• No results found

“Classificaties van zorgboerderijen”

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "“Classificaties van zorgboerderijen” "

Copied!
51
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

“Classificaties van zorgboerderijen”

Rijksuniversiteit Groningen Faculteit Bedrijfkunde Landleven 5

Postbus 800

9700 AV Groningen

Auteur: Herman Uffen

Bietenakker 12

8091 MB Wezep

Studentnummer: 1336789

Datum: 23 april 2007

Afstudeerrichting: Small Business & Entrepreneurship 1

e

begeleider: H.W.J. Vrolijk

2

e

begeleider: C.H.M. Lutz

(2)

Voorwoord

Ten behoeve van de afronding van de studie Bedrijfkunde aan de Rijksuniversiteit Groningen, ligt voor u, mijn afstudeerscriptie. De afstudeerscriptie is geschreven als afsluitingsstuk voor de afstudeerrichting ‘Small Business & Entrepreneurship’. In samenwerking met het Landelijk Steunpunt Landbouw & Zorg, is onderzoek verricht naar een nieuw classificatiesysteem voor zorgboerderijen in Nederland.

Het rapport is primair geschreven voor het Landelijk Steunpunt Landbouw & Zorg. Daarnaast zal het rapport ter beoordeling aangeboden worden aan de Rijksuniversiteit Groningen.

De mensen, die het mij mogelijk hebben gemaakt om dit project tot een goed einde te brengen wil ik bij deze graag allemaal bedanken. Allereerst wil ik mijn begeleider, dhr. Vrolijk, bedanken voor zijn adviezen en commentaar. Daarnaast wil ik dhr. Meijer, directeur van het Landelijk Steunpunt & Zorg, bedanken voor het mogelijk maken van deze opdracht. Verder wil ik de medewerkers van het Landelijk Steunpunt Landbouw & Zorg bedanken voor hun hulp en voor de aangedragen informatie. Verder wil ik tevens mijn tweede begeleider, dhr.

Lutz, bedanken voor zijn begeleiding. Ten slotte wil ik mijn vrienden, Lars Zwagerman en Anne van Schellen, bedanken voor het bruikbare commentaar dat zij mij gegeven hebben.

Ik wens u veel leesplezier,

Herman Uffen

(3)

Inhoudsopgave

Voorwoord ... 1

Inhoudsopgave... 2

Samenvatting ... 3

Inleiding ... 4

Hoofdstuk 1... 5

1.1 Inleiding ... 5

1.2 Aanleiding van het onderzoek ... 5

1.3 Probleemstelling & Onderzoeksvragen... 6

1.3.1 Probleemstelling van het onderzoek... 6

1.3.2 Methodologie ... 7

Hoofdstuk 2... 9

2.1 Inleiding ... 9

2.2 Definities van zorgboerderijen... 9

2.3 Diversificatie & Zorgboerderijen... 10

2.3.1 Diversificatie in een algemene context ... 10

2.3.2 Farm diversificatie & Zorgboerderijen... 11

2.4 Classificatie in het algemeen... 13

2.4.1 Classificatiesystemen ... 13

2.4.2 Indeling van zorgboerderijen volgens de Standaard BedrijfsIndeling... 14

2.5 Classificatiesystemen van zorgboerderijen ... 14

2.5.1 Het huidige classificatiesysteem van zorgboerderijen... 14

2.5.2 Overeenkomsten en verschillen... 16

2.6 Conclusie Hoofdstuk 2 ... 18

Hoofdstuk 3... 19

3.1 Inleiding ... 19

3.1.1 Begripsbepaling... 19

3.2 Indelingen met betrekking tot zorgboerderijen ... 19

3.2.1 Procedure voor het verzamelen van gegevens... 19

3.2.2 Fasen van de zorgboerderij ... 20

3.2.3 Geografische spreiding van zorgboerderijen... 20

3.2.4 Aard van de agrarische activiteiten. ... 21

3.2.5 Zorg activiteiten ... 22

3.2.6 Doelgroepen ... 24

3.2.7 Achtergrond van de zorgboerderij... 25

3.2.8 Financiering van zorgboerderijen... 26

3.2.9 Begeleiding in dienst van de zorgboerderij ... 27

3.3 Kantekeningen en Bruikbaarheid... 27

3.4 Conclusie Hoofdstuk 3 ... 28

Hoofdstuk 4... 29

4.1 Inleiding ... 29

4.2 Sociale kaart ... 29

4.3 Methodologie ... 29

4.4 Informatiebehoefte stakeholders & toetsing van huidige classificatie ... 30

4.4.1 De zorgverzekeraars... 30

4.4.2 De belangenorganisaties van zorgvragers ... 33

4.5 Conclusie Hoofdstuk 4 ... 33

Hoofdstuk 5... 35

5.1 Inleiding ... 35

5.2 Classificatie voor zorgverzekeraars & belangenorganisaties van zorgvragers... 35

5.2.1 Criteria ... 35

5.2.2 Zorgverzekeraars... 36

5.2.3 Belangenorganisaties van zorgvragers ... 37

5.3 Vergelijking met de huidige classificatie... 40

5.4 Conclusie Hoofdstuk 5 ... 42

Hoofdstuk 6... 43

6.1Discussie & Conclusie ... 43

6.2 Suggesties voor verder onderzoek... 44

6.3 Aanbevelingen ... 45

Bibliografie ... 46

(4)

Samenvatting

In dit rapport staat het begrip zorgboerderijen centraal. Zorgboerderijen spelen in op de tekorten in de zorgsector en op de verstrengelde regelgeving op het gebied van de landbouw in Nederland, waardoor boeren meer moeite ondervinden om zich van een goed inkomen te voorzien. Het Landelijk Steunpunt Landbouw & Zorg definieert zorgboerderijen als volgt (2002): “Een agrarisch bedrijf dat ruimte biedt aan mensen die hulp, zorg of begeleiding nodig hebben. Landbouw en Zorg worden gecombineerd in een zorgboerderij.” Om verder een beeld te scheppen van mogelijke veranderingen in de sector van zorgboerderijen is het nodig om de benodigde informatie te verschaffen aan stakeholders van zorgboerderijen. Een classificatie kan hierbij van dienst zijn. De huidige classificatie van het Landelijk Steunpunt Landbouw & Zorg voldoet niet meer aan de eisen, daarom is een nieuwe classificatie ontwikkeld in dit rapport. Dit is tevens de doelstelling van dit rapport. De bijbehorende vraagstelling luidt:

Welke classificaties zijn het meest geschikt voor het Landelijk Steunpunt Landbouw & Zorg en andere gebruikers, om een beeld te vormen van de veranderingen in de sector Groene Zorg?

Het huidige aanbod van gegevens van het Landelijk Steunpunt Landbouw & Zorg voldoet niet aan de informatiebehoefte van de stakeholders zorgverzekeraars en belangenorganisaties van zorgvragers. De verzamelingmethode van deze gegevens is vrij discutabel. De betrouwbaarheid is moeilijk vast stellen. De gegevens overlappen elkaar vaak, ontbreken of zijn niet gelijk in niveau.

Door middel van enquêtes is de informatiebehoefte onderzocht van de zorgverzekeraars en belangenorganisaties van zorgvragers met betrekking tot zorgboerderijen. Deze informatiebehoefte alsmede de tekortkomingen in de huidige classificaties gebruikt door het Landelijk Steunpunt Landbouw & Zorg, hebben gediend als input voor een nieuwe classificatie.

Er is een niet-hiërarchische classificatie opgesteld. De volgende variabelen zijn te onderscheiden: mate van samenwerking, het afgegeven van een AWBZ erkenning, manier van financiering, aanwezigheid van het keurmerk, welke doelgroepen kunnen verblijven op de zorgboerderij, zelfstandigheid van de zorgvragers, manier van begeleiding, soort agrarische activiteiten en de soort zorgactiviteiten die worden aangeboden.

De nieuwe classificatie is afgestemd op de informatiebehoefte van zowel de zorgverzekeraars

als de belangenorganisaties van zorgvragers en verbetert ten opzichte van de oude

classificaties.

(5)

Inleiding

Zorgboerderijen zijn de laatste jaren in Nederland zeer in opkomst. Waren er in 1998 respectievelijk 75 zorgboerderijen in Nederland, in 2006 is dit aantal toegenomen tot 678. Een stijging van meer dan 800%. Dit is een forse stijging en dit illustreert ook de toenemende belangstelling van zorgvragers voor deze vorm van zorgverlening. Deze grote stijging van het aanbod van zorgboerderijen wordt vanuit twee wegen gevoed. Allereerst via de landbouwsector. Doordat de wetgeving op het gebied van landbouw steeds strenger wordt, is het voor boeren en agrariërs steeds minder lucratief om een landbouwbedrijf te leiden. Men zoekt daarom mogelijkheden om een extra of alternatief inkomen te genereren naast of in plaats van de inkomsten uit de agrarische activiteiten. Eén van die opties is het leiden van een zorgboerderij. De andere voedingsbron is afkomstig vanuit de zorgsector. De zorgsector heeft te kampen met grote tekorten, met als resultaat lange wachtlijsten. Zorgboeren spelen hierop in door zorg aan te bieden voor verschillende doelgroepen. Deze doelgroepen nemen overigens niet alleen in omvang toe, maar ook in diversiteit.

Hieruit afleidend kan geconcludeerd worden dat de bedrijfstak of sector Groene Zorg zeer veranderlijk is en dus turbulent. Er komen steeds meer zorgboerderijen bij (meer concurrentie), men gaat zich meer richten op nieuwe doelgroepen. Er zullen dan ook nieuwe activiteiten moeten worden aangeboden, die passen bij de nieuwe doelgroepen. Het Landelijk Steunpunt Landbouw & Zorg (LSLZ) heeft, als overkoepelend orgaan, onder andere de taak om informatie te verlenen aan zorgboeren en aan belanghebbenden of stakeholders van zorgboerderijen. Om een goed beeld te krijgen van de verschillende zorgboerderijen is een classificatie nodig. Deze classificatie kan duidelijkheid bieden en veranderingen in de bedrijfstak Groene Zorg in kaart brengen.

Dit onderzoek staat in het teken van classificaties van zorgboerderijen. De bedoeling van het onderzoek is om één of meerdere classificatiesystemen van zorgboerderijen te ontwikkelen die geschikt zijn voor het LSLZ en andere gebruikers om zo een beeld te kunnen krijgen van veranderingen in de bedrijfstak Groene Zorg. Daarnaast zal verder ingegaan worden op het begrip classificatie en hoe dit toegepast kan worden op het begrip zorgboerderijen. Verder zal ingegaan worden op het begrip zorgboerderijen. Er zal uiteengezet worden wat zorgboerderijen precies zijn en het begrip zal verder belicht worden vanuit een bedrijfkundig oogpunt.

In dit rapport zal ingegaan worden op de ontwikkeling van dit classificatiesysteem van

zorgboerderijen in Nederland. In het volgende hoofdstuk zal verder ingegaan worden op de

aanleiding van het onderzoek en er wordt een beschrijving gegeven van de probleemstelling

van het onderzoek.

(6)

Hoofdstuk 1 Probleemdefinitie 1.1 Inleiding

Het eerste hoofdstuk van dit rapport heeft een inleidende functie. Er zal allereerst een beschrijving geven worden van de aanleiding van het onderzoek. Daarmee wordt getracht antwoord te geven op de vraag waarom dit onderzoek relevant is. De lezer kan op deze manier kort kennis maken met het aspect zorgboerderijen en de aanleiding van het probleem. Verder zal het doel en de probleemstelling van het onderzoek uiteengezet worden. Vervolgens zal de problematiek van het onderzoek verder uitgewerkt worden doormiddel van een aantal deelvragen.

1.2 Aanleiding van het onderzoek

Waarom is een nieuw classificatiesysteem relevant?

De landbouwsector staat voor ingrijpende veranderingen. Het bedrijven van landbouw is voor steeds minder boeren een lucratieve bezigheid. De prijzen voor de landbouwproducten worden steeds lager en de kosten voor de boer worden steeds hoger, met als gevolg dat het inkomen van de meeste boeren steeds minder wordt (Vadnal, 2005). Deze trend is te zien in veel Europese landen. Het wordt voornamelijk veroorzaakt door de economische druk om te concurreren met agrarische producten uit landen buiten Europa, zoals landen in Afrika en Midden- en Zuid-Amerika. De Europese Unie probeert door middel van subsidies de inkomens van boeren te waarborgen, maar er is veel kritiek op dit systeem want het zou vooral teveel geld kosten. Ook de vele regelgeving op het gebied van quota’s, dierenbescherming, milieuwetgeving enz. maken het boerenberoep steeds minder aantrekkelijk (Eling & Hassink, 2006). Er zijn twee manieren om de efficiency en effectiviteit van de boerderij te vergroten en zo ook de concurrentiepositie van Europese boeren te verbeteren. Op deze manier kun je een goed inkomen voor de boer garanderen in een meer marktgerichte economie (Vadnal, 2005). De eerste manier is het vergroten van de schaalvoordelen: meer gaan produceren tegen dezelfde kosten of hetzelfde gaan produceren tegen lagere kosten. De tweede manier is door differentiatie. Men gaat zich richten op een kleinere deelmarkt en onderscheidt zich daardoor producten en diensten te leveren die anders zijn, dan de producten die de concurrentie aanbiedt (Besanko, e.a., 2000)

Een derde optie is diversificatie: een alternatief inkomen voor de boer naast of in plaats van zijn traditionele agrarische activiteiten (Byrd e.a., 1997). Deze trend is al terug te zien in Nederland. Veel boerderijen beginnen een boerencamping of een kaasboerderij om extra inkomsten te verwerven. Een andere nieuwe trend is de opkomst van zorgboerderijen.

Een zorgboerderij is een agrarisch bedrijf dat ruimte biedt aan mensen die hulp, zorg en/of begeleiding nodig hebben. Landbouw en Zorg worden in uiteenlopende verhoudingen gecombineerd in een zorgboerderij. Zorgboeren kiezen bewust voor deze combinatie. Hun werkaanbod en begeleiding sluiten aan bij wat een zorgvrager wil en kan. Zorgboeren zijn betrokken bij de maatschappij en leveren een positieve bijdrage aan het imago van de agrarische sector (Maertens & Speecke, 2002).

Om informatie over veranderingen in de bedrijfstak Groene Zorg te kunnen verzamelen is een

classificatie nodig. De huidige classificatie is enige jaren geleden ontworpen (Hassink e.a.,

2004). Deze classificatie worden besproken in hoofdstuk 2. De vraag vanuit het Landelijk

(7)

Steunpunt Landbouw & Zorg (LSLZ) is, of deze classificatie nog wel voorziet in de informatiebehoefte gezien de grote en veelzijdige groei van de sector Groene Zorg.

Op het gebied van meer kennis over en voor zorgboerderijen, kan ook gedacht worden aan hoe zorgboerderijen getypeerd moet worden. Er is hier nog weinig informatie over. De informatie die er is, is vaak niet éénduidig. Zo zijn er verschillende typeringen van zorgboerderijen in de literatuur aanwezig. Belangrijk hierbij is hoe een indeling van zorgboerderijen er uit moet zien. Moet de indeling per doelgroep worden ingericht? Of moet er gekeken worden naar welke kant van de zorgboerderij overheerst? De agrarische kant of de zorgkant? Moet er gekeken worden naar de zelfstandigheid van de boer? Opereert de boer als een zelfstandige ondernemer of is hij in dienst van een zorginstelling?

1.3 Probleemstelling & Onderzoeksvragen

1.3.1 Probleemstelling van het onderzoek

Naar aanleiding van de problematiek zoals hierboven beschreven, wil het LSLZ graag onderzocht hebben hoe een goede classificatie van zorgboerderijen eruit kan zien, om zo een beter beeld te krijgen van veranderingen en ontwikkelingen in de bedrijfstak Groene Zorg.

Voor de structuur van het onderzoek zal eerst ingegaan worden op de probleemstelling van het onderzoek.

Het doel van het onderzoek is dan ook:

Het ontwikkelen van één of meer classificaties van zorgboerderijen die geschikt zijn voor het Landelijk Steunpunt Landbouw & Zorg en andere gebruikers.

Om deze doelstelling te kunnen realiseren is voor de volgende onderzoeksvraag gekozen:

Welke classificaties zijn het meest geschikt voor het Landelijk Steunpunt Landbouw &

Zorg en andere gebruikers, om een beeld te vormen van de veranderingen in de sector Groene Zorg?

De vraagstelling kan geoperationaliseerd worden naar een aantal deelvragen ter bevordering van het beantwoorden van de hoofdvraag. De deelvragen van het onderzoek zijn als volgt geformuleerd:

1. Wat zijn classificatiesystemen en hoe zijn deze toepasbaar op zorgboerderijen?

2. Welke classificaties van zorgboerderijen zijn er in de literatuur en in de praktijk te onderscheiden?

3. Welke gegevens worden aangeboden door het Landelijk Steunpunt Landbouw & Zorg en wat levert dat op?

4. Wat is de informatiebehoefte van de verschillende stakeholders van zorgboerderijen?

5. Welke classificaties zijn te maken op basis van de informatiebehoefte van de verschillende

partijen, die betrokken zijn bij zorgboerderijen?

(8)

Randvoorwaarden

Het onderzoek is gebonden aan een aantal randvoorwaarden:

¾ De gemaakte classificaties moeten bruikbaar zijn voor de verschillende doelgroepen voor wie ze bestemd zijn. De doelgroepen moeten zich er mee kunnen identificeren;

¾ De gemaakte classificatie heeft betrekking op de zorgboerderijen in Nederland en diens stakeholders.

1.3.2 Methodologie

Voor de beantwoording van de onderzoeksvragen is gebruik gemaakt van verschillende typen informatiebronnen. De basis ligt in een literatuurstudie met relatief veel deskresearch. Ten eerste is er gebruik gemaakt van wetenschappelijke literatuur. Ten tweede is er gebruik gemaakt van interviews. Interviews zijn afgenomen bij medewerkers van het LSLZ. Er is gebruik gemaakt van de database van het LSLZ. Deze database bezit gegevens over hoe zorgboerderijen kunnen worden ingedeeld. Daarnaast zijn er enquêtes afgenomen bij organisaties die de belangen behartigen van zorgvragers en bij zorgverzekeraars. Ook is er gebruik gemaakt van secundaire informatiebronnen zoals het Internet en informatiefolders uitgegeven door verschillende instanties die te maken hebben met zorgboerderijen.

De methodologie van de verschillende deelvragen in dit onderzoek zal hieronder uiteengezet worden:

1. Wat zijn classificatiesystemen en hoe zijn deze toepasbaar op zorgboerderijen?

In de literatuur zijn verschillende soorten classificatiesystemen te onderscheiden en diverse begrippen die nauw verwant zijn aan classificatiesystemen of classificaties. Door middel van literatuur is gekeken wat classificatiesystemen zijn. Met behulp van data van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) is gekeken hoe bepaalde classificaties toepasbaar zijn op zorgboerderijen. Deze deelvraag zal beantwoord worden in hoofdstuk 2.

2. Welke classificaties van zorgboerderijen zijn er in de literatuur en in de praktijk te onderscheiden?

Door middel van literatuur is gekeken welke classificaties er al bestaan met betrekking tot het begrip zorgboerderijen. Er is gekeken naar de overeenkomsten en verschillen tussen deze classificaties. Deze deelvraag zal ook beantwoord worden in hoofdstuk 2.

3. Welke gegevens worden aangeboden door het Landelijk Steunpunt Landbouw & Zorg en wat levert dat op?

Het LSLZ biedt verschillende gegevens aan in haar database met betrekking tot zorgboerderijen. Door middel van literatuur en de gegevens in de database van het Landelijk Steunpunt Landbouw & Zorg is hier het benodigde inzicht verkregen in welke classificaties gebruikt worden door het LSLZ. Uit de literatuur blijkt ook dat zorgboerderijen een vorm van diversificatie zijn. Door middel van literatuur is gekeken hoe zorgboerderijen gerelateerd zijn aan het begrip diversificatie. Op deze wijze kan het begrip zorgboerderijen geplaatst worden in een bedrijfskundige context. Deze deelvraag zal beantwoord worden in hoofdstuk 3.

4. Wat is de informatiebehoefte van de verschillende partijen, die betrokken zijn bij het fenomeen zorgboerderijen?

Een classificatie van een bepaald fenomeen wordt gemaakt met een bepaald doel, om

bijvoorbeeld te voorzien in een bepaalde informatiebehoefte. Bepaalde partijen hebben baat

bij een dergelijke classificatie, zij hebben een bepaalde informatiebehoefte. Er zijn dan ook

verschillende actoren of stakeholders te onderscheiden. Door middel van korte interviews met

(9)

medewerkers van het LSLZ en door middel van het bestuderen van documenten van het LSLZ en aanverwante literatuur is in kaart gebracht wie de verschillende actoren zijn.

Daarnaast is in kaart gebracht wat hun informatiebehoefte is omtrent zorgboerderijen. Het in kaart brengen van de informatiebehoefte van de verschillende stakeholders is gedaan door middel van enquêtes. De twee belangrijkste stakeholders, te weten de belangenorganisaties van zorgvragers en de zorgverzekeraars, zijn geënquêteerd. Er is niet gekozen om de zorgvragers apart als groep te enquêteren, omdat deze groep zeer groot is, niet georganiseerd is en dus zeer moeilijk te bereiken. Verder zijn zorgvragers vaak niet goed genoeg geïnformeerd over het begrip zorgboerderijen. Daarom is er gekozen om de organisaties te enquêteren, die de belangen behartigen van de zorgvragers. Deze deelvraag zal beantwoord worden in hoofdstuk 4.

5. Welke classificaties zijn te maken op basis van de informatiebehoefte van de verschillende partijen, die betrokken zijn bij het fenomeen zorgboerderijen?

Op basis van de identificatie van de verschillende partijen, die betrokken zijn bij zorgboerderijen en hun informatiebehoefte, kunnen meerdere classificaties gemaakt worden van zorgboerderijen. Door middel van de verzamelde informatie bij de andere deelvragen zijn een aantal nieuwe classificaties gemaakt voor de voornaamste stakeholders, te weten de zorgverzekeraars en de belangenorganisaties van zorgvragers. Binnen deze classificaties staan de variabelen centraal, waarover de verschillende stakeholders informatie willen hebben. Er is geen classificatie opgesteld waarbinnen zorgboerderijen in een vast aantal klassen worden ingedeeld. Dit is het geval bij de classificaties van Hassink & Trip (2000) en Hassink e.a.

(2004). Deze deelvraag zal beantwoord worden in hoofdstuk 5 van dit rapport.

(10)

Hoofdstuk 2

Classificatie & typeringen van zorgboerderijen 2.1 Inleiding

Het tweede hoofdstuk van dit rapport behandelt de classificaties en typeringen van zorgboerderijen. De volgende twee deelvragen zullen behandeld worden in dit hoofdstuk:

¾ Wat zijn classificatiesystemen en hoe zijn deze toepasbaar op zorgboerderijen?

¾ Welke classificaties van zorgboerderijen zijn er in de literatuur en in de praktijk te onderscheiden?

Aan het eind van dit hoofdstuk zal in de conclusie antwoord gegeven worden op deze deelvragen.

In dit hoofdstuk zal eerst uiteengezet worden wat zorgboerderijen zijn en wat er op zorgboerderijen gedaan wordt. Er zullen eerst verschillende definities gegeven worden van verschillende auteurs en instellingen over het fenomeen zorgboerderijen. Daarna zal een korte uiteenzetting volgen aan de hand van literatuur over het begrip diversificatie. Op deze manier kan het begrip zorgboerderijen geplaatst worden in een bedrijfskundige context.

Zorgboerderijen zijn op het eerste gezicht een vorm van diversificatie, omdat zorgboeren activiteiten ondernemen in een geheel nieuwe bedrijfstak, namelijk de zorgtak. Dit doen ze naast hun traditionele activiteit, de landbouw.

Daarnaast zal in dit hoofdstuk een uiteenzetting gegeven worden van het begrip classificatie in een algemene context. Er zal een beschrijving gegeven worden van de huidige classificatie en er zal gekeken worden naar de overeenkomsten en verschillen tussen de verschillende classificaties. Het doel van dit hoofdstuk is om een algemeen beeld te geven van wat classificaties zijn en hoe zorgboerderijen binnen bepaalde classificatiesystemen passen, die in de praktijk veel worden gebruikt. Het doel is verder om aan te geven welke classificaties van zorgboerderijen al in de literatuur beschreven zijn en een beschrijving te geven van de onderlinge verschillen en overeenkomsten.

2.2 Definities van zorgboerderijen

Een zorgboerderij is geen nieuw begrip. Vroeger waren boerderijen vaak al een plek, waar mensen ‘met wie iets was’ welkom waren om mee te helpen in de bedrijfsvoering. Omstreeks 1922 waren er in Nederland al een soort zorgboerderijen gevestigd. Psychiatrische instellingen hadden soms boerderijen in hun bezit, waar cliënten verbleven en revalideerden (Elings & Hassink, 2006). Doordat er in de loop van de tijd speciale zorgvoorzieningen zijn gekomen voor bepaalde doelgroepen van zorgvragers, is deze ‘gezondmakende’ functie die een boerderij kan hebben, uit het oog verloren. De huidige zorgboerderijen pakken deze functie weer op. Dit komt ook voort uit de groeiende behoefte van zorgvragers voor vormen van zorg, anders dan de traditionele zorg die men al krijgt of kan krijgen. Zorgboerderijen proberen op deze groeiende behoefte in te spelen.

Er zijn veel definities in omloop die proberen het begrip zorgboerderij te definiëren.

Vooralsnog bestaat er nog geen eenduidige definitie. Reden hiervoor is dat er verschillende

criteria of dimensies zijn om zorgboerderijen in te delen, zoals de verhouding tussen zorg- en

agrarische functie van het bedrijf, de doelgroepen die er komen en de doelstelling die men

ambieert, en het feit dat de meeste boerderijen zich niet vastleggen op één specifieke

(11)

doelstelling of één specifieke doelgroep (Ketelaars e.a., 2002). Er zullen hierna een viertal definities uiteengezet worden.

Van Schaik (1997) spreekt over zorgboerderijen als een agrarisch bedrijf waar zorg wordt verleend. De financiële huishouding bestaat uit een geldstroom vanuit landbouwactiviteiten en geldstroom vanuit zorgactiviteiten. Wanneer beide geldstromen aanwezig zijn en als er een verbinding is tussen beide activiteiten spreken we van een zorgboerderij.

Dekker (1999) maakt een indeling vanuit de uitgangspunten van de hulpverlening. Hij komt tot de volgende indeling met bijbehorende definities:

1. Een zorgboerderij is een agrarisch bedrijf (hoeft niet noodzakelijk een boerderij te zijn) dat als primaire doelstelling het werken aan agrarische producten heeft. Daarnaast is de zorgfunctie van meer of minder belang;

2. De hulpverleningsboerderij is een aan een instelling verbonden bedrijf waarbij de zorgfunctie voor de eigen doelgroep(en) centraal staat en het werken met planten en dieren van groot belang is;

3. Een kinderboerderij is een, aan een gemeente of instelling verbonden, bedrijf waarbij recreatieve en educatieve aspecten centraal staan en dat in de eerste instantie gericht is op niet-gehandicapten.

Maertens & Speecke (2002) spreken van een zorgboerderij, als een agrarisch bedrijf dat ruimte biedt aan mensen die hulp, zorg of begeleiding nodig hebben. Landbouw en Zorg worden in heel verschillende verhoudingen gecombineerd in een zorgboerderij.

Zorglandbouwers kiezen bewust voor deze combinatie. Hun werkaanbod en begeleiding sluiten aan bij wat een zorgvrager wil en kan. Zorglandbouwers zijn betrokken bij de maatschappij en leveren een positieve bijdrage aan het imago van de agrarische sector.

Het LSLZ (2002) spreekt van een zorgboerderij als een agrarisch bedrijf dat ruimte biedt aan mensen die hulp, zorg of begeleiding nodig hebben. Landbouw en Zorg worden gecombineerd in een zorgboerderij.

In dit rapport en in het onderzoek is er voor gekozen om de definitie van het LSLZ te gebruiken. Dit omdat het LSLZ het overkoepelende orgaan voor zorgboerderijen in Nederland is. Bovendien dekt hun definitie de lading van het onderwerp in de meest brede zin.

2.3 Diversificatie & Zorgboerderijen

2.3.1 Diversificatie in een algemene context

Zorgboerderijen zijn nauw verwant met het begrip diversificatie. In de volgende paragraaf zal aangegeven worden waarom dit zo is.

Voorafgaand op het volgende, is het handig om een goed onderscheid te maken tussen twee begrippen. Namelijk de begrippen differentiatie en diversificatie. Deze begrippen lijken veel op elkaar en worden vaak door elkaar heen gebruikt.

Onder differentiatie wordt verstaan een strategie, waarbij organisaties hun producten en diensten proberen te onderscheiden van hun concurrenten (Porter, 1980). Ook kan differentiatie gezien worden als de mate waarin concurrenten van elkaar verschillen in een specifieke markt (Tidd e.a., 2005).

Het begrip diversificatie kan vanuit meerdere perspectieven bekeken worden, zoals in deze

paragraaf wel zal blijken. Ik gebruik de definitie van Nandram & Samsom (2000). Zij

verstaan onder (ongerelateerde) diversificatie: “Een onderneming, die activiteiten gaat

(12)

ontplooien die geen enkele relatie hebben met het huidige product, de huidige markt of de huidige bedrijfskolom.” Ik gebruik deze definitie, omdat deze definitie het meest lijkt aan te sluiten op de situatie binnen de Groene Zorg.

Diversificatie is een belangrijk begrip binnen de investeringstheorie, maar ook is het een belangrijk begrip binnen de theorie, gericht op de bepaling van bedrijfsstrategie. De achterliggende gedachte achter diversificatie is, dat een organisatie haar financiële middelen voor investeringen spreidt over meerdere projecten, waardoor het algehele risico van bepaalde investeringen gereduceerd wordt, zonder dat inkomsten uit die investeringen worden aangetast. De inkomsten uit slecht lopende projecten worden dan gecompenseerd, door de inkomsten uit goedlopende projecten (Byrd e.a., 1997). Dit is in het kort de visie op diversificatie vanuit de financieel economische theorie en investeringstheorie.

De visie vanuit de bedrijfsstrategische typeert zich het best via de definities van Nandram &

Samsom (2000). Eerder is al aangegeven wat deze auteurs verstaan onder ongerelateerde diversificatie. Zij verstaan onder gerelateerde diversificatie: het bedrijf doet aan marktontwikkeling en het ontwikkelt producten. Het bedrijf blijft hiermee binnen de huidige bedrijfskolom en het nieuwe product blijft gerelateerd aan de huidige activiteiten van het bedrijf (Nandram & Samsom, 2000).

2.3.2 Farm diversificatie & Zorgboerderijen

Binnen de landbouwsector wordt vaak bij het begrip diversificatie onderscheid gemaakt tussen een aantal verschillende begrippen. De volgende begrippen zijn te onderscheiden in de Nederlandse en Vlaamse literatuur:

Verbreding:

Verbreding is het realiseren van andere activiteiten naast de reguliere, landbouwkundige activiteiten zoals zorg, recreatie, educatie en energieproductie (Theunissen & Rottiers, 2003;

Van der Ploeg & Roep, 2003; Schoorlemmer e.a., 2006). Verbreding komt dan ook het meest overeen met de definitie van Nandram & Samsom (2000), zie ook 2.3.1, van ongerelateerde diversificatie.

Verdieping:

Verdieping is het verhogen van de toegevoegde waarde door eigen producten te verwerken en te verkopen (Van der Ploeg & Roep, 2003; Schoorlemmer e.a., 2006) Op deze manier is verdieping eigenlijk een vorm van verticale integratie (Besanko, e.a., 2000). Theunissen &

Rottiers (2003) verstaan onder verdieping: activiteiten binnen het landbouwgebeuren, die mogelijk ook stroomopwaarts (toelevering) of stroomafwaarts (distributie) van de eigenlijke landbouwactiviteit moeten worden gezocht. Een voorbeeld van verdieping is specialisatie van de teelt. Hierbij kan gedacht worden aan producten met een hoge gezondheidswaarde, functionele voedingsproducten (wortelen met een hoog caroteengehalte) enz. Een ander voorbeeld is technologie, sommige landbouwers werken vaak zelf aan nieuwe procedés en sleutelen zelf aan machines. Als voorbeeld kan genoemd worden verwerking en commercialisatie. Hierbij kan productvernieuwing een belangrijke rol spelen. Thuis- en marktverkoop, levering aan de horeca en thuisleveringen behoren tot de mogelijkheden om de afzetketen te verkorten.

Herbronning:

Theunissen & Rottiers (2003) onderscheiden daarnaast het begrip herbronning. Een

landbouwbedrijf doet aan herbronning wanneer het niet aangewezen is om de eigenlijke

landbouwactiviteit te verdiepen of om aan verbreding te denken. Het is een mogelijkheid om

(13)

het landbouwbedrijf toch leefbaar te houden of om extra inkomsten te genereren. Er wordt dan gezocht naar mogelijkheden om kosten te besparen of om de bestaande landbouwactiviteiten te rationaliseren. Van der Ploeg en Roep (2003) spreken bij herbronning over een inkomensbasis die wordt verruimd door een efficiëntere inzet van de productiefactoren.

In de buitenlandse literatuur hanteert men enigszins andere begrippen rondom diversificatie in de landbouwsector. Wanneer een boer andere activiteiten gaat ondernemen, naast de traditionele agrarische activiteiten, om zo een extra inkomen te genereren wordt dat vaak ook pluriactivity genoemd (Carter, 1998). Ilbery (1991) verstaat onder het begrip farm diversificatie: “De ontwikkeling van niet-traditionele boerenbedrijven en het omhelst een veelheid aan situaties, die alleen kunnen worden omschreven als ‘het anders’ doen”.

McInerney e.a. (1989) omschrijft het als het ‘adopteren’ van inkomen genererende activiteiten, die buiten het bestek liggen van de traditionele gewassen- en veebedrijven, waarmee men agrariërs normaal gesproken mee identificeert.

Griffiths (1987) maakt een onderscheid tussen twee vormen van diversificatie in de agrarische sector. Hij onderscheidt structurele diversificatie en agrarische diversificatie. Onder structurele diversificatie schaart hij activiteiten zoals toerisme op de boerderij en passieve diversificatie (het verhuren van gebouwen en grond). Onder agrarische diversificatie schaart hij activiteiten zoals biologische teelt, bosbouw en onconventionele gewassen en dieren. Het wezenlijke verschil hiertussen is dat structurele diversificatie meer gericht is op het publiek en buiten de boerderij en heeft dus een directe vorm van marketing nodig. Agrarische diversificatie is nog steeds gericht op de boerderij en op agrarische activiteiten (Griffiths, 1987). Agrarische diversificatie is, naar mijn mening, dan ook een vorm van differentiatie, omdat de nieuwe activiteiten nog duidelijk een relatie hebben met de oude agrarische activiteiten. Agrarische diversificatie komt overeen met de gerelateerde diversificatie volgens Nandram & Samsom (2000). De vergelijking tussen ongerelateerde diversificatie volgens Nandram & Samsom (2000) en structurele diversificatie is lastiger te maken, omdat sommige activiteiten binnen structurele diversificatie nog ‘zwakke’ banden hebben met de traditionele activiteiten van de boerderij, bijvoorbeeld de activiteiten ‘adding value to farm enterprises’

(zie tabel 1). Ilbery (1991) borduurt verder op het werk van Griffiths (1987) en heeft een tabel gemaakt, waarin hij farm diversificatie samenvat, deze tabel ziet er als volgt uit.

Structural diversification Agricultural diversification 1. Tourism

1a. Accommodation Bed & Breakfast Camping etc.

1b. Recreation Farmhouse cafe Farm Zoo etc.

1c. Combined Activity Holiday

1. Unconventional enterprises 1a. Crop products

Vineyard Linseed etc.

1b. Animal products Fish

Sheep Milk etc.

1c. Organic farming 2. Adding value to farm enterprises

2a. By direct marketing Farm shop

Farm gate sale etc.

2b. By processing Cheese

Ice-cream etc.

2c. By selling skins, hides & wool

2. Farm woodland For timber Energy forestry Wildlife conservation Amenity/recreation

3. Passive diversification Leasing of land

Leasing of buildings

4. Agricultural contracting For other farmers

For non-agricultural organisations Tabel 1: Indeling van farm diversificatie door Ilbery (1991).

(14)

Zorgboerderijen als vorm van diversificatie komen niet terug in deze tabel. In 1991 was het begrip zorgboerderij niet of nauwelijks bekend. Waarschijnlijk is dit de reden waarom het begrip zorgboerderijen niet in de tabel voorkomt. Dit maakt de tabel niet minder bruikbaar.

Zorgboerderijen kunnen geplaatst worden onder structural diversification. Dit omdat zorgboerderijen zich richten op een publiek buiten de boerderij (zorgvragers). Verder moet een zorgboerderij ook gebruik maken van marketing om zich te presenteren naar de cliënten toe en om zo cliënten te trekken. Veel zorgboerderijen doen dit door zich te presenteren op de site van het Landelijk Steunpunt Landbouw & Zorg. Dit is een vorm van marketing.

Zorgboerderijen zouden een vierde hoofdgroep kunnen vormen onder de categorie structural diversification. Zorgboerderijen kunnen niet geschaard worden onder één van de huidige drie subcategorieën.

2.4 Classificatie in het algemeen

2.4.1 Classificatiesystemen

In deze paragraaf wordt het begrip classificatie nader bekeken vanuit een algemene context.

Er zal gekeken worden naar enkele classificaties. Ook zullen verschillende classificatiesystemen de revue passeren, daarna zal gekeken worden hoe het begrip zorgboerderijen past binnen de classificatiesystemen.

Een classificatie is een indeling van verschijnselen, objecten of processen in groepen op grond van overeenkomende of aanverwante eigenschappen. Omdat een classificatie een kunstmatige constructie is, kan eigenlijk niet worden beweerd dat deze goed of fout is. Wel kan worden gezegd dat een classificatie in meer of mindere mate bruikbaar is voor het doel, waarvoor deze is gemaakt. De volgende eigenschappen zijn vaak terug te vinden bij classificaties:

¾ Tijd (chronologie);

¾ Ruimte (geografie);

¾ Materie (substantie);

¾ Proces (activiteit).

Soms komt het voor dat een classificatie gebaseerd is op de mate waarin een bepaalde eigenschap bij een object voorkomt. Een voorbeeld is dat stenen geordend kunnen worden op hun hardheid. Veel verschijnselen kunnen dan ook op verschillende manieren worden geclassificeerd. Dit brengt ons bij het begrip classificatiesystemen.

Een classificatiesysteem is een systeem waarin verzamelingen onderwerpen (klassen) worden onderverdeeld in subklassen volgens een principe of idee, doel of belang, of een combinatie daarvan.

Vakgebied indelingen of classificatiesystemen zijn er in alle soorten en maten en worden in veel disciplines gebruikt. Ze zijn vaak hiërarchisch gestructureerd. Dit wil zeggen dat de onderscheiden groepen weer zijn onder te verdelen in subgroepen, die op hun beurt weer zijn onder te verdelen in specifiekere groepen. Hoe hoger de groep in de hiërarchie staat, hoe algemener de beschrijving van deze groep zal zijn.

Er zijn ook niet-hiërarchische classificatiesystemen te onderscheiden. Het belangrijkste

verschil tussen hiërarchische en niet-hiërarchische classificatiesystemen is dat elementen in

een niet-hiërarchisch classificatiesysteem naast elkaar kunnen worden onderverdeeld. Een

ander verschil tussen hiërarchische en niet-hiërarchische classificatiesystemen is, dat bij niet-

hiërarchische classificatiesystemen een opdeling in een vast aantal klassen te onderscheiden

valt. Hiërarchische classificatiesystemen delen reeksen op in steeds grotere klassen. Er is dus

(15)

geen vast aantal klassen te onderscheiden, het aantal klassen wordt steeds groter (D’Addio &

Pinxteren, 2002).

2.4.2 Indeling van zorgboerderijen volgens de Standaard BedrijfsIndeling

Zorgboerderijen kunnen lastig ingedeeld worden volgens een éénduidige indeling van de Standaard BedrijfsIndeling (SBI). Zorgboerderijen hebben zowel aspecten van de Landbouw (groep A volgens de SBI) als van de Zorgsector in zich (groep N volgens de SBI). In deze subparagraaf zal aangeven worden met welke facetten volgens de indeling van de SBI zorgboerderijen te maken hebben. Er zal begonnen worden met groep A volgens de SBI, de landbouw, jacht en bosbouw. Daarna zal gekeken worden naar groep N, de gezondheids- en welzijnszorg.

Groep A: Landbouw, Jacht & Bosbouw

Zorgboerderijen hebben vanuit hun basis de meeste raakvlakken met deze groep. De meeste zorgboerderijen zijn eerst een ‘gewoon’ boerenbedrijf geweest, waarna vaak de stap is gemaakt om naast de traditionele landbouwactiviteiten, zorgtaken te gaan verzorgen. De landbouwactiviteiten vormen binnen de zorgboerderijen vaak nog een zeer prominente activiteit. Vaak zijn de landbouwactiviteiten, de aspecten, die een zorgboerderij onderscheidt van een ‘gewone’ vorm van dagopvang voor cliënten. De Standaard Bedrijfsindeling maakt onderscheid tussen een aantal activiteiten, die binnen deze groep Landbouw, Jacht &

Bosbouw vallen. Een overzicht van de activiteiten die raakvlakken hebben met zorgboerderijen, is terug te vinden in bijlage 1 onder tabel 1.

Groep N: Gezondheids- en Welzijnszorg

De tweede groep waar zorgboerderijen veel raakvlakken mee hebben is de groep Gezondheids- en Welzijnzorg. Bij de meeste zorgboerderijen is de zorgtaak opgestart uit idealisme, betrokkenheid bij de doelgroep en de wens om het mooie van het boerenbedrijf te delen met anderen. Opvallend is dat vaak niet gestart wordt met een zorgboerderij vanuit financieel oogpunt met als doel om extra inkomsten te generen uit de zorgtaak. (Hassink &

Trip, 2000). De activiteiten met betrekking tot de zorgtaak, die raakvlakken hebben met zorgboerderijen zijn terug te vinden in bijlage 1 in tabel 2.

Allereerst moet vermeld worden dat de SBI uitgaat van ‘normale’ gezondheidsinstellingen.

De SBI kent zorgboerderijen als instelling voor gezondheidszorg niet. Om toch een beeld te krijgen van de activiteiten van zorgboerderijen, moet er gekeken worden naar welke activiteiten vanuit de SBI overlap hebben met de activiteiten die zorgboerderijen aanbieden.

De SBI maakt duidelijk een onderscheid tussen de verschillende activiteiten op basis van de duur van het verblijf van de cliënt bij de instelling. Zo zijn er activiteiten in de vorm van dagopvang, activiteiten met overnachting en zonder overnachting en er kan eventueel sprake zijn van enige vorm van huisvesting (verblijf voor een langere periode). Verder kan een onderscheid gemaakt worden op basis van de doelgroep. De SBI onderscheidt curatieve gezondheidszorg, revalidatie, geestelijke gezondheidszorg, preventieve gezondheidszorg, re- integratie op de arbeidsmarkt, gehandicaptenzorg, jeugdzorg, enz.

2.5 Classificatiesystemen van zorgboerderijen

2.5.1 Het huidige classificatiesysteem van zorgboerderijen

Er zijn al een aantal classificatiesystemen van zorgboerderijen in gebruik. Het LSLZ gebruikt

zo haar eigen classificatiesysteem om zorgboerderijen in te delen. Volgens deze indeling

worden de zorgboerderijen ingedeeld volgens 6 verschillende typen zorgboerderijen (Hassink

e.a., 2004). De verschillende typen zorgboerderijen die worden onderscheiden, verschillen

(16)

onderling op een aantal punten. Bijvoorbeeld het aantal cliënten dat op de zorgboerderij verblijft, de mate waarin de agrarische kant van de boerderij een rol speelt in het zorgaspect van de boerderij, eventuele aanpassing aan de boerderij en de werkzaamheden om deze toegankelijk te maken voor de cliënten, de mate van zelfstandigheid van de zorgboer, de manier van begeleiden van de cliënten en de omvang van de benodigde voorzieningen voor de cliënten (Maertens & Speecke, 2002). De indeling ziet er als volgt uit (Hassink e.a., 2004):

Type 1:

Het bedrijf staat open voor cliënten op het bedrijf. Ze kunnen er in contact komen met dieren, deelgenoot zijn van de sfeer op de boerderij, ‘meelopen’ met de zorgboer en eventueel op vrijwillige basis een handje toesteken. De zorgboer verricht zijn normale dagelijkse werkzaamheden en de aanwezigheid van de cliënten vraagt een minimale tijdsinvestering. De begeleiding is in handen van externe begeleiders. Eventuele aanpassingen of voorzieningen zijn puur gericht op veiligheid en fysieke toegankelijkheid voor cliënten.

Type 2:

Een efficiënt productiebedrijf waar maximaal drie cliënten de boer helpen met de uitvoering van dagelijkse werkzaamheden. De cliënten kunnen relatief zelfstandig werken en worden door de boer begeleid. De agrarische activiteiten zijn de belangrijkste bron van inkomsten. Er zijn geen speciale voorzieningen aangelegd en de aanpassingen in werkzaamheden is gering.

Type 3:

Een efficiënt productiebedrijf waar de zorgfunctie enigszins is verweven met de productietak van het bedrijf. Wanneer er meer dan drie cliënten deelnemen, zijn er voorzieningen aangelegd zoals een kantine en apart sanitair. De cliënten kunnen de dagelijkse werkzaamheden uitvoeren en hebben daarbij meer dan een toeziend oog nodig. De zorgboer draagt de verantwoordelijkheid voor de productie en één van de gezinsleden neemt de begeleiding op zich. Indien wenselijk, worden er nieuwe, minder commercieel gerichte werkzaamheden opgezet, bijvoorbeeld een moestuin of kruidentuin, konijnenfokkerij of geitenweide.

Type 4:

Een bedrijf waarbij in het productiegedeelte zodanige aanpassingen zijn gemaakt dat cliënten er optimaal aan kunnen deelnemen. Toch blijft een efficiënte landbouwproductie een belangrijk doel. Er zijn meer dan zes cliënten en de begeleiding is in handen van de zorgboer of externe begeleider(s). Er is een kantine en er zijn aparte sanitaire voorzieningen. De inkomsten uit de zorggelden en uit de agrarische productie zijn ongeveer even groot.

Type 5:

Een agrarisch bedrijf waar de zorg centraal staat en het productiegedeelte daar volledig op is

aangepast. Veel tijd en aandacht gaan naar het ontwikkelen van activiteiten die een gevarieerd

werkaanbod opleveren, in combinatie met een goed commercieel product. Er zijn meer dan

zes cliënten. Zij worden begeleid door speciaal daartoe aangestelde begeleiders. De boer kan

hier ook een rol in spelen. Er is een kantine, er zijn aparte sanitaire voorzieningen en

eventueel een kantoor- of gespreksruimte. De inkomsten uit de zorggelden vormen het

leeuwendeel van het bedrijfsinkomen, en de inkomsten uit de landbouwproductie zijn vaak

nauwelijks kostendekkend.

(17)

Type 6:

De boerderij is onderdeel van een zorginstelling. Het is geen zelfstandige onderneming; het bedrijf hoeft niet per definitie financieel gezond te zijn. Het is een boerderij waarbij de zorg centraal staat. De landbouwproductie is volledig aangepast aan de mogelijkheden van de cliënten. De inkomsten zijn voor het overgrote deel afkomstig uit de zorggelden.

Het huidige classificatiesysteem is gebaseerd op een eerder gemaakt indeling van zorgboerderijen (Hassink & Trip, 2000). Deze eerder gemaakte indeling is opgenomen in bijlage 2 van dit rapport, net als de andere beschrijvingen van de andere typeringen. Het huidige classificatiesysteem, dat het LSLZ gebruikt, is alweer een aantal jaren geleden ontwikkeld. De vraag rijst dan ook op bij het LSLZ of hun huidige classificatiesysteem voor zorgboerderijen nog wel voldoet aan de eisen van de hedendaagse tijd? Voornamelijk omdat de markt van zorgboerderijen zich snel ontwikkelt en omdat er veel veranderingen optreden.

Het huidige classificatiesysteem van zorgboerderijen is voornamelijk gezien vanuit het perspectief van de zorgboeren zelf, dus vanuit het aanbodperspectief. Zo kan ook gekeken worden vanuit het perspectief van de cliënten zelf (=het vraagperspectief) en vanuit het perspectief van de zorgverzekeraars. Het kijken vanuit het perspectief van de cliënten lijkt belangrijk. In 2002 is namelijk onderzoek gedaan naar de potentiële vraag naar zorgboerderijen. In dit rapport wordt gesteld dat de vraag van doelgroepen pas gaat toenemen als cliënten beter op de hoogte zijn van het bestaan van zorgboerderijen en wat deze te bieden hebben voor de cliënten (Kramer & Claessens, 2002). Vanuit deze redenering kan worden afgeleid dat een goede classificatie van zorgboerderijen, vanuit het vraagperspectief, zou kunnen leiden tot een groei van het aantal cliënten dat gebruik wil maken van de faciliteiten die zorgboerderijen te bieden hebben.

2.5.2 Overeenkomsten en verschillen

In bijlage 2 van dit rapport zijn een aantal indelingen van zorgboerderijen besproken die te vinden zijn in de literatuur. Er zijn een aantal overeenkomsten te onderscheiden en er is enige overlap te ontdekken. Maar er zijn ook verschillen aan te geven. Sommige overeenkomsten en verschillen zijn al benoemd.

Opvallend verschil is dat de indelingen van Maertens & Speecke (2002), Elings (2004) en de Provincie Groningen (2003) zeer globaal zijn en dat de indelingen volgens Hassink & Trip (2000) en Hassink e.a. (2004) veel specifieker gericht zijn op zorgboerderijen. Hassink & Trip (2000) en Hassink e.a. (2004) geven veel specifiekere informatie over hoe een bepaalde zorgboerderij eruit ziet, gerelateerd aan een bepaald type. Zo wordt er informatie gegeven over hoeveel cliënten op een bepaald type zorgboerderij verblijft, hoe de verhouding is tussen de agrarische tak van het bedrijf en de zorgtak, welke aanpassingen gemaakt dienen te worden, wie de begeleiding verzorgd en wat de verantwoordelijkheid is van de zorgboer.

Een ander verschil is dat de meeste indelingen (Maertens & Speecke, 2002; Elings, 2004;

Provincie Groningen, 2003; Hassink e.a., 2004) allemaal een onderscheid maken tussen reguliere zelfstandige zorgboerderijen en instellingsboerderijen. Hassink & Trip (2000) doen dit in hun indeling niet. Zij onderscheiden geen instellingsboerderijen in hun typering.

Om de overlap in kaart te brengen tussen de verschillende indelingen is een tabel gemaakt.

Daarbij zal uitgegaan worden van de indeling volgens Hassink e.a. (2004), omdat deze

indeling de meeste volledige indeling van zorgboerderijen is en omdat deze ook de standaard

indeling is voor het LSLZ. De indeling volgens de Provincie Groningen (2003) is niet

opgenomen, omdat deze naar mijn mening al heel veel overlap heeft met de indeling van

Maertens & Speecke (2002). De tabel met de overlap tussen de verschillende indelingen ziet

er als volgt uit:

(18)

Overeenkomst met: Indeling Hassink &

Trip (2000)

Indeling Maertens &

Speecke (2002)

Indeling Elings (2004)

Type zorgboerderij

1 Helpende Hand A2 Bedrijfsmatig

2 Helpende Hand A2 Bedrijfsmatig

3 Zorg Neventak A2 Bedrijfsmatig

4 Zorg Nevenbedrijf A1 Bedrijfsmatig

5 Zorg Focus Bedrijf A1 (Niet)Bedrijfsmatig

6 B Niet Bedrijfsmatig

Tabel 2: Overlap tussen de verschillende indelingen van zorgboerderijen.

Uit de tabel is af te leiden dat de indeling volgens Hassink e.a. (2004) overlap en overeenkomsten vertonen met de andere indelingen. Zo kan gesteld worden dat Type 1 van Hassink e.a. (2004) overeenkomsten vertoont met de Helpende Hand van Hassink & Trip (2000) en behoort tot groep A2 volgens Maertens & Speecke (2002) en heeft een bedrijfsmatig karakter volgens Elings (2004). Het volgende schema geeft weer hoe de overlap er onderling uit ziet:

Figuur 1: Schematische weergave van de verhoudingen tussen de verschillende indelingen

Uitgangspunt is of de zorgboerderij een bedrijfsmatig karakter heeft of niet (Elings, 2004).

Een betere terminologie hier is dus of zorgboerderijen primair gericht zijn op agrarische activiteiten (Productgerichte zorgboerderijen (Elings e.a., 2005)) of op zorgactiviteiten (Zorggerichte zorgboerderijen (Elings e.a., 2005)). Mocht een zorgboerderij productgericht zijn, dan kan gekeken worden of er een vorm van samenwerking is met een zorginstelling (Type A1) of dat er zelfstandig wordt geopereerd (Type A2). Mocht een zorgboerderij zelfstandig opereren dan hebben we te maken met een zorgboerderij behorend tot het type 1, 2 of 3 volgens de indeling van Hassink e.a. (2004) of met een Helpende Hand of Zorg Neventak bedrijf volgens de indeling van Hassink & Trip (2000). Mocht er sprake zijn van samenwerking met een zorginstelling dan hebben we te maken met type 4 volgens de indeling van Hassink e.a. (2004), een Zorg Nevenbedrijf of een Geïntegreerd Landbouw Zorg Bedrijf volgens Hassink & Trip (2000). De vraag of we te maken hebben met een type 5 zorgboerderij of met een Zorg Focus Bedrijf is afhankelijk van of de zorgboerderijen zorggericht zijn. Anders gezegd de agrarische activiteiten moeten volledig ondergeschikt zijn aan de zorgactiviteiten dan is sprake van één van deze twee typen. Tot slot kan nog onderscheid gemaakt worden in type 6 volgens Hassink e.a. (2004), oftewel de instellingsboerderij. Dit type zorgboerderij heeft een niet-bedrijfsmatig karakter (Elings,

Productgericht Zorggericht

Type A2 Type A1

Type 1 t/m 3;

*Helpende Hand;

*Zorg Neventak.

Type B

Type 4;

*Zorg Nevenbedrijf;

*Geïntegreerd Landbouw Zorg Bedrijf.

Type 5;

*Zorg Focus Bedrijf.

Type 6:

*Instellings- boerderij

(19)

2004), is zorggericht (Elings e.a., 2005) en behoort tot type B volgens Maertens & Speecke (2002).

2.6 Conclusie Hoofdstuk 2

In deze conclusie zullen de deelvragen worden beantwoord die in dit hoofdstuk zijn behandeld. De twee deelvragen, die in dit hoofdstuk zijn behandeld zijn:

¾ Wat zijn classificatiesystemen en hoe zijn deze toepasbaar op zorgboerderijen?

¾ Welke classificaties van zorgboerderijen zijn er in de literatuur en in de praktijk te onderscheiden?

In dit hoofdstuk is eerst gekeken naar wat zorgboerderijen nu precies zijn. Er zijn veel verschillende definities in omloop over het begrip zorgboerderijen. De definitie die het LSLZ (2002) gebruikt, geeft beknopt en duidelijk weer wat een zorgboerderij is. De definitie luidt als volgt: “Een zorgboerderij is een agrarisch bedrijf dat ruimte biedt aan mensen die hulp, zorg of begeleiding nodig hebben. Landbouw en Zorg worden gecombineerd in een zorgboerderij”.

Ten tweede is in dit hoofdstuk gekeken naar classificatiesystemen vanuit een algemene context. Een classificatiesysteem is een systematische indeling van verschijnselen, objecten of processen in groepen op grond van overeenkomende of aanverwante eigenschappen. Er is aangetoond dat een onderscheid valt te maken tussen hiërarchische en niet-hiërarchische classificatiesystemen.

In dit hoofdstuk is verder gekeken naar classificaties of typeringen van zorgboerderijen die bekend zijn in de literatuur. Er worden vijf classificatie besproken. De indeling kan (zeer) globaal zijn (Maertens & Speecke, 2002; Provincie Groningen, 2003; Elings, 2004), maar de indeling van de zorgboerderijen kan ook specifieker en gedetailleerder zijn (Hassink & Trip, 2000; Hassink, e.a., 2004). Een ander verschil is het onderscheid dat sommige auteurs maken tussen zorgboerderijen en instellingsboerderijen, terwijl sommige auteurs dit niet doen.

Verder is er enig overlap en onderlinge samenhang te ontdekken tussen de verschillende typeringen, hiervoor verwijs ik naar paragraaf 2.5.2 en naar figuur 1.

In het volgende hoofdstuk zal ingegaan worden op de classificatiesystemen over

zorgboerderijen, die worden gebruikt door het LSLZ. Er zullen allerlei classificaties

gepresenteerd worden van gegevens, die te maken hebben met het fenomeen zorgboerderijen.

(20)

Hoofdstuk 3 Informatieaanbod 3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk zal ingegaan worden op het informatieaanbod van zorgboerderijen. Het LSLZ heeft een aantal classificatie gemaakt die verschillende facetten weergeven van zorgboerderijen. In dit hoofdstuk zal de volgende deelvraag behandeld worden:

¾ Welke gegevens worden aangeboden door het Landelijk Steunpunt Landbouw & Zorg en wat levert dat op?

Deze deelvraag zal in de conclusie aan het eind van dit hoofdstuk worden beantwoord.

3.1.1 Begripsbepaling

Voordat gekeken wordt naar het informatieaanbod. Is het raadzaam om eerst uiteen te zetten wat precies wordt verstaan onder informatie en daarmee gerelateerde begrippen.

Gegevens zijn waarnemingen en getallen die volgens vaste procedures worden verzameld en die voor allerlei doeleinden kunnen worden gebruikt (de Boer & Hisschemöller, 2001).

Informatie betreft een ordening van gegevens die bedoeld is voor bepaalde toepassingen, zoals het nemen van beslissingen en het uitvoeren van taken (de Boer & Hisschemöller, 2001).

Kennis kan onder andere worden onderscheiden in declaratieve kennis en procedurele kennis.

Declaratieve kennis helpt ons bij het interpreteren van informatie. Procedurele kennis helpt ons bij de beslissingen over wat wij met de onderhavige informatie kunnen doen of moeten doen (Rijsenbrij, 1998)

Informatiebehoefte is datgene wat iemand met het oog op een bepaalde toepassing als informatie wenst (wie, wanneer, waarom, wat). De consequenties van deze wens voor het ordenen en verzamelen van gegevens, zijn onderwerp van de informatiestrategie (de Boer &

Hisschemöller, 2001).

3.2 Indelingen met betrekking tot zorgboerderijen

In deze paragraaf zullen allerlei gegevens gepresenteerd worden met betrekking tot zorgboerderijen. Het doel van deze paragraaf is om aan te geven welke gegevens al beschikbaar worden gesteld door het LSLZ. Veel gegevens in de volgende subparagrafen zijn dan ook afkomstig uit de database van het Landelijk Steunpunt Landbouw & Zorg. Deze gegevens heb ik verkregen door een bezoek af te leggen aan het LSLZ op 16 augustus 2006.

3.2.1 Procedure voor het verzamelen van gegevens.

Zorgboeren presenteren zichzelf op de site van het LSLZ. Op dit moment zijn er 350

zorgboeren registreert op de site (www.zorgboeren.nl). Deze site dient als portaal voor

zorgzoekers. Zorgboeren moet zichzelf presenteren door gegevens op de site te zetten, om

zich zo te onderscheiden van andere zorgboerderijen. De zorgboeren hebben allen een eigen

pagina op de site, waarop ze zich presenteren. Het LSLZ geeft een aantal richtlijnen voor de

minimale benodigde informatie. De gegevens die de zorgboeren op de site zetten, wordt door

het LSLZ gebruikt in hun database. Deze database wordt gebruikt door Landelijk Steunpunt

Landbouw & Zorg zelf en door onderzoekers. De overige 350 zorgboeren, die (nog) niet

geregistreerd zijn op de site, worden opgebeld door een medewerker van het LSLZ De

benodigde gegevens worden dan via de telefoon verkregen. Een zorgboer is niet verplicht om

in de database vermeld te staan. Uit de praktijk blijkt dat een zorgboerderij hier wel baat bij

(21)

heeft, want de zorgboer wordt dan door het LSLZ op de hoogte gehouden van de laatste ontwikkelingen in de sector. De tabellen in de volgende subparagrafen zijn allen afkomstig uit de database en/of het handboek van het LSLZ (Hassink e.a., 2004, 2006).

3.2.2 Fasen van de zorgboerderij

1998 2000 2001 2004 2005 2006 Bestaande zorgboerderijen 75 214 323 432 591 678

Projectplan opgesteld 13 49 55 28 28 24

Serieuze oriënteerders ? 114 110 119 37 29

Totaal 88 377 488 579 656 731

Tabel 3: Fasen van de zorgboerderij

De eerste classificatie die het LSLZ maakt, is een onderscheid tussen de bestaande zorgboerderijen, zorgboeren die zich serieus oriënteren en zorgboeren die al bezig zijn met concrete plannen om een zorgboerderij op te stellen. In het verleden nam het iedereen op in de database, die een plan had om een zorgboerderij te starten. Hierdoor werd het geheel erg onoverzichtelijk. Vanaf 2005 worden alleen mensen opgenomen, die serieuze interesse hebben om een zorgboerderij te starten. De grote afname van het aantal serieuze oriënteerders in 2005 is hierdoor te verklaren. Waar de grens ligt wat serieuze interesse is, is niet duidelijk.

Het blijft een subjectieve maatstaaf en daardoor moeilijk te beoordelen en te hanteren.

Zorgboeren kunnen maar worden ingedeeld in één fase, het is niet mogelijk dat een zorgboer een serieuze oriënteerder is en zich tegelijk in de fase projectplan opgesteld bevindt.

Er zijn een aantal vragen, dat opduikt bij deze indeling van zorgboerderijen. Hoe worden de verschillende groepen gedefinieerd. Het is niet duidelijk waar de grens ligt, vooral bij de twee laatste groepen niet. Een andere vraag die hier opduikt is, wat gebeurt er als zorgboeren stoppen? Geven zorgboeren dit zelf aan, of controleert het LSLZ dit zelf?

3.2.3 Geografische spreiding van zorgboerderijen

Bestaande zorgboerderijen

Provincie 2001 2003 2004 2005 2006

Gelderland 77 90 104 131 151

Zeeland 11 13 15 21 26

Noord Brabant 45 51 56 78 46

Friesland 19 23 28 47 51

Groningen 13 17 26 35 41

Limburg 15 20 25 34 40

Noord Holland 34 37 41 43 59

Zuid Holland 30 33 40 63 38

Flevoland 6 6 9 14 17

Drenthe 18 20 21 30 42

Overijssel 31 36 41 65 76

Utrecht 18 20 21 30 36

Totaal 323 366 432 591 623

Tabel 4: Geografische spreiding van zorgboerderijen over de verschillende provincies van Nederland

Zorgboerderijen vertonen de laatste jaren een sterke groei. Dit is ook te zien in de geografische spreiding van zorgboerderijen over Nederland. Zorgboerderijen zijn traditioneel geclusterd in het midden van Nederland. Vooral in de provincie Gelderland hebben veel zorgboerderijen zich gevestigd.

Een zorgboerderij kan zich maar bevinden in één provincie. Er is dus maar één

antwoordmogelijkheid mogelijk. Opvallend is de sterke afname van zorgboerderijen in 2006

(22)

in de provincies Noord Brabant en Zuid Holland. De overige provincies laten allemaal een toename zien van het aantal zorgboerderijen in 2006. Noord Brabant was altijd een provincie met relatief veel zorgboerderijen, maar in 2006 is een afname te zien van 41%. De afname van het aantal zorgboerderijen in Zuid Holland in 2006 bedraagt 40%. Wanneer tabel 4 vergeleken wordt met tabel 3, valt op dat het getal van de bestaande zorgboerderijen in tabel 3 van 2006 niet overeenkomt met het totaal van tabel 4 in 2006. Er lijkt dus informatie te ontbreken, wat het vermoeden ten aanzien van de onbetrouwbaarheid van deze informatie lijkt bevestigen.

3.2.4 Aard van de agrarische activiteiten.

Bestaande zorgboerderijen

2003 2004 2005 2006

Totaal aantal zorgboerderijen 366 432 591 623 Type agrarische activiteit

Varkens 113 (30%) 109 (25%) 132 (22%) 148 (23%) Koeien 185 (51%) 199 (46%) 270 (46%) 299 (48%) Pluimvee 195 (54%) 205 (48%) 304 (51%) 337 (54%) Schapen 154 (42%) 173 (40%) 241 (41%) 277 (45%) Geiten 144 (39%) 158 (37%) 229 (39%) 257 (41%) Kleinvee 205 (56%) 196 (46%) 302 (51%) 345 (55%) Akkerbouw 90 (25%) 92 (21%) 119 (20%) 124 (20%) Tuinbouw 174 (48%) 195 (45%) 271 (46%) 302 (48%) Fruitteelt 72 (20%) 80 (19%) 111 (19%) 126 (20%) Natuurbeheer 66 (18%) 69 (16%) 107 (18%) 127 (20%)

Camping 34 (9%) 36 (8%) 45 (8%) 46 (7%)

Bosonderhoud 49 (13%) 50 (12%) 57 (10%) 68 (11%)

Recreatie ? 18 (4%) 42 (7%) 57 (9%)

Winkel ? ? ? 86 (14%)

Tabel 5: Welke agrarische activiteiten worden op hoeveel zorgboerderijen aangeboden (toegevoegd procentuele berekeningen).

Ketelaars e.a. (2002) geven aan dat het belangrijkste punt waarop zorgboerderijen worden ingedeeld, is de verhouding van de landbouwfunctie en de zorgfunctie binnen het bedrijf. Hoe meer een boer kiest voor de zorgfunctie op zijn boerderij, hoe meer inkomsten uit de zorgkant, des te meer aanpassing op het bedrijf, des te groter de groep cliënten en hoe meer begeleiders van buiten de boerderij.

Voor de meeste zorgboerderijen vervullen de agrarische activiteiten een primaire rol. Deze activiteiten zorgen voor de meeste inkomsten om de zorgboerderijen te kunnen runnen.

Er moet vermeld worden, dat een zorgboerderij meerdere activiteiten kan aanbieden. Dit betekent dat in de database meerdere antwoordmogelijkheden kunnen worden aangegeven in deze classificatie.

Opvallend aan deze indeling is, dat activiteiten omtrent dieren zeer specifiek naar voren

komen. De activiteiten met dieren kunnen geschaard worden onder de noemer veeteelt. De

activiteiten akkerbouw en tuinbouw worden nauwelijks gespecificeerd. Hier zijn ook nadere

specificaties mogelijk zoals graan, maïs, aardappels enz. De indelingen in deze tabel bevinden

zich op een ander niveau qua hiërarchische classificatie. Akkerbouw en Tuinbouw bevinden

zich op niveau I, terwijl alle activiteiten in de tabel die te maken hebben met dieren, zich op

niveau II bevinden. Deze zouden onder de noemer Veeteelt geplaatst kunnen worden, deze

bevindt zich weer op niveau I. De activiteiten Natuurbeheer en Bosonderhoud komen veelal

overeen met elkaar. Ze sluiten elkaar niet uit, maar overlappen elkaar. Hetzelfde geldt voor de

activiteiten Camping en Recreatie. Opvallend is ook dat hoewel het aantal zorgboeren van

2003 naar 2004 stijgt, maar het aantal zorgboeren in vrijwel alle agrarische activiteiten

(23)

procentueel afneemt ten opzicht van het jaar 2003. Opvallend is dat er enige overlap te herkennen is met de classificatie volgens de SBI (zie tabel 1 in bijlage 1). Bij beiden wordt een onderscheid gemaakt tussen varkens, runderen en pluimvee. Alleen het LSLZ maakt een verder onderscheid met schapen en geiten. Deze worden volgens de SBI geschaard onder Het fokken en houden van overige graasdieren. Het SBI onderscheid wel een overkoepelende categorie voor veeteelt, namelijk Het fokken en houden van dieren, zoals al eerder aangegeven doet het LSLZ dit niet in haar classificatie. Bij beiden wordt onderscheid gemaakt tussen akkerbouw, tuinbouw en fruitteelt. Het SBI maakt binnen tuinbouw nog onderscheid tussen de teelt van groenten, bloemen & champignons en de teelt van boomkwekerijgewassen.

Verder maakt de indeling volgens de SBI een nauwkeuriger onderscheid in de producten die de zorgboerderijen vervaardigen en verkopen in bijvoorbeeld een winkeltje bij de zorgboerderij (zie tabel 3 in bijlage 1). De indeling volgens het LSLZ noemt alleen de categorie winkel als activiteit die sommige zorgboerderijen aanbieden.

Er kan ook gekeken worden op de agrarische activiteiten op een zorgboerderij op een andere manier. Het LSLZ geeft de volgende indeling voor het jaar 2006:

Bestaande zorgboerderijen (2006) Totaal aantal zorgboerderijen 623

Bedrijfsysteem

Gangbaar 334 Biologisch 134 Biologisch-dynamisch 54

Van Gangbaar naar Biologisch 45

Totaal 567 Tabel 6: Bedrijfssysteem van de agrarische activiteiten van een zorgboerderij.

Onder Gangbaar wordt verstaan dat de agrarische activiteiten ‘normaal’ worden uitgevoerd, niet volgens bepaalde biologische voorschriften. Met Biologisch wordt bedoeld dat de zorgboerderij werkt volgens biologische methoden. Er worden bijvoorbeeld geen bestrijdingsmiddelen gebruikt of kunstmatige groeimethoden. Biologisch-dynamisch is een strengere variant van de biologische zorgboerderij, hier wordt nog strenger geleefd volgens biologische normen en waarden. Van Gangbaar naar Biologisch is een overgangsfase van een Gangbare zorgboerderij naar een Biologische zorgboerderij. Dit proces neemt enige tijd in beslag, daarom wordt deze fase apart aangegeven. Opvallend is dat niet iedere zorgboer aangeeft welk type bedrijfsysteem gehanteerd wordt op zijn of haar zorgboerderij. Hiervoor zou een klasse Onbekend moeten komen, met daarin de ontbrekende gegevens voor deze categorie.

3.2.5 Zorg activiteiten

Het volgende schema geeft aan hoe de verdeling is van het aantal zorgboerderijen over de verschillende zorgactiviteiten (Hassink e.a., 2006):

Bestaande zorgboerderijen

2001 2003 2004 2005 2006 Totaal aantal zorgboerderijen 323 366 432 591 623

Type zorgactiviteit

Dagbesteding 284 (88%) 332 (91%) 368 (85%) 532 (90%) 611 (98%) Wonen/werken 61 (19%) 69 (19%) 73 (17%) 80 (14%) 102 (16%) Arbeidstoeleiding 127 (39%) 134 (37%) 142 (33%) 183 (31%) 194 (31%) Tabel 7: Welke zorgactiviteiten worden op hoeveel zorgboerderijen aangeboden ( toegevoegd procentuele berekeningen).

(24)

De activiteiten die worden aangeboden vanuit de zorgperspectief zijn zeer uiteenlopend. De activiteiten zijn vaak afhankelijk van de doelgroep(en) die op de zorgboerderij komen.

Hassink e.a. (2006) maken de volgende onderverdeling in de zorgactiviteiten die op een zorgboerderij worden aangeboden:

1. Dagbesteding. Binnen de dagbesteding kan het volgende onderscheid gemaakt worden:

a. Dagopvang, hierbij staat het genieten en beleven van groter belang dan het doen van activiteiten,

b. Activiteiten gericht op (werk)structuur, dagindeling.

c. Activiteiten met een persoonlijk leerdoel, activiteiten gericht op gedragsverandering.

Verder kan er onderscheid gemaakt worden tussen ondersteunende en activerende begeleiding. Van ondersteunende begeleiding is sprake wanneer de activiteiten gericht zijn op het bevorderen van zelfredzaamheid of bevordering van de integratie van de cliënt in de samenleving te verlenen door een instelling. Ondersteunende begeleiding neemt de aandoening, beperking of aandoening voor gegeven en bouwt daarop verder.

Activerende begeleiding zijn activiteiten gericht op herstel of voorkomen van verslechtering van gedrags- of psychische problematiek; het omgaan met de gevolgen van een somatische of psychogeriatrische aandoening, beperking of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap. Activerende begeleiding onderscheidt zich dus van ondersteunende begeleiding doordat activerende begeleiding de aandoening, beperking of handicap niet voor gegeven aanneemt, maar juist daarop ingrijpt (Hassink, e.a., 2006).

Verder is van een goede dagbesteding sprake wanneer deze zich kenmerkt door een opzet en werkwijze die uitgaat van de vraag van de cliënten (Ketelaars, 1997).

2. Logeren, weekendopvang en vakantieopvang. Cliënten verblijven een aantal dagen op de zorgboerderij. Bij logeren en weekendopvang betreft dit twee aaneengesloten dagen en bij vakantieopvang betreft het verblijf één of meerdere weken tijdens de vakantie. Tijdens hun verblijf kunnen cliënten genieten van de natuurlijke omgeving of meedoen met de activiteiten op de zorgboerderij.

3. Verblijf. Cliënten wonen en werken in dit geval op de zorgboerderij. Het betreft hier geen regulier wonen, maar wonen met de noodzaak en de inhoudelijke wenselijkheid van een therapeutisch leefklimaat, een beschermende omgeving of voortdurend toezicht. Het verblijf van cliënten op de zorgboerderij vraagt een zeer intensieve begeleiding van de zorgboer en heeft een zeer grote impact op het privé-leven van de zorgboer. Tevens is het moeilijker te realiseren, gezien zaken omtrent ruimtelijke ordening, milieuwetgeving en financiering (Hassink, e.a., 2006).

4. Leer- en werktrajecten. Deze activiteiten worden aangeboden om cliënten een betere kans te geven op de arbeidsmarkt. De activiteiten hebben als doel om de cliënten te laten leren hoe ze in de praktijk moeten werken. Er wordt dus enige werkervaring opgedaan. Leer- en werktrajecten hebben concretere leer- en uitstroomdoelstellingen dan bijvoorbeeld ondersteunende en activerende begeleiding.

5. Het aanbieden van faciliteiten. De boer kiest ervoor om de begeleiding van de cliënten

volledig over te laten aan externe begeleiders van bijvoorbeeld een zorginstelling. De boer

stelt alleen de gebouwen en zijn land ter beschikking waar de cliënten dan kunnen

vertoeven en waarvan ze gebruik kunnen maken. Deze activiteit komt grotendeels overeen

met de categorie passive diversification volgens Griffiths (1987) en Ilbery (1991) (zie

tabel 1).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De positieve impact die de aanwezigheid van everzwijnen op de natuur en op andere soorten kan hebben, wordt door de respondenten van Natuurpunt en van Hubertus Vereniging

de deel was de voorraad minerale stik- stof steeds hoger dan in het controle- deel, maar bleef onder de 20 kg/ha.. In het controledeel bleef de voorraad zelfs onder de

Daar het doel van deze proef was, om door het gebruik van verschillende rassen, teeltmethoden en zaaitijden na te gaan of de kwaliteit van de sla op de zeer vroege zandgronden in

De gesprekstechniek is natuurlijk enkel een leidraad. De vrijwilliger mag hieraan zijn eigen draai geven. Wanneer de vrijwilliger bijvoorbeeld verschillende huisbezoeken wil

The aim of this study was to identify any hydro-chemical changes that occurred in the water quality of Klerkskraal, Boskop and Potchefstroom Dams during the period 1995 to

In recent years there has been an increase of food shortages, especially in the Lubombo region of Swaziland, which has led to vulnerable households opting for coping strategies

Dit onderzoek heeft opgeleverd dat Oriëntals heel goed een warmwaterbehandeling bij 41°C kunnen verdragen mits de bollen gedurende 4 dagen bij 20°C worden bewaard voor en na de

Indien consument X de discrepantie tussen de brandequity van de variant in promo en de varianten in zijn consideration set klein genoeg acht zal hij een intentieprikkel hebben om