• No results found

Gebiedsregenval en regenmetergegevens

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Gebiedsregenval en regenmetergegevens"

Copied!
24
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

NN31545.0375

^ ww* , W Ä CULTUURTECHNIEK EN WATERHUISHOUDING NOTA 375 dd. januari 1967

Gebiedsregenval en regenmetergegevens W.C. Visser

BIBLIOTEF

TTITlr -^%-*~i

DroevenJ,>v - • ;a

PoStlri. j „*. , 6700 A£ W ä g e t e n

.. i<

Nota's van het Instituut zijn in principe interne communicatiemid-delen, dus geen officiële publikaties.

Hun inhoud v a r i e e r t sterk en kan zowel betrekking hebben op een eenvoudige weergave van cijferreeksen, als op een concluderende discussie van onderzoeksresultaten. In de meeste gevallen zullen de conclusies echter van voorlopige aard zijn omdat het onderzoek nog niet is afgesloten.

Aan gebruikers buiten het Instituut wordt verzocht ze niet in publi-katies te vermelden.

Bepaalde nota's komen niet voor verspreiding buiten het Instituut in aanmerking.

(2)
(3)

Doelstelling

Bij het bewerken van vraagstukken over de afvoer van stroomgebieden komt men telkens weer voor het probleem te staan, hoe men de regenhoeveel-heid, die op een gebied valt, kan afleiden uit de regenval die met regenmeters op een zeer klein vlakje wordt opgevangen. Veel onderzoek is verricht over de nauwkeurigheid van regenmeting. Het belang hiervan is echter niet zo groot als het wel lijkt. Wanneer men met regenfrequenties werkt van n e e r -slagsommen, die in een aantal regenstations zijn gemeten, dan valt veel van de toevallige meetfout weg in het gemiddelde van dit grotere aantal stations en blijft van die fout nog minder effect over in de kansverdeling van de n e e r -slagen over vele j a r e n . Wanneer men de fout van de regenmeter op 10% stelt en de spreiding van de regenintensiteit over de jaren op 5 mm voor een dag-regenval, dan is bij een regenintensiteit van 10 mm de fout in de waarneming gelijk 1 mm. Omdat men de fouten gekwadrateerd mag optellen, zou de in-vloed I van de regenmeting op de spreiding dus gevonden worden uit:

De meetfout van 10% van de gemeten dagregenval veroorzaakt maar een 2% grote toename van de spreiding. Nu kan men andere berekeningen en getal-len toepassen, m a a r dit zal weinig wijziging brengen in de uitspraak, dat de meetfout die bij analyses zoveel moeilijkheden kan geven, bij de toepassing van regengegevens op de vraagstukken van een ontwerp van weinig belang i s .

E r zijn echter andere vragen en wel de volgende:

1. Neemt de gebiedsregenval sterk of weinig sterk af met toenemende groot-te van het gebied;

2. Heeft de gemiddelde dagregenval een cirkelvormige geografische v e r d e -ling of heeft deze een gerekte vorm;

3. In geval van een gerekte vorm, hoe is de richting van de langste dimensie ten opzichte van de gemiddelde windrichting;

4. Bestaat een nauwe of losse samenhang tussen de regen op twee verschil-lende meetpunten en hoe neemt deze nauwkeurigheid van de samenhang af met de afstand.

Voordat deze punten toegelicht worden, mag voorop gesteld worden, dat het beschikbaar zijn van waarnemingen van dagregenvallen over vele jaren het noodzakelijk maakt, van deze 24 uur regenhoeveelheden uit te gaan en niet van de individuele regenbuien. Maar veelal denkt men bij het punt van de

(4)
(5)

afname van de r e g e n v a l m e t toenemende afstand in t e r m e n van locale z o m e r -o n w e e r s b u i e n t e g e n -o v e r r e g e n in de b r e d e r e g e n f r -o n t e n v a n de h e r f s t . Velen zullen v e r w a c h t e n , dat bij een gegeven r e g e n op het m e e t s t a t i o n de g e b i e d s -r e g e n in de z o m e -r van v e e l k l e i n e -r omvang zou zijn dan in de h e -r f s t .

Ten a a n z i e n van liet tweede punt z a l wel het v e r m o e d e n b e s t a a n , dat de regenbuien van ZW n a a r NO t r e k k e n en dus lijnen van gelijke r e g e n i n t e n s i t e i t in de windrichting een m e e r g e r e k t e v o r m zullen hebben dan d a a r l o o d r e c h t op.

Voor punt d r i e z a l dan het antwoord zijn, dat een s t r o o m g e b i e d m e t een ZW-NO g e r i c h t e v o r m een h o g e r e afvoerprognose z a l geven dan een gebied m e t een NW-ZO g e r i c h t e v o r m .

Ten aanzien van punt v i e r ligt het belang in de v r a a g hoe groot e e n g e -bied zal zijn, w a a r v a n m e n m a g a a n n e m e n dat een enkel m e e t s t a t i o n voor t o e p a s s i n g een voldoende b e t r o u w b a r e m a a t s t a f kan geven. Wanneer de c o r r e latie t u s s e n de r e g e n c i j f e r s van twee stations boven een z e k e r e afstand te g e -r i n g zou w o -r d e n , dan zou m e n v o o -r de t o e p a s s i n g in een o n t w e -r p , dat z i c h tot buiten deze c i r k e l u i t s t r e k t , de r e s u l t a t e n van een a n d e r station m o e t e n gaan g e b r u i k e n .

Analyse en t o e p a s s i n g

In het voorga£,nde w e r d v e r s c h i l g e m a a k t t u s s e n de a n a l y s e v a n een s a -menhang en de t o e p a s s i n g op een p r o j e c t . Het volgende m a g dit v e r d u i d e l i j k e n :

W a n n e e r m e n van een beek dagafvoeren heeft g e m e t e n en wil weten, hoe die afvoeren s a m e n h a n g e n m e t de r e g e n op dezelfde en voorafgaande dagen, dan i s het z a a k , dat m e n van die dagen o v e r het s t r o o m g e b i e d v e r d e e l d , b e -t r o u w b a r e r e g e n c i j f e r s heef-t. Elke fou-t in de m e -t i n g en elke -t e k o r -t k o m i n g in de dichtheid va.ii het net van meetpunten z a l bij een d e r g e l i j k e a n a l y s e een nadeel zijn.

Kent m e n deze samenhang en v r a a g t m e n zich op grond d a a r v a n af, w e l -ke d i m e n s i e de beek m o e t w o r d e n gegeven om hoge w a t e r s t a n d e n of inundaties binnen redelijke g r e n z e n van veelvuldigheid van v o o r k o m e n te houden, dan gaat het over het ontwerpen van een t o e k o m s t i g e t o e s t a n d , w a a r o m t r e n t nog geen metingen kunnen b e s t a a n en v/aarvoor m e n een frequentie van v o o r k o m e n a l s m a a t s t a f moet g e b r u i k e n . Aangegeven w e r d r e e d s , dat de meetfout t e g e n -over de s p r e i d i r g s m a a t van deze f r e q u e n t i e v e r d e l i n g e r niet toe d o e t . Deze t o e k o m s t i g e frequentie r a a k t een totaal a n d e r p r o b l e e m , dat m e t n a u w k e u r i g -heid weinig t s m a k e n heeft en m e e r door de invloeden v a n v e l e omstandigheden

(6)
(7)

3

-zal worden beheerst.

Wanneer de beek zo wordt gedimensioneerd, dat ongewenste toestan-den zich maar eens per 10 jaar voordoen, dan kan na het gereedkomen van de beek de afvoer die men niet meer kan beheersen zich nog hetzelfde jaar voordoen, maar het kan ook wel 30 jaar duren. In het e e r s t e geval heeft men de uitgaven gedaan en heeft niettemin schade, in het tweede geval heeft men het geld 30 jaar lang in de zak kunnen houden, zonder dat dat nadelen gaf. Het tweede geval is achteraf veel beter uitgekomen dan het e e r s t e , zen-der dat men mag concluzen-deren, dat het besluit tot verbetering in het eerste geval, vooraf beschouwd, onjuist zou zijn geweest.

Hieruit mag blijken, dat het voor toepassing in ontwerpen gebruiken van regengegevens geen vragen van waarnemingsnauwkeurigheid stelt m iar van kansen en dat het onderzoek naar de samenhang tussen deze kansen op gebiedsneerslagen en de grootte van het gebied voor de ontwerpvraagstulcke;j van belang zijn.

Gebruikte gegevens

Om de gebiedsneerslag voor het gebied van de Achterhoek wat beter te leren kennen, werden de regenvalwaarden van dë 17 aanwezige waarnemingsstations waarvan negen juist buiten de grens van de Achterhoek

-met elkander gecorreleerd. De berekening werd beperkt tot de regenhoeveel-heden van de dagen waarop deze op dezelfde dag bij geen van de stations

kleiner waren dan 0. 5 mm. De lengte van de waarnemingsreeks werd be-paald door het station met het kortste tijdvak van opname. De gegevens werden daarom bewerkt voor het tijdvak l - 7 - ' 5 6 tot 31-12-'65. Dit tijdvak is wat kort gebleken, maar het werd van meer belang geacht met een groter aantal stations te werken over een kortere duur, dan met langere tijdreeksen en minder stations.

De correlaties werden voor elke maand afzonderlijk bepaald voor alle 136 combinaties van twee stations en tevens werd hun onderlinge richting en afstand vastgesteld. Zet men vanuit een centraal punt deze richting en afstand uit en noteert men bij dat punt de correlatiecoé'fficiè'nt, dan verkrijgt men het beeld van fig. 1. De richting en afstand komen steeds twee maal voor, van station A naar B en van B naar A, zodat elk punt en elke c o r r e l a -tiecoé'fficiè'nt een radiaal symmetrische tegenhanger heeft. Grafisch v/erd door deze figuur een aantal lijnen van gelijke gemiddelde correlatiecoé'ffi-ciè'nt getrokken. Zoals voor november weergegeven bleken dit ongeveer

(8)
(9)

confocale e l l i p s e n te zijn m e t een hoofdas die wat m i n d e r dan 30° n o o r d e l i j k e r wijst dan de o o s t r i c h t i n g . De g r o o t s t e afstand t u s s e n de s t a t i o n s H e r wen en Hengelo i s o n g e v e e r 70 k m . Dit geeft een indruk van de m a t e , w a a r in de correlatiecoé'fficié'nt voor deze maand m e t t o e n e m e n d e afstand van g e -middeld 0. 93 tot 0. 83 afneemt.

Wijze van vereffenen

Bij de g r a f i s c h e b e w e r k i n g van de gegevens v o o r enkele m a a n d e n w e r d de indruk v e r k r e g e n dat de e l l i p s e n een k l o k v o r m i g r u i m t e l i c h a a m b e s c h r e -v e n , dat op een t o e -v a l s f i g u u r g e l e e k , m i t s m e n m a a r -vanaf een b a s i s -v l a k

rekende dat boven het vlak v o o r de c o r r e l a t i e gelijk nul gelegen w a s . Air, vereffeningsfunctie w e r d d a a r o m gekozen:

, _ -(ax2 + bxy + cy^ + d)

H i e r i n i s : z . de w a a r d e van de gemiddelde correlatiecoé'fficié'nt op afstand x , y van het nulpunt

f. de hoogte van het b a s i s v l a k x . de afstand o o s t - w e s t in k m y . de afstand n o o r d - z u i d in k m

a , b , c . constanten die de v o r m van de e l l i p s aangeven

d. constante die m e t z = f f e" de hoogste gemiddelde c o r r e l a -tiecoé'fficié'nt voor x en y gelijk nul aangeeft.

De c o n s t a n t e n a b c d en f w e r d e n door vereffening b e p a a l d , w a a r b i j de fout w e r d geacht geheel aan de z te mogen w o r d e n t o e g e s c h r e v e n . In het volgende o v e r z i c h t zal het r e s u l t a a t niet w o r d e n w e e r g e g e v e n door deze c o n

-s t a n t e n , m a a r door de in de figuur z i c h t b a r e e i g e n -s c h a p p e n . V/ber ge gever. w o r d t de s p r e i d i n g van de z w a a r d e n o m het k l o k v o r m i g e vlak door g e t a l len voor de m i d d e l b a r e fout van de enkele w a a r n e m i n g . De v o r m van de e l -l i p s e n wordt v o o r g e s t e -l d door de verhouding van hoofdas tot k o r t e a s en i e r i c h t i n g van de hoofdas. De k l o k v o r m wordt w e e r g e g e v e n door de hoogte van het b a s i s v l a k van de top en d o o r de c o r r e l a t i e coëfficiënt op 50 k m af s t a r J . De s p r e i d i n g ten opzichte v a n het k l o k v o r m i g e vlak

De grootte van de m i d d e l b a r e afwijking van de c o r r e l a t i e c o ë ï f i c i ê ' r i e n t e n opzichte van het b e r e k e n d e vlak wordt w e e r g e g e v e n in fig. 2. Uit da n~

r e g e l m a t i g e ligging van de stippen in de figuur blijkt dat de w a a r n e m i n g . . -r e e k s nog wel v/at te k o -r t i s , m a a -r een aanwijzing, dat in de z o m e -r m a a n d e n

(10)
(11)

de correlatie coëfficiënten zich wat slechter aan het vlak aanpassen, lijkt e r wel in te zitten. Omdat in dat tijdvak hogere regenintensiteiten optreden, die een nauwkeuriger berekening van de correlatiecoé'fficié'nt mogelijk ma-ken, moet men uit de figuur wel een aanwijzing putten, dat niet de korte

reeks oorzaak i s , maar dat in de zomer de regen wat grilliger over het ge-bied verdeeld i s . Men zal hier geneigd zijn, aan een combinatie van regen-buien van verschillende aard, als onweersregen-buien en frontregens, te denken. Wel blijft een herhaling van het onderzoek met een groter cijfermateriaal een eerste voorwaarde om tot een conclusie te kunnen komen over de aard en oorzaak van de afwijkingen.

De vorm van het gebied met hoge correlaties

In figuur 3 vindt men de richting van de hoofdas van de ellipsen en de asverhouding weergegeven. De hoofdas heeft voor de meeste maanden een richting die gemiddeld 15° noordelijker is dan oost. Dit wijst op een invloed van de gemiddelde windrichting. In juli en augustus blijkt de berekening een richting van 30° zuidelijker dan oost weer te geven. Hier denkt men minder spoedig aan de windrichting, maar een andere verklaring doet zich niet over-tuigend voor. Van belang i s , dat in deze maanden waarin wateroverlast zeer

schadelijk i s , volgens fig. 3 stroomgebieden met een richting die 30° zui-delijker is dan oost, wat meer gevaar op inundatie lopen dan in andere maan-den van het j a a r . Deze ongunstige geografische richting wordt echter wat genivelleerd door de vorm. De regens in juni tot augustus hebben een bijna ronde vorm, terwijl de winterregens met asverhoudingen tot 3 veel langge-rekter zijn. De betekenis van deze richting en assenverhouding wordt duide-lijk, wanneer men de ellipsen voor de correlaties gelegd denkt op de kaart van een langgerekt stroomgebied met willekeurige richting en nagaat, hoe-veel oppervlak de ellipsen met hoge correlaties en hoehoe-veel die met lagere

correlaties uit het stroomgebied uitsnijden. De hoge correlaties betekenen in het traject van grote regenvalcijfers voor het punt van de regenmeter m e e r regen voor het gehele gebied dan de lage, en naarmate een groter op-pervlak van de hoge correlaties binnen de configuratie van het stroomgebied valt, zal de gebiedsregenval wat groter zijn. Omdat echter de oppervlakten binnen de ellipsen zo groot zijn tegenover de oppervlakten van de

Nederland-se stroomgebieden, mag de betekenis echter niet te hoog worden aange-slagen.

(12)
(13)

6

-De hoogte van de gemiddelde cor re latiecoé'ff icié'nt

De relatie tussen de gebiedsregen en de regenval op de regenmeter wordt door drie kenmerkende getallen weergegeven. De berekende maxi-male correlatie vindt men voor x en y gelijk nul en

z = f + e "d

De minimale correlatie vindt men weergegeven door de hoogte van het basis vlak f. De uitgebreidheid van het gebied omgrensd door een bepaalde

cor-relatie wordt tenslotte aangegeven door de hoogte van de corcor-relatiecoé'ffi- correlatiecoé'ffi-ciént op 50 km van het nulpunt op de hoofdas. Fig. 4 geeft van deze drie criteria een overzicht.

Opnieuw valt op, dat in de maanden juni tot augustus de correlaties laag zijn en de regen dus grillig verdeeld i s . Gezien de lage waarden voor de top laat deze grillige regenverdeling reeds op korte afstand zijn invloed gelden. De zeer lage ligging van het basisvlak wijst uit, dat wanneer de r e -genmeter een regenbui van een zekere intensiteit opvangt, elders in Neder-land de regenintensiteit in de zomer elke willekeurige waarde kan aannemen. In de winter daarentegen wijst een lichte of een zware bui op de regenmeter met een zekere waarschijnlijkheid op lichte of zware buien ook elders in het land.

De correlatiecoé"fficié'nt op 50 km afstand van het centrale punt wijst tenslotte op dezelfde regelmaat in de regen in de winter en grilligheid in de zomer. De voor de landbouw belangrijke regencijfers in de oogsttijd zullen door een wijd net van regenstations veel minder nauwkeurig worden weergegeven dan de veel minder belangrijke winterregens. Om landbouw-kundige vragen op te lossen zal een dichter net van stations nodig zijn dan om winterafvoerproblemen te bestuderen.

De nauwkeurigheid van de regenmeter

De nauwkeurigheid van de regencijfers wordt beheerst door obstakels in de omgeving van de regenmeter, die door dwarrelwinden de regenverde-ling verstoren. Daarnaast zijn werkelijke variaties in de regenverderegenverde-ling van belang, die in afhankelijkheid van de onderlinge afstand bij de twee e l -kander controlerende m e t e r s zullen optreden. Deze regenmeters zouden die ongelijkheid ook r e g i s t r e r e n bij een geheel vlakke, geen turbulentie veroorzakende omgeving en met de afstand toenemende verschillen zouden

(14)

:.; H •'•/:.!.:'-f

(15)

- 7

Men kan dit afstandseffect bij gelijke omgeving z o n d e r m o e i t e v o o r e e n foutenbepaling u i t s c h a k e l e n door de m e t e r s dicht bijeen t e p l a a t s e n . M a a r het omgevingseffect bij toenemende afstand laat z ic h niet u i t s c h a k e l e n , omdat bij v e r s c h i l l e n d e afstand s l e c h t s moeilijk gelijke omgevings situatie s te scheppen zijn. Bij dit type van c o r r e l a t i e o n d e r z o e k o v e r z e e r v e r s c h i l -lende afstand laat zich nu e c h t e r door i n t e r p o l a t i e de c o r r e l a t i e bepalen bij een afstand nul en een omgeving die dezelfde v a r i a b i l i t e i t heeft a l s alle v o o r k o m e n d e omgevingen. Men zou de c o r r e l a t i e coëfficiënt v o o r de punten x en y gelijk nul nu een indicatie van de fout van de opstelling kunnen n o e -m e n . Deze blijkt v a n 0. 93 in de w i n t e r -m a a n d e n tot 0. 80 aan het eind van de z o m e r te d a l e n , om in s e p t e m b e r w e e r te gaan stijgen. Deze fout op grond v a n de omgeving i s blijkbaar niet onaanzienlijk en de o m s t a n d i g h e i d , dat deze fout van m a a r t tot a u g u s t u s r e g e l m a t i g t o e n e e m t s u g g e r e e r t dat een v e r a n d e r l i j k e omgeving t e n gevolge van de g r o e i e n d e g e w a s s e n rondom de

r e g e n m e t e r de nauwkeurige w e r k i n g s t e e d s m e e r b e l e m m e r t . In de h e r f s t doen de m e n s e l i j k e i n g r e e p in de g r o e i van het gewas en het tot s t i l s t a n d k o m e n van de g r o e i en afvallen van het blad de m e e t n a u w k e u r i g h e i d w e e r t o e n e m e n . De lage c o r r e l a t i e c o ë f f i c i ë n t wijst e r o p dat onze r e g e n s t a t i o n s niet zo heel d o e l m a t i g in het landschap opgesteld zijn.

Bepaling van de g e b i e d s r e d u c t i e s

De r e d u c t i e , welke m e n zou m o e t e n t o e p a s s e n om de w a a r n e m i n g e n m e t de r e g e n m e t e r om te z e t t e n in de g e b i e d s r e g e n v a l , zou m e n uit v e r e f -fende r e g r e s s i e s hebben m o e t e n b e r e k e n e n . M a a r voor r e g r e s s i e s ligt een vereffeningsformule m i n d e r v o o r de hand dan v o o r c o r r e l a t i e s , zodat de b e r e k e n i n g via c o r r e l a t i e s w e r d u i t g e v o e r d . Ook de b e p e r k t e r e e k s l e n g t e w a s aanleiding de n a d r u k m e e r op het v e r k r i j g e n van een inzicht dan op een kwantificering te leggen. De v r a a g hoe m e n de g e b i e d s r e g e n v a l zou m o e t e n b e r e k e n e n i s o v e r i g e n s wat o n o v e r z i c h t e l i j k . Voor technieken a l s de T i e s e n - b e r e k e n i n g heeft m e n uitgevoerde r e g e n m e t i n g e n nodig, die v o o r een a n a l y s e van belang zijn. Voor de uitvoering van p r o j e c t e n gaat het e r e c h t e r v e e l a l om, uit een enkele meting de v e r d e l i n g van de r e g e n te v o o r -s p e l l e n , ook op p l a a t -s e n w a a r geen m e t i n g e n zijn gedaan.

Men kan nu de volgende r e d e n e r i n g volgen:

Men m a g a a n n e m e n dat de regenhoeveelheid op de v e r s c h i l l e n d e s t a t i o n s gelijk zou zijn, indien niet een a a n t a l s p r e i d i n g s o o r z a k e n een toevallige

(16)
(17)

8

v a r i a t i e deden o n t s t a a n . De gelijke hoeveelheid bij afwezigheid van s p r e i -dingsinvloeden wil zeggen, dat de beide r e g r e s s i e t a n g e n t e n gelijk zullen zijn en dat de correlatiecoé'fficié'nt o n d e r deze omstandigheden kwantitatief g e -lijk i s aan de regressiecoé'fficié'nt. De r e g r e s s i e l i j n e n snijden e l k a a r in het gemiddelde punt van de s p r e i d i n g s e l l i p s en dit gemiddelde punt geeft bij de in Nederland h e e r s e n d e gelijkmatigheid in de gemiddelde j a a r l i j k s e r e g e n -hoeveelheid de in g e t a l w a a r d e n gelijke r e g e n h o e v e e l h e i d in het nulpunt N0

en in het w i l l e k e u r i g e punt Nj w e e r . Voor de r e g e n v a l Nj geldt dan:

Ni - Ni = r i ( N0 - N0) Ni = N0 = N

Ni = r i N0 + ( l - r i ) N

V e r o n d e r s t e l t m e n dus een bepaalde regenhoeveelheid in het nulpunt, w a a r -v o o r m e n het z w a a r t e p u n t -v a n een s t r o o m g e b i e d z a l k i e z e n , dan kan m e n d o o r gebruik te m a k e n van de gemiddelde r e g e n v a l N en de e l l i p s e n van g e -lijke correlatiecoé'fficié'nt r ook e l l i p s e n van ge-lijke regenhoeveelheid con-s t r u e r e n en door i n t e g r a t i e van de regenhoeveelheid die binnen de opeen-volgende e l l i p s e n en binnen de o m t r e k van het s t r o o m g e b i e d valt u i t m a k e n , hoe groot de g e b i e d s r e g e n v a l is in v e r g e l i j k i n g tot de punt r e g e n v a l . . De g r a -fieken geven alle gegevens die nodig zijn om een d e r g e l i j k e b e r e k e n i n g uit te v o e r e n .

C o n c l u s i e s

Het o n d e r z o e k wijst uit dat de configuratie van de afname van de c o r -r e l a t i e coé'fficié'nten de gelijkmatigheid van de -r e g e n v e -r d e l i n g in N e d e -r l a n d duidelijk w e e r g e e f t . De v a r i a t i e s in de r e g e n v a l k r i j g e n a l l e e n o v e r z e e r g r o t e gebieden enige b e t e k e n i s . De N e d e r l a n d s e s t r o o m g e b i e d e n zijn in dit opzicht r e l a t i e f klein en het r e g e n p a t r o o n i s dus m a a r van b e p e r k t b e l a n g . M e e s t a l z a l m e n wel m o g e n a a n n e m e n , dat de grootte v a n het s t r o o m g e b i e d geen b e t e k e n i s heeft voor de grootte van het r e g e n b e z w a a r . Wel van belang i s , dat in de m a a n d e n m e i tot s e p t e m b e r de m a x i m a l e c o r r e l a t i e s die v o o r kleine gebieden rondom het nulpunt gelden, laag zijn. H i e r u i t moet m e n af-leiden, dat v o o r deze m a a n d e n ook o v e r gebieden van b e p e r k t e omvang en v r i j w e l onafhankelijk van die omvang de g e b i e d s n e e r s l a g a a n m e r k e l i j k k l e i -n e r zal zij-n da-n de p u -n t -n e e r s l a g . De z w a r e r e g e -n b u i e -n , die i-n deze m a a -n d e -n

(18)
(19)

9

-met grotere frequentie plegen op te treden, worden door de regen-meterwaar- regenmeterwaar-nemingen overschat. Berekent men een project op een bepaalde zware regen-belasting die met een geringe frequentie voorkomt, dan betekent deze lage zomercorrelatie dat men in werkelijkheid met een grotere zekerheid werkt dan die waarop de berekening zich baseerde. Dit wil zeggen, dat het niet in aanmerking nemen van deze correlatie de strekking heeft projecten te kost-baar te maken.

(20)
(21)
(22)
(23)
(24)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Door het ministerie van Verkeer en Waterstaat wordt jaarlijks aan de provincie Flevoland een Doeluitkering Verkeersveiligheid van ƒ800.000,= beschikbaar gesteld.. Voor het laatst

Wat de timing van de onderhandelingen betreft, pleiten de werkgeversorganisaties – in tegenstelling tot de Britten - voor een status quo transitieperiode die loopt tot de dag van

1.5.2 De gegevens die in het kader van de stamboekregistratie zijn verzameld worden door Coöperatie CRV beheerd en worden binnen de kaders van de AVG (Algemene

In andere winkels laat ik me niet graag adviseren, maar bij Impuls heb ik daar absoluut geen probleem mee. Ze weten wat ik wil en spelen daar perfect op in, ook rekening houdend

Ook kan er voor een combinatie met een andere route gekozen worden, dit noemen we een brede route?. * ondernemen

Deze studie bekijkt het effect van drie kenmerken van productportfolio (breedte, diepte, innova- tiviteit) en twee kenmerken van merkportfolio (portfolio omvang en positionering)

poulet, noix de cajou et concombre aigre-doux, le tout servi avec une sauce chili. VAL-DIEU

- het deelnemen aan tenminste tweederde van de contacturen. Ad B: Modules worden getoetst door een schriftelijk examen of in een andere vorm. Ad C: Een eerder behaalde