• No results found

Encore LT handbediende poederspuitsystemen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Encore LT handbediende poederspuitsystemen"

Copied!
86
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

handbediende poederspuitsystemen

Gebruikershandleiding Onderdeelnr. 7169779_02

‐ Dutch ‐

Uitgegeven 12/11

NORDSON CORPORATION • AMHERST, OHIO • USA

Ga naar http://emanuals.nordson.com/finishing voor de meest recente versie.

Dit document kan zonder voorafgaande kennisgeving worden gewijzigd.

(2)

http://www.nordson.com. vertaald zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Nordson Corporation. De informatie in deze publicatie kan worden gewijzigd zonder voorafgaande kennisgeving.

Handelsmerken

Encore, Nordson en het Nordson logo zijn gedeponeerde handelsmerken van Nordson Corporation.

Betasolv is een gedeponeerd handelsmerk van Oakite Corporation, Inc.

(3)

Nordson International

http://www.nordson.com/Directory

Country Phone Fax

Europe

Austria 43‐1‐707 5521 43‐1‐707 5517

Belgium 31‐13‐511 8700 31‐13‐511 3995

Czech Republic 4205‐4159 2411 4205‐4124 4971 Denmark Hot Melt 45‐43‐66 0123 45‐43‐64 1101

Finishing 45‐43‐200 300 45‐43‐430 359

Finland 358‐9‐530 8080 358‐9‐530 80850

France 33‐1‐6412 1400 33‐1‐6412 1401

Germany Erkrath 49‐211‐92050 49‐211‐254 658 Lüneburg 49‐4131‐8940 49‐4131‐894 149 Nordson UV 49‐211‐9205528 49‐211‐9252148

EFD 49‐6238 920972 49‐6238 920973

Italy 39‐02‐216684‐400 39‐02‐26926699

Netherlands 31‐13‐511 8700 31‐13‐511 3995

Norway Hot Melt 47‐23 03 6160 47‐23 68 3636

Poland 48‐22‐836 4495 48‐22‐836 7042

Portugal 351‐22‐961 9400 351‐22‐961 9409

Russia 7‐812‐718 62 63 7‐812‐718 62 63

Slovak Republic 4205‐4159 2411 4205‐4124 4971

Spain 34‐96‐313 2090 34‐96‐313 2244

Sweden 46‐40-680 1700 46‐40‐932 882

Switzerland 41‐61‐411 3838 41‐61‐411 3818

United Kingdom

Hot Melt 44‐1844‐26 4500 44‐1844‐21 5358 Industrial

Coating Systems

44‐161‐498 1500 44‐161‐498 1501

Distributors in Eastern & Southern Europe

DED, Germany 49‐211‐92050 49‐211‐254 658

(4)

Outside Europe / Hors d'Europe / Fuera de Europa

S

For your nearest Nordson office outside Europe, contact the Nordson offices below for detailed information.

S

Pour toutes informations sur représentations de Nordson dans votre pays, veuillez contacter l'un de bureaux ci‐dessous.

S

Para obtener la dirección de la oficina correspondiente, por favor diríjase a unas de las oficinas principales que siguen abajo.

Contact Nordson Phone Fax

Africa / Middle East

DED, Germany 49‐211‐92050 49‐211‐254 658

Asia / Australia / Latin America

Pacific South Division, USA

1‐440‐685‐4797 -

Japan

Japan 81‐3‐5762 2700 81‐3‐5762 2701

North America

Canada 1‐905‐475 6730 1‐905‐475 8821

USA Hot Melt 1‐770‐497 3400 1‐770‐497 3500

Finishing 1‐880‐433 9319 1‐888‐229 4580 Nordson UV 1‐440‐985 4592 1‐440‐985 4593

(5)

Inhoudsopgave

Veiligheidsvoorschriften. . . . 1‐1 Inleiding . . . 1‐1 Gekwalificeerde personen . . . 1‐1 Bedoeld gebruik . . . 1‐1 Voorschriften en keuringseisen . . . 1‐2 Persoonlijke veiligheid. . . 1‐2 Brandveiligheid. . . 1‐2 Aarding . . . 1‐3 Acties ingeval van storing . . . 1‐4 Afvalverwerking . . . 1‐4

Description . . . . 2‐1 Inleiding . . . 2‐1 Componenten van mobiel systeem . . . 2‐2 Componenten van aan rail gemonteerd systeem . . . 2‐2 Componenten van aan wand gemonteerd systeem . . . 2‐2 Technische gegevens . . . 2‐3 Mobiel systeem met trildoosvoeding . . . 2‐3 Mobiel systeem met 50 lb. toevoerhopper . . . 2‐3 Stickers op apparatuur . . . 2‐4 Certificatiestickers voor poederspuitpistool . . . 2‐4 Certificatiesticker voor besturing . . . 2‐4

(6)

Systeem instellen . . . . 3‐1 Besturing met railmontage . . . 3‐1 Besturing met wandmontage . . . 3‐2 Systeemaansluitingen. . . 3‐3 Systeemschema . . . 3‐3 Aansluitingen voor besturing . . . 3‐4 Installeren van trildoossysteem . . . 3‐5 Instellen en aansluiten bij rail-/wandmontagesysteem met

toevoerhopper . . . 3‐8 Installatie van adapterset of koppelstuk - systemen voor

rail-/wandmontage . . . 3‐10 Installatie van koppelstuk . . . 3‐10 Installatie van adapter . . . 3‐10 Aansluiten van pistool . . . 3‐11 Pistoolkabel . . . 3‐11 Poeder- en luchtslangen . . . 3‐11 Bundelen van slangen en kabels . . . 3‐12 Luchtaansluitingen van systeem . . . 3‐12 Persluchttoevoer naar systeem . . . 3‐12 Mobiele systemen . . . 3‐12 Systemen voor wand-/railmontage . . . 3‐13 Elektrische aansluitingen van systeem . . . 3‐14 Stroomvoorziening . . . 3‐14 Aarding van het systeem . . . 3‐14 Configureren van besturing . . . 3‐15 Systeemstart . . . 3‐15 Configuratiemodus oproepen . . . 3‐15 Functie-instellingen . . . 3‐16 Instellingen voor trildoosvoeding . . . 3‐16 Continu gebruik . . . 3‐16 Uitschakelvertraging . . . 3‐16 Configuratiemodus beëindigen . . . 3‐16

(7)

Gebruik. . . . 4‐1 Europese Unie, ATEX, Speciale voorwaarden voor veilig gebruik 4‐1 Bedieningspaneel van besturing . . . 4‐1 Modus voor energiebesparing . . . 4‐1 Displays en LED's . . . 4‐2 Instellingen voor elektrostatica . . . 4‐2 Select Charge modus . . . 4‐2 Klantspecifieke elektrostatische modus . . . 4‐3 Klassieke elektrostatische modus . . . 4‐3 Klassieke standaardmodus (STD) . . . 4‐3 Klassieke AFC-modus . . . 4‐4 Instellingen voor poederflow . . . 4‐4 Instellingen in Smart Flow-modus . . . 4‐5 Instellingen in Klassieke Flow-modus . . . 4‐6 Gebruik van het spuitpistool . . . 4‐7 Gebruik voor elektrodeluchtspoeling . . . 4‐7 Dagelijks gebruik . . . 4‐7 Starten . . . 4‐7 Spoelen . . . 4‐8 Installatie van poederdoos . . . 4‐8 Gebruik van de trildoosvoeding . . . 4‐9 Vlakspuitmonden wisselen . . . 4‐9 Conische spuitmonden en deflectors wisselen . . . 4‐10 Installeren van een optionele spuitpatroonverstelset . . . 4‐11 Uitschakelen . . . 4‐11 Onderhoud . . . 4‐12

Aanbevolen reinigingsprocedure voor onderdelen in

poederkanaal . . . 4‐12 Onderhoud . . . 4‐12

Problemen en oplossingen. . . . 5‐1 Storingen in besturing . . . 5‐1 Algemeen storingzoekschema . . . 5‐2 Weerstandstest elektrische pistoolvoeding . . . 5‐6 Weerstandstest elektrode‐eenheid . . . 5‐6 Geleidingstest voor pistoolkabel . . . 5‐7

Reparatie . . . . 6‐1 Repareren van spuitpistool . . . 6‐1 Vervangen van voeding en poederkanaal . . . 6‐1 Demonteren van het pistool . . . 6‐1 Voedingsmodule vervangen . . . 6‐2 Vervangen van het poederkanaal . . . 6‐3 Installeren van het poederkanaal . . . 6‐4 Samenbouwen van het pistool . . . 6‐4 Kabel vervangen . . . 6‐5 Kabel verwijderen . . . 6‐5 Kabel installeren . . . 6‐6 Vervangen van triggerschakelaar . . . 6‐6 Schakelaar verwijderen . . . 6‐6 Schakelaar installeren . . . 6‐7 Repareren van besturing . . . 6‐9 Componenten van achterpaneel . . . 6‐10 Vervangen van trilmotor . . . 6‐11

(8)

Onderdelen . . . . 7‐1 Inleiding . . . 7‐1 Onderdeelnummers voor systemen . . . 7‐1 Pistoolonderdelen . . . 7‐1 Opties voor spuitpistool . . . 7‐5 Diverse opties voor spuitpistolen . . . 7‐5 Vlakspuitmonden . . . 7‐5 Conische spuitmond en deflectors . . . 7‐6 Kruissnede spuitmonden . . . 7‐6 Spuitpatroonverstelset . . . 7‐7 Onderdelen besturing . . . 7‐8 Voorpaneel en interne aarding van kast . . . 7‐8 Onderdelenlijst voorpaneel en interne aarding van kast . . . 7‐9 Onderdelen van achterpaneel . . . 7‐10 Onderdelenlijst voor achterpaneel . . . 7‐11 Onderdelen van verdeelstuk . . . 7‐12 Systeemcomponenten en -onderdelen . . . 7‐13 Poeder- en luchtslangen . . . 7‐14 Systeemopties . . . 7‐14

(9)

Hoofdstuk 1 Veiligheidsvoorschriften

Inleiding

Lees en neem deze veiligheidsvoorschriften in acht. Bij specifieke taken en apparaten behorende waarschuwingen, opmerkingen en instructies zijn, daar waar van toepassing, opgenomen in de bij de apparatuur behorende documentatie.

Zorg ervoor dat alle bij de apparatuur behorende documentatie, met inbegrip van deze instructies, beschikbaar is voor personen die werken met of onderhoud plegen aan de apparatuur.

Gekwalificeerde personen

Het is de verantwoording van de eigenaren van de apparatuur ervoor te zorgen dat Nordson‐apparatuur wordt geïnstalleerd, gebruikt en

onderhouden door gekwalificeerde personen. Gekwalificeerde personen zijn die personeelsleden of aannemers die zijn geschoold in het veilig uit voeren van de hun opgedragen taken. Ze zijn bekend met alle relevante

veiligheidsvoorschriften en regelingen en zijn fysiek in staat de hun toegewezen taken uit te voeren.

Bedoeld gebruik

Het gebruiken van Nordson‐apparatuur op een manier anders dan is

beschreven in de bij de apparatuur behorende documentatie kan persoonlijk letsel of beschadiging van eigendommen tot gevolg hebben.

Enkele voorbeelden van oneigenlijk gebruik van apparatuur zijn

S

het gebruik van incompatibele materialen

S

het ongeautoriseerd modificeren

S

het verwijderen of uitschakelen van beveiligen of vergrendelingen

S

het gebruik van niet passende of beschadigde onderdelen

S

het gebruik van niet goedgekeurde randapparatuur

S

het gebruik van de apparatuur als de maximum toegestane waarden worden overschreden

(10)

Voorschriften en keuringseisen

Controleer dat alle apparatuur is geclassificeerd en goedgekeurd voor de omgeving waarin zij wordt gebruikt. Keurmerken die zijn verkregen voor Nordson‐apparatuur vervallen als de instructies voor het installeren, het gebruik en het onderhoud niet in acht worden genomen.

Tijdens alle fasen van de installatie van de apparatuur moet worden voldaan aan alle wettelijke voorschriften.

Persoonlijke veiligheid

Om verwondingen te voorkomen de volgende instructies in acht nemen.

S

Gebruik en pleeg geen onderhoud aan apparatuur als u niet gekwalificeerd bent.

S

Gebruik apparatuur enkel als de beveiligingen, deuren of deksels intact zijn en de automatische vergrendelingen goed functioneren. Omzeil geen beveiligen; schakel ze niet uit.

S

Houd afstand tot van bewegende delen. Voor het afstellen of het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden aan apparatuur met bewegende delen de spanning uitschakelen en wachten tot de

apparatuur volledig tot stilstand is gekomen. Vergrendel de netspanning en zet, om onverwachte bewegingen te voorkomen, bewegende delen vast.

S

Maak vloeistof of pneumatische systemen of onderdelen drukvrij voor het afstellen of het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden. Ontkoppel, vergrendel en merk schakelaars voor het uitvoeren van

onderhoudswerkzaamheden aan elektrische apparatuur.

S

Zorg voor en lees de chemiekaarten van al de te gebruikte materialen.

Houd u aan de instructies van de producent voor het veilig werken met en het gebruiken van de materialen en gebruik de aanbevolen persoonlijke beschermingsmiddelen.

S

Voorkom verwondingen; wees bedacht op minder voor de handliggende gevaren in de werkomgeving die soms niet volledig kunnen worden uitgeschakeld, zoals hete oppervlakken, scherpe kanten, onder spanning staande elektrische circuits en bewegende delen die, om praktische redenen niet kunnen worden afgeschermd of op een andere wijze worden beveiligd.

Brandveiligheid

Om een brand of een explosie te voorkomen de volgende regels in acht nemen.

S

Niet roken, lassen, slijpen en gebruik geen open vuur op plaatsen waar ontvlambare materialen worden gebruikt of opgeslagen.

S

Zorg voor voldoende ventilatie om gevaarlijke concentraties schadelijke stof of damp te voorkomen. Zie de lokaal geldende voorschriften of de richtlijnen op de chemiekaarten van het materiaal.

S

Ontkoppel geen onderspanningstaande elektrische verbindingen bij het werken met ontvlambare materialen. Schakel eerste de hoofdschakelaar uit zodat vonken worden voorkomen.

(11)

S

Weet waar de noodstopknoppen, afsluitkleppen en brandblusser zich bevinden. Als er brand ontstaat in de spuitcabine, direct het spuitsysteem en de afzuigventilator uitschakelen.

S

Reinig, onderhoud, test en repareer de apparatuur volgens de instructies in de bij de apparatuur behorende documentatie.

S

Gebruik enkele vervangende onderdelen die zijn gemaakt voor het gebruik met de originele apparatuur. Neem contact op met uw Nordson‐vertegenwoordiger voor onderdelen, informatie en advies.

Aarding

PAS OP: Het gebruik van defecte elektrostatische uitrusting is gevaarlijk en kan elektrocutie, brand of een explosie tot gevolg hebben. Maak het

controleren van weerstanden onderdeel van het periodieke

onderhoudsprogramma. Wordt ook maar de geringste elektrische schok opgelopen of worden er statische vonken of vlambogen waargenomen, schakel dan alle elektrische of elektrostatische uitrusting direct uit. Start de apparatuur niet voordat het probleem is gelokaliseerd en is opgelost.

Alle werkzaamheden in de spuitcabine of binnen 1m (3ft) van de opening van de spuitcabine vallen onder klasse 2, sub 1 of 2 gevaarlijke locaties en moeten voldoen aan NFPA 33, NFPA 70 (NEC artikel 500, 502 en 516) en NFPA 77, nieuwste voorwaarden.

S

Alle elektrisch geleidende voorwerpen in het spuitgebied moeten elektrisch zijn verbonden met aarde met een weerstand van niet meer dan 1megaohm, gemeten met een instrument dat tenminste 500volt toepast op het circuit dat wordt geëvalueerd.

S

De te aarden apparatuur omvat, maar beperkt zich niet tot, de vloer van het spuitgebied, operatorplatform, hoppers, beugels van fotocellen en afblaasspuitmonden. Personen die in het spuitgebied werken, moeten zijn geaard.

S

Een geladen menselijk lichaam is een mogelijke ontstekingsbron.

Personen die op een geverfd oppervlak staan, zoals het

operatorplatform, of die niet geleidende schoenen dragen, zijn niet geaard. Ze moeten schoenen dragen met geleidende zolen of een aardband gebruiken om verbinding met aarde te houden, bij het werken met of in de buurt van elektrostatische apparatuur.

S

Operators moeten, bij het werken met elektrostatische handpistolen, huid‐metaal‐contact houden tussen hun hand en de handgreep van het pistool om schokken te voorkomen. Als er handschoenen moeten worden gedragen, snij dan de palm of de vingers uit de handschoen, draag elektrisch geleidende handschoenen of draag een aardband aangesloten op de handgreep van het pistool of een ander waar aardpunt.

S

Schakel de elektrostatische voedingsspanning uit en aard de pistoolelektrodes voordat het pistool wordt afgesteld of wordt schoongemaakt.

S

Sluit alle ontkoppelde apparatuur, aardkabels en draden aan na het uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden.

(12)

Acties ingeval van storing

Als het systeem of een apparaat in het systeem niet goed werkt, het systeem direct uitschakelen en de volgende stappen uitvoeren:

S

Schakel de netspanning uit en vergrendel haar. Sluit pneumatische afsluitkleppen en maak het systeem drukvrij.

S

Spoor de oorzaak van de storing op en corrigeer het voordat het systeem wordt herstart.

Afvalverwerking

Voer apparatuur en materialen die zijn gebruik tijdens het bedrijf en het plegen van onderhoud af in overeenstemmingen met de lokaal geldende voorschriften.

(13)

Hoofdstuk 2 Inleiding

Inleiding

Zie afbeelding 2‐1 Deze handleiding beschrijft alle uitvoeringen van het Encore LT handbediend poederspuitsysteem:

S

Mobiel systeem met trildoosvoeding

S

Mobiel systeem met toevoerhopper

S

Aan rail gemonteerd systeem

S

Aan wand gemonteerd systeem

Mobiel systeem met trildoosvoeding Mobiel systeem met toevoerhopper

Afbeelding 2‐1 Mobiele/handbediende Encore LT-poederspuitsystemen

(14)

Componenten van mobiel systeem

Mobiele systemen zijn uitgerust met:

S

Encore LT-handbediende besturing

S

Encore LT-type handbediend spuitpistool

S

Encore Generation II-poedertoevoerpomp

S

Aanzuigbuis Encore-pomp

S

Eén van de volgende, naargelang de systeemuitvoering:

S

Triltafel en -motor - voor fluïdiseren van een 25‐ of 50‐lb zware poederdoos

S

Ronde 50‐lb Encore-toevoerhopper - voor fluïdiseren van poeder met perslucht onder lage druk

S

11‐mm poederslang, luchtslang, spiraalwikkeling, klittenbanden De componenten zijn gemonteerd op een robuuste dolly met twee wielen.

Componenten van aan rail gemonteerd systeem

Railgemonteerde systemen zijn uitgerust met:

S

Encore LT-handbediende besturing

S

Encore LT-type handbediend spuitpistool

S

Encore Generation II-poedertoevoerpomp

S

Pompadapterset en koppelstuk voor gebruik met HR/NHR toevoerhoppers

S

Set montagebeugels voor railbevestiging

S

Aardingsset

S

11‐mm poederslang, luchtslang, spiraalwikkeling, klittenbanden

S

Luchtfilterset

OPMERKING: Poeder kan ook worden toegeleverd vanuit een Encore inline-pomp gemonteerd in een toevoercentrum.

Componenten van aan wand gemonteerd systeem

Wandgemonteerde systemen zijn uitgerust met:

S

Encore LT-handbediende besturing

S

Encore LT-type handbediend spuitpistool

S

Encore Generation II-poedertoevoerpomp

S

Pompadapterset en koppelstuk voor gebruik met HR/NHR toevoerhoppers

S

Set montagebeugels voor wandbevestiging

S

Aardingsset

S

11‐mm poederslang, luchtslang, spiraalwikkeling, klittenbanden

S

Luchtfilterset

(15)

OPMERKING: Poeder kan ook worden toegeleverd vanuit een Encore inline-pomp gemonteerd in een toevoercentrum.

Technische gegevens

Model Ingangswaarden Uitgangswaarden

ENCORE-aanbrengapparaat +/- 19 VAC, 1 A 100 kV, 100 µA

ENCORE-besturing 100-250 VAC, 50/60 Hz N.v.t.

Trilmotor 50 Hz 230 VAC, +/- 10% N.v.t.

Trilmotor 60 Hz 115 VAC, +/- 10% N.v.t.

S

Persluchttoevoer: 4,0-7,6 bar (58-110 psi), <5µ deeltjes, dauwpunt <10 _C (50_F)

S

Max. relatieve luchtvochtigheid: 95% niet‐condenserend

S

Bereik omgevingstemperatuur: +15 tot +40 _C (59-104_F)

S

Waardering gevaarlijke locaties voor aanbrengapparaat: Zone 21 (EU) of Klasse II, Sectie 1, Groep F en G

S

Waardering gevaarlijke locaties voor besturingseenheid: Zone 22 (EU) of Klasse II, Sectie 2, Groep F en G

S

Beveiliging tegen binnendringend stof volgens: IP6X

S

Capaciteit triltafel: 25 kg (50 lb) poederdoos

Mobiel systeem met trildoosvoeding

Hoogte: 995 mm (35.2 in.)

Lengte: 820 mm (32 in.)

Wielbasis: 598,5 mm (23.5 in.)

Gewicht: 46,7 kg (103 lbs)

Mobiel systeem met 50 lb. toevoerhopper

Hoogte: 995 mm (35.2 in.)

Lengte: 812 mm (81,28 cm.)

Wielbasis: 598,5 mm (23.5 in.)

Gewicht: 50,4 kg (111 lbs)

(16)

Stickers op apparatuur

Certificatiestickers voor poederspuitpistool

Certificatiesticker voor besturing

EN 50050 FM11ATEX0057X

ENCORE LT

Ex tc IIIC T60°C Dc

(2) 3 D

T = +15 to +40°C

A

NORDSON CORP. AMHERST, OH, USA Vn=100-250Vac 7n=50-60Hz Pn=100VA OUTPUT: V(peak)= +19V Io(peak)= +1.0A

WARNING - POTENTIAL ELECTROSTATIC CHARGING HAZARD, SEE INSTRUCTION MANUAL.

(17)

Hoofdstuk 3 Systeem instellen

Besturing met railmontage

Zie afbeelding 3‐1. Bij systemen voor railmontage wordt een

montagesteunset, een set met een bakje kleinere onderdelen en een aardingsset voor bus-/staafmontage meegeleverd.

1. Installeer de besturingmontagesteun (1) aan de onderzijde van de bestu­

ring met vier zwarte M5 x 12 platkopschoeven (2) en één nr. 10 scho­

telborgring (9).

2. Installeer de besturingmontagesteun (1) aan de railsteun (5) met twee gedeelde M8 borgringen (7) en twee M8 x 70 tapbouten met zeskante kop (8).

3. Draai de twee M8 contramoeren (4) op de twee M8 x 40 bouten (3), en draai dan de twee schroeven in de gaten in de railsteun.

1

2

4 5

6

8 7 3

2 10

9

9

Afbeelding 3‐1 Installatie van railsteunenset en onderdelenbakje 1. Montagesteun besturing

2. M5 x 12 schroeven 3. M8 x 40 schroeven 4. M8 contramoeren

5. Railsteun 6. Montagerail 7. M8 borgringen

8. M8 x 70 schroeven 9. Nr. 10 schotelborgring 10. Onderdelenbakje

(18)

Besturing met railmontage

(vervolg)

4. Installeer de railsteun aan de montagerail (6) bij het operatorplatform, zet de schroeven (3) vast aan de rail en zet dan de contramoeren (4) boven­

aan vast tegen de railsteun zodat de bouten niet los kunnen komen.

5. Installeer het onderdelenbakje (11) in de voorste twee gaten bovenaan de besturing; gebruik twee van de M5 schroeven (2) bovenaan in de be­

sturingskast en één nr. 10 schotelborgring (9) die in een montageset is meegeleverd.

6. Gebruik de bus-staaf aardingsset om het massatapeind aan de besturing aan te sluiten aan de grondplaat van de spuitcabine, zoals beschreven in de instructies bij de aardingsset.

Besturing met wandmontage

Zie afbeelding 3‐2. Bij systemen voor wandmontage is een montagesteunset meegeleverd met daarin de wandmontagesteun en de vereiste

bevestigingen om de besturing aan de steun vast te zetten. Met deze montagesteun kan de besturing verticaal aan de wand worden gemonteerd of in een gewenste hoek in stappen van 30 graden.

1. Installeer de steun aan de wand met 3/8-inch bevestigingsmiddelen (niet meegeleverd).

2. Installeer de besturingskast aan de steun met de meegeleverde schroeven en ringen, inclusief de enkele schotelring. De ring voorziet in de massaverbinding tussen de besturing en de montagesteun.

3. Gebruik de bus-staaf aardingsset om het massatapeind aan de besturing aan te sluiten aan de grondplaat van de spuitcabine, zoals beschreven in de instructies bij de aardingsset.

Schotelring

Afbeelding 3‐2 Installatie met wandmontagesteun

(19)

Systeemaansluitingen

Systeemschema

PAS OP: In dit blokschema zijn niet alle aardingspunten van het systeem weergegeven. Alle elektrisch geleidende apparatuur in de directe omgeving van het spuitsysteem moet rechtstreeks zijn geaard.

OPMERKING: Het luchtinlaatfilter getoond in dit schema is achter het voorpaneel van mobiele systeemdollies bevestigd. Bij rail‐ of

wandmontagesystemen zijn het filter en de montagesteun meegeleverd in een set voor bevestiging in de productielocatie van de klant.

Spoellucht

Voedings- module

Lichtnetkabel (AC)

Fluïdisatielucht

Verdeelstuk

24VDC Lucht voor luchtspoeling Verstuivingslucht Transportlucht

Pistoolkabel

6mm zwart 4mm doorzichtige 8mm blauw 8mm zwart 6mm blauw

Spuitpistool

poederslang

6mm blauw*

Aanzuigbuis

Trilmotor*

Pomp

Persluchttoevoer 10mm filter

Voedingskabel trildoosvoeding*

6mm zwart Geleidend*

Encore LT- besturing

Hoofdbesturingskaart Toetsenpaneel

* Systeem met trildoosvoeding

** Hoppersysteem Dolly- of cabine-

aarding

6mm blauw**

Toevoer- hopper**

Poederdoos*

Relais- kaart Lijn-

filter

Magneetklep- & regelaarbedrading

10mm

Afbeelding 3‐3 Blokschema handbediend Encore LT-poederspuitsysteem

(20)

Aansluitingen voor besturing

Het achterpaneel van de besturingskast bevat de aansluitingen voor elektrische voeding, aarding, trilmotor, pistool, pomp en fluïdisatielucht.

4

L1 L2 AARDE

(BRUIN) (BLAUW) (GROEN/GEEL)

1

2

3

5 6

7

8

9 10

11

Afbeelding 3‐4 Aansluitingen bij Encore LT-pistoolbesturing 1. Elektrostatische aarding (naar dolly of

spuitcabine)

2. Voedingskabel van trildoosmotor 3. Lichtnetkabel (15feet)

4. Verstuivingslucht (blauw, 8mm, pomp)

5. Persluchttoevoer (blauw, 10mm) 6. Transportlucht (zwart, 8mm, pomp) 7. Pistoolkabel

8. Spoellucht (zwart, 6mm, pistool)

9. Fluïdisatielucht (blauw, 6mm) 10. Naaldventiel fluïdisatielucht 11. Elektrodeluchtspoeling

(doorzichtig, 4mm, pistool)

(21)

Installeren van trildoossysteem

Deze procedure is van toepassing op mobiele systemen uitgerust met een trildoosvoeding.

1. Neem de aanzuigarm, de kraag en de stelschroef, de aanzuigbuis en de pomp uit de verpakking.

2. Zie afbeelding 3‐5. Installeer de aanzuigbuisarm zoals getoond, gebruik de vier M5 x 10 schroeven met geïntegreerde ringen (3).

1

2 3

Afbeelding 3‐5 Installeren van aanzuigbuisarm 1. Arm

2. Armsteun

3. M5 x 10 schroeven (x 4)

3. Zie afbeelding 3‐6. Installeer de kraag (1) aan de aanzuigbuis (2) zoals afgebeeld. Zet de inbusbout vast om de kraag te borgen.

1 2

3

4

Afbeelding 3‐6 Kraag installeren aan aanzuigbuis 1. Kraag

2. M5 inbusschroef (zwart)

3. Aanzuigbuis 4. Pompsteun

(22)

Installeren van trildoossysteem

(vervolg)

4. Zie afbeelding 3‐7. Draai de aanzuigbuissteun opzij en installeer de aan­

zuigbuis (1) in de arm.

5. Installeer de pomp (3) met een iets draaiende beweging in de pomp­

bevestiging (2).

2

1

3 4

Afbeelding 3‐7 Installeren van Encore LT-aanzuigbuis en pomp 1. Aanzuigbuis

2. Pomp

3. Buisbevestiging 4. Pompsteun

6. Neem de met het systeem meegeleverde luchtslang, poederslang, klem­

men en klittenbanden uit de verpakking.

7. Zie afbeelding 3‐4. Koppel de kortere slanglengten aan de besturing:

S

8‐mm blauwe verstuivingsluchtslang (4)

S

8‐mm zwarte transportluchtslang (6)

S

6‐mm blauwe fluïdisatieluchtslang (9)

8. Zie afbeelding 3‐8. Haal de slangen (4, 6, 9) door de doorvoer in het voorpaneel van de staander op de dolly, zoals getoond.

9. Sluit de luchtslangen en de poederslang aan zoals getoond:

S

8-mm blauwe verstuivingsluchtslang (4) aan de bovenste pompaan­

sluiting

S

8-mm zwarte transportluchtslang (6) aan de onderste pompaan­

sluiting

S

6-mm blauwe fluïdisatieluchtslang (9) aan het koppelstuk (1) in de plaat

S

6-mm zwarte fluïdisatieluchtslang (2) aan het koppelstuk en de aan­

zuigbuis.

S

poederslang (7) aan de pomp

zet vast met de slangklem (3) OPMERKING: Maak, voordat de pomp en de fluïdisatieluchtslang worden bevestigd aan de aanzuigbuisarm, een onderhoudslus in de slang, zodat optillen en verwijderen van de aanzuigbuis en de pomp mogelijk is zonder de slang te hoeven loshalen.

10. Bevestig de slangen aan de arm met de blauwe klittenband (5) van Nord­

son.

(23)

9 4*

6*

12 1

5 3

7

2*

2 Maak hier een onderhoudslus

Afbeelding 3‐8 Installeren van Encore LT-aanzuigbuis en pomp 1. Plaatkoppelstuk

2. 6‐mm blauwe fluïdisatieluchtslang 3. Slangklem

4. Blauwe 8‐mm

verstuivingsluchtslang*

5. Klittenbanden

6. Zwarte 8‐mm transportluchtslang*

7. Poederslang 9. Blauwe 6‐mm

fluïdisatieluchtslang 12. Doorvoer

Opmerking: * Maak een onderhoudslus zoals beschreven alvorens de slangen met klittenbanden aan de arm te bevestigen.

PAS OP: De zwarte fluïdisatieluchtslang (2), de aanzuigbuiskoppeling en het koppelstuk (1) in de plaat zijn geleidend en zorgen voor een

aardeverbinding naar de dolly. Vervang deze onderdelen niet door onderdelen die niet-geleidend zijn. Zie het hoofdstuk Onderdelen voor vervangende slangen.

OPMERKING: De pomp is uitgerust met snelkoppelingen zodat u de luchtslangen snel kunt loshalen om de pomp te reinigen of repareren. Trek de kartelringen aan de koppelingen terug om de slangen los te halen.

(24)

Instellen en aansluiten bij rail-/wandmontagesysteem met toevoerhopper

Deze procedure is van toepassing op mobiele systemen en op rail-/wandmontagesystemen uitgerust met een poedertoevoerhopper.

1. Maak de hopperdekselklem los en pak de beluchtingsslang en de slang­

klemmen. Sluit de klem van het deksel weer.

2. Neem de met het systeem meegeleverde pomp, poederslang, luchtslan­

gen, slangklemmen en klittenbanden uit de verpakking.

3. Zie afbeelding 3‐4. Sluit het volgende aan op de besturing:

S

8‐mm blauwe verstuivingsluchtslang (4)

S

8‐mm zwarte transportluchtslang (6)

S

6‐mm blauwe fluïdisatieluchtslang (9)

4. Zie afbeelding 3‐9. Haal de slangen voor verstuivingslucht (4) en voor transportlucht (6) door de doorvoer (12) in het voorpaneel van de staander op de dolly.

5. Haal de fluïdisatieluchtslang (9) door de staander heen en trek deze on­

deraan aan de voorkant weer naar buiten.

6. Mobiele systemen: Plaats de hopper op het dollyplatform, tussen de vier opstaande houders.

7. Installeer de pomp (7) met een iets draaiende beweging in de pomp­

bevestiging (5). Sluit de slangen voor transportlucht en verstuivingslucht aan op de pomp zoals getoond.

OPMERKING: Bij systemen voor railmontage wordt een pompadapterset en een koppelstuk meegeleverd voor aanzuigbuizen die ontworpen zijn voor gebruik met andere pompen. Raadpleeg de installatie-instructies op pagina 3‐10.

8. Sluit het 10‐mm x 6‐mm verloopstuk (11) aan op het 10‐mm kniestuk op de fluïdisatiebak van de hopper. Sluit de fluïdisatieluchtslang (9) aan op het verloopstuk.

9. Sluit de ringvormige aansluiting aan de groen/gele massakabel (10) aan op het aardingspunt aan de zijkant van de fluïdisatiebak; steek ver­

volgens de massakabel in de aarde-aansluitbus onderaan het wagentje.

10. Installeer een slangklem (8) over het uiteinde van de beluchtingsslang (1) en sluit de slang aan op het beluchtingspijpje op het deksel. Zet de slang­

klem vast om de slang te borgen.

11. Sluit de poederslang (2) aan op de pomp en bevestig de slang met een slangklem (3).

OPMERKING: De pomp is uitgerust met snelkoppelingen zodat u de luchtslangen snel kunt loshalen om de pomp te reinigen of repareren. Trek de kartelringen aan de koppelingen terug om de slangen los te halen.

(25)

1

2

4 6

12

9 10

3

8

11 7

5

6

4

Afbeelding 3‐9 Mobiel Encore LT-systeem met hopper - installeren van hopper en pomp 1. Beluchtingsslang

2. Poederslang 3. Slangklem

4. Blauwe verstuivingsluchtslang

5. Pompbevestiging

6. Zwarte transportluchtslang 7. Pomp

8. Slangklem beluchtingsslang

9. Blauwe fluïdisatieluchtslang 10. Aardingskabel

11. Verloopstuk 10 x 6 mm 12. Doorvoer

(26)

Installatie van adapterset of koppelstuk - systemen voor rail-/wandmontage

Bij systemen voor rail- of wandmontage wordt een pompadapterset en een koppelstuk meegeleverd waarmee de Encore-pomp kan worden gebruikt voor HR- en NHR-type hopperaanzuigbuizen die ontworpen zijn voor andere pomptypen. De adapterset voorziet in een permanente bevestiging en het gebruik ervan wordt aanbevolen.

Installatie van koppelstuk

Met het koppelstuk kunt u de bestaande pompadapter gebruiken.

1. Installeer het pompkoppelstuk met een licht draaiende beweging op de bestaande pompadapter.

2. Installeer de Encore-pomp met een licht draaiende beweging in het kop­

pelstuk.

Installatie van adapter

De adapterset vervangt de bestaande pompadapters met externe O‐ringen op alle geschroefde aanzuigbuizen met een binnendiameter van 0,360 inch.

1. Trek de pompadapter en de aanzuigbuis uit de pompbevestiging aan het hopperdeksel.

2. Draai de aanzuigbuis uit de bestaande adapter.

3. Draai de aanzuigbuis vast in de Encore-pompadapter die met het sys­

teem is meegeleverd.

4. Installeer de pompadapter en de aanzuigbuis in de pompbevestiging.

5. Installeer de Encore-pomp met een licht draaiende beweging in de pompadapter.

Hopper, aanzuigbuis- groep 1. Verwijder

bestaande adapter 2. Vervang door Encore-adapter

Pomp- koppelstuk

Installatie van koppelstuk Installatie van adapter Pomp-

adapter

Afbeelding 3‐10 Montage van pomp

(27)

Aansluiten van pistool

Pak het spuitpistool uit. Rol de kabel, de 4‐mm doorzichtige slang, de 6‐mm zwarte luchtslang en de 11‐mm poederslang uit. Maak de volgende

aansluitingen:

Pistoolkabel

Zie afbeelding 3‐4.

1. Sluit de pistoolkabel aan op de stekkerbus (7) in het achterpaneel van de pistoolbesturing. De kabelstekker en de stekkerbus hebben een vaste aansluitwijze.

2. Schroef de kabelmoer op de stekkerbus en zet de moer stevig vast.

Poeder- en luchtslangen

Zie afbeeldingen 3‐4 en 3‐11.

1. Sluit de 6‐mm zwarte luchtslang aan op de snelkoppeling in de pistool­

greep.

2. Sluit de 4‐mm doorzichtige luchtslang voor elektrodespoeling aan op de geribde slangaansluiting in de pistoolgreep.

Doorzichtige 4-mm slang voor

elektrodeluchtspoeling

Zwarte 6‐mm spoelluchtslang

Slangadapter

Poederslang Pistoolkabel

Afbeelding 3‐11 Aansluitingen van het pistool

(28)

Poeder- en luchtslangen

(vervolg)

3. Sluit de poederslang aan op de slangadapter en steek de slangadapter in de pistoolgreep.

OPMERKING: Er is 6 meter (20 feet) poederslang met een binnendiameter van 11 mm meegeleverd met het systeem. Als een langere slang vereist is, gebruik dan een poederslang met een binnendiameter van 1/2 inch. Zie het hoofdstuk Onderdelen voor de onderdeelnummers van slangen.

4. Sluit de luchtslang aan op het achterpaneel van de pistoolbesturing.

5. Zie afbeelding 3‐4. Sluit de 4‐mm doorzichtige slang aan op de snelkop­

peling (11) voor elektrodespoeling.

6. Sluit de 6‐mm zwarte slang aan op de snelkoppeling (8) voor spoellucht.

Bundelen van slangen en kabels

Gebruik de stukken zwarte spiraalvormige slang die bij het systeem zijn meegeleverd om de pistoolkabel, luchtslang en poederslang te bundelen.

Wikkel de gebundelde slangen en kabel op en hang deze aan de haak aan de achterkant van de dollystaander.

Luchtaansluitingen van systeem

Persluchttoevoer naar systeem

Perslucht dient te worden geleverd via een luchtslang uitgerust met een zelfwerkende afsluitklep. De toegevoerde lucht moet schoon en droog zijn.

Het is raadzaam om een koeldroger te gebruiken of een luchtdroger met droogmiddel en luchtfilters.

Bij alle systemen wordt een luchtfilter met 0,3 micron maaswijdte meegeleverd. Van belang is om het filter ook werkelijk te gebruiken, om vervuiling van de pneumatische componenten en de poedertoevoer in het systeem te voorkomen.

De druk van de toegevoerde perslucht moet 4,0-7,6 bar (58-110 psi) bedragen.

Voor de toevoer van perslucht naar uw systeem is een luchttoevoerset leverbaar met connectoren, koppelingen en een 10‐mm luchtslang (15‐ft voor dollysystemen, 25‐ft voor systemen met wand-/railmontage).

Zie het hoofdstuk Onderdelen voor de onderdeelnummers van filtersets, vervangende elementen en luchttoevoerset en voor bestelinformatie.

Mobiele systemen

Sluit de 10‐mm luchtslang vanaf uw persluchttoevoer aan op de aansluiting van de luchtfilterinlaat op het achterpaneel van de dolly.

(29)

Systemen voor wand-/railmontage

Zie afbeelding 3‐12.

1. Gebruik de montagesteun (4) als aftekenmal voor het markeren en boren van gaten in het gekozen bevestigingsvlak. Controleer of er voldoende ruimte is voor het aansluiten van luchtslangen en vervangen van het filter­

element.

2. Installeer de in de set meegeleverde twee mannelijke connectoren (2) in de inlaat- en uitlaataansluitingen van het filter.

3. Installeer de montagesteun aan het filter, gebruik de meegeleverde M5 schroeven (3) aan de zijkant van het filter, tegenover de ontgrendeling (6).

4. Bevestig het filter met de bevestigingen (7) zoals door de klant aange­

leverd.

5. Houd bij de montage rekening met de stroomrichtingpijl (5) bovenop het filter. Snijd de 10‐mm blauwe luchtslang af op de vereiste lengten om de luchttoevoer aan te sluiten op het filter en om het filter op de besturing aan te sluiten; koppel de slangen vervolgens aan.

1

1 2 2

3

4

6 5

7 VANAF TOEVOER

NAAR BESTURING

Afbeelding 3‐12 Installeren van luchtfilter - systemen voor rail-/wandmontage 1. 10‐mm luchtslang (blauw)

2. 10‐mm slang x 1/2 inch mannelijke connectoren

3. M5 schroeven

4. Montagesteun 5. Stroomrichtingpijl

6. Ontgrendeling 7. Door klant geleverd

bevestigingsmateriaal

(30)

Elektrische aansluitingen van systeem

Stroomvoorziening

LET OP: Wanneer u een mobiel systeem met trildoosvoeding gebruikt, controleer dan het systeemidentificatieplaatje voor de correcte

voedingsspanning. Bij aansluiten van een 115 VAC trilmotor aan 220 VAC kan de trilmotor schade oplopen.

De pistoolbesturing heeft een, als zodanig aangeduide, nominale spanning van 100-240 VAC bij 50/60 Hz, éénfasig, maar de voedingsspanning naar het systeem moet passen bij de trilmotorclassificatie.

Monteer een zelf aan te schaffen 3-polige stekker aan de

systeemstroomkabel. Sluit de stekker aan op een stopcontact dat de correcte spanning aan het systeem levert.

Draadkleur Functie

Blauw N (nulleider)

Bruin L (stroomvoerend)

Groen/Geel GND (aarde)

Aarding van het systeem

Mobiele systemen: Zie afbeelding 3‐13. Sluit de aardingskabel bevestigd aan het massatapeind van de besturing aan op een geschikt aardingspunt.

Afbeelding 3‐13 Aardverbinding van systeem

Railmontagesystemen: Zoek de set met het ESD-aardingsblok. Volg de instructies in de set om het aardingsblok aan te sluiten aan de grondplaat van de spuitcabine. Sluit de gevlochten platte aardekabel vanaf het aardingstapeind aan de besturing aan op het aardingsblok.

(31)

Configureren van besturing

Systeemstart

Zodra het systeem onder stroom komt, doorloopt de besturing de volgende functies:

1. Alle displays en LED's lichten 3 seconden lang op.

2. De configuratie van de hoofdbesturingskaart wordt weergegeven op het KV/µA paneel:

A: Auto (raadpleeg het storingzoekschema om de jumper te wijzigen indien A wordt weergegeven)

H: Handmatig

3. De versieaanduidingen voor besturingssoftware en hardware worden gedurende 1 seconde weergegeven op het KV/µA paneel in de vorm N.NN.

OPMERKING: Wanneer tijdens de systeemstart of ontwaken uit de slaapstand het spuitpistool aan wordt getriggerd, zal de trigger-LED snel knipperen. Laat de trigger los en herhaal de slapen/ontwaken cyclus.

Configuratiemodus oproepen

De configuratiemodus wordt opgeroepen door de Plus- en Min-knoppen op het kV/µA paneel ingedrukt te houden terwijl het systeem wordt aangezet, of door op de In-/uitschakelen knop te drukken (als de besturing al aan is). Na 1 seconde knippert op alle panelen de aanduiding CF gedurende 3 seconden.

Na 3 seconden toont het kV/µA paneel de aanduiding F - 1 voor functie 1. De besturing bevindt zich nu in de configuratiemodus.

Om instellingen op te slaan en de Configuratiemodus af te sluiten, drukt u op de toets In-/uitschakelen.

Verstuivingslucht (klassiek) Totale Flow (Smart Flow) Instelling/weergave Smart Coat-instellingen

KV/µA instelling/weergave KV/µA selectie-

toetsen Indicator Smart

Flow-modus Transportlucht (klassiek)

Poederstroomsnelheid (Smart Flow)

Instelling/weergave In-/uitschakelen

Trigger-LED

Afbeelding 3‐14 Bedieningspaneel van besturing

(32)

Functie-instellingen

Om een andere functie te kiezen drukt u op de Plus- of Min-toetsen op het kV/µA paneel. Druk om de functiewaarden te wijzigen op de Plus- of Min-toetsen op het Luchtflow-paneel.

Functienr. Naam Instellingen Standaard

1 Pistooltype 0 = Encore 0

2 Fluïdisatie 0 = Hopper, 1 = Doos, 3 = Uitgeschakeld 0

3 Elektrostatische besturing 0 = Klantspecifiek, 1 = Klassiek 0

4 Besturing poederflow 0 = Smart, 1 = Klassiek 0

5 Kabellengte 0 = 6 meter, 1 = 12 meter, 2 = 18 meter 0

6 Trildoosvertraging aan, 0-90 seconden 30

OPMERKING: Zie het hoofdstuk Gebruik voor een toelichting op de verschillen tussen de Elektrostatische besturingsmodus en de Poederflow besturingsmodus.

Instellingen voor trildoosvoeding

Continu gebruik

Om de trilmotor in te stellen op continu gebruik, selecteert u de instelling

aan

. In deze stand gaat de trilmotor aan zodra het pistool het eerst wordt getriggerd en blijft deze aan tot u op de knop In-/uitschakelen drukt of de stroomvoorziening naar het systeem uitzet.

Uitschakelvertraging

Wanneer u een vertragingstijd instelt, gaat de trilmotor aan zodra het pistool wordt getriggerd en blijft deze nadat de trigger is losgelaten nog gedurende de vertragingstijd aan. Deze instelling voorkomt dat de trilmotor tijdens productie "stuiterend" werkt (te snel in/uit schakelt) en verbetert zo de levensduur van de motor. Stel de vertraging naar wens in, zoals geschikt voor uw toepassing.

Configuratiemodus beëindigen

Om alle functiewaarden te accepteren en de Configuratiemodus af te sluiten, drukt u op de toets In-/uitschakelen. De besturing kan nu normaal worden gebruikt.

(33)

Hoofdstuk 4 Gebruik

PAS OP: Sta enkel gekwalificeerd personeel toe de volgende taken uit te voeren. Alle veiligheidsvoorschriften in deze handleiding en in alle andere relevante documentatie in acht nemen.

PAS OP: Deze uitrusting kan gevaarlijk zijn als deze niet wordt gebruikt volgens de voorschriften in deze handleiding.

PAS OP: Alle elektrisch geleidende uitrusting in de spuitruimte moet geaard zijn. Op niet of slecht geaarde apparatuur kan zich een elektrostatische lading opbouwen waardoor medewerkers zware schokken kunnen oplopen of die vonken kunnen doen overspringen waardoor brand of een explosie kan ontstaan.

Europese Unie, ATEX, Speciale voorwaarden voor veilig gebruik

1. Het handbediende Encore LT-aanbrengapparaat mag alleen worden ge­

bruikt samen met de bijbehorende Encore LT-besturingsmodule.

2. De handbediende Encore LT-besturing kan worden geïnstalleerd in een niet-gevaarlijke omgeving of in een gevaarlijke omgeving met Zone 22-classificatie.

3. Pas op bij het reinigen van kunststof oppervlakken op de besturing. Op deze componenten kan zich een statische elektrische lading opbouwen.

Bedieningspaneel van besturing

Gebruik het bedieningspaneel om spuitinstellingen aan te maken en de sys­

teemwerking te bewaken. Zie onder Instellingen voor configuratie-instellin­

gen.

Modus voor energiebesparing

Druk de toets In-/uitschakelen drie seconden lang in om de besturing in de slaapstand (modus voor energiebesparing) te zetten. De displays en de LED's gaan uit. Druk de toets nogmaals in om de besturing te wekken.

Het systeem gaat automatisch in de slaapstand als er gedurende ca. 15 se­

conden geen activiteit wordt waargenomen. Bij het triggeren van een pistool, indrukken van de spoelknop of door op het bedieningspaneel een knop in te drukken, wordt de besturing uit de slaapstand gehaald.

(34)

Verstuivingslucht (klassiek) Totale Flow (Smart Flow) Select Charge

modus-instellingen

KV/µA paneel KV/µA display selectiepaneel

Indicator Smart Flow-modus Transportlucht (klassiek)

Poederflowsnelheid (Smart Flow)

In-/uitschakelen Trigger-LED

Afbeelding 4‐1 Bedieningspaneel van besturing

Displays en LED's

Wanneer het pistool wordt getriggerd, zal de Trigger-LED op­

lichten. De actuele kV/µA waarden worden weergegeven. Wanneer het pi­

stool niet wordt getriggerd, worden de kV/µA instelwaarden weergegeven.

Als de besturing is geconfigureerd voor de Smart Flow-modus, brandt de Smart Flow-LED.

De luchtflowdisplays tonen altijd de instelwaarden.

Instellingen voor elektrostatica

De waarde van het elektrostatisch signaal kan worden ingesteld in de Select Charge-modus, de Klantmodus of in de Klassiekmodus. De Klassiekmodus of de Klantmodus selecteert u bij de configuratie van de besturing. Stel het elektrostatisch signaal in afhankelijk van de vorm en het type product dat wordt gecoat en het gebruikte type poeder.

Select Charge r modus

Select Charge-modi zijn onveranderbare elektrostatische instellingen. De LED's boven de knoppen voor de Select Charge-modus geven de geselec­

teerde modus aan.

De elektrostatische instelwaarden voor Select Charge-modi zijn:

Opnieuw coaten 100 kV, 15 µA

Metallics 50 kV, 50 µA

Diepe holten 100 kV, 60 µA

OPMERKING: Indrukken van de + of - toetsen heeft na selectie van een Select Charge-modus geen effect.

(35)

Opnieuw coaten Metallics Diepe holten

Afbeelding 4‐2 Select Charge-modi

OPMERKING: Wanneer u op de STD/AFC selectieknop drukt terwijl er een Select Charge-modus in gebruik is, zal de besturing wisselen naar de Klant- of Klassiekmodus.

Klantspecifieke elektrostatische modus

Klantmodus is de op de fabriek ingestelde elektrostatische standaardmo­

dus.

In de Klantmodus kunnen de instellingen voor zowel kV als microampère (µA) onafhankelijk worden aangepast. Zowel de kV als de AFC LED's bran­

den om aan te geven dat de besturing zich in deze modus bevindt.

Gebruik de Bekijken-toets om de weergave te wisselen tussen kV en µA. Druk de + of - toetsen in om de gewenste instelwaarden te selecteren.

Hoe langer u een toets indrukt, hoe sneller de eenheden worden doorlopen.

S

Het geldige AFC-bereik is 5-100µA.

S

Het geldige STD-bereik is 0 of 25-100 kV.

Klassieke elektrostatische modus

De Klassiekmodus is de optionele elektrostatische modus. De besturing moet geconfigureerd zijn om deze modus te gebruiken; raadpleeg pagina 3‐15 voor instructies over de configuratie.

In de Klassiekmodus kunt u kiezen om ofwel de kV-waarde (STD) of de µA-waarde (AFC) in te stellen, maar niet beide tegelijkertijd.

Klassieke standaardmodus (STD)

Zie afbeelding 4‐3. Gebruik de STD-modus om het uitgangsvoltage (kV) bij onbelast in te stellen.

1. Druk op de STD-/AFC toets om te wisselen tussen de STD en AFC. De LED in de knop brandt om aan te geven welke modus is gese­

lecteerd. Selecteer STD. De STD LED gaat branden.

2. Gebruik de Bekijken-toets om de weergave te wisselen tussen kV en µA. Druk op de + of - toetsen om de gewenste kV-instelwaarde te se­

lecteren. Hoe langer u een toets indrukt, hoe sneller de eenheden worden doorlopen.

Het geldige STD-bereik is 0 of 25-100 kV.

(36)

Afbeelding 4‐3 kV/ µA weergave en selectie van STD/AFC voor de Klassiekmodus

Klassieke AFC-modus

Zie afbeelding 4‐3. Gebruik de AFC-modus om de limieten voor de µΑ-uit­

gang in te stellen. In de AFC-modus wordt kV automatisch ingesteld op 100 kV. Wanneer de huidige signaalwaarde toeneemt, zullen de kV-uitgang en de elektrostatische lading afnemen. Hoe dichter het pistool zich nabij het werkstuk bevindt, hoe meer stroom wordt onttrokken.

1. Druk op de STD-/AFC-toets om te wisselen tussen STD en AFC. De AFC LED brandt om aan te geven dat AFC is geselecteerd.

2. Gebruik de Bekijken-toets om de weergave te wisselen tussen kV en µA. Selecteer µA en druk dan op de + of - toetsen om de gewenste µA-instelwaarde te selecteren. Hoe langer u een toets indrukt, hoe snel­

ler de eenheden worden doorlopen.

Het geldige AFC-bereik is 5-100µA.

Instellingen voor poederflow

De besturing past automatisch de transportlucht en verstuivingslucht aan die naar het venturi-pomptype stromen, gebaseerd op de instelwaarden. De waarde voor transportlucht regelt de hoeveelheid en de snelheid van de poederstroom; de verstuivingslucht verdunt de poederstroom en doet de snelheid ervan toenemen.

De luchtstroomregeling verloopt volgens twee verschillende modi:

Smart Flow - Dit is de op de fabriek ingestelde standaardmodus. In deze modus stelt u Totale Flow en Luchtflow % in. Als u Luchtflow % verlaagt, zal de luchtflowdruk dalen, maar stijgt de verstuivingsluchtdruk, zodat de poedersnelheid uiteindelijk hetzelfde blijft. De Smart Flow-LED brandt als de besturing is geconfigureerd voor Smart Flow-modus.

Klassieke Flow - Dit is de traditionele instelwijze voor regeling van de poederhoeveelheid en de poedersnelheid. In deze modus stelt u de waarden voor transportlucht en verstuivingslucht afzonderlijk in en balanceert u deze handmatig voor een optimaal resultaat. Wanneer de besturing is geconfigu­

reerd voor de Klassieke Flow-modus, is de Smart Flow-LED uit.

(37)

OPMERKING: Zie pagina 3‐15 voor een lijst van standaardmodi en voor configuratie-instructies.

Luchtflow % of Transportlucht

Totale Flow of Verstuivingslucht

Afbeelding 4‐4 Instelpanelen voor poederflow

Instellingen in Smart Flow-modus

stelt de poederhoeveelheid in (Luchtflow %).

stelt de poedersnelheid in (Totale Flow).

Het instelbereik voor beide waarden is 0-99% van de maximale waarde. Druk op de + en - toetsen om de gewenste instelwaarde te selecteren. Hoe langer u een toets indrukt, hoe sneller de eenheden worden doorlopen.

Bij het aanmaken van Smart Flow-instellingen moet eerst de Totale Flow-in­

stelwaarde worden ingevoerd om het voor het spuitpatroon gewenste formaat en snelheid te verkrijgen; voer vervolgens de Luchtflow % instel­

waarde in voor de gewenste poederflow.

Bij 7 bar (100 psi) toevoerdruk:

Totale Flow instelling %

Luchtflow instelling %

Druk transportlucht bar (psi)

Druk verstuivingslucht bar (psi)

50 50 1,7 (25) 1,7 (25)

50 25 0,86 (12.5) 2,6 (37.5)

Met andere woorden,

Als Totale Flow = 50%, Luchtflow = 50%, dan

Transportlucht = 1,7 bar (25 psi) of 1/2 van 3,4 bar (50 psi), en Verstuivingslucht = 1,7 bar (25 psi) of 1/2 van 3,4 bar (50 psi).

Als Totale Flow = 50%, Luchtflow = 25%, dan

Transportlucht = 0,86 bar (12,5 psi) of 1/4 van 3,4 bar (50 psi), en Verstuivingslucht = 2,6 bar (37,5 psi) of 3/4 van 3,4 bar (50 psi).

OPMERKING: Wanneer ofwel Totale Flow of Luchtflow % zijn ingesteld op 0%, kan de besturing bij triggering geen lucht produceren en wordt er geen poeder verpompt.

(38)

Instellingen in Smart Flow-modus

(vervolg)

De poedersnelheid verhoudt zich omgekeerd met het overdrachts­

rendement: hoe hoger de snelheid hoe lager het overdrachtsrendement. Bij hogere poederstroomsnelheden zullen de onderdelen in het poederkanaal sneller slijten.

Hanteer dit schema als uitgangspunt bij het naar wens veranderen van waarden voor poedersnelheid of poederhoeveelheid. De data in deze tabel werden verkregen bij gebruik van een 20 feet lange poederslang met een binnendiameter van 11mm en met een gebruikelijk type wit epoxypoeder.

Gebruik voor hogere uitvoerwaarden een poederslang met een binnendi­

ameter van 12,7mm. De uitvoerwaarden voor poeder in g/min gelden in algemene zin, uw resultaten kunnen afwijken.

Instelling Totale Lucht % " 20 40 60 80 100 Instelling Flowuitvoer % B Poederuitvoer in g/min.

20 45 26 20 27 45

40 79 128 105 138 100

60 118 176 215 220 235

80 168 240 288 300 318

100 168 284 375 408 430

Instellingen in Klassieke Flow-modus

Om de Klassieke Flow-modus te gebruiken, moet de besturing hiertoe zijn geconfigureerd. Zie pagina 3‐15 voor een lijst van standaardmodi en voor configuratie-instructies.

stelt de druk van de transportlucht in

stelt de druk van de verstuivingslucht in.

Het instelbereik voor beide waarden is 0-99% van de maximale luchtdruk.

Druk op de + en - toetsen om de gewenste instelwaarde te selecteren. Hoe langer u een toets indrukt, hoe sneller de eenheden worden doorlopen.

Bij 7 bar (100 psi) toevoerdruk:

Transportlucht instelling %

Verstui­

vingslucht instelling %

Druk transportlucht bar (psi)

Druk verstuivings­

lucht bar (psi)

25 25 1,7 (25) 1,7 (25)

40 10 2,7 (40) 0,689 (10)

Met andere woorden,

Als transportlucht = 25%, verstuivingslucht = 25%, dan

Transportlucht = 1,7 bar (25 psi), Verstuivingslucht = 1,7 bar (25 psi).

Als Transportlucht = 40%, Verstuivingslucht = 10%, dan

Transportlucht = 2,7 bar (40 psi), Verstuivingslucht = 0,689 bar (10 psi).

Raadpleeg de handleiding bij uw pomp voor gebruikelijke bedrijfswaarden voor Transportlucht en Verstuivingslucht.

(39)

Gebruik van het spuitpistool

Om poeder te verspuiten, trekt u aan de spuittrigger.

Om het pistool te spoelen laat u de spuittrigger los en drukt u de spoeltrigger omlaag. Bij gebruik van een trildoosvoeding, schakelt de fluïdisatielucht uit terwijl het pistool wordt gespoeld. De aanduiding P (purge, spoelen) wordt getoond op het flowdisplay.

Spoelen- trigger

Spuiten- trigger

Afbeelding 4‐5 Pistoolbediening

Gebruik voor elektrodeluchtspoeling

Bij elektrodeluchtspoeling wordt de pistoolelektrode continu met lucht ge­

spoeld zodat zich hierop geen poeder kan afzetten. Elektrodeluchtspoeling schakelt automatisch in en uit bij het aan/uit triggeren van het pistool.

Dagelijks gebruik

Starten

1. Zet de cabineafzuigventilator aan.

2. Zet het persluchttoevoersysteem en de stroomvoorziening aan.

3. Installeer een poederdoos of een met poeder gevulde hopper op de dolly.

S

Doos: Laat de aanzuigbuis in het poeder zakken; omwikkel deze met de plastic zak en bevestig een kabelbandje.

S

Hopper: Sluit de aardingskabel van de hopper en de fluïdisatielucht aan. Monteer de pomp aan de aanzuigbuis of koppel de luchtslang aan de pomp.

4. Controleer of het spuitpistool niet wordt getriggerd en zet dan de bestu­

ring aan. De displays en iconen op de besturingsinterface moeten nu op­

lichten.

OPMERKING: Wanneer tijdens opstarten van de besturing het spuitpistool aan wordt getriggerd, treedt een storing op en zal de trigger-LED snel knipperen. Om de storing te wissen laat u de pistooltrigger los en druk u op de toets In-/uitschakelen om de besturing in de slaapstand te zetten; druk dan de toets nogmaals in om de besturing te weer te wekken.

5. Richt het pistool in de spuitcabine en druk op de trigger om poeder te ver­

spuiten.

(40)

Starten

(vervolg)

6. Pas zo nodig de fluïdisatielucht aan, gebruik daartoe het naaldventiel op het achterpaneel van de besturing:

S

Toevoerdoos: Fluïdisatielucht gaat alleen aan bij triggeren van het pistool. De luchtflow moet juist voldoende zijn om het poeder rondom de aanzuigbuis te fluïdiseren. Het poeder mag niet wild koken of uit de doos spatten.

S

Toevoerhopper: Fluïdisatielucht is continu aan zolang de besturing aan is. Het poeder hoort rustig te koken, zonder te spatten.

7. Pas de besturing aan om het gewenste spuitpatroon en poederstroom­

snelheid te verkrijgen.

Het bedieningspaneel toont de actuele kV- of µA waarde terwijl het pistool spuit en toont de instelwaarden terwijl het pistool uit is. De luchtflowdisplays tonen altijd de instelwaarden.

Bij de ingebruikname van het systeem: Trigger het pistool terwijl lucht is ingesteld op nul en zonder werkstukken voor het pistool; noteer de µA waarde voor elk pistool in het systeem. Controleer de µA waarde dagelijks, onder dezelfde omstandigheden. Een aanzienlijke toename in de µA waarde wijst op een waarschijnlijke kortsluiting in de pistoolweerstand. Een aanzien­

lijke afname duidt op een defect in de weerstand of de spanningsversterker;

hierbij is dan onderhoud vereist.

Spoelen

Wanneer spoellucht wordt aangezet, zijn de elektrostatische spanning en pomplucht uitgeschakeld en is de aanduiding P zichtbaar op het flowdisplay.

Spoel het pistool van tijd tot tijd om het poederkanaal binnenin het spuitpi­

stool schoon te houden. De vereiste duur en frequentie van de spoeling is afhankelijk van de toepassing en het gebruikte poeder.

OPMERKING: De spoellucht reinigt alleen het poederkanaal in het spuitpistool. Om de poederslang te spoelen moet u deze loshalen bij de pomp en het pistool, het uiteinde van het pistool in de spuitcabine plaatsen en deze vanaf de pompzijde met perslucht doorblazen.

Installatie van poederdoos

OPMERKING: De triltafel kan maximaal een poederdoos met een inhoud van 25 kg (50 lb) dragen.

1. Zie afbeelding 4‐6. Haal de aanzuigbuis omhoog en kantel de buisbeves­

tiging omlaag en onder het uiteinde van de aanzuigbuis door, zodat hij aan de arm op zijn plaats blijft.

Buisbevestiging

Aanzuigbuis Aanzuigbuisarm

Afbeelding 4‐6 Gebruik van aanzuigbuisbevestiging

(41)

2. Plaats een doos met poeder op de triltafel.

3. Vouw het doosdeksel open en open de plastic zak met coatingpoeder. Vouw de zak open over het doosdeksel, zodat de doos open blijft.

OPMERKING: Druk het uiteinde van de aanzuigbuis niet met kracht in het poeder. De aanzuigbuis zal door trillingen en zwaartekracht vanzelf naar de juiste diepte zakken.

4. Scharnier de aanzuigbuisbevestiging uitwaarts onder de aanzuigbuis vandaan en schuif de buis omlaag in het poeder.

5. Wikkel om morsen van poeder te voorkomen de plastic zak om de aanzuigbuis en bevestig losjes met een bandje.

Gebruik van de trildoosvoeding

Wanneer de besturing is geconfigureerd voor een trildoostoevoersysteem, is het stuurrelais voor de trildoostoevoer geactiveerd. Het relais schakelt de trilmotor in zodra het spuitpistool wordt getriggerd.

Wanneer het spuitpistool uit wordt getriggerd, blijft de vibratormotor nog gedu­

rende een configureerbare vertraging aan. Deze vertraging voorkomt het te snel in/uit schakelen van de motor telkens wanneer u het pistool aan/uit triggert en ver­

lengt zo de levensduur van de motor. Standaard is de vertragingstijd 30 seconden.

De trilmotor kan ook worden ingesteld op continue werking. Als u deze instelling hebt gekozen, druk dan de pistooltrigger in en laat los om de motor te starten.

Druk om de motor uit te zetten op de toets In-/uitschakelen of zet de besturing uit.

Om het systeem te configureren voor een trildoosvoeding, wijzigt u de trildoosvoe­

ding vertragingstijd of stelt u de trilmotor in op continue werking, raadpleeg pagina 3‐15.

Vlakspuitmonden wisselen

PAS OP: Laat de spuitpistooltrigger los, zet de besturing in de slaapstand en verbind de elektrode aan aarde voordat u deze procedure uitvoert. Bij negeren van deze waarschuwing kan een ernstige elektrische schok worden toegebracht.

1. Spoel het spuitpistool en druk de In-/uitschakelen toets in om de besturing in de slaapstand te zetten en per ongeluk triggeren van het pistool te voorkomen.

2. Zie afbeelding 4‐7. Draai de spuitmondmoer linksom los.

3. Trek de vlakspuitmond los van de elektrode-eenheid.

OPMERKING: Installeer de elektrode‐eenheid opnieuw als deze loskomt uit de poederuitlaatbuis.

4. Installeer een nieuwe spuitmond aan de elektrode-eenheid. De spuitmond en de elektrode-eenheid hebben een vaste aansluitwijze. Verbuig de antenne­

draad niet.

5. Schroef de spuitmondmoer rechtsom op het pistoolhuis tot deze handvast zit.

6. Druk op de toets In-/uitschakelen om de besturing te activeren.

OPMERKING: Hanteer voor het reinigen van spuitmonden de procedure Aanbevolen reinigingswijze voor onderdelen in poederkanaal op pagina 4‐12.

(42)

Vlakspuitmonden wisselen

(vervolg)

Spuitmondmoer Vlakspuitmond Elektrode-eenheid

Afbeelding 4‐7 Een vlakspuitmond wisselen

Conische spuitmonden en deflectors wisselen

PAS OP: Laat de spuitpistooltrigger los, zet de besturing in de slaapstand en verbind de elektrode aan aarde voordat u deze procedure uitvoert. Bij negeren van deze waarschuwing kan een ernstige elektrische schok worden toegebracht.

1. Spoel het spuitpistool en druk de In-/uitschakelen toets in om de bestu­

ring in de slaapstand te zetten en per ongeluk triggeren van het pistool te voorkomen.

2. Trek de deflector rustig los van de elektrode-eenheid. Wanneer u alleen de deflector vervangt, installeer de nieuwe dan op de elektrode-eenheid.

Pas op en verbuig de elektrodedraad niet.

3. Als u de gehele spuitmond vervangt, schroef dan de spuitmondmoer linksom los.

4. Trek de conische spuitmond los van de elektrode-eenheid.

OPMERKING: Installeer de elektrode‐eenheid opnieuw als deze loskomt uit de poederuitlaatbuis.

5. Installeer een nieuwe conische spuitmond aan de elektrode-eenheid. De spuitmond en de elektrode-eenheid hebben een vaste aansluitwijze.

6. Schroef de spuitmondmoer rechtsom op het pistoolhuis tot deze handvast zit.

7. Installeer een nieuwe deflector aan de elektrode-eenheid. Verbuig de elektrodedraad niet.

8. Druk op de toets In-/uitschakelen om de besturing te activeren.

OPMERKING: Hanteer voor het reinigen van spuitmonden de procedure Aanbevolen reinigingswijze voor onderdelen in poederkanaal op pagina 4‐12.

Deflector Spuitmondmoer Spuitmond

Elektrodehouder

Elektrode- eenheid Afbeelding 4‐8 Een conische spuitmond wisselen

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Er zijn drie essentiële verschillen: in plaats van uitbreiding met nieuwe locaties zullen de bestaande maatschappijen vijftig tankstations afstoten; de asymmetrische veiling

The overall aim of the PMTCT programme is to prevent or reduce the rate of vertical transmission of HIV, improve health services and support for mothers and infants by means

Om die reden is in het Protocol de mogelijkheid geschapen om reducties niet alleen te realiseren door binnenlandse maatregelen te nemen, maar ook via investeringen in maat- regelen

In deze studie naar het watersysteem van de Twentekanalen is onderzoek gedaan naar de uitzaktijd voor situaties van watertekort en -overschot, wanneer men het waterpeil

Nieuwe technologieën werken toe naar een meer natuurlijke mens-computer interactie, wat niet alleen voor mensen met een cognitieve beperking, maar voor mensen in het algemeen

Het eerste alternatief, het per-user model met gebruik van tiers op basis van het gemiddelde aantal uren per tier zonder instapbedrag, is niet geschikt om de volgende reden:. •

Op basis van het beslissingsgedrag van huidige en potentiële klanten zal uiteindelijk naar voren komen welke segmenten voor XXX XXX het aantrekkelijkst zijn om te

[r]