• No results found

Triple P voor tieners : het effect van Triple P op het opvoedingsgedrag van ouders en gedragsproblemen van tieners

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Triple P voor tieners : het effect van Triple P op het opvoedingsgedrag van ouders en gedragsproblemen van tieners"

Copied!
26
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Triple P voor tieners:

Het effect van Triple P op het opvoedingsgedrag van

ouders en gedragsproblemen van tieners

Definitieve versie Elisa Kemp - 10251340 Begeleider: Jolien van Aar Aantal woorden: 5365 Datum: 10-12-2015

(2)

Inhoudsopgave

Inleiding: Triple P voor Tieners: Het Effect van Triple P op het Opvoedingsgedrag

van Ouders en Gedragsproblemen van Tieners 4

Het Effect van Triple P op het Opvoedingsgedrag van Ouders 9

Het Effect van Triple P op de Gedragsproblemen van de Tiener 13

Conclusies en Discussie 17

(3)

Abstract

Teen Triple P is een interventie gericht op de verbetering van competent opvoedgedrag van ouders om de gedragsproblemen van tieners te verminderen. In dit literatuurverslag werd eerst gekeken naar het effect van Teen Triple P op het opvoedingsgedrag van ouders en vervolgens naar de gedragsproblemen van tieners. In de literatuur werden geen tot zeer grote effectgroottes gerapporteerd op de vermindering van incompetent opvoedingsgedrag in het algemeen, met de nadruk op de vermindering van autoritair opvoedingsgedrag. Verder kwam uit de literatuur naar voren dat er een middelgroot tot groot effect was op de vermindering van gedragsproblemen. In de literatuur werd vaak geen onderscheid gemaakt tussen

internaliserende en externaliserende gedragsproblematiek, daarnaast ontbrak zelfrapportage van tieners en werd het merendeel van onderzoek uitgevoerd door de oprichters van Teen Triple P. Er mist gegronde objectieve evidentie voor de effectiviteit van Teen Triple P en vervolgonderzoek zal zich hierop moeten richten.

(4)

Triple P voor Tieners:

Het Effect van Teen Triple P op het Opvoedingsgedrag van Ouders en Gedragsproblemen van Tieners

De puberteit is een bijzondere periode waarin tieners sterke fysieke en emotionele veranderingen ondergaan (Short & Rosenthal, 2008). Tieners gaan hun eigen identiteit ontwikkelen en zelf beslissen wie ze zijn en wat ze geloven (Van der Watt, 2014). Deze veranderingen vragen om opvoedingsgedrag wat mee verandert. Bij jongere kinderen is het vanzelfsprekender dat ouders bepalen welk gedrag gewenst is en dat ouders maatregelen treffen bij ongewenst gedrag. Hoe ouder kinderen worden, hoe belangrijker het wordt om het kind te betrekken bij het bespreken van de omgangsregels (Reitz, Deković, & Meijer, 2006). Deze communicatie tussen ouder en tiener kan moeizaam verlopen en voor de

meerderheid van de ouders is het opvoeden van tieners een lastige opgave (Van der Watt, 2014). Ouders rapporteren dan ook gemiddeld een grotere opvoedingsbelasting tijdens de adolescentie van het kind (Morris, Silk, Steinberg, Myers, & Robinson, 2007). Ondanks deze opvoedingsbelasting is het van belang dat ouders blijven communiceren met hun kind, zodat het opvoedingsgedrag aansluit bij de behoeftes van de tiener. Wanneer er sprake is van incompetent opvoedingsgedrag, is er een verhoogd risico op verschillende ontwikkelings- en gedragsproblemen (Salari, Ralph, & Sanders, 2014). Om dit te voorkomen of verhelpen is Teen Triple P ontwikkeld: een opvoedingsinterventie die gericht is op het verbeteren van competent opvoedingsgedrag bij ouders van tieners (Sanders, 2012).

De definitie die Sanders aan competent opvoedingsgedrag geeft, luidt als volgt: “warm, responsive, consistent parenting that provides boundaries and contingent limits for

children in a low-conflict family environment.” (Sanders, 2012, p. 1234). Deze definitie zal

worden aangehouden in dit literatuuronderzoek. De componenten die Sanders noemt

(5)

1971). Competent ouderschap heeft meerdere positieve gevolgen voor het welzijn van tieners. Een belangrijk gevolg is de verminderde kans op de ontwikkeling van depressie en relationele agressie en juist een verhoogde kans op de verbetering van het zelfvertrouwen en schoolprestaties van tieners (Smokowski, Bacallao, Cotter, & Evans, 2014).

Incompetent ouderschap omvat gebrekkig toezicht op het kind, inconsequente discipline en een lage frequentie van positieve communicatie (Nanninga, Jansen, Knorth, & Reijneveld, 2015). Wanneer er sprake is van een lage mate van discipline en toezicht, wordt er ook wel gesproken van permissief opvoedgedrag. Daarnaast valt een hoge mate van discipline en een lage mate van positieve communicatie onder autoritair opvoedingsgedrag (Baumrind, 1971). Deze incompetente opvoedingsgedragingen kan verschillende oorzaken hebben zoals ouderlijke stress of alleenstaand ouderschap (Baker, Blacher, & Olsson, 2005), maar ook onvoldoende kennis van ouders op het gebied van positief opvoeden (Biglan, Flay, Embry, & Sandler, 2012).

Wanneer er sprake is van incompetent ouderschap, is er een verhoogd risico op verschillende ontwikkelings- en gedragsproblemen bij kinderen (Salari, Ralph, & Sanders, 2014).Wanneer er veel conflict is tussen ouder en kind is er een verhoogde kans op

internaliserend probleemgedrag zoals het vermijden van sociaal contact, het ontwikkelen van psychosomatische klachten, angsten en aandachtsproblemen (Smokowski, Bacallao, Cotter, & Evans, 2014). Ook verhoogt incompetent opvoedingsgedrag de kans op externaliserend probleemgedrag zoals gewelddadige agressiviteit en afwijkend, ongewenst gedrag

(Smokowski et al.).

De sociale leertheorie van Patterson benoemt de wederzijdse beïnvloeding van ouders en kind (Speetjens, de Graaf, & Blokland, 2007). Het gedrag van het kind bepaalt het gedrag van de ouder en andersom. In deze theorie wordt gesteld dat incompetent ouderschap kan leiden tot antisociaal gedrag van het kind. Incompetent ouderschap kan uitmonden tot

(6)

negatieve gedragspatronen of coercive cycles: de ouder vraagt het kind om hulp, het kind wil niet en gaat schreeuwen, de ouder wordt boos, waarop het kind nog harder gaat schreeuwen, waarop de ouder toegeeft zodat het kind stopt met schreeuwen. Dit antisociale gedrag van het kind wordt bekrachtigd door de ouders, omdat het, volgens het kind, blijkbaar werkt om te schreeuwen om een taakje niet te hoeven doen. Tegelijkertijd wordt het gedrag van de ouder bekrachtigd; het toegeven van de ouder leidt ertoe dat het kind stopt met schreeuwen.

Bekrachtiging van beiden leidt ertoe dat zowel ouder als kind dit gedrag vaker zullen laten zien. Een manier om deze negatieve gedragspatronen te doorboren is door het aanleren van nieuwe opvoedingsgedrag die het positieve gedrag bekrachtigen en negatief gedrag

verminderen (Speetjens, de Graaf, & Blokland, 2007).

Een van de interventieprogramma’s die internationaal en nationaal regelmatig hiervoor wordt gebruikt is het Positive Parenting Program: Triple P (De Graaf, Speetjens, Smit, de Wolff, & Tavecchio, 2008). In het Nederlands het Positief Pedagogisch Programma genoemd. Triple P is ontwikkeld door de Australische professor Matthew Sanders. De

interventie is gericht op het voorkomen van ernstige emotionele en gedragsproblemen van het kind. Triple P bevat vijf niveaus lopend van een weinig intensief niveau (1) gericht op

universele preventie, tot een zeer intensief niveau (5) gericht op geïndiceerde preventie. Op elk van deze niveaus wordt beoogd het competente opvoedingsgedrag te bevorderen. Het uiteindelijke doel van Triple P is de positieve ouder-kindrelatie te versterken door ouders positieve en effectieve gedragsstrategieën aan te leren en hun zelfvertrouwen in de opvoeding te verhogen (Wiggins, Sofronoff, & Sanders, 2009). Dit wordt gedaan aan de hand van 17 opvoedingsstrategieën, onder te verdelen in vier onderdelen, te zijnde (1) positief contact bevorderen, (2) gewenst gedrag bevorderen, (3) ongewenst gedrag hanteren en (4) nieuwe vaardigheden en gedrag leren (Thomas & Zimmer-Gembeck, 2007).

(7)

tieners tussen 12 en 16 jaar. Het heeft dezelfde uitgangspunten en basismethode als de standaard Triple P en besteedt extra aandacht aan de autonomie en zelfstandigheid van de tiener. Het programma is in die mate flexibel, dat het afhankelijk van de hulpvraag van de ouder en de problematiek van het kind, op meerdere niveaus kan worden toegepast. Teen Triple P biedt zowel groepstrainingen, als individuele trainingen, als zelfgestuurde trainingen. Bij zelfgestuurde training voeren ouders de cursus zelfstandig uit en zijn er geen contacturen met een begeleider. In de zelfgestuurde interventievorm krijgen ouders een map met

opdrachten en adviezen mee naar huis, waarmee ze kunnen werken.

Teen Triple P beoogt, net zoals de gewone Triple P, aan de hand van de sociale leertheorie van Patterson de opvoedingsvaardigheden van ouders te verbeteren en gedragsproblemen bij het kind te verminderen (Sanders, 2012). Dit wordt onder andere gedaan door coercive cycles tussen ouder en kind te doorbreken. Op deze manier wordt er binnen het Teen Triple P programma benadrukt dat de communicatie tussen ouder en kind tweerichtingsverkeer is en dat zowel ouder als kind invloed heeft op de relatie. Een methode die vaak wordt toegepast binnen Teen Triple P om coercive cycles te doorbreken is

oudercoaching. Door middel van coaching worden ouders op een directe manier geleerd hoe positief opvoedgedrag bevorderd kan worden. Hierbij speelt het belang van gerichte complimenten aan het kind een grote rol, maar ook het geven van duidelijke instructies, zodat ouders gebruik leren maken van positieve bekrachtiging (Sanders, 2012). Met positieve bekrachtiging wordt bedoeld dat de aandacht van de ouder naar het belonen van prosociaal gedrag dient te gaan en zo min mogelijk naar ongewenst gedrag van het kind (Thomas & Zimmer-Gembeck, 2007). Teen Triple-P streeft hiermee positieve opvoedingsvaardigheden na, net zoals dat het doel is van Triple P in het algemeen (Nanninga, Jansen, Knorth, & Reijneveld, 2015; Odgers et al., 2012).

(8)

Hoewel de puberteit een belangrijke periode voor zowel ouder als kind is, richt de meerderheid van opvoedingsinterventies (bijvoorbeeld The Coping Power Program [Lochman & Wells, 2004] en Parent Management Training Oregon [PMTO, Forgatch,

Bullock, & Patterson, 2004]) zich op jonge kinderen die nog niet de puberteit hebben bereikt. Een van de doelen hiervan is om zo vroeg mogelijk in te grijpen en zwaardere

gedragsproblemen in de toekomst te voorkomen (Nitsch, Hannon, Rickard, Houghton, & Sharry, 2015). Ook Triple P wordt gebruikt voor interventies bij jonge kinderen, en het onderzoek naar de effectiviteit van Triple P richt zich daar ook voornamelijk op. Er is echter nog beperkt onderzoek gedaan naar de effectiviteit van Triple P bij tieners en blijft het onduidelijk wat het effect is. Triple P wordt over de hele wereld gebruikt, zo ook in Nederland. Het is dan ook van belang dat de interventie voor elke leeftijdsfase effectief is, zodat het duidelijk wordt of Triple P ook toepasbaar is op ouders van tieners. Omdat Triple P zich richt op kinderen tot en met 16 jaar, zal dit literatuuronderzoek specifiek gaan over kinderen tussen de 12 en 16 jaar oud: De Teen Triple P.

Om een antwoord te geven op de onderzoeksvraag wordt er gekeken naar de beschikbare literatuur over de Teen Triple P. Om een zo betrouwbaar mogelijk effect te beschrijven, zullen alleen onderzoeken worden meegenomen die gebruik hebben gemaakt van een controlegroep. Eerst zal de effectiviteit van Teen Triple P op het opvoedingsgedrag van ouders worden beschreven. Dit wordt gedaan door te kijken naar de mate van competent (autoritatief) en incompetent (permissief en autoritair) opvoedingsgedrag van de ouder. Vervolgens wordt er een overzicht gegeven van onderzoek naar de effectiviteit van Teen Triple P op de gedragsproblemen van tieners. Op deze manier wordt getracht een antwoord te geven of Teen Triple P een positief effect heeft op zowel het opvoedingsgedrag van ouders van tieners als op de gedragsproblemen bij tieners.

(9)

Het Effect van Teen Triple P op het Opvoedingsgedrag van Ouders In deze paragraaf wordt de effectiviteit besproken van Triple P op het

opvoedingsgedrag van ouders van tieners. Zoals in de inleiding al is aangestipt, zijn er verschillende interventievormen binnen het Triple P-programma voor tieners. Dit zijn: de zelfgestuurde, groeps-, en individuele interventievormen. In deze paragraaf wordt er gekeken naar de effecten en resultaten van bovengenoemde interventievormen, voor ouders van tieners in het bijzonder. Allereerst zal het effect van de individuele interventievorm worden bekeken, vervolgens het effect van de groepsinterventie en als laatste wordt er een meta-analyse beschreven waarin alle interventievormen aan bod zullen komen.

Salari, Ralph en Sanders (2014) bestudeerden het effect van de interventie Standard

Teen Triple P bij kinderen tussen de 11 en de 16 jaar oud met ernstige gedragsproblemen. Dit

is een individuele interventie van Teen Triple P. Voor en na de interventie werden

vragenlijsten ingevuld door ouders, waaronder de Parenting Scale-Adolescent Version (PSA). De PSA is een aangepaste versie van de Parenting Scale Questionnaire en bevat 13 items. De PSA meet aan de hand van een 7-puntschaal twee incompetente opvoedingsgedragingen: permissief en autoritair opvoedingsgedrag. De aangepaste PSA-vragenlijst heeft een goede interne consistentie (Cronbach’s α = .84).

Uit het onderzoek van Salari et al. (2014) waren verschillende resultaten gekomen. Om te beginnen bleek dat er minder negatieve gedragspatronen tussen ouder en kind waren gerapporteerd. Ook was de ouder-kindrelatie verbeterd. Daarnaast was er een zeer groot effect (ES = 1.15) gevonden op de vermindering van autoritair opvoedgedrag van ouders in vergelijking met de controlegroep. Daarentegen was de mate van permissief

opvoedingsgedrag niet verminderd bij ouders in de interventie. Er werd door Salari et al. slechts gekeken naar de mate van incompetent opvoedgedrag en niet naar de mogelijke verbetering van competent opvoedingsgedrag.

(10)

Bovengenoemde effecten die Salari et al. (2014) vonden binnen de Standard Teen Triple P, komen overeen met de sociale leertheorie waarin gesteld wordt dat het

incompetente opvoedingsgedrag van ouders vermindert, waardoor er minder negatieve gedragspatronen komen en de relatie tussen ouder en kind verbetert (Speetjens, de Graaf, & Blokland, 2007). De sociale leertheorie stelt ook dat de ouder-kindrelatie door zowel ouder als kind beïnvloed wordt. In dit onderzoek werd echter alleen gekeken naar de invloed van de ouder op de relatie. In hoeverre de ouder-kindrelatie was verbeterd, vanuit het perspectief van de tiener, is niet bekend.

Naast onderzoek naar de effectiviteit van de Standard Teen Triple P, is door Ralph en Sanders (2003) gekeken naar het effect van de Group Teen Triple P. Bij deze specifieke interventie wordt er gebruik gemaakt van meerdere groepssessies om zo een grotere

doelgroep tegelijkertijd te kunnen helpen. Ralph en Sanders bestudeerden ouders van jonge tieners die de overgang maakten van basisschool naar middelbare school. In dit onderzoek werden verschillende vragenlijsten afgenomen bij de ouders, waaronder de PSA, die inzicht gaven in de opvoedingsstijl en overtuigingen van de ouders (Ralph & Sanders, 2003). Uit dit onderzoek kwam naar voren dat de mate van zelf-gerapporteerd permissief en autoritair opvoedingsgedrag verminderde door Teen Triple P (Ralph & Sanders, 2003). Ook was er minder conflict tussen ouder en kind na afloop van de Teen Triple P interventie. Ondanks deze positieve gevonden resultaten, moet in acht worden genomen dat de kinderen die waren betrokken bij dit onderzoek tussen de 12 en 13 jaar oud waren, terwijl Teen Triple zich richt op ouders van kinderen van 12 tot 16 jaar oud. Met de resultaten moet dus rekening gehouden worden; er kan niet gegeneraliseerd worden naar tieners in het algemeen. Tevens werd er in dit onderzoek geen gebruik gemaakt van een follow-uponderzoek en blijft onbekend in hoeverre Teen Triple P lange termijn effecten heeft (Ralph & Sanders, 2003).

(11)

Door Chu, Bullen, Farruggia, Dittman, en Sanders (2015) is gekeken naar de

effectiviteit van de Group Teen Triple P van ouders van tieners tussen de 12 en 15 jaar oud. In dit onderzoek werd gebruik gemaakt van de PSA vragenlijst en er werden vergelijkbare resultaten gevonden als bij Salari et al (2014). De mate van conflict tussen ouder en tiener was verminderd en er was een middelgroot effect (ES = 0.57) gevonden op de mate van autoritair opvoedingsgedrag. In tegenstelling tot het onderzoek van Salari et al., waar geen effect was gevonden op permissief opvoedingsgedrag, vonden Chu et al. hier juist een groot effect (ES = 0.84). Dit betekent dat ouders na het volgen van de interventie minder permissief opvoedgedrag rapporteerden (Chu et al., 2015).

Op basis van de beschreven onderzoeken die zich specifiek focusten op Triple P voor ouders met tieners is het nog onduidelijk of er een blijvend effect is op het opvoedingsgedrag van ouders op de lange termijn, of dat het direct na de interventie weer afneemt. Door

Sanders, Kirby, Tellegen en Day (2014) is een meta-analyse uitgevoerd om het effect van Triple P te bestuderen en hebben hierbij gekeken naar het effect op de korte- en lange termijn bij alle typen interventievormen van Triple P. Dit grootschalige onderzoek, waar 101 studies onderzoeken uit de afgelopen 35 jaar zijn bestudeerd, kan helderheid verschaffen over het effect van Triple P over tijd.

Uit de meta-analyse van Sanders et al. (2014) bleek dat het opvoedingsgedrag van ouders verbeterde na Triple P. Er werd een middelgroot effect (0.58) direct na de interventie gevonden en een middelgroot effect (ES= 0.50) bij de follow-up op het opvoedingsgedrag van ouders. In de meta-analyse werd geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende types incompetent opvoedingsgedrag, waardoor onbekend blijft wat voor competent

opvoedingsgedrag specifiek verbeterde. Wel werd er onderscheid gemaakt tussen de

(12)

van Triple P op het competente opvoedgedrag van ouders, al hadden alle niveaus een significant effect (Sanders et al., 2014).

Het onderzoek keek daarnaast naar de specifieke effectgroottes van de verschillende interventievormen, waaruit bleek dat Teen Triple P een middelgroot effect (ES = 0.47) had op het opvoedingsgedrag van ouders (Sanders et al., 2014). Dit effect is kleiner dan de effecten van de andere programmavarianten (Stepping Stones Triple P [ES = .85]; 0-12 jaar [.57]). In de meta-analyse van Sanders et al. (2014), werden ook studies meegenomen die keken naar het effect van Triple P op jongere kinderen. Er was echter geen moderator-effect gevonden voor leeftijd. Dit impliceert dat de variabele leeftijd geen invloed heeft gehad op de resultaten en de bevindingen van Sanders et al. ook geïnterpreteerd kunnen worden voor de ouders van tieners.

Ondanks dat bovengenoemde onderzoeken verschillend van methode waren, zijn veel dezelfde effecten gevonden wat een sterke aanwijzing geeft voor het effect van Triple P op het opvoedingsgedrag bij ouders van tieners. Bij alle onderzoeken werd vermindering in incompetent opvoedingsgedrag gevonden. De mate van vermindering in permissief en autoritair opvoedingsgedrag verschilde echter tussen de onderzoeken, zo was er geen tot een groot effect gevonden op de vermindering van permissief gedrag en een middelgroot tot zeer groot effect op de vermindering van autoritair opvoedingsgedrag (Salari et al., 2014; Chu et al., 2015; Sanders et al., 2014; Ralph & Sanders, 2003). Dit geldt voor zowel de studies naar ouders van tieners tot en met 16 jaar, als voor jongere tieners.

Verder vonden Chu et al. (2015) lange termijn effecten voor het competente opvoedingsgedrag van ouders. In de meta-analyse van Sanders et al. (2014) werd gekeken naar het effect van Triple P op het competente opvoedgedrag van ouders. Hieruit kwam naar voren dat het competente opvoedgedrag van ouders in de interventiegroep was verbeterd, al bleef onduidelijk naar welk competent opvoedgedrag werd gekeken. Daarnaast werden door

(13)

Sanders et al. (2014) de verschillende programmavarianten van Triple P met elkaar

vergeleken. Hieruit kwam naar voren kwam dat Teen Triple P een minder groot effect had op het opvoedingsgedrag van ouders, dan de ‘gewone’ Triple P dit heeft op ouders van jonge kinderen en ouders van kinderen met een beperking. De studie van Ralph en Sanders (2003) waarin werd gekeken naar jongere tieners moet voorzichtig worden geïnterpreteerd, omdat er sprake is van een kleine onderzoeksgroep en niet is gekeken naar tieners tussen de 14 en de 16 jaar oud.

Het Effect van Teen Triple P op de Gedragsproblemen van de Tiener In deze paragraaf zal worden gekeken naar het effect van Triple P op de

gedragsproblemen van de tiener. Er zal worden gekeken naar het effect van de verschillende interventievormen van Teen Triple P op de gedragsproblemen van de tiener. Wanneer mogelijk, zal er een onderscheid worden gemaakt tussen het internaliserende en

externaliserende probleemgedrag van de tiener. Desalniettemin wordt dit onderscheid vaak niet gemaakt in de literatuur. Een onderscheid is wel gemaakt door Salari et al. (2014) die, naast opvoedingsgedrag, ook hebben gekeken naar het effect van Standard Teen Triple P op de door ouders ervaren gedragsproblemen van de tiener. Er werd door ouders, voor en na de interventie, de Strength and Difficulties Questionnaire (SDQ) ingevuld om op die manier zicht te krijgen op de gedragsproblemen van de tiener. Deze vragenlijst meet de perceptie van de ouders over het prosociale- en probleemgedrag van het kind. De vragenlijst bestaat uit 5 sub-schalen: prosociaal, hyperactiviteit, problemen met peers, internaliserend

probleemgedrag en externaliserend probleemgedrag (Goodman, 2001). De SDQ is een veelgebruikte vragenlijst met een goede interne consistentie (Cronbach’s α = .79). Door tieners zelf werd geen vragenlijst ingevuld. Hieruit valt af te leiden dat er slechts werd gekeken naar het effect van de perceptie van ouders.

(14)

Salari et al. (2014) vonden een middelgroot effect (ES = 0.62) van Teen Triple P op het algehele probleemgedrag van kinderen. Uit het onderzoek kwam ook naar voren wat het effect was van de verschillende sub-schalen van de SDQ. Zo werd er een groot effect (ES = 0.80) gevonden op de sub-schaal ‘externaliserend probleemgedrag’, wat impliceert dat het door ouder gerapporteerde externaliserende probleemgedrag van de tiener was verminderd. Daarentegen werd er geen effect gevonden op de sub-schaal ‘internaliserend

probleemgedrag’. De mate van gerapporteerd internaliserend probleemgedrag was zowel voor, als na de interventie klein (Salari et al., 2014).

Het is belangrijk om te benoemen dat er in dit onderzoek sprake was van 34 % uitval (Salari et al., 2014). Deze uitval betrof moeders met een gemiddeld lagere opleiding en jongere leeftijd, in vergelijking met moeders die de interventie hadden voltooid. In het onderzoek werd gesproken van selectieve uitval: jonge en lager opgeleide moeders ervaren gemiddeld meer stress dan andere moeders en dit kan in de weg zitten voor het omgaan met de interventie. Daarbovenop bleek uit aanvullende analyse van Salari et al. (2014) dat wanneer de gegevens van de uitvalgroep wel zouden zijn meegenomen in de resultaten, de vermindering in gedragsproblemen van de tiener niet meer significant was.

Zoals genoemd waren er geen effecten van de Standard Teen Triple P op de internaliserende problemen van de tiener gevonden (Salari et al., 2014). Het is echter de vraag of internaliserend probleemgedrag goed is herkend door de ouders. Uit onderzoek blijkt dat internaliserende (en externaliserende) problematiek beter gemeten kan worden met

behulp van zelfrapportage van het kind. Dit geldt met name voor tieners, die over het algemeen een betere indicatie van de problematiek rapporteren, dan ouders of leerkrachten (Verhulst & van der Ende, 1992). Literatuur over Triple P met zelf-gerapporteerde

(15)

Een studie die zowel naar de perceptie van de ouder, als naar de perceptie van de tiener heeft gekeken, is van Chu et al. (2015) en betreft de interventie Group Teen Triple P. Dit werd gedaan aan de hand van de SDQ vragenlijst voor ouders. Een aangepaste versie van de SDQ werd ook door tieners zelf ingevuld (Cronbach’s α = .81). Daarnaast werd door tieners de Adolescent Problem Behavior Checklist (PBC) ingevuld (Cronbach’s α = .72). Er werd in dit onderzoek geen onderscheid gemaakt tussen internaliserend en externaliserend probleemgedrag. Wel werd er in deze studie gebruik gemaakt van een follow-up na zes maanden zodat er gekeken kon worden of het effect blijvend was op de lange termijn. Chu et al. (2015) vonden geen vermindering in probleemgedrag op de korte termijn. Hieruit volgt dat de interventie Group Teen Triple P geen direct effect heeft op de

gedragsproblemen van de tiener. Een oorzaak hiervan kan liggen bij het feit dat, in tegenstelling tot het onderzoek van Salari et al. (2014), voor het onderzoek van Chu et al. (2015) geen minimale gedragsproblematiek vereist was voor de interventie. Dit kan verklaren waarom er geen effect werd gevonden; de problematiek van de tiener was voor de start van de interventie al laag.

Vervolgens is er gekeken naar het effect van de interventie op de lange termijn. Opvallend is dat bij de follow-upmeting het probleemgedrag van de tiener volgens Chu et al. (2015) wel was verminderd in vergelijking met de controle groep. Uit de ruwe scores van het onderzoek bleek echter dat de gedragsproblemen van tieners in de interventiegroep laag bleef over tijd, terwijl in de controlegroep de gedragsproblemen juist toenamen. Dit vertraagde effect suggereert dat de interventie eerder preventief werkt in plaats van dat er daadwerkelijk sprake is van een vermindering in gedragsproblemen. Blijkbaar zorgt participatie in Teen Triple P ervoor, dat ouders opvoedingsvaardigheden aanleren die toename in probleemgedrag voorkomen. Ook benadrukken deze resultaten het belang van follow-upmetingen in

(16)

Zoals eerder genoemd, hebben Sanders et al. (2015) een meta-analyse gedaan van studies over Triple P en zijn de effecten ook op de lange termijn bekeken. In deze meta-analyse is tevens gekeken naar het effect op de gedragsproblemen van de tiener.

Desalniettemin keken Sanders et al. alleen naar het effect van de overkoepelende term ‘probleemgedrag’ en werd er niet specifiek gekeken naar de mate van internaliserende en externaliserende gedragsproblemen. Uit de meta-analyse kwam naar voren dat alle niveaus van Triple P gemiddeld een klein effect (ES = 0.47) hadden op het probleemgedrag van het kind. Opvallend is, dat er geen moderator-effect werd gevonden voor de ernst van de

gedragsproblemen van het kind (Sanders et al., 2015). Dit is tegenstrijdig met de bevindingen van Chu et al. (2015), die beweerden dat het gebrek aan effect van Triple P op het gedrag van tieners op de korte termijn te maken had met de milde gedragsproblemen van de tiener. Dit impliceert dat er mogelijk een andere verklaring ten grondslag ligt in het onderzoek van Chu et al.

Wat precies het effect is van Triple P op gedragsproblematiek van jongeren blijkt niet eenduidig te zijn. Een onderzoek van Stallman & Ralph (2007) kan hier wellicht meer

helderheid over bieden. Zij onderzochten wat het effect is van de zelfgestuurde Triple P in vergelijking tot zelfgestuurde Triple P met minimale therapeutische ondersteuning door middel van telefoongesprekken bij ouders van tieners tussen de 12 en 14 jaar oud. Dit werd gedaan aan de hand van de SDQ. De zelfgestuurde interventievorm wordt voornamelijk gebruikt bij ouders van kinderen met milde (internaliserende en externaliserende) gedragsproblematiek en hebben daarom vaak minder ondersteuning nodig (Stallman & Ralph, 2007).

Op de korte termijn werd er een middelgroot effect (ES = 0.74) gevonden op het probleemgedrag van tieners en op de lange termijn werd er een groot effect (ES = 0.84) gevonden voor de zelfgestuurde interventie met minimale therapeutische ondersteuning.

(17)

Gemiddeld voltooiden 80 % van de groep met therapeutische ondersteuning het programma. Daarentegen voltooiden slechts 20 % van de zelfgestuurde Triple P zonder ondersteuning het programma (Stallman & Ralph, 2007). Dit impliceert dat therapeutisch contact bevorderend is voor het afmaken van interventies, wat bevorderend kan zijn voor het effect van Triple P op het probleemgedrag van tieners (Morawska, Stallman, Sanders, & Ralph, 2005).

Al met al vormen de gecombineerde resultaten van bovengenoemd onderzoek een sterke aanwijzing dat Triple P effectief is voor het verminderen van gedragsproblemen van tieners (Salari et al., 2014; Chu et al., 2015; Sanders et al., 2015; Stallman & Ralph, 2007). Dit geldt ook voor de verschillende interventievormen, zoals de groepsinterventie en de individuele interventie, hoewel de zelfgestuurde interventie een laag percentage van voltooiing blijkt te hebben (Stallman & Ralph, 2007; Morawska et al., 2005). Waar dit is onderzocht, bleek het voornamelijk effect te hebben op de externaliserende

gedragsproblemen, en niet op internaliserende problemen van tieners. Wat ontbreekt in de literatuur is het effect van Teen Triple P bij tieners tussen de 14 en de 16 jaar oud. In hoeverre er een effect is bij tieners tot en met 16 jaar oud, blijft daardoor onbekend.

Conclusies en Discussie

In dit literatuuronderzoek is getracht een antwoord te geven op de vraag in hoeverre de interventie Teen Triple P een effect heeft op het opvoedingsgedrag van ouders en de gedragsproblemen van tieners. Gebleken is dat ouders minder permissief en autoritair opvoedingsgedrag vertoonden na de interventie Teen Triple P. De sterkte van het effect verschilde echter van geen tot zeer groot. Verder is gebleken dat Teen Triple P een effect heeft op de vermindering van de gedragsproblemen van tieners. Zo werd er een middelgroot effect op de korte termijn gevonden en een preventief effect op de lange termijn.

(18)

Dit impliceert dat Teen Triple P een effect kan hebben op zowel het

opvoedingsgedrag van ouders als de gedragsproblemen van tieners, maar dat dit bewijs niet goed gegrond is en de sterkte van het effect discutabel is. De bevindingen van dit

literatuuronderzoek komen daardoor slechts deels overeen met de sociale leertheorie van Patterson, waarin wordt gesteld dat verbeterd opvoedingsgedrag leidt tot de vermindering van antisociaal gedrag van het kind en de ouder-kindrelatie versterkt.

In dit literatuuroverzicht zijn verschillende resultaten gevonden met betrekking tot het effect van Teen Triple P op het opvoedgedrag, waar alternatieve verklaringen voor zijn te vinden. Zo is opvoedgedrag enkel gemeten door middel van zelfrapportage van ouders. Er had geen enkel onderzoek gebruik gemaakt van klinische rapportage of observatie, waardoor er wellicht een vertekend beeld is geschetst van het effect op het opvoedgedrag doordat ouders graag verbetering bij zichzelf willen laten zien. Daarnaast werd er niet door al het onderzoek onderscheid gemaakt in specifieke opvoedgedragingen en werd er enkel algemeen gesteld dat het opvoedgedrag verbeterd was. Daardoor bleef het onduidelijk wat voor gedrag specifiek verbeterd was door Teen Triple P. Desondanks is dit door de meerderheid van de onderzoekers wel gedaan, waardoor er toch een volledig beeld gerapporteerd kon worden. Ten slotte is er weinig bekend over de lange termijn effecten van Teen Triple P op het opvoedgedrag. De studies die hier wel onderzoek naar hebben gedaan, vonden een positief effect op het lange termijn, wat impliceert dat het opvoedingsgedrag van ouders na langere tijd stabiel blijft (Chu, 2014).

Het effect van Teen Triple P op de gedragsproblemen van tieners verschilde tussen de onderzoeken. Ook hiervoor zijn enkele verklaringen voor te benoemen. Veel onderzoekers gebruiken de SDQ om ouders de gedragsproblemen van tieners te laten rapporteren. De SDQ bevat een schaal voor zowel het internaliserende, externaliserende, als het prosociale gedrag. In de meeste literatuur werd geen onderscheid gemaakt tussen externaliserend en

(19)

internaliserend probleemgedrag van de tiener. Zo bleef onbekend wat voor gedragsproblemen specifiek werden gemeten door de onderzoekers. Er werd over het algemeen slechts gekeken naar de algehele score van de SDQ en niet naar de score van de verschillende sub-schalen. De totale score kan een vertekend beeld hebben weergeven, doordat de sub-schalen elkaar

wellicht hebben geneutraliseerd. Dit kan verklaren waarom er niet altijd een effect werd gevonden.

Daarnaast gebruikten de meerderheid van de onderzoeken enkel vragenlijsten van ouders om de gedragsproblemen van kinderen te meten. Op deze manier is alleen de perceptie van de ouder bekend en het is de vraag in hoeverre dit een realistisch beeld geeft van de mate van gedragsproblemen. Dit geldt met name voor de mate van internaliserende gedragsproblemen, wat enkel door oudervragenlijsten is gemeten en waar geen effect op is gevonden. Het is de vraag in hoeverre internaliserende problematiek goed geobserveerd is door de ouders, vanwege de niet direct zichtbare emoties die gepaard gaan met

internaliserende problematiek (Verhulst, & van der Ende, 1992). Verder hebben onderzoekers voornamelijk gekeken naar de gedragsproblemen van tieners tussen de 12 en de 14 jaar. Teen Triple P richt zich echter op tieners van 12 tot en met 16 jaar oud en er mist onderzoek naar de effectiviteit bij oudere tieners.

Ten slotte kwam de gebruikte literatuur in dit overzicht uit Australië en Nieuw-Zeeland. Het is de vraag of deze populatie overeenkomt met de Nederlandse bevolking en in hoeverre er gegeneraliseerd kan worden naar de rest van de wereld. Er is echter onderzoek gedaan naar de effectiviteit van Triple P en de vergelijking met de Zwitserse bevolking en de Australische bevolking (Bodenmann, Cina, Ledermann, & Sanders, 2008). In dit onderzoek werden geen demografische verschillen gevonden, wat een aanwijzing kan zijn voor de generaliseerbaarheid van de gebruikte onderzoeken. De reden dat het onderzoek

(20)

voornamelijk is uitgevoerd in Australië en Nieuw-Zeeland, is dat de co-oprichters van Teen Triple P, Sanders en Ralph, hiervandaan komen.

De gebruikte onderzoeken in dit literatuurverslag zijn (mede) geschreven door Sanders en Ralph en wellicht kan dit een invloed hebben gehad op de resultaten. Zo is er in Nederland onderzoek gedaan naar de effectiviteit van Triple P, zonder de onderzoekers Sanders en Ralph (Schappin et al., 2014; Spijkers, Jansen, & Reijneveld, 2013). Hieruit is gebleken dat Triple P een even groot effect heeft als reguliere zorg in het verminderen van gedragsproblemen bij kinderen. Daarnaast is ook gevonden dat Triple P een even groot effect kan hebben als reguliere zorg in het verbeteren van het opvoedingsgedrag van ouders. Deze bevindingen zetten vraagtekens bij de gevonden effecten van Ralph en Sanders en kunnen wellicht de objectiviteit van hun onderzoek laten kantelen. Desalniettemin is in Nederland nog geen gerandomiseerd onderzoek gedaan naar de effectiviteit van Teen Triple P en kunnen hier nog geen uitspraken over worden gedaan.

Ondanks dat deze literatuurstudie heeft beschreven wat er reeds bekend is over de effectiviteit van Triple P voor tieners, mist er nog veel informatie om een genuanceerd antwoord te geven op de vraag in hoeverre het effect heeft op het opvoedgedrag van ouders en de gedragsproblemen van tieners. Vervolgonderzoek wordt aanbevolen empirisch onderzoek te doen met behulp van zelfrapportage van tieners, om onder andere de

internaliserende gedragsproblematiek beter te kunnen meten. Om een specifieker beeld te krijgen op de gedragsproblemen van de tieners, zal er onderscheid gemaakt moeten worden tussen externaliserend en internaliserend probleemgedrag. Daarnaast is het van belang om klinische observatie uit te voeren, om subjectiviteit van de ouder te kunnen voorkomen. Al met al zijn er aanwijzingen gevonden dat Triple P effectief kan zijn voor ouders van tieners en wellicht zal onderzoek in de toekomst hier extra ondersteuning voor bieden en meer informatie bieden over de sterkte van het effect. Omdat de grootte van het effect van

(21)

Teen Triple P echter nog onduidelijk is en de objectiviteit van de bevindingen discutabel zijn, zouden pedagogen en instellingen kunnen nadenken of het verstandig is om Teen Triple P te blijven inzetten als interventie bij ouders met een hulpvraag over de opvoeding van hun tiener. Het is belangrijk dat ouders hierin de juiste begeleiding krijgen, voor een optimale ontwikkeling van hun tiener en voordat Teen Triple P hiervoor wordt ingezet is het belangrijk dat vervolgonderzoek zich richt op objectief, gerandomiseerd onderzoek met een

controlegroep, om de effectiviteit te meten van Teen Triple P op het opvoedingsgedrag van ouders en de gedragsproblemen van tieners.

(22)

Literatuur

Baker, B. L., Blacher, J., & Olsson, M. B. (2005). Preschool children with and without developmental delay: Behaviour problems, parents’ optimism and wellbeing. Journal

of Intellectual Disability Research, 49, 575-590. doi:10.1111/j.1365-2788.2005.

00691.x

Baumrind, D. (1971). Current patterns of parental authority. Developmental Psychology, 4, 1- 103. doi:10.1037/h0030372

Biglan, A., Flay, B. R., Embry, D. D., & Sandler, I. N. (2012). The critical role of nurturing environments for promoting human well-being. American Psychologist, 67, 257-271. doi:10.1037/a0026796.

Bodenmann, G., Cina, A., Ledermann, T., & Sanders, M. R. (2008). The efficacy of the Triple P positive parenting program in improving parenting and child behavior: A comparison with two other treatment conditions. Behaviour Research and Therapy,

46, 411-427. doi:10.1016/j.brat.2008.01.001

Chand, N., Farrugia, S., Dittman, C., Chu, J. T. W., & Sanders, M. (2013). Promoting positive youth development through a brief parenting intervention program. Youth

Studies Australia, 32. Verkregen via http://journals.sfu.ca/ysa/index.php/YSA/article/

view/66/86

Chu, J. T. W., Bullen, P., Farruggia, S. P., Dittman, C. K., & Sanders, M. R. (2014). Parent and adolescent effects of a universal group program for the parenting of adolescents.

Prevention Science, 16, 609-620. doi:10.1007/s11121-014-0516-9

De Graaf, I., Speetjens, P., Smit, F., de Wolff, M., & Tavecchio, L. (2008). Effectiveness of the Triple P positive parenting program on behavioral problems in children. Behavior

(23)

Forgatch, M.S., Bullock, B.M., & Patterson, G.R. (2004). From theory to practice: Increasing effective parenting through role-play: The Oregon model of parent management training (PMTO). In H. Steiner, (Ed.), Handbook of mental health interventions in

children and adolescents: An integrated developmental approach. (pp. 782-812). San

Francisco, CA: Jossey-Bass.

Goodman, R. (2001). Psychometric properties of the Strengths and Difficulties

Questionnaire. Journal of the American Academy of Child & Adolescent Psychiatry,

40, 1337-1345. doi:10.1097/00004583-200111000-00015

Lochman, J. E., & Wells, K. C. (2004). The coping power program for preadolescent

aggressive boys and their parents: outcome effects at the 1-year follow-up. Journal of

consulting and clinical psychology, 72, 571-578. doi:10.1037/0022-006X.72.4.571

Morawska, A., Stallman, H. M., Sanders, M. R., & Ralph, A. (2005). Self-directed behavioral family intervention: Do therapists matter? Child and Family Behavior Therapy, 27,

51-72. doi:10.1300/J019v27n04_03

Morris, A. S., Silk, J. S., Steinberg, L., Myers, S. S., & Robinson, L. R. (2007). The role of the family context in the development of emotion regulation. Social development, 16, 361-388. doi:10.1111/j.1467-9507.2007.00389.x

Nanninga, M., Jansen, D. E. M. C., Knorth, E. J., & Reijneveld, S. A. (2015). Enrolment of children and adolescents in psychosocial care: More likely with low family social support and poor parenting skills. European Child & Adolescent Psychiatry, 24, 407- 416. doi:10.1007/s00787-014-0590-3

Nitsch, E., Hannon, G., Rickard, E., Houghton, S., & Sharry, J. (2015). Positive parenting: A randomised controlled trial evaluation of the Parents Plus Adolescent Programme in schools. Child and Adolescent Psychiatry and Mental Health, 9(43), 1-12. doi:10. 1186/s13034-015-0077-0

(24)

Ralph, A., & M. R. Sanders. (2003). Preliminary evaluation of the Group Teen Triple P Program for parents of teenagers making the transition to high school. E-journal for

the Advancement in Mental Health, 2(3), 1-10. doi:10.5172/jamh.2.3.169

Reitz, E., Deković, M., & Meijer, A. M. (2006). Relations between parenting and externalizing and internalizing problem behaviour in early adolescence: Child behaviour as moderator and predictor. Journal of Adolescence, 29, 419-436. doi:10.1016/j.adolescence.2005.08.003

Salari, R., Ralph, A., & Sanders, M. R. (2014). An efficacy trial: Positive parenting program for parents of teenagers. Behaviour Change, 31, 34-52 doi:10.1017/ bec.2013.31 Sanders, M. R. (2012). Development, evaluation, and multinational dissemination of the Triple P Positive Parenting Program. Annual Review of Clinical Psychology, 8, 345- 379. doi:10.1146/annurev-clinpsy-032511-143104

Sanders, M. R., Kirby, J. N., Tellegen, C. L., & Day, J. J. (2014). The Triple P Positive Parenting Program: A systematic review and meta-analysis of a multi-level system of parenting support. Clinical Psychology Review, 34, 337-357. doi:10.1016/j.cpr. 2014.04.003

Schappin, R., Wijnroks, L., Venema, M. U., Wijnberg-Williams, B., Veenstra, R., Koopman- Esseboom, C.,…Jongmans, M. (2014). Primary care Triple P for parents of NICU graduates with behavioral problems: A randomized, clinical trial using observations of parent-child interaction. BMC Pediatrics, 14, 305-317. doi:10.1186/s12887-014-0305-

4

Smokowski, P. R., Bacallao, M. L., Cotter, K. L., & Evans, C. B. (2014). The effects of positive and negative parenting practices on adolescent mental health outcomes in a multicultural sample of rural youth. Child Psychiatry & Human Development, 46, 333-345. doi:10.1007/s10578-014-0474-2

(25)

Speetjens, P., de Graaf, I., & Blokland, G. (2007). Het fundament van Triple P. Jeugd en Co

Kennis, 1, 43-49. doi:10.1007/BF03085444

Spijkers, W., Jansen, D. E., & Reijneveld, S. A. (2013). Effectiveness of primary care Triple P on child psychosocial problems in preventive child healthcare: A randomized controlled trial. BMC medicine, 11, 240-248. doi:10.1186/1741-7015-11-240 Stallman, H. M. & Ralph, A. (2007). Reducing risk factors for adolescent behavioural and emotional problems: A pilot randomised controlled trial of a self-administered

parenting intervention. Australian e-Journal for the Advancement of Mental Health, 6,

125-137. doi:10.5172/jamh.6.2.125

Thomas, R., & Zimmer-Gembeck, M. J. (2007). Behavioral outcomes of parent-child interaction therapy and Triple P-Positive Parenting Program: A review and meta- analysis. Journal of Abnormal Child Psychology, 35, 475-495. doi:10.1007/s10802- 007-9104-9

Odgers, C. L., Caspi, A., Russell, M. A., Sampson, R. J., Arseneault, L., & Moffit, T. E. (2012). Supportive parenting mediates neighborhood socioeconomic disparities in children's antisocial behavior from ages 5 to 12. Development and Psychopathology,

24, 705-721. doi:10.1017/S0954579412000326

Van der Watt, R. 2014. Attachment, parenting styles and bullying during pubertal years. Journal of Child & Adolescent Mental Health, 26, 251-261. doi:10.2989/17280583.

2014.947966

Verhulst, F. C., & van der Ende, J. (1992). Agreement between parents' reports and adolescents' self-reports of problem behavior. Journal of Child Psychology and

Psychiatry, 33, 1011-1023. doi:10.1111/j.1469-7610.1992.tb00922.x

(26)

parenting program: Effects on parent-child relationships and child behavior problems. Family Process, 48, 517-530. doi:10.1111/j.1545-5300.2009.01299.x

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Names of members of OFS Provincial Council 1919-1952; notes by DP van der Merwe; Congress of Central SA Regional Development Society 1950; motor vehicles statistics 1949;

Boodschappen naar ouders over opvoeden mogen niet tegenstrijdig zijn: wanneer de boodschap over positief ouderschap van Triple P ingebed is in een medialandschap dat opvoeding

Pedagogische ondersteuning (bij de ontwik- keling en opvoeding van een kind) door versterken van het eigenwaardegevoel en het opbouwen van een posi- tief zelfbeeld als ouder,

Terwijl veel studies zich richten op de effectiviteit van deze programma’s en onderzoek laat zien dat ouderlijke motivatie, betrokkenheid en participatie van invloed zijn op

This leads, finally, to the main research question: Are internal integration of the functions within the buying firm and the accumulation of social capital

In summary, sequence formation in the Pause and No-Pause sequences together, relative to the Control sequence, implicated a large bilateral cortico-subcortical network

In the study, 36 sophomore students in a Computer Networking course were randomly assigned into two conditions: 20 in Assigned-Pair, where the students worked in pre-defined

Dit onderzoek laat echter zien dat de personifiëring van politici op sociale media, zoals Facebook, bevorderlijk kan zijn voor het imago van de individuele