• No results found

M GEEST VAX

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "M GEEST VAX"

Copied!
248
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

£)o>

M GEEST

V A X

»

ARTIKEL 110

VAN HET

M M R L A N D S C M D M BEGEBL\GS-REfiLEMEKT,

BESCHOUWD

ALS WETTELIJKE GRONDSLAG

VOOE

DE AANSTAANDE INDISCHE DKUKPEES-WET.

DOOB

Mr. J. E. COUPERUS,

OUD-RAADSHEEB IN HET HOOG GEBEGTSHOS EN LID IN HET HOOG MILITAIR GEEEGTSIIOÏ VAN' ÎÏEDERLANDSCH-.INDIE

,

-»C^^-cf^g^W-

àfk^\

ftSi

'S GEAVENHAGE,

IL 0. S U S A N, O.Hz.

1863.

s, :

-> J"

ß%g> ' ^ ' ' >

(2)

0093 0584

(3)

DE GEEST

VAK

ARTIKEL 110

VAN H E ï

ivm rfEGERI.\GS~iwtri

BESCHOUWD

ALS WETTELIJKE GRONDSLAG

VOOR

DE AANSTAANDE INDISCHE DEÜKPERS-WET,

••••• «a&vy

Mr. J. E, COUPEEUS;

OUD-HAADSHEEK IN HET HOOG GEREGT3HOF EN LID IN HET HOOS MILITAIR GEEEGTSHOF VAN NEDERLANDSCH-INDIE

« H | S ^ S IS {i"

'SGRAVENHAGE,

H. 0. S U S A N , O.Hz.

1862.

(4)

+,

(5)

Aan de Nederlandscke natie is bij verschillende gelegenhe- den reeds te kennen gegeven, dat naar veler oordeel de be- hoefte zich heeft doen gevoelen, om de Drukpers-aangelegen- heid in Nederlandsch-Indie te doen regelen by Wet.

Zooals bij de discussien omtrent het laatste lid van artikel 5 9 der Grondwet ten duidelijkste is aangegeven, is het regelen bij \ \ et van onderwerpen, die niet bepaald bij de vorige alinéas van dat artikel zijn opgenoemd, onderworpen aan het initia- tief, dat daarvoor door de Regering wordt genomen.

Het tegeniooordlg Ministerie heeft zieh dienaangaande reeds verklaard, en dan ook een onttcerp van Drukperawet voor Nederlandsch-Indie beloofd.

Dusdanig ontwerp is thans bij hetzelve in bewerking, en kan men eiken dag de indiening van hetzelve te gemoet zien.

Naar veler oordeel is geene questie zoo belangrijk voor ons koloniaal bestaan in Indie , als juist die der Drukpers, en te gelijk is er ook geene moeijelijker op te. lossen dan deze.

(6)

Het in Nederland zoo algemeen vrijzinnig aangekleefd ge- welen omtrent al wat in betrekking staat met de Drukpers, maakt het lien, die geroepen zijn die zaak te behandelen, ten uiterste moeijeUjk, zich op de ware hoogte te stellen eener aangelegenheid, die geheel anders voor Incüe dan voor Nederland behoort te worden ingezien.

De basis, waarop elke Drukpers-verordening voor Neder- landsch-Indie behoort te rusten, is reeds bij artikel 110 van het Indisch Begerings-Beglement aangegeven, en vastgesteld nadat zeer belangrijke discussien omtrent die materie zijn

gevoerd.

Dit artikel 110 heeft echter uit den aard der zaak zelve, even als elke wet van beginselen, niet anders dan de hoofd- beginselen dier materie kunnen formuleren; doch de geest, die deze hoofdbeginselen beheer seht, kan alleenlijk begrepen wor- den , raameer men zich de moeite wil getroosten de discussim omtrent dit punt met naauwgezelheid gade te slaan.

Velen zullen er tegen op zien, zich in deze discussim te verdiepen, die dan ook trouwens zoo lang gerekt zijn , dat het geenszins te verwonderen is, dat menigeen, bij de lezing der weinige woorden in artikel 110 ter neder gesteld, onwil- lekeurig tot het denkbeeld gevoerd wordt, dat het bestuderen dier discussien eene geheel onnoodige zaak is.

Jfïj daarentegen meenen in volle overtuiging te kunnen volhouden, dat een iegelijk die zich zoude vergenoegen met de bloote woorden van artikel 110 na te gaan, zonder die dis- cussien in aandachtige beschouwing te nemen, nimmer in staat zal zijn een behoorlijk oordeel omtrent deze materie te kunnen vellen".

(7)

Wij hadden bij het bestuderen van dit onderwerp eene uit- gebreide nota voor ons zelven gesteld, en icorden thans, door

velen daartoe aangezocht, er toe gebragt het resultaat van onzen arbeid aan het publieh mede te deelen.

Hoezeer het door ons aangebodene meer is aan te merken als een zuiver oompilatief werJc, hebben wij ons bij dusdanig en droogen arbeid niet kunnen onthouden, hier en daar,bij wijze van critische beschouwingen, onze denkbeelden te doen uit- komen.- niet zoo zeer omtrent de drukpers-aangelegenheid zelve, (waarvan wij ons zooveel mogelijk hebben trachten te onthouden), dan wel omtrent den gang der discussien en der principes, die door de woordvoerders werden te voren ge- bragl.

Bijaldien wij bij die beschouwingen ons misschien niet steeds hebben kunnen toeren van eenige personen wettigt eenigermate te krenken , zoo bidden wij den lezer wel in acht te nemen, dat dusdanige krenking in allen geval elk persoonlijk ken- merk mist, en alleenlijk betrekking heeft op de politieke inconsequentien , die bij deze aangelegenheid bij duizenden zijn begaan, en waarvan wij slechts de voornaamste en wel de meest ingrijpende hebben ten toon gesteld; en zulks alleen met hel doel om eiken lezer met ons den waren geest van het ar- tikel te doen beseffen.

Zoo wij daarin moglen geslaagd zijn , dan hebben wij voor ons de volle overtuiging een nuttig werk te hebben geleverd, en hen, die geroepen zijn hunne stemmen omtrent deze aan- gelegenheid te doen gelden, hunnen zwaren arbeid in hooge mate te hebben verligt,

!» deze billijke hoop , maar tevens gevestigde vencachling

(8)

bieden wij dan hierbij ons werk niet alle bescheidenheid het publiek aan, te gelijker tijd ten volle vertrouwende, dat het gebrekkige daarin voorkomende ook met welwillendheid zal

worden voorbijgezien.

Zoo zoude men liet onder anderen voor eengroot verzuim kunnen houden, dat wij in hoegenaamd geene bescliomoing zijn getreden omtrent het Reglement op de Drukwerken in Nederlandsch-Indie, vastgesteld bij Koninklijk Besluit van 8 April 1§56 {Indisch Staatsblad, n". 74) en daarop betrekking hebbende Memorie van toelichting, zoomede omtrent de Authentieke uitlegging vau eenige bepalingen van dat Règlement, gegeven bij Koloniale Ordonnantie van 22 Julij 1858 {Indisch Staatsblad, n". 73);

doch wij hebben vermeend dit om verschillende redenen achter- wege te moeten laten.

In den beginne waren wij icel is waar wel geneigd ook die stukken in behandeling te nemen ; maar spoedig zagen toij in, dat dit ons veel te ver zoude leiden.

Daarbij moeten toij ronduit verklaren, dat het naauwkeurig toetsen dier stutten aan den geest van artikel 110 van liet liegerings-Iteglement, ons een zoo geheel op zich zelven staande zware arbeid toescheen, dat loij in gemoede er tegen opzagen om dit geschrift tot zoo ver uit te strekken; terwijl het ons in de gedachten kicam, dat het ontwerpen der thans bij hel Ministerie in bewerking zijnde Wet juist daaraan zijn oor- sprong te danken heeft, dat dat Reglement op de Drukwer- ken in Nederlandsch-Indie zoo algemeen, als strijdig met den geest van artikel 110 van het Eegerings-Reglement, is afgekeurd geworden.

Dit artikel 110 moet dus vooraf goed begrepen worden; en

(9)

dit eens zijnde, zal men, gelooven wij, ook zeer spoedig inzien, dat eene retrospectieve beschouwing van bovenaange- haalde stukken weinig nut zoude aanbrengen, aangezien de algemeene teneur derzelve niet dien geest ademt, dien wij in artikel 110 meenen gevonden te hebben; en dien wij, als het ware in korte woorden zouden kunnen kenschetsen, als den wetgever toe te roepen:

n Weert zoo veel doenlijk al wat schadelijk kan zijn voor

« de Openbare Orde en het daarmede onafscheidbaar Staats- '/belang, doch bemoeijelijkt niets dat daaraan niet schaden

» kan. «

En waarlijk, wij mogen het niet verbergen, wij vinden, met zoo vele anderen, juist een geheel tegenovergestelden geest in dat Reglement.

Zonder ons zegel te heelden aan het thans in gebruik ge- bragt epitheton van »gewrocht der duisternis,'/ vinden wij evenwél in dat Reglement weinige, ja nagenoeg geene, waar- borgen voor de Openbare orde en het Staatsbelang, en groote bemoeijelijking daarentegen in alles wat de drukpers onscha- delijks in Indiè' zoude kunnen bevatten.

Otider den indruk van dusdanig gevoelen verkeerende, ver- trouwen wij, dat men ons niet te hard zal vallen, van dit Reglement op de drukpers in Nederlandsch-Indie van 1856 niet in afzonderlijke behandeling te hebben genomen.

Baar er evenwel eenigen kunnen zijn, die ons denkbeeld niet deelen, vermeenen wij te kunnen volstaan met dat Règle- ment en de daarbij behoorende stukken, zonder eenige verdere commentaire, Merachter als by lagen ter speculatie van den lezer mede te deelen.

(10)

Wij hébben ons alzoo alleen voorgesteld artikel 110 van het Nederlandsch-Indisch Regerings-Reglement te doorgron- den, als moetende dienen tot wettelijken grondslag voor éè aanslaande Indische dnikperswet.

'SHAGE, September 1862.

(11)

Het 1ste ontwerp lot vaststelling van het Reglement op het Beleid der Regering in Nederlandsch-Indië, bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal ingekomen bij Koninklijke boodschap van 29 October 1861 , hield bij artikel 101 de navolgende bepaling in:

« De uiloefening van hel toezigt der Regering op de

« drukpers wordt bij algemeene verordening geregeld ,

«in overeenstemming met hel beginsel dal het door de

«drukpers openbaren van gedachten en gevoelens en

« hel toelaten van builen Nederlandsch-Indië gedrukte

« stukken geene belemmeringen mogen ondervinden ,

« dan alleen in hel belang der openbare orde.

« Hel van de Regering verkregen verlof tot hel in

« druk uitgeven van eenig geschrift, dekt, te dien aan-

« zien , de verantwoordelijkheid van den schrijver , eten

« drukker en den uitgever jegens de maatschappij.

« De verantwoordelijkheid jegens bijzondere personen

« wordt daardoor niet opgeheven. »

De Memorie van Toelichting, bij dat 1ste ontwerp behoorende, toont ten duidelijkste aan, dat de Rege- ring dat onderwerp van dusdanig groot gewigt beschouwde, dat hetzelve in onmiddellijk verband werd gebragt met de algemeene beginselen van bestuur, die voor Neder- landsch-Indië moesten worden vastgesteld.

Na in korte trekken den toestand der inlandsche

maatschappij in Nederlandsch-Indië te hebben geschetst,

geeft de Regering aan, dat het overheerschend Neder-

landsen gezag over dusdanige maatschappij, die daarbij

(12)

in het bezit is van eene kunstmatige laai, van een sierlijk handschrift en van eene eigene letterkunde, moet worden gehandhaafd door vreedzame middelen, als :

a. bestuur overeenkomstig inlandsche instellingen, b. onmiddellijke leiding van eigene hoofden,

c. gehechtheid dier hoofden aan het Nederlandsch gezag.

Daarom kwam het der Regering onbetwistbaar voor :

«dal elke maatregel van Bestuur behoort getoetst te

«worden aan het handhaven van rust en orde onder de

«inheemsche bevolking, en dat allen, niet lot de in-

« heemsche bevolking behoorende , aan wie het verblijf

«in Nederlandsch-Indië wordt toegestaan , zich zullen be- rt hooren te onderwerpen aan den voorafgaanden regel

« en aan zijne gevolgen. »

Als een eerste gevolg van dit grondbeginsel gaf de Regering bij § 7 der Memorie van Toelichting den ex- ceptioneelen loe te passen maatregel omtrent de druk- pers aan.

Zij zeide dienaangaande hel volgende :

«Aan de inlandsche bevolking kan geene vrijheid van

« drukpers worden toegestaan , zonder eene roekelooze

« miskenning der stelling, waarin wij ons in Nederlandsch-

« Indië geplaatst zien. Die vrijheid toch sluit de bevoegd-

« heid in zich , om de Regering en hare daden te gis-

«pen, om op wezenlijke of denkbeeldige grieven Ie

« wijzen , om de middelen tot opheffing dier grieven te

«bespreken, en om de gebrekenen misslagen der amb-

«tenaren ten loon Ie stellen.

«Dal zulke vertoogen zullen strekken, om het gevoel

« van eerbied en gehoorzaamheid jegens de beslaande

« maglen te verzwakken, behoeft niet in het breede bc-

«toogd te worden. In den conslilutioneelen staat vindt

«dat kwaad een tegenwigt in het vertegenwoordigende

(13)

« beginsel. Waar dat tegenwigt niet aanwezig is, slaat de

« schaal meestal over naar den schadelijken kant.

«In Nederlandsch-Indië zou dal zonder eenigen twijfel

«het geval zijn, vermits, om slechts van één punt te

«gewagen, de overheersching zelve eene onuitputtelijke

« bron van gevaarlijke vertoogen zou zijn.

«Aan de inlanders moet derhalve de vrijheid van druk-

« pers worden onthouden.

« Kan zij onder zulke omstandigheden aan de Euro-

«pesche ingezetenen worden geschonken? Dit zou, naar

«het voorkomt, ongerijmd en onregtvaardig zijn: onge-

«rijmd, omdat daardoor eene even zekere, hoezeer

« welligt langzamere ondermijning van ons gezag zou

« worden voorbereid ; onregtvaarilic/ , omdat een regt van

«den onderwerpelijken aard aan allen geschonken, of

«aan allen onthouden moet worden.

«Op deze gronden is, bij het ontworpen reglement,

«de drukpers, iu het belang der orde, geplaatst onder

« het toezigt van hel Gouvernement. »

Bij de toelichting van het ontworpen artikel 101 zelf zeide de Regering verder:

«In de vroegere Regerings-reglemenlen en in het nu

« nog bestaande wordt geen gewag gemaakt van de vrij-

«heid der drukpers, omdat men het daarvoor hield,

«dat de Gouverneur-Generaal op eene voldoende wijze

«gewapend was door de hem bij artikel 16 van het Re-

«gerings-reglemenl van 1836 in het algemeen verleende

«bevoegdheid, om zoodanige verordeningen t e m a k e n ,

«als hij zou noodig oordeelen, mits niet strijdende mei.

« het Regerings-rcglement.

«De Regering vermeent dal dit onderwerp thans niet

«met stilzwijgen moei worden voorbijgegaan, en dal aan

«den Gouverneur-Generaal een uitdrukkelijk voorschrift

« omtrent de drukpers moet wurden gegeven , geschikt

(14)

« om alle onzekerheid weg te nemen , en om het versprei-

«den van kennis en wetenschap te bevorderen , zon-

«der den bijzonderen toestand der Nederlandsch-Indische

«maatschappij uit het oog te verliezen.»

Het eerste wels-ontwerp bleef in de zitting der Stalen- Generaal van 1851—1852 onafgedaan; in die van 1852—

18Ö5 werd hetzelfde als tweede wets-onlwerp bij Ko- ninklijke boodschap van 4 October 1852 aangeboden , len gevolge waarvan hel eerst toen in de afdeelingen der Tweede Kamer werd onderzocht.

Blijkens het Voorloopig Verslag der rapporteurs, van 12 Maart 1855, wus, bij de algemeene beschouwingen van dit ontwerp in de afdeelingen, de groole meer- derheid van oordeel, dat het wels-ontwerp in het alge- meen niet als volledig toegelicht moest worden beschouwd, ten bewijze waarvan onder anderen werd aangevoerd, dat in § 7 der Memorie van Toelichting wel eenige gronden , die bij eene regeling omtrent de drukpers in ïndië in aanmerking komen , zijn behandeld ; maar dat daarbij vele, en wel zeer gewigtige , argumenten voor en tegen de drukpers-vrijheid geheel ter zijde zijn ge- lalen ; terwijl er nog in twee afdeelingen leden waren, die de wet ook daarom onvolledig keurden, omdat de daarin opgenomenc bepalingen wegens zulke gewigtige onderwerpen als onder anderen de drukpers, zoo weinig uitgewerkt waren; zijnde daarenboven de vraag ontslaan, of de Regering, bij hare voordragl met opzigt lot de in Nederlandsch-Indië te volgen beginselen van bestuur zich wel op het juiste standpunt had geplaatst; welke vraag men evenwel vermeende dat beter zoude beant- woord kunnen worden bij de opzettelijke behandeling van elk afzonderlijk artikel, hetwelk daarmede in dade- lijke betrekking konde staan.

Bij de behandeling van het ontworpen artikel 101

(15)

zelf, trad de commissie van rapporteurs dan ook in breedvoerige beschouwingen dienaangaande, komende dezelve in substantie neder op het navolgende:

a. Dat er twijfel bestond in weihen geest de algemeens verordening op de drukpers moest worden zamengesleld, dewijl er strijd lusschen de eerste en tweede alinea aan- wezig scheen te zijn ; zoodanig, dat niet goed uitkwam of de Regering een repressief dan wel een preventie/

stelsel op het oog had. De eerste alinea, aangevende toezigt der Regering in het belang der openbare orde, zoude meer aan een repressief stelsel doen denken, terwijl de tweede alinea, gewagende van verlof der Re- gering voor het in druk uitgeven, noodwendig censuur met zich slepende, het stelsel een geheel preventief'ka- rakter geeft ;

b. Dat de bijzondere toestand van Nederlandsch-Indië geenc preventieve maatregelen noodzakelijk maakte; doch daarentegen eene getemperde vrijheid van drukpers daar bestaanbaar, ja zelfs in het belang der Regering, moest geacht worden,

lo. omdat dusdanige vrijheid de Regering bekend maakt met ingeslopene misbruiken;

2o. omdat zij haar leert zich te hoeden legen kwaad- willigen ;

5°. omdat zij haar het middel aan de hand geeft om onder hare leiding Indië langzamerhand lol hoogere ontwikkeling Ie brengen ;

Dat daarentegen belemmering in die vrijheid afkeu- ring verdiende ,

1°. omdat dusdanige belemmering het beoogd doel toch niet kan doen bereiken, daar er lot het heimelijk invoeren van allerlei geschriften de ruimste gelegenheid in Indië aanwezig is ;

2°. omdat het twijfelachtig moet beschouwd worden

(16)

of dusdanige belemmering wel overeenkomstig artikel 8 der Grondwet is;

3o. omdal invoer van geschriften van elders, zoo als van Sincapoer, bitterder kritiek zoude opleveren;

4o. omdat in Nederlandsch-Indië , op enkele inland- sche grooten na, door geene inlanders Nederduitsche geschriften worden gelesen;

So. omdat geschriften in vreemde Oostersche talen , zoo als het Chineesch, wegens onkunde in die talen , toch aan het toezigt der Regering ontsnappen.

Overigens werd het niet ontstaan van eenig gevaar bij de invoering der vrijheid van drukpers in Neder- landsch-Indië betoogd, op grond van den toestand van Britsch-Fndiè, waar het Britsch bewind tegenover Hin- dustan in eene gevaarlijker stelling geplaatst zoude zijn, dan het Nederlandse/ie tegenover onze Oost-Indische bezittingen, vermits de Engelschen in Hindustan eene beschaafde, compacle, in denEuropeschen wapenhandel geoefende natie te .regeren zouden hebben.

In twee afdeelingen werden deze beschouwingen even- wel met nadruk bestreden. Deze vonden het door de Regering toegelichte rationeel, en overeenkomstig den wezenlijken toestand van Nederlandsch-Indië, die een streng, doch niet overdreven, preventief stelsel nood- zakelijk maakte, waarbij wetenschappelijke geschriften den vrijen loop werd gelalen, en de losbandigheid van politieke geschriften alleen werd beteugeld.

Verder vond men in die afdeelingen, dat het voor- beeld van Britsch-Indië niet gelukkig gekozen was :

i o. omdat de vrije drukpers dââr tot ondermijning en slooping van hel gezag der overheerschende natie leidt;

2o. omdat het Engelsen stelsel van Koloniaal Bestuur

dââr is : opzettelijke opleiding lol onafhankelijk

(17)

zelfbestuur; en zulks geenszins in de rigtfajg van het Nederlandsen Koloniaal stelsel ligt:

5". omdat het Engelsch bewind in Britsch-Indië, alhoewel het door een welgeoefend leger van 500,000 man wordt gesteund , desniettemin , ten ge- volge van verpligte ontblootingen van garnizoens- plaalsen of grenzen, zelf lot het oordeel is ge- voerd , dat die opleiding tot onafhankelijk zclfs- besluur te snel voorwaarts gaat;

4°. omdat, zoo al de reusachtige magt van Engeland die toekomst zonder al te groote bezorgdheid moge te gemoet gaan , Nederland diezelfde ge- rustheid niet heeft ;

ü°. omdat in Britsch-Indië onder de inlanders, die men zich geenszins als êêne compacte natie moet voorstellen , eene groote klove tusschen Mahome- danen en Hindoes beslaat, en in Nederlandsch- Indië de bevolking, immers die van Java, niet is verdeeld , en dââr derhalve in gevaarlijke oogenblik- ken meer éénheid van handelen te verwachten is ; 6". omdat in Britsch-Indië de kwade invloed dei- vrije drukpers tot dus ver wordt tegengehouden, eensdeels door gebrek aan gemakkelijke, snelle en goedkoope gemeenschap, anderdeels door de zeden der Oosterlingen, bij wie het lezen van nieuwsbladen nog geene dagelijksche behoefte is ; doch dat de spoorwegen spoedig die be- hoefte zal doen ontstaan, en het kwaad zich alsdan ook meer openlijk zal verloonen ;

7o. omdat door de losbandigheid der drukpers in

Britsch-Indië de maatschappelijke orde aldaar

geheel verstoord is geworden ten gevolge van

Chroniques Scandaleuses, die voor de dagblart-

scbrijvers een middel van exploitatie waren.

(18)

Verder werd in die twee afdeelingen nog ongemerkt, dat hel doel van een preventief en zelfs van een streng re- pressief stelsel grootelijks zoude gemist worden , wanneer onbelemmerde invoer en verspreiding van in Nederland gedrukte nieuwsbladen werd aangenomen , hoezeer hel dadelijk gevaarlijke daarvan wel eenigzins werd vermin- derd, daar afstand en tijd het aantrekkelijke van het à-propos ontnamen.

Voorts werd nog aangegeven, dat het onderwerpen in Nederlandsch-Indië der verspreiding van dagbladen , in Nederland gedrukt, aan belemmeringen , alzoo hel preventief stelsel te dien opzigte, nimmer zou beschouwd kunnen worden , als eenigen inbreuk Ie maken op ar- tikel 8 der Grondwet; vermits dal artikel niet op Indië, maar alleen op Nederland toepasselijk is, en derhalve de Regering geheel en al vrij was, om ginds zoodanige preventieve maatregelen Ie nemen, als de maatschappe- lijke toestand en het Staatsbelang zouden vorderen.

Op al deze zoo zwaarwigtige beschouwingen legen

de vrijheid der drukpers in Nederlandsch-Jndiè werden

door de tegenstanders van het preventieve stelsel slechts

weinige tegenwerpingen ingebragt ; onder erkenning toch

dat de drukpers in Britsch-lndië alles behalve gema-

tigd was, werd alleen betoogd , dat men den toestand

aldaar eenigszins sterk had gekleurd, en in allen gevalle

zich daar geene stemmen tegen die vrijheid hadden ver-

heven, zelfs niet na eene opzettelijk gehoudene parle-

menlaire enquête ; en de magt der Engeischen in Britsch-

lndië zich toch sedert de invoering der drukpersvrijheid

op hechtere grondslagen zoude hebben gevestigd ; worden-

de overigens eenige alom bekende voordeden der druk-

pers in het algemeen te berde gebragt.

(19)

Alhoewel er dus een grool verschil van gevoelen om- trent de hierboven aangewezene punten aanwezig was, ontmoette, na wisseling van denkbeelden, de overgroote meerderheid zich evenwel in eenige andere punten, die mede van overwegend belang waren.

Vrij algemeen toch was men in alle afdeelingen vau gevoelen :

1". dat er een bijzonder streng preventief toezigt op geschriften in de Oostcrsche talen , vooral op ge- schriften in de Chineesche taal, moest worden uitgeoefend;

2o. dat men , heizij hel preventieve hetzij hel repres- sieve stelsel werd aangenomen , met opzigt tot de geschriften en dagbladen , die van buiten Neder- landsch-Indië werden ingevoerd, eenen verant- woordelijken verspreider behoorde te hebben ; 3o. dat bij bovendrijviog van het repressief stelsel, de

middelen van repressie in Nederlnndsch-Indië veel strenger moesten zijn, dan de Nederlandsche wetgeving zoude toelaten ; vooral, volgens som- migen , daar waar het gold aanranding van het openbaar gezag en van ambtenaren, en mis- bruik van geheime oßcieele stukken; terwijl ove- rigens in overweging werd gebragt het stellen van borgtogl, met het Fransche waarschuwings- stelsel, zoomede de verpligling tol onderleekening van schrifturen van Staatkundigen aard.

Hoezeer in dit voorloopig verslag nog verschillende punten werden behandeld, kunnen die evenwel hier ter zijde gesteld worden, vermits die punten geïsoleerd ge- bleven zijnde, en door geene meerderheid gedeeld wor- dende, ook minder bevorderlijk zijn om in den geest van het thans behandeld wordend onderwerp door te dringen.

2

(20)

In de laatste dagen der maand Maart 1855 kwam de Regering eerst in het bezit van dit hierboven gemeld verslag. De sluiting der gewone zitting van 1852—1855 op den 21 April van dat jaar maakte eene derde inle- vering van het wets-ontwerp noodzakelijk , die dan ook bij Koninklijke boodschap van 15 December plaatshad, waarbij eene nadere Memorie van Toelichting werd in- gediend , dewelke evenwel uit den aard der zaak meel- den vorm van eene Memorie van Beantwoording had, althans in zooverre het dusdanige punten betrof, die de Regering niet had kunnen toegeven, want vele veran- deringen waren ten gevolge der aanmerkingen in de Afdeelingen in dal derde wets-ontwerp gebragt ge- worden.

Onder die veranderingen behoorde dan ook het vroe- gere artikel 101.

De drukpersregeling in Nederlandsen lndië werd in het 3de wets-ontwerp gebragt onder artikel 106, en luidde alstoen :

« Het toezigl der Regering op de drukpers wordt bij

«algemeene verordening geregeld, in overeenstemming

« met het beginsel, dat het door de drukpers openba-

«ren van gedachten of gevoelens en het toelaten van

« builen Nederlandsch lndië gedrukte stukken geene andere a belemmeringen mogen ondervinden, dan in het belang

« van den Staat gevorderd wordt. »

In de Memorie van Toelichting beantwoordde de Re- gering vooraf de bedenkingen, vroeger voorkomende in de Algemeene Beschouwingen van het Voorloopig Verslag, en voerde tegen de aanmerkingen van onvolledige toe-

lichting en van te weinige uitwerking aan :

Wat betrof het niet volledig toelichten : dat de grond

dier terughouding lag in het beginsel waarvan de Re-

gering uitging ; vermits zij immers alleen gehouden was

(21)

dat le verdedigen, wat zij voordroeg, en geenszins aan te prijzen wat zij schadelijk achtte.

Wat betrof de te weinige uilwerking: dat men als beginsel had aangenomen , dat de regeling van alle on- derwerpen , die niet in onafscheidbaar verband slaan met de wetgeving van den mocderslaat, in de eerste plaats behoort te worden overgelaten aan Koninklijke besluiten en Koloniale ordonnantiën, totdat behoefte tot regeling bij Wel, ingevolge artikel 59 der Grondwet, zoude aangenomen zijn; en derhalve ook daarom bij hel Regerings-Reglement zoo min mogelijk behoort te worden bepaald, wat de grondwetgever onbepaald heeft willen laten.

De verschillende bezwaren, legen artikel 101 zelf' ingebragt, werden, voor zoo verre daarin door de aan- gebragte veranderingen niet was voorzien, door de Re- gering in volgender voege beantwoord ;

o. wal betrof den twijfel omtrent den geest, waarin de algemeene verordening moest zamengesteld worden, en hel onbestemde, of er een repressief dan wel een 'pre- ventief stelsel zoude worden aangenomen ; dat de Rege- ring een gewijzigd repressief stelsel op het oog had, met een loezigt op de drukpers in Nederlandsch-lndië, dat in zieh sloot: uitdrukkelijke vergunnin,/ lot het uit- geven van nieuwe bladen of periodieke geschriften, met bevoegdheid lot intrekking dier vergunning, na eenige waarschuwingen; alzoo geene censuur;

b. wal; betrof het denkbeeld , dut de bijzondere toe-

stand in Nederlandsch-lndië hoegenaamd geene preven-

tieve maatregelen noodzakelijk zoude maken : dat door

de Regering geene ruimere inwilligingen, dan bij het

hierboven omschreven gewijzigd repressief stelsel waren

aangegeven, konden toegestaan worden; dewijl zij

z

j

c

h

geenszins kon vereenigen met het in Brilsch-lndië bc-

(22)

staand stelsel ; wordende ten betooge van de ondoelma- tigheid daarvan herinnerd aan al wat de Regering in de eerste Memorie van Toelichting te dien opzigte had aangevoerd, en wat tevens door de twee afdeelin^en daartegen was aangetoond ; terwijl het beweren, dat er in Engeland zich geene stemmen tegen de vrijheid van drukpers in Britsch-Indië zouden hebben doen hooren . met kracht werd tegengesproken door verschillende aan- halingen uit Engelsche geschriften, afkomstig van man- nen van bekende ondervinding, bekwaamheid en ver- lichting ; bij alle welke geschriften wel degelijk de gevaren zijn aangetoond, waarmede de vrijheid van drukpers Britsch-lndië bedreigde.

Omtrent die punten, waarin meer eenslemmigheid bij de afdeelingen scheen te bestaan, uitte de Regering hare verwondering daarover, dat zelfs tegenstanders van het preventieve stelsel, zich vereenigd hadden met het denkbeeld van strenge preventieve bepalingen in het leven te roepen tegen geschriften in de Ooslersclie talen , vooral in de Chinesche taal; doch verklaarde zij niet ligtclijk bewogen te zullen worden tot eene zoo onge- lijke regtsbedeeling, als hier werd voorgehouden.

Wat overigens betrof het aannemen van eenen ver- antwoordelijken verspreider in Nederlandsch-Indië van buiten Nederlandsch-Indië gedrukte stukken, het doen stellen van borg log ten, het toepassen vau hel Fransche waarschuwingsstelsel, het verpligten tot onderteekening van schrifturen van staatkundigen aard, als andere pun- ten, waarin blijkbaar mede eenstemmigheid scheen aanwezig te zijn, zoude de Regering de aangegevene denkbeelden te dien opzigte, bij het zamcnstellen der verordening omtrent de drukpers, niet over het hoofd zien.

Wat betrof de vraag van wien de verordening moest

uitgaan, geloofde de Regering, dat het geraden was,

(23)

die vooreerst door den Gouverneur-Generaal, in overleg met den Raad van Indië, te doen vaststellen; dewijl, behalve dat bierdoor meerder uitzigt op overeenslemmino- met de plaatselijke gesteldheid werd verkregen, tevens gemakkelijker gelegenheid aanwezig zonde zijn, de noo- dige wijzigingen bij tijds in de verordening aan te bren- gen; terwijl later, bij aanname van behoefte daartoe, de verordening in wellelijken vorm zou kunnen worden overgebragt.

Wat betrof het Ie zeer beperkte der woorden open- bare orde, dat de Regering niet slechts wilde waken tegen storingen van orde en rust in een' engen zin, maar ook in eene ruimere beteekenis legen de aanran- ding of omverwerping van het zamenstelsel van inrig- lingen, dat door den Nederlandschen Staat in zijne Indische bezittingen noodig gekeurd, en mitsdien met het Nederlandsen staatsbelang vereenzelvigd is; waarom dan ook 1er geruststelling te dezen opzigte, de woorden in het belang der Openbare Orde veranderd zijn in die van in het belang van den Slaat.

Bij het Voorloopig Verslag der Commissie van Rappor- teurs voor het tweede ontwerp, dd. 22 April 1854 werd in de eerste plaats de aanmerking gemaakt, dat, zooals boven reeds is aangeleekend, de Memorie van Toelichting eigenlijk was eene Memorie van Beantwoor- ding, alhoewel de Tweede Kamer geheel anders te zamengesleld was dan in 1855, en alzoo hare opinie nog niet had geuit.

Deze aanmerking was in werkelijkheid zeer gegrond,

want de vorige meerderheid bleek in waarheid, hetzij

ten gevolge van verandering van personeel, hetzij ten

gevolge van verandering van inzigten , in eens in eene

minderheid veranderd Ie zijn geworden,

(24)

Op de beginselen van bestuur, door de Regering blootgelegd, werden niet die aanmerkingen van vroeger gemaakt; integendeel men nam die van de Regering over hel algemeen aan, en zoo ook de strekking , die de drukperswet in Indië zoude behooren te hebben.

Bij de behandeling van artikel 106 bleek het ten duidelijkste, dat nagenoeg al wat vroeger door slechts twee afdeelingen was aangekleefd, thans door de zeer groote meerderheid werd gedeeld.

Deze omstandigheid moet men derhalve aanmerken als werkelijk van bijzouder groot gewigt te zijn bij de beooidecling van den geest van het in het Regerings- Reglement opgenomen artikel, dat over de drukpers handelt; vermits al wat niet ten gevolge der later ge- houdene discussiën is veranderd geworden, natuurlijk tot dien geest behoort terug gebragl te worden.

Hoezeer nu eenige weinige leden nog het denkbeeld bleven aankleven , dat in Nederlandsch-Indië dezelfde vrijheid van drukpers behoort te heerschen , als in het moederland, en zij hel voorbeeld van B ritsch-indië nog bleten aanprijzen, zag men toch dat de nvergroote meerderheid het ondervolgend gevoelen was toegedaan :

1°. dat toezigt van Regeringswege op de Indische drukpers noodzakelijk was ;

2o. dat vrijheid van drukpers lijnregt in strijd was met het autocratisch Rcgerings-stelsel voor Ne- derlandsch-Indië aangenomen ;

5o, dat beperking dier vrijheid onvermijdelijk was bij de mogelijkheid van kolonisatie op eenigzins groote

schaal ;

4°. dat zoo lang Indië nog beschouwd moest worden als eene groote kofßj- en suiker-plantage, de drukpers-vrijheid geheel ondergeschikt moest blij-

ven «an de zorg voor het behoud dier plantage;

(25)

go. dat He belrekking tusschen Nederland en zijne Koloniën van een geheel anderen aard was, dan die van het magtige Engeland tot zijn Indisch rijk, en daaruit, wat de drukpers aanging, hoe- genaamd gecne gevolgtrekking kon worden ge- maakt ;

6°. dat het Engelsche stelsel van opzettelijke op- leiding der Koloniën voor de onafhankelijkheid, hetwelk door de drukpersvrijheid wordt bevorderd, niet voor Nederland past, zoolang dat nog be- hoefte heeft aan de directe en indirecte voordee- len , die thans uit Nederlandsch-Indie worden ge- trokken.

Omtrent twee voorname punten heerschte evenwel nie!

ecne zoo bepaalde meerderheid ; deze punten waren : 1°. de invoer van buiten Nederlandseh-Indië gedrukte

stukken ;

2o. de vraag van wien de verordening moest uit- gaan.

Omirent den invoer van buiten Nederlandsch-Indië

gedrukte slukken, werd van den cenen kant gezegd ,

dat deze vroeger geheel en al onbelemmerd was, en

dit geenerlei nadeelige gevolgen had gehad, en het

ontworpen artikel derhalve eene onnoodige reactionaire

rigting te dien opzigte had. Van den anderen kant

werd dit met kracht tegengesproken , vermits de Gouver-

neur-Generaal vroeger steeds de bevoegdheid had dien

invoer naar goedvinden te belemmeren, en die alge-

meene bevoegdheid thans merkelijk aan banden was

gelegd; terwijl nog werd aangevoerd , dat de sedert 1848

in Indië gedrukte en verspreide schrifturen dusdanigen

schadelijken polilieken geest ademden, dat daarin ge-

noegzaam bewijs lag opgesloten, dat de tijd voor eene

beperking van de drukpersvrijheid in Indië daar was.

(26)

Omtrent de vraag, van wien de algemeene verorde- ning moest uitgaan, werd aan den èênen kant verlangd deze aangelegenheid bij wet te doen regelen. Van eene andere zijde werd als doelmatig aangegeven, de veror- dening aan den Gouverneur-Generaal over te laten , echter met aanwijzing aan eenige bepalingen lot riglsnoer.

Van eene derde zijde werd door velen het gevoelen verdedigd, dal het ontworpen artikel onveranderd moest blijven, en in geene meerdere bijzonderheden moest treden, vooral omdat, wat ook in Indië gebeurde, de Indische literatuur loch in Nederland haren gang zoude gaan, en alzoo de Nederlanilsche lezer geen ge- brek aan licht omtrent de Koloniale aangelegenheid zoude ondervinden.

Overigens werd nog door eenige voorstanders van be- perkte drukpersvrijheid der Regering op het hart ge- drukt de omstandigheid, dat aan de Inlandsche bevol- king in geen geval volkomen vrijheid van drukpers zou kunnen verleend worden ; terwijl door eenigen , die tegen beperking der drukpersvrijheid waren, werd aangevoerd, dat zij niet met zichzelven in strijd waren, zoo zij preventieve bepalingen verlangden tegen het verspreiden van geschriften in Oostersc/ie talen. en vooral in de Chinesche taal, vermits toch geen enkel Europeesch ambtenaar op Java die talen magtig was ; hoezeer een terugblik op het eerste Voorloopig Verslag van 1835 aanwijst, dat deze zelfde omstandigheid was aangevoerd, om Ie bewijzen, dat preventieve maatregelen te dezen opzigte ondoelmatig zouden zijn.

Bij de Memorie van Beantwoording op het laatste

Voorloopig Verslag werd door de Regering weder een

vierde gewijzigd wels-ontwerp ingediend , waarbij vele

veranderingen waren opgenomen ten gevolge der in de

(27)

afdeelingen getnaakle aanmerkingen , en waarbij de druk- pers-regeling in Nederlandsch-Indië werd gcbragt on- der artikel 115, in welk artikel evenwel hoegenaamd niets werd veranderd; vermits de Regering zag, dat het thans bij de overgroole meerderheid bestaand ge- voelen genoegzaam geheel in overeenstemming was met dat der Regering, op èêne uitzondering n a , namelijk op hel toepassen van preventieve maatregelen tegen het

verspreiden in Nederlandsch-Indië van in Oostersche talen gedrukte geschriften.

Dit eenige punt, waarin bepaalde strijd was tusschen de overgroole meerderheid der afdeelingen en de Regering, gaf zij niet toe; zij zeide zich geenszins te kunnen ver- eenigen met het hierdoor verdedigd beginsel, om alléén voor de Europeanen drukpers-vrijheid in Indië af te kon- digen ; terwijl zij overigens aangaf, dat het van zelf sprak , dat de Regering maatregelen zoude moeten nemen , om van den inhoud dier geschriften kennis te bekomen , hetwelk evenwel voor het oogenblik bezwaarlijk zoude zijn ten aanzien van Chinesche geschriften.

Dit vasthouden aan zulk een beginsel kan , bij eene oppervlakkige beschouwing, niet anders dan hooge ver- wondering baren voor een iegelijk, die weet, dat in Nederlandsch-Indië de Europesche en Oostersche inge- zetenen aan geheel verschillende wetgevingen zijn onder- worpen. Zoowel het Burgerlijk als Slrafregl is voor beiden geheel anders; en het mag dus zeker zeer zon- derling klinken, dat de Regering, die in meest alle andere zaken dat groot verschil in acht neemt, juist in deze zoo gewigtige materie , een geheel tegenovergesteld gevoelen zegt toegedaan te zijn.

Na het ondervinden van zulk een' algemeenen aandrang

tol eene andere rigting Ie dezen opzigle, moet de Re-

gering wel eene hoogstgewigtige drijfveer hebben gehad

(28)

tot volhouding eener dusdanige schijnbare inconsequentie.

Welke kan dan toch die drijfveer zijn geweest? Zeer zeker is deze vraag moeijelijk te beantwoorden. Evenwel kan een lerugzigt op datgene, wat de Regering, bij hare eerste Memorie van Toelichting, noemde een eerste gevolg van het door haar aangenomen grondbeginsel van Bestuur , welligt de oplossing der vraag in de haud werken.

Zij wil immers noch Europeaan noch. Oosterling de bevoegdheid geven , « om de Regering en hare daden

« te gispen, om op wezenlijke of denkbeeldige grieven te et wijzen, om de middelen tot opheffing dier grieven te

«bespreken, of om de gebreken en misslagen der amb- a tenaren ten toon te stellen ; » en nu is het zeer waar- schijnlijk , dal de oplossing der bovengestelde vraag daarin moet gezocht worden, dat de Regering, — die in werkelijkheid zoo veel mogelijk een geheel streng- prevenlief stelsel in het leven wilde roepen, en door den drang van omstandigheden zich een gewijzigd preventief stelsel (door haar bij verzachting van uitdrukking een gewijzigd repressief stelsel genaamd) moest getroosten, — in deze materie Europeanen en Oosterlingen solidair aan elkander verbonden heeft willen houden , ten einde zoo- doende die maatregelen, dewelke naar aller gevoelen voor Oosterlingen dringend noodzakelijk werden geacht, ook voor Europeanen toepasselijk te doen verklaren.

Desniettemin zal het altijd verwondering blijven bareu, dal de Regering nog steeds aan die solidariteit van Europeanen en Oosterlingen bleef hechten, nadat zij toch als grondstelling had aangenomen, dal door hel verleenen van vrijheid van drukpers in Nederlandsch- Indiè aan den

EUROPEAAN

eene

ZEKERE

doch

LANGZAMERE,

aan den

INLANDER

daarentegen eene

ZEKERE

doch levens

SPOEDIGERE ondermijning van ons gezag zou worden

voorbereid.

(29)

Doch hoe dit ook zijn moge, in werkelijkheid was de Regering op dal tijdstip in geen enkel punt afgeweken van het door haar bij hel eerste wels-ontwerp vastge- steld beginsel ; want hoe groot ook het verschil in de woordelijke redactie van artikel 101 van hel eerste ont- werp en dal van artikel 113 van het vierde ontwerp moge zijn , beide artikelen ademden geheel en al denzelfden geest.

Beide artikelen toch geven aan , dat zoo wel de druk- pers in Nederlandsch-lndië, als de invoer van builen Nederlandsch-lndë gedrukte stukken, onderworpen wer- den aan een zuiver preventief stelsel, zoodra het gold de openbare orde en rust, en hel daarmede in onaf- scheidbaar verband staand Staatsbelang.

In de maand JulLj 1854 maakte men in de Tweede Kamer een begin aan de zoo merkwaardige mondelinge Beraadslagingen omirent hel ingezonden wets-onlwerp.

Bij het treden in algemecne beschouwingen omtrent dat ontwerp, is het opmerkenswaardig, dat, hoezeer de Regering bij hare Memoriën van Toelichting steeds het onafscheidbaar verband had aangetoond lusschen de Drukpersregeling in Nederlandsch-lndie en de voor die bezittingen aan te nemen beginselen van bestuur, en men van zelf bij die algemeene beschouwingen in zoo vele onderdeelen van hel wels-ontwerp kwam , de groote queslie omtrent de Drukpersregeling als hel ware daar- bij in stille werd voorbijgegaan.

Het scheen alsof de groole meerderheid, hei gevoe- len van de Regering aanklevende, het ondoelmatig oor- deelde daarover bij die gelegenheid uit Ie weiden ; ter- wijl de tegen het stelsel der Regering gezinde leden liever hunne krachten schenen te willen besparen , tot de behandeling van hel speciaal daarop betrekking heb-

bende artikel.

(30)

Toen dan ook dit artikel 115 in deliberatie werd ge- bragt, is daaromtrent zooveel gesproken, dat geen on- derwerp , van welk belang ook , dusdanige uitgebreide deliberatien heeft opgeleverd. Zoo men de massa vellen druks, daarover te lezen, in oogenschouw neemt, zoude men al ligtelijk lot het denkbeeld gevoerd worden , dat artikel 115 het eenig dominerend punt van het Rege- rings-Reglement inhield ; en (och , zoo men al die deliberatien analyseert, staat men verwonderd, hoe wei- nig van dat al overblijft.

Op éëne uilzondering na , namelijk die van den in- voer in Nedertandsch-Indie van in Nederland gedrukte stukken, is de gansche geest, die het vastgesteld arti- kel beheerscht, in «Ie Voorloopige Verslagen der Afdee- lingen terug te vinden.

De menigvuldige verliezen , die de kleine tegenpartij van het stelsel der Regering bij de mondelinge delibera- tion ondervond, hebben alleen gestrekt, om te doen uit- komen, dat dat stelsel een nog krachtigeren steun vond , dan men in den beginne zoude hebben durven verwachten.

Eene korte analyse van elke daarbij gehoudene rede- voering , en aantooning van den geest, die daarbij voorzat, zal zulks ten duidelijkste kunnen aanloonen ; komende hel echter geraden voor, bij dezen arbeid eene volgorde aan te nemen, geëigend naar de koof d punten, die de deliberatien hebben bestuurd , en die het gevoe- gclijksl zijn aan Ie geven , als te hebben beslaan :

1 ». in het amendement-T'HORBECKE , dat de strekking had in Indie de geheele vrijheid van drukpers te proclameren ;

2°. in het amendement-MxcKkY, dat de strekking had, om slechts den invoer binnen Nederlandsch- Indie van in Nederland gedrukte stukken niet, te

belemmeren.

(31)

5», in het mbamendemenl-xAN BOSSE, dat de strek- king had om de Openbare Orde, en niet het Staatsbelang, als grens aan te wijzen voor de preventieve maatregelen, die zich de drukpers- verordening zoude mogen veroorloven.

!Na de behandeling dezer hoofdpunten zal eene opgave van eenige wel is waar mede gewigtige, doch meer ondergeschikte punten , die door verschillende sprekers zijn aangegeven, in aanmerking gebragt behooren te worden; ten einde zoo doende geheel en al in den geest dezer zoo gewigtige materie te kunnen doordrin- gen , zonder zich door een partijdig individueel inzigt te laten medesiepen.

De bijzondere toestand van Nederlandsch-lndië, in verband met de voor die bezittingen aan Ie nemen

• hoofdbeginselen van bestuur in het algemeen, en die der drukpers in het bijzonder, was in de afdeelingen reeds zoo omstandig behandeld, en was daaruit eene zoo gevestigde opinie bij de meerderheid geboren ge- worden , dat men natuurlijk moest verwacht hebben , dat de minderheid, die een tegenovergesteld gevoelen aankleefde, en dien strijd bij de mondelinge discussiè'n dus niet kon laten varen, ook op eene regelmatige wijze het in hare oogen onhoudbare van het gevoelen der meerderheid zou hebben trachten aan te loonen.

Daartoe zou al dadelijk noodig zijn geweest, zonder terugzigt op eenige andere Kolonie, den eigenaardigen toestand onzer Nederlandsch-Indische maatschappij zelve in zuivere trekken te hebben afgeschetst ; ten einde zoo doende aan dien maalschappeJijken toestand de door de Regering voorgestelde hoofdbeginselen 1er regeling der drukpers-aangelegcnheid in Nederlandsch-lndië met ge- grondheid te hebben kunnen toetsen.

(32)

De weinige Koloniale specialiteiten , die zich in de allereerste plaats dusdanige bevoegdheid zouden heb-

ben mogen aanmatigen, hebbun zich evenwel, hetzij omdat zulks bij vroegere aangelegenheden reeds gedaan was, hetzij om welke andere redenen dan ook, niet bepaaldelijk op dat terrein begeven.

Wel werd hier en daar door de Heeren

BAUD

, Ro- CHUSSEN,

VAN

HoëVELL en

STOLÏE

in het midden der deli- beration stuksgewijze eenige afzonderlijke trekken uit.

die Indische maatschappij aangegeven, doch bleef het in het algemeen dan ook daarbij.

De meeslen der overige leden , geene Indische specia- liteiten , konden zich ook niet zeer ver op dat voor hen 200 glibberig terrein beuegen; en alzoo kwam alles voor- namelijk daarop neder j dat,—niettegenstaande de over- groole meerderheid in de afdeelingen lot vasten slelregelhad aangenomen, dat geene vergelijking lusschen den maal- schappelijken toestand van Nederlandsch-Indië met dien van Britsch-Indië tot eenige gevolgtrekking hoegenaamd voor het onderwerpelijke punt zou kunnen leiden , — men toch, als in een cercle vicieux, in die vergelijking bleef ronddwalen ; en zulks nog wel niet tegenstaande blijkbare pogingen van enkelen, om de discussion van dien verkeerden weg af te leiden.

Dit had zijne natuurlijke oorzaak.

De takliek der minderheid bragt immers van zelve mede, den maatschappelijken toestand van Nederlandsch-

Indië zoo veel mogelijk uit den strijd te ecarteren , en

den aanval te doen op sommige juist zeer kwetsbare regelen van bestuur, waarvan het meer verwijderd ver-

band lot de drukpers-aangelegenheid zoo naauw doenlijk aan haar werd toegetrokken.

Het ondervolgende zal dit meer duidelijk te voor-

schijn doen komen.

(33)

De Heer

THORBECKE

(rad op als eerste spreker. Ge- woon, even als een gevat en bekwaam veldheer, een' ruimen blik op het slagveld te werpen, daarna kort, krachtig en vol zelfvertrouwen den loop van den strijd, naar gelang zijner inziglen , te regelen, ten einde zich bij uitzigt op kwaad geluk eens; behoorlijke retraite te menageren, en bij uitzigt pp goed geluk, door zijne tegenwoordigheid op liet slagveld , de overwinning be- slissend te maken — wees de Heer

THORBECKE

al da- delijk den bijzonderen toestand van Nederlandsch-Indiè als algemeen punt van aanval aan.

Klaarblijkelijk het gevoelen der minderheid in de af- deelingen toegedaan , ontweek hij voorzigliglijk bij den aanvang van den strijd zoo veel mogelijk elke ontmoe- ting roet den eigenaardigen toestand der Nederlandsch- Indische maatschappij zelve, op welke de werking moest geschieden , en greep liever terstond den Rege- ring s-toesland aan, waarvan de werk

:

ug moest uitgaan.

Hij beschouwde de drukpers alleen met belrekking tot het belang, dat eene goede Regering in Neder- ïandsch-Indië daarbij moest hebben ; dat is met andere woorden gezegd , hij beschouwde voornamelijk de druk- pers in hare werking van toesigl en leiding, uitgaande van eene overhecrschle Koloniale maatschappij op de handelingen en beginselen eencr overheerschende Rege- ring van den moederstaai. Hij stelde zich dus ook om tient dit Koloniaal punt op een zuiver constitutioneel standpunt.

In substantie kwamen zijne beschouwingen daarop neder, dal het Regerings-reglement, voor zoo verre het reeds was aangenomen, nieis anders was dan eene mis- lukte proef, zonder cenigen waarborg voor eene goede Regering, zijnde hel een Reglement:

lo. zonder waarborg voor een behoorlijk binnenlandsch

(34)

bestUUf — Jat geheel en al overgelaten zoude zijn aan hel voorbijgaand gezag van eenen kort-

stondig regerenden Gouverneur-Generaal ;

2°. zonder eenigen waarborg voor de bescherming der inlandsehe bevolking — die thans meer dan ooit, door de quasi-erfeltjkheid der Regenten , aan de gevaren van familie-belangen zoude prijs gegeven zijn ;

o", zonder eenigen waarborg voor de instandhouding - van hel cultuurstelsel — dat ongemerkt door mis-

bruiken en overdrijving uit zijne ware rigting gebragt zoude kunnen worden;

40, zonder eenigen waarborg voor de minislerieele verantwoordelijkheid - die , door verwijzingen van hel Reglemen!, naar algemeene verordenin- gen in stede van naar de wet, geen grond kan geven den Minister aan te spreken ;

80. zonder eenigen waarborg voor o/ficieele openbaar- heid — die, door het verbod van zonder ver- gunning (1er Regering iets officieels te schrijven of te doen drukken, lot geene waarheid zoude kunnen voeren.

Werkelijk het waren al zeer kwetsbare punten , waarop de heer

THOKBECKE

den aanval dirigeerde.

Behoorlijk binnenlandsch bestuur , eene zaak geheel en al afhankelijk van enorme sommen, daarvoor van het reeds gecanoniseerde«^ saldo af te scheiden ; —6e- scherming van den inlander, eene zaak in Weslerschen zin begrepen, sleehls eene utopie bij Ooslersche volke- ren , alleen verkrijgbaar door behoorlijk binnenlandsch bestuur, en welligt slechts door opheffing der inlandsche

medere'geriug ; - ware rigting in het cultuurstelsel,

eene zaak naar het schijnt zoo onbestemd en trans-actief,

dat het nog jaren lang tegen elk Ministerie zal dienen

(35)

tot machine de guerre; — officieel* openbaarheid, eene zaak, die alle zwakke zijden der overheersching officieel aan de overheerschte natie zoude aanloonen.

De aanval was dus oogenschijnlijk al zeer behendig;

desniettemin had men toch, bij meer naauwgezelle over- weging, reeds van den beginne af kunnen inzien, dat hij noodwendig afgeslagen zou moeten worden. Doch hieromtrent later.

De heer

THORBECKE

trachtte alzoo bij de meerderheid het denkbeeld ingang te doen krijgen, dat bij eene zoodanig ingerigte, hoegenaamd geene vaste waarborgen opleverende Regering, de vrijheid van drukpers alleen nog het laatste middel zoude zijn van tereglwijzing voor de Wetgevende magt in Nederland, voor den Minisier van Koloniën en voor het Bestuur in Indië.

Thans evenwel, legen wil en dank, op den bijzonderen toestand der Nederlandsch-Jndische maatschappij zelve, waarop die vrijheid van drukpers hare werking zoude' moeten uitoefenen, terug moetende komen, kwam het zwakke der taktiek van de reeds in de afdeelingen ver- slagene minderheid ten duidelijkste voor den dag.

De heer

THORBECKE

vergenoegde zich omtrent dit punt met de ondervolgende ontboezeming.

Hij zeide dan : « Ik weet dat men ons waarschuwt,

«dat men zegt: «de orde kan met vrijheid van drukpers"

««niet worden bewaard; gij kent die maatschappij

««niet.» _ Ik heb één antwoord. — «In 1826 kwam

«hel. bekende, beroemde werk uit van den Generaal-

« Majoor

MALCOLM:

The Political History of India. Men

« vindt in het tweede deel een zeer uitgewerkt beloog

«een voorbeeld voor allen, die de invoering van dé

«vrijheid der drukpers in Indië wenschen af te raden

«een schoon betoog, ten bewijze dat het onmogelijk is

«met haar Indië te besturen, dat met haar het Engel-

3

(36)

«sehe rijk moest le gronde gaan. Het werk van

MALCOLM

«verscheen in 1826; zeven of acht jaar later is de vrij-

«hcid van drukpers in Britsch-Jndië ingevoerd; en wij

« zijn sedert dien lijd twintig jaren ouder geworden. —

«Maar dat het Engelsen bestuur, de Engelsche hecr-

« schappij, hetzij in een zedelijk , hetzij in een materieel

«opzigl, sedert zou zijn verzwakt, ik geloof niet, dat

« iemand de taak zal aanvaarden dat te bewijzen, daar

«het tegendeel blijkbaar is. Het Indische rijk is sedert

«dien lijd, ondanks die zoo gevreesde proef, in kracht

«en bloei — en veel sneller dan men toen of vroeger

« kon voorzien — vooruitgegaan. "

En zonder eenige verdere toelichting omtrent dit punt, droeg hij bij wijze van amendement voor, liet artikel te doen luiden :

« Tegen misdrijven, door middel van de drukpers of

«invoering van gedrukte stukken gepleegd, wordt bij valgemeene verordening voorzien. »

Mögt dit proclameren eener algeheele drukpers-vrijheid in Nederlandsch-Indie uit den mond van den heer

TIIOR»

BECKE

eene bij de volksvertegenwoordigers allezins ver- wachte zaak zijn geweest; voor den Minister van Kolonien PAHUD klonk het integendeel als een donderslag in de ooren. En teregt.

Vroeger als Minister van Binnenlandsche Zaken met den heer

PAHUD

in het ministerie zittende, had de heer

THORBECKE

zich geheel en al vereenigd met het in het

eerste ontwerp voorgesteld artikel, hetwelk alles behalve

eene gebeele drukpers-vrijheid in zich sloot. Op deze

omstandigheid, als bewijs eener thans begane inconse-

quentie , door den Minister van Koloniën geïnterpelleerd,

werd door den Heer

THORBECKE

later geantwoord: «dat

de Minister, die iels voordraagt, de verantwoordelijkheid

daarvan alléén op zich moet nemen — dat overeen-

(37)

stemming met zijne ambtgenoolen, ten aanzien van het een of ander onderwerp, niet die met ieder hunner insluit, daar de meerderheid beslist — dat hij zich niet meer alles wist Ie herinneren — dat men in een Minis- ter-Raad , ten aanzien zelfs van voorname punten in Indische zaken, veel afhankelijk is van het advies van hen die dààr gediend hebben — dat drukke bezigheden in eigene Departemenls-Zaken veel doet toegeven in eens anders Deparlements-Zaken — dat in allen geval nader onderzoek lot nader inzigt leidt — dat hij zich een geheel ander Rcgerings-Reglement had voorgesteld dan het tegenwoordige — dat het bleek, dat de Minister

t

van Koloniën te veel op zijne ambtgenooten, en deze weder te veel op hem hadden gerekend » ; en meerder dergelijke antwoorden, waarvan de gegrondheid in alge- meenen zin ook niet konde betwist worden.

Hoe dit dan ook moge zijn , de heer

THORBECKE

was geheel consequent in die redenering. Daarenboven brengt verandering van standpunt meestentijds ook verandering van inziglen mede; en de kiezers zouden bovendien al zeer gefrustreerd zijn geweest in hunne keuze, zoo zij den heer

THORBECKE,

als hunnen liberalen vertegen- woordiger, in het openbaar het stelsel hadden hooren verdedigen, dat hij vroeger in een geheimen Minis- terraad had kunnen toejuichen, althans had kunnen toegeven.

Als persoonlijke attaque had het door den Minister van Koloniën opgeworpen incident dan ook al zeer weinig te beduiden, en valt het niet te ontkennen, dal het als zoodanig alles behalve parlementair kan genoemd worden, en derhalve teregt door den heer

THORBECKE

werd afgekeurd.

Maar was dat incident in zijne 'gevolgtrekkingen ook

van die weinige beteekenis voor de waardering van het

(38)

door den heer

THORBECKE

geuit gevoelen , en voor de opsporing van den geest, die het amendement bezielde?

Zeer zeker niet. Wij zullen trachten dit aan te toonen.

Hiertoe is noodig drie van elkander afgescheidene punten afzonderlijk te behandelen; ten eerste de aanval op den Regerings-loestand, ten tweede de stilzwijgende vergelijking van den maatschappelijken toestand van Nederlandsch-lndiè met dien van Britsch-hidië, en ten derde de gevolgtrekkingen uit het door den Minister van Koloniën opgeworpen incident.

Wat betreft den aanval op den Regerings-tocstand, die ten gevolge van de slechte Regerings-beginselen in het Reglement aangenomen, geene waarborgen voor eene goede regering zoude opleveren ; is hel ons steeds onverklaarbaar voorgekomen, dat de heer

THORBECKE

zich daarvan ooit eenig goed succes heeft kunnen voor- spiegelen.

Hoezeer het niet te ontkennen valt, dat juist die pun- ten, welke bij dien aanval werden te voren gebragt, zeer kwetsbaar waren, en waarvan vele door zaakkun- digen nu nog in denzelfden geest van den heer

THOR-

BECKE zullen beoordeeld worden ; stond het evenwel vast, dat die zelfde punten, na afzonderlijke discussien en zelfs hevige debatten te hebben opgeleverd, door die- zelfde meerderheid, voor dewelke de heer

THORBECKE

ze als slecht wilde doen doorgaan, waren beslist, en door haar dan ook de daaromtrent vastgestelde Rege- rings-beginselen voor goed en doelmatig waren gede- creteerd.

Hoe was het dus mogelijk, dat die meerderheid de

door den heer

THORBECKE

aangevoerde gronden kon

aannemen ? Hoe kon zij zeggen : al wat wij hebben vast-

gesteld , nemen wij nu voor slecht aan ; het is een slecht

(39)

Reglement, waarin hoegenaamd geene waarborgen voor eene goede Regering te vinden is?

Moest niet eerder bij haar de gedachte opkomen, dat de voorgebragte gronden hunnen oorsprong hadden uit den geest van overzettelijkheid van iemand, die het maar niet van zich kon verkrijgen, zijn individueel sub- jectief gevoelen over de al dan niet doelmatigheid der aangenomene regerings-beginselen te onderwerpen aan het gezag der meerderheid?

Doch hoc dit dan ook zij, die aanval kan noodwen- dig geene uitwerking hebben, en moest dus wel zijn doel missen.

Wal betreft de stilzwijgende vergelijking van den maatschappelijken toestand van Brilsch-lndië met dien van Ncderlandsch-Indië ; moet men zich al dadelijk af- vragen : welk bewijs wilde men uit het citaat van

MAL-

COLM en de daaruit geputte exclamative conclusie trek- ken? Natuurlijk het volgende:

lo. Dat de maatschappelijke toestand van Britsch- Indie in werkelijkheid gelijk staat met die van Neder- landsch-lndie.

2o. Dat men in Brilsch-lndie wel degelijk met de drukpersvrijheid de orde heeft weten te bewaren;

5o. Dat daarom men dit ook in Nederlandsch-Indie zou kunnen doen.

Wal nu aangaat de lste stelling (ni. de gelijkheid van maatschappij in Brilsch-lndië met die van Nederlandsch- Indië) wordt voor dezelve zelfs niet de minste zweem van bewijs aangevoerd ; het was dan ook niets anders dan eene tacite comparalie, die men niet eens scheen Ie durven formuleren , daar zij dan te zeer als eene petitio principü te voren zou zijn gekomen.

De meerderheid in de afdeeüngen was bij de oplos-

sing dezer questie niet zóó Ie werk gegaan. Zij had

(40)

hare gronden behoorlijk opgegeven, en na die eerst verbatim le hebben geformuleerd , was zij zeer teregt tot de conclusie gekomen, dat geene gevolgtrekkingen uit eene vergelijking dier beide Koloniale rijken te putten was.

Wat betreft de 2<ie stelling, (nl. hel heersenen van orde in Brilsch-Indië) — wordt tot bewijs hiervan, be- halve eene uildaging lot contra-bewijs, niets anders aangevoerd dan bel apodictisch Ie kennen gegeven sub- jectief gevoelen van den Heer

THORBECKE

zelven, dat

Britsch-lndië in kracht en bloei zoude zijn toegenomen.

Daargelaten nu alles wat later door verschillende sprekers in het midden is gebragt tegen die zoogenaamde orde — dewelke in werkelijkheid , hoezeer dan ook in stilte, de hoogst mogelijke maatschappelijke wanorde was, ten gevolge van een stelsel van vexatie en laissez- faire, waarvan men zelfs in Nederlandsch-lndië geen begrip hoegenaamd zoude kunnen hebben — wordt hier door den Heer

THORBECKE

een klein appendixje van 300,000 bajonetten vergelen, dat juist die voorgespie- gelde kracht uitmaakte ; doch dat levens — al eens aangenomen dat daarbij werkelijk bloei, en daarom ook orde aanwezig was •— ook ten duidelijkste aangeeft, dat die toenmalige orde niet met, maar wel degelijk niettegenstaande de drukpers-vrijheid bewaard werd, juist door die kracht van 30f>,000 bajonetten , en wel juist tot op dat tijdstip toe, waarop ook die kracht, door de losbandigheid der inlandschc drukpers in Britsch-

lndië , in hare grondslagen geschokt, plaats maakte voor openbare wanorde, openbaar verzet, algemeen op- roer , moord en doodslag, en tot gevolg had de vernie- tiging der drukpers-vrijheid in Britsch-lndië.

De hoofdstelling (nl. dat men daarom even als in

Bntsch-Indië ook in Nedcrlandsch-Indië mei de vrijheid

(41)

van drukpers de orde zoude kunnen bewaren) is dus al zeer weinig concludent, zelfs al waren de 1ste en 2<le stelling aan te nemen ; want zeer teregt zegt immers de meerderheid in de afdeelingen : a dal, zoo al de reus-

jachtige magl van Engeland de toekomst zonder al

« te groole bezorgdheid moge te gemoet gaan , Nederland

»diezelfde gerustheid niet hee/l»; terwijl daarenboven, zoo Nederland al op eene gelijke krachls-ontwikkeling konde steunen , en die wilde in werking brengen, als- dan het groote door allen unaniem aangenomen hoofd- beginsel , van handhaving van ons gezag in Nederlandsch- Indië door vreedzame middelen , geheel en al miskend zoude worden.

Wal eindelijk belangt hel door den Minister van Koloniën opgeworpen incident, is dit, in de gevolg- trekkingen die hetzelve oplevert, van bijzonder groot gewigt, 1er beoordeeling van den geest van het vastge- steld artikel.

Als lid van den Minister-raad in 18öl had de Heer

THORBECKE

in het algemeen toegestemd met alle hoofd- beginselenvan bestuur, waarop het wels-ontwerp steunde, en in het bijzonder ook met de hoofdregelen voor de drukpers-aangelegenheid aan te nemen.

Hij had zich daarbij voorgesteld een goed Hegerings-re- glement in hel leven te helpen roepen, en daardoor eenen goeden Regerings-toestand te helpen scheppen.

Nu bij nader onderzoek ook tol nader inzigt geko- men , bevond hij de meeste hoofdbeginselen van bestuur ondoelmatig; hij zag, dat ze zouden leiden lot eenen slechten Regerings-toesland ; van daar zijn amendement tot drukpers-vrijheid.

Dit al nu te zamengetrokken, geeft aan, dat hel

toestemmen in den Minister-raad aan een streng preven-

tief stelsel gegrond was op een goed Indisch ïlegerings-

(42)

reglement, en dat het doen van een amendement tot een zuiver-repressief stelsel gegrond was o

()

een slecht Indisch Regerings-reglement; waaruit noodwendig deze redenering volgt : een goed Regerings-reglement, dat vaste waarborgen geeft voor eene goede Regering , heeft noodig preventieve maatregelen , —- ten einde het weinige kwaad, dat in die goede Begering nog zou kun- nen geschieden , al dadelijk in zijne geboorte te kunnen sluiten.

Men kan aannemen, dat zelfs een ultra-liberaal, door naauwgezelte overwegingen omtrent den eigenaar- digen toestand eener Ooslersch-Koloniale maatschappij, tol die redenering kan gebragt worden ; en kan het dus hoegenaamd geene verwondering baren , dat de Heer

THORBECKE

op een bezadigd oogenblik, toen hij geene redenen had eene oppositieve houding aan Ie nemen werkelijk dat gevoelen was toegedaan.

Maar wat zeer zeker een ieder al bijzonder zonderling moet klinken is, dienselfden persoon een amendement te hooren voordragen , dat noodwendig de volgende redenering medebrengt: een slecht Regerings-reglement, dat eene slechte Regering in Indië met zich sleept, heeft noodig repressieve maatregelen , — om bij het vele kwade in die slechte Regering nog meer kwaad loc te laten, zonder het in zijne geboorte te stuiten, en cersl te slraflen , wanneer dat kwaad reeds is gepleegd , en zijne kwade zaden reeds heeft voortgeplant.

Men zoude immers eerder verwacht moeten hebben dat iemand, die eens de eerst aangegevene stelling had kunnen beamen, ook, bij eene redenering à fortiori tot het gevoelen gebragt moest worden, dat een slecht Regerings-reglement vooral tot een preventief stelsel zou behooren te leiden.

Daar de Heer

THOUBECKE

nu evenwel niet lot een

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

1) Would you please indicate to what extend you believe the customers are satisfied with the functionality of the following components within the Company X system?.. Component

Door de registratie kan de volmacht doorlopen als er een bewindvoerder wordt aangesteld of als de lastgever de uitvoering ervan niet meer kan controleren.. Ook gewone

The province of Gelderland, member of the EGTC Rhine Alpine, has taken notice of the fact that as part of a project to be funded under the EU Connecting Europe Facility (CEF), you

Er zijn echter andere factoren die veel bepalender zijn voor het al dan niet ontstaan van bestuurlijke drukte.. Wanneer je bestuurders hier zelf over spreekt, dan valt op dat

De noodcentrale in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vormt hier een uitzondering op en wordt aangestuurd door de Brusselse Hoofdstedelijke Dienst voor Brandbestrijding en

In dit geval is het voor 100 % zeker, wie de drukker is en kan de adreszijde van deze kaart gebruikt worden om andere kaarten met een exact gelijke adreszijde aan deze drukker

Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest heeft meer residentiële bedden voor acute zorg (kenletter A) in PAAZ per 1.000 inwoners dan voorzien volgens het programmatiecriterium.. Het

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen hospitalisatiediensten, waarbij patiënten in het ziekenhuis verblijven, en medische of medisch-technische diensten, waarbij bepaalde