• No results found

Een eigen intellectuele schepping van de computer : Auteursrechtelijke aspecten van kunstmatige intelligentie voor de creatie van beeldende kunst

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een eigen intellectuele schepping van de computer : Auteursrechtelijke aspecten van kunstmatige intelligentie voor de creatie van beeldende kunst"

Copied!
53
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Een eigen intellectuele schepping van de computer

Auteursrechtelijke aspecten van kunstmatige intelligentie voor de creatie van

beeldende kunst

Masterscriptie Informatierecht N.C. Rodriguez Arigon | 11203056 Begeleider: Prof. Dr. P.B. Hugenholtz 27 juli 2018 Aantal woorden: 12994

(2)

VOORWOORD

Voor u ligt mijn scriptie ter afronding van de master Informatierecht aan de Universiteit van Amsterdam, waarin ik mijn passie voor kunst, technologie en het recht heb weten te

combineren. In het bijzonder wil ik professor Bernt Hugenholtz bedanken voor zijn

begeleiding en inspirerende ingevingen tijdens het traject. Tevens wil ik Jacqueline Seignette en João Pedro Quintais bedanken voor alle steun en vertrouwen die zij mij hebben gegeven.

(3)

ABSTRACT

In deze scriptie staat de vraag centraal of het huidige Europese auteursrecht een geschikt kader biedt voor de bescherming van beeldende kunstwerken die zijn gecreëerd met behulp van kunstmatige intelligentie. Om die vraag te beantwoorden wordt er allereerst op

descriptieve wijze uiteengezet op welke wijze kunstmatige intelligentie kan worden

aangewend voor de creatie van kunst. Gebleken is dat er op dit moment al computers bestaan die op autonome, creatieve wijze in staat zijn om voortbrengselen te creëren die niet

onderdoen voor de creaties van menselijke kunstenaars.

Ter voorbereiding van de auteursrechtelijke analyse wordt er eerst onderzoek gedaan naar het huidige Europese auteursrechtkader. Er wordt uiteengezet waar kunstwerken aan moeten voldoen om in aanmerking te komen voor bescherming en aan wie de eventuele bescherming toekomt. Vervolgens wordt er geanalyseerd op welke wijze Nederland en het Verenigd Koninkrijk de beschermingscriteria hebben geïmplementeerd in hun nationale wetgeving en hoe de nationale rechters deze criteria toepassen. Daarna volgt er een analyse of er wordt voldaan aan die criteria bij twee typen kunstwerken: creaties van natuurlijke personen die zijn geassisteerd door kunstmatige intelligentie en creaties die op autonome wijze zijn gegenereerd door kunstmatige intelligentie. Het Verenigd Koninkrijk biedt op dit moment al bescherming voor deze werken, maar in Nederland is het twijfelachtig of voortbrengselen die op autonome wijze zijn gegenereerd door kunstmatige intelligentie wel in aanmerking komen voor

bescherming doordat het Europese kader scheppende menselijke arbeid als voorwaarde voor bescherming ziet.

Derhalve rijst de vraag of er een nieuw naburig recht moet worden ingevoerd om deze kunstwerken effectief te beschermen. Die vraag wordt in deze scriptie negatief beantwoord omdat er op het moment van schrijven nog geen significante behoefte is aan een dergelijk recht en er alternatieve beschermingsregimes bestaan om de programmeurs van kunstmatige intelligentie te compenseren voor hun investeringen. Geconcludeerd kan worden dat het auteursrecht geen geschikt kader biedt voor de bescherming van kunstwerken die zijn gegenereerd door kunstmatige intelligentie, maar dat het nog te voorbarig is om alternatieve wetgeving in te voeren.

(4)

INHOUDSOPGAVE

1. INLEIDING 6

1.1 Inleiding 6

1.2 Onderzoeksvraag 7

1.3 Methodologie 7

2. HET GEBRUIK VAN GEAUTOMATISEERDE TECHNOLOGIE VOOR DE

CREATIE VAN BEELDENDE KUNST 9

2.1 Uitleg van het begrip kunstmatige intelligentie 9 2.2 Het vermogen van hedendaagse kunstmatige intelligentie 10

2.2.1 Autonome computers 10

2.2.2 Creatieve computers 14

2.2.3 Tussenconclusie 15

3. HET HUIDIGE EUROPESE AUTEURSRECHTKADER 17

3.1 Ratio van het auteursrecht 17 3.2 Het auteursrechtelijke werkbegrip 18 3.2.1 Eigen intellectuele schepping 18 3.2.2 Uitdrukking van de persoonlijkheid van de auteur 19 3.2.3 Invulling van het werkbegrip in Nederland 20 3.2.4 Invulling van het werkbegrip in het Verenigd Koninkrijk 20

3.3 Makerschap 21

3.3.1 De maker in het Europese auteursrecht 21 3.3.2 Invulling van het begrip makerschap in Nederland 23 3.3.3 Invulling van het begrip makerschap in het Verenigd Koninkrijk 24

4. AUTEURSRECHTELIJKE BESCHERMING VAN BEELDENDE KUNST

GECREËERD MET BEHULP VAN KUNSTMATIGE INTELLIGENTIE 28

4.1 Creaties vervaardigd met creatieve inbreng van een natuurlijk persoon 28 4.1.1 Auteursrechtelijke bescherming in de Europese Unie 28

(5)

4.1.2 Auteursrechtelijke bescherming in Nederland 29 4.1.3 Auteursrechtelijke bescherming in het Verenigd Koninkrijk 29 4.2 Autonome creaties zonder creatieve inbreng van een natuurlijk persoon 30 4.2.1 Auteursrechtelijke bescherming in de Europese Unie 30 4.2.2 Auteursrechtelijke bescherming in Nederland 32 4.2.3 Auteursrechtelijke bescherming in het Verenigd Koninkrijk 34

5. EEN EFFECTIEF JURIDISCH KADER 35

5.1 De juridische mogelijkheden 35

5.1.1 Het publieke domein 35

5.1.2 Bescherming middels een nieuw naburig recht 35 5.2 Wenselijkheid van bescherming 37 5.2.1 Vereisten voor bescherming 37 5.2.2 Noodzakelijkheid van bescherming 37 5.2.3 Alternatieve beschermingsregimes 39

6. CONCLUSIE 43

BIBLIOGRAFIE 45

Literatuur 45

Regelgeving & parlementaire stukken 51

Jurisprudentie 52

(6)

1. INLEIDING

1.1 Inleiding

Men beschouwt het als een fascinerend maar ook beangstigend fenomeen: de slimme

computer die langzamerhand onze dagelijkse taken overneemt. We hebben allemaal wel eens gehoord van de zelfrijdende auto of de robotstofzuiger die ons leven een stukje makkelijker beloven te maken, maar minder bekend zijn we met de computer die zelf kunstwerken maakt. Zo ontwikkelden wetenschappers onlangs algoritmen die zelf realistische foto’s van vogels en bloemen kunnen creëren op basis van beschrijvende teksten.1 En misschien nog wel

indrukwekkender: in 2016 werd er een nieuw Rembrandt schilderij tentoongesteld aan het publiek. Het ging echter niet om een verloren schilderij uit de Gouden Eeuw, maar om een 3D-geprint werk gecreëerd door kunstmatige intelligentie. Deze computer analyseerde verschillende schilderijen van Rembrandt en creëerde met de opgedane ‘kennis’ een nieuw werk.2 Geen befaamde kunstenaars of fotografen, maar wetenschappers en technici waren betrokken bij de totstandkoming van deze werken.

Als we de wetenschap mogen geloven, is een artistiek brein straks niet meer nodig om musea te vullen, maar zullen zelflerende machines de markt overnemen. De opmars van kunstmatige intelligentie heeft derhalve niet alleen impact op de dagelijkse processen binnen het

bedrijfsleven, maar ook op de creatieve sector. Het zal steeds moeilijker worden om kunstwerken gemaakt door mensen te onderscheiden van werken gegenereerd door

kunstmatige intelligentie. Dit is al gebleken uit recente onderzoeken waaruit is voortgekomen dat consumenten soms de voorkeur geven aan werken die zijn gemaakt door zelflerende machines.3

Door deze technologische ontwikkelingen rijzen belangrijke juridische vragen. Is het wenselijk om werken gecreëerd door kunstmatige intelligentie te beschermen? En welk rechtsregime biedt een afdoende kader? Het auteursrecht ligt wellicht voor de hand, omdat dit binnen de Europese Unie het voornaamste rechtsgebied is voor de bescherming van artistieke werken. Het huidige auteursrechtkader gaat echter nog steeds uit van de aanwezigheid van een menselijke auteur, welke wellicht ontbreekt bij een computercreatie. Doorgaans kennen we een auteursrecht toe aan auteurs die technische hulpmiddelen hebben gebruikt bij de

1 Zhang e.a. 2016. 2 Brown 2016. 3 Elgammal e.a. 2017, p. 16.

(7)

creatie van hun beeldende kunstwerken, maar onduidelijkheid ontstaat wanneer auteurs slechts een minimale creatieve bijdrage hebben geleverd aan de totstandkoming van het werk en de computer in overwegende mate de prestatie heeft verricht.

In het Verenigd Koninkrijk heeft men al een oplossing bedacht voor werken die in dit ‘grijze’ gebied vallen. De Copyright, Designs and Patents Act kent een expliciet auteursrecht toe aan de persoon die de noodzakelijke handelingen heeft verricht voor de creatie van een werk waaraan geen menselijke auteur kan worden verbonden, een zogenaamd computer-generated

work.4 In deze scriptie zal onderzocht worden of de Europese wetgever wellicht kan aanknopen bij deze oplossing.

1.2 Onderzoeksvraag

De onderzoeksvraag die centraal staat in deze scriptie luidt: “Biedt het huidige Europese auteursrecht een geschikt kader voor de bescherming van beeldende kunstwerken die zijn gecreëerd met behulp van kunstmatige intelligentie, of dient er nieuwe wetgeving te worden ontwikkeld?”

De onderzoeksvraag zal worden beantwoord aan de hand van de volgende deelvragen:

1. Op welke wijze wordt geautomatiseerde technologie gebruikt voor de creatie van beeldende kunstwerken?

2. Welk kader biedt het huidige Europese auteursrecht voor de bescherming van beeldende kunstwerken?

3. Komt er binnen de Europese Unie auteursrechtelijke bescherming toe aan beeldende kunstwerken:

A) die zijn gecreëerd met assistentie van kunstmatige intelligentie; en B) die geheel autonoom zijn gegenereerd door kunstmatige intelligentie?

4. Dient er nieuwe wetgeving te worden ontwikkeld om effectieve bescherming te bieden voor beeldende kunstwerken die zijn gecreëerd door kunstmatige intelligentie?

1.3 Methodologie

4

(8)

Allereerst zal er in hoofdstuk 2 op descriptieve wijze worden uiteengezet wat kunstmatige intelligentie inhoudt en op welke manier computers kunnen worden aangewend om beeldende kunstwerken te genereren. Om de juridische kwesties doeltreffend te kunnen adresseren, is het van cruciaal belang om grip te krijgen op de technologische aspecten van kunstmatige

intelligentie.

De juridische analyse begint in hoofdstuk 3 waarin het huidige Europese auteursrechtkader wordt uiteengezet, door middel van een beschrijvende methode vanuit intern perspectief. De Auteursrechtrichtlijn en de bijbehorende parlementaire stukken zullen daarbij leidend zijn. Tevens zal er wetenschappelijke Europese literatuur en jurisprudentie worden geraadpleegd voor invulling van de relevante begrippen. Ter verdieping zal er onderzocht worden hoe de lidstaten Nederland en het Verenigd Koninkrijk het werkbegrip en het makerschap hebben geïmplementeerd in hun wetgeving en op welke wijze nationale rechters deze bepalingen hebben geïnterpreteerd. Een dergelijke analyse is relevant omdat deze landen uitzonderingen op het makerschap in hun wetgeving hebben opgenomen.

In hoofdstuk 4 zal er vervolgens op normatieve wijze worden beargumenteerd of het auteursrechtkader in de Europese Unie en de implementatiewetgeving in Nederland en het Verenigd Koninkrijk een geschikt kader bieden voor de bescherming van beeldende

kunstwerken. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen werken die zijn gecreëerd door een natuurlijk persoon die is geassisteerd door kunstmatige intelligentie en werken die op autonome wijze zijn gegenereerd door kunstmatige intelligentie.

Voorts wordt in hoofdstuk 5 besproken of er nieuwe wetgeving dient te worden ontwikkeld door de Europese Unie. Eerst zal er een normatieve waarderingsmethode worden gehanteerd voor het beantwoorden van de vraag of bescherming van werken gecreëerd door

niet-menselijke objecten wel wenselijk is en of daar op het moment al voldoende motieven voor zijn. Vervolgens zal worden beschreven welke alternatieve beschermingsregimes in

aanmerking komen. De bevindingen zullen worden geconcludeerd in hoofdstuk 6, waar tevens een antwoord op de onderzoeksvraag zal worden geformuleerd.

(9)

2. HET GEBRUIK VAN GEAUTOMATISEERDE TECHNOLOGIE

VOOR DE CREATIE VAN BEELDENDE KUNST

2.1 Uitleg van het begrip kunstmatige intelligentie

Alan Turing, één van de grondleggers van de kunstmatige intelligentie, deed al in de jaren ‘50 van de vorige eeuw onderzoek naar de vraag of machines voor zichzelf kunnen denken en zodoende kunnen handelen als mensen.5 Volgens zijn theorie handelt een machine als een mens als de output van een machine niet van de creatie van een mens te onderscheiden is. Deze wereldberoemde, veelvuldig gehanteerde ‘Turingtest’ stelt dat een machine voor

zichzelf kan denken als een mens niet het verschil kan zien tussen een creatie van de machine en dat van een mens.6

Een meer actuele definitie is gegeven door Shterionov, die voortbouwt op het onderzoek van Turing en kunstmatige intelligentie beschouwt als een “breed wetenschappelijk veld gericht op het onderzoek en de ontwikkeling van computers die menselijk gedrag kunnen

simuleren”.7 Deze interpretatie lijkt kunstmatige intelligentie meer te definiëren als een ‘parapluterm’ voor de aanduiding van verschillende vakgebieden waarin kunstmatige intelligentie steeds een ander doel vervult.

Verschillende hedendaagse wetenschappers hebben getracht het begrip een meer specifieke definitie te geven. Nilsson stelt dat “kunstmatige intelligentie een activiteit belichaamt die tot doel heeft om machines intelligenter te maken”. Intelligentie is volgens hem de kwaliteit die het mogelijk maakt dat een entiteit op accurate wijze en met vooruitziende blik in zijn omgeving kan functioneren.8 Deze definitie, geaccepteerd door een groot deel van de academici, duidt op een machine die zich bewust is van zichzelf en zijn omgeving. Russell en Norvig sluiten aan bij deze definitie en stellen dat het begrip kunstmatige

intelligentie dient te worden geassocieerd met het fenomeen machineleren, een discipline uit de informatica. Deze discipline gaat over computerprogramma’s die in staat zijn om te leren van ervaringen en zodoende geleidelijk hun prestaties kunnen verbeteren.9 Russell en Norvig verwijzen in hun boek ook naar definities van andere geleerden, waaronder naar de definitie van Bellman. Volgens Bellman verrichten deze computers een “geheel van activiteiten die wij

5

Turing 1950, p. 433.

6 Idem, p. 448. Zie ook Samuelson 1985, pp. 1196-1997. 7

Shterionov 2015, p. iii (abstract).

8

Nilsson 2009, p. 13.

9

(10)

associëren met menselijk denken, zoals besluitvorming, probleemoplossing en leren”.10 Stone voegt daaraan toe dat deze computers worden geïnspireerd door het zenuwstelsel van de mens, om op overeenkomstige wijze waar te nemen, te leren, te redeneren en actie te ondernemen.11

De literatuur maakt onderscheid tussen twee typen kunstmatige intelligentie. ‘Zwakke’ kunstmatige intelligentie is de term voor computers die zijn ontworpen om slechts specifieke taken uit te voeren. Deze computers zijn niet in staat om af te wijken van de activiteiten waarvoor zij zijn geprogrammeerd en staan onder directe controle en begeleiding van een mens.12 De computer speelt doorgaans een assisterende rol in het proces.13 Computers die op willekeurige, accurate en autonome wijze beslissingen kunnen maken en zichzelf kunnen controleren en herprogrammeren, worden gezien als ‘sterke’ kunstmatige intelligentie.14 Autonoom houdt in dat de computers in staat zijn om op onafhankelijke wijze een taak uit te voeren zonder dat zij daarbij worden begeleid door een mens.15 Zij zijn zich daarbij bewust van hun omgeving.16 De definities van Russell, Norvig en Nilsson sluiten met name aan bij de definitie van ‘sterke’ kunstmatige intelligentie, omdat deze computers in staat zijn om hun gedrag te evalueren en hun gedrag op basis van de evaluatie aan te passen.

Geconcludeerd kan worden dat de definitie van kunstmatige intelligentie niet eenduidig is en voor meerdere interpretaties vatbaar is. Wel lijken alle invloedrijke geleerden het er over eens te zijn dat sterke kunstmatige intelligentie menselijke capaciteiten bezit zoals het vermogen om te kunnen waarnemen, evalueren en aanpassen.

2.2 Het vermogen van hedendaagse kunstmatige intelligentie

2.2.1 Autonome computers

Voor de creatie van beeldende kunst kan er gekozen worden om gebruik te maken van sterke of zwakke kunstmatige intelligentie. Bij zwakke kunstmatige intelligentie onderzoekt de computer zijn creatieve mogelijkheden, maar wordt hij begeleid door een mens. De mens observeert het creatieve proces en geeft essentiële feedback. De mens heeft daarmee een

10

Russell & Norvig 2010, p. 2.

11 Stone e.a. 2016, p. 4. 12

De Cock Buning 1993, p. 11.

13 Perry & Margoni 2010, pp. 622-623. 14

Zie bijvoorbeeld Colton 2008 en Guadamuz 2017 (2).

15

De Cock Buning 1993, p. 11.

16

(11)

leidende functie in het proces.17 Een voorbeeld is het Next Rembrandt project. De programmeurs van het algoritme gaven de opdracht aan het algoritme om een portret te creëren van een Westerse man, tussen de dertig en veertig jaar oud die typerende kleding uit die tijd draagt, zoals een grote kraag en een hoed. De programmeurs van het algoritme hadden derhalve behoorlijk wat invloed op het eindresultaat, omdat zij in overwegende mate

bepaalden hoe het kunstwerk er uiteindelijk uit kwam te zien.18

The Next Rembrandt

Tegenwoordig worden computers steeds autonomer19 en kunnen deze niet slechts meer beschouwd worden als gereedschappen om werken te creëren. Het zijn zelf creatieve entiteiten die kunnen worden aangewend voor verschillende doeleinden, en zo ook om beeldende kunst te creëren. Zo heeft Google een eigen neuraal netwerk ontwikkeld, genaamd DeepDream. Deze computer kan worden vergeleken met een menselijk brein en genereert surrealistische landschappen. Willekeurige foto’s worden aan de computer ‘gevoerd’ en door het algoritme geanalyseerd. Vervolgens produceert het algoritme nieuwe werken in een soortgelijke stijl.20

Deep Dream Generator

17 Elgammal e.a. 2017, p. 2. 18 Guadamuz 2017 (1), p. 178. 19 Elgammal e.a. 2017, p. 1. 20

(12)

Een ander recent project is de eenarmige robot e-David, die op autonome wijze een schilderij kan creëren zonder aan te haken bij een bestaand kunstwerk. De robot beschikt over vijf verschillende kwasten en een palet bestaande uit vierentwintig kleuren, waar hij zelf uit kiest. Gedurende de creatie van een werk maakt de robot foto’s, die hij vervolgens analyseert en aan de hand daarvan bepaalt wat er ingekleurd moet worden en met welke kwast.21

e-David

Elgammal heeft een nieuw algoritme ontwikkeld voor de creatie van beeldende kunstwerken, een creative adversarial network (CAN), waarbij de mens geen leidende functie meer vervult in het proces, maar het algoritme zelf leert over bestaande kunst en stijlen en op basis van zijn leerproces nieuwe kunstwerken kan genereren.22 CAN bestaat uit twee componenten: een generator en een discriminator. De generator genereert beeldende kunstwerken, welke worden beoordeeld door de discriminator. De discriminator heeft toegang tot een grote set bestaande kunstwerken uit verschillende kunststromingen zoals de renaissance, barok, impressionisme en het expressionisme, en is getraind om te zien of de werken die worden gegenereerd door de generator kopieën zijn van de kunst uit de set of dat het nieuwe werken zijn. Ook is de

discriminator getraind om de verschillende kunststromingen te herkennen. De generator doet pogingen om kunstwerken te creëren die gelijkenissen vertonen met de kunstwerken uit de set, zonder dat de generator toegang heeft tot die werken. De generator ontvangt daarbij twee signalen van de discriminator: of het werk beschouwd kan worden als kunst en of het werk geclassificeerd kan worden in één van de bestaande kunststromingen. Het is de bedoeling dat de generator na verloop van tijd kunstwerken genereert die geen exacte kopieën zijn van de werken uit de set, maar er wel overeenkomsten mee vertonen.23

21 Sayej 2016. 22 Elgammal e.a. 2017, p. 1. 23 Idem, p. 5.

(13)

Getracht wordt dus om met CAN kunst te creëren die nieuw is, maar niet zo nieuw dat het resultaat geen enkele overeenkomst vertoont met bestaande kunst.24 De kunstwerken moeten gekwalificeerd kunnen worden als ‘kunst’, maar moeten wel enigszins afwijken van

bestaande stromingen zodat de werken niet teveel lijken op reeds bestaande kunstwerken. Na verloop van tijd zal de generator steeds meer in staat zijn om kunstwerken te genereren die beschouwd kunnen worden als beeldende kunstwerken omdat ze niet te veel afwijken van andere bestaande kunstwerken, maar toch als vernieuwend kunnen worden aangemerkt omdat ze niet onder één van de bekende kunststromingen vallen.25

Creative Adversarial Networks

Algoritmes die functioneren op vergelijkbare wijze als CAN vallen binnen de definitie van kunstmatige intelligentie gegeven door Russell en Norvig. De algoritmes leren van de signalen die worden doorgegeven en passen op basis daarvan hun prestaties aan. De

discriminator beslist of er sprake is van een kunstwerk, en of dit werk binnen verschillende kunststromingen valt, en de generator leert hier van. Dit zijn volgens Bellman menselijke capaciteiten, waarover alleen sterke kunstmatige intelligentie beschikt. De mens ontwikkelt het algoritme, maar heeft weinig invloed op de leerprocessen die plaatsvinden binnen de computer. De mens heeft geen controlerende rol en maakt geen deel uit van het creatieve proces26, waardoor het algoritme op autonome wijze output genereert, op een wijze die vergelijkbaar is met het zenuwstelsel van een mens.27 Een dergelijke computer kan worden gezien als sterke kunstmatige intelligentie, omdat het algoritme autonome beslissingen neemt, zichzelf controleert en herprogrammeert.28

24

Elgammal e.a. 2017, p. 4.

25 Idem, p. 7. 26

Zie bijvoorbeeld Zatarain 2017, p. 95 en Perry & Margoni 2010, pp. 622-623.

27

Hristov 2017, p. 434 en Schafer 2016, p. 284.

28

(14)

Wanneer men de Turingtest op deze algoritmes toepast, kan men tot de conclusie komen dat deze machines voor zichzelf kunnen denken en zo menselijke capaciteiten bezitten. Uit de resultaten van onderzoek naar CAN is namelijk gebleken dat sommige consumenten de voorkeur geven aan beeldende kunst gegenereerd door CAN in plaats van aan de door mensen gecreëerde kunst. De computer-gegenereerde kunstwerken vertonen op het eerste gezicht dus overeenkomsten met door mensen gecreëerde kunst. De Turingtest wordt doorstaan, omdat CAN kunst genereert die een mens niet kan onderscheiden van kunst gecreëerd door

mensen.29 Er kan zodoende worden beargumenteerd dat computers steeds meer in staat zijn om op autonome wijze kunstwerken te genereren.

2.2.2 Creatieve computers

Nu er gesteld kan worden dat computers menselijke capaciteiten bezitten, kan er wellicht geopperd worden dat computers creatief kunnen zijn. Die stelling is van belang voor de auteursrechtelijke analyse die volgt in hoofdstuk 4. Indien kunstmatige intelligentie daadwerkelijk in staat is om werken te genereren die als creatief worden beschouwd, dan worden deze werken wellicht beschermd door het auteursrecht. Het begrip creativiteit is echter lastig te definiëren en wordt in het auteursrecht op een andere wijze belicht dan in andere disciplines zoals de wiskunde, de informatica en de psychologie.30

Volgens Lovelace, een Britse wiskundige, is creativiteit gebaseerd op het vermogen om onvoorspelbaar te handelen, van regels af te wijken of routine te doorbreken.31 Bridy

beargumenteert dat kunstmatige intelligentie zoals CAN daartoe in staat is, omdat dergelijke computers geprogrammeerd worden om willekeurig te handelen en onvoorspelbare resultaten te genereren. Als die maatstaf wordt genomen om te bepalen of een computer creatief is, dan kunnen volgens Bridy computers worden beschouwd als creatief.32

Colton, een onderzoeker op het gebied van informatica, stelt drie eigenschappen voor die een computer moet bezitten om te kunnen kwalificeren als creatief:

i) verbeelding: het vermogen om nieuwe werken te creëren;

ii) vaardigheid: het vermogen om werken te creëren die van zodanige kwaliteit zijn dat

29 Elgammal e.a. 2017, p. 16. 30 Van Gompel 2014, p. 97. 31 Zie Bridy 2012, p. 10. 32 Idem.

(15)

ze als kunstwerken kunnen worden beschouwd; en

iii) evaluatievermogen: het vermogen om de eigen creatie te beoordelen.33

Deze definitie sluit aan bij opvattingen uit de psychologie. Onder andere Sternberg, Kaufman en Lubart stellen dat voor creativiteit nieuwheid en een zekere mate van kwaliteit vereist is; een voortbrengsel moet waardevol en nieuw, origineel of innovatief zijn.34

Volgens Elgammal voldoet CAN aan de criteria van Colton.35 Aan het eerste vereiste wordt voldaan, omdat het signaal dat de discriminator geeft aan de generator of een werk binnen een bestaande kunststroming valt, erin resulteert dat de generator vernieuwende werken gaat genereren. Ook geeft de discriminator aan of het werk gekwalificeerd kan worden als een beeldend kunstwerk, waardoor de generator meer voortbrengselen gaat genereren die men beschouwt als beeldende kunstwerken en niet als een ander type voortbrengsel, en er

zodoende voldaan wordt aan het tweede vereiste. De generator leert van de signalen en tracht werken te genereren die als kunst kunnen worden gekwalificeerd en die niet binnen de bestaande stromingen vallen. De generator is in staat om te evalueren, waardoor ook aan het laatste vereiste wordt voldaan.

Al met al kan er geconcludeerd worden dat CAN op autonome wijze werken genereert die volgens onderzoekers op verschillende wetenschappelijke gebieden als creatief kunnen worden beschouwd. De werken komen tot stand door een min of meer creatief proces; de computers bezitten namelijk over capaciteiten die worden geassocieerd met creativiteit. Er kan dus gesteld worden dat computers wel degelijk creatief kunnen zijn en in staat zijn om creatief ogende werken te genereren, ook al wordt creativiteit normaliter beschouwd als een menselijke karaktereigenschap.36

2.2.3 Tussenconclusie

Op het moment van schrijven kan er al gesproken worden van het bestaan van sterke kunstmatige intelligentie. Er zijn vergevorderde zelflerende computers ontwikkeld die op autonome, creatieve wijze beeldende kunstwerken kunnen genereren. Deze computers bezitten capaciteiten die men tot voor kort louter toeschreef aan mensen. In de toekomst zullen deze computers naar alle waarschijnlijkheid nog autonomer worden en wellicht meer overeenkomsten gaan vertonen met het menselijke brein. Momenteel functioneren deze

33 Colton 2008.

34

Sternberg & Kaufman 2010, p. 467 en Sternberg & Lubart 1999, p. 3.

35

Elgammal e.a. 2017, pp. 20-21.

36

(16)

computers op basis van rationele en willekeurige beslissingen en beschikken ze nog niet over emotionele capaciteiten, maar wellicht ontwikkelen de computers dergelijke functies in de nabije toekomst.

(17)

3. HET HUIDIGE EUROPESE AUTEURSRECHTKADER

3.1 Ratio van het auteursrecht

De ratio van het Europese auteursrecht (en de naburige rechten) is tweeledig. Enerzijds dienen het auteursrecht en de naburige rechten een hoog beschermingsniveau te bieden aan auteurs en rechthebbenden, om investeringen in creativiteit en innovatie te bevorderen.37 Lidstaten dienen adequate rechtsbescherming te bieden zodat auteurs een passende beloning voor het gebruik van hun werken kunnen innen. Zo worden zij gestimuleerd om hun scheppende en artistieke arbeid voort te zetten.38 Rechtsbescherming die door de Auteursrechtrichtlijn wordt geboden, behelst een reproductierecht, een recht op mededeling aan het publiek en een distributierecht.39

Anderzijds dienen de rechtsregimes de ontwikkeling van de informatiemaatschappij te

stimuleren en de toegang van het publiek tot werken te bevorderen.40 Auteursrechten zijn van wezenlijk belang voor de instandhouding en ontwikkeling van de creativiteit, niet alleen in het belang van de auteurs, maar ook van het publiek in het algemeen.41 Beperkingen op het auteursrecht zoals wetenschaps- en onderwijsexcepties stimuleren de informatievrijheid en zorgen ervoor dat er kan worden voortgebouwd op eerdere creaties, met als gevolg dat de culturele creativiteit en productie niet tot stilstand komt.42

Het auteursrecht in continentaal Europa, waar de civiele traditie de basis van het auteursrecht vormt, wordt van oudsher gezien als een soort natuurrecht.43 Deze zogenaamde droit d’auteur benadering legt de focus binnen het auteursrecht op de auteur. Een werk belichaamt de

persoonlijkheid van een auteur en wordt zodoende beschouwd als een verlenging van de auteur, met als gevolg dat de auteur recht heeft op zowel economische als morele rechten.44 De morele rechten komen voort uit een billijkheidsargument; de auteur heeft een “billijke aanspraak op erkenning van zijn geestelijke en materiële belangen met betrekking tot het werk dat hij heeft voortgebracht”, zoals Van Lingen het mooi verwoordt.45 De economische rechten

37

Richtlijn 2001/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij (hierna: Auteursrechtrichtlijn),

overweging 4.

38

Auteursrechtrichtlijn, overweging 10.

39

Idem, artt. 2-4.

40 Stamatoudi & Torremans 2014, p. 1. 41

Auteursrechtrichtlijn, overweging 9.

42 Goldstein & Hugenholtz 2012, p. 7. 43

Ramalho 2017, p. 19.

44

Kur & Dreier 2013, pp. 241-242 en Perry & Margoni 2010, p. 624.

45

(18)

worden gerechtvaardigd vanuit een arbeidsperspectief; een werk wordt gezien als de vrucht van de arbeid van de auteur. Derhalve heeft de auteur recht op de opbrengsten die

voortvloeien uit de exploitatie van het werk.46

Het doel van het auteursrecht volgens de common law traditie, waar het auteursrechtsysteem in onder andere het Verenigd Koninkrijk en Ierland op gebaseerd is, is het stimuleren van creatieve productie voor een zo laag mogelijke prijs47 en de verspreiding van de werken aan het publiek, om de maatschappelijke welvaart te vergroten. Deze copyright benadering is derhalve een meer economische, utilitaire benadering van het auteursrecht48 die minder de nadruk legt op de belangen van de auteur, maar meer focust op de belangen van de

maatschappij in zijn geheel. Bij de harmonisering van het Europese auteursrecht is getracht om een middenweg te zoeken tussen de common law traditie en de civiele traditie. Derhalve zijn aspecten van beide tradities terug te vinden in de verschillende Europese landen.49

3.2 Het auteursrechtelijke werkbegrip

3.2.1 Eigen intellectuele schepping

Het Europese auteursrecht is gebaseerd op de Berner Conventie, de internationale conventie die minimumbescherming biedt aan onderdanen in de 175 aangesloten landen, waaronder alle lidstaten van de Europese Unie.50 De Berner Conventie beschermt verschillende soorten werken op het gebied van letterkunde, wetenschap en kunst, met inbegrip van beeldende kunst, zoals tekeningen, schilderijen, beeldhouwkunst, gravure en lithografie, die als ‘originele intellectuele creaties’ beschouwd kunnen worden.51 De Europese

Auteursrechtrichtlijn incorporeert de minimumstandaarden van de Berner Conventie, maar legt het werkbegrip niet verder uit. Voor een meer gedetailleerde uitleg van het werkbegrip kan er wel aanknoping worden gezocht bij artikel 3(1) van de Databankenrichtlijn52:

“Volgens deze richtlijn worden databanken die door de keuze of de rangschikking van de stof een eigen intellectuele schepping van de maker vormen als zodanig door het auteursrecht beschermd.”

46

Kur & Dreier 2013, pp. 241-242.

47

Goldstein & Hugenholtz 2012, p. 14.

48

Ramalho 2017, p. 15.

49 Goldstein & Hugenholtz 2012, p. 21. 50

WIPO 2018.

51 Art. 2(1) Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst van 9 september 1886 (hierna:

Berner Conventie). Zie ook: WIPO 2004, par. 2.174 en 2.175.

52

Richtlijn 96/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken (hierna: Databankenrichtlijn).

(19)

In 2007 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie getracht het werkbegrip uit te leggen in het Infopaqarrest. Het Hof overwoog dat het werkbegrip uit de Auteursrechtrichtlijn gebaseerd is op hetzelfde beginsel als uit de Databankenrichtlijn. Deze richtlijnen hebben namelijk harmonisatie als doelstelling53, met als gevolg dat die interpretaties van het

originaliteitscriterium uit de Berner Conventie van toepassing zijn op alle soorten werken en uniform dienen te worden uitgelegd.54 Zodoende komt een voortbrengsel dus in aanmerking voor auteursrechtelijke bescherming als het oorspronkelijk is in die zin dat het gaat om een eigen intellectuele schepping van de auteur. Dit criterium geldt voor alle soorten werken van letterkunde, wetenschap en kunst in de Europese Unie.

3.2.2 Uitdrukking van de persoonlijkheid van de auteur

Het Hof van Justitie heeft meerdere malen getracht om aan het criterium “een eigen intellectuele schepping van de auteur” een betekenis te geven.

Allereerste stelde het Hof in de zaak Premier League dat een intellectuele schepping alleen kan worden aangemerkt als een werk in de zin van de Auteursrechtrichtlijn, als er ruimte bestaat voor creatieve vrijheid in auteursrechtelijke zin.55

Voorts liet het Hof zich in het Painerarrest uit over de auteursrechtelijke bescherming van portretfoto’s en bouwde het onder andere voort op haar reeds gegeven uitleg in Premier

League. Volgens het Hof dient een eigen intellectuele schepping uitgelegd te worden in

overeenstemming met overweging 16 van de Duurrichtlijn56 namelijk als “een eigen

schepping van de auteur die de uitdrukking vormt van diens persoonlijkheid”. Daar is volgens het Hof sprake van “wanneer de auteur bij het maken van het werk zijn creatieve

bekwaamheden tot uiting heeft kunnen brengen door het maken van vrije en creatieve keuzes”.57 Met die diverse keuzes is de auteur van een foto in staat zijn werk een

“persoonlijke noot” te geven.58 Het Hof concludeert dat een werk in aanmerking komt voor auteursrechtelijke bescherming, indien een werk als een intellectuele schepping van de auteur

53

HvJ EU 16 juli 2009, zaak C-5/08, NJ 2011, 288, m. nt. P.B. Hugenholtz (Infopaq I), r.o. 36 en 37.

54

Zie ook Kur & Dreier 2013, p. 291.

55

HvJ EU 4 oktober 2011, gevoegde zaken C‑403/08 en C‑429/08, NJ 2012, 164, m. nt. P.B. Hugenholtz (Premier League), r.o. 98.

56

Richtlijn 2006/116/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende de beschermingstermijn van het auteursrecht en van bepaalde naburige rechten (hierna: Duurrichtlijn).

57

HvJ EU 1 december 2011, zaak C-145/10, NJ 2013, 66, m. nt. Th. M. de Boer & P.B. Hugenholtz (Eva-Maria Painer/Standard), r.o. 88 en 89.

58

(20)

beschouwd kan worden, die de persoonlijkheid van deze laatste weerspiegelt en tot uiting komt door de vrije creatieve keuzes van die auteur bij de totstandkoming van het werk.59

3.2.3 Invulling van het werkbegrip in Nederland

Het Nederlandse werkbegrip wordt niet gedefinieerd in de Auteurswet60, maar werd in 1991 wel uitgelegd door de Hoge Raad in Van Dale/Romme. In dat arrest stelde de Hoge Raad dat, “wil een voortbrengsel kunnen worden beschouwd als een werk van letterkunde, wetenschap of kunst, vereist is dat het een eigen, oorspronkelijk karakter heeft en het persoonlijk stempel van de maker draagt”.61 Deze werktoets wordt sindsdien standaard toegepast in de rechtspraak voor de beantwoording van de vraag of een voortbrengsel auteursrechtelijk beschermd kan worden.

De Hoge Raad heeft zich in nader detail uitgelaten over het werkbegrip in 2008 in Endstra

Tapes. Volgens de Hoge Raad houdt de eis dat het voortbrengsel een eigen oorspronkelijk

karakter bezit in “dat de vorm niet ontleend mag zijn aan die van een ander werk. De eis dat het voortbrengsel het persoonlijk stempel van de maker moet dragen betekent dat sprake moet zijn van een vorm die het resultaat is van scheppende menselijke arbeid en dus van creatieve keuzes, en die aldus voortbrengsel is van de menselijke geest”.62 Het moet daarbij gaan om een kenmerk dat uit het voortbrengsel zelf te kennen is, waardoor niet vereist is dat de maker bewust een werk heeft willen scheppen en bewust creatieve keuzes heeft gemaakt.63

3.2.4 Invulling van het werkbegrip in het Verenigd Koninkrijk

Het auteursrecht in het Verenigd Koninkrijk is niet gebaseerd op de civiele traditie en heeft zijn grondslagen in de common law traditie. Die traditie legt minder de focus op de auteur en het creatieve proces dat leidt tot de totstandkoming van een werk, maar is meer gegrond in de bescherming van werken tegen verveelvoudiging.64

Het Verenigd Koninkrijk beschermt, in navolging van de Berner Conventie, originele

werken.65 Uit de rechtspraak blijkt dat de originaliteitseis inhoudt dat de maker het werk zelf

59

HvJ EU 1 december 2011, zaak C-145/10, NJ 2013, 66, m. nt. Th. M. de Boer & P.B. Hugenholtz (Eva-Maria Painer/Standard), r.o. 94.

60 Wet van 23 september 1912, houdende nieuwe regeling van het auteursrecht (hierna: Auteurswet). 61

HR 4 januari 1991, NJ 1991, 608, m. n.t. D.W.F. Verkade (Van Dale/Romme), r.o. 3.4.

62 HR 30 mei 2008, IER 2008, 58, m. nt. J.M.B. Seignette (Endstra Tapes), r.o. 4.5.1. 63

Idem, r.o. 4.5.2.

64

Goldstein & Hugenholtz 2012, p. 188.

65

(21)

heeft gecreëerd en niet heeft gekopieerd van een ander werk.66 Bovendien moet er voldoende “skill, judgement and labour” (vaardigheid, beoordelingsvermogen en arbeid) aan vooraf zijn gegaan.67 Deze originaliteitseis is ontwikkeld door rechters voor de harmonisering van het Europese werkbegrip en is sinds Infopaq in theorie niet meer relevant, omdat het criterium uit

Infopaq elementen uit de civiele auteursrechttraditie heeft overgenomen en dus meer de focus

legt op de persoonlijkheid van de auteur.68 Het is echter gebleken dat de nationale

rechtbanken bij de bescherming van werken vast blijven houden aan het oude laagdrempelige criterium en er geen uitvoering wordt gegeven aan het geharmoniseerde criterium.69

Volgens de huidige stand van zaken in het Verenigd Koninkrijk komt een voortbrengsel dus in aanmerking voor auteursrechtelijke bescherming als deze niet gekopieerd is van een andere creatie en deze het resultaat is van vaardigheid, beoordelingsvermogen en arbeid.

3.3 Makerschap

3.3.1 De maker in het Europese auteursrecht

De Berner Conventie zwijgt over wie als maker, en dus als auteursrechthebbende, van een auteursrechtelijk beschermd werk dient te worden gezien. Wel lijken bijna alle

auteursrechtsystemen in de wereld in beginsel de natuurlijke persoon die het werk heeft bedacht en het voortbrengsel heeft vervaardigd als de maker van het desbetreffende werk te erkennen. Volgens Seignette zijn de systemen gebaseerd op het schepperprincipe, dat inhoudt dat de scheppende natuurlijke persoon de auteur van een werk is.70

De Auteursrechtrichtlijn heeft geen poging gedaan tot harmonisering van het begrip makerschap.71 Het vereiste van “een intellectuele schepping van de auteur” voor de totstandkoming van een auteursrechtelijk beschermd werk lijkt echter te impliceren dat er sprake moet zijn van een menselijke intellectuele inspanning.72 In verschillende richtlijnen, die in overeenstemming met elkaar dienen te worden uitgelegd, wordt gesproken van de

66

EWHC Chancery Division 26 juli 1916, [1916] 2 Ch. 601 (University of London Press Ltd v University Tutorial Press Ltd), p. 609.

67

UKHL 21 januari 1963, [1964] 1 W.L.R. 273 (Ladbroke (Football) Ltd v. William Hill (Football) Ltd), p. 278.

68

Dit blijkt bijvoorbeeld uit De Cock Buning 2012, par. 6.

69 Zie bijvoorbeeld EWCA 27 juli 2011, [2012] R.P.C. 1 (The Newspaper Licensing Agency Ltd v Meltwater Holding BV),

par. 19-20 en Patents County Court 12 januari 2012, [2012] F.S.R. 9 (Temple Island Collections Ltd/New English Teas Ltd), par. 27.

70

Seignette 1994, p. 1.

71

Goldstein & Hugenholtz 2012, p. 248.

72

(22)

aanwezigheid van een natuurlijk persoon, zoals bijvoorbeeld in artikel 2(1) van de Softwarerichtlijn73:

“De maker van een computerprogramma is de natuurlijke persoon of de groep van natuurlijke personen die het programma gemaakt heeft, of, indien de wetgeving van de lidstaat zulks toestaat, de rechtspersoon die door de nationale wetgeving als rechthebbende wordt aangemerkt.”

Voorts luidt overweging 14 van de Duurrichtlijn als volgt:

“In alle gevallen waarin een of meer natuurlijke personen als auteur bekend zijn, dient de beschermingstermijn vanaf hun overlijden te worden berekend.”

De Toelichting bij het voorstel voor de Databankenrichtlijn stelt bovendien dat een menselijke auteur die een werk creëert de eerste eigenaar van de rechten in dat werk is.74

Tevens overwoog het Europese Hof van Justitie in Infopaq dat uit de Berner Conventie volgt dat voor de auteursrechtelijke bescherming van werken wordt verondersteld dat het gaat om scheppingen van de geest.75 Middels het maken van bepaalde keuzes kan een auteur

uitdrukking aan zijn creatieve geest geven en tot een resultaat komen dat een intellectuele schepping vormt.76 Volgens Hugenholtz is het uitgesloten dat voortbrengselen die niet aan de menselijke geest zijn ontsproten, beschermd kunnen worden door het auteursrecht. Slechts producten van menselijke activiteit kunnen in aanmerking komen voor auteursrechtelijke bescherming. Door dieren voortgebrachte kunstwerken kunnen evenmin objecten van auteursrecht zijn.77

Het vereiste van creatieve keuzes voor auteursrechtelijke bescherming duidt derhalve op de aanwezigheid van een menselijke auteur. Die opvatting wordt door verschillende schrijvers gedeeld.78 Zo betogen Perry en Margoni dat binnen de civiele traditie het concept creativiteit onlosmakelijk verbonden is aan een natuurlijk persoon.79 Onder andere Grosheide, Spoor en Verkade zijn van mening dat de grondslag van het auteursrecht in de gedachte ligt dat mensen

73

Richtlijn 2009/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma’s (hierna: Softwarerichtlijn).

74 Europese Commissie, Voorstel voor een Richtlijn van de Raad betreffende de rechtsbescherming van databanken, p. 44. 75

HvJ EU 16 juli 2009, zaak C-5/08, NJ 2011, 288, m. nt. P.B. Hugenholtz (Infopaq I), r.o. 34.

76 Idem, r.o. 45. 77

Hugenholtz 1989, pp. 21 en 22.

78

Zie bijvoorbeeld De Schrijver & Van den Hoven van Genderen 2015, p. 312 en Brouwer 2017.

79

(23)

recht hebben op bescherming van hun creatieve prestaties.80 Spoor en Verkade noemen het auteursrecht dan ook ‘het recht van de scheppende mens’.81 De relatie tussen auteur en werk vormt volgens hen het fundament van het auteursrecht en verklaart dat een werk alleen tot stand kan komen als een natuurlijk persoon creatieve keuzes heeft gemaakt.82 Dat ook niet-menselijke objecten zoals computers creatief kunnen zijn is niet van belang; zolang het auteursrecht als het recht van de scheppende mens wordt gezien zal aan dergelijke objecten nooit bescherming toekomen.

Al met al kan er geconcludeerd worden dat binnen de Europese Unie louter een natuurlijk persoon de maker van een auteursrechtelijk beschermd werk kan zijn. De betrokkenheid van een natuurlijk persoon is namelijk een impliciet vereiste voor de totstandkoming van een werk. Het Europese auteursrecht volgt hierin de civiele traditie, waar de persoonlijkheid van de auteur centraal staat.83

3.3.2 Invulling van het begrip makerschap in Nederland

Volgens de hoofdregel uit artikel 1 van de Nederlandse Auteurswet komt een auteursrecht in eerste instantie toe aan de maker van een werk. Zoals hiervoor al besproken, is dat degene die de menselijke arbeid heeft verricht, oftewel de natuurlijke persoon die de creatieve keuzes heeft gemaakt die hebben geleid tot de totstandkoming van het werk. Net als in de meeste andere continentaal-Europese landen draait in Nederland het auteursrecht om de scheppende mens. Naast Nederland erkennen Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Zwitserland en Hongarije evenmin niet-menselijk makerschap.84

Artikelen 7 en 8 van de Auteurswet lijken echter af te wijken van het schepperprincipe.85 In artikel 7 wordt de werkgever als maker aangemerkt van werken gemaakt door een werknemer en in artikel 8 de rechtspersoon die werken als van haar afkomstig openbaar maakt zonder dat daarbij een natuurlijke persoon als maker wordt vermeld. Deze bepalingen erkennen derhalve een niet-natuurlijk persoon als de maker van een werk.86

In 1991 deed de Nederlandse rechter uitspraak over het makerschap in een geschil over een door een computer gegenereerd elektronisch ontwerp van een geheugenmodule. De President

80

Spoor & Verkade 1993, p. 50 en Grosheide 1986, p. 219. Zie ook De Cock Buning 1993, p. 10; Guadamuz 2017 (2); en Ramalho 2017, p. 17.

81 Spoor & Verkade 1993, p. 50. 82

Idem, p. 63.

83 De Cock Buning 2012, par. 4. 84 Bridy 2016, p. 401. 85 Seignette 1994, p. 99. 86 Idem, p. 125.

(24)

van de Rechtbank Breda overwoog dat er creatieve elementen te vinden waren in het elektronische schakelschema, die in beginsel voor auteursrechtelijke bescherming in

aanmerking kwamen. De President oordeelde echter dat de eiser geen “beschermenswaardig auteursrechtelijk belang” had, omdat er “geen sprake was van enig creatief mensenwerk bij de totstandkoming daarvan, doch louter van een volstrekt willekeurige, computermatig tot stand gekomen serie van schakelingen, die ieder persoonlijk stempel van de maker mist.”87

Hieruit kan worden opgemaakt dat in 1991 de aanwezigheid van een menselijke auteur als noodzakelijk werd gezien en dat een gebrek aan creatieve inbreng van een natuurlijk persoon erin resulteert dat er geen auteursrechtelijk beschermd werk tot stand komt en er dus ook geen maker aan te wijzen is. Zoals hiervoor al benoemd, nam de Hoge Raad in 2008 een

vergelijkbaar standpunt in Endstra Tapes in, waarin hij stelde dat louter voortbrengselen van de menselijke geest in aanmerking komen voor auteursrechtelijke bescherming.88

Er kan geconcludeerd worden dat in het Nederlandse auteursrecht de natuurlijke persoon die de scheppende arbeid heeft verricht als maker wordt beschouwd. In sommige gevallen wordt er van dat uitgangspunt afgeweken en wordt een niet-natuurlijk persoon als de maker van het werk aangewezen. Er heeft dan wel scheppende menselijke arbeid plaatsgevonden dat heeft geleid tot de totstandkoming van een beschermd werk.

3.3.3 Invulling van het begrip makerschap in het Verenigd Koninkrijk

Op grond van sectie 9(1) van de Copyright, Designs and Patents Act is de maker van een auteursrechtelijk beschermd werk de persoon die het werk heeft gecreëerd. Zoals al eerder benoemd, heeft het Verenigd Koninkrijk een speciale bepaling opgenomen in de Copyright, Designs and Patents Act voor de bescherming van computer-gegenereerde werken. Die bepaling werd ingevoerd in de jaren ’80 toen de bescherming van dergelijke werken op de agenda van wetgevers over de hele wereld kwam.89 De bepaling moest onzekerheid over de bescherming van de werken wegnemen, die onder andere was ontstaan door een rechtszaak tussen twee Britse dagbladen. Het geschil betrof een puzzel uit de Express Newspaper, die op willekeurige wijze door een computer zou zijn gegenereerd. De Daily Post had deze puzzel overgenomen en werd door Express Newspaper aangesproken op auteursrechtinbreuk. De Daily Post verweerde zich door te stellen dat de puzzel niet auteursrechtelijk beschermd was. Het Britse High Court of Justice oordeelde dat het argument van de Daily Post niet opging,

87

Pres. Rb. Breda 13 februari 1991, BIE 1992, afl. 1, p. 20 (Psion/Cheap Chip), r.o. 3.2.

88

HR 30 mei 2008, IER 2008, 58, m. nt. J.M.B. Seignette (Endstra Tapes), r.o. 4.5.1.

89

(25)

omdat de computer als instrument was gebruikt bij de creatie van de puzzel en uitsluitend functioneerde op de wijze zoals deze daartoe geïnstrueerd was door de programmeur. Omdat er een grote hoeveelheid aan vaardigheid en arbeid gemoeid was met de productie van de computer, was de computeroutput auteursrechtelijk beschermd.90 Volgens de British Copyright Society zouden werken die op autonome wijze gegenereerd worden door computers, zonder tussenkomst van een natuurlijk persoon, daarentegen auteursrechtelijke bescherming mislopen. Uit angst voor serieuze economische consequenties, overtuigde de British Copyright Society het parlement van de noodzaak van een nieuwe regeling voor de bescherming van dergelijke werken.91

Deze bepaling, opgenomen in sectie 9(3) van de Copyright, Designs and Patents Act, luidt als volgt:

“In het geval van een door een computer gegenereerd werk, dient als auteur te worden beschouwd degene die verantwoordelijk is voor het nemen van de voorzieningen die noodzakelijk zijn voor de totstandbrenging van het werk.”

Sectie 178 van de Copyright, Designs and Patents Act definieert een door een computer gegenereerd werk als een “werk waarbij er geen menselijke auteur aan te wijzen is”. Deze bepaling wijst een fictieve maker aan en behelst zodoende een uitzondering op sectie 9(1) betreffende het makerschap van een werk.92

Vanuit Europees perspectief kunnen daar vraagtekens bij worden gezet.93 Het is twijfelachtig of er wel sprake is van een werk volgens het geharmoniseerde Europese auteursrecht als er niet gesproken kan worden van een eigen intellectuele schepping van een natuurlijk persoon en door deze persoon aan te wijzen creatieve keuzes.94 Indien er geen werk is in de zin van de Auteursrechtrichtlijn, dan komt er geen auteursrecht tot stand, waardoor in principe aan niemand enige bescherming toekomt. De concepten werk en maker zijn verbonden en kunnen niet los van elkaar gezien worden. Onder andere Bently, Sherman en Ramalho delen de opvatting dat er geen maker kan worden aangewezen als er überhaupt geen auteursrecht tot stand komt.95

90

EWHC Chancery Division 19 februari 1985, [1985] 1 W.L.R. 1089 (Express Newspapers Plc. v Liverpool Daily Post & Echo Plc. and others), p. 1092.

91 Zie Gervais 1991, pp. 649-650. 92 Ramalho 2017, p. 17. 93 Guadamuz 2017 (1), p. 178. 94 Idem, p. 186. 95

(26)

Sectie 178 past echter wel binnen de common law traditie, waar minder belang wordt gehecht aan de aanwezigheid van een menselijke auteur.96 Op dit moment bestaan er al andere

bepalingen in het Britse auteursrecht die uitzonderingen formuleren op het vereiste dat het moet gaan om een intellectuele schepping van een auteur. Een voorbeeld is het copyright in

sound recordings (fonogrammen), dat toekomt aan degene die de noodzakelijke

voorbereidingen heeft getroffen voor de totstandkoming van een fonogram.97 In de praktijk heeft deze bescherming meer gemeen met continentaal-Europese sui generis bescherming. Naar analogie kan er dus worden beredeneerd dat ook het recht op computer-gegenereerde werken geïnterpreteerd dient te worden als een naburig recht.98

Sectie 9(3) van de Copyright, Designs and Patents Act heeft tot weinig jurisprudentie geleid.99 In de enige bekende zaak uit 2006 gaf het High Court of Justice nadere uitleg over de

bepaling.100 De zaak betrof een computerspel dat werd geproduceerd door Nova Productions Ltd en dat enkele computer-gegenereerde beelden bevatte. Nova Productions Ltd stelde dat de auteursrechten op de beelden, die werden vertoond aan de spelers van het spel, aan Nova toekwamen krachtens sectie 9(3), en dat deze beelden waren gereproduceerd door Mazooma Games. Mazooma Games verweerde zich door te stellen dat de auteursrechten aan de speler van het spel toekwamen en Nova derhalve niet als maker kon worden beschouwd. Volgens rechter Kitchin moet sectie 9(3) als volgt worden geïnterpreteerd: “als sprake is van een computer-gegenereerd werk en de noodzakelijke voorbereidingen voor de creatie van het werk zijn getroffen door Nova, omdat Nova de expressie van de verschillende elementen van het spel heeft bedacht, evenals de algoritmes die het frame hebben ontwikkeld, en Nova tevens de broncode heeft geschreven, dan is Nova degene die de noodzakelijke

voorbereidingen heeft getroffen voor de creatie van het werk. Nova dient dan te worden gezien als de auteur van het werk in de zin van sectie 9(3).”101 Een speler van het spel kon niet worden gezien als auteur omdat “zijn input niet van artistieke aard is en hij niet enige artistieke vaardigheid of arbeid heeft bijgedragen noch de noodzakelijke voorbereidingen heeft getroffen voor de creatie van de beelden.”102

Met inachtneming van de wetgeving en jurisprudentie, kan er geconcludeerd worden dat in het Verenigd Koninkrijk de persoon die een werk heeft gecreëerd als maker van het werk

96

Goldstein & Hugenholtz 2012, p. 248 en De Cock Buning 2012, par. 4.

97 Sectie 9(2)(a) Copyright, Designs and Patents Act. 98

Zo betogen onder meer Bently & Sherman 2014, p. 117; Gervais 1991, p. 628; en Maggiore 2017.

99 Guadamuz 2017 (1), p. 176. 100

EWHC Chancery Division 20 januari 2006, [2006] R.P.C. 14 (Nova Productions Ltd v Mazooma Games Ltd).

101

Idem, par. 105.

(27)

wordt gezien. Als sprake is van een door een computer gegenereerd werk, dan wordt als maker beschouwd de natuurlijke persoon die verantwoordelijk is voor het nemen van de noodzakelijke voorzieningen voor de totstandbrenging van het werk. Dat is degene die de broncode heeft geschreven en de expressie en het algoritme van het werk heeft bedacht.

(28)

4. AUTEURSRECHTELIJKE BESCHERMING VAN BEELDENDE

KUNST GECREËERD MET BEHULP VAN KUNSTMATIGE

INTELLIGENTIE

4.1 Creaties vervaardigd met creatieve inbreng van een natuurlijk persoon

4.1.1 Auteursrechtelijke bescherming in de Europese Unie

De meeste kunstmatige intelligentie die op het moment is ontwikkeld voor het genereren van beeldende kunstwerken vereist nog de tussenkomst van een natuurlijk persoon. Bij

zogenaamde zwakke kunstmatige intelligentie assisteert de mens, heeft hij of zij een leidende rol of zorgt de mens voor intellectuele inbreng bij de creatie van een beeldend kunstwerk. Doorgaans dient de kunstmatige intelligentie dan te worden gezien als een gereedschap dat de creatieve keuzes van een natuurlijk persoon vertaalt naar een expressie.103 Denk bijvoorbeeld aan computerprogramma’s die tekeningen tot stand brengen. De mens bepaalt de compositie en de dikte van de verfstroken en kiest de kleuren uit.104 De mens verricht dan de geestelijke schepping en maakt bepaalde creatieve keuzes die tot de totstandkoming van een

auteursrechtelijk beschermd werk leiden. In dergelijke gevallen dient te worden gesproken van een beeldend kunstwerk waarbij een computer heeft geassisteerd en is het werk nog herleidbaar tot een natuurlijk persoon.105

Dat een computer heeft geassisteerd bij de totstandkoming van het werk doet geen afbreuk aan de bescherming, betogen Ginsburg en Ramalho. Een auteursrecht dient ter beloning van degene die de geestelijke schepping heeft verricht; niet ter beloning van de uitvoerder.106 Advocaat-Generaal Trstenjak bevestigt die opvatting in haar Conclusie bij het Painerarrest, door te stellen dat een werk wordt beschermd door het auteursrecht indien er creatieve arbeid is verricht door een mens. Het maakt niet uit dat de betrokkene daarbij gebruik heeft gemaakt van een technisch hulpmiddel.107 Het auteursrecht komt desalniettemin volgens Europese regelgeving en rechtspraak aan de mens toe.

Indien ook de computer een relevante creatieve bijdrage heeft geleverd aan de vorm waarin het werk is gegoten, dan kan de computer niet slechts meer worden beschouwd als een

103

Schafer e.a. 2015, p. 223.

104 Hristov 2017, p. 435. 105

Perry & Margoni 2010, p. 623.

106

Ginsburg 2003, pp. 1072-1074 en Ramalho 2017, p. 19.

107

(29)

technisch hulpmiddel of gereedschap, maar als een volwaardige schepper. McCutcheon heeft getracht te specificeren in welke gevallen een mens nog voldoende creatieve inbreng levert om als maker te kunnen worden aangewezen. Dat is volgens haar wanneer diegene een zodanige bijdrage levert, dat hij nog een redelijke voorspelling kan maken van het eindresultaat.108 Dat is bijvoorbeeld als hij nog enigszins controle heeft over de

totstandkoming van de vorm van het werk en deze niet volledig wordt gegenereerd door een algoritme.109

Normaliter wordt er gesproken van mede-makerschap als er meerdere scheppers creatieve bijdragen hebben geleverd aan de totstandkoming van een werk.110 Computers zijn echter op het moment nog geen rechtssubjecten en kunnen dus niet als maker worden aangemerkt. Derhalve is er geen sprake van mede-makerschap als een computer een creatieve bijdrage heeft geleverd aan de totstandkoming van een beeldend kunstwerk.

4.1.2 Auteursrechtelijke bescherming in Nederland

In overeenstemming met Europese regelgeving dient volgens de Nederlandse wetgeving en rechtspraak de natuurlijke persoon te worden aangemerkt als de maker van een beeldend kunstwerk, indien hij creatieve inbreng heeft geleverd aan de totstandkoming van het werk. Volgens Spoor en Verkade is er sprake van een auteursrechtelijk beschermd werk zolang er sprake is van een aanwijsbare persoon wiens persoonlijke stempel nog aanwezig geacht kan worden, ook al maakt diegene gebruik van een computer.111 Dat de computer dus heeft geassisteerd en niet al het werk is verricht door de mens doet geen afbreuk aan de bescherming.

4.1.3 Auteursrechtelijke bescherming in het Verenigd Koninkrijk

Volgens de maatstaven van het Britse auteursrecht komt het auteursrecht op een beeldend kunstwerk toe aan de natuurlijke persoon als diegene voldoende vaardigheid,

beoordelingsvermogen en arbeid heeft ingebracht voor de totstandkoming van het werk. Indien een computer heeft geassisteerd of op creatieve wijze heeft bijgedragen aan het werk, dan dient de vraag of de natuurlijke persoon als maker kan worden aangewezen op dezelfde wijze te worden beantwoord als de vraag of een persoon als een mede-maker kan worden

108 McCutcheon 2013 (1), pp. 931-932. 109

Idem, pp. 933-934.

110

Goldstein & Hugenholtz 2012, p. 250.

111

(30)

aangemerkt.112 Diegene moet derhalve een creatieve bijdrage hebben geleverd aan het werk113, welke voldoende moet zijn om als individuele auteur aangemerkt te kunnen worden in de zin van sectie 9(1) van de Copyright, Designs and Patents Act.114

Indien er dus sprake is van voldoende vaardigheid, beoordelingsvermogen en arbeid van een natuurlijk persoon bij de totstandkoming van een auteursrechtelijk beschermd werk, dan kan diegene beschouwd worden als degene die het werk heeft gecreëerd en dus als rechthebbende op het werk, ook al is diegene bijgestaan door een computer. Eveneens geldt namelijk in het Verenigd Koninkrijk dat een natuurlijk persoon niet perse de feitelijke vervaardiger hoeft te zijn. Iemand kan ook als maker worden aangemerkt als diegene niet daadwerkelijk “de pen op het papier zette”, maar wel een intellectuele bijdrage leverde aan de expressie van een

werk.115

4.2 Autonome creaties zonder creatieve inbreng van een natuurlijk persoon

4.2.1 Auteursrechtelijke bescherming in de Europese Unie

Zoals reeds uiteengezet in hoofdstuk 2 is technologie zodanig vergevorderd dat creatieve processen al volledig kunnen worden uitgevoerd door kunstmatige intelligentie en is menselijke tussenkomst niet altijd meer nodig.116 Bij zogenaamde sterke kunstmatige intelligentie worden voortbrengselen op autonome wijze gegenereerd door de computers. Dergelijke algoritmes zijn gebaseerd op willekeurigheid en genereren op willekeurige wijze beeldende kunst. Tevens zijn het zelflerende algoritmes en passen ze hun eigen processen constant aan.117 De voortbrengselen die de algoritmes genereren zijn dus niet voorspelbaar en niet gebaseerd op keuzes die de natuurlijke persoon heeft gemaakt bij het ontwikkelen van het algoritme.118

De natuurlijke persoon verwerft naar alle waarschijnlijkheid een auteursrecht op de software zelf. Ingevolge artikel 1(1) van de Softwarerichtlijn komt de broncode van de software in aanmerking voor auteursrechtelijke bescherming. De natuurlijke persoon heeft de software ontwikkeld en derhalve creatieve keuzes gemaakt, zodat er een auteursrechtelijk werk tot

112

White Paper on Intellectual Property and Innovation 1986 (Cmnd 9712), par. 9.8.

113

Goldstein & Hugenholtz 2012, p. 250.

114

EWHC Chancery Division 11 februari 1998, [1998] F.S.R. 449 (Fylde Microsystems Ltd v Key Radio Systems Ltd), p. 455.

115

EWHC Chancery Division 6 juli 1995, [1995] F.S.R. 818 (Cala Homes (South) Ltd and others v Alfred McAlpine Homes East Ltd), pp. 835-356. 116 Zatarain 2017, p. 95. 117 Hristov 2017, p. 436. 118

(31)

stand komt en de natuurlijke persoon als maker wordt aangemerkt. Tevens kan diegene in bepaalde gevallen een softwareoctrooi aanvragen.119

De menselijke activiteit die daadwerkelijk een significante bijdrage levert aan de totstandkoming van beeldende kunstwerken is daarentegen minimaal120 en bestaat in

sommige gevallen louter uit het intypen van het woord ‘creëer’, het indrukken van een knop om het systeem te activeren, of het aansluiten van het systeem aan een server of een kabel.121 Deze handelingen kunnen volgens Spoor en Verkade niet worden beschouwd als creatieve keuzes.122 Met inachtneming van het Painerarrest kan er worden geconcludeerd dat de vrijheid waarover de menselijke maker beschikt om zijn creatieve bekwaamheden uit te oefenen beperkt is, of zelfs nihil, en er zodoende niet wordt voldaan aan het vereiste van vrije creatieve keuzes123, waardoor er geen auteursrechtelijk beschermd werk tot stand komt. Bovendien zijn de instructies die de mens geeft aan de machine van minimale omvang en staan vaak niet in relatie tot het creatieve eindresultaat.124 Er kan bijvoorbeeld niet meer worden gesproken van een schepping van de natuurlijke persoon als diegene slechts een broncode opstelt waarin algemene instructies worden gegeven aan een zelflerend algoritme en dat algoritme vervolgens op autonome wijze besluit hoe de expressie van het werk wordt vormgegeven.125 Perry, Margoni, Bridy en Ramalho delen de opvatting dat daarvan sprake is bij computers die op willekeurige wijze kunst analyseren en op basis van die analyse een werk creëren. In zo’n geval is het onwaarschijnlijk dat de oorspronkelijke broncode terug te zien is in het gegenereerde werk.126

Ook het creëren van een databank met verschillende beeldende kunstwerken die de computer analyseert bij het genereren van nieuwe kunst, kan niet worden gezien als een creatieve keuze. Computers zoals CAN analyseren kunst van alle denkbare kunststromingen, waardoor de omvang van de databank zo groot is, dat werken die worden gegenereerd geen enkel verband houden met de kunst uit de databank. De creatieve keuzes van de mens zijn derhalve niet te herkennen in het eindresultaat dat de computer genereert. Daarom kan men conform de Europese standaarden niet spreken van een werk dat de persoonlijkheid van de natuurlijke

119 Ginsburg 2018, p. 134. 120 Wu 1997, p. 134. 121

Perry & Margoni 2010, pp. 626-627.

122 Spoor & Verkade 1993, pp. 27-28. 123

HvJ EU 1 december 2011, zaak C-145/10, NJ 2013, 66, m. nt. Th. M. de Boer & P.B. Hugenholtz (Eva-Maria Painer/Standard), r.o. 93. 124 Samuelson 1985, p. 1201. 125 McCutcheon 2013 (1), p. 947. 126

(32)

persoon weerspiegelt. Er wordt niet voldaan aan het Europese werkbegrip waardoor er geen auteursrecht tot stand komt op de beeldende kunstwerken en er ook geen maker aan te wijzen is. Bij werken waarbij een computer heeft geassisteerd of zelf heeft gecreëerd, dient er dus een analyse gemaakt te worden van de creatieve keuzes die de natuurlijke persoon heeft gemaakt bij het ontwikkelen van het algoritme om te bepalen of er wel bescherming rust op het werk.127

4.2.2 Auteursrechtelijke bescherming in Nederland

Op basis van Nederlandse rechtspraak kan er geconcludeerd worden dat er bij een kunstwerk dat op autonome wijze is gegenereerd door kunstmatige intelligentie geen sprake is van de aanwezigheid van creatieve keuzes van een natuurlijk persoon. Wegens het gebrek aan scheppende menselijke arbeid, het vereiste voor de totstandkoming van een werk volgens de Hoge Raad in Endstra Tapes, komt er dan geen auteursrechtelijk beschermd werk tot stand. Het criterium van de “persoonlijke stempel van de maker” kan echter ook anders worden geïnterpreteerd. De Hoge Raad stelt namelijk in Endstra Tapes dat voor de totstandkoming van een werk niet vereist is dat de maker bewust een werk heeft willen scheppen en bewust creatieve keuzes heeft gemaakt.128 Dommering overweegt in zijn annotatie bij het arrest daarover het volgende:

“De stellingen dat creatieve keuzes niet ‘bewust’ behoeven te zijn gemaakt, de vorm niet ‘bewust’ behoeft te zijn gekozen en een creatie niet ‘coherent’ behoeft te zijn, is in

tegenspraak met de eis dat er sprake moet zijn van scheppende menselijke arbeid en creatieve keuzes. De ‘bewustheid’ is immers in de begrippen ‘creatieve keuzes’ en ‘scheppende arbeid’ geïmpliceerd: Kiezen betekent het bewust afwegen van alternatieven en scheppen het volgens een bepaald ontwerp iets maken.”129

Ook Hugenholtz ziet het creëren van een werk als een bewuste menselijke handeling.130 Met deze maatstaf lijkt de Hoge Raad zichzelf dus tegen te spreken en biedt dit wellicht ruimte om te betogen dat er geen sprake hoeft te zijn van scheppende menselijke arbeid en dat louter vereist wordt dat er creatieve keuzes kunnen worden afgeleid uit het voortbrengsel.

127 Guadamuz 2017 (1), p. 179. 128

HR 30 mei 2008, IER 2008, 58, m. nt. J.M.B. Seignette (Endstra Tapes), r.o. 4.5.2.

129

Dommering 2008, par. 9.

130

(33)

Volgens Perry en Margoni wordt er voldaan aan de Turingtest, als een voortbrengsel dat is gecreëerd door een computer, oogt als een voortbrengsel dat tot stand is gekomen door de creatieve keuzes van een mens. Dit resulteert erin dat de creatie van de computer niet onderdoet voor de creatie van een mens en dus als ‘creatief’ kan worden beschouwd.131 Er zou dan gesteld kunnen worden dat men creatieve keuzes kan afleiden uit het voortbrengsel. Dat het resultaat blijk geeft van creatieve keuzes lijkt de doorslaggevende factor voor auteursrechtelijke bescherming te zijn; van ondergeschikt belang is dat een mens heeft bijgedragen aan het totstandkomingsproces.

Ook Kabel betoogt dat een menselijke bijdrage geen bepalende factor dient te zijn voor de totstandkoming van een werk. Volgens hem dient aan computer-gegenereerde kunstwerken bescherming toe te komen, omdat naar zijns inziens de werking van algoritmes zoals CAN niet anders kan worden gezien dan het scheppingsproces van menselijke kunst. Bij beide processen is namelijk een zekere mate van toeval betrokken.132 De Hoge Raad heeft al besloten om evenveel bescherming toe te kennen aan het resultaat van toevallige keuzes als aan het resultaat van bewust gemaakte keuzes133, waardoor dit wellicht bescherming van kunst gegenereerd door een computer die creëert op basis van willekeurigheid, mogelijk maakt. Er zou dan kunnen worden beargumenteerd dat de vorm van een voortbrengsel dat tot stand is gekomen door zo’n computer het persoonlijk stempel van de maker draagt, waardoor er een auteursrechtelijk beschermd werk tot stand komt. In dat geval kan er krachtens artikel 8 van de Auteurswet bescherming toekomen aan de vennootschap die het werk als van haar afkomstig openbaar maakt. De computer komt geen bescherming toe wegens het gebrek aan rechtspersoonlijkheid, maar, zoals besproken in paragraaf 3.3.2. kan een niet-natuurlijk persoon met rechtspersoonlijkheid wél als maker worden aangewezen.

Ook kan worden onderzocht of een natuurlijk persoon wellicht als maker van het werk kan worden beschouwd op grond van artikel 6 van de Auteurswet. Dit artikel luidt als volgt: “indien een werk tot stand is gebracht naar het ontwerp van een ander en onder diens leiding en toezicht, wordt deze als de maker van dat werk aangemerkt”. De memorie van toelichting geeft het voorbeeld van de wandschilderingen van Rubens.134 Rubens liet zijn leerlingen werken vervaardigen en gaf hen hierbij de vrije hand. Hij gaf slechts enkele aanwijzingen, op grond waarvan hij als maker van de werken wordt aangemerkt.

131 Perry & Margoni 2010, p. 625. 132

Kabel 1991, p. 90.

133

Dit blijkt uit Seignette 2008.

134

(34)

In Kluwer/Lamoth, een toonaangevende zaak over artikel 6, overwoog de Hoge Raad ten aanzien van een fotografisch werk het volgende: “dat ook bij het totstandbrengen van een fotografisch werk de technische kant daarvan slechts een van de aspecten is van de daartoe noodzakelijke creatieve arbeid” en “onder omstandigheden kan dat eigen karakter mede of in overwegende mate worden bepaald door de keuze en de compositie van het te fotograferen onderwerp”.135 Degene die de keuze en compositie bepaalt, kan maker zijn, ook als hij niet zelf het fototoestel hanteert. Het Nederlandse auteursrecht beschermt dus de intellectuele schepping, welke niet per definitie afkomstig dient te zijn van degene die het werk fysiek vervaardigt. Artikel 6 Auteurswet belichaamt derhalve een mogelijkheid voor het toekennen van makerschap aan een natuurlijk persoon die op afstand staat van het werk. Deze bepaling ligt wellicht minder voor de hand bij algoritmes als CAN, omdat de afstand tussen de natuurlijke persoon en de autonoom gecreëerde creatie van de computer aanzienlijk is.

Al met al zijn er argumenten om te betogen dat een door een computer gegenereerd kunstwerk auteursrechtelijke bescherming toekomt in Nederland. Deze conclusie kan weliswaar niet zonder bezwaren worden aangenomen nu men blijft aanlopen tegen het door het Europese Hof van Justitie geformuleerde uitgangspunt dat een werk in de zin van de

Auteursrechtrichtlijn een schepping van de geest is.136

4.2.3 Auteursrechtelijke bescherming in het Verenigd Koninkrijk

In het Verenigd Koninkrijk biedt de wetgeving op het moment al bescherming voor werken gegenereerd door autonome kunstmatige intelligentie. Volgens artikel 9(3) van de Copyright, Designs and Patents Act komt het auteursrecht toe aan degene die het algoritme heeft

ontwikkeld indien aan de (laagdrempelige) originaliteitseis van “voldoende vaardigheid, beoordelingsvermogen en arbeid” wordt voldaan. Laddie en McCutcheon suggereren dat die eis kan worden geïnterpreteerd als een soort Turing test; als hetzelfde werk was gecreëerd door een mens, zou die menselijke arbeid dan de eis van “voldoende vaardigheid,

beoordelingsvermogen en arbeid” hebben doorstaan?137

De natuurlijke persoon die het algoritme heeft ontwikkeld, verwerft dus in het Verenigd Koninkrijk een auteursrecht op de broncode van de computer en een auteursrecht op de werken die de computer zelf genereert.

135

HR 1 juni 1990, NJ 1991, 377, m. nt. D.W.F. Verkade (Kluwer/Lamoth), r.o. 3.4.

136

HvJ EU 16 juli 2009, zaak C-5/08, NJ 2011, 288, m. nt. P.B. Hugenholtz (Infopaq I), r.o. 34.

137

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze bepalingen maken echter niet duidelijk wanneer een computer-generated werk voldoende creatief zou (kunnen) zijn om voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking te komen..

In laatstgenoemd arrest, dat ging over de vergoeding van immateriële schade wegens aantasting in de persoon op andere wijze (waaronder ook shockschade valt),

De conclusie is dat de SKZL preparaten voldoen aan de eisen die aan enquêtemonsters gesteld worden, dat externe kwaliteitsprogramma's slechts een deel van de analyseprocedure dekken

Een klein gedeelte van de leerkrachten (4%) geeft aan dit niet zelf te verzorgen, maar dat zijn of haar ‘duo- collega’ het afstandsonderwijs verzorgt (voor alle duidelijkheid: op

Hoe kun je deze heuristieken gebruiken in het A* algoritme om de brandweerman zo snel mogelijk naar het vuur te leiden (aangenomen dat hij al minder dan 100 meter van de

Als heuristiek voor de afstand van een punt in het huis naar de brand op zolder wordt het volgende gebruikt: de euclidische afstand tot de dichtsbijzijnde trap maal het

Toch kun je ook zeggen dat Deep Blue niet echt intelligent is omdat het voornamelijk gebruik maakt van brute force om de beste zetten te vinden en niet begrijpt waarom een zet goed

We bekijken het volgende algoritme voor het Common Superstring probleem, dat vraagt naar een (zo kort mo- gelijke) string die een stel gegeven strings bevat: Neem herhaald de twee