• No results found

God geve dat zij goede vruchten mogen dragen !

In document M GEEST VAX (pagina 132-200)

STAATSBLAD TAN

Nederlandsch-Indiè',

N" 18, Verbod tegen liet geven van inzage, openbaar/naken en onder zich houden van tot de gouvernements arohieven behoorende stukken, zonder daartoe uitdrukkelijk van gouvernements wege te rijn gemagtigd, en bepaling der straffen op de

over-treding van dit verbod, PUBLIKATIE.

TAX WEGE EN IN NAAM DES KONINGS.

DE GOUVERNEUR-GENERAAL TAN NEDERLANDSCH-INDIE ,

Den raad van Nederlansoh-lndië gehoord;

Allen, die dezen zullen zien of hooren lezen, Salut!

doet te toeten:

Dat Hij heeft goedgevonden en verstaan,

Bij deze openlijke afkondiging te doen Tan het Koninklijk besluit van 13 Januarij 1854, luidende als volgt:

Wij WILLEM I I I , bij de Oratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot-Herlog van Luxemburg, enz., enz., enz.

Overwegende dat de staat een uitsluitend regt van eigen-dom heeft op alle stukken en bescheiden, behoorende tot de gouvernements archieven, en dat het noodzakelijk is, in het openbaar belang, maatregelen te nemen tot handhaving van dit eigendomsregt in de koloniën en bezittingen van het rijk in andere werelddeelen.

Gezien de voordragt van Onzen Minister van koloniën, van den 18den October 1853 n" 374, in overleg met Onzen Minister van justitie.

Gezien art. 59 der grondwet;

Den raad van State gelioord, advies van den 4den Novem-ber 1853 1\ N1 ;

Gezien de nadere voordragt van Onzen Minister van ko-loniën, van den Uden Januarij 1854 n„. 2 3 , daarbij over-leggende eene missive van Onzen Gouverneur-Generaal van Neclerlandsch-Indie , van den 2Osten September jl. n°. 5 7 2 / 1 , en afschrift van een door denzelven op den 31 sten Augustus te voren genomen besluit, tegen de toenemende ongepaste bekendmaking aldaar van zaken liet bestuur betreffende.

Hebben besloten en besluiten :

Art. 1. In de koloniën en bezittingen van het rijk in an-dere werelddeelert, vermag niemand, van welken rang of staat hij zij, zonder daartoe uitdrukkelijk van regeringswege te zijn gemagtigd:

a. aan onbevoegden inzage , afschrift of uittreksels te geven van de archieven van het gouvernement, of van die op eenige op hoog gezag ingestelde administratie of inrig-ting van openbaar bestuur;

b. eenig gedeelte van die archieven ook niet bij wege van uittreksel door den druk of eenige andere wijze open-baar te maken;

c. eenig gedeelte van die archieven , niet vereischt voor de verrigting der hem van regeringswege opgedragen werk-zaamheden, onder zieh te houden.

Onder de archieven voormeld, zijn begrepen alle akten en bescheiden, door de besturen in de overzeesche bezittingen van het opperbestuur in het moederland ontvangen.

Art. 2. Het verbod van het voorgaand artikel vervalt, zoodra eenig stuk van regeringswege is openbaar gemaakt, en insgelijks ten aanzien van al zoodanige stukken, welke aan iemand in zijn bijzonder belang zijn uitgereikt, als be-schikking op — of tot 'toelichting van — bij de regering aanhangig gemaakte verzoeken, klagten of bezwaren.

Art. 3. Wanneer afschrift van eenig tot de in art. 1 be-doelde archieven behoorend stuk voor iemand noodig is tot

zijne verdediging of regtvaardiging, zal hij tot bekoming van zoodanig stuk, een met redenen omkleed verzoek kunnen doen aan den landvoogd, met het hoogste gezag in de kolonie of bezitting Onzentwege bekleed, die alsdan tot de

verstrek-king van een gewaarmerkt afschrift, de noodige magtiging verleent, ten zij gewigtige redenen voor het tegendeel bestaan.

Art. 4. Een ieder is bij het verlaten van 's lands dienst in de koloniën en bezittingen van het rijk in andere wereld-deelen, om welke redenen of op welke wijze ook, gehouden, zoodra mogelijk en zonder daartoe bijzonder te zijn uitge-noodigd, alle gouvernements stukken, zoo wel oorspronkelijke als afschriften, uittreksels of minuten, welke hij onder zich heeft, onder overlegging van eenen behoorlijken inventaris, ter beschikking te stellen van het gouvernement, hetwelk die stukken van hem doet overnemen of, des geraden oordee-lende, ten verzoeke van den betrokkene, geheel of gedeel-telijk kan afzien van die terugname.

Art. 5. Burgerlijke ambtenaren en militairen, in of buiten werkelijke dienst, het verbod van art. 1 van dit Ons besluit overtredende, worden uit 's lands dienst ontslagen.

Het genot van elk pensioen of eiken onderstand, op de koloniale fondsen aangewezen, vangt niet aan , alvorens — of wordt geschorst, tot dat — overeenkomstig de voorschriften van dit Ons besluit, volledige af- en overgifte van stukken hebbe plaats gehad.

Het pensioen of de onderstand vervalt, bij mededeeling of openbaarmaking in geschrifte of in druk, hetzij met of zon-der medewerking van zon-derden of tusschen beide komende per-sonen, van eenig stuk, in strijd met dit Ons besluit.

Art. 6. Voormalige niet gepensioneerde koloniale ambte-naren, zoo burgerlijke als militaire, gemagtigden, bewind-voerders, uitvoerders van uiterste wilsbeschikkingen van eenig koloniaal burgerlijk of militair ambtenaar, van diens erfge-namen of deze laatsten zelve, en in het algemeen zij welke, zonder te vallen in de termen van het voorgaande artikel, dit Ons besluit overtreden, worden bij regterlijk vonnis

oordeeld in eene geldboete van ƒ 1,000 t o t / 3 , 0 0 0 , te ver-halen bij lijfsdwang.

Art. 7 Bij regterlijk vonnis kan bovendien eiken houder van eenig in dit Ons besluit bedoeld stuk worden gelast tot af- en overgifte daarvan.

De wettelijke en andere bepalingen omtrent dwanguitgifte van akten, in de koloniën en bezittingen van het rijk in an-dere werelddeelen van kracht, zijn daarop toepasselijk.

De regtsvorderingen tot af- en overgifte worden ingesteld door of ten name van den Gouverneur der kolonie of bezitting.

Zij verjaren na verloop van dertig jaren, te rekenen van het overlijden des houders, of zoo deze ambtenaar of militair is, van diens ontslag uit 's lands dienst.

Art. 8. Door het tegenwoordig besluit wordt geen inbreuk gemaakt op de toepassing der algemeene strafwetgeving, voor zoo verre daartoe termen mogten blijken aanwezig te zijn.

Art. 9. Alle vroegere bepalingen in de koloniën en be-zittingen van het rijk in andere werelddeelen, dit onderwerp betreffende, worden bij deze ingetrokken en buiten werking gesteld.

Onze Minister van koloniën is belast met de uitvoering dezes, waarvan afschrift zal worden gezonden aan Onzen Minister van justitie en aan den Eaad van State.

'sGravenkage, den 13den Januarij 1854.

(Get.) WILLEM.

Be Minister van Koloniën, (Get.) G'HS. F . PAHDD.

Akkordeert met deszelfs origineel;

Be Fungd: Secretaris-Oeneraal lij het Ministerie van Koloniën,

(Get.) A. L. WEDDIK.

Voor eensluidend afschrift;

Be Fungd. Secretaris-Generaal.

(Get.) A. L. WEDDIK.

Eu opdat niemand hiervan onwetendheid voorwende, zal deze worden gepubliceerd en geafficheerd, waar zulks te doen gebruikelijk i s , en voorts worden geplaatst in het Staatsblad van Nederlandsch-Indie en in de Javasche Courant.

Gelast en beveelt, dat alle hooge en lage kollegien, amb-tenaren, justicieren en officieren, ieder voor zooveel hem aangaat, aan de stipte nakoming dezer de hand zullen hou-den , zonder eenige oogluiking of aanzien des persoons.

Gegeven te Buitenzorgy den 3den April 1854.

DUrjIAEK VAN TWIST.

Ter ordonnancie van den Gouverneur-Generaal van Nederlandsch-Indie ;

Be Algemeene Secretaris,

A. PRINS.

Ex/t. 26 February 1 8 4 7 , no 4.

ZITTING 1 8 5 6 — 1 8 5 7 . (XO.)

Reglement op de drukwerken in Ned. Indu.

G E L E I D E N D E B R I E F . No. 1.

's GRAVENHAGE , den 2ésten February 1857.

Ter voldoening, zooveel mogelijk, aan liet verzoek der Tweede Kamer van de Staten-Generaal, uitgedrukt in den brief van U. Hoog Edel Gestrenge van den 17den dezer, heb ik de eer hierbij aan te bieden een exemplaar van n°. 74 en 75 van het Staatsblad van Nederlandsch Indie, waarbij zijn genomen:

a. het Eeglement op de drukwerken in Nederlandsch Indie, en

6. de bepalingen ter verzekering der regelmatige werking van het reglement op de drukwerken in Nederlandsch Indie.

Alhoewel gaarne bereid, ten opzigte van de bedoelde ver-ordening al die inlichtingen te geven, welke art. 89 der Grondwet toelaat, acht ik mij echter, om redenen, aan de belangen van 's lands dienst ontleend, verpligt mij te ver-schoonen van de mededeeling van andere ter zake betrekke-lijke bescheiden.

Be Minister van Kolonien, P. M U E E . Aan

den Heer Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

ZITTING 1 8 S 6 — 1 8 5 7 . (XO.)

Reglement op de drukwerken in Ned. Indië.

R E G L E M E N T . No. S.

KEGLEMENÏ OP DE DRUKWERKEN I N NEDERLANDSCH INDIE.

W I J WILLEM I I I , hij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Groot-Hertog van Luxemburg, enz., enz., enz.

Op de voordragt van Onzen Minister van Koloniën, dd.

7 April 1856, lit. A , n». 2.

Willende overgaan tot eene regeling van het toezigt dei-Regering op de drukpers in Nederlandse^ Indie, en tot voor-ziening tegen misdrijven of overtredingen, welke door middel van drukwerken kunnen worden gepleegd;

Gelet op art. 110 van het Reglement op het beleid dei-regering van Nederlandsck Indie, vastgesteld bij de wet van 22 September 1854 {Staatsblad n°. 129);

Den Raad van State gehoord (advies van den 5den Novem-ber 1855, n°. 1),

Hebben goedgevonden en verstaan, vast te stellen het navolgende.

REGLEMENT op de drukwerken in Nederlandsch Indie.

§ 1. UITVOERING VAN HET BEROEP.

Art. 1. Ieder is bevoegd het beroep van drukker, uitgever Tan drukwerken of handelaar in drukwerken uit te oefenen mits daarvan eene maand te voren schriftelijk aangifte doende aan het plaatselijk bestuur van zijne woonplaats, en binnen dien tijd een borgtogt stellende ten genoegen van dat be-stuur.

Art. 2. De borgtogt wordt door het plaatselijk bestuur bepaald, en bedraagt niet minder dan ƒ 2 0 0 en niet meer dan ƒ 5 0 0 0 .

Art. 3. Zij, die tijdens de verordening een in art. 1 ver-meld beroep uitoefenen, zijn gehouden, binnen eene maand na de afkondiging van dit reglement, op gelijke wijze en gelijken voet, de bij de voorgaande artikelen bevolene schrif-telijke aangifte te doen en borgtogt te stellen.

Art. 4. De zeherheid wordt in gereed geld, of in als middel van geldbeleg erkende schuldbrieven bij 's lands kas, ter plaatse waar het beroep of de handel wordt uitgeoefend, in bewa-ring gesteld. Over haar bedrag wordt jaarlijks eene rente van vijf ten honderd of zooveel meer of minder als de schuld-brieven , waarin zij gesteld is , afwerpen , aan den belangheb-bende uitgekeerd.

Art. 5. De Gouverneur-Generaal kan den borgtogt binnen de gestelde grens van ƒ.200 tot ƒ5000 verminderen of ver-meerderen.

Hij kan in het belang der openbare rust en orde, in overeenstemming met den Kaad van Nederlandsch-Indie, bij een met redenen omkleed besluit, de uitoefening van een in art. 1 vermeld beroep aan een bepaald persoon verbieden, en het gebouw, waar het beroep wordt uitgeoefend, door liet plaatselijk bestuur doen sluiten.

Hij heeft gelijke bevoegdheid wanneer de plaats , waar het beroep uitgeoefend wordt, hom blijkt daartoe ongeschikt te zijn, en verleent in dat geval, daartoe termen vindende, na

de sluiting, eerie vergoeding der werkelijk geledene schade.

Indien, uit hoofde van de ongeschiktheid der plaats, de sluiting is gelast, zal te dier plaatse niet dan op magtiging van den Gouverneur-Generaal een in art. 1 vermeld beroep kunnen worden uitgeoefend.

In de gevallen, bij de tweede en derde zinsnede van dit artikel bedoeld, wordt tevens de borgtogt opgeheven , bijal-dien geene vervolging behoeft te worden ingesteld.

Art. 6. De borgtogt is noch voor beslag door, noch voor overdragt aan derden vatbaar. Hij is verbonden ter zake van elke veroordeeling, krachtens het reglement, of ter zake van misdrijf of overtreding, door middel van drukwerken gepleegd, uitgesproken, en zal, door betaling van boeten of kosten verminderd, binnen veertien dagen, nadat daarvan aan den belanghebbende is kennis gegeven,'tot het oorspron-kelijk door den Gouverneur-Generaal bepaald of nader te bepalen bedrag moeten worden aangevuld.

Art. 7. Wanneer de veroordeelde niet is degeen, door wien de zekerheid gesteld i s , geschiedt het verhaal eerst dan, wanneeer de beteekening van het vonnis niet binnen veertien dagen door betaling is gevolgd.

Art. 8. Hij, die zijn beroep staakt, geeft daarvan kennis 'aan het plaatselijk bestuur en ontvangt bewijs dezer

kennis-geving. Binnen zes maanden na die kennisgeving wordt, zoo er geene vervolging bestaat, de borgtogt opgeheven.

Hetzelfde heeft plaats bij overlijden en bij eiken overgang-van het beroep, onder welken titel of benaming ook.

Art. 9. De voorafgaande bepalingen zijn van toepassing-óp hem, die voor of in de plaats van een ander optreedt.

Art. 10. Al wie, zonder voldaan te hebben aan de voor-waarden in art. 1, 3 of 5 vermeld, een in art. 1 vermeld beroep uitoefent, verbeurt eene boete van ƒ 1 0 0 t o t / 5 0 0 , en wordt hem tevens gelast zijn beroep te staken. Bij voort-zetting wordt hij veroordeeld tot gevangenisstraf van drie tot twaalf maanden, en worden zijne winkels en bergplaatsen, nadat het veroordeelend vonnis in kracht van gewijsde is

ge-gaan, door het hoofd van het plaatselijk bestuur gesloten.

Deze bepalingen zijn ook van toepassing ingeval de uitoefe-ning van het beroep door den Gouverneur-Generaal, in over-eenstemming met den Eaad van Nederlandscli-Indie, is verboden,

§ 2 . VERANTWOORDELIJKHEID.

Art. 11. Ieder is verantwoordelijk voor hetgeen hij schrijft, drukt, uitgeeft, verkoopt of verspreidt, waar het drukwerk ook het licht heeft gezien.

De verkooper, uitgever en verspreider zijn verantwoorde-lijk, zoolang zij den drukker niet aanwijzen.

De drukker is verantwoordelijk, zoolang hij den schrijver niet aanwijst.

De aanwijzing van een persoon, hetzij als schrijver, hetzij als drukker, die niet aan de regtsmagt van de regterlijke collégien in Nederlandsch-Indie is onderworpen, is onvol-doende om de verantwoordelijkheid van den aanwijzer op te heffen.

§ 3 . ALGEMEENE VOORZORGEN.

Art. 12. Elk drukwerk is voorzien van den naam en de woonplaats des drukkers en uitgevers.

Elk drukwerk, dat aan deze voorwaarde niet voldoet, wordt in beslag genomen en verbeurd verklaard.

De verspreider wordt daarenboven gestraft met eene boete van ƒ 5 0 tot ƒ 1000.

Art. 13. Van elk in Nederlandsek-I>i,die gedrukt, alsmede van elk elders dan in Nederland gedrukt, maar in Neder-landscli-lndie uitgegeven drukwerk, is de drukker of uitgever verpligt, vóór de uitgifte, een door hem onderteekend exem-plaar te zenden aan het hoofd van het plaatselijk bestuur, een ander exemplaar aan den officier van justitie en een derde exemplaar aan de Algemeens Secretarie. De drukker of

uit-gever ontvangt kosteloos een bewijs van ontvangst. Overtre-ding dezer bepaling wordt gestraft met boete van ƒ 5 0 tot ƒ 1 0 0 0 .

§ 4 . BIJZONDERE VOORZORGEN OMTRENT TIJDSCHRIFTEN.

Art. 14. Onder tijdschriften worden verstaan alle dag- en weekbladen en alle op gezette tijden, of binnen eetüg tijds-bestek, bij afleveringen uit te geven drukwerken, geen tien vellen druks uitmakende.

Art. 15. Geene uitgifte van tijdschriften wordt toegelaten dan onder deze voorwaarden :

1°. dat op elk nommer de naam en woonplaats des druk-kers zij vermeld ;

2°. dat een exemplaar twee uren vóór de uitgifte aan het hoofd van het plaatselijk bestuur is afgegeven, tegen een kosteloos bewijs van ontvangst.

Het voorschrift van n°. 2 is niet van toepassing op in Nederland gedrukte tijdschriften, die in Nederlandsch-Indie worden uitgegeven.

Art. 16. Elk tijdschrift, dat aan de eerste voorwaarde van art. 15 niet voldoet, wordt in beslag genomen en verbeurd verklaard, en de drukker daarenboven veroordeeld tot eene geldboete van ƒ 200 tot ƒ 3000.

Overtreding der tweede voorwaarde, bij het voorgaand artikel gesteld, wordt gestraft met boete van ƒ 5 0 tot ƒ 500, en wordt alleen vervolgd op de klagte van het hoofd van het plaatselijk bestuur.

Art. 17. De drukker van tijdschriften is verantwoordelijk voor den geheelen inhoud van het tijdschrift, zoodra de aangewezen schrijver of niet kan worden vervolgd, of, ver-oordeeld, het vonnis niet tegen hem kan worden ten uitvoer gelegd.

Art. 18. Onafhankelijk van deze verantwoordelijkheid des drukkers, wordt elk artikel, hetwelk geene bloote nieuwstij-ding of aankondiging bevat, door den schrijver geteekend.

Bij verzuim daarvan wordt het tijdschrift, waarin het onge-teekend artikel voorkomt, in beslag genomen en verbeurd verklaard.

De Gouverneur-Generaal kan dispensatie van dit voor-schrift geven.

Art. 19. De onderteekende beantwoording van persoon-lijke aanvallen, gispingen of beoordeelingen moet in het eerstvolgend nommer of de eerstvolgende aflevering na het inkomen daarvan kosteloos in het tijdschrift, waarin de per-soonlijke aanval, gisping of beoordeeling voorkwam, worden opgenomen. Bedraagt de beantwoording meer dan het dubbel van het oorspronkelijk artikel, dan kan voor het meerdere voorafgaande betaling worden gevorderd.

Voor den inhoud der beantwoording is de onderteekenaar alleen verantwoordelijk.

"Weigering van plaatsing der beantwoording buiten het geval, waarin voorafgaande betaling kan worden gevorderd, wordt gestraft met boete van ƒ 5 0 tot ƒ 5 0 0 , met gevangenis van zes dagen tot drie maanden.

Art. 30. Tot het aanplakken van gedrukte of ongedrukte geschriften, platen en teekeningen is alleen bevoegd hij die daartoe door het hoofd van het plaatselijk bestuur is aange-steld of eene bijzondere vergunning heeft verkregen.

De onbevoegden , die deze daad plegen, worden , behoudens hunne verantwoordelijkheid voor den inhoud der stukken, alleen uit dien hoofde gestraft met boete van ƒ 10 tot / 2 0 0 , met of zonder gevangenisstraf van zes dagen tot eene maand.

§ 5 . VAN MISDRIJVEN EN OVERTREDINGEN DOOR MIDDEL VAN DRUKWERKEN GEPLEEGD.

Art. 2 1 . Die doormiddel van eenig te koop of ten toon gesteld, verkocht of verspreid drukwerk zich aan misdrijf of overtreding schuldig maakt, wordt met dezelfde straf gestraft, die bij het in Nederlandsoh-Indie geldende strafregt tegen zoodanig misdrijf of overtreding is bedreigd.

De omstandigheid, dat het misdrijf of de overtreding door middel der drukpers is gepleegd, kan door den regter als verzwarende omstandigheid worden aangemerkt, en geeft hem de bevoegdheid om de bedreigde straf, zelfs met een derde boven het maximum, te verhoogen.

Art. 22. Opzetting door middel van te koop of ten toon gestelde, verkochte of verspreide drukwerken tot het begaan van misdrijf of overtreding, wordt gestraft als medepligtig-heid aan het misdrijf of de overtreding zelve.

Indien de opzetting geen gevolg heeft gehad, wordt zij gestraft met gevangenisstraf van drie maanden tot een jaar, en geldboete van ƒ 2 5 tot ƒ 5 0 0 , te zamen of afzonderlijk, tenzij tegen het misdrijf of de overtreding zelve eene mindere straf bedreigd is, in welk geval op de opzetting die straf wordt toegepast.

Art. 23. Al wie door middel van te koop of ten toon gestelde, verkochte of verspreide drukwerken de waardigheid of het gezag van den Koning, of de regten van het Konink-lijk Stamhuis zal hebben aangerand, of op geKonink-lijke wijze den persoon des Konings zal hebben gesmaad, gehoond of gelas-terd, wordt gestraft met gevangenisstraf van twee tof vijf jaren.

Gelijke smaad, hoon of laster aan eenig lid van het Koninklijk Huis aangedaan, wordt gestraft met gevangenis-straf van een tot drie jaar.

Met laatstgemelde straf wordt gestraft elke op gelijke wijze gepleegde aanranding van de waardigheid of het gezag van 's Konings vertegenwoordiger in Nederlandsch-Indie, alsmede de jegens hem gepleegde smaad, hoon of laster.

De vervolging der in dit artikel vermelde misdrijven heeft plaats van ambtswege.

Art. 24. Al wie door middel van te koop of ten toon gestelde, verkochte of verspreide drukwerken de verbindende krachten der wetten of wettelijke verordeningen of den daar-aan verschuldigden eerbied zal hebben daar-aangerand, tot onge-hoorzaamheid daaraan zal hebben aangespoord of verdedigd

zal hebben, hetgeen onder strafbedreiging verboden is, wordt gestraft met eene gevangenis van zes maanden tot drie jaren.

Met dezelfde straf wordt gestraft al wie op gelijke wijze zal hebben opgezet tot haat of minachting tegen de Kegering van het moederland of' van de koloniën of bezittingen van het Bijk in andere werélddeelen.

Art. 25. Met gevangenisstraf van één maand tot één jaar en geldboete van ƒ 10 tot ƒ 500, te zamen of afzonderlijk, wordt gestraft smaad, hoon of laster, gepleegd door middel van te koop of ten toon gestelde, verkochte of verspreide

Art. 25. Met gevangenisstraf van één maand tot één jaar en geldboete van ƒ 10 tot ƒ 500, te zamen of afzonderlijk, wordt gestraft smaad, hoon of laster, gepleegd door middel van te koop of ten toon gestelde, verkochte of verspreide

In document M GEEST VAX (pagina 132-200)