• No results found

2010 (40 x 50 cm). Reproductie van fascistische ansichtkaart “Dux Mussolini” uit

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "2010 (40 x 50 cm). Reproductie van fascistische ansichtkaart “Dux Mussolini” uit "

Copied!
133
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

Rijksuniversiteit Groningen Augustus 2010

Opleiding: Researchmaster Modern History and International Relations Begeleider: Dr. Eelco Runia

Tweede begeleider: Dr. Rik Peters

Afbeelding voorpagina: Detail van Luca del Bardo, “Napaloni”, olieverf op doek

2010 (40 x 50 cm). Reproductie van fascistische ansichtkaart “Dux Mussolini” uit

1935”. Zie www.lucadelbaldo.com.

(3)

“History is a discipline widely cultivated among nations and races. It is eagerly sought after. The men in the street, the ordinary people, aspire to know it. Kings and leaders vie for it. Both the learned and the ignorant are able to understand it.

For on the surface history is no more than information about political events, dynasties, and occurrences of the remote past … The inner meaning of history, on the other hand, involves speculation and an attempt to get at the truth, subtle explanation of the causes and origins of existing things, and deep knowledge of the how and why of events. History therefore, is firmly rooted in philosophy. It deserves to be accounted a branch of philosophy.”

Ibn Khaldun

(4)

Inhoudsopgave

Voorwoord... 4

Inleiding... 8

Hoofdstuk een. Over de historiografie... 13

Hoofdstuk twee. Charismatisch leiderschap in de geschiedenis...26

Hoofdstuk drie. Existentialisme en het individu in de geschiedenis...38

Hoofdstuk vier. Dynamiek en ideologie... 47

Hoofdstuk vijf. Mussolini als leider. De weg wijzen of volgen?...60

Hoofdstuk zes. Het ontstaan van het nieuwe. Kunst en politiek...79

Hoofdstuk zeven. Breken met het verleden... 86

Hoofdstuk acht. Wilskracht en het individu... 98

Hoofdstuk negen. Mens als drijvende kracht van de geschiedenis...105

Hoofdstuk tien. Het fascisme, de revolutie en het individu...112

Conclusie... 118

Nawoord... 124

Bibiografie... 127

(5)

Voorwoord

Voor U ligt een master-scriptie die het eindproduct is van een zesjarige studie geschiedenis. De scriptie is getiteld “Oorspronkelijk leiderschap” en is de uitkomst van een intensieve zoektocht binnen de studie geschiedenis die startte met de eerstejaarsvakken “inleiding in de geschiedenis” en “middeleeuwse geschiedenis”

en eindigde met het afronden van de research master Modern History and International Relations. In de eerste jaren van mijn studie geschiedenis ging mijn aandacht vooral uit naar middeleeuwse geschiedenis, waar een

studentassistentschap bij prof. dr. D.E.H. de Boer en een onderzoeksstage in Rome bij het Nederlands Instituut het hoogtepunt van vormden. Toch bleek met deze onderzoeksstage dat mijn interesse niet eerst en vooral bij de middeleeuwen lag. Na een periode van zes maanden in het jaar 2007 aan de Università di Pisa in Italië, begon ik in het collegejaar 2008-2009 aan de research master Modern History. In het tweede semester van het eerste jaar speelden de twee vakken

“Rusland onder Poetin en Medvedev” van Dr. Hans van Koningsbrugge en het vak

“Geschiedenis en evolutie” van Dr. Eelco Runia een belangrijke rol voor het verdere verloop van mijn studie. Voor mijn bachelor-scriptie, geschreven bij Van Koningsbrugge, had ik geprobeerd een vergelijking te maken tussen de visie van Machiavelli op leiderschap en het bewind van Vladimir Poetin in het Rusland van de eenentwintigste eeuw. Zoals bij deze bachelor-scriptie stond bij “Geschiedenis en evolutie” de combinatie tussen theorie en praktijk centraal. Met behulp van teksten van toonaangevende filosofen en wetenschappers uit vele verschillende wetenschappen, die soms weinig te maken leken te hebben met de

geschiedschrijving, werd op een losse en creatieve manier gepoogd op nieuwe manieren na te denken over de geschiedenis. Via deze aanpak en de

sleutelteksten van auteurs zoals Giambattista Vico, Friedrich Nietzsche, Henri

Bergson en Nicholas Humphrey en enkele artikelen van Runia zelf, werd het voor

mij duidelijk dat de combinatie tussen praktische geschiedschrijving en filosofie van

(6)

de geschiedenis mij fascineerde. Mijn eerdere enthousiasme voor de college's

“Theorie van de geschiedenis” van professor Ankersmit werd daardoor weer in een nieuw licht gesteld. Uiteindelijk schreef ik vanuit geschiedfilosofische perspectieven een artikel over Boris Jeltsin en de doorbraak van 1991 naar een “nieuw Rusland”.

Het onderzoek binnen het tweede jaar van mijn research master was eigenlijk het vervolg van de weg die ik met deze twee vakken ben ingeslagen.

Centraal stond het onderzoek van breukmomenten en discontinuïteit in de geschiedenis, het bestuderen van leiderschap en de rol van de mens in de geschiedenis. In het begin van dit traject interesseerde ik mij in het bijzonder voor de mogelijke integratie van de menselijke geschiedenis binnen een evolutionaire benadering. Langzamerhand is dit thema enigszins naar de achtergrond

verdwenen, maar nog altijd speelt de interesse voor een integratie van het proces van de menselijke geschiedenis, of het verloop van de menselijke culturele evolutie, binnen het totaalbeeld van de evolutionaire geschiedenis een rol van betekenis. Ik ben er namelijk van overtuigd dat het voor historici van essentieel belang is om zich ook weer met grote vraagstukken over de algehele ontwikkeling van de menselijke geschiedenis en culturele evolutie bezig te houden. Het

perspectief van de historicus is een noodzakelijke aanvulling op het veelal ahistorische en reductionistische perspectief van biologische, sociologische en evolutionair-psychologische studies over de menselijke geschiedenis en culturele evolutie. Ook in deze vakgebieden zelf ontstaat het besef dat op het gebied van de culturele evolutie specifiek menselijke eigenschappen het niveau van de

genetische evolutie overstijgen, waardoor een “historisch perspectief” een

essentiële rol kan vervullen. Het boek van Peter Richerson en Robert Boyd, Not by genes alone: how culture transformed human evolution uit 2006, is hier een goed voorbeeld van. De manier waarop de menselijke culturele evolutie zich

voortbeweegt en hoe de mens in staat is zelf verandering te bewerkstelligen zijn

essentiële vragen waarop biologen en psychologen niet alléén een antwoord

kunnen vinden. Binnen een interdisciplinaire benadering van deze fundamentele

vragen dienen ook antropologen, archeologen en historici een belangrijke rol te

spelen.

(7)

In dit afgelopen jaar heb ik mij allereerst gericht op het thema leiderschap en een artikel geschreven genaamd “Breaking the chain – historical mutations and sublime leadership”. Zonder dat een specifieke historische case centraal stond sloot dit artikel aan op het eerdere artikel over Jeltsin en bestudeerde het de rol van een leider in het bewerkstelligen van een doorbraak in de geschiedenis. Vanuit dit project richtte ik mij daarna op het ontstaan van het nieuwe in de geschiedenis en de rol die de mens daarbij speelt. Binnen dit onderzoek stond het

existentialisme centraal. Vanuit de verwondering dat zo weinig geschreven leek te zijn over de mens en het creëren van de wereld, werd ik door mijn mede-student en vriend Johanan de Vos getipt over het existentialisme. Nadat wij hier beiden veel over gelezen en gesproken hadden raakten wij overtuigd dat de

existentialistische filosofen een interessante impuls voor de geschiedfilosofie zouden kunnen zijn. In het tweede onderzoeksartikel genaamd “Breken met het verleden – een existentialistische verkenning” heb ik hieraan uiting proberen te geven. In mijn master-scriptie heb ik gepoogd de essentie van beide artikelen zo goed mogelijk met elkaar te verbinden en uit te breiden aan de hand van een historische case: de opkomst van het Italiaanse fascisme en de politieke figuur Benito Mussolini.

De afgelopen anderhalf jaar van mijn researchmaster vormen daarmee duidelijk één geheel. In deze periode ben ik op een zeer constructieve en fundamentele wijze met het vakgebied bezig geweest en heb mijzelf

langzamerhand een eigen visie op de geschiedenis van het vakgebied eigen gemaakt. Binnen dit proces heeft met name Eelco Runia een centrale rol gespeeld.

Allereerst vond ik met het vak “Geschiedenis en evolutie” eindelijk de richting

binnen de geschiedenis die mij interesseerde en fascineerde, daarnaast was Runia

het afgelopen jaar begeleider van mijn afstudeerproject. Hiervoor wil ik hem in de

dit voorwoord graag bedanken. Ook wil ik Johanan de Vos bedanken voor de

inspirerende en bevlogen gesprekken die wij hebben gevoerd over het

existentialisme, de geschiedfilosofie en vele andere wel of niet relevante en

gerelateerde onderwerpen. Vooral ten aanzien van het existentialistische

perspectief ben ik hem veel dank verschuldigd. Daarnaast wil ik mijn vriendin

(8)

Joanneke Koster bedanken die mij in het afgelopen twee jaar van mijn research master enorm heeft gesteund en bovendien altijd geïnteresseerd luisterde naar de nog weinig samenhangende maar bevlogen ideeën die ik tijdens mijn onderzoek aan haar probeerde uit te leggen.

De pagina's die nog voor U liggen vormen zogezegd het sluitstuk van mijn studie geschiedenis. Ik hoop dat het een ieder die het gaat lezen zal interesseren, fascineren en aan het denken doet zetten. Terwijl binnen de geschiedschrijving historische ontwikkelingen vaak worden voorgesteld als een opeenvolging van logische oorzaken en gevolgen, zal in deze scriptie echter een ander beeld naar voren worden gebracht, waarbij de contingentie van de geschiedenis, de menselijke vrije wil en de onvoorspelbare kracht van historische ontwikkelingen centraal staan.

Jonne Harmsma, augustus 2010

(9)

Inleiding

Universal History

Sinds ongeveer vijftien jaar doet langzaam maar zeker nieuwe historische stromingen opgang binnen de geschiedschrijving. Hier is de Universal of Big History één van. Binnen deze stroming is met name het boek Maps of time van David Christian is een belangrijke publicatie geweest. In dit boek durft de auteur als historicus zich te bemoeien met grote, fundamentele vragen en problemen die spelen op interdisciplinair niveau. Een universal historian zoals Christian, beschrijft de grote structuren van de wereldgeschiedenis en de ontwikkeling van de

mensheid. De grote tijdspanne is daarmee één van de fundamentele kenmerken van deze nieuwe stroming. Wat het interessante en belangrijke is van deze nieuwe school, is dat deze historici hernieuwd lef aan de dag leggen. Terwijl historici en geschiedfilosofen onder invloed van het postmodernisme lang hun vingers niet hebben durven branden aan grootschalige vragen over de geschiedenis, laat staan

“speculatieve” geschiedschrijving over het “proces van de geschiedenis”, durven de universal historians zich op een vernieuwende manier in te laten met de grote vragen en problemen van de geschiedenis.

Problematisch is echter het feit dat de historicus continu het gevoel krijgt, wanneer hij of zij een boek als Maps of time leest, dat de dynamiek die de menselijke geschiedenis kenmerkt ontbreekt. De Big History is een

aaneenschakeling van grootschalige ontwikkelingen en processen, waarbij niet

alleen individuele gebeurtenissen en actoren uit beeld verdwijnen, maar waarbij

ook de statische en structurele ontwikkelingen de dynamiek en verandering van

het verleden verstikt. Terwijl de integratie van de menselijke geschiedenis binnen

de evolutionaire werkelijkheid een aspect is dat historici langzamerhand moeten

gaan onderkennen, moet een evolutionair geïnspireerde geschiedschrijving zoals

Big of Universal History niet ten prooi vallen aan reductionisme en determinisme.

(10)

Het historische perspectief op de uniciteit van historische gebeurtenissen en menselijke actoren is juist de kracht van de historicus, van waaruit historici een unieke en essentiële bijdrage kunnen leveren aan de beantwoording van de vragen rondom de problematiek van culturele evolutie en menselijke geschiedenis.

Het is de rol van de mens die in staat is haar eigen geschiedenis te creëren en de gevolgen daarvan, die voor de historicus de kern van zijn studie vormt. De mens is als enige wezen in staat om zelf, actief in te grijpen in haar omgeving en zo haar eigen wereld vorm te geven. De manier waarop dit plaatsvindt, hoe de verandering tot stand komt en welke rol de mens hierin speelt zijn vragen waar historici zich mee bezig zouden kunnen houden. De historicus kan op deze manier een unieke bijdrage leveren om het universeel historische en evolutionair geïnspireerde perspectief aan te vullen en te verrijken.

De historische case van het Italiaanse fascisme

In deze scriptie wil ik mijn aandacht richten op een verdieping van de manier

waarop historische verandering plaatsvindt en welke rol de mens als historische

actor binnen dit proces kan vervullen. Deze ambitieuze doelstelling poog ik te

bewerkstelligen aan de hand van een historische case study van de opkomst van

het Italiaanse fascisme en Benito Mussolini. Het ontstaan van het fascisme wordt

vaak op twee manieren uitgelegd. Allereerst als het welhaast noodzakelijke

resultaat van de voorafgaande geschiedenis. Hierbij staan in verschillende

historische studies uiteenlopende structurele processen centraal die aan de basis

zouden staan van de uiteindelijke vorming van het fascistische regime. Het

ontstaan van het Italiaanse fascisme is in dergelijke studies iets “noodzakelijks”,

aangezien er in de jaren '20 wel iets “moest veranderen”. Aan de andere kant

staan studies die het slimme en berekenende politieke genie van Mussolini

benadrukken en hem als als een volleerd opportunist kenschetsen, die op

doortrapte en gewelddadige wijze de fouten van zijn tegenstanders wist uit te

buiten.

(11)

Vanuit een vernieuwend theoretisch perspectief op de mens binnen haar eigen wereld en de geschiedenis zal ik in deze scriptie een ander beeld proberen te schetsen van de opkomst van het fascisme en de rol van Mussolini. De centrale stelling van deze scriptie luidt:

Het was Mussolini's politiek van de daad, gebaseerd op wat Giuseppe Bottai de

“power of intuition” noemt, die zijn politieke carrière heeft gekenmerkt en wat van doorslaggevend belang is geweest voor de opmars en de triomf van het Italiaanse fascisme.

Vanuit deze stelling komt Mussolini naar voren als een mens die in staat is actief in te grijpen in de situatie waarin hij zich bevindt om op die manier de loop van de geschiedenis actief te veranderen. In de manier waarop is echter geen sprake van logisch redeneren, rationeel opportunisme of geplande tactiek. Mussolini schrijft zelf: “Have you ever seen a prudent, calculating dictator? They all become mad, they lose their equilibrium in the clouds, in quivering ambitions and obsessions”, bovendien, zo schrijft hij in hetzelfde citaat, “it is actually that mad passion which brought them to were they are”.

1

Deze “madness” van een dictator als Mussolini komt overeen met waar het in deze scriptie min of meer over zal gaan, namelijk Mussolini's “admirable, miraculous power of intuition” die Bottai, fascist van het eerste uur, beschrijft .

2

Mussolini zelf geloofde dat, wanneer hij zijn gevoel volgde en op zijn instinct vertrouwde hij nooit een fout kon maken. Het was in de woorden van Bottai Mussolini's intuïtie die hem tot “genie” binnen de geschiedenis maakte.

De vraag die hieruit volgt en die in deze scriptie verder zal worden onderzocht is de vraag wat deze “intuïtieve kracht” inhoudt en op welke manier dit een

doorslaggevende factor in de menselijke geschiedenis kon zijn. Op welke manier is de “power of intuition” van Mussolini aan te voeren als bepalende factor binnen de ontwikkeling van de Italiaanse geschiedenis?

Voordat met het uitwerken van deze vraagstelling wordt begonnen zal in

1 Nicholas Farrell, Mussolini: A new life (Londen, 2003) xix.

2 Farrell, Mussolini 162

(12)

het eerste hoofdstuk de stelling van deze scriptie worden geplaatst binnen de historiografie rond de opkomst van het fascisme. Daarna zal ik stap voor stap zowel de intuïtieve kracht in het algemeen als Mussolini's case verder

onderzoeken. Hiermee probeer ik de stelling te onderbouwen en tevens een nieuwe interpretatie van de rol van de mens in de geschiedenis te construeren.

Relevantie en bronnen

Met deze master-scriptie probeer ik min of meer aan te sluiten bij de doelstelling van de Universal History. Allereerst is het van groot belang dat historici en geschiedfilosofen zich weer bezig houden met fundamentele vraagstellingen en grootschalige problematiek, aangezien de geschiedschrijving op deze manier kan proberen de postmoderne impasse, waar het in de loop der jaren in is verzeild geraakt, te ontstijgen. Daarnaast probeer ik tevens een bescheiden bijdrage te leveren om tot een meer volledige vorm van universele geschiedschrijving te komen. Het is namelijk noodzakelijk dat niet langer enkel en alleen de lange termijn en de structurele verandering aan bod komen binnen de Universal History.

Het is van belang dat ook oog ontstaat voor de manier waarop de historische verandering daadwerkelijk plaatsvindt. Op die manier kan plaats worden ingeruimd voor de dynamiek van het historische proces, de contingentie van de geschiedenis en het belang van het moment en de mens als individu.

Met deze scriptie onderzoek ik het belang van het contingente moment in de geschiedenis. Ik schets een historische case waarin de mens de dynamiek van de geschiedenis vormt, waarmee ik probeer aan te tonen dat de individuele vrije wil een fundamentele rol speelt binnen de ontwikkeling van de geschiedenis.

Historische verandering is niet enkel en alleen de opeenvolging van logische

oorzaken en noodzakelijke gevolgen. Vanuit een dergelijk perspectief ontstaat een

gedetermineerde voorstelling van zaken. Het historische proces is daarentegen

een proces waarbij de contingentie van het individuele moment en de menselijke

vrije wil een essentiële rol kunnen spelen. Door de nadruk te leggen op zowel de

(13)

lange termijn en de structuur, als de dynamiek en contingentie van de mens en het historische moment, kan een vernieuwde en versterkte vorm van Universal History een interessante optie zijn voor de komende decennia van de geschiedschrijving.

Tot slot nog kort een mededeling over de Italiaanse bronnen die ik voor dit document heb geraadpleegd en gebruikt. Aangezien deze literatuur niet in

Engelse, laat staan Nederlandse vertaling beschikbaar is, heb ik de citaten

noodgedwongen zelf vertaald. Aangezien ik de Italiaanse taal machtig ben, maar

verre van een native speaker ben, kunnen in deze vertalingen slordigheden zijn

geslopen. Voor de mogelijke fouten die uiteraard op mijn conto geschreven moeten

worden, wil ik mij alvast verontschuldigen. Ik ga er vanuit dat eventuele missers

geen afbreuk aan het geheel zullen doen.

(14)

Hoofdstuk een. Over de historiografie.

Opkomst van het fascisme en het marxistische perspectief

De jaren van de opkomst en machtsovername van het Italiaanse fascisme zijn binnen de Italiaanse geschiedschrijving een van de meest besproken en beschreven periodes. De vraag die vrijwel altijd centraal staat is het hoe en waarom van het Italiaanse fascisme. Een eenduidig en bevredigend antwoord kan echter niet gevonden worden. Op 23 maart 1919, aan het begin van de eerste lente na de Eerste Wereldoorlog, ontstond met de oprichting van de fasci di combattimento het Italiaanse fascisme. Dit fascisme trok in het naoorlogse Milaan een zeer divers publiek. Zo waren naast avant-garde kunstenaars, zoals de futuristen van Filippo Marinetti, ook andere revolutionaire hoogopgeleiden, syndicalisten en veteranen uit het leger aanwezig bij de oprichtingsbijeenkomst van het fascisme. Uiteindelijk waren echter maar een schamele 120 personen verzameld op Piazza San Sepolcro, waar Mussolini in de schaduw van de grote socialistische partij zijn nieuwe revolutionaire beweging onder de aandacht probeerde te brengen. De oprichting van het fascisme werd echter geen

doorslaand succes. De eerste verkiezingen waar het als politieke beweging aan mee deed waren verre van succesvol. In het najaar van 1919 werden de fasci electoraal verpletterend verslagen. De socialisten vierden de nederlaag van het fascisme en de voormalige socialistische voorman als de vroegtijdige “dood” van Mussolini en zijn beweging en sleepten in hun euforie een “overleden” nep-

Mussolini door de Milanese straten. Toch vond in de drie daaropvolgende jaren een opmerkelijke wederopstanding plaats van Benito Mussolini en het Italiaanse fascisme. In iets minder dan drie jaar na de beschamende verkiezingsnederlaag vond de marcia su Roma plaats, waarna Mussolini door koning Victor Emmanuel III werd geïnstalleerd als premier van Italië.

Het is deze opmerkelijke geschiedenis van het Italiaanse fascisme die tot

(15)

veel vragen leidt en historici tot op het bot verdeelt. Het fascisme verkreeg de macht niet via een electorale opmars, zoveel is duidelijk. Ook bij andere verkiezingen voor de machtsovername in oktober 1922 behaalde het fascisme namelijk in de verste verte geen meerderheid. In 1921 behaalden de fascisten, nu als de Partito Nazionale Fascista (PNF) weliswaar een overwinning met 35 zetels, maar dit stond nog altijd slechts voor zes procent van het aantal uitgebrachte stemmen.

3

Over de vraag hoe het fascisme dan toch in staat was de macht te grijpen blijven historici elkaar in de haren vliegen. Direct na de Tweede Wereldoorlog en het einde van het fascistische Italië maakte de marxistische benadering ten aanzien van de opkomst van het fascisme veel opgang. Mussolini was, volgens dergelijke marxistische historici, een wapen geweest van de

Italiaanse bourgeoisie om het socialistische en communistische gevaar te bedwingen. Deze in termen van klassenstrijd gegronde benadering stelde de reactionaire aspecten van het fascisme centraal. Op basis van de steun van industriëlen en grootgrondbezitters werd Mussolini in staat gesteld om steeds machtiger te worden en zijn fascistische knokploegen op socialistische land- en fabrieksarbeiders af te sturen. De fascistische “reactie” was volgens deze benadering vooral uit op de bescherming van het grootkapitaal en stond het revolutionaire van de socialistische partij op gewelddadige wijze in de weg. Toch boette deze marxistische verklaring al snel aan kracht in. Niet alleen raakte het marxisme min of meer uit de mode, ook bleek een verklaring vanuit puur sociaal- economisch klassenperspectief niet afdoende. In de jaren vijftig en zestig ontstonden vele andere benaderingen die nieuwe aspecten rond de opkomst en machtsovername van het fascisme benadrukten. Zo bespreek ik allereerst de aandacht die uitging naar de Italiaanse regio's waarbij het provinciale fascisme of squadrismo in de schijnwerper werd gezet. Daarnaast bespreek ik enkele auteurs die uitrdrukkelijk hebben gekeken naar de realpolitische aspecten van het fascisme en Mussolini. Ten derde kijk ik naar de rol die de ideologie van het fascisme volgens verschillende auteurs heeft gespeeld bij de opkomst en de

3 Jaap van Osta, Geschiedenis van het moderne Italië. Tussen liberalisme en fascisme

(Den Haag, 1989) 197.

(16)

machtsovername van de fasci di combattimento.

Squadrismo als spil: het regionale perspectief

Het fascisme van het eerste uur was hoofdzakelijk een urbaan en enigszins elitair verschijnsel. De fasci di combattimento werden opgericht in Milaan en de eerste fascisten waren kunstenaars, intellectuelen, studenten en jonge officieren die aan het front hadden gediend. Vanuit deze oorsprong beleefde het Italiaanse fascisme in electoraal opzicht haar desastreuze valse start. Na de verkiezingen van 1919 ging het roer dan ook om. Parlementaire ambities werden vooralsnog overboord gezet en de fysieke strijd tegen het socialistische en communistische gevaar werd in toenemende mate het belangrijkste doel. Vanuit deze focus op geweld beleefde het fascisme vanaf medio 1920 haar grote opbloei. Adrian Lyttelton stelde in zijn boek The seizure of power van 1973 dat de opkomst van het fascisme

hoofdzakelijk een regionaal verschijnsel was. Het was in de provincies dat het fascisme het socialisme overvleugelde waardoor uiteindelijk de macht kon worden gegrepen. Deze regionale bloei van de fasci di combattimento moet bovendien niet gezien worden als tactische manoeuvre van het fascistische leiderschap. Ondanks het feit dat de centrale figuren van het fascisme de vorming van de squadri van enkele tientallen tot enkele honderden zwarthemden stimuleerden, kwam de regionale boom ook voor de prominente fascisten zoals Mussolini als een

volkomen verrassing. Mussolini, zo schrijft Lyttelton, “believed that the rural world would long remain impenetrable”.

4

Naast de nadruk op het belang van de opkomst van het regionale fascisme brengt Lyttelton naar voren dat het de fascistische beweging in haar geheel deed veranderen. Met de onverwachte bloei ontstond het squadrismo: gewelddadige groepen camicie nere (zwarthemden) die provinciale steden en het platteland terroriseerden en op basis van geweld het socialisme probeerden te bestrijden. Dit

4 Adrian Lyttelton, The seizure of power. Fascism in Italy 1919-1929 (tweede editie,

Londen, 1987) 51.

(17)

squadrismo was volgens Lyttelton “het nieuwe fascisme”. De publicatie van Lyttelton's succesvolle boek werd gevolgd door een enorme hoeveelheid regionale studies die de ontwikkeling en opkomst van het fascisme in de verschillende regio's van Italië beschreven.

5

De focus op het regionale fascisme heeft met succes aspecten kunnen beschrijven die vooralsnog onbenoemd waren gebleven in verklaringen ten aanzien van de opkomst van het fascisme. Met het fascistische geweld op het platteland slaagden de fascisten er namelijk in ten opzichte van machtige socialistische bolwerken veel terrein te winnen. Zo werd op vele plekken de macht van vakbonden en coöperaties gebroken, werden stakingen

uiteengeslagen en mondige arbeiders aangepakt. Ook werden de partijcentra van de socialistische partij (PSI) aangevallen, gemeentehuizen waar de PSI aan de macht was afgebrand of leeggeroofd en huizen van vakbondsleiders vernietigd.

Het geweld in de regio's vormde daarmee de steunpilaar van de fascistische opbloei.

In 1921 groeide het aantal fasci en fascisten enorm, terwijl de socialisten steeds verder verdeeld raakten over de te volgen koers ten aanzien van een revolutie, het parlement en het fascistische geweld. In 1922 werden verschillende steden, zoals Ferrara, Bolzano en zelfs het “rode nest” Bologna enkele dagen in bezit genomen door de fascistische stoottroepen onder leiding van zelfbewuste en ambitieuze lokale leiders, ras genoemd. En het was het squadrismo, onder leiding van de vaak gewelddadige ras, zoals Italo Balbo, Dino Grandi en Roberto

Farinacci – zo schrijft Emilio Gentile – dat zorgde voor het “fascistische succes na 1920”. Mussolini, beweert Gentile, speelde hierbij geen rol, “eventhough he made timely and overbearing bids to take the credit for it”. Het fascisme ontpopte zich doordat het squadrismo “ontplofte”, dit was “not related to Mussolini's actions, let alone his personal charisma”.

6

Philip Morgan beschrijft in zijn boek Italian fascism het fascisme als een “anti-socialistische reflex” en heeft voor Mussolini weinig tot geen ruimte over in zijn beschrijving van de opkomst van het fascisme. Zo schrijft 5 Van Osta, Geschiedenis van het moderne Italië 194. Zie bijvoorbeeld P. Corner, Fascism

in Ferrara (Oxford, 1974) en Anthony Cardoza, Agrarian elties and Italian fascism. The province of Bologna (Princeton, 1982).

6 Emilio Gentile, The struggle for modernity : nationalism, futurism, and fascism (Westport,

2003) 133.

(18)

hij dat “fascism's growth was not the fruit of Mussolini's charisma and dynamic leadership” en bestempelt hij Mussolini als een “leader that follows”.

7

Realpolitik: Mussolini als politiek genie

In andere publicaties wordt Gentile's bagatelliserende houding ten opzichte van de rol van Mussolini tegengesproken. Uit deze werken stijgt vaak een beeld op van Mussolini als een uitermate rationeel handelende politicus die als rasechte opportunist elke mogelijkheid die hem werd geboden met beide handen aangreep en slim van elke fout van zijn tegenstanders wist te profiteren. Zo benadrukt Peter Neville in zijn biografie over Mussolini het belang van de denkbeelden van

Machiavelli voor de jonge Benito en schrijft dat de “wil tot macht” bij de jonge politieke avonturier enorm was. Op cruciale momenten was de toekomstige Duce in staat om met “a great deal of skill” de politieke troeven in zijn “hand uit te spelen”.

8

In The making of fascism start de sociologe Dahlia Elazar vanuit een zeer interessant vertrekpunt. Zij benadrukt namelijk dat het fascisme niet als “a mature phenomenon at the time of its emergence” moet worden beschouwd. De

problematiek die behandeld moet worden maar vaak wordt vergeten is de vraag hoe de politieke beweging van Mussolini “actually became Fascism”.

9

Het proces van dit daadwerkelijke ontstaan van het fascisme bestempelt zij als “the unfolding drama of Fascism's self-invention”.

10

Met dit dynamische vertrekpunt belandt Elazar daarna echter al snel in een verklaring van de “uitvinding” van het fascisme in termen van offensieve en defensieve allianties waar de dynamiek van haar eerdere vraagstelling totaal uit is weggevloeid. Zo schrijft Elazar dat de “'defensive alliance' with authorities in addition to their 'offensive alliance' with the landlords” de 7 Philip Morgan, Italian fascism, 1919-1945 (tweede editie, Basingstoke, 2004) 65.

8 Peter Neville, Mussolini (Londen, 2004) 53.

9 Dahlia S. Elazar, The making of fascism: class, state, and counter-revolution, Italy 1919- 1922 (Westport, 2001) 26.

10 Elazar, The making of fascism 27.

(19)

sleutel tot succes van het fascisme was.

11

Het blijkt dat Elazar de opkomst van het fascisme probeert te verklaren op het niveau van de politieke beweging. Het fascisme en de fascisten tegenover andere organisaties of instituties, zoals de Partito Socialista Italiana, de overheid, industriëlen, grootgrondbezitters,

zelfstandige boeren enzovoorts. Daarmee wordt de “overwinning” van het fascisme en de uiteindelijke machtsovername voor Elazar “the outcome of concrete political struggles guided by specific strategies employed by political organizations”.

12

De tactiek van ofwel de persoon Mussolini, ofwel de fascisten in het algemeen, als “politieke organisatie”, wordt in dergelijke benaderingen voorgesteld als een slim, rationeel gegrond en doortrapt geheel. De historicus James Gregor sluit zich hierbij aan en schrijft over Mussolini's handelen in de jaren '20:

“Exploiting every theoretic, strategic, and tactical blunder made by his opponents, Mussolini was able to build a mass movement.”

13

Het fascisme “had outlined a strategy and pursued detailed tactics that gave it every political advantage”.

14

De manier waarop het fascisme de macht zou grijpen en het socialisme zou verslaan was binnen deze visie een kwestie van tactiek en strategie, waarbij Mussolini als politiek tacticus vaak een centrale rol speelt.

Fascisme en ideologie: in den beginnen was het woord

In het boek Young Mussolini van James Gregor staan de intellectuele wortels van Mussolini's denken en het fascistische gedachtegoed centraal. Gregor bespreekt het belang van zowel Mussolini's periodes als arbeider, avonturier en beginnend journalist in Zwitserland, Trente en Forlì, als de invloed van verschillende schrijvers en denkers op de vorming van zijn ideeën over politiek, economie en samenleving.

Zo drong de invloed van denkers als Sorel, Le Bon en Nietzsche via het lezen van

11 Ibidem 127.

12 Ibidem 151.

13 A. James Gregor, Young Mussolini and the intellectual origins of fascism (Berkeley, 1979) 237.

14 Gregor, Young Mussolini 243.

(20)

hun geschriften en via secundaire bronnen tot Mussolini door en volgde de jonge journalist in Bern colleges van Vilfredo Pareto. Deze Pareto speelde vooral een belangrijke rol bij de vorming van Mussolini's ideeën over economische

ontwikkeling en organisatie. Verschillende historici wijsen hierbij op de

overeenkomsten tussen het fascistische corporatisme en het gedachtengoed van de econoom. Belangrijk waren bijvoorbeeld de tijdschriften Leonardo, Il Regno en La Voce waarin figuren zoals Giuseppe Prezzolini en Giovanni Papini de

denkbeelden van onder andere Sorel, Bergson, Nietzsche en Marx vertaalden naar de realiteit van de Italiaanse situatie, waarbij de onvoltooide Risorgimento, het Italiaanse nationalisme van Mazzini en de actuele politieke, sociale en

economische crisis van het vaderland centraal stonden. Dergelijke bladen, denkers en bewegingen zetten zich veelal af tegen zowel het conservatieve en reactionaire nationalisme als het orthodoxe marxisme en zochten naar nieuwe antwoorden en nieuwe oplossingen. Hierdoor ontstonden nieuwe sociaal-politieke en ideologische stromingen met namen als het revolutionair nationalisme, radicaal syndicalisme en andere constructies met socialistische en nationalistische trekken.

15

In zijn boek legt Gregor de nadruk op het belang van deze ideologische achtergrond voor de carrière van Mussolini en de vorming van het fascisme. In de aanloop naar de Eerste Wereldoorlog was volgens Gregor sprake van een bijzondere en dynamische mix van ideologische stromingen in het dan nog weinig gepolijste denken van Mussolini. Socialistische ideeën werden aangevuld met nationalistische prikkels en een geloof in de “mystiek van de actie”, zoals dat in de geschriften van Friedrich Nietzsche en Georges Sorel naar voren komt.

16

Langzamerhand verdween bij Mussolini het geloof in de dogma's van het

marxisme – zo schrijft hij: “Het is niet nodig om de marxistische theorieën letterlijk te interpreteren” – en ging het nationalisme een steeds belangrijker rol spelen.

17

Volgens Gregor mondde dit met de Eerste Wereldoorlog uit in het ontstaan van een fascistisch “ideologische systeem”, “that was as coherent as any that was 15 Waarbij geen directe overeenkomsten moeten worden verondersteld met het latere

gedachtegoed van Adolf Hitler's NSDAP.

16 Gregor, Young Mussolini 140-144.

17 Ibidem 145.

(21)

prepared at that time to enter into competition for the political allegiance of

Italians”.

18

Deze ideologie droeg, volgens Gregor, op dat moment al “with itself the potential of the future political victory”.

19

Deze denkbeelden van Gregor staan in schril contrast met de omschrijving van het fascisme door Morgan als “rather more than an anti-socialist reflex”. Voor hem was geen sprake van een duidelijk afgebakende fascistische ideologie, maar van een onduidelijke mix van verschillende ideeën, theorieën, sympathieën en idealen die als geheel weinig om het lijf hadden. Wel spreken vele auteurs over het belang van geweld als de centrale notie binnen het fascisme. Suzzi Valli schrijft dat geweld meer was dan slechts een “middel”, maar dat het een “value” was voor het fascisme. Ook Morgan schrijft over het feit dat geweld “both a means and end” was en dat het “voortdurend werd toegepast ”.

20

Ook de hiervoor genoemde Elazar en Lyttelton spreken Gregor tegen en benadrukken het onbepaalde en ongepolijste van het fascisme als ideologie en politieke beweging. Hierop doelt Elazar wanneer zij spreekt over de “self-invention” van het fascisme en Lyttelton wanneer hij schrijft: “the [fascist] movement precedes the doctrine”.

21

Ook Emilio Gentile, die ook het belang van het geweld van het squadrismo benadrukte, stelt dat “no clear formed ideology [existed] prior to the early 1930s”. Deze stellingname van Gentile en de vele anderen tegen het standpunt van Gregor wordt ook ondersteund door het feit dat de fascistische politieke programma's van de verkiezingen in 1919, 1921 en ook die van later in de jaren '20 weinig omvangrijk en eenduidig waren.

Het manifesto dei fasci di combattimento van 1919 was algemeen en weinig verstrekkend en gaf geen blijk van een duidelijke fascistische ideologie. Een uitgebreide uiteenzetting over de inhoud van het Italiaanse fascisme verscheen pas in 1932 met de publicatie van La dottrina del fascismo, geschreven door Giovanni Gentile en Benito Mussolini.

22

Pas tien jaar na de machtsovername van 18 Ibidem 235.

19 Ibidem 234.

20 Suzzi Valli, “The myth of squadrismo in the Fascist regime”, in: Journal of Contemporary History 35 (2000) 131-150 en Morgan, Italian fascism 67.

21 Lyttelton, The seizure of power 42.

22 Voor een Engelse versie van La dottrina del fascismo zie:

http://www.worldfuturefund.org/wffmaster/Reading/Germany/mussolini.htm. Voor een

Italiaanse versie zie: http://litgloss.buffalo.edu/mussolini/text.shtml.

(22)

het fascisme ontstond een enigszins eenduidig beeld over de ideologie van het fascisme.

Algemene tendens en nieuwe richtingen

Binnen de enorme diversiteit aan boeken over de opkomst en machtsovername van het Italiaanse fascisme kunnen globaal enkele aspecten worden aangewezen die opvallen. Allereerst de nadruk op de structurele context waarbinnen het fascisme is ontstaan. Hiermee doel ik op de tendens van het verwijzen naar oorzaken van de fascistische opmars en machtsovername in structurele krachten zoals bijvoorbeeld ideologische ontwikkeling, sociaal-economische problemen en politieke verschuivingen. De structurele problemen van de situatie waarin Italië zich rond de eeuwwisseling bevond, nemen een prominente rol in binnen dergelijke redenaties. De fascistische machtsovername en het succes van Mussolini en de fasci di combattimento worden voorgesteld als een logisch gevolg van de

ontwikkelingen van de daaraan voorafgaande jaren, decennia of zelfs, zoals Jaap van Osta het werk van Denis Mack Smith beschrijft die in zijn boek Italy: A modern history het fascisme opvoert als “een onthulling, de rivelazione, van het ware, ondemocratische karakter van de Italiaanse geschiedenis”.

23

Deze manier van structureel redeneren is datgene wat Henry Turner in zijn boek Hitler's thirty days to power bekritiseert. Zoals David Lindenfeld in zijn artikel Causality, Chaos Theory, and the End of the Weimar Republic schrijft, gebruikt Turner het onderscheid tussen noodzakelijke en voldoende voorwaarden om zijn pointe naar voren te brengen.

24

Wanneer Turner schrijft over de machtsovername van Adolf Hitler in 1933 stelt hij het volgende: “Although such factors (de

historische antecedenten) may in many cases have been necessary to the outcome, they were not sufficient. They can help to understand how the Third 23 Van Osta. Moderne geschiedenis van Italië 174.

24 David F. Lindenfeld, Causality, 'Chaos Theory, and the End of the Weimar Republic: A

Commentary on Henry Turner's Hitler's Thirty Days to Power', in: History and Theory 38

(1999) 281-299.

(23)

Reich became a possibility, but they cannot explain how it became a reality”.

25

Turner legt in zijn boek de nadruk op de voldoende voorwaarden, de

daadwerkelijke handelingen en gebeurtenissen waardoor Hitler in januari 1933 een

“realiteit kon worden”. Hoewel de contextuele achtergrond van groot belang is om de historische gebeurtenissen te kunnen begrijpen, zoals ook Turner zeker niet wil ontkennen, hebben historische verklaringen die uitsluitend de nadruk leggen op de context van “historische antecedenten” de “unfortunate tendency to become deterministic”.

26

In het geval van Mussolini is het ook niet gewenst om de verklaringen voor de opmars en machtsovername van het fascisme stevig in te metselen in de continuïteit van de historische context. Hoewel de historische context – waarin de falende Italiaanse staat, de onvrede van het Italiaanse volk en de naar vernieuwing snakkende ideologieën hun oorsprong vinden – van groot belang is, kan de

daadwerkelijke “doorbraak” naar het fascisme niet vanuit deze achtergrond worden verklaard. Andere aspecten spelen een centrale rol, zoals bijvoorbeeld het

squadrismo, dat op onverwachte en onvoorspelbare wijze plotseling “explodeerde”

in vrijwel alle regio's van noord en midden Italië. Ook de politieke kunsten van Mussolini zouden een belangrijk aandeel kunnen hebben gehad in het creëren van de doorbraak van het Italiaanse fascisme. Deze en andere opties zullen in de loop van dit onderzoek aan bod komen. Van belang is echter te benadrukken dat het contingente moment van de daadwerkelijke totstandkoming van het fascistische Italië datgene is wat verklaard moet worden en niet kan worden gereduceerd tot de noodzakelijke en “logische uitkomst” van het historische proces.

Een ander aspect wat in veel publicaties over het fascisme in het

algemeen of het Italiaanse fascisme specifiek naar voren komt is het reactionaire en afwachtende van de beweging. Zo schreef Lyttelton in zijn boek van 1973 dat in het jaar 1920 de omslag plaatsvond van “revolutionary years to reactionary years”:

“September 1920 marked the end of the revolutionary wave not only in Italy, but in Europe [as a whole]”.

27

Toch is de visie van het fascisme als behoudende,

25 Henry A. Turner, Hitler's thirty days to power. January 1933 (New York, 1996) 165-166.

26 Turner, Hitler's thirty days to power 165-166.

27 Lyttelton, The seizure of power 37.

(24)

conservatieve beweging langzaam aan verandering onderhevig. Vooral het werk van George Mosse en Roger Griffin is hierbij van groot belang. Voor beide schrijvers was het fascisme in Italië een revolutionaire beweging die een

“alternatieve revolutie” predikte dan de marxisten.

28

Mosse noemt het fascisme een

“radical force seeking to create a new social order”. Het fascisme niet slechts een

“anti-socialistische reflex” en een “attempt to stop the clock”, maar een

revolutionaire beweging op zoek naar een “derde weg” tussen het kapitalisme en het bolsjewisme.

29

Ook in Griffin's boeken wordt het fascisme in Italië neergezet als een beweging op zoek naar een nieuwe toekomst. Door middel van een

“wedergeboorte” zou het “nieuwe Italië”, de “nieuwe mens” en de “nieuwe

samenleving” moeten ontstaan. Griffin stelt Mussolini dan ook voor als een “rebel with a cause”, waarbij de “mythe van de natie” de komst van het nieuwe, grote Italië inhield.

30

Voor Griffin is de link tussen het fascisme van Mussolini en het futurisme van Marinetti van groot belang. Het radicaal revolutionaire, vernieuwende en op de toekomst gerichte van het futurisme vindt Griffin in grote mate terug in het fascisme. Het innovatieve en roekeloos vernieuwende van de futuristische

kunstenaars en denkers had veel overeenkomsten met de drang tot verandering die het fascisme belichaamde. Toch beschrijft Griffin de ideologische wortels als een “messy mix”, slordig geformeerd rondom de mythe van de toekomstige wedergeboorte of palingenese van Italië.

31

Ten derde is opvallend dat over de rol van Mussolini in de opkomst van het fascisme veel onenigheid bestaat. Terwijl Elazar vrijwel geen ruimte laat voor de historische persoon Mussolini in het krachtenveld van “politieke organisaties” en instituties en Gentile en Morgan de toekomstige Italiaanse Duce ook weinig credits geven voor het fascistische succes, reserveren auteurs als De Felice, Lyttelton en Neville in hun werk in meer of mindere mate wel een centrale plek voor Mussolini.

28 George L. Mosse, The fascist revolution: toward a general theory of fascism (New York, 1999) 8.

29 Mosse, The fascist revolution 6-7.

30 Roger Griffin, Modernism and fascism. The sense of a new beginning under Mussolini and Hitler (Basingstoke, 2007) 206 en Roger Griffin en Matthew Feldman ed., A fascist century. Essays by Roger Griffin (Basingstoke, 2008) 26.

31 Griffin, Modernism and fascism 215. Palingenese duidt op de herleving,

wederverschijning of beter nog, de wedergeboorte van in dit geval de Italiaanse natie.

(25)

Volgens Lyttelton was de persoonlijkheid van Mussolini doorslaggevend voor “the course and fortune of the Fascist movement”, aangezien hij in staat was, zoals ook Gregor benadrukte, elke mogelijkheid met “Machiavelliaans virtù” uit te buiten.

32

Is de rol van het individu Mussolini dan toch die van politiek tacticus en

Machiavelliaans opportunist? Was Mussolini de bedachtzame en afwachtende politicus die zijn kans afwachtte en slim elke mogelijkheid benutte en elke fout van zijn tegenstanders afstrafte? In het omvangrijke en doorwrochte werk van Renzo De Felice, waarbij de eerste twee delen gaan over de vroege carrière van Benito Mussolini en zijn rol binnen de opkomst van het fascisme, komen echter geheel andere aspecten van het handelen van de Italiaanse journalist en politicus naar voren. Mussolini voerde pertinent een eigengereide koers, waarbij geen duidelijke plannen en tactieken centraal stonden, maar veeleer zijn “spirito d'avventura” en het geloof in zijn intuïtie. Hierdoor krijgt men een beeld van Mussolini als een proactieve historische actor in plaats van een afwachtende opportunist.

Verschillende historici hebben De Felice's interpretatie van Mussolini en zijn rol binnen de geschiedenis bestempeld als een “rehabilitatie” van de Duce en het Italiaanse fascisme, maar dit is absoluut overdreven.

33

Zoals Jaap van Osta schrijft, is de aanpak en het werk van De Felice een “revisie, ja”, maar een “rehabilitatie, nee”.

34

Het werk van De Felice is bovendien van groot belang omdat bepaalde verwaarloosde aspecten weer volop in de belangstelling kwamen te staan.

Het werk van De Felice, de geschriften van Mussolini zelf en primaire bronnen over de persoon Mussolini vormen de basis voor een hernieuwde interpretatie van Mussolini door Nicholas Farrell. Farrell benadrukt in zijn boek Mussolini: a new life de centrale rol die Mussolini heeft gespeeld binnen de opkomst van het Italiaanse fascisme en legt bovendien de nadruk op het niet- rationele van de wijze waarop Mussolini politiek bedreef. In plaats van Mussolini neer te zetten als een opportunist, benadrukt hij het belang van wat Mussolini zelf zijn “instinct” noemt. Hiermee bagatelliseert hij de rol van duidelijke plannen en tactiek binnen Mussolini's strijdwijze. Net als bij Griffin's analyse van het fascisme 32 Lyttelton, The seizure of power 36.

33 Zie bijvoorbeeld: Neville, Mussolini 10.

34 Van Osta, Geschiedenis van het moderne Italië 176.

(26)

staat voor Farrell het revolutionaire centraal, al is voor Farrell het revolutionaire van de persoon Mussolini de centrale spil en niet zozeer het revolutionaire van het fascisme als beweging. Voor mijn scriptie zullen de benaderingen van Mosse, Griffin, Farrell en De Felice het uitgangspunt vormen voor het onderzoek naar de rol van Mussolini binnen de Italiaanse geschiedenis. Daarnaast zal ik proberen de persoon Mussolini binnen een breder perspectief van charismatisch leiderschap te plaatsen en bovendien de rol van het individu binnen het proces van de

geschiedenis te onderzoeken. Op deze manier zal in deze scriptie het

revolutionaire van het fascisme centraal staan, de focus liggen op de wijze waarop

het Italiaanse fascisme daadwerkelijk de macht greep en ten derde de rol van het

individu Mussolini binnen de geschiedenis in de schijnwerpers staan. Vanaf deze

springplank probeer ik een vernieuwend en verdiepend beeld van Mussolini's rol

binnen de Italiaanse geschiedenis te bieden.

(27)

Hoofdstuk twee. Charismatisch leiderschap in de geschiedenis

Charisma en revolutie

Charisma is een enigszins moeilijk hanteerbaar en vaag begrip. Max Weber, die veel over het begrip charisma heeft geschreven binnen zijn omvangrijke oeuvre, definieert de term als “a certain quality of an individual personality by virtue of which he is set apart from ordinary men and treated as endowed with supernatural, superhuman, or at least specifically exceptional powers or qualities”.

35

Autoriteit gegrond in dergelijk charisma is een van drie vormen van autoriteit die Weber in zijn werk onderscheidt. Naast charismatische autoriteit bestaat rationeel-wettelijke autoriteit en traditionele autoriteit. Bij rationeel-wettelijke autoriteit is de legitimiteit van het gezag gebaseerd op het wettelijke systeem en de bureaucratie, terwijl traditioneel gezag zijn fundament heeft in traditie en gebruik. Charismatische autoriteit staat in schril contrast met deze beide vormen van autoriteit. Dit komt omdat charismatisch gezag geheel “buiten het gebied van de alledaagse routine valt” – het gezag heeft een irrationele basis, is niet gebonden aan regels en verwerpt de vanzelfsprekendheden van het verleden. Het is, zo schrijft Weber in On charisma, “a specifically revolutionary force”, sterker nog, een bladzijde later noemt de Duitse socioloog het charismatische gezag “the greatest revolutionary force”.

36

Het charismatische gezag bestaat echter alleen “in het proces van ontstaan”. Wat Weber hiermee bedoelt, is dat charismatische autoriteit gegrond is in het verwerpen van de bestaande verhoudingen en is gericht – waaraan het tevens haar gezag ontleent – op het creëren van nieuwe verhoudingen. Het begin, het ontstaan is conditio sine qua non voor charismatisch gezag en leiderschap.

Uiteindelijk kan het charismatisch gezag echter nooit tot een stabiele en houdbare politieke situatie leiden. Wanneer stappen worden ondernomen om de 35 Max Weber, The theory of social and economic organisation (Londen, 1964) 329.

36 Max Weber, On charisma and institution building: selected papers (Chicago, 1968) 151-

153.

(28)

onstabiliteit van het charismatische gezag te onderbouwen verdwijnen vrijwel direct de aspecten die het charismatische leiderschap kenmerken. Weber noemt dit het proces van de “routinization” van gezag, waarbij een rationeel-wettelijke basis van gezag de plaats van het charismatische inneemt. Toch kan een charismatische leider ook op andere manieren zijn gezag verliezen. De erkenning van en het geloof in de specifieke en unieke charismatische kwaliteiten van de leider kunnen volgens Weber vrij plots verdwijnen of overgaan naar een nieuwe charismatische protagonist. In veel van Weber's geschriften over charisma en charismatisch gezag staat dan ook het aspect van erkenning vanuit de samenleving centraal. Ook Jacob Burckhardt benadrukt in zijn Welthistorische Betrachtungen het onstabiele en vergankelijke van charismatisch leiderschap. Voor Burckhardt is de

houdbaarheid van de leider in deze situaties van opschudding en verandering te omschrijven met de metafoor van het zeil van een boot. De leider – het zeil – leeft veelal in de veronderstelling dat hij het is die het schip vooruit doet drijven, maar in werkelijkheid “doet het niet meer dan het vangen van de wind, en die wind kan elk moment gaan liggen of van richting veranderen”.

37

Voor Weber en voor Burckhardt zijn het de volgelingen die de daadwerkelijke kracht in de geschiedenis vormen. De leider vertolkt als het ware de drang tot verandering en de onvrede die leeft binnen een samenleving. Zo vertolkten de leiders van de Franse Revolutie in dit beeld de onvrede van het Franse volk ten aanzien van het Ancien Régime en de slechte economische situatie van Frankrijk in de late achttiende eeuw.

Terwijl het begrip charisma zeer nuttig is om aan te tonen dat autoriteit en

gezag in dergelijke periodes op een weinig rationele en alledaagse basis rust blijft

men als historicus na het lezen van de teksten van Weber over charismatisch

leiderschap met enkele brandende vragen zitten. De vraag hoe het charismatisch

leiderschap tot stand komt en waar precies de “revolutionaire creativiteit” van een

dergelijke beweging vandaan komt blijft namelijk in grote mate onduidelijk. Hoe is

de charismatische leidersfiguur in staat om datgene wat “in het volk leeft” te

vertolken en hoe vindt de daadwerkelijke overgang van rationeel-wettelijk of

traditioneel gezag naar een periode van charismatisch gezag plaats? En

37 Jacob Burckhardt, Wereldhistorische beschouwingen (Bussum, 1956) 332.

(29)

bovendien, welke rol vervult het individu als leider binnen dit proces? Om tot een beter begrip van deze vragen te komen en meer helderheid te verkrijgen over de rol van leiderschap binnen de geschiedenis is het van groot belang om meer duidelijkheid te scheppen over het daadwerkelijke ontstaan van dergelijk gezag.

Hoe ontstaan deze revolutionaire episodes in de geschiedenis en welke rol vervult de leider als individu in dit geheel?

Kairos en het maken van geschiedenis

Binnen Hegels wereldhistorische systeem is ook een plek ingeruimd voor het individu als actor, namelijk de zogenaamde Welthistorische Individuen. Deze historische figuren worden door de Rede gebruikt om op doorslaggevende momenten een belangrijke rol te spelen binnen het tot stand brengen van het plot van de geschiedenis. Wanneer de tijd “rijp” is, vertolken deze Welthistorische Individuen de “wil van het volk” en brengen datgene tot stand “what was ripe for development”. Zij zijn “the very Truth for their age, for their world; the species next in order … which was already formed in the womb of time”.

38

Maar wanneer vindt dit plaats? Voor Hegel zijn de momenten een logische uitkomst van de route die de geschiedenis nou eenmaal af moet leggen, maar dit is voor ons geen

bevredigende oplossing. De vraag is wat de “rijpheid” waar Hegel over spreekt en waar ook Weber en Burckhardt in andere termen over spreken, inhoudt?

Zoals Turner schrijft over de machtsovername van Adolf Hitler, gaat het om de contingentie van het moment in de geschiedenis, waarbij de geschiedenis daadwerkelijk door “het oog van de naald” gaat en een doorbraak in de geschiedenis bewerkstelligd wordt. Turner spreekt over de noodzakelijke voorwaarde van de historische context en de voldoende voorwaarde van de daadwerkelijke historische doorbraak, zoals al eerder werd genoemd. Om dit moment beter inzichtelijk te maken is het begrip kairos interessant. De Grieken gebruikten het tijdsbegrip kairos naast chronos, de normale, chronologische tijd.

38 Georg Wilhelm Friedrich Hegel, The philosophy of history (New York, 1956) 30.

(30)

Terwijl chronos voor kwantitatieve en lineaire tijd stond, was kairos een kwalitatief tijdsbegrip. Zoals John Smith in zijn artikel Time and qualitative time schrijft, betekende kairos zowel “right time”, “timing”, “time of tension and conflict” als “time of opportunity”.

39

Plato schrijft in de Wetten dat “kans en mogelijkheid (kairos) samenwerken met God in het regeren van alle menselijke zaken”.

40

Kairoi zijn daarom, zoals Smith schrijft, de:

“turning points in historical order, the opportunities presented, the opportunities seized upon and the opportunities missed, the qualitative changes and transitions in the lives of

individuals and nations and those constellations of events which made possible some outcome that could not have happened at any other time.”

41

Het moment van kairos is daarmee een contingent moment in de geschiedenis, het ogenblik van “opportunity”, waarop een individuele historische actor in staat is om van doorslaggevende invloed te zijn binnen het historische proces. Aan de

alledaagsheid van de chronos kan voorbij worden gegaan en de geschiedenis kan naar nieuw en onbekend terrein worden gevoerd.

Naast het belang van de “mogelijkheid” is daarmee een essentiële rol weggelegd voor het handelen van de betrokken individuele actoren. Wanneer een individu op het moment van kairos in staat is de daad te stellen die de status quo overstijgt en breekt met alles wat “normaal”, “geaccepteerd” en “voor mogelijk”

werd gehouden in de huidige situatie wordt op een proactieve wijze geschiedenis gemaakt. Eelco Runia schrijft in zijn artikel Twisting the wires in the pleasure machine dat, als mens-zijnde, “we do not have to wait for mutations, we can bring them about by ourselves”.

42

De leider van een revolutie is in dit opzicht verre van een passieve buikspreekpop van het volk, nee, ten overstaan van een moment van kairos waarin onvrede en onrust een samenleving in zijn wurggreep houden, is het proactief en daadkrachtig ingrijpen van het handelende individu noodzakelijk om 39 John E. Smith, “Time and qualitative time”, in: Review of Metaphysics 40 (1986) 10.

40 Smith, “Time and qualitative time” 12-13.

41 Ibidem 9-10.

42 Eelco Runia, “Crossing the wires in the pleasure machine: Lenin, history and evolution”,

in: History and Theory, in press.

(31)

vanuit de contingente “opportunity” een doorbraak te forceren. Op het moment van kairos, of beter, zoals Machiavelli schrijft in Il principe, ten overstaan van de onvoorspelbaarheid van de tijd, kan een leider “beter doortastend dan voorzichtig zijn”. De onzekerheid en instabiliteit van Fortuna “laat zich eerder bedwingen door iemand die hardhandig optreedt dan door iemand die met zachtheid te werk gaat”.

43

Met agressiviteit, brutaliteit en daadkracht kan een leider dergelijke

situaties naar zijn hand zetten. En in de Discorsi schrijft Machiavelli: “Met onstuimig en gedurfd optreden krijgt men vaak dingen voor elkaar die men normaal

gesproken niet voor elkaar zou krijgen”. Dat is wat Machiavelli volgens mij onder virtù verstaat. Machiavelli pleit in dit opzicht geenszins voor een afwachtende en opportunistische manier van politiek handelen, zoals zijn denkbeelden vaak worden voorgesteld. Veeleer pleit hij voor een proactieve, onvoorspelbare manier van handelen waardoor de leider in staat is om de situatie naar zijn hand te zetten.

Zoals Felix Gilbert benadrukt in zijn boek Machiavelli and Guicciardini, is voor Machiavelli “man one of the forces of nature”. De kracht van de mens ligt volgens

Machiavelli in zijn daadkracht en zijn vermogen om te “kiezen” en daardoor zijn wereld en de gebeurtenissen te beheersen. Virtù is hiermee voor Machiavelli daadkracht, wil en levendigheid.

44

Maar de mogelijkheden dat deze “krachten” kunnen worden aangewend en tot succes kunnen leiden zijn schaars en bovendien, wanneer dit moment aanbreekt is het

“brief and fleeting”.

45

Toch is de mens in staat om op basis van het daadkrachtige ingrijpen op het moment van kairos boven de bestaande situatie en verhoudingen uit te stijgen en daarmee een nieuwe situatie te scheppen. Dit is de menselijke capaciteit van “doing the unthinkable with the conceptual space, thereby creating a new one”.

46

De mens als “tonicum” van de geschiedenis

43 Niccolò Machiavelli, De heerser (Amsterdam, 1976) 172.

44 Felix Gilbert, Machiavelli and Guicciardini (Princeton, 1965) 191-195.

45 Gilbert, Machiavelli and Guicciardini 197-198.

46 Margaret Boden, The creative mind. Myths and mechanisms (tweede editie; Londen,

2004) 5-6.

(32)

De mens is in staat om met de onmogelijke daad geschiedenis te maken, aan de oude situatie voorbij te gaan en zo een nieuwe periode in te luiden. Aan de ene kant bestaat de noodzaak van een voedingsbodem in de desbetreffende samenleving, waarbij op basis van onvrede, onrust en/of instabiliteit een

fundament ontstaat voor de vernieuwing van een historische doorbraak. Dit is de achtergrond van de “noodzakelijke voorwaarden” die Turner noemt, die het schouwspel van een plotselinge doorbraak mogelijk maakt. Aan de andere kant is het de bottleneck van de daadwerkelijke doorbraak die niet alleen beschreven, maar eerst en vooral door historici verklaard dient te worden. Peter Worsley schrijft dat Fidel Castro, aan de vooravond van de Cubaanse Revolutie, “did not wait for 'objective conditions' to 'mature' to some point of inevitabilty”, nee, het was Castro als revolutionair “[who] created the revolution”.

De manier waarop de Russische Revolutie tot stand kwam en de rol die Lenin hierbij heeft gespeeld is ook een interessant voorbeeld. Als een van de prominente mede-revolutionairen heeft Trotski de gebeurtenissen van 1917 van dichtbij meegemaakt en dit in de loop van zijn leven op een fascinerende manier beschreven. Lenin, die bekend stond als strikte dogmaticus en alle improvisatie verafschuwde, bleek met de revolutie echter te beschikken over wat Trotski de

“intuïtie van de actie” noemt. Runia citeert Trotski die de revolutionaire intuïtie van Lenin onder woorden brengt als “the ability 'to strike a blow straightaway while the very idea of the blow was still shaping itself in one's mind'”.

47

Op dit moment in de Russische geschiedenis, het moment van kairos, was Lenin in staat om als het ware voor de geschiedenis uit te lopen, “bochten af te snijden” en op die manier de revolutie te

verwerkelijken. Met zijn “intuïtie van de actie” ontdekte Lenin, zoals Runia in zijn artikel Twisting the wires schrijft, dat de revolutie niet “een wetenschap is” – “in which everything depends on the right conditions”, maar een “kunst” – “in which everything depends on the freedom of the artist”.

48

Het eindstation was hierbij niet bekend en Lenin verzuchtte gedurende de revolutie veelvuldig in het Frans: “je ne sais pas où je vais, mais j'y vais résolument” – “ik weet niet waarheen ik ga, maar ik ga er vastbesloten heen”

47 Runia, “Crossing the wires” 14.

48 Ibidem 3.

(33)

en bleef voorwaarts stormen.

49

In termen van Machiavelli, ranselde Lenin “vrouwe Fortuna af” en zette de situatie hardhandig naar eigen hand. Met wat Trotski ook beschrijft als de intuïtie wordt de daad gesteld en een sprong in het onbekende gemaakt. Hiermee zet het individu niet alleen de oude vertrouwde situatie op het spel, maar vaak ook zijn eigen leven. Zoals Worsley over Castro schrijft, schrijft Runia dat, op basis van zijn intuïtieve dadendrang, “Lenin really made the Revolution”.

De Nederlandse historicus Johan Huizinga schrijft in zijn boek In de schaduwen van morgen dat de tijd zo nu en dan een “tonicum nodig [heeft],omdat hij zwak is”.

50

De

“publieke energie” moet worden “versterkt, als door een luidspreker”. “Zij moet worden aangeblazen, misschien opgeblazen”.

51

Het is deze rol die het individu in de geschiedenis kan vervullen. Terwijl voor Weber de leider de belichaming vormt van de drang van het volk, ontstaat nu een beeld van de individuele leider die de ondergrond van onvrede en instabiliteit gebruikt als een springplank om in de toekomst vooruit te springen.

In Oorlog en vrede schetst Tolstoj een beeld van de geschiedenis waarin de mens weinig tot geen invloed kan uitoefenen op de loop van de gebeurtenissen. De hoofdrolspelers in zijn roman ondernemen stuk voor stuk verwoede pogingen om plannen te maken,

gebeurtenissen voor te bereiden en de toekomst vorm te geven, maar bereiken uiteindelijk geheel andere resultaten dan gewenst: op de geschiedenis blijkt geen pijl te trekken en het individu kan de draaikolk der gebeurtenissen beter over zich heen laten komen en zich mee laten voeren met de loop der dingen. Dit beeld is in zoverre correct dat de mens inderdaad geen duidelijk uitgewerkte plannen voor de toekomst kan maken en uitvoeren, vooral wanneer sprake is van totaal chaotische omstandigheden zoals bij een veldslag, een massale bijeenkomst of een revolutie.

Wel is de mens in staat om op bepaalde momenten te doen wat Friedrich

Nietzsche omschrijft als het “onhistorische”: het plegen van de daad waarmee met het verleden wordt gebroken. Dit is het rücksichtslos naar voren vluchten waar Machiavelli over sprak. Het is de onverwachte en onvoorspelbare daad waarmee

49 Runia, “Crossing the wires” 14.

50 Johan Huizinga, “In de schaduwen van morgen. Een diagnose van het geestelijk leiden van onze tijd”, in: Johan Huizinga, Verzamelde werk VII (Haarlem, 1950, 313-477. Aldaar 390-391.

51 Johan Huizinga, “In de schaduwen van morgen” 390-391.

(34)

de mens in staat is om met het verleden en het heden te breken en het nieuwe te bewerkstelligen. Dit is een daad van zowel destructie als van creatie en wat Gilbert aan de hand van Machiavelli bestempelt als “the creative power of man in the world's politics”.

52

Maar bij de “sprong in het onbekende” is de kans op falen ook groot. Mislukking is een reële mogelijkheid en de daad is alleen succesvol wanneer de sprong gevolg krijgt en in ieder geval een deel van de samenleving zich achter de leider schaart. De redenatie van Hegel over het ontstaan van het nieuwe als de logische geboorte van “the species next in order” is te kort door de bocht. Aan de ene kant is inderdaad het draagvlak in de

samenleving van belang en speelt een bepaalde bereidheid tot verandering ontegenzeggelijk een rol. Aan de andere kant speelt ook de “creative power of man”, in de vorm van het handelen van de charismatische leider, een rol. Met de daad van de leider en de wisselwerking met het volk ontstaat een verborgen dynamiek en kan de breuk naar een nieuwe wereld plaatsvinden. Trotski beschrijft dit effect naar aanleiding van zijn toespraken tijdens de Russische Revolutie als een soort van boven zichzelf uitstijgen. Tijdens deze speeches bleek de voorbereide tekst keer op keer nutteloos te zijn, aangezien de spreker en de luisteraars “zichzelf” tijdens dit moment als het ware opnieuw uitvonden en gezamenlijk tot nieuwe en onbekende dingen kwamen.

53

Op een dergelijke manier is het individu in staat om met het verleden te breken, het heden te overstijgen en als de leider van een revolutie geschiedenis te “plegen”. De revolutionaire daad van het individu vindt direct weerklank en gezamenlijk wordt boven het “logische” verloop van de geschiedenis uitgestegen. Dit is waar de filosoof Ortega y Gasset op doelt wanneer hij schrijft dat het proces plaatsvindt in het individu, maar pas effectief wordt “when the fluctuation breaks through at the level of society”.

54

De vraag rijst echter waarom het intuïtieve dadenstellen van bijvoorbeeld een historische actor als Mussolini op specifieke momenten in de geschiedenis kan leiden tot het ontstaan van een historische doorbraak, terwijl dit op elk ander moment wellicht totaal onmogelijk zou zijn. Waarom kan op dit moment het nieuwe uit het oude ontstaan en waarom was het handelen van Mussolini succesvol? Ten 52 Gilbert, Machiavelli and Guicciardini 197.

53 Runia, “Crossing the wires” 13. Zie ook Leo Trotski, Mijn leven (Amsterdam, 1930).

54 Geciteerd in: Erich Jantsch, The self-organizing universe. Scientific and human

implications of the emerging paradigm of evolution (Oxford, 1980) 179.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Postende agenten naast de baan zien hoogstens 1 minuut de trein in hun onmiddellijke nabijheid: opgelopen dosis is dan (ook vanwege de grotere afstand tot de trein).. < 0,2 @ 1

Postende agenten naast de baan zien hoogstens 1 minuut de trein in hun onmiddellijke nabijheid: opgelopen dosis is dan (ook vanwege de grotere afstand tot de trein).. < 0,2 @ 1

15 Dit deel van het interview geeft inzicht in de manier waarop de praktijk van alledag afgestemd is op de idealen die men nastreeft om een zo goed mogelijk leven te leiden

De aansprakelijkheid behoeft echter niet beperkt te blijven tot de feitelijke of primaire veroorzaker zelf; ook secundair betrokken actoren als ouders, scholen, online platformen

7 Zoet-zout: kansen voor herstel van zoet-zoutovergangen in het Waddengebied, raad voor de Wadden, 2008/02, p.33 en plan-Mer toekomst afsluitdijk, 2010, p.66.. de

De TCU bevindt zich in de oriëntatiefase en heeft het College voor de Rechten van de Mens (hierna: het College) gevraagd nadere invulling te geven aan de betekenis van ‘de

Groenvoorzieningsbedrijf Snoek Puur Groen uit Grou en de Almelose leverancier van binnenbeplanting Planting Power werken sinds 2019 samen.. Douwe Snoek van Snoek Puur Groen

Met het programma Strategisch Bomenbeheer biedt Bomenwacht Nederland een praktische methode om de tijd, het geld en de middelen rondom het beheer van bomen inzichtelijk