• No results found

De beoefenaars van de economische beroepen ten opzichte van het financieel strafrecht – deel I

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "De beoefenaars van de economische beroepen ten opzichte van het financieel strafrecht – deel I"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

ekantoor 9000 Gent X – Tweewekelijks – Verschijnt niet in juli

BIBF | Beroepsinstituut van erkende Boekhouders en Fiscalisten

De beoefenaars van de economische beroepen ten opzichte van het

financieel strafrecht – deel I

INHOUD

p.1/ De beoefenaars van de economische beroepen ten opzichte van het financieel strafrecht – deel I

p.6/ Energiebesparende investeringen in de aanslagjaren 2011 tot 2014

De ‘relatie’ tussen de economische beroepsbeoefe- naars en het financieel strafrecht kan vanuit twee invalshoeken worden geanalyseerd :

– een ‘preventieve’ invalshoek, waarbij de verplich- tingen worden onderzocht die de beroepsbeoefe- naar moet naleven, zoals de bepalingen van de antiwitwaswet;

– een ‘repressieve’ invalshoek waarbij de vraag wordt gesteld naar de strafrechtelijke risico’s die de beroepsbeoefenaar loopt voor handelingen die hij in het kader van zijn activiteit stelt.

In deze bijdrage gaan we dieper in op de preven- tieve aspecten. In een volgend artikel nemen we de strafrechtelijke risico’s onder de loep die een be- roepsbeoefenaar kan lopen in de uitoefening van zijn activiteit.

1. Inleiding

In de inleiding van hun publicatie schrijven J.-Cl.

Delepiere en Ph. de Koster : «Tegenwoordig be- perken de misdaadorganisaties hun activiteiten niet meer tot de traditionele vormen van ernstige criminaliteit, zoals drugshandel en klassiek bandi-

gevender en minder gevaarlijk is, zoals oplichting, btw-fraude, namaak, misdrijven die verband houden met faillissement, misbruik van vennootschapsgoe- deren, corruptie, fraude met Europese subsidies en beursmisdrijven.

(…)

Door de nieuwe technologieën en de globalisering van de economie kunnen deze misdaadorganisaties van op afstand actief zijn op financiële markten over- al ter wereld en de opbrengst van hun onwettige ac- tiviteiten snel van de ene kant van de wereld naar de andere overbrengen.

Als deze factoren al geen onoverkomelijke hindernis- sen zijn, bemoeilijken ze in elk geval het financieel onderzoek, de inbeslagname, de verbeurdverklaring en de verdeling van de opbrengst van de misdaad.

Daarom is het belangrijk om de activiteiten van deze misdaadorganisaties preventief op het spoor te komen en ze niet langer alleen repressief aan te pakken, maar ook preventief te bestrijden in een context van optimale internationale samenwer- king.» (vrije vertaling) (J.-Cl. Delepiere en Ph. de Koster, ‘Le rôle de la Cellule de Traitement des

(2)

d’argent et le financement du terrorisme – Ana- lyse opérationnelle et grandes tendances du blan- chiment de capitaux et du financement du terro- risme’, Droit pénal de l’entreprise, 2011/1, p. 27 e.v.)

2. Toepassingsgebied van de wet van 11 januari 1993

2.1. De wet van 11 januari 1993, die recent werd gewijzigd door de wet van 18 januari 2010, (hier- na de ‘Wet’ genoemd) heeft een samenwerking ge- organiseerd tussen de instellingen en personen die kunnen optreden in financiële en economische circuits en de Cel voor Financiële Informatiever- werking (CFI), die specifiek werd opgericht om de gemelde informatie te verzamelen en te ver- werken.

De CFI is een onafhankelijke administratieve over- heid met rechtspersoonlijkheid, die onder leiding staat van een magistraat en is samengesteld uit fi- nanciële deskundigen en een hogere officier van de federale politie. De samenstelling, organisatie, werking en onafhankelijkheid van de CFI worden geregeld door het koninklijk besluit van 11 juni 1993.

Voor alle personen en instellingen die worden be- doeld in de artikelen 2 tot 4 van de Wet (Nationale Bank van België, de Post, kredietinstellingen, ma- kelaars in bankdiensten, verzekeringsonderne- mingen, beheervennootschappen voor collectieve beleggingen, vastgoedmakelaars, diamanthande- laars, notarissen, gerechtsdeurwaarders, advoca- ten, …) werd een meldingsplicht aan de CFI inge- voerd.

Ook de economische beroepsbeoefenaars (bedrijfs- revisoren, boekhouders(-fiscalisten), accountants en belastingconsulenten) worden uitdrukkelijk vermeld in artikel 3, 3° en 4° van de Wet.

2.2. De wet heeft tot doel middelen in te zetten om daden van witwassen van geld en van financiering van terrorisme te identificeren.

Witwassen van geld is volgens artikel 5, § 1 :

«– de omzetting of overdracht van geld of activa met de bedoeling die illegale herkomst ervan te ver- bergen of te verdoezelen of een persoon die be-

trokken is bij een misdrijf waaruit die gelden of deze activa voortkomen, te helpen ontkomen aan de rechtsgevolgen van zijn daden;

– het verhelen of verhullen van de aard, oorsprong, vindplaats, vervreemding, verplaatsing of eigen- dom van geld of activa waarvan men de illegale herkomst kent;

– de verwerving, het bezit of het gebruik van geld of activa waarvan men de illegale herkomst kent;

– de deelneming aan, de medeplichtigheid tot, de po- ging tot, de hulp aan, het aanzetten tot, het verge- makkelijken van of het geven van raad betreffende een van de in de drie voorgaande punten bedoelde daden.»

§ 3 van artikel 5 somt de situaties op waarin de her- komst van geld of activa als illegaal moet worden beschouwd. Naast het geld dat voortkomt uit de il- legale drughandel of wapenhandel en het terroris- me wordt ook het geld vermeld dat voortkomt uit ernstige en georganiseerde fiscale fraude waarbij bijzonder ingewikkelde mechanismen of procedés van internationale omvang worden aangewend, uit een beursmisdrijf, onwettig openbaar beroep op het spaarwezen, oplichting, misbruik van ver- trouwen, misbruik van vennootschapsgoederen of een misdrijf dat verband houdt met de staat van faillissement, …

3. Verplichtingen die voortvloeien uit de Wet

Een beoefenaar van een economisch beroep kan in het kader van zijn opdracht uiteraard te maken krijgen met verrichtingen die een witwasoperatie kunnen zijn.

De wetsbepalingen leggen hem enerzijds zoge- naamd ‘klantenonderzoek’ op, zowel ten aanzien van de cliënten zelf, als ten aanzien van de zaken- relatie die ze van plan zijn met hem aan te gaan, of van de verrichtingen die ze van plan zijn uit te voeren, en anderzijds een meldingsplicht aan de CFI.

3.1. Klantenonderzoek

a) Artikel 7 van de Wet voert de verplichting in om de cliënten te identificeren en hun identiteit te verifiëren aan de hand van een bewijsstuk wan- neer :

(3)

– de cliënt een zakelijke relatie wenst aan te gaan waardoor hij een gewone cliënt wordt;

– de cliënt, buiten een zakelijke relatie, wenst over te gaan tot het uitvoeren van een ver- richting die wordt vermeld in artikel 7 (meer bepaald een verrichting voor een bedrag van 10 000 euro of meer);

– er een vermoeden van witwassen van geld of financiering van terrorisme bestaat;

– wordt betwijfeld of de eerder verkregen identi- ficatiegegevens over een reeds geïdentificeerde cliënt waarheidsgetrouw of juist zijn.

Voor natuurlijke personen heeft de identificatie en de verificatie van de identificatie betrekking op de naam, voornaam, geboorteplaats en -datum. Daar- naast moet ook, in de mate van het mogelijke, re- levante informatie worden ingewonnen over het adres van de geïdentificeerde personen.

Voor rechtspersonen, trusts, fiducieën en soortge- lijke juridische constructies hebben de identificatie en de identiteitsverificatie betrekking op de maat- schappelijke naam, de maatschappelijke zetel, de bestuurders en de kennisneming van de bepalin- gen inzake de bevoegdheid om de rechtspersoon, trust, fiducie of soortgelijke juridische constructie te verbinden.

Wanneer deze ‘klantenonderzoeken’ niet kunnen worden verricht, mag, volgens artikel 7, § 4, met de betrokken cliënt geen zakelijke relatie worden aangegaan noch in stand gehouden en mag de ge- plande verrichting niet worden uitgevoerd.

b) Volgens artikel 14 van de Wet moet de beroeps- beoefenaar zich ook vragen stellen over de zake- lijke relatie en de door de cliënt voorgestelde ver- richting, alsook over de oorsprong van de fondsen die de cliënt van plan is te gebruiken om zich ervan te vergewissen dat die stroken met de informatie die hij heeft over de cliënt, zijn beroepsactiviteiten en zijn risicoprofiel.

De beroepsbeoefenaar moet in dat verband aan- dacht hebben voor de aard van de verrichting die de cliënt wil uitvoeren, het ongebruikelijk karak- ter ervan in verhouding tot de activiteiten van de cliënt, de omstandigheden van de verrichting of de hoedanigheid van de betrokken personen, om te proberen uit te maken of deze verrichting verband

zou kunnen houden met het witwassen van geld of de financiering van terrorisme.

3.2. Meldingsplicht – Melding van vermoeden

Op basis van artikel 26 van de Wet moet de beroeps- beoefenaar die bij de uitoefening van zijn beroep feiten vaststelt waarvan hij weet of vermoedt dat ze verband houden met het witwassen van geld of met de financiering van terrorisme of die zou weten of zou vermoeden dat een verrichting verband houdt met het witwassen van geld of met de financiering van terrorisme, de CFI onmiddellijk schriftelijk of elektronisch op de hoogte brengen.

Artikel 28 heeft het specifiek over de situatie waarin een feit of een verrichting die verband kan houden met het witwassen van geld afkom- stig uit ernstige en georganiseerde fiscale fraude waarbij bijzonder ingewikkelde mechanisme of procedés van internationale omvang worden aan- gewend.

Wanneer de beroepsbeoefenaars een vermoeden hebben, moeten zij dit onmiddellijk melden aan de CFI «inclusief van zodra zij minstens één van de in- dicatoren opsporen die de Koning vastlegt bij in Mi- nisterraad overlegd besluit».

Deze indicatoren werden vastgesteld door een ko- ninklijk besluit van 3 juni 2007. Het gaat onder meer om :

– het gebruik van schermvennootschappen met maatschappelijke zetel in een fiscaal paradijs;

– het gebruik van tussenpersonen (stromannen);

– het gebruik van vennootschappen waarin kort voor het uitvoeren van de verdachte financiële verrichtingen verscheidene statutaire wijzigin- gen zijn opgetreden (aanduiding van een nieuwe zaakvoerder, wijziging van de maatschappelijke benaming, uitbreiding van het maatschappelijk doel);

– de zeer forse stijging in een korte tijdspanne van de omzet op een recent geopende bankrekening die tot dan toe niet gebruikt werd;

– de weigering van de cliënt of zijn onmogelijk- heid om verantwoordingsstukken voor te leggen over de herkomst van de ontvangen fondsen of over de aangevoerde redenen van de betalingen;

– (…)

(4)

De vraag rees of het loutere feit van het vaststellen van één enkele van de indicatoren op zich de infor- matieplicht kan rechtvaardigen dan wel of deze in- dicatoren slechts een ‘bijkomend’ hulpmiddel vor- men om fiscale fraude op het spoor te komen.

De Minister van Justitie leek van mening te zijn dat aan elke indicator een ‘autonome’ waarde moest worden toegekend (cf. Fiscoloog nr. 1088, p. 1).

In een ‘toelichtingsnota’ van 8 maart 2010 bestemd voor de externe accountants, externe belastingcon- sulenten, erkende boekhouders en erkende boek- houders-fiscalisten sprak de CFI zich echter uit voor de tweede interpretatie. De indicatoren zijn dus slechts een bijkomend hulpmiddel om ernstige en georganiseerde fiscale fraude in de zin van de be- palingen van de wet van 11 januari 1993 op te spo- ren. Het feit dat één van deze indicatoren voorkomt, volstaat niet om automatisch aanleiding te geven tot een melding aan de CFI (cf. www.ctif-cfi.be).

In dit verband moeten nog twee verduidelijkingen worden aangebracht :

1°) Net als de notarissen, zijn de boekhouders(-fis- calisten), accountants, belastingconsulenten of bedrijfsrevisoren vrijgesteld van de meldings- plicht wanneer de informatie die ze van hun cliënt hebben ontvangen werd verkregen in het kader van de uitoefening van hun beroep bij het bepalen van de rechtspositie van hun cliënt, tenzij deze beroepsbeoefenaars zelf deelnemen aan de witwasactiviteiten, zij juridisch advies voor witwasdoeleinden verstrekken, of zij we- ten dat hun cliënt juridisch advies wenst voor deze doeleinden.

2°) Volgens artikel 30 van de Wet mogen de beroeps- beoefenaars in geen geval ter kennis brengen van de betrokken cliënt of van derde personen dat informatie werd meegedeeld aan de CFI of dat een opsporingsonderzoek wegens witwas- sen van geld of financiering van terrorisme aan de gang is of zou kunnen worden geopend.

Ze mogen echter een cliënt trachten te ontraden deel te nemen aan een illegale activiteit : deze hou- ding wordt niet beschouwd als ‘kennisgeving van informatie’ in de zin van artikel 30.

3.3. Sanctie bij tekortkoming aan de meldingsplicht

De maatregelen ter controle van de naleving van de verplichtingen die voortvloeien uit de Wet van 11 januari 1993 alsook de sancties die worden op- gelegd wanneer de verplichtingen niet worden in acht genomen, worden georganiseerd door de arti- kelen 39 en volgende van de Wet.

Deze bepalingen verlenen controlebevoegdheid aan de tuchtoverheden waarvan deze beroepsbeoefe- naars afhangen en leggen deze overheden de ver- plichting op om «doeltreffende mechanismen in te stellen ter controle van de naleving door deze onder- nemingen en personen van de verplichtingen» (arti- kel 39 van de Wet).

Artikel 40 staat deze tuchtoverheden bovendien toe om wanneer ze vaststellen dat een wettelijke ver- plichting niet werd nageleefd :

– de beslissingen en maatregelen die ze nemen openbaar te maken, volgens de regels die zij be- palen;

– een administratieve geldboete opleggen, die niet minder dan 250,00 euro en niet meer dan 1 250 000,00 euro mag bedragen, na de betrok- kenen in hun verweer te hebben gehoord of min- stens behoorlijk te hebben opgeroepen; artikel 40 verduidelijkt dat de geldboete wordt geïnd in het voordeel van de Schatkist, door de administratie van de btw, registratie en domeinen.

4. Procedure

De CFI verwerkt de informatie die ze ontvangt door de verdachte feiten en financiële verrichtingen te analyseren.

Hiertoe beschikt ze over aanzienlijke voorrechten en kan ze meer bepaald alle bijkomende informatie eisen die ze nuttig acht, niet alleen bij alle instellin- gen en personen op wie de wet van 11 januari 1993 van toepassing is, maar ook bij de politiediensten, de administratieve diensten van de Staat (en meer bepaald van de belastingadministratie), de curato- ren in een faillissement, de voorlopige bewindvoer- ders aangesteld met toepassing van artikel 8 van de Faillissementswet van 8 augustus 1997, of de gerechtelijke overheden (in dit laatste geval kan een onderzoeksrechter alleen inlichtingen meede-

(5)

ming heeft van de procureur-generaal of de fede- rale procureur).

Zodra uit dit onderzoek blijkt dat er een ernstige aanwijzing bestaat van witwassen van geld of fi- nanciering van terrorisme, moet de CFI deze infor- matie meedelen aan de procureur des Konings of aan de federale procureur, die dan elke maatregel ter informatie zal nemen die hij nuttig acht en, in- dien nodig, het dossier zal overmaken ter onder- zoek.

Indien een vermoeden wordt gemeld voordat een verdachte verrichting werd uitgevoerd, kan de CFI zich, bij hoogdringendheid of wegens de ernst van de zaak die aan haar werd gemeld, tegen de uit- voering van de verdachte verrichting verzetten. De CFI bepaalt op welke verrichtingen evenals op wel- ke bankrekeningen het verzet betrekking heeft.

Het verzet is echter beperkt tot twee werkdagen.

Indien de CFI van mening is dat de maatregel moet worden verlengd, meldt zij dit onverwijld aan de procureur des Konings of aan de federale procu- reur die de nodige beslissingen neemt.

Conclusie

Voor een economische beroepsbeoefenaar zal het niet altijd gemakkelijk zijn om te weten welke houding hij moet aannemen ten aanzien van een cliënt die hem voor het eerst raadpleegt of hem een verrichting voorlegt die als atypisch kan worden bestempeld.

De wetsbepalingen geven slechts weinig verdui- delijking over de aanwijzingen die in aanmerking moeten worden genomen om uit te maken of een houding, een verrichting, al dan niet als verdacht moet worden beschouwd door de beroepsbeoefe- naar, behalve dan het koninklijk besluit van 3 juni 2007 in de veronderstelling dat een feit of een ver- richting verband zou houden met witwassen van

geld dat voorkomt uit ernstige en georganiseerde fiscale fraude. Bepaalde van die indicatoren kun- nen echter onbeduidend lijken (bijvoorbeeld wij- zigingen in de statuten kort voordat ‘verdachte’

financiële verrichtingen worden uitgevoerd) en niet noodzakelijk de aandacht van de beroepsbeoe- fenaar trekken.

Deze aanwijzingen ‘autonoom’ gebruiken, zonder dat ze in een bepaalde context zijn opgenomen en zonder dat ze noodzakelijkerwijs met andere ele- menten in verband worden gebracht, en ervan uitgaan, zoals de Minister van Justitie dat leek te willen doen, dat één enkele van die indicatoren tot de meldingsplicht kon leiden, lijkt ons bijzonder gevaarlijk.

De gevolgen van een melding aan de CFI kunnen bijzonder zwaar zijn voor de cliënt : de opening van een strafdossier indien de CFI de zaak overmaakt aan het parket, maar ook de dwingende maatrege- len die de CFI kan toepassen (bv. blokkeren van de rekeningen) kunnen rampzalige gevolgen hebben op de financiële situatie van de betrokken privéper- soon of onderneming.

We raden elke beroepsbeoefenaar eens te meer aan om bijzonder voorzichtig te zijn bij de uitoefening van zijn opdracht en bij het verlenen van advies.

Het is belangrijk om de tijd te nemen om de ver- schillende aspecten van de verrichting die de cli- ent overweegt nauwgezet te onderzoeken, en de verrichting niet alleen te analyseren ten aanzien van het boekhoudrecht, het vennootschaprecht of het belastingrecht, maar ook ten aanzien van het strafrecht, en daarbij het begrip ‘witwassen’ en de mogelijke gevolgen ervan voor ogen te houden…

Catherine DAUBY Advocaat aan de balie van Luik

(6)

Voor de belastingaangifte van dit jaar (uitgaven gedaan in 2010)

Voor wie geldt dit ?

Er wordt sinds aanslagjaar 2004 een belastingver- mindering toegekend voor uitgaven die zijn ge- daan om rationeler energie te verbruiken in een woning waarvan de belastingplichtige eigenaar, bezitter, erfpachter, opstalhouder, vruchtgebrui- ker, blote eigenaar of zelfs huurder is.

Over welke uitgaven gaat het ?

Er komen momenteel acht uitgaven in aanmer- king voor belastingvermindering, voor een wo- ning die ten minste vijf jaar vóór het begin van de werken bewoond is. Dat zijn er maar drie als de woning minder dan vijf jaar vóór het begin van de werken bewoond was. De acht mogelijke uitgaven voor een woning die al meer dan vijf jaar bewoond is, zijn : de vervanging van een oude stookketel en het jaarlijkse onderhoud ervan, de plaatsing van dubbele beglazing, aanbrengen van isolatie voor dak, muren en vloeren, de plaatsing van de warm- teregeling van een installatie van een centrale ver- warming door middel van thermostatische kranen of door een kamerthermostaat met tijdschakeling, de uitvoering van een energieaudit van de woning, de plaatsing van uitrustingen voor de productie van geothermische energie (doorgaans een ‘warm- tepomp’ genoemd), de plaatsing van een systeem van waterverwarming door middel van zonne- energie met zonnepanelen, en tot slot de plaatsing van fotovoltaïsche panelen om zonne-energie om te zetten in elektrische energie. Voor woningen die nog geen vijf jaar bewoond zijn, slaan de drie mogelijke uitgaven op de productie van geother- mische energie en van zonne-energie, met andere woorden de warmtepompen, de zonnepanelen en de fotovoltaïsche panelen. Die werken moeten ge- beuren door een aannemer die geregistreerd is in de lidstaat van de Europese Unie waar die geves-

Wat zijn de voordelen ?

Voor alle uitgaven geldt een belastingvermindering ten belope van 40 %, wat ook de aard van de uitga- ven is, met een maximum per woning en per jaar van 2 770 euro voor de meeste uitgaven, met uit- zondering van de zonnepanelen en fotovoltaïsche panelen waarvoor een maximum van 3 600 euro geldt. Die verhoging, van 2 770 euro tot 3 600 euro, voor de dit jaar gedane uitgaven voor de aangifte van volgend jaar (aanslagjaar 2012) zal voortaan dus enkel gelden voor de fotovoltaïsche panelen;

geïndexeerd komt dat hogere maximum dan op 3 680 euro. De maximale belastingvermindering geldt per woning en niet per belastingplichtige.

Een belastingplichtige die eigenaar of huurder is van verscheidene woningen kan de vermindering van 2 770 of 3 600 euro dus meer dan één keer per belastbaar tijdperk krijgen. Een ‘overdracht’ van belastingvermindering van de ene woning naar een andere is niet toegestaan.

Een voorbeeld

In 2010 voert een eigenaar in twee bestaande wo- ningen energiebesparende werken uit en die geven recht op een belastingvermindering van 1 500 euro (< 2 770 euro) en 2 900 euro (> 2 770 euro). Zijn totale belastingvermindering na aftreklimiet be- draagt 4 270 euro (1 500 + 2 770 euro). In bepaalde gevallen zal de belastingplichtige het verschil van 130 euro tussen 2 900 en 2 770 euro kunnen over- dragen naar het volgende aanslagjaar.

De uitgaven die u hebt gedaan om energie te gaan besparen en die u hebt betaald met ecocheques ge- ven recht op de belastingvermindering. Ook de energiebesparende investeringen die u met een groene lening hebt gefinancierd, geven recht op belastingvermindering, ook al heeft de bank het factuurbedrag rechtstreeks op de rekening van de aannemer gestort. De belastingvermindering geldt echter niet voor de uitgaven die als werkelijke be-

Energiebesparende investeringen in

de aanslagjaren 2011 tot 2014

(7)

de uitgaven die recht geven op een investerings- aftrek. Bij de uitgaven die gemengd van aard zijn, telt alleen het niet-beroepsgedeelte mee voor de be- lastingvermindering.

De uitbreiding van het belastingkrediet voor bepaalde uitgaven

Sinds 2009 bestond er al een belastingkrediet voor de isolatie van daken, muren en vloeren. Het belas- tingkrediet is een reële terugbetaling van de twee eerder vermelde bedragen, ongeacht wat de hoogte van het inkomen van de belastingplichtige is. Die maatregel wil de belastingplichtigen met lagere in- komens bevoordelen zodat ook zij dergelijke uitga- ven zouden kunnen doen. De wetgever heeft dat be- lastingkrediet sinds dit jaar uitgebreid tot andere uitgaven, zoals de vervanging en het onderhoud van een stookketel, de plaatsing van dubbele be- glazing, de plaatsing van een warmteregeling van een installatie van centrale verwarming door mid- del van thermostatische kranen, en de uitvoering van een energieaudit. Maar let op : als de belasting- plichtige bijvoorbeeld bij de Europese Commissie werkt en bij verdrag vrijgestelde inkomsten ont- vangt, zal hij geen aanspraak kunnen maken op de terugbetaling van het belastingkrediet.

Een voorbeeld

Maria en Jan, een koppel gepensioneerden, heb- ben elk een jaarlijks pensioen van 12 000 euro.

In 2010 hebben ze het dak van hun woning (waar ze al meer dan vijf jaar in wonen) laten isoleren voor een bedrag van 7 000 euro en hebben ze hun verwarmingsketel laten onderhouden voor een be- drag van 150 euro. Het totale voordeel bedraagt 2 860 euro (2 800 euro (7 000 x 40 %) en 60 euro (150 x 40 %)). Dit jaar zullen ze 2 770 euro kunnen recupereren en het jaar nadien de rest van 90 euro (2 860 – 2 770) (zie volgend voorbeeld). Zelfs zon- der die twee uitgaven moet dit koppel met een dergelijk inkomen geen belasting betalen en zou het dus ook geen teruggave krijgen. Maar door de toepassing van dat belastingkrediet zullen ze toch 2 860 euro kunnen terugkrijgen, verdeeld over twee jaar. Het koppel heeft dit jaar hoogstwaar- schijnlijk een voorstel van vereenvoudigde aangif- te ontvangen, met een voorlopige berekening van hun belastingen, waarbij vermeld staat dat zij hun aangifte niet langer hoeven in te vullen, tenzij de

administratie geen informatie over hun uitgaven bezit, wordt hen ten zeerste aangeraden een aan- gifte in te vullen.

De overdracht van het overschot is een nieuwe rubriek dit jaar

De overdracht geldt enkel voor de woningen die ten minste vijf jaar vóór het begin van de werken in gebruik zijn genomen. Ze is van toepassing op alle uitgaven die zijn gedaan sinds 2009 en dient om het overschot van de vermindering die niet in een en hetzelfde jaar afgetrokken mag worden te verdelen over de drie volgende aanslagjaren. Zo kan men de belastingvermindering van één en de- zelfde uitgave spreiden over maximum vier jaar.

Een voorbeeld

In 2010 investeerde Jean 30 000 euro in de plaat- sing van fotovoltaïsche panelen op zijn woning, die op zijn minst vijf jaar bewoond is. De totale vermin- dering zal 12 000 euro bedragen (30 000 x 40 %) maar zal dit jaar beperkt zijn tot 3 600 euro. De 8 400 euro wordt overgedragen en zal nog ver- deeld kunnen worden over de aanslagjaren 2012, 2013 en 2014.

De belastingplichtige die in 2009 een dergelijke uit- gave gedaan zou hebben, zal onderaan zijn laatste aanslagbiljet (belastingafrekening) het bedrag zien staan van de overdracht naar de aangifte van dit jaar. Voor de uitgaven die voor één woning gedaan zijn, gebeurt die berekening automatisch, maar dat is helaas niet zo wanneer die uitgaven over ver- scheidene woningen verdeeld zijn. De belasting- plichtige zal die overdracht zelf moeten berekenen.

Daarvoor kan met het best de module ‘Calc-Energy- Plus – Uitgaven 2010’ gebruiken. Die staat op de website van de FOD Financiën, www.minfin.fgov.be, in de rubriek ‘E-services’.

Een recente circulaire (nr. Ci.

RH.331/605.643 (AAFisc 11/2011) van 22 februari 2011) geeft een antwoord op meer dan 100 vragen en geeft ook bijkomende toelichting. Wat meer uitleg…

Als eenzelfde uitgave wordt gedaan voor verschei- dene woningen, mag die in verhouding tot de be-

(8)

Noch deze publicatie, noch gedeelten van deze publicatie mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrievalsysteem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

De redactie staat in voor de betrouwbaarheid van de in haar uitgaven opgenomen info, waarvoor zij echter niet aansprakelijk kan worden gesteld. Verantwoordelijke uitgever : Jean-Marie CONTER, B.I.B.F. – Legrandlaan 45, 1050 Brussel, Tel. 02/626 03 80, Fax. 02/626 03 90 e-mail : info@bibf.be, URL : http: //www.bibf.be.

Redactie : Gaëtan HANOT, Geert LENAERTS, Xavier SCHRAEPEN, Jean-Marie CONTER. Adviesraad : Professor P. MICHEL, Professor Emeritus, Universiteit Luik, Noch deze publicatie, noch gedeelten van deze publicatie mogen worden gereproduceerd of opgeslagen in een retrievalsysteem, en evenmin worden overgedragen in welke vorm of op welke wijze ook, elektronisch, mechanisch of door middel van fotokopieën, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De redactie staat in voor de betrouwbaarheid van de in haar uitgaven opgenomen info, waarvoor zij echter niet aansprakelijk kan worden gesteld. Verantwoordelijke uitgever : Jean-Marie CONTER, B.I.B.F. – Legrandlaan 45, 1050 Brussel, Tel. 02/626 03 80, Fax. 02/626 03 90 e-mail : info@bibf.be, URL : http: //www.bibf.be.

Redactie : Jean-Marie CONTER, Gaëtan HANOT, Geert LENAERTS, Xavier SCHRAEPEN, Chantal DEMOOR. Adviesraad : Professor P. MICHEL, Professor Emeritus,

grensbedrag voor elke woning gelden op de fac- tuurbedragen die op die manier zijn verdeeld. Als er werken worden uitgevoerd in een gebouw met verscheidene individuele appartementen, wordt de belastingvermindering toegekend voor elk appar- tement, zelfs als er maar één kadastraal inkomen voor het gebouw bestaat. De betaling van een uitga- ve bepaalt om welk belastbaar tijdperk het gaat; ge- beurt de uitgave met een bankoverschrijving, dan is het de datum waarop die betaling daadwerkelijk in mindering van de rekening wordt gebracht die in aanmerking genomen moet worden.

Een voorbeeld : een voorschot dat gestort is op 31 de- cember 2010 (datum waarop de rekening gedebi- teerd wordt) zal in aanmerking kunnen komen voor de aangifte 2011, ook al heeft de begunstigde dat bedrag pas begin 2011 op zijn rekening gekregen.

Wat de overdracht van het overschot betreft, is de vraag wanneer een woning voor het eerst in gebruik genomen wordt in hoofdzaak een feitenkwestie.

Daarbij wordt opgemerkt dat de belastingplichtige de woning niet zelf sinds vijf jaar moet bewonen.

De heropbouw van een woning na haar afbraak moet als een nieuwe woning worden beschouwd, en dan geldt de overdracht niet. Er is daarentegen sprake van een bestaande woning wanneer de re- novatiewerken op een relevante wijze steunen op de oude dragende muren. Als een woning wordt verbouwd in een bepaald aantal individuele appar- tementen, is overdracht van de belastingvermin- dering mogelijk voor die appartementen, behalve voor de appartementen die ontstaan uit de verbou- wing van de zolder, de kelder of van bijgebouwen die oorspronkelijk niet voor bewoning bestemd wa- ren. Bij uitbreiding van de woning moet de oude oppervlakte die overblijft groter zijn dan de helft van de totale oppervlakte. De belastingplichtige

kan het overschot overdragen naar de drie volgen- de belastbare tijdperken, ongeacht of de betreffen- de woning in zijn bezit blijft of niet. De erfgenamen kunnen na het overlijden van de belastingplichtige in hun eigen belastingaangifte niet om de over- dracht vragen van wat nog niet is aangerekend.

Wat dat laatste betreft, is de term ‘erfgenaam’ on- voldoende verduidelijkt, want het mag dan logisch zijn dat die overdracht niet toegelaten is voor de kinderen van de belastingplichtige die de woning erven en die niet persoonlijk tot de uitgave hebben bijgedragen, maar dat is het al veel minder voor de overlevende echtgenoot die het vruchtgebruik van de woning zou erven en die de uitgave mee betaald zou hebben…

Wijzigingen voor de belastingaangiften van 2012 tot 2014

– Voor de uitgaven die worden gedaan in 2011 (aangifte 2012)

– het hogere maximum van 3 680 euro geldt al- leen nog voor fotovoltaïsche panelen;

– de belastingvermindering voor de isolatie van muren en vloeren valt weg.

– Het terugbetaalbare belastingkrediet wordt af- geschaft vanaf het aanslagjaar 2014 (uitgaven gedaan in 2013).

Eric DUCOEUR Steve COCRIAMONT Studie- en opleidingendienst Ergo Insurance Group Mederedacteurs van de Belasting- en Beleggingsgids bij uitgeverij Pelckmans

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

Voor informatie over de gebruiksfunctie van een object wordt naast de WOZ ook DUWOZ- informatie gekoppeld aan de BAG. Dit is een door taxatiebureaus opgestelde codetabel met

De gesprekstechniek is natuurlijk enkel een leidraad. De vrijwilliger mag hieraan zijn eigen draai geven. Wanneer de vrijwilliger bijvoorbeeld verschillende huisbezoeken wil

Ook voeren we steeds meer werkzaamheden uit voor IBOR en zijn we binnen de “nieuwe” gemeente op zoek naar meer opdrachten voor het werkbedrijf.. De gemeente kan voorzien in werk

In te stemmen met risicoverevening jeugdhulp 2018 conform de jaren 2015 tot en met 2017, tussen de gemeenten Bergen, Uitgeest, Castricum en Heiloo, waarbij financiële tekorten

Beslispunt: − Voor het jaar 2016 te kiezen voor een risicovereveningsmodel (gelijk aan 2015) met de gemeenten Bergen, Uitgeest, Castricum en Heiloo voor de jeugdhulp (zorg in

Het bevat een brede waaier aan rechten die vaak al in andere mensenrechtenverdra- gen voorkwamen, maar die nu voor het eerst met een specifi eke focus op personen met een

Langs het Afleidingskanaal van de Leie tussen de Oostkerkebrug en de Molentjesbrug komen populaties voor van de zeer invasieve exoten Japanse duizendknoop en