• No results found

Coördinatie protocol tussen de 3 gewesten en IRCEL tijdens periodes met verhoogde luchtverontreiniging

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Coördinatie protocol tussen de 3 gewesten en IRCEL tijdens periodes met verhoogde luchtverontreiniging"

Copied!
7
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Coördinatie protocol tussen de 3 gewesten en IRCEL tijdens periodes met verhoogde luchtverontreiniging

02/09/2008

Tussen :

- De Minister van leefmilieu van het Vlaamse Gewest - De Minister van leefmilieu van het Waalse Gewest

- De Minister van leefmilieu van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

- De administratief directeur van de Intergewestelijke Cel voor het Leefmilieu (IRCEL)

1. Algemeen kader

Van de verschillende polluenten die in de telemetrische luchtkwaliteitsmeetnetten van de drie gewesten gemeten worden, zijn er 3 polluenten waarvan de huidige of toekomstige Europese grens- en of streefwaarden overschreden worden :

- Ozon : de streefwaarden voor ozon werden vastgelegd in de EU dochterrichtlijn 2002/3/EG (overgenomen in de nieuwe geïntegreerde richtlijn luchtkwaliteit 2008/50/EG) :

o De streefwaarde voor 2010 voor de bescherming van de gezondheid van de mens is 120 µg/m3 als hoogste 8-uurgemiddelde concentratie van een dag die niet meer dan 25 dagen per kalenderjaar (gemiddeld over drie jaar) mag overschreden worden. In 2005 werd 53% van de bevolking in België op meer dan 25 dagen blootgesteld aan 8-uurgemiddelde ozonconcentraties die hoger waren dan 120 µg/m3. Het is onwaarschijnlijk dat tegen 2010 de streefwaarde zal gehaald worden. De langetermijndoelstelling (waarbij 2020 als richtdatum geldt) is 120 µg/m³ (als dagelijkse hoogste 8-uurgemiddelde) die niet meer mag overschreden worden

o Naast streefwaarden werden voor ozon ook informatie- en alarmdrempels vastgelegd. De informatiedrempel is 180 µg/m³ (uurgemiddelde), de alarmdrempel 240 µg/m³. In 2006 en 2007 werden respectievelijk op 17 en 2 dagen op minstens één meetplaats in België de informatiedrempel overschreden.

- Fijn stof (PM10) : er worden in de dochterrichtlijn 1999/30/EG (overgenomen in de nieuwe geïntegreerde richtlijn luchtkwaliteit 2008/50/EG) twee grenswaarden voor PM10 voorzien, die van kracht zijn sinds 1 januari 2005 :

o Een jaargemiddelde concentratie van 40 µg/m³. Op uitzondering van een aantal (industrieel gerichte) meetstations wordt deze norm gerespecteerd.

(2)

o Een daggemiddelde concentratie van 50 µg/m³, die nog maximaal 35 dagen per jaar mag overschreden worden. Deze norm wordt in 2/3 van de meetplaatsen (vooral in stedelijke en industriële zones) overschreden. Ook in de meeste grote Europese agglomeraties wordt de daggemiddelde norm overschreden. In 2007 werd de PM10 daggrenswaarden op 34 gewestelijke meetplaatsen (van de 49) overschreden.

- Stikstofdioxide (NO2) : in de dochterrichtlijn 1999/30/CE (overgenomen in de nieuwe geïntegreerde richtlijn luchtkwaliteit 2008/50/EG) worden twee grenswaarden vastgelegd voor 2010 :

o Een uurgemiddelde concentratie van 200 µg/m3 die nog maximum 18 keer per jaar mag overschreden worden. Deze norm wordt nu al gerespecteerd en zal ook in 2010 gehaald worden.

o Een jaargemiddelde concentratie van 40 µg/m³. Het is onwaarschijnlijk dat deze norm tegen 2010 zal gehaald worden in de stedelijke meetstations. Vooral in ‘street-canyons’ met veel verkeer zal het halen van deze norm tegen 2010 problematisch zijn.

Volgens artikel 7.3 van de EU kaderrichtlijn 92/62/EG (overgenomen in de nieuwe geïntegreerde richtlijn luchtkwaliteit 2008/50/EG) , dienen de lidstaten de nodige zinvolle

‘actieplannen op te stellen waarin wordt vermeld welke maatregelen bij een dreigende overschrijding van de grens- en/of alarmdrempels op korte termijn moeten genomen worden om het risico van overschrijding te verkleinen en de duur ervan te beperken’. Deze plannen dienen ‘controlemaatregelen en, zo nodig, schorsing van de activiteiten die bijdragen tot overschrijding van de grenswaarden, met inbegrip van het gemotoriseerde verkeer’ te bevatten.

Wat ozon betreft voorziet de dochterrichtlijn 2002/3/EG (overgenomen in de nieuwe geïntegreerde richtlijn luchtkwaliteit 2008/50/EG) in artikel 7 (1) hiervoor een uitzondering

‘wanneer geconstateerd wordt dat er geen significante mogelijkheden voor de beperking van het risico, de duur of de ernst van een overschrijding bestaan’. Uit verschillende modelstudies en uit analyse van historische ozonmeetreeksen blijkt dat in België tijdens ozonsmog episodes maatregelen om de uitstoot van ozonprecursoren te beperken geen effect hebben. Wel integendeel, door het niet-lineaire karakter van het ozonvormingsproces kunnen emissiereducerende maatregelen tijdens ozonsmogepisodes zorgen voor een stijging van de ozonconcentraties. Enkel drastische en duurzame maatregelen op Europese schaal zullen het ozonprobleem kunnen oplossen. Gelet op bovenvermelde maakt de ozonproblematiek dan ook geen onderwerp uit van deze overeenkomst.

Emissiereducerende maatregelen zijn echter wel efficiënt bij meteorologische omstandigheden (in de winter) die ongunstig zijn voor de verdunning van luchtverontreiniging. Tijdens deze wintersmog episodes worden verhoogde NO2 en fijn stof concentraties gemeten. Om de emissies van luchtverontreinigende stoffen te beperken werden daarom door de drie gewesten smogactieplannen opgesteld. Het doel van deze plannen is enerzijds de ernst van de overschrijdingen te beperken en anderzijds de bevolking te sensibiliseren. Dit laatste is belangrijk om een draagvlak te bekomen voor het nemen van structurele en duurzame maatregelen.

(3)

2. Voorspellen van smogepisodes

Volgens artikel 7.a.3 van de ‘samenwerkingsovereenkomst tussen het Brusselse, Vlaamse en Waalse gewest inzake het toezicht op emissies in de lucht en op de structurering van de gegevens’ van 18 mei 1994 (Belgisch staatsblad 24-06-1994 BLADZIJDE : 17211) is één van de operationele taken van de intergewestelijke cel voor het leefmilieu (IRCEL) ‘het opvolgen van fases van toenemende vervuiling en het verwittigen van de verantwoordelijke instanties die door de Gewesten aangeduid zijn’. Op vraag van het Brussels hoofdstedelijk gewest verstuurt IRCEL sinds 2003 waarschuwingsberichten wanneer hoge NO2 en/of PM10 concentraties worden voorspeld of gemeten. Sinds januari 2005 gebeurt dit eveneens op vraag van het Vlaamse gewest, sinds december 2005 op vraag van het Waalse gewest.

Voor het voorspellen van episodes met verhoogde luchtverontreiniging maakt IRCEL gebruik van de resultaten van de meteorologische modellen (ALADIN en ECMWF) en van verschillende types luchtkwaltiteitsvoorspellingsmodellen (SMOGSTOP, OVL en CHIMERE). De modelvoorspellingen worden geanalyseerd door de IRCEL luchtkwaltiteitsspecialisten. Samen met de expertise van de IRCEL specialisten vormen ze de basis voor het eventueel afkondigen van een smogalarm.

3. Gewestelijke smogactieplannen

Om de emissies van fijn stof en stikstofdioxide tijdens wintersmogepisode te verminderen zijn er actieplannen in de drie gewesten :

- Vlaams Gewest : ‘Protocol inzake het toepassen van snelheidsbeperkingen langs autosnelwegen bij overschrijdingen van fijn stof concentraties tussen de Intergewestelijke Cel voor het Leefmilieu, de Vlaamse Milieumaatschappij , het Agentschap Wegen en Verkeer en het Vlaams Verkeerscentrum’. Het Vlaamse smogactieplan voorziet een (verplichte) verlaging van de snelheid van 120 naar 90 km/u op een aantal ring- en snelwegen.

- Brussels Hoofdstedelijk Gewest : Het Brusselse smogactieplan bevat drie interventieniveaus die afhangen van de verwachte en gemeten concentraties van fijn stof (PM10) en NO2. Het eerste niveau impliceert een verlaging van de snelheid (van 70 naar 50 km/u op plaatsen waar de maximum snelheid 70 bedraagt, en van 120 naar 90 km/u op de Brusselse ring) en in het voorzien van extra snelheidscontroles. Het tweede interventieniveau voorziet dezelfde maatregelen als bij het eerste, samen met de invoering van een systeem van “alternerend” rijden (op basis van nummerplaat), een verbod van het vrachtwagenverkeer op sommige tijdstippen, gratis openbaar vervoer en een verlaging van de temperatuur in publieke gebouwen. Wanneer de drempelwaarden van het derde interventieniveau 3 bereikt worden de maatregelen van het tweede interventieniveau uitgebreid door alle verkeer in het gewest te verbieden (autoloze dag).

Waals Gewest : ‘Protocole visant à limiter la vitesse sur les autoroutes en Région wallonne lors de pics de pollution aux particules fines ‘. Het Waalse plan voorziet een verlaging van de snelheid van 120 naar 90 km/u op een aantal secties van snelwegen. Een actieplan dat wordt geactiveerd tijdens fijn stof smogepisodes met een gamma aan maatregelen die genomen zullen worden door alle regionale beleidsniveau’s werd door de regering aangenomen in juli 2008.

4. Gewestelijke alarmdrempelwaarden voor fijn stof (PM10)

(4)

Voor fijn stof (PM10) worden de volgende alarmdrempelwaarden (daggemiddelde concentraties) voorzien in de gewestelijke smogactieplannen :

- Vlaanderen : een gemiddelde concentratie (Vlaanderen) van 70 µg/m3 ; - Brussel : 70 µg/m3 op minstens twee meetstations

- Wallonië : 70 µg/m3 als gemiddelde in 2 ‘geografische zones’. De berekeningsmethode werd specifiek gedefinieerde voor het Waalse Gewest

De alarmdrempel is dezelfde in de drie gewesten. Er is wel een verschil in de bepaling van het

‘ruimtelijke’ gemiddelde van de drempel.

Voor het interventieniveau 2 en 3 bedragen de drempelwaarden in het Brusselse smogactieplan respectievelijk 100 en 150 µg/m³ (daggemiddelde PM10 concentratie).

Het Waalse Gewest voorziet eveneens twee bijkomende drempels voor PM10 (100 en 200 µg/m3) met een gradatie van de genomen maatregelen.

5. Gewestelijke alarmdrempelwaarden voor stikstofdioxide (NO2)

De belangrijkste bron van stikstofdioxide (NO2) in een stedelijke omgeving is het wegverkeer. Het Brusselse smogactieplan voorziet voor NO2 een drempel van respectievelijk 150, 200 en 400 µg/m³ (als uurgemiddelde concentratie) voor de interventieniveaus 1, 2 en 3.

In de Vlaamse milieureglementering (VLAREM) worden drempelwaarden vastgelegd voor NO2. Bij gemeten overschrijdingen van deze (per VLAREM zone) drempels kunnen door de Vlaamse milieuinspectie emissiereducerende maatregelen opgelegd worden bij grote bedrijven.

6. Duur van de smogepisode

De ernst van een smogepisode hangt, naast de intensiteit ervan, ook af van de duur. De minimale tijdsduur die nodig is om de gewestelijke smogactieplannen te activeren zijn : - Vlaanderen: minstens twee opeenvolgende dagen ;

- Brussel : minstens twee opeenvolgende dagen;

- Wallonië : minstens twee opeenvolgende dagen;.

7. Criteria voor de activatie van het intergewestelijke coördinatieplan bij luchtvervuilingspieken in de drie gewesten.

Op basis van de elementen in de paragrafen 4, 5 en 6 wordt het coördinatieprotocol afgekondigd zodra voorspeld wordt dat de alarmdrempelwaarden, gedefinieerd in de gewestelijke smogactieplannen, voor fijn stof (zie 4) in de 3 Gewesten voor minstens twee opeenvolgende dagen (zie 6) overschreden worden.

De activatie van het coördinatieprotocol tussen de 3 gewesten en IRCEL voorziet in twee fases:

a) Pre-alarmfase : deze fase wordt door IRCEL twee dagen voor het begin van een voorspelde smogepisode geactiveerd. Tijdens de pre-alarmfase worden interne (tussen

(5)

kabinetten en verantwoordelijke adminstraties) informatieberichten verspreid. Er worden geen persberichten verstuurd.

b) alarmfase : deze fase wordt geactiveerd één dag voor het begin van een voorspelde smogepisode op voorwaarde dat de voorspellingen voor de volgende dag bevestigd worden.

7bis. Criteria voor de activatie van het intergewestelijke coördinatieplan bij luchtvervuilingspieken in exclusief één Gewest.

Op basis van de elementen in de paragrafen 4, 5 en 6 wordt het coördinatieprotocol afgekondigd zodra voorspeld wordt dat de alarmdrempelwaarden, gedefinieerd in de gewestelijke smogactieplannen, voor fijn stof (zie 4) en/of stikstofdioxide (zie 5) in één Gewest voor minstens twee opeenvolgende dagen (zie 6) overschreden worden.

De activatie van het coördinatieprotocol voorziet in twee fases:

c) Pre-alarmfase : deze fase wordt door IRCEL twee dagen voor het begin van een voorspelde smogepisode geactiveerd. Tijdens de pre-alarmfase worden interne (tussen kabinetten en verantwoordelijke adminstraties) informatieberichten verspreid. IRCEL geeft duidelijk aan welk Gewest betrokken is en geeft meer informatie over de redenen voor de activatie van het pre-alarm. Er worden geen persberichten verstuurd.

d) alarmfase : deze fase wordt geactiveerd één dag voor het begin van een voorspelde smogepisode op voorwaarde dat de voorspellingen voor de volgende dag bevestigd worden.

7ter. Criteria voor de activatie van het intergewestelijke coördinatieplan bij lokale luchtvervuiling.

Bij lokale luchtvervuiling informeert het betrokken gewest IRCEL. Indien deze lokale luchtvervuiling ook implicaties kan hebben in de andere Gewesten, worden deze door IRCEL op de hoogte gebracht.

8. Acties in het raam van de coördinatie tussen de Gewesten

Wanneer het coördinatieprotocol geactiveerd is (punt 7) kunnen de volgende bepalingen worden uitgevoerd:

8.1. Acties voor het informeren van de bevolking

De activering van de -alarmfase van het intergewestelijke coördinatieprotocol leidt tot een verspreiding van een informatiebericht door IRCEL over de oorzaken van de voorspelde smogepisode, de toestand en de verwachte evolutie ervan, de aard van de verontreinigende stoffen en algemene aanbevelingen over de gezondheidseffecten en om emissies van luchtverontreinigende stoffen te beperken. Zie een voorbeeld van een informatiebericht van IRCEL als bijlage.

(6)

8.2. Acties voor het beperken van het wegverkeer

Elk gewest (in het geval de criteria uit 7 zijn voldaan) of het/de betrokken gewest/gewesten (als aan de criteria uit 7bis of 7ter is voldaan) voert de acties uit zoals voorzien in de regionale plannen beschreven in punt 3.

Elk gewest brengt de andere gewesten op de hoogte van de maatregelen opgenomen in de plannen beschreven onder punt 3, van de eventuele aangebrachte wijzigingen in die plannen en van de maatregelen die genomen worden om de lokale luchtvervuiling in het Gewest te beperken.

9. Aanhouden en afblazen van een smogepisode

Wanneer een smogepisode wordt aangekondigd duurt deze minimaal 2 dagen. Het verloop van de smogepisode wordt vanaf de eerste dag intern opgevolgd. De tweede dag van de smogepisode wordt door IRCEL, op basis van de laatste meteo- en luchtkwaliteitsvoorspellingen beslist of de smogepisode blijft aanhouden of wordt afgeblazen.

De pers wordt hierbij ook ingelicht.

10. Interne informatiedoorstroming

IRCEL deelt, intern en aan de drie Gewesten tegelijk, informatie mee bij:

- de activering van de pre-alamfase ; - de activering van de alarmfase ;

- tijdens de smogepisode dagelijkse informatie over de evolutie van de situatie ; - het einde van de smogepisode.

Deze informatie wordt aan de door de gewesten aan IRCEL bezorgde lijst van conctactpersonen via e-mail en sms verstuurd naar de vertegenwoordigers van :

- de kabinetten van de ministers van Leefmilieu ;

- de gewestelijke administraties van Leefmilieu (VMM, BIM, DGRNE) ;

- de verkeerscentra die bij de procedure betrokken zijn (Vlaams Verkeerscentrum, PEREX).

- andere personen die opgenomen zijn in de door de gewesten aan IRCEL bezorgde verzendingslijst

Elk Gewest duidt één verantwoordelijke aan die IRCEL na ontvangst van de berichten op de hoogte brengt van de goede ontvangst ervan. Indien binnen het uur IRCEL geen reactie heeft ontvangen zal de Gewestelijke verantwoordelijke door IRCEL gecontacteerd worden.

11. Communicatie

Krachtens de bepalingen uit punt 8.1 en eventueel 8.2.a (te bespreken), worden door IRCEL via de volgende kanalen informatie over de aan gang zijnde smogepisode verstrekt :

- actieve communicatie: berichten die via e-mail aan de media (Belga, tv, radio, geschreven pers, enz.) verstuurd worden :

o bij de activering van de alarmfase ;

o bevatten informatie over het verloop van de episode (verlenging van de duur van de smogepisode, de vervuilingsgraad, enz.) ;

(7)

o aan het eind van de periode ;

- passieve communicatie (tijdens en buiten smogepisodes) : informatie via de website ; - reactieve communicatie (tijdens en buiten smogepisodes): algemene en objectieve

informatie waarbij IRCEL echter vermijdt om uitspraken te doen over specifieke situaties in een Gewest die tot de verantwoordelijkheid van de Gewesten behoren

o beantwoorden van vragen om informatie (telefoon, e-mails) ; o vragen van de media ;

o andere vragen.

Gedaan te Brussel op 2 september 2008, in 4 exemplaren

Voor het Vlaamse Gewest, de minister van leefmilieu Hilde CREVITS

Voor het Waalse Gewest, de minister van leefmilieu Benoît LUTGEN

Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de minister van leefmilieu Evelyne HUYTEBROECK

De administratief directeur van de Intergewestelijke Cel voor het Leefmilieu (IRCEL) Frans FIERENS

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

[r]

Met deze verkenning hopen we lessen te trekken voor (nieuwe) politieke partijen, maar ook over de algemene aantrekkingskracht van de lokale politiek: Veel inwoners

[r]

instructiegevoelige kinderen (basisgroep) Het gaat hier om kinderen bij wie de ontwikkeling van tellen en rekenen normaal verloopt... Groep/namen Doel Inhoud

² Doelen uit les 11 zijn noodzakelijke ervaringen en geen toetsdoelen, die een basis vormen voor doelen die wel schriftelijk worden

instructiegevoelige kinderen (basisgroep) Het gaat hier om kinderen bij wie de ontwikkeling van tellen en rekenen normaal verloopt... Groep/namen Doel Inhoud

instructiegevoelige kinderen (basisgroep) Het gaat hier om kinderen bij wie de ontwikkeling van tellen en rekenen normaal verloopt.. Groep/namen Doel Inhoud

„lucht“ roept, moeten een paar kinderen heel dicht bij elkaar gaan staan, om niet door de wind te worden