Mondeling Chemie juniβ14 (P. Geerlings)
1. a) Je hebt een oplossing van 1L met 0,100M πΆπ»3πΆππππ en we laten daar gasvormig π»πΆπ doorgaan. Het volume blijft steeds hetzelfde. Hoeveel g moet er toegevoegd worden om een pH van 7 te krijgen? (Molaire massa van π» en πΆπ werden gegeven). b) Hoe zijn we erop gekomen om de toestandsfunctie G te gebruiken als maat voor de spontaneΓ―teit?
2. a) Je hebt 2 ππ‘/π»-elektroden waar π»2 doorgaat, met aan de linkerkant πππ»πΆπ3 en aan de rechterkant azijnzuur en acetaat, waarbij de pKz en concentratie van π»2πΆπ3 en azijnzuur gegeven zijn, alsook de drukken van π»2. Bereken de EMK bij 35Β°C en bij 50Β°C.
b) leg het verschil uit tussen chemische en fysische eigenschappen van enantiomeren en diastereomeren.
3. a) Gegeven: de standaard vrije reactie enthalpie van salpeterigzuur. Gevraagd: de dissociatiegraad bij een 0,01M waterige oplossing van salpeterigzuur. b) Gegeven: een aantal organische molecuulformules. Gevraagd: hoeveel stereoisomeren kunnen telkens gevormd worden?
4. a) Gegeven: de G van een bepaalde reactie bij standaardomstandigheden en temperatuur. Gevraagd: vind de dissociatiegraad van deze stof. b) Teken de meest stabiele vorm van een: cis-en trans 1,2-dichloorcyclohexaan; cis-en trans 1,3-dichloorhexaan; trans 1-butyl; 3-methylcyclohexaan.
5. a) Gegeven: de pKz waarde van π»ππ4β bedraagt 1,92. Gevraagd: bereken de pH van een 0,010M zwavelzuur-oplossing. Bereken de dissociatieconstante van het waterstofsulfaation.
b) Vergelijk de fysische en chemische eigenschappen van enantiomeren en diastereoisomeren.
6. Gegeven: de pKb van ππ»3, de geleidbaarheid (k) van een cel en de equivalente geleidbaarheden van ππ»4+ en ππ»β bij oneindige verdunning. Zoek de pKb van ππ»3 aan de hand van de geleidbaarheid van deze cel.
7.
a) Gegeven: de 3 pKz-waarden van arsenaat. Gevraagd: hoeveel vast ππππ» moet je toevoegen om een pH van 11,5 te krijgen in 0,6L πππ»2π΄π π4 (0,25M).b) Gegeven: de π -waarde van een π΄ππΆπ-oplossing en de equivalente geleidbaarheids-waarden bij oneindige verdunning van πΎπΆπ, πΎππ3 en π΄πππ3. Gevraagd: wat is de
(dit zijn waarschijnlijk niet alle vragen, maar sowieso een groot deel)