H
2O
2 H
2+ O
2naar rechts verschuift. De waarde van K neemt dus toe naarmate de temperatuur stijgt.
−
2 22
2
H O
2 H O
p p
K = p
×
. Uit het diagram blijkt dat bij hogere temperatuur de
H2
p en de
O2
p
stijgen (en de
H O2
p
daalt). De waarde van K neemt dus toe naarmate de temperatuur stijgt.
• [ ] [ ] [ ]
2
2 2
2 2
H O
K =
H O
×
2• notie dat het evenwicht 2 H
2O
2 H
2+ O
2bij hogere temperatuur
naar rechts verschuift
1• conclusie
1of
•
2 22
2
H O
2 H O
p p
K = p
× 2
• notie dat bij hogere temperatuur de
H2
p
en de
O2
p
stijgen (en de
H O2
p
daalt)
1• conclusie
1Indien in een overigens juist antwoord de evenwichtsvoorwaarde
[ ] [ ] [ ]
2
2 2
2 2
H O
K =
H O
+ is gegeven
3Indien in een overigens juist antwoord de evenwichtsvoorwaarde
[ ] [ ] [ ]
2 2
2
H O
K = H O
× is gegeven
3Indien in een overigens juist antwoord de evenwichtsvoorwaarde
[ ] [ ]
2
2 2
K = H O
is gegeven
2scheikunde vwo 2016-I
Vraag Antwoord Scores
Opmerkingen
− Wanneer een antwoord is gegeven als
“ [ ] [ ] [ ]
2
2 2
2 2
H O
K =
H O
× .Uit het diagram blijkt dat bij hogere temperatuur de
[H
2] en de [O
2] stijgen (en de [H
2O] daalt). De waarde van K neemt dus toe naarmate de temperatuur stijgt”, dit goed rekenen.
− Wanneer een juiste redenering is gegeven op basis van het evenwicht 2 H
2+ O
2
2 H
2O, leidend tot de conclusie dat de waarde van K daalt, dit goed rekenen.
8 maximumscore 3
Een juiste berekening leidt tot de uitkomst –4,48·10
5(J per mol ethyn).
C
2H
2+ O
2→ 2 CO + H
2/ per mol ethyn ontstaat 2 mol CO.
∆E = – ( +2,27·10
5) + 2 × ( –1,105·10
5) = –4,48·10
5(J mol
–1).
• juiste reactievergelijking / per mol ethyn ontstaat 2 mol CO
1• juiste verwerking van de vormingswarmtes van ethyn (via Binas-tabel 57B) – ( +2,27·10
5) (J mol
–1) en van CO
(via Binas-tabel 57A) –1,105·10
5(J mol
–1)
1• rest van de berekening
1Indien in een overigens juist antwoord de factor 10
5niet is opgenomen
2Indien een berekening is gegeven, leidend tot het antwoord
+4,48·10
5(J mol
–1)
2Indien een berekening is gegeven, leidend tot de antwoorden
+0,06·10
5(J mol
–1) of –0,06·10
5(J mol
–1)
1Opmerking
Wanneer voor de berekening van de reactiewarmte een berekening is
gegeven als ∆E = – ( +2,27) + 2 × ( –1,105) = –4,48·10
5(J mol
–1),
dit goed rekenen.
scheikunde vwo 2016-I
Vraag Antwoord Scores
9 maximumscore 3 altijd toekennen *
Een juist antwoord kan als volgt zijn weergegeven:
• het energieniveau van de beginstoffen van de ethaan-zuurstofvlam weergegeven, lager dan het energieniveau van de niet-ontleedbare
stoffen
1• het energieniveau van de beginstoffen van de ethyn-zuurstofvlam weergegeven, hoger dan het energieniveau van de niet-ontleedbare
stoffen
1* Toelichting
Uit het grote aantal meldingen dat over deze vraag is
binnengekomen bij het CvTE valt op te maken dat docenten op grond van verschillende (wetenschappelijke) overtuigingen tot een
• juiste bijschriften bij de begin- en eindniveaus
1Opmerking
Wanneer een onjuist antwoord op vraag 9 het consequente gevolg is
van een onjuist antwoord op vraag 8, dit niet opnieuw aanrekenen.
scheikunde vwo 2016-I
Vraag Antwoord Scores
Biogasfabricage uit afval
10 maximumscore 5
Een juiste berekening leidt tot de uitkomst 2,2·10
6(ton).
18 2
7 2
2
6 6
3, 0 1, 5 10 10 46
2, 0 10 10 2, 4 10 1
975 2, 2 10
18, 9 10
−
× ⋅
⋅ ×
⋅ × × = ⋅ (ton)
• berekening van het ten doel gestelde aantal m
3biogas: 3,0(%) delen door 10
2(%) en vermenigvuldigen met 1,5·10
18(J) en delen door
2,0·10
7(J m
–3)
1• berekening van het aantal mol methaan aanwezig in het gevonden aantal m
3biogas: het aantal m
3biogas vermenigvuldigen met 46(%) en delen door 10
2(%) en delen door 2,4·10
–2(m
3mol
–1)
1• berekening van x uit de reactievergelijking
1• berekening van het aantal mol biomassa dat nodig is: het gevonden
aantal mol methaan delen door x
1• berekening van het benodigde aantal ton biomassa: het aantal mol biomassa vermenigvuldigen met 975 g mol
–1en delen door
10
6(ton g
–1)
1Opmerking
Wanneer een berekening is gegeven als
18 2
5
6 6
3, 0 1, 5 10 10
8, 9 10 1
975 2, 6 10
18, 9 10
× ⋅
⋅ × × = ⋅ (ton), dit goed rekenen.
Indien in een overigens juist antwoord de waarde van x niet is berekend met behulp van de gegeven reactievergelijking, maar een
gekozen waarde ongelijk aan 1 is
4scheikunde vwo 2016-I
Vraag Antwoord Scores
11 maximumscore 4
Een juist antwoord kan als volgt zijn weergegeven:
• voor de pijl juiste weergave van de peptidebindingen
1• voor en na de pijl juiste weergave van de restgroepen
1• voor de pijl 2 H
2O en na de pijl juiste weergave van de aminogroepen
en de zuurgroepen
1• voor en na de pijl het begin van het eiwitfragment weergegeven met
1 3
Opmerkingen
− − Wanneer in een overigens juist antwoord de C/N uiteindes zijn omgewisseld, dit goed rekenen.
− Wanneer na de pijl ~Ala is genoteerd in plaats van de volledige structuurformule van ~Ala, dit niet aanrekenen.
12 maximumscore 2
Voorbeelden van een juist antwoord zijn:
− Suikers, vetzuren en glycerol bevatten alleen C, H en O atomen, dus ze (H
2S en NH
3) zijn gevormd uit aminozuren.
− Aminozuren zijn de enige stoffen die S en N atomen bevatten.
scheikunde vwo 2016-I
Vraag Antwoord Scores
13 maximumscore 3
C
6H
12O
2+ 4 H
2O
3 C
2H
4O
2+ 4 H
2of
CH
3(CH
2)
4COOH + 4 H
2O
3 CH
3COOH + 4 H
2• C
6H
12O
2/CH
3(CH
2)
4COOH links van het evenwichtsteken en
C
2H
4O
2/CH
3COOH rechts van het evenwichtsteken en C balans juist
1• H
2O links van het evenwichtsteken en H
2rechts van het
evenwichtsteken en O balans juist
1• bij juiste stoffen voor en na de pijl de H balans juist
1Indien een reactievergelijking is gegeven als
C
6H
13COOH + 6 H
2O
3 C
2H
4O
2+ 7 H
2+ CO
2 2Opmerkingen
− Wanneer in een overigens juist antwoord in plaats van een evenwichtsteken een reactiepijl is gebruikt, dit goed rekenen.
− Wanneer een juist antwoord in structuurformules is weergegeven, dit goed rekenen.
14 maximumscore 2
H
2→ 2 H
++ 2 e
–(
×4
)SO
42–+ 10 H
++ 8 e
–→ H
2S + 4 H
2O (× 1) 4 H
2+ SO
42–+ 2 H
+→ H
2S + 4 H
2O
• juiste vergelijking van de halfreactie van H
2 1• juiste optelling van beide vergelijkingen van de halfreacties en
wegstrepen van H
+voor en na de pijl
1Indien slechts een antwoord is gegeven als
5 H
2+ SO
42–→ H
2S + 4 H
2O
0scheikunde vwo 2016-I
Vraag Antwoord Scores
15 maximumscore 3
Een juist antwoord kan als volgt zijn geformuleerd:
Uit het diagram blijkt dat (bij gelijke hoeveelheden Na
2S) het proces meer wordt geremd bij lagere pH. In een oplossing met lagere pH is meer H
3O
+aanwezig. In een oplossing bij lagere pH zal het evenwicht tussen H
2S en HS
–dus meer verschuiven in de richting van H
2S. Dus H
2S remt de methaanvorming het sterkst.
• notie dat uit het diagram blijkt dat (bij gelijke hoeveelheden Na
2S) het
proces meer wordt geremd bij lagere pH
1• notie dat het evenwicht tussen H
2S en HS
–bij lagere pH verschuift in
de richting van H
2S
1• conclusie
1Indien een antwoord is gegeven als: “Uit het diagram blijkt dat (bij gelijke hoeveelheden Na
2S) het proces meer wordt geremd bij lagere pH. In een oplossing met lagere pH is meer H
3O
+aanwezig. Deze H
3O
+is ontstaan doordat (het zuur) H
2S veel H
+heeft afgestaan. Er is dus meer HS
–aanwezig dan H
2S. Dus HS
–remt de methaanvorming het sterkst”
2scheikunde vwo 2016-I
Vraag Antwoord Scores
16 maximumscore 5
Voorbeelden van een juiste berekening zijn:
2 8
7,95
1 0, 90
34, 081 4, 4 10 8, 9 10 78, 045
1 10
−
−
−
× × = ⋅
+ ⋅
(g)
of
7,95
0, 90 10
78, 045
z
x
K x
−
× −
= levert
7,95
2
7,95 8
0, 90 78, 045 10
34, 081 4, 4 10 10 8, 9 10
−
−
− −
×
× = ⋅
+ ⋅
(g)
• berekening van de [H
3O
+]: 10
–pH 1• juiste evenwichtsvoorwaarde, bijvoorbeeld genoteerd als:
+
3 z
2
[H O ][HS ]
[H S] K
−
= (eventueel reeds gedeeltelijk ingevuld)
1• uitwerken van de berekening tot
2
[HS ] [H S] 7 93 ,
−
= (eventueel impliciet) en omwerken naar het aandeel H
2S van de totale molariteit ‘S’:
2
[H S] 1
8 93,
=
deel van de totale molariteit ‘S’
1• berekening van de totale molariteit ‘S’ (is gelijk aan het aantal mol Na
2S per liter): 0,90 (g) delen door de molaire massa van Na
2S
(bijvoorbeeld via Binas-tabel 98: 78,045 g mol
–1)
1• berekening van het aantal g H
2S per liter: het gevonden aandeel H
2S vermenigvuldigen met de gevonden totale molariteit ‘S’ en met de molaire massa van H
2S (bijvoorbeeld via Binas-tabel 98:
34,081 g mol
–1)
1of
• berekening van de [H
3O
+]: 10
–pH 1• juiste evenwichtsvoorwaarde, bijvoorbeeld genoteerd als:
+
[H O ][HS ]
3K
−
= (eventueel reeds gedeeltelijk ingevuld)
1scheikunde vwo 2016-I
Vraag Antwoord Scores
99,999999999% zuiver silicium
17 maximumscore 2
Si + 3 HCl → SiHCl
3+ H
2• uitsluitend Si en HCl voor de pijl en uitsluitend SiHCl
3en H
2na de pijl
1• bij juiste stoffen voor en na de pijl juiste coëfficiënten
1 18 maximumscore 2Een voorbeeld van een goed antwoord is:
(De Si–Cl binding is een polaire atoombinding en de Si–H binding is geen polaire atoombinding). Het siliciumatoom in deze stoffen heeft een 4 omringing/ tetraëderstructuur. Bij SiHCl
3, SiH
2Cl
2en SiH
3Cl valt het centrum van de partiële ladingen op de chlooratomen niet samen met de partiële lading op het siliciumatoom (en bij SiCl
4wel). Tussen moleculen SiHCl
3, SiH
2Cl
2en SiH
3Cl zijn dus dipool-dipoolbindingen aanwezig.
• notie dat het siliciumatoom in deze stoffen een 4 omringing /
tetraëderstructuur heeft
1• notie dat de effecten van de polaire bindingen elkaar niet opheffen bij
SiHCl
3, SiH
2Cl
2en SiH
3Cl en conclusie
119 maximumscore 2
Een juist antwoord kan als volgt zijn geformuleerd:
Bij SiHCl
3, SiH
2Cl
2en SiH
3Cl zijn behalve de vanderwaalsbinding ook dipool-dipoolbindingen aanwezig. Als tussen moleculen een dipool- dipoolbinding aanwezig is, geeft dat een verhoging van het kookpunt. Als hier de dipool-dipoolbinding bepalend zou zijn voor de hoogte van het kookpunt, zou het kookpunt van de stof SiHCl
3hoger kunnen zijn dan dat van SiCl
4. De kookpunten nemen echter toe naarmate de molecuulmassa toeneemt. Dat wijst erop dat de vanderwaalsbinding bepalend is voor de hoogte van het kookpunt.
• notie dat stoffen met een dipool-dipoolbinding tussen de moleculen een hoger kookpunt kunnen hebben dan stoffen (met vergelijkbare
molecuulmassa) met alleen vanderwaalsbindingen tussen de moleculen 1
• notie dat de kookpunten toenemen naarmate de molecuulmassa
toeneemt en conclusie 1
scheikunde vwo 2016-I
Vraag Antwoord Scores
20 maximumscore 5
Een juist antwoord kan als volgt zijn weergegeven:
Si (MGS) R1 S1
S2
R2 Si (EGS)
S4
afval
6 1,2,3,4,5
3
4 1,2,3,5
S3
3,4,5,6
5,6
1,2,3,4
1,2,5 5
5
HCl
1,2,5
• uitstroom van 1,2,3,4,5 uit R1 naar S1 en uitstroom van 1,2,3,5 van
boven uit S1
1• uitstroom van 1,2,5 boven uit S2 naar buiten en naar S3 en uitstroom van
3 onder uit S2
1• uitstroom van 5,6 boven uit S3 en uitstroom van 1,2,3,4 onder uit S3 naar
(de instroom van) R1/S1
1• uitstroom van 5 boven uit S4 naar R2
1• uitstroom van 6 onder uit S4 naar (de instroom in) R1
1Indien in een overigens juist antwoord uit het antwoord blijkt dat geen HCl
van buiten hoeft te worden aangevoerd
4Opmerking
Wanneer in een overigens juist antwoord geen enkele spui is aangegeven of een
scheikunde vwo 2016-I
Vraag Antwoord Scores
22 maximumscore 2
Een juist antwoord kan als volgt zijn geformuleerd:
Een lage waarde van K betekent dat de concentratie van een element in vast silicium laag is vergeleken bij de concentratie in vloeibaar silicium. Koper heeft de laagste waarde van K, dus zal van koper het grootste gedeelte worden verwijderd uit het silicium.
• notie dat een lage waarde van K betekent dat de concentratie van een element in vast silicium laag is vergeleken bij de concentratie in
vloeibaar silicium
1• conclusie
123 maximumscore 3
Een juiste berekening leidt tot de uitkomst 1·10
–7(mol L
–1).
3
9
7 1
2, 2 10 28, 09 1, 0 10 8 10 1 10
−
−
×
⋅
= ⋅
⋅ (mol L
–1)
• omrekening van de dichtheid van silicium naar de molariteit silicium (in zuiver silicium): de dichtheid van Si delen door de molaire massa
van Si (via Binas-tabel 99: 28,09 g mol
–1)
121 maximumscore 2