• No results found

Nieuwe kaaimuur Kanaaldok B2 (K ) Insteekdok (K629)

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Nieuwe kaaimuur Kanaaldok B2 (K ) Insteekdok (K629)"

Copied!
155
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Nieuwe kaaimuur Kanaaldok B2 (K631-639) – Insteekdok (K629)

Port Of Antwerp

Aanmelding + Ontwerp-MER

(2)

ID 4556643003 | 0

Colofon

Opdracht

Project-MER Nieuwe kaaimuur Kanaaldok B2 (K631-639) – Insteekdok (K629) Aanmelding + Ontwerp-MER

Opdrachtgever

Havenbedrijf Antwerpen Zaha Hadidplein 1 2030 Antwerpen

Opdrachthouder

Antea Belgium nv Roderveldlaan 1 2600 Antwerpen T: +32(0)3 221 55 00 www.anteagroup.be BTW: BE 414.321.939

RPR Antwerpen 0414.321.939 IBAN: BE81 4062 0904 6124 BIC: KREDBEBB

Antea Group is gecertificeerd volgens ISO9001

Identificatienummer

4556643003

Projectmedewerkers

Inge Van der Mueren, Coördinator en MER-deskundige Bodem en Water Sofie Claerbout, MER-deskundige Biodiversiteit

Paul Arts, MER-deskundige Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie en Mens Lotte Gielis, medewerker Biodiversiteit

Datum Auteur Status/ revisie Vrijgave

9 december 2019 Inge Van der Mueren, MER-deskundigen

Aanmelding + Ontwerp-MER

Inge Van der Mueren

(3)

Deskundigen en medewerkers

Discipline Erkend deskundige Medewerker

MER-coördinator Deskundige bodem Deskundige water

Inge Van der Mueren

Deskundige geluid Chris Busschots

Deskundige biodiversiteit Sofie Claerbout Lotte Gielis

Deskundige landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie

Deskundige mens – ruimtelijke aspecten

Paul Arts

(4)

ID 4556643003 | 2

Inhoudsopgave Blz

Aanmelding 5

Aanleiding/verantwoording voor het MER 5

Toetsing aan de MER-plicht 5

Procesverloop 6

Combinatie Aanmelding/Ontwerp-MER 6

Gegevens van de initiatiefnemer 7

Team van deskundigen 8

Projectomschrijving 0

Ruimtelijke situering 0

Ruimtelijke situering projectgebied 0

Planologische situering plangebied 1

Kadering van het project 3

Projectbeschrijving 4

Algemeen projectvoornemen 4

Aanlegfase 13

Exploitatiefase 19

Investering en tewerkstelling 19

Mogelijke alternatieven 19

Algemene methodologische aspecten 21

Overzicht van te onderzoeken milieudisciplines 21

Opbouw per milieudiscipline 22

Afbakening van het studiegebied 22

Beschrijving van de bestaande toestand 22

Beschrijving van de ontwikkelingsscenario’s 22

Geplande situatie 24

Effectbeoordeling 24

Overzicht van de mogelijke effecten en grensoverschrijdende effecten 25

Grensoverschrijdende effecten 25

Overzicht algemeen te verwachten effecten 25

Discipline Bodem 27

Afbakening van het studiegebied 27

Juridische en beleidsmatige context 27

Methodologie 27

Beschrijving bestaande toestand 29

Reliëfkenmerken 29

Geologie 29

Bodemsamenstelling 29

Bodemverontreiniging 31

Effectbespreking- en beoordeling 34

Impact stabiliteit 34

(5)

Grondverzet 34

Impact bodemkwaliteit 34

Impact op reliëfkenmerken 35

Impact t.o.v. de ontwikkelingsscenario’s 35

Conclusie, milderende maatregelen en aanbevelingen 35

Discipline Water 37

Afbakening van het studiegebied 37

Juridische en beleidsmatige context 37

Methodologie 37

Beschrijving bestaande toestand 41

Grondwater 41

Oppervlaktewater 44

Effectbespreking- en beoordeling 50

Impact op grondwater 51

Impact op oppervlaktewater 56

Impact op structuurkwaliteit 58

Impact t.o.v. de ontwikkelingsscenario’s 58

Conclusie, milderende maatregelen en aanbevelingen 58

Discipline geluid 61

Afbakening van het studiegebied 61

Juridische en beleidsmatige context 61

Vlarem II 61

Europese richtlijn 2002/49/EG – Omgevingslawaai 63

Ontwerp actieplan wegverkeer 2019-2023 65

Methodologie 65

Beschrijving van de referentiesituatie 65

Beschrijving en beoordeling van de milieueffecten 65

Beschrijving bestaande toestand 68

Geluidskaarten LNE 68

Geluidsmetingen 70

Effectbespreking- en beoordeling 74

Algemeen 74

Aanlegfase 74

Exploitatiefase 79

Impact t.o.v. de ontwikkelingsscenario’s 79

Conclusie, milderende maatregelen en aanbevelingen 80

Discipline Biodiversiteit 81

Afbakening van het studiegebied 81

Juridische en beleidsmatige context 81

Methodologie 81

Beschrijving bestaande toestand 85

(6)

ID 4556643003 | 4

Biotoop- en ecotoopverlies en verlies aan leefgebied 92

Verstoring 94

Versnippering/ontsnippering en barrièrewerking 96

Verdroging / vernatting 96

Structuurwijziging en waterkwaliteit waterlopen 96

Impact t.o.v. de ontwikkelingsscenario’s 97

Conclusie, milderende maatregelen en aanbevelingen 98

Discipline Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie 100

Afbakening van het studiegebied 100

Juridische en beleidsmatige context 100

Methodologie 100

Beschrijving bestaande toestand 102

Landschapsstructuur en –morfologie 102

Erfgoedwaarden 106

Archeologie 107

Effectbespreking en –beoordeling 108

Impact op landschapstypologie en landschapsmorfologie 108

Impact op de perceptieve kenmerken 108

Impact op erfgoed - de cultuurhistorische waarden 109

Impact op archeologie 109

Impact t.o.v. de ontwikkelingsscenario’s 109

Conclusie, milderende maatregelen en aanbevelingen 110

Discipline Mens: ruimtelijke aspecten 111

Afbakening van het studiegebied 111

Juridische en beleidsmatige context 111

Methodologie 111

Beschrijving bestaande toestand 112

Ruimtelijke structuur en wisselwerking met de ruimtelijke context 112

Ruimtegebruik en gebruikskwaliteit 113

Ruimtebeleving 114

Effectbespreking en –beoordeling 115

Ruimtelijke structuur en wisselwerking met de ruimtelijke context 115

Ruimtegebruik en gebruikskwaliteit 115

Ruimtebeleving 116

Mobiliteit en hinderaspecten 116

Impact t.o.v. de ontwikkelingsscenario’s 117

Conclusie, milderende maatregelen en aanbevelingen 117

Elementen met betrekking tot de watertoets 119

Samenvatting en synthese van de milieueffecten 120

Leemten in de kennis en monitoring 126

Leemten 126

Monitoring 126

(7)

Deel 1 – Aanmelding Aanmelding

Aanleiding/verantwoording voor het MER

Voorliggend project betreft de bouw van een kaaimuur die de ontsluiting via het water beoogt van een achterliggende braakliggende site. De site ligt ter hoogte van de Scheldelaan ten midden van de Antwerpse energie- en chemiecluster. De site is uitermate geschikt voor clusterversterkende integratiemogelijkheden door potentiële investeerders en voor inbreiding door middel van industriële activiteiten.

De Haven van Antwerpen is een thuis voor de grootste geïntegreerde chemische cluster in Europa en één van de meest toonaangevende chemische clusters ter wereld. Dankzij de goede integratiemogelijkheden, het voorhanden zijn van een brede waaier aan diensten en toeleveranciers en de hoge kwaliteit van de arbeidskrachten is de haven van Antwerpen uitermate aantrekkelijk voor potentiële investeerders. Dit wordt vervolledigd door een goede logistieke ontsluiting zodat op een efficiënte wijze grondstoffen kunnen worden aangevoerd en afgewerkte producten kunnen worden afgevoerd.

Om de ruimte in deze chemische cluster optimaal te benutten is het zaak om de braakliggende terreinen tussen en binnen de bestaande industriële bedrijven zo aantrekkelijk mogelijk te maken zodat inbreiding in deze cluster maximaal wordt gefaciliteerd. Dat wil concreet zeggen dat de sites optimaal ontsloten moeten zijn zodat producten op een efficiënte manier kunnen worden afgevoerd en aangevoerd.

Een optimale ontsluiting van de site maakt de site zeer aantrekkelijk voor potentiële investeerders.

Zonder kade-infrastructuur voor maritieme ontsluiting, is de site sterk gehandicapt voor wat de efficiënte aanvoer van grondstoffen betreft en de afvoer van afgewerkte producten.

Toetsing aan de MER-plicht

De lijst van MER-plichtige activiteiten is opgenomen in het Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 (BS 17/02/2005, en wijzigingen). In dit besluit worden de projecten opgedeeld in Bijlage I-projecten (MER altijd vereist), Bijlage II-projecten (ontheffing van MER-plicht mogelijk na gemotiveerd verzoek of opmaak project-MER) en Bijlage III-projecten (project-m.e.r.-screening vereist).

De volgende categorieën zijn mogelijks van toepassing voor dit project:

Bijlage I.12

Zeehandelshavens, met het land verbonden en buiten havens gelegen pieren voor lossen en laden (met uitzondering van pieren voor veerboten) die schepen van meer dan 1.350 ton kunnen ontvangen.

Bijlage III.10 Infrastructuurprojecten

(8)

ID 4556643003 | 6 Onttrekken van grondwater, met inbegrip van terugpompingen van onbehandeld en niet- verontreinigd grondwater in dezelfde watervoerende laag, als het netto onttrokken debiet 2500 m³ per dag of meer bedraagt.

Het project betreft een bijlage I-project en is bijgevolg steeds MER-plichtig.

Procesverloop

Combinatie Aanmelding/Ontwerp-MER

De initiatiefnemer opteert ervoor om voorafgaand aan de vergunningsaanvraag volgende procedure te doorlopen:

- Aanmelding dossier met vraag om scopingsadvies, gecombineerd met opmaak ontwerp-MER - In functie van het verlenen van scopingsadvies kan een overleg met de dienst Mer en

adviesinstanties worden georganiseerd indien nodig.

- Finaliseren ontwerp-MER, op basis van voornoemd overleg en scopingsadvies, tot voorlopige goedkeuring bij Dienst Mer

Het voorliggende dossier betreft een aanmelding en ontwerp-MER. Voorliggend project wordt namelijk beschouwd als een project waarvan de eigenschappen, de te onderzoeken aspecten en de te hanteren methodologie reeds voldoende gekend zijn.

Dit betekent dat in dit document zowel

- een melding van de initiatiefnemer met het voornemen om een project-MER op te stellen aan de dienst Mer;

- een projectbeschrijving;

- een voorstel van de te hanteren methodologie om de mogelijke milieueffecten te onderzoeken;

- als een uitwerking van dit milieueffecten onderzoek;

werd opgenomen.

Deze mogelijkheid wordt beschreven als ‘Traject 2’ in de handleiding “project-MER in de omgevingsvergunning” (dienst MER, 12/2016).

Figuur 1-1: Procedure traject 2 - ontwerp-MER als aanmelding (dienst MER, 2016)

(9)

Op basis van het ontwerp-MER zoals opgenomen in dit document (zie deel 2), wordt een scopingsadvies gevraagd aan dienst MER en de adviesinstanties.

De dienst Mer neemt een beslissing over de aanmelding en bezorgt haar beslissing uiterlijk binnen een termijn van 60 dagen na de datum van ontvangst van de aanmelding aan de initiatiefnemer.

De beslissing over de aanmelding bevat ten minste volgende informatie:

- Een beslissing over de opstellers van het project-MER (i.e. het team van erkende MER- deskundigen).

- Een advies over de voorgestelde methodologie van effectbeoordeling in het aanmeldingsdossier rekening houdend met de inhoud van het MER (i.e. het zogenaamde scopingsadvies). Uiteraard wordt hierbij rekening gehouden met de ontvangen adviezen en in voorkomend geval de afspraken van het overleg met alle betrokkenen of reacties uit de openbare raadpleging.

De aanmelding (in dit geval inclusief het Ontwerp-MER) wordt bekendgemaakt op de website van de dienst Mer.

Overleg en participatie

Afhankelijk van de inhoud van het scopingsadvies zal een overleg met dienst MER en adviesinstanties (in aanwezigheid van de MER-deskundigen) gehouden worden.

Tijdens het openbaar onderzoek in kader van de omgevingsvergunningsaanvraag zal het publiek de mogelijkheid krijgen om in te spreken op het ontwerp-MER en op het aangevraagde project.

Gegevens van de initiatiefnemer

De opdrachtgever voor dit project-MER is:

Havenbedrijf Antwerpen Zaha Hadidplein 1 2030 Antwerpen

Contactpersoon: Laura Verlaeckt

e-mail: Laura.Verlaeckt@portofantwerp.com

(10)

ID 4556643003 | 8

Team van deskundigen

Aan het rapport werken volgende MER- deskundigen en adviseurs mee:

De deskundigen stonden in voor de opmaak van het MER. Hiervoor werd voor een belangrijk deel gesteund op gegevens aangeleverd door de opdrachtgever. De belangrijkste externe deskundigen zijn in onderstaande tabel aangegeven. De coördinatie gebeurde door Inge Van der Mueren.

Tabel 1-1: Team van MER-deskundigen

Deskundige Disciplines Erkenningsnummer Geldig tot

Inge Van der Mueren Coördinatie Bodem (pedologie) Water

GOP/ERK/MERCO/201 9/00002

MB/MER/EDA/692-V1 MB/MER/EDA/692-B

Onbepaalde duur

Chris Busschots Geluid en trillingen AMV/ERK/MER/EDA- 371/V4

Onbepaalde duur Paul Arts Mens – ruimtelijke aspecten

Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie

MB/MER/EDA/664-V1 MB/MER/EDA/664-B

Onbepaalde duur Onbepaalde duur Sofie Claerbout Biodiversiteit MB/MER/EDA/804 Onbepaalde duur

(11)

Projectomschrijving

Ruimtelijke situering

Ruimtelijke situering projectgebied

Het projectgebied situeert zich op het grondgebied van de stad Antwerpen. Het is gelegen in de haven van Antwerpen ter hoogte van het kanaaldok B2, tussen insteekdokken 1 en 2. De gemeenten Stabroek en Beveren bevinden zich in vogelvlucht op respectievelijk ca. 3 km en 2,5 km van het projectgebied.

Onderstaande figuren situeren het projectgebied op orthofoto en stratenplan.

Figuur 2-1: Situering op orthofoto met aanduiding van het projectgebied

(12)

ID 4556643003 | 1 Figuur 2-2: Situering op stratenplan met aanduiding van het projectgebied

Planologische situering plangebied

Volgens het gewestplan is het projectgebied gelegen binnen industriegebied en bestaande waterweg.

De aanliggende terreinen zijn eveneens bestemd als industriegebied. Op ca. 700 m ten noordoosten en 1,3 km ten zuiden van het projectgebied bevinden zich bufferzones volgens het gewestplan, op minstens 1,3 km ten westen bevindt zich natuurgebied met wetenschappelijke waarde of natuurreservaat. Op 1,7 km ten zuidwesten van het projectgebied bevindt zich Lillo Fort dat volgens het gewestplan aangeduid wordt als woongebied met culturele, historische en/of esthetische waarden en parkgebied. Berendrecht, aangeduid als woongebied op het gewestplan, is gelegen op minstens 1,5 km ten noordoosten van het projectgebied.

(13)

Figuur 2-3: Gewestplan

Het projectgebied is tevens gelegen binnen het Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan ‘Afbakening Zeehavengebied Antwerpen’ dat werd goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 30/04/2013.

Volgens dit GRUP is het projectgebied gelegen in ‘gebied voor zeehaven- en watergebonden bedrijven’. De stedenbouwkundige voorschriften voor dit gebied stellen:

Het gebied is bestemd om te functioneren als Vlaams havengebied als onderdeel van de haven van Antwerpen. Het is bestemd voor zeehavengebonden en zeehavengerelateerde industriële en logistieke activiteiten en distributie-, opslag- en overslagactiviteiten die gebruikmaken van en aangewezen zijn op de zeehaveninfrastructuur.

Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming en voor de exploitatie van de haven en de bedrijven zijn toegelaten. Daartoe worden ook de volgende werken, handelingen, voorzieningen, en wijzigingen gerekend:

- de aanleg en het onderhoud van infrastructuur die nodig is voor de toegankelijkheid of voor verbindingen langs de waterzijde en langs de landszijde;

- het laguneren of op een andere wijze bergen of verwerken van baggerspecie.

Daarnaast is de ontwikkeling, het herstel en de instandhouding van tijdelijke ecologische infrastructuur

(14)

ID 4556643003 | 3 Dit gebied is bestemd voor waterweginfrastructuur en aanhorigheden. In dit gebied zijn alle handelingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren of de aanpassing van die waterweginfrastructuur en aanhorigheden.

Daarnaast zijn toegelaten:

- alle handelingen met het oog op de ruimtelijke inpassing, buffers, ecologische verbindingen, kruisende infrastructuren, leidingen, telecommunicatie infrastructuur, lokaal openbaar vervoer, lokale dienstwegen, waterwegennetwerk en paden voor niet-gemotoriseerd verkeer;

- het bergen van baggerspecie in onderwatercellen.

Na aanleg van de infrastructuur kunnen voor het gedeelte van de zone dat voorlopig niet werd benut, de voorschriften van de naastliggende bestemming toegepast worden.

Conform dit Gewestelijk RUP bevindt zich tevens natuurgebied (Opstalvallei) op ca. 750 m ten noordoosten van het projectgebied.

Figuur 2-4: Indicatieve ligging projectgebied binnen het Gewestelijk RUP ‘Afbakening Zeehavengebied Antwerpen’

Kadering van het project

De algemene doelstelling van de aanleg van de kaaimuur is om de aanliggende terreinen te ontsluiten langs het kanaaldok B2 en hierdoor het aan- en afmeren van tankers (zeeschepen, coasters en binnenschepen) mogelijk te maken. Deze nieuwe kaaimuren leveren extra ligplaatsen op voor de reeds aanwezige en nog te ontwikkelen exploitatieactiviteiten. Zo is er momenteel een vergunningsprocedure lopende voor een nieuwe site van Ineos. De vergunningsaanvraag voor fase 1

(15)

– Ontbossing en voorbereidende werken voor bouw en exploitatie van een ethaankraker en PDH-unit (Project One) te Lillo – is momenteel lopende. Later zullen nog vergunningsaanvragen voor de PDH- unit (fase 2) en de ethaankraker (fase 3) aangevraagd worden. Gezien de bouw van de kaaimuur en

‘Project One’ deels gelijktijdig zal verlopen, zal er interferentie zijn tussen de werven van de kaaimuur en deze van de verschillende fasen van ‘Project One’. Dit wordt verder besproken bij de ontwikkelingsscenario’s (§4.2.3).

Projectbeschrijving

Algemeen projectvoornemen

De huidige site betreft een braakliggend terrein. Langs het Kanaaldok B2 bevindt zich over een lengte van ca. 354 m een talud voorzien van oeverbescherming. De kruin van het talud situeert zich op peil ca. +6,92 m TAW en loopt over een afstand van ca. 80 m af tot de vaargeul in het dok (peil ca. - 12,58 m TAW). De overige 319 m is een kaaimuur van het type combiwand (stalen buispalen en damplanken) met een betonnen kaaimuurkop verankerd d.m.v. trekankers onder 30 °. Bovenkant van de kaaimuur bevindt zich op ca. +7,00 m TAW. De waterbodem tegen de kaaimuur bevindt zich vandaag op ca. -4,08 m TAW en loopt over een afstand van ca. 40 m af tot de vaargeul in het dok (peil ca. -12,58 m TAW).

De zuidelijke oever van Insteekdok 2 t.h.v. Vesta is uitgevoerd als een talud voorzien van oeverbescherming, bijna identiek aan het talud langs Kanaaldok B2. In Insteekdok 1 t.h.v. Oil Tanking zijn zowel taluds als verschillende kaaimuurtypes (gewichtsmuren, damwand en combiwand) terug te vinden.

De bestaande toestand is weergegeven op onderstaande figuren.

(16)

ID 4556643003 | 5 Figuur 2-5: Grondplan bestaande toestand ter hoogte van het projectgebied

(17)

Figuur 2-6: Dwarsdoorsnede ter hoogte van bestaande kaaimuur Kanaaldok B2

(18)

ID 4556643003 | 7 Figuur 2-7: Dwarsdoorsnede ter hoogte van bestaand talud Kanaaldok B2

(19)

Figuur 2-8: Dwarsdoorsnede bestaand talud insteekdok 1

(20)

ID 4556643003 | 9 Het project heeft als voornemen om een nieuwe kaaimuur te bouwen. Om het doorgaande scheepvaartverkeer in Kanaaldok B2 niet te hinderen, zal deze nieuwe verdiepte kaaimuur ca. 60 m landinwaarts worden gebouwd. Er wordt geopteerd om deze kaaimuur uit te voeren als combiwand (stalen buispalen en damplanken) voorzien van een betonnen kaaimuurkop en verankerd d.m.v.

ankers. Het bodempeil van de nieuwe ligplaatsen wordt voorzien op -12,58 m TAW. Hierdoor kunnen schepen met een maximale diepgang tot 15,5 m worden behandeld.

Ook in het Insteekdok 1 zal een nieuwe kaaimuur ca. 80 m landinwaarts worden gebouwd om binnenschepen en coasters te kunnen behandelen.

In Insteekdok 2 wordt een overgangskaaimuur voorzien om de nieuwe verdiepte kaaimuur aan te sluiten op het bestaande talud.

Langs het Kanaaldok B2 worden op deze manier 2 ligplaatsen voor zeeschepen voorzien. Hierbij is het mogelijk om tegelijkertijd schepen met lengte 280m en 245m naast elkaar te behandelen. In het Insteekdok 1 worden 2 ligplaatsen voor lichters of 1 ligplaats voor een coaster gecreëerd. De nuttige kaaimuurlengte zal ca. 950m bedragen. Rekening houdend met overgangsconstructies zal de totale lengte van de nieuwe kaaimuur ca. 1.080 m bedragen.

(21)

Figuur 2-9: Grondplan met aanduiding nieuwe kaaimuur (blauwe en paarse lijn)

(22)

ID 4556643003 | 11 Figuur 2-10: Dwarsdoorsnede noordelijk gedeelte kaaimuur Kanaaldok B2

Figuur 2-11: Dwarsdoorsnede zuidelijk gedeelte kaaimuur Kanaaldok B2

(23)

Figuur 2-12: Dwarsdoorsnede kaaimuur ter hoogte van insteekdok 1

(24)

ID 4556643003 | 13 Aanlegfase

Planning

De uitvoering van de kaaimuurwerken zal mogelijk deels gelijk lopen met de inrichtingswerken van de toekomstige concessionarissen Ineos en Vesta (ontbossing en voorbereidende grondwerken, bouw van nieuwe installaties zoals productie-eenheden, tanks, los- en laadinstallaties,…). In functie van het latere gebruik door de verschillende concessionarissen zal de kaaimuur in fases worden opgeleverd en overgedragen. Fase 1 betreft de oplevering van de ligplaatsen in Insteekdok 1 (2 ligplaatsen voor barges). In fase 2 betreft het de zuidelijke ligplaats (schepen tot 245 m) langs het Kanaaldok B2. In fase 3 wordt de noordelijke ligplaats voor schepen tot 280 m lengte afgewerkt incl. de overgangskaaimuur in het Insteekdok 2 (en mogelijk 1 of 2 ligplaatsen in Insteekdok 1).Deze verschillende fases kunnen niet als elk afzonderlijk beschouwd worden. Van bij de aanvang der werken zullen nagenoeg op de gehele site werfactiviteiten plaatsvinden. Er zal gelijktijdig met verschillende installaties worden gewerkt.

(25)

Figuur 2-14: Fasering kaaimuurwerken

(26)

ID 4556643003 | 15 Voor het totale project wordt onderstaande ruwe planning voor effectieve uitvoering van de kaaimuurwerken vooropgesteld.

Tabel 2-1: Vooropgestelde planning van de werken

Fase Activiteit Duur Van Tot

Opstartfase Werfinrichting + leveringstermijn combiwand en verankering

2 mnd 0 2

Fase 1 Constructie kaaimuur inclusief afbraak en baggerwerken

16 mnd 1 17

Fase 2+3 Constructie kaaimuur inclusief afbraak en baggerwerken

31 mnd 2 33

De totale uitvoeringstermijn voor de effectieve uitvoering van de kaaimuurwerken wordt ingeschat op 33 kalendermaanden.

Opstartfase

Afbakening van de werfzone

De werfzone betreft de volledige zone vanaf de huidige oever tot ca. 40 m voorbij de nieuwe kaaimuur.

Voor de toegang tot de werfzone wordt een bestaande grindweg als werfweg gebruikt. Om toegang vanaf de Scheldelaan te verzekeren, dient nog ca. 220 m bijkomende werfweg in steenslag aangelegd te worden net ten noorden van Bayer.

Figuur 2-15: Aanduiding werfzone (projectgebied) en toegang tot de werf

(27)

Omlegging/uitdienstname bestaande drinkwaterleiding

De bestaande drinkwaterleiding, een distributieleiding diameter 300 mm en eigendom van Water-link, dient verplaatst te worden. Hierbij zullen tevens de resterende asbesthoudende leidingen gesaneerd worden. Timing van het verplaatsen van de drinkwaterleiding zal in overleg met Water-link worden bepaald.

Figuur 2-16: locatie te verleggen drinkwaterleiding Levering combiwand + verankering

De stalen onderdelen voor de combiwand (buispalen, damplanken, …) zullen aangevoerd worden per schip en gestockeerd worden binnen de werfzone. Beton wordt met vrachtwagens via de bestaande wegen en de werfwegen aangevoerd.

(28)

ID 4556643003 | 17 o -12,58 m TAW langs de nieuwe kaaimuur in Kanaaldok B2

o -6,58 m TAW langs de nieuwe kaaimuur in Insteekdok 1.

Er zullen 2 types van kaaimuren worden aangelegd, waarbij respectievelijk volgende fasering van de werken is voorzien:

 Kaaimuur type 1 (= langs Kanaaldok B2) o Plaatsen bemaling

o Uitgraven bouwput

o Plaatsen buispalen (eerst intrillen, nadien op diepte heien) o Plaatsen damplanken (intrillen tot op diepte)

o Plaatsen MV-palen (inheien)

o Uitvoeren betonnen kaaimuurkop (wapenen, bekisten en betonneren) o Aanvulling aan landzijde van de kaaimuur

o Baggerwerken tot ontwerp bodempeil -12,58 m TAW

 Kaaimuur type 2 (= insteekdokken 1 en 2) o Plaatsen bemaling

o Uitgraven bouwput

o Plaatsen buispalen (eerst intrillen, nadien op diepte heien) o Plaatsen damplanken (intrillen tot op diepte)

o Uitvoeren betonnen kaaimuurkop (wapenen, bekisten en betonneren) o Boren grondankers

o Aanvullen aan landzijde van de kaaimuur o Voorspannen en vastzetten van de grondankers o Baggerwerken tot ontwerp bodempeil -6,58 m TAW Hieronder worden de verschillende werken meer in detail beschreven:

 Het bouwen van een combiwand:

Op een afstand van ca. 60 m van de bestaande kaaimuur langs het kanaaldok B2 zal de nieuwe kaaimuur geplaatst worden. Deze nieuwe, gesloten, kaaimuur zal uitgevoerd worden als een stalen combiwand.

Eerst wordt de bemaling geplaatst en de bouwput uitgegraven. De bestaande radartoren (eigendom Havenbedrijf) zal eerst gesloopt worden. De technische installaties worden verwijderd en zowel de bovengrondse als ondergrondse betonnen constructie wordt afgebroken. Vervolgens worden de buispalen ingeheid en ingetrild. Daartussen worden damplanken ingetrild.

(29)

Het grondverzet voor de bouwput bedraagt ca. 65.878 m³. Deze grond zal geheel of gedeeltelijk tijdelijk gestockeerd worden binnen de werfzone. De stockagezones zullen ingericht worden ter hoogte van de zone die later afgegraven zal worden. De uitgegraven grond zal vervolgens worden hergebruikt of afgevoerd worden met vrachtwagens via de werfweg en de bestaande wegen.

 De verankering van de nieuwe kaaimuurconstructie:

Om de nodige horizontale stabiliteit te verzekeren, zal het geheel horizontaal verankerd moeten worden. Voor de verankering van de kaaimuren van type 1 worden MV-palen ingeheid. Voor de verankering van de kaaimuren van type 2 worden grondankers geplaatst na uitvoering van de kaaimuurkop.

 Het bouwen van een betonnen kaaimuurkop:

Bovenop de combiwand wordt een betonnen kesp geplaatst, voorzien van de nodige kaaimuurtoerusting (o.a. ladders, handgrepen, veiligheidsringen, meerpalen, fenders…). De bouwput zal aan de landzijde van de kaaimuur opnieuw worden aangevuld. Het grondverzet voor deze aanvulling wordt ingeschat op ca. 24.524 m³. Hiervoor zal een deel van de uitgegraven grond voor de bouwput gebruikt worden.

 De plaatsing van hydrantputten, rioleringsschouwen, brandblusputten en een klimaat- en energievriendelijke afmeervoorziening:

In de kaaimuur zullen, ten behoeve van de uitbating van de terminal, volgende voorzieningen geplaatst worden:

o de nieuwe drinkwaterleiding (wordt voorzien vlak achter de kesp van de nieuwe kaaimuur en sluit verder aan op de bestaande leidingen);

o iedere 60m een hydrantput met wachtbuizen;

o iedere 60m een rioleringsschouw voor de aansluiting van de riolering van het terrein;

o mogelijke voorzieningen voor brandblusbestrijding;

o de kaaimuur wordt zodanig ontworpen dat klimaat- en energievriendelijke afmeervoorzieningen (zoals walstroom) indien nodig kunnen geïnstalleerd worden.

o afhankelijk van beslissing concessionaris zal een waterinlaat in de kaaimuur worden voorzien.

 Het verdiepen van het bodempeil voor de nieuwe kaaimuur:

Voor de kaaimuur langs het kanaaldok B2 zullen de ligplaatsen uitgebaggerd worden tot op peil -12,58m TAW. Dit peil zal aangehouden worden tot in de vaargeul die zich tevens op peil -12,58 m TAW bevindt. Hierdoor zal over een breedte van ca. 140 meter gebaggerd dienen

(30)

ID 4556643003 | 19 Exploitatiefase

De nieuwe kaaimuren worden gebouwd voor het aan- en afmeren van tankers (zeeschepen, coasters en binnenschepen). Door de concessionarissen zullen ter hoogte van de kaaimuur laad- en losinstallaties worden geplaatst. Deze installaties behoren bijgevolg niet tot de scope van kaaimuurwerken.

Investering en tewerkstelling

Investeringen in de chemische industrie zijn zeer kapitaalsintensief maar zorgen zowel tijdens de constructiefase als wanneer ze operationeel zijn voor de nodige bijkomende arbeidsplaatsen, zowel direct als indirect. Dankzij het kapitaalsintensief karakter van de sector en de daaraan gekoppelde lange-termijn strategie van de bedrijven, zijn ook deze jobs voor lange termijn gegarandeerd.

Investeringen in de chemische industrie dragen ook significant bij tot de creatie van toegevoegde waarde en de verbetering van het bruto binnenlands product omdat productiestappen die tot nu toe in het buitenland gebeurden, zullen worden uitgevoerd in de haven van Antwerpen. Daarenboven zullen de afgewerkte producten voor een groot deel, eventueel na verdere verwerking in onze haven of in België, opnieuw geëxporteerd worden wat leidt tot een maximale verzilvering van de toegevoegde waardecreatie van dit project.

Mogelijke alternatieven

Het nulalternatief kan algemeen omschreven worden als ‘de ontwikkeling volgens de huidige bestaande praktijk en toetsingskader die volgt in het projectgebied wanneer het project geen doorgang vindt of niet wordt uitgevoerd’. Dit komt overeen met de toestand van het projectgebied zonder de nieuwe kaaimuur en dus in feite de huidige situatie.

Het nulalternatief betreft bijgevolg het referentiekader om de milieueffecten te beoordelen. De beschrijving van het nulalternatief wordt in elke discipline opgevat als een beschrijving van de referentiesituatie met de gekende eigenschappen en knelpunten.

Voor het voorliggende project zijn locatiealternatieven en beleidsalternatieven eveneens niet relevant. Het betreft een omgevingsvergunningsaanvraag voor de bouw van een kaaimuur ten behoeve van havenactiviteiten binnen de afbakening van het zeehavengebied Antwerpen. Het geeft daarmee invulling aan het principe van haveninbreiding, m.n. door het ontsluiten van niet gebruikte delen van bestaande concessies.

Wel zal een uitvoeringsalternatief voor de afvoer van uitgegraven gronden onderzocht worden. Het overgrote deel van de af te voeren grond en baggerspecie zal per schip gebeuren. Gezien de afvoer van grond- en baggerspecie per schip algemeen minder milieueffecten met zich meebrengt (geen bijkomende belasting van het wegverkeer, grotere volumes die in 1 keer worden afgevoerd worden, waardoor opslag van gronden in het projectgebied kleiner zal zijn, …) zal hiervoor geen uitvoeringsalternatief onderzocht worden. De uitgegraven grond t.b.v. de bouwput voor de realisatie van de nieuwe kaaimuur (ca. 65.878 m³ - 24.524 m³ = 41.354 m³ ofwel ca. 62.0316 ton1) zal echter via de weg afgevoerd worden. In het MER wordt een alternatief onderzocht waarbij deze grond eveneens via het water afgevoerd wordt.

1 Overeenkomstig de Code Goede Praktijk – Studie van ontvangende groeve en graverij rekenen we met een dichtheid van 1,5 ton/m³ voor los gepakte gronden (ic zoals op een schip of dumper).

(31)

Verder is momenteel nog een bemalingsstudie lopende in functie van de uitvoering van het project.

Hierin worden momenteel nog verschillende opties onderzocht. In functie de bouwwijze van de kesp en het beperken van de invloedszones van de bemaling wordt een opdeling gemaakt tussen bemaling aan landzijde en aan waterzijde van de nieuwe kaaimuur. Aan landzijde kan de uitgravingsdiepte worden beperkt. Hierbij zijn er 2 opties mogelijk om de invloed naar de omgeving toe te beperken, nl.:

 plaatsen van een retourbemaling;

 plaatsen van een doorlopende cement-bentoniet-wand met ‘stand by’ open bemaling in bouwput.

Aan waterzijde dient dieper te worden ontgraven. Ten gevolge van de uitgraving aan de waterzijde en de aanwezige waterdruk op de kleilaag wordt verwacht dat de kleilaag zal ‘opbarsten’. Dit resulteert in een grotere geleidbaarheid van de aquitard, wat een effect zal hebben op het bemalingsdebiet. Hier zijn eveneens 2 opties mogelijk, nl.:

 lokaal laten opbarsten van de aquitard, waardoor er een grotere bemalingsdebiet aan waterzijde zal ontstaan;

 spanningsbemaling uitvoeren onder aquitard, waardoor een tweede bemalingssysteem aan waterzijde dient voorzien te worden.

In dit ontwerp-MER worden deze verschillende opties eveneens meegenomen in de effectenbeoordeling en worden de verschillen kwalitatief besproken (op basis van de beschikbare bemalingsstudie). Voor de bemaling aan waterzijde wordt enkel het worst-case scenario (nl. lokaal laten opbarsten van de kleilaag) meegenomen.

(32)

ID 4556643003 | 21

Algemene methodologische aspecten

Overzicht van te onderzoeken milieudisciplines

De volgende disciplines worden in dit project-MER behandeld door een erkend MER-deskundige:

- Geluid en Trillingen;

- Bodem;

- Water (grondwater, oppervlaktewater en afvalwater);

- Biodiversiteit;

- Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie;

- Mens – ruimtelijke aspecten.

Enkele thema’s die eveneens in de opgelijste disciplines aan bod komen in het MER zijn:

- Mens – mobiliteit: gezien de aard van het projectvoornemen wordt enkel tijdelijke verkeersgeneratie tijdens de aanlegfase verwacht. Dit zal worden besproken bij de discipline mens – ruimtelijke aspecten.

- Lucht: gezien de aard van het projectvoornemen worden enkel tijdelijke emissies t.g.v. de werkzaamheden verwacht. Dit zal eveneens worden besproken bij de discipline mens – ruimtelijke aspecten.

- Energie en grondstoffen: het project is niet van die aard dat er een significante invloed is op grondstofvoorraden. Binnen de discipline bodem zal wel aandacht besteed worden aan mogelijk hergebruik van uitgegraven gronden/slib.

- Klimaat is een inherent onderdeel van de verschillende disciplines. Een aantal doelstellingen vanuit het beleid (op verschillende niveaus) en de wijze waarop het project/MER hier een bijdrage aan levert, wordt waar relevant aangehaald.

Gezien de aard van de omgeving (havengebied, weinig bewoning) en het projectvoornemen wordt geen relevante wijziging in de uitstoot van gezondheidsbeïnvloedende emitters t.h.v.

kwetsbare zones (b.v. woonzones) verwacht. Tevens omvat het project geen bijkomende licht-, stralings- of warmtebronnen. De disciplines mens-gezondheid en licht en elektromagnetische golven worden dan ook niet verder onderzocht in dit MER.

(33)

Opbouw per milieudiscipline

Afbakening van het studiegebied

Onderstaande figuur geeft een algemeen overzicht van het studiegebied. Het studiegebied is afhankelijk van de te behandelen discipline. Tenzij anders vermeld in een discipline, reikt het studiegebied over het algemeen tot een zone van 200 m rondom het project.

Onder de verschillende disciplines is een specifieke beschrijving van het studiegebied gegeven.

Figuur 4-1: Situering algemeen studiegebied

Beschrijving van de bestaande toestand

Dit is een beschrijving van het projectgebied en de omgeving. In het MER zal referentiejaar 2019 als de bestaande toestand genomen worden. Indien geen resultaten van 2019 voorhanden zijn, wordt de meest recent beschikbare informatie gehanteerd.

De bestaande toestand vormt in principe de basis t.o.v. waarvan de verdere aanwezigheid van het project vergeleken wordt. In dit MER en in de eindsynthese worden de voor- en nadelen van het project besproken onder de vorm van een beschrijving en een cijfermatige beoordeling.

(34)

ID 4556643003 | 23 Zoals reeds besproken in § 2.2 is op het aanliggende terrein een vergunningsaanvraag lopende voor de ontbossing en voorbereidende werken voor de bouw en exploitatie van een ethaankraker en PDH Unit (“Project One”). Uit de beschikbare informatie blijkt dat de ontbossing zal starten na het broedseizoen 2020 en 3 maanden duren, m.a.w. ontbossingswerken in augustus-september-oktober 2020. De grondwerken worden afgerond binnen het jaar na verlenen vergunning (dus uiterlijk eind november 2020 volgens de voorziene planning voor fase 1). Gezien de werken voor de bouw van de kaaimuur zijn voorzien te starten in het najaar van 2020, overlapt de start van kaaimuurwerken met de laatste maand ontbossing. Ook de grondwerken zullen samen met de kaaimuurwerken plaatsvinden. Er wordt gestreefd naar volledig gescheiden werfzones. Beperkte interferentie tussen de werfzone van de kaaimuur met de werfzone voor de ontbossingswerken en grondwerken is mogelijk Tevens loopt de werfweg door de werfzone van ‘Project One’. Dit wordt voorgesteld in Figuur 4-24-2. De ontbossing en de voorbereidende werken worden daarom als ontwikkelingsscenario beschouwd in het kader van dit MER.

Figuur 4-2: Ligging projectgebied en toegangsweg t.o.v. het projectgebied van ‘Project One’

Verder worden ook de bouw en de exploitatie van de nieuwe installaties van Ineos (PDH-unit ten noorden van het projectgebied en nieuwe ethaankraker ten westen van het projectgebied) als gestuurde ontwikkelingsscenario’s opgenomen. Voor de bouw en exploitatie van deze installaties zal immers gebruik gemaakt worden van de nieuwe kaaimuur. Dit heeft in eerste instantie voornamelijk een impact op de fasering van de werf voor de nieuwe kaaimuur. Een deel van de kaaimuur zal immers reeds in gebruik genomen worden voor de aanvoer van materiaal voor de bouw van de nieuwe installaties, terwijl een ander deel van de kaaimuur nog in aanleg is. De werfzone van de kaaimuurwerken zal na oplevering van de eerste en vervolgens de tweede fase dan ook sterk verkleinen.

(35)

Geplande situatie

De geplande situatie is de toestand van het studiegebied met de in de toekomst te verwachten invloed van de nieuwe kaaimuur en dit zonder rekening te houden met eventuele milderende maatregelen die in dit MER voorgesteld zullen worden.

In het kader van dit MER wordt de situatie na aanleg van de kaaimuur als geplande situatie beschouwd.

De bouw van de laad- en losinstallaties en de exploitatie ervan zal gebeuren door de toekomstige concessionarissen (zie ook § 2.3.3). Dit omvat o.a. de nieuwe installaties van Ineos (‘Project one’) en Vesta. Hiervoor wordt een apart vergunningstraject doorlopen, waarbij eveneens de milieueffecten in beeld zullen worden gebracht. Hiervoor wordt verwezen naar het ontwerp-MER ‘Ontbossing en voorbereidende werken voor bouw en exploitatie van een ethaankraker en PDH-unit (Project One) te Lillo’, waarin reeds een doorkijk gegeven wordt naar de toekomstige installaties en mogelijke effecten van dit project. Wel zal er in dit MER een kwalitatieve beschrijving van de te verwachten milieueffecten van de exploitatie van de kaaimuur an sich gebeuren, m.n. de te verwachten milieueffecten van het aan- en afmeren van tankers.

Effectbeoordeling

De beoordeling van de effecten gebeurt o.b.v. expert judgement en is – waar dit mogelijk is - gebaseerd op cijfermatige gegevens. Onder “Methodologie” is voor elke discipline aangegeven op basis van welke criteria en op welke wijze de beoordeling van de effecten gebeurt.

Om een overzicht te verkrijgen van het belang van de verschillende effecten wordt voor elk effect volgende indelingswijze gehanteerd:

Aanzienlijk negatief (-3) Aanzienlijk positief (+3)

Negatief (-2) Positief (+2)

Beperkt negatief (-1) Beperkt positief (+1) Verwaarloosbaar/geen significant effect/geen effect (0)

Op basis van de grootte van de cijfergegevens kan vervolgens snel afgeleid worden in hoeverre de deskundigen een effect als belangrijk beoordeeld hebben.

Hierbij duidt een positieve score op een gewenst effect. Dit kan bv. een verhoging, een ondersteuning of een versterking van de betrokken eigenschap zijn. Een negatieve score wijst op een ongewenst effect. Dit kan bv. gaan om het verdwijnen, een verlaging of een aantasting van een bepaalde eigenschap. Voor elk relevant effect wordt een beoordelingskader geschetst dat zal gebruikt worden bij de bepaling van het significantieniveau.

Op basis van de impactbeoordeling (van -3 tot +3) kan afgeleid worden in hoeverre een maatregel/aanbeveling noodzakelijk is en welke de impact is van de maatregel/aanbeveling (resterend effect): de milderende maatregelen/aanbevelingen worden gekoppeld aan de impactbeoordeling.

(36)

ID 4556643003 | 25 Voor alle gevallen geldt: indien er geen milderende maatregelen voorgesteld kunnen worden, dient dit gemotiveerd te worden.

In het MER zal een onderscheid gemaakt worden tussen noodzakelijke maatregelen en aandachtspunten/aanbevelingen (maatregelen ter optimalisatie van het project).

Volgens de handleiding Milderende Maatregelen kunnen maatregelen met impactscore -1 of maatregelen die het resterend effect niet voldoende verkleinen soms beter als ‘aanbeveling’ worden opgenomen dan wel als ‘maatregel’.

De MER-deskundige zal aangeven of een maatregel noodzakelijk is (en aangeven wat het resterend effect is).

Overzicht van de mogelijke effecten en grensoverschrijdende effecten

Grensoverschrijdende effecten

Gezien de afstand van het projectgebied tot de landgrens (ca. 5 km), worden geen grensoverschrijdende effecten verwacht.

Overzicht algemeen te verwachten effecten

Gebaseerd op de algemene locatiekarakteristieken en de projectbeschrijving worden hieronder de voornaamste mogelijke effecten die t.g.v. het project redelijkerwijze kunnen verwacht worden in een overzicht weergegeven.

(37)

Tabel 4-1: Ingreep effectenmatrix: globale inschatting van de milieueffecten voor het project

Deelingrepen Direct effect Discipline Indirect effect Discipline

Aanlegfase – bouw van kaaimuren en baggerwerken Inrichten werf (voorbereidende

werken), aanvoer materieel, inrichten tijdelijke wegenis, stockagezones

Aan- en afvoer materiaal

Bodemverstoring/-verontreiniging Wijziging geluidsproductie Wijziging vegetatie Wijziging landschapsbeeld

Mens-mobiliteit Bodem/Water Geluid Mens

Landschap / biodiversiteit

Belevingswaarde/hinder Mens – ruimtelijke aspecten

Omlegging/uitdienstname bestaande drinkwaterleiding (grondwerken, eventueel bemaling, grondstockage en – aanvulling/hergebruik

Aan- en afvoer materiaal Grondverzet/-tijdelijke stockage Invloed op grondwater

Invloed op archeologisch erfgoed Invloed op geluidsklimaat

Mens-mobiliteit Bodem en grondwater

Landschap en erfgoed Geluid

Belevingswaarde/hinder Ecologische beïnvloeding tgv wijziging

Wijziging

grondwaterstand/verzilting

Mens – ruimtelijke aspecten en hinder

Biodiversiteit

Grondwerken – kaaimuren (o.a. bemaling, uitgraven van bouwputten, grondstockage en – aanvulling/herbruik, heien, aanleg kaaimuur)

Aan- en afvoer materiaal Grondverzet/-tijdelijke stockage Invloed op grondwater

Invloed op archeologisch erfgoed Invloed op geluidsklimaat

Mens-mobiliteit Bodem en grondwater

Landschap en erfgoed Geluid

Belevingswaarde/hinder Ecologische beïnvloeding tgv wijziging

Wijziging

grondwaterstand/verzilting

Mens – ruimtelijke aspecten en hinder

Biodiversiteit

Baggerwerken Mogelijk verlies natuurwaarden Wijziging oppervlaktewater (kwantiteit, kwaliteit en structuurkwaliteit) Verlies (industrie)gronden

Biodiversiteit

Bodem en grondwater Oppervlaktewater

Mens – ruimtelijke aspecten

Wijziging landschapsperceptie Wijziging belevingswaarde Invloed op functie werken (industrie)

Landschap en erfgoed Mens – ruimtelijke aspecten

Exploitatiefase

(38)

ID 4556643003 | 27

Deel 2 – Ontwerp-MER Discipline Bodem

Afbakening van het studiegebied

Het studiegebied voor de discipline bodem bestaat uit het projectgebied zelf, met aandacht voor die zones waar tijdens de exploitatie nog een invloed op de bodem te verwachten valt. Het studiegebied kan worden opengetrokken tot buiten het projectgebied wat bodemkwaliteit betreft en dan meer bepaald de mogelijke effecten van verontreinigingsbronnen in de nabije omgeving van de projectsite.

Verder dient er ook gekeken te worden naar de relatie van eventuele bemaling tot de bodemkwaliteit binnen de te verwachten invloedssfeer. Het algemeen studiegebied dat tot op 200 m van de terreingrens reikt zal voldoende ruim zijn voor de discipline bodem.

Juridische en beleidsmatige context

Bij uitgravingen zoals bedoeld in het Vlarebo (uitgraven bestaande oever, funderingen, baggerspecie,

…) dient er een technisch verslag en een bodembeheerrapport opgesteld te worden als de uitgegraven bodem afkomstig is van een verdachte grond of als de totale uitgraving op een niet-verdachte grond meer dan 250 m³ bedraagt. Dit dient om te bewijzen dat de grond voldoet aan de voorwaarden voor het beoogde gebruik. Het technisch verslag wordt opgesteld door een erkende bodemsaneringsdeskundige en het bodembeheerrapport wordt afgeleverd door een erkende bodembeheerorganisatie. Op basis van het technisch verslag en een vergelijking van de bodemkwaliteit met de verschillende normen van het Vlarebo wordt bepaald of de bodem mag hergebruikt worden binnen de ’kadastrale werkzone’ en/of naar welke bodembestemmingstypes hij (buiten de kadastrale werkzone) al dan niet mag afgevoerd worden. Het bodembeheerrapport geeft de volledige transportketen weer van de bodem (oorsprong, transport, bestemming, vervoerder,…).

Verder moet rekening gehouden worden met de volgende standaard aspecten uit de bodemregelgeving:

- Indien er calamiteiten optreden die impact kunnen hebben op de bodem, dienen zo snel mogelijk de nodige acties ondernomen te worden om de verontreiniging weg te nemen. De nodige controlestalen dienen genomen te worden. Indien de calamiteit valt onder het toepassingsgebied van een schadegeval, dienen deze specifieke bepalingen nageleefd te worden;

- Indien gronden worden overgedragen, dienen de bepalingen van het Bodemdecreet te worden gevolgd;

- Indien gronden dienen onteigend te worden, dienen de bepalingen van het Bodemdecreet te worden gevolgd;

- De nodige aandacht dient te worden geschonken aan de regels van het grondverzet.

Methodologie

Het identificeren, meten en voorspellen van milieueffecten op of via de bodem gebeurt voornamelijk via de bodemkenmerken en –hoedanigheden. Wijzigingen van de bodem (ruim opgevat) worden meestal negatief beoordeeld omdat ze een verlies of verslechtering van de structuur inhouden.

(39)

Aspecten voor bodem zijn vooral te verwachten tijdens de aanlegfase (vergraving, grondverzet, mogelijke verontreiniging, ...).

Mogelijke effecten en indien nodig maatregelen die zullen worden nagegaan zijn:

- de verdichting van onverharde bodems;

- profielvernietiging;

- wijziging van stabiliteitskenmerken en risico’s op zettingen (o.a. ten gevolge van bemaling);

- impact op reliëf en topografie;

- het gewijzigde bodemvochtregime;

- wijziging van de bodemkwaliteit t.g.v. calamiteiten tijdens de aanleg;

- beschrijving grondbalans (inclusief impact van tijdelijke stockage van uitgegraven grond en/of slib ter hoogte van het projectgebied).

Verstoring van bodemprofielen wordt als een permanent effect aanzien omdat bodemprofiel- ontwikkeling een zeer langzaam proces is. De graad van verstoring wordt beoordeeld op basis van de gevoeligheid van de bodem voor profielverstoring. In natuurlijke bodems wordt profielverstoring en structuurwijziging (verdichting) steeds negatief beoordeeld. In niet-natuurlijke bodems (zoals recent opgespoten terreinen, vergraven bodems, stedelijk gebied,…) wordt profielverstoring en structuurwijziging als niet significant beschouwd. De bodem binnen het projectgebied is opgehoogd.

Structuurwijziging wordt daarom als niet significant beschouwd en niet verder besproken in dit MER.

Ook de oorspronkelijke onderliggende bodem zal vergraven worden. Daar komen binnen het projectgebied op basis van de bodemkaart enkel bodems zonder profielontwikkeling voor. Gezien er geen bodems met goed ontwikkelde bodemprofielen voorkomen ter hoogte van het projectgebied wordt de effectgroep profielvernietiging niet verder onderzocht in dit MER.

Tabel 5-1: Beoordelingscriteria en significantiekader discipline bodem

Effectgroep Criterium Methodologie Basis beoordeling significantie

Wijziging stabiliteit Risico op bodem- zetting

Kwetsbaarheidsbenadering o.b.v. de samendrukbaarheid van de grond en de

aanwezigheid van

zettingsgevoelige structuren

Uitgaande van een kwalitatieve bespreking wordt het risico op bodemzetting ingeschat. Significantie is dus afhankelijk van de kwetsbaarheid van de grondsoort, de draagkracht van de grond en de aanwezigheid van structuren.

 Aanwezigheid van veenlagen in de ondergrond

= zeer kwetsbaar Verbruik en

vrijkomen van grond

Volume grond- stromen (m³)

Grondbalans; omvang grondoverschotten

De impact van (tijdelijke) stockage van

grondoverschotten is afhankelijk van de kwetsbaarheid van het gebied:

 zones gevoelig voor verdichting, biotoopverlies, verlies aan bergingsoppervlakte = zeer kwetsbaar

 andere = weinig kwetsbaar

(40)

ID 4556643003 | 29 Effectgroep Criterium Methodologie Basis beoordeling significantie

Wijziging bodemkwaliteit

Aantal locaties en projectfasen (aantal)

Op basis van lokalisatie van mogelijks verontreinigde bodems, uitgaande van uitgevoerde

bodemonderzoeken

Kwalitatieve bespreking. Effecten zijn significant als verontreiniging ontstaat, verplaatst wordt of wordt gesaneerd.

Aantal locaties en projectfasen waar een mogelijk risico op bodemverontreiniging optreedt ten gevolge van de werken.

Het risico van verontreiniging wordt kwalitatief beoordeeld.

Impact van aantasting van reliëfkenmerken

Kwalitatieve bespreking

Beoordeling op basis van huidige reliëfkenmerken en mate van ophoging of afgraving van het bestaande maaiveld in relatie tot de omgeving

De kwetsbaarheid van het gebied voor wijziging van het reliëf wordt beoordeeld t.a.v. de toekomstige functie van het gebied en gerelateerd t.a.v. beleidsaspecten omtrent landschap, visuele beleving en veiligheid.

Beschrijving bestaande toestand

Reliëfkenmerken

Het projectgebied bevindt zich in de vroegere Scheldepolders. In het begin van de jaren ’60 werden de kanaaldokken uitgegraven. Hierbij werd ook de industriezone ter hoogte van het projectgebied aangelegd met gronden afkomstig van de kanaaldokken. De kunstmatige ophoging van de gronden ter hoogte van het projectgebied bedraagt ongeveer 3 à 4 m. Het projectgebied bevindt zich op 6,8 – 7 m TAW.

Geologie

De ondergrond wordt gevormd door de kunstmatige ophoging met daaronder de formaties van het Quartair en daaronder het Tertiair. Onder de Quartaire lagen verstaat men de jongste twee miljoen jaar van de aardgeschiedenis. De dikte van de Quartaire laag ter hoogte van het projectgebied bedraagt ca. 7-9 m (bron: dov.vlaanderen.be). Onder de Quartaire lagen bevinden zich de Tertiaire lagen. De Formatie van Lillo – Zand van Merksem bevindt zich tot een diepte van minstens 20 m –mv.

Daaronder bevinden zich de Zanden van Kruisschans en Oorderen (Formatie van Lillo).

Bodemsamenstelling

De bodem omvat de bovenste 1,25 m grond vanaf het maaiveld. Volgens de bodemkaart wordt de ondergrond in het projectgebied gekarteerd als natte klei en licht zandleembodems. Deze kartering betreft echter de oorspronkelijke bodem van voor de ophoging van het industrieterrein.

Het projectgebied komt niet voor binnen de kartering van zogenaamde ‘waardevolle erfgoedbodems’.

(41)

Figuur 5-1: Bodemkaart ter hoogte van het projectgebied

In opdracht van het Havenbedrijf werd een geotechnisch onderzoek uitgevoerd op het terrein. Hierbij werden verspreid over het projectgebied 3 boringen uitgevoerd. De boorstaten zijn opgenomen in bijlage 1. Uit de boorstaten blijkt dat de bovenste 2-3 m van de opgespoten laag bestaat uit weinig slibhoudend fijn zand. Daaronder komt een kleilaag voor van ca. 3-4 m dik. In de onderliggende lagen komt ook veen voor. Vervolgens komt vanaf een diepte van ca. 7 à 9 m –mv. opnieuw een zandige laag voor van ca. 12-14 m dik. Deze wordt afgesloten door een kleilaag van ca. 2-3 m dik tot een diepte van 23-24 m –mv. Daaronder bevindt zich ten slotte opnieuw een zandige laag waarin ook schelpen voorkomen tot diepte van 32 m –mv.

(42)

ID 4556643003 | 31 Figuur 5-2: Locatie uitgevoerde boringen in het projectgebied

(Bron: Geotechnisch onderzoek, kanaaldok B2 en Insteekdok 1, SGS, 2019)

Bodemverontreiniging

Uit de OVAM-databank van de verspreiding van bodemonderzoeken in Vlaanderen (raadpleging d.d.

08/08/2019) blijkt dat ter hoogte van het projectgebied verschillende bodemonderzoeken zijn gebeurd en bodemsaneringen uitgevoerd, bezig of gepland zijn (dossiernummers 10682, 4014 en 5149). Ook in de omgeving zijn verschillende bodemonderzoeken gekend en saneringen gebeurd.

(43)

Figuur 5-3: Situering bodemonderzoeken (Bron: OVAM, geraadpleegd op 1/10/2019)

Hierna worden de resultaten voor de kadastrale percelen ter hoogte van het projectgebied besproken (bron: project-MER uitbreiding INEOS Lillo – voorbereidende werken).

Kadastraal perceel 150 C

Het perceel 150C is grotendeels braakliggend en begroeid met vegetatie. In het noorden van het perceel is in de huidige situatie sinds 2001 een incinerator aanwezig van Vesta Terminal Antwerp nv.

Verder wordt het ook gebruik als contractordorp. In 2018 werd een oriënterend bodemonderzoek uitgevoerd op het terrein. In dit onderzoek werden concentraties boven de richtwaarde vastgesteld in de bodem voor minerale olie (een nieuwe verontreiniging door de activiteiten op het terrein sinds 2001) en zink (een historische verontreiniging door de aanleg van het terrein). Voor arseen werden concentraties in het grondwater vastgesteld tot boven de bodemsaneringsnorm. Gezien deze waardes van nature worden beschouwd, betreft het geen verontreiniging. Uit het OBO blijkt dat er geen duidelijke aanwijzing is dat de verhoogde concentraties een ernstige bodemverontreiniging vormen voor mens of milieu. Bijgevolg moet er geen BBO uitgevoerd worden. Er is tevens een meer recent oriënterend bodemonderzoek uit 2019 (OVAM-dossier 10682). Ook hier luidde de conclusie dat er geen beschrijvend bodemonderzoek of sanering nodig is.

Kadastraal perceel 162G

(44)

ID 4556643003 | 33 De verhoogde concentraties aan zink in het vaste deel van de aarde en chroom in het grondwater worden beschouwd als een historische verontreiniging omdat aangenomen wordt dat zij veroorzaakt zijn door het ophoogzand gebruikt voor het ophogen van het terrein voor 1960. De verhoogde concentraties aan cadmium, PAKs, minerale olie en monochloorbenzeen worden beschouwd als een historische verontreiniging omdat aangenomen wordt dat zij veroorzaakt zijn door de voormalige opslag van filterkoeken en laguneslib in deze zone. Uit het OBO blijkt dat er geen duidelijke aanwijzing is dat de verhoogde concentraties een ernstige bodemverontreiniging vormen voor mens of milieu.

Bijgevolg moet er geen BBO uitgevoerd worden.

In het OBO van 2017 werden voor dit perceel concentraties boven (80% van de) bodemsaneringsnormen vastgesteld voor monochloorbenzeen, mercaptobenzothiazol, benzothiazolol, benzothiazol, diallaat, triallaat, triethylamine, alachloor en trichloorpropaan in het grondwater en triallaat, trichlooppropaan en aniline in de bodem. Deze verontreinigingen worden beschouwd als historisch omdat aangenomen wordt dat zijn veroorzaakt zijn door historische opslag van filterkoeken en laguneslib in deze zone. Uit het OBO blijkt dat er duidelijke aanwijzingen zijn dat deze historische bodemverontreiniging een ernstige bodemverontreiniging vormt. Er werd in 2016 reeds een BBO uitgevoerd voor de verontreiniging met monochloorbenzeen, mercaptobenzothiazol, benzothiazolol, benzothiazol, diallaat, triallaat, triethylamine, alachloor en trichloorpropaan in het grondwater. Aangezien de conclusies van dit BBO uit 2016 behouden kunnen blijven dient er voor deze verontreiniging geen nieuw BBO uitgevoerd te worden. In het BBO van 2016 werd geconcludeerd dat sanering noodzakelijk is. Voor de verontreiniging in het grondwater werd een bodemsaneringsproject uitgevoerd door middel van pump & treat. Voor dit bodemsaneringsproject werd het eindevaluatieonderzoek (EEO) conform verklaard op 29/8/2019.

Voor de verontreiniging met triallaat, trichloorpropaan en aniline in de bodem dient een BBO uitgevoerd te worden. Ook dient in dit BBO de historische verontreiniging met mercaptobenzothiazol onderzocht te worden, veroorzaakt door de voormalige opslag van verontreinigde grond. Dit bodemonderzoek werd uitgevoerd door Arcadis Belgium nv/sa20. In het BBO werd gevonden dat er geen ernstige bedreigingen uitgaan voor deze verontreinigingen en dat sanering niet noodzakelijk is.

Bij graven in gronden dient voor dit perceel rekening gehouden te worden met het volgende gebruiksadvies:

• GA1: In het kader van de regeling grondverzet zullen er beperkingen zijn tot het gebruik van de uitgegraven bodem. Bij graven in de bodem is het aangewezen om maatregelen te nemen om de blootstelling aan de verontreiniging te voorkomen.

Gelet op de geplande ontwikkelingen wordt er door het Havenbedrijf Antwerpen geopteerd om de aanwezige verontreiniging met triallaat, trichloorpropaan, aniline en mercaptobenzothiazol in het vaste deel van de aarde op dit perceel alsnog te saneren, alhoewel er geen noodzaak is tot bodemsanering. Het bodemsaneringsproject werd op 20/8/2019 conform verklaard. De bodemsanering wordt uitgevoerd d.m.v. ontgraving m.b.v. bemaling. Doelstelling is om de bodemsaneringsnorm voor zware industrie te bereiken. Na de sanering zal er een restverontreiniging aanwezig blijven en vermoedelijk ook gebruiksadvies GA1 (= In het kader van de regeling grondverzet zullen er beperkingen zijn tot het gebruik van de uitgegraven bodem. Bij graven in de bodem is het aangewezen om maatregelen te nemen om de blootstelling aan de verontreiniging te voorkomen).

Kadastraal perceel 162R

Voor het perceel 162R komt een historische verontreiniging voor met diallaat in het grondwater ter hoogte van de west- en noordwestgrens van dit perceel. De verontreiniging wordt als historisch beschouwd omdat aangenomen wordt dat ze het gevolg is van onderstroming als afkomstig van de verontreinigingen op de pampa’s en perceel 162S. De verontreiniging is niet ontstaan op dit perceel.

In het BBO van 2016 werd de ernst van de bodemverontreiniging geëvalueerd. Er werd gesteld dat er

(45)

een ernstige bedreiging uitgaat van de bodemverontreiniging met diallaat in het grondwater en er een sanering noodzakelijk is. Het eindevaluatieonderzoek (EEO) werd conform verklaard op 29/8/2019.

Effectbespreking- en beoordeling

Impact stabiliteit

Bodemzetting kan optreden door het toepassen van bemaling in samendrukbare lagen. De mate waarin zetting optreedt wordt bepaald door de diepte tot waar bemaald wordt en door de samendrukbaarheid van de door de bemaling beïnvloede bodemlagen. Algemeen geldt dat hoe dieper bemaald wordt, hoe groter de kans op zettingen. Wat de samendrukbaarheid van de bodemlagen betreft, geldt dat vooral klei- en veenlagen gevoelig zijn voor zetting. Zandlagen zijn in principe minder gevoelig aangezien zand minder samendrukbaar is. In het projectgebied is de oorspronkelijke bodem opgehoogd waarbij de opgespoten laag zandig is met steenfragementen in de bovenste laag en kleihoudend in de onderliggende lagen. In de onderliggende Quartaire lagen komt tevens veen voor.

Zettingen zijn hoofdzakelijk van belang daar waar zettingsgevoelige structuren (gebouwen) aanwezig zijn binnen de bemalingskegel. In het kader van het project is momenteel een bemalingsstudie lopende. Details m.b.t. deze studie zijn opgenomen in § 6.5.1.1. Hierin worden verschillende bemalingsopties onderzocht. Bij retourbemaling kan er mogelijk een impact zijn op funderingen op staal van nabijgelegen constructies. Dit wordt in voorkomend geval als sterk negatief beoordeeld (-3).

Bij de optie met cement-bentoniet-wand is er geen mogelijke impact (0).

Verder blijkt uit de bemalingsstudie ook dat het vervangen van ‘open taluds’ door een weinig- waterdoorlatende kaaimuur een impact kan hebben op het grondwaterpeil bij extreme situaties (volledige verzadiging + grote neerslaghoeveelheden). Hierdoor kan het waterpeil achter de bestaande gewichtsmuren mogelijk een hoger peil aannemen dan het peil waarmee in de huidige situatie rekening gehouden wordt. Om dit risico te beperken wordt een drainagesysteem voorzien aan de achterzijde van de kaaimuur type 2 t.h.v. insteekdok 1.

Grondverzet

Grondverzet is enkel relevant in de aanlegfase. De nieuwe kaaimuur zal ca. 60 m landinwaarts gebouwd worden. In eerste instantie zal er een grondverzet zijn voor het verleggen van de drinkwaterleiding, de bouw van de combiwand en kaaimuurkop. Hierbij zal ca. 65.878 m³ grond worden uitgegraven. De bouwput zal aan de landzijde van de kaaimuur ook opnieuw worden aangevuld. Het grondverzet voor deze aanvulling wordt ingeschat op ca. 24.524 m³. Ten slotte zal de grond tussen de nieuwe kaaimuur en bestaande oever weggegraven worden.

Steeds zal de geldende regelgeving nauwgezet nageleefd worden. Bij grondverzet bestaat er in principe altijd een risico op verspreiding van mogelijke verontreiniging. Om dit risico te voorkomen dient er voldaan te worden aan de regelgeving m.b.t. grondverzet (VLAREBO-regelgeving). Ermee rekening houdend dat er aan de VLAREBO-regelgeving voldaan wordt, kunnen de bodemkundige effecten van het grondverzet als verwaarloosbaar tot hooguit beperkt negatief beoordeeld worden (0/-1).

Verder omvat het project ook nog baggerwerken t.b.v. het lokaal verlagen van de dokbodem. Een eerste raming van het te baggeren volume bedraagt ca. 1,6 mil. m³ baggerspecie. Deze werken worden besproken bij de discipline water (§ 6.5.2.2).

(46)

ID 4556643003 | 35 graafwerkzaamheden verontreinigingen verplaatst worden. Inzake vergraving zal, zoals reeds aangehaald bij § grondverzet hiervoor, de geldende regelgeving in acht genomen worden.

Tevens is er een risico dat (rest)verontreiniging verplaatst wordt ten gevolge van bemaling. Hiervoor wordt verwezen naar § 6.5.1.2.

Ook door een accidenteel lekken van stookolie, benzine, e.d. zou tijdens de aanlegwerken eventueel verontreiniging van de bodem kunnen optreden. Er wordt steeds gewerkt volgens de veiligheidsvoorschriften waardoor bijgevolg het risico op lekken tot een minimum wordt herleid.

Bovendien betreft het hier geïsoleerde puntbronnen (van potentiële bodemverontreiniging) waardoor het areaal dat mogelijks wordt verontreinigd eerder gering zal zijn. Effecten worden hooguit beperkt negatief ingeschat (-1).

De nieuwe kaaimuren worden gebouwd voor het aan- en afmeren van tankers (zeeschepen, coasters en binnenschepen). Door de concessionarissen zullen ter hoogte van de kaaimuur laad- en losinstallaties worden geplaatst. Mogelijk zullen deze activiteiten risico’s voor bodem- en/of grondwaterverontreiniging met zich meebrengen. Wanneer hierbij aan de van toepassing zijnde regelgeving wordt voldaan (Vlarebo, VLAREM) kan aangenomen worden dat deze risico’s beheersbaar zijn. Dit dient verder te worden beoordeeld i.k.v. specifieke vergunningsaanvragen voor de exploitatie van de kaaimuur en het aanliggende terrein.

Impact op reliëfkenmerken

Doordat de kaaimuur meer landinwaarts zal gebouwd worden, zal de bodem tussen de nieuwe kaaimuur en de huidige oever volledig afgegraven worden. Het gaat hierbij zowel om de opgespoten grond als om een groot deel van de oorspronkelijke bodem om de gewenste diepgang te kunnen bereiken. Hierbij verdwijnen de bestaande taluds en kaaimuur. De kruin van het talud situeert zich op peil ca. +6,92 m TAW. De bovenkant van de kaaimuur bevindt zich op ca. +7,00 m TAW. De bovenkant van de nieuwe kaaimuur zal zich over heel de lengte van de nieuwe kaaimuur op + 6,92 m TAW bevinden en dus aansluiten op het bestaande aanwezige reliëf.

Impact t.o.v. de ontwikkelingsscenario’s

Met de voorziene ontbossing en voorbereidende werken voor “Project One” zal de aanleg van kaaimuur bijkomende grondinname met zich meebrengen. Een deel van de werfzone zal overlappen met het projectgebied van ‘Project One’, waardoor hier geen bijkomende grondinname zal gebeuren, maar wel bijkomende werken in deze zone zullen plaatsvinden met bijhorende risico’s op bodem- en grondwaterkwaliteit. Tevens zal er bijkomend grondverzet zijn ter hoogte van de nieuwe kaaimuur en de af te graven terreinen.

Verder kan ook een impact verwacht worden op de werken in het kader van de bouw van de nieuwe installaties van Ineos. Deze impact heeft betrekking op het samenlopen van de verschillende werven en bijgevolg de afbakening van de werfzones. Zo zal de werfzone voor de kaaimuur worden verkleind, zodra een deel van de kaaimuur kan gebruikt worden voor de aanvoer van materiaal voor de bouw van de nieuwe installaties. Gezien in de effectenbeoordeling rekening werd gehouden met de volledige werkzone, zijn er hierbij geen bijkomende effecten voor bodem te verwachten ten gevolge van de aanleg van de kaaimuur. De werven van Ineos kunnen bijkomende effecten inzake grondverzet, bodemkwaliteit en stabiliteit met zich meebrengen. Voor de impact van werven van Ineos zelf, zullen later nog project-MER’s worden opgemaakt.

Conclusie, milderende maatregelen en aanbevelingen

De aanleg van de nieuwe kaaimuur brengt grondverzet met zich mee. Hierbij bestaat er in principe steeds een risico op verspreiding van mogelijke bodemverontreiniging. Gezien aan de geldige

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In recent years there has been an increase of food shortages, especially in the Lubombo region of Swaziland, which has led to vulnerable households opting for coping strategies

[r]

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

E.H.G. Wrangel, De betrekkingen tusschen Zweden en de Nederlanden op het gebied van letteren en wetenschap, voornamelijk gedurende de zeventiende eeuw.. logsvloten uit de Oostzee

• Zolang we op zoek zijn naar een juist instrumentarium voor proactief investeren en daaruit voortvloeiende sterke stijgingen van kapitaalkosten, moeten vormen van nacalculatie

Lijsterbes en meidoorn zijn een goede keuze. Kiest men voor bosplantsoen, dan kan autochtoon materiaal gebruikt worden. Kiezen voor bomen langs lanen en

De Gouverneur had zich er door consultaties van kunnen en moeten vergewissen welke opvattingen in het parlement leefden, vooraleer te concluderen of de mi-

Immers, het Woord zou dan niet alleen mens geworden zijn, maar ook zou het Woord zich op persoonlijke wijze hebben verenigd met de Geest, die op zijn beurt