• No results found

Dialoogmoment Triple P - eindverslag

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Dialoogmoment Triple P - eindverslag"

Copied!
32
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Triple P

Eindverslag dialoogmoment

Publicatie uitgegeven door EXPOO naar aanleiding van het dialoogmoment

over Triple P op 1 oktober 2010.

VVerantwoooordelidelijke uite uitgegever: EXPOO, Katrien Verhegge, administrateur-generaal EXPOO, Katrien Verhegge, administrateur-generaal Kind en Gezin - Kind en Gezin - Vlaams alaams agentschaptschapDecember 2010December 2010

(2)

Woord vooraf

Deze publicatie is het eindverslag van het dialoog-traject dat EXPOO samen met het werkveld in 2010 aflegde.

EXPOO heeft als Vlaams expertisecentrum opvoedingsondersteuning de opdracht kennis en expertise te verzamelen, te verrijken en voor iedereen die betrokken is op het werkveld opvoedingsondersteuning toegankelijk te maken. Het traject ‘de dialoog over opvoedingsondersteuning versterken’ is één van de activiteiten waarmee EXPOO daartoe een bijdrage levert.

In 2010, focuste EXPOO het dialoog-traject op 2 ontwikkelingen in Vlaanderen zijn de Ontmoetingsplaatsen enerzijds en Triple P anderzijds. De keuze voor deze onderwerpen betekent geenszins dat EXPOO bepaalde werkvormen waardevoller vindt dan andere. De keuze is gebaseerd op wat we vernamen als ‘wat erg leeft’ in het werkveld. Ook is het geenszins de bedoeling om de werkvormen met elkaar te vergelijken. Er is een gelijkaardig proces opgezet en de presentatie van dit proces en de dialoog erover zijn vanuit pragmatische overwegingen op eenzelfde moment georganiseerd.

Deze publicatie gaat over Triple P. Triple P staat voor ‘Positive Parenting

Program’ en is een preventieprogramma gericht op ondersteuning van gezinnen en opvoeding. Het wil gedrags-, emotionele en ontwikkelingsproblemen bij kinderen voorkomen door het ondersteunen van ouders in hun kennis,

vaardigheden en zelfvertrouwen, het bevorderen van een veilige omgeving en het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen.

Aan deze publicatie is een gans proces voorafgegaan. EXPOO verzamelde de belangrijkste vragen die leven in het werkveld. Met deze vragen ging prof. Karla Van Leeuwen van de KU Leuven aan de slag. Op basis van gesprekken met experten en literatuur schreef Prof. Van Leeuwen een rapport dat we als eerste deel van deze publicatie presenteren.

Op 1 oktober kwamen een 100-tal actoren opvoedingsondersteuning samen om te luisteren naar de presentatie van dit studiewerk en met elkaar in dialoog te gaan. EXPOO bood een platform om met alle betrokken partners

– wetenschappers, opvoedingsondersteuners, beleidsmakers – en geïnteresseerden te dialogeren. De neerslag van deze dialoog vind je als tweede deel van deze publicatie.

We hopen dat deze presentatie je inspiratie biedt in de verdere uitbouw van opvoedingsondersteuning.

Nele Travers en Steven Strynckx, Expoo

(3)

Inhoudsopgave

Woord vooraf p.2

Dialoogmoment Triple P

Studierapport p.3

Inhoud van het Triple P Programma p.4

De beeldvorming over opvoeding en opvoedingsondersteuning p.8

De doelgroep van Triple P p.10

De methodiek van Triple P p.12

De uitvoerders van het programma en hun competenties p.13

Registratie en onderzoek p.15

Implementatievoorwaarden p.15

Referenties p.18

Noot p.18

Triple P

Verslag van de dialoogtafels p.19

Woord vooraf p.20

Verslag dialoogmoment 1

Is Triple P bruikbaar voor maatschappelijk kwetsbare gezinnen

of werkt het vooral bij ‘doorsnee’ gezinnen ? p.21 Verslag dialoogmoment 2

Kenmerkend voor Triple P is de gestandaardiseerde werkwijze.

Is dit combineerbaar met vraaggericht werken ? p.23 Verslag dialoogmoment 3

Aandachtspunten als je als organisatie of gemeente kiest voor de

implementatie van Triple P p.25

Verslag dialoogmoment 4

Welke competenties worden verwacht van de begeleiders en

hoe zorg je voor ondersteuning ? p.27

Verslag dialoogmoment 5

Triple P zet vooral in op ouderlijke vaardigheden. Kan je vanuit het Triple P kader ook aandacht hebben voor de andere factoren die het

opvoedingsproces ook beïnvloeden ? p.29

Nabeschouwing p.31

(4)

Dialoogmoment Triple P

STUDIERAPPORT

Prof. Karla Van Leeuwen

Onderzoeksgroep Gezins- en Orthopedagogiek, KU Leuven

(5)

Inleiding

Deze tekst is het resultaat van studiewerk om vragen over Triple P vanuit het werkveld te beantwoorden in het kader van een dialoogmoment georganiseerd door het Expertisecentrum Opvoedingsondersteuning.

Twee methoden van informatieverzameling zijn gehanteerd. Ten eerste zijn schriftelijke bronnen geraadpleegd om inhoudelijke vragen te kunnen beantwoorden (zie referenties).

Daarnaast zijn twee medewerkers van Triple P België1 geïnterviewd op 18 juni 2010 om zicht te krijgen op enerzijds de recente toepassing van Triple P in Vlaanderen en anderzijds op thema’s waarover minder informatie terug te vinden is in de literatuur.

Inhoud van het Triple P Programma

Wat is Triple P?

Triple P is een preventieprogramma gericht op ondersteuning van gezinnen en opvoeding

(‘parenting’), ontwikkeld door Matthew Sanders en collega’s aan de University of Queensland in Brisbane, Australië. De drie P’s staan voor Positive Parenting Program. Het programma heeft tot doel ernstige gedrags-, emotionele en ontwikkelingsproblemen bij kinderen te voorkomen via (a) het verhogen van kennis, vaardigheden, en zelfvertrouwen van ouders, (b) het bevorderen van een zorgende, veilige,

betrokken omgeving die beperkt is in conflicten en vrij van geweld, (c) het stimuleren van de sociale, emotionele, cognitieve ontwikkeling en taal- en gedragscompetentie doorheen positief ouderschap (Sanders, Markie-Dadds, & Turner, 2003).

Triple P steunt op een zestal uitgangspunten. Het principe van minst ingrijpende hulp is gebaseerd op de vaststelling dat ouders verschillen in de mate van ondersteuning die ze nodig hebben om zelfstandig problemen te kunnen oplossen. Het doel van Triple P is ‘net genoeg ondersteuning’ aanbieden aan ouders,

of die ondersteuning die ouders op dat moment vragen of nodig hebben. Dat kan gaan om informatie over een bepaald onderwerp (bijvoorbeeld bedplassen), in de vorm van een informatiebrochure, of over hoe een bepaald probleem in de toekomst te voorkomen. Men neemt aan dat door op een gestructureerde en doelgerichte manier te werken, er in weinig tijd toch positieve veranderingen kunnen bewerkstelligd worden. Door het op maat werken is de kost van Triple P voor de ouder, de Triple P medewerker én de gemeenschap minimaal, wat een tweede principe is.

Via verschillende werkvormen wordt het programma aangeboden, een derde principe. Dit kan via een face- to-face contact, telefonisch, of door het werken met groepen of met ouders individueel. Deze flexibiliteit laat toe dat ouders kunnen deelnemen aan het

programma in omstandigheden die het best aansluiten bij hun mogelijkheden. Zo zorgt men bijvoorbeeld in Australië voor telefonische ondersteuning bij gezinnen die ver wonen van organisaties die opvoedings- ondersteuning bieden. Het vierde principe, flexibel en wijd bereik, laat toe dat een organisatie of een beleid naar keuze een bepaald aspect van het programma kan aanbieden. Wat men kan aanbieden is immers afhankelijk van beleidsprioriteiten, financiële mogelijkheden en dergelijke. De multidisciplinaire aanpak zorgt ervoor dat professionelen (artsen, verpleegkundigen, maatschappelijk werkers,

leerkrachten, psychologen, psychiaters, enz.) vanuit verschillende sectoren het programma kunnen gebruiken. Men moedigt het samenwerken tussen verschillende disciplines aan. Een laatste principe verwijst naar het contextuele perspectief: men richt zich op verschillende sociale contexten waar ouders toegang tot hebben, zoals de school, de media, kinderopvang of zelfs het werk. Workplace Triple P bijvoorbeeld, biedt interventies aan binnen de jobcontext van ouders (Sanders et al., 2003).

1 Met dank aan Inge Glazenmakers en Heidi Stinissen

(6)

In Vlaanderen zijn door de provincie Antwerpen en Kind en Gezin informatiebrochures uitgewerkt over uiteenlopende onderwerpen zoals slaapgedrag, problemen bij het eten, zindelijkheid, driftbuien, die ouders van kinderen van 0 tot 3 jaar gratis kunnen ontvangen (website Kind en Gezin). Voor ouders van kinderen uit een ruimere leeftijdsgroep is het Triple P magazine gratis beschikbaar, via de website

(www.triplepmagazine.be) of op papier.

Het tweede niveau (Selected Triple P) is bedoeld voor ouders met specifieke vragen over milde, veelvoorkomende gedragsproblemen of de ontwikkeling van hun kind. Eerstelijnsdiensten, diensten die voor ouders gemakkelijk toegankelijk zijn, zijn ideaal om dit niveau aan te bieden omdat zij als een geloofwaardige bron van steun en informatie worden beschouwd door ouders, en niet, of in het beste geval minder gerelateerd zouden worden aan het stigma van ‘problemen’ dat vaak bij gespecialiseerde diensten hoort. Schriftelijk

ondersteuningsmateriaal, in de vorm van thematische folders, beschrijft effectieve, praktische manieren om veelvoorkomend gedrag bij kinderen te voorkomen of aan te pakken (Sanders et al., 2003).

In Vlaanderen worden twee soorten interventies op niveau twee aangeboden. Een eerste vorm bestaat uit lezingen van een 90-tal minuten die in groep worden aangeboden en inhoudelijk gaan over: ‘De kracht van positief opvoeden’, ‘Zelfzekere, competente kinderen opvoeden’ en ‘veerkrachtige kinderen opvoeden’.

Er bestaat ook een specifieke Triple P lezingenreeks voor ouders van tieners, waarbij de volgende

thema’s worden behandeld: ‘Tieners opvoeden tot verantwoordelijke individuen’, ‘Tieners opvoeden tot competente individuen’ en ‘Tieners helpen een sociaal netwerk uit te bouwen’. Lezingen worden georganiseerd door bijvoorbeeld gemeenten, OCMW, het onderwijs of de opvoedingswinkel. Via de lezingen kan het aanbod aan andere vormen van opvoedingsondersteuning, al dan niet in de vorm van Triple P, aan ouders worden voorgesteld. De tweede vorm is een korte interventie met ouders, die uit één tot twee sessies bestaat van een tiental minuten, individueel persoonlijk of telefonisch.

Vijf niveaus van interventie

Aansluitend bij het principe van minst ingrijpende hulp omvat het programma vijf niveaus van interventie die toenemen in intensiteit, afhankelijk van de vraag van de ouders of de ernst van de problemen.

Het eerste niveau (Universele Triple P) behelst een universele informatiestrategie voor geïnteresseerde ouders, die bestaat uit het aanbieden van informatie over opvoeding door middel van een gecoördineerde mediacampagne. Via televisie, radio,

gebruiksvriendelijke steekkaarten, of videomateriaal demonstreert men specifieke, positieve

opvoedingsstrategieën. Deze aanpak heeft tot doel de gemeenschap te sensibiliseren, deel te nemen aan andere activiteiten, en een gevoel van optimisme te creëren door oplossingen aan te bieden voor veelvoorkomende gedrags- en ontwikkelingsvragen.

Deze strategie moet opvoedingsmoeilijkheden

normaliseren en destigmatiseren door in te gaan tegen ophefmakende berichten of boodschappen waarbij ouders de schuld krijgen voor gedrag van hun kinderen. Men wil ouders aanzetten om indien nodig hulp, informatie of advies in te winnen over het gedrag en de ontwikkeling van hun kinderen. Het voordeel van deze aanpak is dat op een kosteneffectieve manier kwaliteitsvolle informatie over opvoeden wordt aangeboden aan zeer veel ouders tegelijk, waarvan sommigen moeilijk toegang vinden tot andere vormen van opvoedingsondersteuning. Ouders kunnen zelf beslissen of ze zich laten inspireren door deze vorm van ondersteuning. Anderzijds zijn er ook beperkingen verbonden aan de media-aanpak. Boodschappen naar ouders over opvoeden mogen niet tegenstrijdig zijn: wanneer de boodschap over positief ouderschap van Triple P ingebed is in een medialandschap dat opvoeding en gedrag van kinderen problematiseert, zal ze weinig effect hebben. Er kunnen ook

ethische bezwaren zijn bij het laten optreden in televisieprogramma’s van ouders en kinderen die in realiteit problemen hebben (Sanders et al., 2003;

Sanders & Prinz, 2008a).

(7)

In een kort adviesgesprek wordt het probleem toegelicht, wordt schriftelijk ondersteuningsmateriaal besproken. Informatie wordt op de behoeften van het gezin afgestemd. Ouders kunnen hiervoor terecht bij voorzieningen of privé-zorgverstrekkers die zich op een brede groep van ouders richten, zoals de Centra voor Algemeen Welzijnswerk, CLB’s, Kind en Gezin, vertrouwensleerkrachten, oudercomités, huisartsen, gezondheidswerkers, buitenschoolse kinderopvang, Inloopteams, Centra voor Kinderzorg en Gezins- ondersteuning, Bijzondere Jeugdbijstand, enz.

Wanneer gezinnen meer ondersteuning of begeleiding nodig hebben, worden ze uitgenodigd om de

opvoedingsondersteuner te contacteren en de optie tot meer intensieve ondersteuning te bespreken.

Het derde niveau (Eerstelijn Triple P) richt zich op ouders met specifieke zorgen over het gedrag of de ontwikkeling van hun kind, zoals woedeaanvallen, zeuren of ruziemaken. Via consultaties wordt advies verleend, eventueel met behulp van schriftelijke informatie. Extra is de inlassing van een vaardigheids- training, waarbij men eerst gedrag demonstreert en vervolgens ouders opvoedingsstrategieën leert toepassen via stappenplannen, via oefenen, doelen stellen en constructieve feedback (Sanders et al., 2003). Men kan hiervoor terecht bij dezelfde zorgverleners als bij niveau twee. Op dit niveau

worden vier individuele sessies van 20 minuten met de ouders voorzien. In sessie 1 gaat men het problemen onderzoeken, doelen voor verandering bepalen en de ouders laten observeren hoe vaak en wanneer het probleem voorkomt. Tijdens de tweede sessie bespreekt men de resultaten van de observatie, komt men tot conclusies over de aard van het probleem en mogelijke oorzaken, en plant men een opvoedings- aanpak (met behulp van een informatieblad of

stappenplan). De opvoedingsondersteuners gaan ook in op mogelijke problemen of hindernissen die ouders zouden kunnen ondervinden bij het toepassen van hun plan, wat in een persoonlijk ‘copingplan’ van de ouder wordt uitgewerkt. In de derde sessie evalueert men de toegepaste opvoedingsstrategieën en stuurt men bij. Eventueel kunnen andere strategieën aangeboden worden, in een intensievere actieve vaardigheids- training. Ouders worden aangemoedigd om hun

inspanningen verder te zetten. In de vierde sessie wordt opnieuw de vooruitgang geëvalueerd, positieve feedback en aanmoedigingen gegeven en gezocht naar oplossingen voor moeilijkheden. Indien na enkele weken geen positieve veranderingen worden waargenomen, kunnen ouders doorverwezen worden naar een hoger interventieniveau.

Het vierde niveau (Standaard Triple P) heeft ouders als doelgroep die een intensieve training in positieve opvoedingsvaardigheden wensen omwille van meer ernstige gedragsproblemen bij hun kinderen. Deze oudertraining focust op de ouder-kind interactie en het toepassen van ouderlijke vaardigheden bij een brede waaier aan gedragingen bij het kind (Sanders et al., 2003). Methoden voor actieve vaardigheidstraining zijn onder meer modelleren, oefenen, zelfevaluatie en huistaken. Oefensessies vinden thuis of in de context van een organisatie plaats, men stimuleert ouders om zelf oefendoelen te bepalen, ouder-kindinteracties en opvoedingsvaardigheden worden geobserveerd, waarna ouders hun aanpak evalueren in functie van hun vooropgestelde doelen.

In Vlaanderen biedt men een vaardigheidstraining in groep (10-12 personen) aan van vier wekelijkse sessies die twee uur duren, en die aangevuld wordt met drie telefonische consulten van een twintigtal minuten. Het is ook mogelijk om als ouder te kiezen voor 10 individuele gesprekken. Dit aanbod vindt men bij organisaties of privéverstrekkers die intensievere zorg aanbieden zoals Centra Algemeen Welzijnswerk, Bijzondere Jeugdbijstand, Centra voor Kinderzorg en Gezinsondersteuning, Diensten Geestelijke Gezondheidszorg, psychiatrie, privé-therapeuten, psychologen en psychiaters.

Op dit niveau is het ook mogelijk om Zelfhulp Triple P te volgen, dat uit ongeveer 10 sessies bestaat en waarbij ouders wekelijks lectuur doornemen en huistaken uitvoeren. Indien door de ouders gewenst, kan dit aangevuld worden met wekelijkse telefonische adviesgesprekken van 15-30 minuten.

(8)

Er worden geen nieuwe strategieën voorgesteld, maar men motiveert de ouders, laat het aanbod beter aansluiten bij hun behoeften, en ondersteunt in wat ze aan lectuur hebben verwerkt (http://www29.triplep.

net/?pid=2148).

Het vijfde niveau (Versterkt Triple P) ten slotte betreft een intensieve gezinsinterventie voor gezinnen met een kind met ernstige en persisterende gedrags- problemen en waar de opvoeding bemoeilijkt wordt door andere gezinsproblemen zoals relatieproblemen, ouderlijke depressie of veel stress (Sanders, Markie- Dadds, & Turner, 2003). Deze begeleiding bestaat uit elf sessies van één uur, die aangevuld kunnen worden met huisbezoeken waar ook kinderen aanwezig zijn.

Mogelijke aspecten van de training zijn een

vaardigheidstraining voor de ouders thuis, het leren beheersen van stemmingswisselingen, het omgaan met stress en ouderlijke communicatievaardigheden.

De eerste sessie richt zich op het uitwerken van een handelingsplan, gebaseerd op evaluatie en feedback bij een vorig niveau. Vervolgens maakt men een keuze uit drie individuele behandelingsmodules die men afzonderlijk of gecombineerd kan aanbieden: een oefenmodule, copingvaardigheden en partnersteun, elk met maximum drie sessies van maximum 90 minuten. De oefensessies duren ongeveer 40

minuten. Op basis van de behoeften van ouders kiest men welke componenten men behandelt, bepaalde oefeningen kunnen weggelaten worden. Ouders zijn actief bij het programma betrokken via observaties, discussies, oefeningen, huistaken en feedback. Het is de bedoeling om op het einde van de interventie de afhankelijkheid van ouders van de begeleider te verminderen en hun zelfredzaamheid te vergroten (http://www29.triplep.net/?pid=2148).

De in intensiteit toenemende niveaus van Triple P werpen de vraag op of de hogere niveaus niet eerder hulpverlening behelzen dan opvoedingsondersteuning Volgens Vandemeule-broecke en Nys (2002) omvat opvoedingsondersteuning drie functies die op een continuüm te plaatsen zijn, van het aanspreken en verrijken van het opvoedingsmilieu, over het bewaren en opnieuw in evenwicht brengen van de balans tussen risico- en protectieve factoren, tot het

doorverwijzen naar intensieve, gespecialiseerde begeleiding die als opvoedingshulp kan worden omschreven en in gespecialiseerde voorzieningen wordt aangeboden. Zij merken hierbij echter op dat de grenzen tussen de verschillende functies vrij arbitrair zijn, en dat een gespecialiseerde aanpak ook opvoedingsondersteuning kan inhouden. Het ondersteunen van ouders in hun opvoeding staat in elk geval centraal binnen alle niveaus van Triple P, het is vooral de manier waarop de ondersteuning wordt aangeboden die verschilt over de niveaus.

De theoretische basis van Triple P

Triple P is gebaseerd op een aantal theoretische en empirisch onderbouwde kaders uit de psychologie. De theorie van het sociaal leren, met vertegenwoordigers zoals Gerald Patterson en zijn collega’s, stelt dat alle gedrag, ook ongewenst gedrag, aangeleerd is doorheen een opeenvolging van interacties – bijvoorbeeld tussen ouders en kinderen. Indien er zich vragen of problemen voordoen in de opvoeding van kinderen tracht men coercieve, ineffectieve of disfunctionele interactiepatronen te identificeren en te vervangen door positief opvoedingsgedrag.

Binnen Triple P worden gedragstherapeutische technieken gehanteerd waarvan is aangetoond in evaluatie van gezinsinterventies dat ze effectief zijn (‘evidence based’), vooral in het verminderen van gedragsproblemen bij kinderen. De ontwerpers integreerden ook inzichten vanuit de sociale

informatieverwerkingstheorieën. Men houdt rekening met cognities van ouders, zoals verwachtingen over hun kind, overtuigingen en attributies, als factoren die kunnen bijdragen tot het nemen van beslissingen of tot het geloof in het eigen kunnen. Zo zal men ouders stimuleren om naar alternatieve sociale verklaringen te zoeken voor het gedrag van hun kind en van henzelf (Sanders et al., 2003).

Daarnaast zijn onderzoeksresultaten vanuit de ontwikkelingspsychologie en de ontwikkelings- psychopathologie richtinggevend. Vanuit de kennis over het normale ontwikkelingsverloop worden ouders aangemoedigd in de interacties met hun kind om stimulerend te zijn in bijvoorbeeld het

(9)

verwerven van taal, impulscontrole of probleem- oplossingsvaardigheden.Vanuit onderzoek naar determinanten van de ontwikkeling van

probleemgedrag, wordt getracht in te gaan op risico- en protectieve factoren. Vanuit de wetenschap dat bijvoorbeeld conflict in de partnerrelatie een negatief effect heeft op de kindontwikkeling, zal men ouders stimuleren om samen te werken als team in de opvoeding en hun onderlinge communicatie bevorderen. Ook negatieve emoties zoals neerslachtigheid, woede, angst en stress bij de ouders komen aan bod (Sanders et al., 2003).

De hierboven beschreven theoretische kaders worden uiteraard niet exclusief toegepast in het Triple P programma, maar zien we terugkomen in andere gestandaardiseerde programma’s zoals het ‘Incredible Years Program’ van Webster-Stratton (zie bijvoorbeeld Webster-Stratton & Herman, 2010) of het STOP4- 7 programma in Vlaanderen (De Mey, Messiaen, Van Hulle, & Merlevede, 2005). Ook psychologen, orthopedagogen, therapeuten, enz. passen deze principes en technieken toe in hun interventies met ouders en kinderen.

Wat Triple P dan misschien het meest onderscheidt van andere interventies, is de oriëntatie van het programma op de hele populatie van ouders. Men beperkt zich niet tot de groep die meer risico vertoont op problemen (de ‘clinical high-risk’ benadering), waarbij men vooral geïnteresseerd is in de uitkomsten bij individuele ‘klinische’ gevallen. Hoewel traditionele oudertrainingen al decennia lang worden toegepast in een therapeutische context, wilde men via Triple P een veel ruimer publiek toegang geven tot de werkzame componenten van deze programma’s (Sanders, 2010).

Triple P wil vanuit een maatschappelijke gezondheidsbenadering op ruimere schaal

veranderingen aanbrengen in de opvoedings-context, ondermeer via de media-aanpak, of het voorzien van informatie aan grote groepen, bijvoorbeeld via de lezingen. Men beoogt opvoeden te normaliseren, sociale isolatie in het opvoeden te doorbreken, sociale en emotionele steun vanuit de omgeving te vergroten, en openlijk het belang en de uitdagingen van de opvoeding te erkennen. Men moedigt dan ook de

betrokkenheid van beleidsmedewerkers van belangrijke organisaties (scholen, vrijwilligers-

organisaties, enz.) in het programma aan (Sanders et al, 2003).De leidende filosofie van Triple P luidt dan ook ‘The single most important thing we can do as a community to improve the health and well being of children and to prevent child abuse is to increase the confidence, skills and knowledge of parents in the task of raising their children’ (Sanders, lezing EXPOO, 26 mei, 2010).

De beeldvorming over opvoeding en opvoedingsondersteuning

Zelfregulatie bij ouders als centrale vaardigheid

Hoewel veel ouders erg geïnteresseerd zijn in informatie over kinderen en opvoeding en in de ondersteuning van hun rol als ouder, vinden ze het over het algemeen niet echt wenselijk dat anderen hen gaan vertellen hoe ze moeten opvoeden (Sanders, 2010). Om tegemoet te komen aan die dualiteit staat binnen Triple P de capaciteit tot zelfregulatie van ouders als vaardigheid centraal. Triple P wil ouders ondersteuning in hun ontwikkeling als onafhankelijke probleemoplossers. Zelfregulatie verwijst naar de mogelijkheid om gedrag te veranderen, en omvat vaardigheden zoals het kiezen van doelen - rekening houdend met de eigen mogelijkheden of die van anderen - een geschikte methode kiezen om een bepaald probleem op te lossen, de oplossing

toepassen, de sterktes en zwaktes ervan evalueren, en doelen te stellen voor acties op langere termijn. Een aantal aspecten maakt deel uit van deze zelfregulatie.

‘Self-sufficiency’ verwijst naar de mogelijkheid van ouders om zelfstandig problemen op te lossen, onafhankelijk van het Triple P programma, aangezien dit beperkt is in tijd. Het is de doelstelling van Triple P dat ouders op hun eigen oordeel leren vertrouwen, en minder vertrouwen moeten stellen in anderen om ouderlijke verantwoordelijkheden op te nemen, dat ze de veerkracht, de kennis en vaardigheden bezitten om met voldoende zelfvertrouwen te kunnen opvoeden.

‘Parental self-efficacy’ refereert naar de overtuiging van ouders dat zij zelf een opvoedingsprobleem aankunnen of weten hoe ze met hun kind kunnen

(10)

omgaan. Wanneer het gevoel van ‘self-efficacy’

bij ouders groot is, hebben zij ook meer positieve verwachtingen over de mogelijkheid tot verandering.

‘Self-management’ betreft de vaardigheden om eigen gedrag te analyseren, het zelf bepalen van doelen en normen, zelf-evaluatie en het zelf kiezen van strategieën om te veranderen. Omdat elke ouder verantwoordelijk is voor de opvoeding van zijn of haar kind, kiezen ze zelf welk gedrag ze bij het kind of bij zichzelf wensen te veranderen, evenals de manier waarop ze die verandering willen bekomen. Triple P helpt ouders om ‘geïnformeerde beslissingen’ te nemen door kennis met hen te delen en vaardigheden die gebaseerd zijn op inzichten van onderzoek naar opvoeding. In het actieve trainingsproces oefenen ouders deze vaardigheden en krijgen ze feedback over het implementeren van deze vaardigheden op een ondersteunende manier. ‘Personal agency’ ten slotte verwijst naar het toeschrijven van veranderingen of verbeteringen aan eigen inspanningen, eerder dan aan toeval of oncontroleerbare omstandigheden

(bijvoorbeeld ‘het zit in de genen’ of ‘het ligt aan de slechte opvoeding van mijn partner’) (Sanders et al., 2003).

Sanders (2010) ziet het perspectief van zelfregulatie ook als een handvat om te communiceren over

opvoeding en gezin met beleidsmakers, vanuit de visie dat ouders moeten kiezen wat de beste opvoeding is voor hun kinderen, en niet de overheid of iemand anders. De nadruk ligt op de persoonlijke

verantwoordelijkheid van ouders om te vermijden dat de overheid op een ongewenste manier tussenkomt in het gezinsleven en de rechten van ouders zou

beperken. Volgens Sanders (2010) helpt het kader van zelfregulatie ook het vooroordeel bestrijden dat een evidence-based en geprotocolleerd programma ouders te veel voorschrijft, en niet aangepast is aan de culturele diversiteit in een gemeenschap.

Nadruk op positief ouderschap

Triple P vermijdt de boodschap te geven dat het met een kind niet goed loopt omdat een ouder niet goed opvoedt. In de inleiding van het boek ‘Positief

ouderschap’, gericht naar ouders en andere

verzorgers, lezen we ‘Ouder zijn is moeilijk. Kinderen opvoeden is een veeleisende, uitdagende en vaak frustrerende ervaring, die anderzijds ook

veel voldoening kan schenken. … Opvoeden op zich is een complexe aangelegenheid…’ (Sanders, 2008, p. 21). Triple P benadrukt dat opvoeden voor niemand gemakkelijk is, dat iedereen leert met vallen en opstaan, dat er geen eenduidige manier van opvoeden bestaat. Men tracht zoveel mogelijk te ‘normaliseren’ door vooral te kijken naar wat er goed loopt, en uit die situaties de vaardigheden te halen die kunnen toegepast worden in situaties waar het minder goed loopt. Men bevestigt ouders in wat goed loopt. Bij de aanvang van Triple P programma’s gaan de begeleiders in op de vele mogelijke oorzaken van problemen bij kinderen, en sommige elementen zullen ouders herkennen, andere niet. Men geeft aan dat ouders op bepaalde elementen invloed kunnen uitoefenen, maar op andere minder. Ouders worden bewust gemaakt van het feit dat wanneer zij hun gedrag aanpassen, dat ook een effect heeft op het gedrag van hun kind (Triple P België, persoonlijke communicatie).

De vijf kernprincipes van positief opvoeden

Vijf kernprincipes over positief ouderschap vormen de basis van het programma. Deze zijn gerelateerd aan gekende protectieve en risicofactoren die ontwikkeling bij kinderen voorspellen en kunnen vertaald worden in enkele specifieke ouderlijke vaardigheden. Een eerste principe is het zorgen voor een veilige en betrokken omgeving, die mogelijkheden biedt aan kinderen om te ontdekken, experimenteren en spelen. Veiligheid slaat op het voorkomen van ongelukken, maar ook op het bevorderen van de gezondheid van kinderen, of supervisie van oudere kinderen of adolescenten.

Een tweede principe verwijst naar het creëren van een positieve leeromgeving, waarin ouders de rol krijgen van ‘eerste leerkracht’. Het programma bespreekt hoe ouders op een positieve en constructieve manier kunnen inspelen op interacties die door kinderen in gang worden gezet (zoals vragen om hulp, informatie, advies, aandacht). Men spreekt van ‘incidental

teaching’ wanneer ouders hun kinderen ondersteunen

(11)

in het zelf oplossen van problemen. Ten derde gaat men in op een aantal vaardigheden om gedrag bij kinderen te veranderen. Men zoekt naar alternatieve vormen van corrigeren die fysiek straffen, verwijten, bedreigen, etc. vervangen, zoals: het duidelijk maken en bespreken van regels met kinderen, een aantal basisregels vaststellen, duidelijke, kalme, en leeftijdsgepaste opdrachten en instructies geven, logische gevolgen van bepaalde acties bespreken, time-out hanteren, en gepland negeren van ongewenst gedrag. Men laat ouders deze vaardigheden

toepassen in verschillende settings, zowel thuis als in openbare ruimten, om generaliseerbaarheid van de vaardigheden te bevorderen. Een vierde principe verwijst naar het zich eigen maken van realistische verwachtingen van ouders. Men onderzoekt samen met de ouders wat zij verwachten van hun kinderen en hoe ze op hun kinderen kunnen inspelen, welke oorzaken zij aan het gedrag van hun kinderen

toeschrijven, en welke doelen ze kunnen vooropstellen die geschikt zijn voor het kind en haalbaar voor de ouders. Het gaat hier vooral over verwachtingen en attributies in verband met ongewenst gedrag, eerder dan over kennis over de ontwikkeling van kinderen.

Een vijfde principe ten slotte, gaat in op het welzijn van de ouders zelf. Men moedigt ouders aan om het opvoeden te zien als een stukje van een bredere context met betrekking tot persoonlijk functioneren en men focust op het aanbieden van vaardigheden die alle opvoeders van een kind kunnen toepassen.

Bij meer intensieve niveaus (5), leren ouders ook communicatievaardigheden, en gaan ze na hoe hun emotionele gemoedstoestand hun opvoeding en ook het gedrag van hun kind beïnvloedt. Men leert met gevoelens zoals depressie, woede, angst en een hoge mate van ouderlijke stress omgaan.

De vijf positieve opvoedingsprincipes zijn vertaald in ouderlijke vaardigheden: kunnen gedrag observeren, vaardigheden om de ouder-kindrelatie te verbeteren, aanmoedigen van gewenst gedrag, het aanleren van nieuwe vaardigheden en gedragingen, omgaan met ongewenst gedrag, het voorkomen van problemen in risicosituaties, zelfregulatie-vaardigheden, omgaan met emoties, en communicatievaardigheden/steun aan de partner.

Men gaat ervan uit dat deze principes en strategieën ouders in staat stellen om problemen in intensiteit te verminderen tot ‘alledaagse problemen’

(slaapproblemen, slecht eten, woedeaanvallen, …).

Positief opvoeden geeft een nieuw elan aan de relatie tussen de gezinsleden, aan het zelfvertrouwen en welbevinden van ouders en kinderen (Sanders et al., 2003).

De doelgroep van Triple P

Enkel gericht op gezinnen uit de middenklasse?

Triple P richt zich op ouders van kinderen in vijf

verschillende ontwikkelingsfasen: zuigelingen, peuters, kleuters, lagere schoolkinderen en adolescenten.

Daarnaast heeft Triple P meer intensieve programma’s ontwikkeld voor specifieke doelgroepen zoals

‘Stepping Stones Triple P’ voor ouders van jonge kinderen met een ontwikkelingsprobleem die ook gedragsproblemen ontwikkelen of daartoe risico lopen,

‘Pathways Triple P’ voor ouders die risico lopen hun kinderen te mishandelen (Sanders et al., 2003),

‘Family Transitions Triple P’ voor ouders die gescheiden of uit elkaar zijn, en ‘Lifestyle Triple P’

voor ouders van kinderen met overgewicht (Sanders, 2010). Het programma wordt nog steeds aangepast aan de behoeften van specifieke groepen van ouders, met recentelijk aandacht voor ouders van kinderen met een beperking of specifieke noden (hoogbegaafde kinderen, chronisch zieke kinderen), en ouders van etnisch en cultureel verschillende groepen (Sanders, 2010).

Gezien de populatiegerichtheid behoren álle ouders of andere opvoeders van kinderen tot de doelgroep.

Het programma is dus niet alleen bedoeld voor ouders uit de middenklasse, maar ook voor maatschappelijk kwetsbare ouders. Dit is ook het geval voor Triple P in de provincie Antwerpen. Een duidelijk voorbeeld van een maatschappelijk kwetsbare groep betreft ouders met een verstandelijke beperking. ‘De Bricke’ is een ambulante begeleidingsdienst voor mensen met een handicap in Antwerpen, die het Triple P programma heeft aangepast op maat van de ouders.

(12)

Er worden extra sessies en herhalingstrainingen gegeven, men vermijdt moeilijke woorden, verlaagt het tempo, … zonder afbreuk te doen aan het programma (Nieuwsbrief Triple P, 2010, nr. 8). Die aanpassing is succesvol: uit evaluatie blijkt dat bij de kinderen minder gedragsproblemen worden gerapporteerd, maar vooral dat de ouders op persoonlijk vlak minder angst ervaren en dat hun algemeen emotioneel welzijn erop vooruit gaat. Er moeten wel extra inspanningen worden gedaan om die ouders te engageren, bijvoorbeeld er voor zorgen dat het financieel haalbaar is voor de ouders, dat de locatie van Triple P goed bereikbaar is, dat er kinderopvang voorzien is, dat er motiverende gesprekken zijn om een vertrouwensband met de ouders op te bouwen (Triple P België, persoonlijke communicatie).

In Vlaanderen is Triple P voor het eerst geïntroduceerd in De Stobbe, een Centrum voor Integrale Gezinszorg (CIG) in Antwerpen. De doelgroep bestaat daar eveneens uit kwetsbare gezinnen, vooral vrouwen die te maken hebben met partnergeweld. Behalve

relationele problemen heeft de overgrote meerderheid van de ouders een psychiatrische problematiek, en bijna alle kinderen vertonen gedragsproblemen. In veel van deze gezinnen lopen kinderen het risico dat ze geplaatst worden. Ook in deze groep wordt met Triple P resultaat geboekt, wat voor een groot stuk te maken heeft met de manier waarop je het programma aanbiedt (Triple P België, persoonlijke communicatie).

Ook allochtone ouders worden bereikt in Antwerpen.

Waneer de ouders Nederlands spreken, verloopt de samenwerking vlot, en ook de aanwezigheid van een vertaler maakt Triple P toegankelijk.

Informatiebrochures zijn vertaald in het Turks en Arabisch, maar wegens het groot aantal variaties in de taal (bijvoorbeeld Berbers) is het niet evident om alle vertalingen goed te verzorgen. Er zouden nog meer ouders kunnen bereikt worden, indien de Triple P medewerkers de taal van de allochtone ouders machtig zouden zijn. Momenteel is er veel vraag van organisaties die werken met allochtone ouders naar Triple P medewerkers die Arabisch of Turks spreken, wat echter niet zo eenvoudig te verwezenlijken is.

Terwijl de taal de toegankelijkheid van het programma wel in zekere mate kan belemmeren, worden culturele verschillen op vlak van de opvoeding niet als een barrière ervaren. Dit heeft te maken met het feit dat het programma vooral strategieën aanbrengt om met kinderen om te gaan die universeel kunnen gebruikt worden (Sanders, 2010). Men biedt ouders een buffet van handelingsalternatieven aan, waaruit zij zelf een keuze kunnen maken, maar men schrijft niets voor.

Een andere analogie is dat men door het programma de ouders van een gereedschapskoffer voorziet, die ouders de mogelijkheid biedt om gereedschap te kiezen om te sleutelen aan bepaalde (probleem) situaties (Triple P België, persoonlijke communicatie).

Bij culturele verschillen is de manier waarop het programma wordt aangeboden wel belangrijk. Zo kan het zinvol zijn dat een gezagsfiguur (bijvoorbeeld een imam) het programma aanbrengt, terwijl in andere gevallen Triple P in de vorm van een theekransje deuren kan openen. In dat opzicht kan het zinvol zijn dat één van de Triple P begeleiders deel uitmaakt van de cultuur of de gemeenschap van de allochtone deelnemers aan het programma. Maar alleen al het feit dat het programma aanvaard en gedragen wordt door de gemeenschap waarin het wordt uitgevoerd, is drempelverlagend (Triple P België, persoonlijke communicatie).

Werkt het programma voor iedereen?

Triple P kan geen oplossing bieden voor alle problemen. Het programma werkt beter wanneer ouders zelf een opvoedingsvraag of -probleem hebben. Wanneer de belangrijkste hulpvraag iets anders dan de opvoeding betreft, bijvoorbeeld

financiële of huisvestingsproblemen, dan moet er in de eerste plaats aan die hulpvraag gehoor worden

gegeven. Triple P zet in op ouderlijke vaardigheden, maar pakt niet noodzakelijk alle aspecten van de context aan. Dit gebeurt echter niet vanuit de visie dat andere contexten onbelangrijk zijn, of dat er niet mee te werken valt. Vanuit een hulpverlenerperspectief is het logisch dat men met alle contexten in de

hulpverlening werkt, maar vanuit preventief standpunt probeert men vooral in te spelen op de minimum

(13)

noden om verandering in een gezin te brengen.

Triple P neemt als uitgangspunt dat men het minimum aan hulp moet bieden om verandering te bewerkstelligen, wat men als de meest kostefficiënte manier ziet in preventie van problemen bij kinderen.

Onderzoek heeft uitgewezen dat als men inzet op de ouder, er ook

effectief een verschil kan gemaakt worden voor het kind. Daarentegen ziet men in Antwerpen wel dat er bijvoorbeeld grootouders naar een groep komen, of andere steunfiguren van de ouders. Dat wordt binnen Triple P als een aanvaardbare optie gezien, zeker wanneer een ouder dat belangrijk vindt en het de ouder kan helpen.

Daarnaast stelt men vast dat wanneer de opvoeding beter loopt door deelname aan Triple P, ouders soms ook beter functioneren op andere domeinen, zoals hun in job of op financieel vlak. Verschillende contexten beïnvloeden elkaar, en als men op één domein tot rust kan komen, kan men ook de andere domeinen op een minder gestresseerde manier bekijken.

Gevallen waar de jeugdrechtbank ouders verplichten om deel te nemen aan Triple P kunnen positief zijn, maar er zijn enkele voorwaarden aan verbonden:

er moet ruimte zijn om als opvoedingsondersteuner een vertrouwensband te creëren met de ouder en de ouder moet tijd krijgen om met zijn/haar kind bepaalde vaardigheden in te oefenen.

Dit is niet mogelijk wanneer het kind geplaatst is of geen contact mag hebben met de ouder. Sommige ouders die Triple P opgelegd krijgen, volgen het programma om een attest te kunnen krijgen om vervolgens bepaalde privileges zoals bezoekrecht of verblijfsregeling te verwerven via de jeugdrechter. Dit kan positief zijn, maar soms is het als motivering tot deelname aan Triple P niet voldoende (Triple P België, persoonlijke communicatie).

De methodiek van Triple P

De gestandaardiseerde werkwijze van Triple P

Het feit dat Triple P een geprotocolleerd programma is, doet opvoedingsondersteuners soms twijfelen aan de mogelijkheid dat er rekening wordt gehouden met de noden van een specifiek gezin, en met de individuele kenmerken van ouders en kinderen. Toch is het niet zo dat alles in het programma tot op de millimeter vastligt.

De opvoedingsvragen of -problemen van de ouders, die persoonlijk zijn en dus refereren naar hun unieke situatie, vormen het uitgangspunt.

Recent zijn aan de Universiteit van Antwerpen

focusgroepen georganiseerd met mensen die opgeleid zijn in het Triple P programma. Men gaf aan dat er in het begin wel weerstand wordt ervaren tegen het geprotocolleerd werken, omdat veel opvoedings- ondersteuners de gewoonte hebben om eerder vanuit hun buikgevoel te werken dan gestandaardiseerd.

Het duurt dan ook wel even vooraleer men de manier van werken onder de knie heeft. Eens men een zekere ervaring met het programma heeft, wordt het gestandaardiseerd werken eerder gepercipieerd als een houvast. Dit is niet alleen het geval bij mensen die nog maar pas in het werkveld staan, maar ook

bij mensen die veel ervaring hebben. Triple P

medewerkers geven aan dat ‘alles wat men de voorbije jaren wel wist en ook wel hier en daar toepaste, nu eindelijk samengebracht is in een sluitend en logisch geheel’. Het protocol helpt de opvoedingsondersteuner ook om opvoedingssituaties objectiever te bekijken, dus niet alleen door een subjectieve bril, bijvoorbeeld als men zelf ouder en opvoeder is (Triple P België, persoonlijke communicatie).

Werkt Triple P vraaggestuurd?

Het programma is sterk vraaggestuurd, vanuit de visie dat ouders hun kinderen gelukkig willen zien, bijgevolg met opvoeding bezig zijn, en hierbij vragen of problemen kunnen ervaren. Via het programma wil men ouders meer zelfzekerheid bieden over hoe ze met hun kinderen kunnen omgaan, wil men twijfels doen afnemen, en wil men ouders ondersteunen in hun vaardigheden om met problemen om te gaan.

(14)

Men wil de ouders niet afhankelijk maken van de opvoedings-ondersteuners, maar juist sterker, zodat ze zelf hun problemen kunnen oplossen, niet alleen nu, maar ook in de toekomst. Het principe van empowerment staat centraal. Zoals een moeder drie jaar na het volgen van het Triple P programma zei

‘problemen zijn er altijd, dat is de realiteit, maar ik vind ze nu gemakkelijker hanteerbaar’. Of een vader die bij een telefonische sessie op de vraag of hij het nog over iets wou hebben, aangaf ‘Nee, ik heb het. ‘k Heb beet hoe ik naar een situatie moet kijken, dat je altijd efkes gaat kijken naar hoe komt het dat iets ontstaat, hoe ga ik ermee om, hoe ga ik proberen mijn kind te stimuleren om zich anders te gedragen en hoe ga ik ermee om als dat niet goed lukt’.

De nadruk ligt dus veel meer op vaardigheden om moeilijke situaties of problemen in de ouder-kind relatie te hanteren dan op het overbrengen van informatie. Wanneer informatie wordt aangeboden, dan gebeurt dat in functie van de vraag van de ouder.

Er wordt alles behalve voorgeschreven wat ouders moeten doen, omdat dit juist indruist tegen het principe van empowerment. Men gaat er ook van uit dat er voor vragen of problemen verschillende oplossingen mogelijk zijn, en ouders kiezen zelf de strategie die zij willen toepassen in hun aanpak van een probleem.

Op voorhand bekijken de opvoedingsondersteuners samen met de ouders wat eventueel obstakels zouden kunnen zijn bij de implementatie van die strategie, men anticipeert dus op wat er eventueel zou kunnen mis lopen en biedt daarin extra ondersteuning. Door dat denkproces te stimuleren bij ouders, staat

zelfregulering centraal, waardoor ze ook in de toekomst oplossingsgericht denken. Vervolgens laat men de ouders met de zelf gekozen strategie experimenteren gedurende een tweetal weken, en achteraf evalueert men samen de gekozen strategie door na te gaan waarover men tevreden was en op welke punten er nog kan bijgestuurd worden. Deze manier van werken, leidt er vaak toe dat ouders niet alleen met betrekking tot hun opvoedingsgedrag, maar ook ten aanzien van problemen op andere domeinen oplossingsvaardigheden gaan toepassen (wat loopt er moeilijk, waarom, wat zijn mogelijke oplossingen, wat zijn mogelijke obstakels in mijn strategie,

hoe ga ik het aanpakken?) (Triple P België, persoonlijke communicatie).

De uitvoerders van het programma en hun competenties

Aan welke voorwaarden dient men als begeleider te voldoen om het Triple P programma te kunnen uitvoeren? Op vlak van diploma wordt verwacht dat de begeleider een opleiding heeft genoten in de psychologie, geneeskunde, verpleegkunde, sociaal werk, onderwijs, of een aanverwante vorming waarin men basiskennis over de ontwikkeling van kinderen heeft opgedaan (Turner & Sanders, 2006).

Daarnaast is een professionele training van de uitvoerders vereist, dit met het oog op het bieden van kwaliteitsgarantie van een evidence-based programma zoals Triple P. Triple P voorziet trainingen van 1 tot 5 dagen, waarbij inhoud en duur afhangen van het niveau van de interventie (Sanders & Murphy- Brennan, 2010). De trainingen zijn bewust kort gehouden, om de gewone werkzaamheden van de deelnemers niet te belasten. De training richt zich op basisvaardigheden die nodig zijn om het programma uit te voeren. Opvoedingsondersteuners krijgen demonstraties van vaardigheden, via presentaties en zowel life- als videodemonstraties, en oefenen actief in kleine groepen (Turner & Sanders, 2006). Er zijn ook gespecialiseerde cursussen voor Triple P programma’s ontwikkeld voor specifieke groepen (bv. gezinnen van culturele minderheden, gezinnen met kinderen met een handicap) en behandelingsmethoden (bv. in groep, individueel en telefonisch). Na elke training volgt een accreditatieproces waarin opvoedingsondersteuners hun kennis en begrip van de principes van het programma, evenals hun vaardigheden in het verstrekken van het programma moeten demonstreren (http://www30.triplep.net/).

Trainingen worden gegeven door geaccrediteerde trainers, vaak psychologen, die getraind zijn en ervaring hebben op vlak van gedragsmatige gezinsinterventies. De trainers gebruiken gestandaardiseerd materiaal zoals schriftelijk

deelnemersmateriaal, oefeningen en videobanden om kernvaardigheden te demonstreren.

(15)

Professionele trainingen worden telkens geëvalueerd door de deelnemers met feedback over de

presentaties, inhoud, en mogelijkheden tot actief participeren (Turner & Sanders, 2006).

Een evaluatie van de Triple P trainingsprocedure in de Verenigde Staten toont aan dat begeleiders met een hoger opleidingsniveau meer vertrouwen hebben in hun capaciteiten om ouders te ondersteunen dan begeleiders met een lager opleidingsniveau. Toch hebben de meeste begeleiders, ongeacht hun

opleidingsniveau, baat bij de training wat zich laat zien in een toename van hun gevoel van self-efficacy en vaardigheden - een resultaat dat echter gebaseerd is op zelfrapportering. Het trainingsproces blijkt ook veralgemeenbaar naar beroepskrachten uit verschillende sectoren: de gezondheidszorg, het onderwijs, de sociale sector, en het domein van de geestelijke gezondheid (Shapiro, Prinz, & Sanders, 2008).

Triple P België vult het voorgaande aan met volgende bedenkingen en vaststellingen (Triple P België, persoonlijke communicatie). Wat het diploma betreft is een vooropleiding minder belangrijk. Triple P is een psychoeducatief programma waarbij de ouders zélf aan de slag gaan en waarbij de informatie die aan ouders wordt meegegeven op papier staat. Het is met andere woorden geen vorm van therapie die een therapeutische vooropleiding vraagt. Wat wel als essentieel wordt beschouwd, is dat er voldoende basiskennis aanwezig is over de ontwikkeling bij kinderen, om te kunnen inschatten wat leeftijds- adequaat is, wat men kan verwachten van een kind, en hoe de opvoeding hierbij kan aansluiten. In de praktijk neemt men waar dat wie opgeleid wordt in de hogere niveaus van Triple P, ook een andere hogere opleiding heeft genoten. De Triple P opleiding betreft vooral de manier waarop de gestandaardiseerde informatie wordt aangeboden. Niet alleen een training is vereist bij de uitvoerders van het programma, er komt ook veel zelfstudie aan te pas. Niet alles kan in een training aan bod komen, dus wordt verwacht dat de begeleiders ook nog thuis informatie verwerken.

Het is geen optie dat een collega de opleiding volgt en die kennis dan doorgeeft. De bekwaamheids- of

accreditatieproef die de begeleiders afleggen na de training, mag niet enkel gezien worden als een examen. In de feedback die daar op volgt, wordt eventueel nog bijgestuurd.

Naast de training zijn nog enkele andere competenties bij de begeleiders van belang. Essentieel is dat

begeleiders in staat zijn om te reflecteren op hun eigen handelen, en dat ze die houding ook overdragen op de ouders die deelnemen aan de Triple P programma’s.

Een andere vaardigheid waar men veel belang aan hecht, is dat men ouders kan stimuleren om zelf aan de slag te gaan en zelf tot oplossingen te komen, zonder dat alles wordt voorgekauwd. Slechts waar het nodig is, zal men extra informatie verstrekken.

Dit betekent dat men als begeleider niet per definitie directief is, en ouders gaat opleggen waaraan ze moeten werken. ‘Je kunt ouders niet voor een buffet zetten en dan bepalen wat ze moeten eten. Je geeft ze een hele waaier en je begeleidt ze in het kiezen door informatie te geven over bepaalde vaardigheden en in welke situatie je die kan gebruiken. Een ouder bepaalt dan zelf wat en wanneer hij iets gebruikt’. Als begeleider moet je dus afstand kunnen nemen van de drang om een oplossing naar voor te schuiven, of de eigen voorkeur voor bepaalde oplossingen.

Voor veel begeleiders is dit moeilijk, zeker voor hen die residentieel met gezinnen werken. Vanuit hulpverlenerstandpunt ziet men bepaalde pijnpunten in het gezin, daar waar sommige ouders met een totaal andere opvoedingsvraag komen. Toch is het belangrijk om aan te sluiten bij de vraag van de ouder, omdat men hierdoor meer kan bereiken. Zeker die gezinnen die voortdurend onder de loep worden genomen in de hulpverlening, om te zien of ze het wel ‘juist’ doen met hun kinderen, worden op die manier versterkt in hun waarde.

Deze houding wordt gestimuleerd in de opleiding en in de accreditatiefase, maar vooral ook in de intervisies nadien. De trainers staan hierbij model: wanneer door opvoedingsondersteuners de vraag wordt gesteld hoe men iets moet aanpakken, dan zal hierop in eerste instantie een wedervraag volgen in de zin van ‘Hoe zou je het zelf aanpakken’. Ook op dit niveau vermijdt men het voorschrijven van bepaalde antwoorden of

(16)

oplossingen. In het kader van het Antwerps project wordt ongeveer één keer per trimester intervisie aangeboden. Het is echter de bedoeling dat dit de vorm aanneemt van een ‘peer review’, waarbij begeleiders elkaar ondersteunen, zonder de hulp van het opleidingscentrum Triple P.

Registratie en onderzoek

In Triple P is het afnemen van vragenlijsten voor of na een interventie een standaard praktijk met drie doelen:

(a) als middel tot reflectie bij de begeleider, (b) als werkmiddel met ouders, en (c) als bijdrage aan wetenschappelijk onderzoek.

In de Triple P training wordt de opvoedings-

ondersteuner geleerd om zijn of haar eigen handelen altijd zelf te evalueren, eruit te halen wat werkt en niet, en waar ouders wel of niet tevreden mee zijn.

Het is niet altijd evident om opvoedingsondersteuners te motiveren om vragenlijsten te laten invullen

door ouders. Het vraagt dan ook een zeker proces om weerstand te verminderen bij mensen die niet vertrouwd zijn met het afnemen van vragenlijsten.

Daarom is het zinvol om bijvoorbeeld een extra workshop te organiseren die specifiek het scoren en interpreteren van vragenlijsten behandelt. Wat medewerkers wel motiveert om vragenlijsten te laten invullen door ouders, is het uitgangspunt dat ze worden gebruikt om aan te tonen dat het programma kan werken. In de provincie Antwerpen bestaat ook de afspraak dat opvoedingsondersteuners de opleiding gratis mogen volgen in ruil voor de medewerking aan het wetenschappelijk onderzoek. Toch zal men

organisaties die deze deal niet hebben, altijd trachten te betrekken bij onderzoek.

Ondertussen merkt men dat beleiders die niet de gewoonte hadden om met vragenlijsten te werken de onderzoekscel contacteren met de vraag naar vragen- lijsten die andere aspecten in kaart brengen, of naar resultaten van onderzoek om die bijvoorbeeld in een jaarverslag te gebruiken. Andere organisaties willen dan weer in onderzoek de Triple P werking vergelijken met andere methodieken in hun organisatie.

Triple P stelt geen diagnoses in de zin van het

toekennen van een label (zoals ADHD bij het kind), maar de vragenlijsten worden wel gebruikt om zicht te krijgen op het functioneren van het gezin. Er wordt ook altijd uitgelegd aan de ouders wat de bedoeling is van de vragenlijsten.

Het werken met een evidence-based programma impliceert de wisselwerking tussen wetenschappelijk onderzoek en de praktijk. Dit toont aan dat er nog voortdurend over Triple P wordt gereflecteerd en dat het niet geïmplementeerd en toegepast wordt zonder meer. Het onderzoek aan de Universiteit Antwerpen gebeurt onafhankelijk van Triple P International. Men is vrij in de keuze van het onderzoeksonderwerp en de resultaten moeten niet vooraf ‘goedgekeurd’ worden door de ontwerpers van Triple P. Aan de Universiteit Antwerpen wil men dan ook niet alleen aan

replicatieonderzoek doen, maar er iets extra aan toevoegen. Zo evalueert men de waarde van Triple P voor maatschappelijk kwetsbare ouders, zoals in De Bricke of in een psychiatrische setting. Zo is er binnen de psychiatrie vaak geen aandacht voor alledaagse opvoedingsproblemen, en zijn de mensen die er werken daar ook niet in onderlegd. Het zou kunnen dat die ouders meer baat hebben bij een programma gericht op de algemene populatie zoals Triple P, omdat ze op die manier niet gestigmatiseerd worden.

Zij krijgen dan hetzelfde programma zoals iedereen (Triple P België, persoonlijke communicatie).

Implementatievoorwaarden

Succesvolle implementatie van een opvoedings- programma dat gericht is op een hele populatie is enkel mogelijk indien er voldoende aandacht wordt gegeven aan kwaliteitsnormen. Sanders en Prinz (2008b) bespreken twee ethische kwesties die de implementatie van Triple P kunnen bevorderen. Een eerste punt betreft het trouw zijn aan de inhoud van Triple P, wat kan verwezenlijkt worden via een training van de opvoedingsondersteuners. Daarbij wordt gewaarschuwd voor het snoeien in trainingstijd en financiën waardoor de kwaliteit van de training zou verminderen. Een tweede punt betreft de toepassing van het principe van zelfregulatie - dat men ook bij de ouders en de opvoedingsondersteuners tracht te

(17)

bevorderen - op het niveau van de organisatie waar Triple P wordt uitgevoerd. Het is de bedoeling dat de organisatie uiteindelijk zelf in staat is (‘self-sufficiency’) om het Triple P programma uit te voeren met minimale of sterk gereduceerde begeleiding door de externe opleidingsorganisatie. Daarnaast kan de organisatie stimuleren dat de opvoedingsondersteuners proactief handelen en voldoende zelfvertrouwen hebben om uitdagingen aan te gaan (‘agency self-efficacy’). ‘Self- management’ verwijst naar het stellen van realistische doelen door de hulpverlenende instanties, het

opvolgen van de implementatie van het programma en een routineuze evaluatie van het programma.

Daarnaast moedigt men ‘personal agency’ aan bij de organisaties, wat verwijst naar het toeschrijven van veranderingen aan eigen inspanningen eerder dan aan oncontroleerbare gebeurtenissen. Probleem-oplossen ten slotte, bevordert de ontwikkeling van vaardigheden om het programma aan te passen wanneer er zich moeilijkheden voordoen.

Sanders en Prinz (2008b) kaarten ook mogelijke knelpunten aan bij de implementatie van Triple P op vlak van de bredere maatschappelijke en politieke context. De effectiviteit van de interventie kan hierbij op de volgende manieren beïnvloed worden: de interventie is afhankelijk van veranderingen in het beleid (zowel van de organiserende instantie als van de overheid), van al dan niet terugkerende

financiering, en van resultaten van evaluaties.

Misverstanden kunnen ontstaan door verschillende perspectieven of prioriteiten van financierders, organisaties, opvoedingsondersteuners,

wetenschappers, en ouders. Een voorbeeld hiervan is dat een overheid op korte termijn met ‘goed nieuws’ wil naar buiten komen om te bewijzen dat men een goed beleid voert, en daardoor de druk opvoert om met positieve resultaten naar buiten te komen. Sanders en Prinz beklemtonen dan ook het belang van respect voor verschillende motieven, samenwerking tussen verschillende partijen, en duidelijke communicatie.

Een ander knelpunt is dat door de breedheid en de gelaagdheid van het programma een soort van territoriumdrift kan ontstaan, waarbij beleidsinstanties of organisaties een bepaalde soort van dienstverlening claimen waardoor uiteindelijk ouders niet de hulp

krijgen die zij nodig hebben. Dit kan vermeden worden door interdisciplinaire samenwerking.

Om het programma toegankelijk te maken voor een zo groot mogelijke groep ouders, kunnen enkele strategieën toegepast worden. Zo kan men de ecologische ‘fit’ of afstemming bevorderen tussen de interventie (materiaal, aantal sessies, vorm, …) en de context waarin de interventie plaatsvindt (thuis, op school, in een organisatie). Het is pas mogelijk een specifieke interventie uit te voeren wanneer daartoe de mogelijkheden voorhanden zijn: de ruimte, de tijd, de training van de opvoedingsondersteuner (Sanders, 2010).

Triple P is intellectuele eigendom van de Universiteit van Queensland. Via Triple P International wordt het programma wereldwijd geïmplementeerd. Vooraleer Triple P kan toegepast worden in een land vindt er een intensieve vertaalprocedure plaats. Resterende inkomsten van trainingen enz. keren terug naar de Universiteit van Queensland (Mihalopoulos, Sanders, Turner, Murphy-Brennan, & Carter, 2007). Voor het Triple P programma moet betaald worden in de vorm van training en accreditering van de opvoedings- ondersteuners. Dit werpt de vraag op of het

programma zijn geld waard is. Foster, Prinz, Sanders en Shapiro (2007) maakten een schatting van de kosten van het implementeren van Triple P op basis van gegevens in de staat South-Carolina (VS). Ze kwamen erop uit dat een universele media-aanpak minder dan 1 dollar per kind zou kosten in een populatie bestaande uit 100,000 gezinnen met jonge kinderen tussen 0 en 8 jaar. De kosten van de

training om op de verschillende niveaus ondersteuning aan te bieden bedroegen 11.74 dollar per kind.

Men noemt deze investering ‘bescheiden’ in het licht van de hoge kosten voor de maatschappij bij ernstige opvoedingsproblemen of kindermishandeling enerzijds, en de veronderstelde werkzaamheid van Triple P anderzijds. Daarnaast neemt men aan dat de universele component van het programma meerdere functies kan hebben, die nog niet in rekening zijn gebracht in de ‘opbrengst’ van het programma, zoals destigmatisering in het zoeken naar informatie en ondersteuning. Ook bij gedragsproblemen zouden de

(18)

baten van het implementeren van Triple P groter zijn dan de kosten die eraan verbonden zijn (Mihalopoulos et al., 2007).

Aan de Universiteit Antwerpen zijn in focusgroepen met opvoedingsondersteuners mogelijke knelpunten bij de implementatie van Triple P bediscussieerd. Uit dit onderzoek blijkt dat eerst en vooral het initiatief moet gedragen worden door de organisatie. Omdat Triple P een geprotocolleerd programma is, is het niet altijd evident om dat protocol in te passen in een organisatie die al op een bepaalde manier werkt, of die op een bepaalde manier moet registreren om subsidies te krijgen. Het is dan ook belangrijk dat het management van de organisatie achter Triple P staat, en eventuele problemen mee helpt oplossen. Uiteraard moet de organisatie ook voldoende financiële draagkracht hebben, voor de opleiding van de trainers. Tevens geven Triple P opvoedingsondersteuners aan dat de organisatie moet ondersteunen dat medewerkers die een Triple P training gevolgd hebben, voldoende tijd krijgen om het materiaal te verwerken, iets wat vaak onderschat wordt. Het is een pluspunt wanneer meerdere collega’s van een organisatie de kans krijgen om de training te volgen, ondermeer met het oog op intervisie. Tenslotte wordt het als een verrijking ervaren wanneer Triple P medewerkers vanuit

verschillende hulpverlenende organisaties kunnen samenwerken, over de grenzen van organisaties heen (Triple P België, persoonlijke communicatie).

(19)

Referenties

De Mey, W., Messiaen, V., Van Hulle, N., & Merlevede, E. (2005). Samen sterker Terug Op Pad. Een vroege interventie voor jonge kinderen met gedragsproblemen.

Amsterdam: Uitgeverij SWP.

Foster, E. M., Prinz, R. J., Sanders, M. R., & Shapiro, C. J. (2007). The costs of a public health infrastructure for delivering parenting and family support. Children and Youth Services Review, 30, 493-501.

Mihalopoulos, C., Sanders, M. R., Turner, K. M. T., Murphy-Brennan, M., & Carter, R. (2007). Does the Triple P – Positive Parenting Program provide value for money?

Australian and New Zealand Journal of Psychiatry, 41, 239-246.

Nieuwsbrief Triple P (2010, februari). Jaargang 3, nr 8.

Sanders, M. R. (2008). Positief ouderschap. [vertaling van: Every parent. A guide to constructive parenting.

2004]. Antwerpen: Standaard Uitgeverij.

Sanders, M. R. (2010). Adopting a public health approach to the delivery of evidence-based parenting interventions.

Canadian Psychology, 51, 17-23.

Sanders, M. R., Markie-Dadds, C., & Turner, K. M. T.

(2003). Theoretical, Scientific and Clinical Foundations of the Triple P‐Positive Parenting Program: A Population Approach to the Promotion of Parenting Competence.

Parenting Research and Practice Monograph, 1, 1-24.

Sanders, M. R., & Murphy-Brennan, M. (2010). Creating conditions for success beyond the professional training environment. Clinical Psychology: Science and Practice, 17, 31-34.

Sanders, M. R., & Prinz, R. J. (2008a). Using the mass media as a population level strategy to strengthen parenting skills. Journal of Clinical Child & Adolescent Psychology, 37, 609-621.

Sanders, M. R., & Prinz, R. J. (2008b). Ethical and professional issues in the implementation of population- level parenting interventions. Clinical Psychology:

Science and Practice, 15, 130-136.

Shapiro, C. J., Prinz, R. J., & Sanders, M. R. (2008).

Population-wide parenting intervention training: initial feasibility. Journal of Child and Family Studies, 17, 457- 466.

Turner, K. M. T., & Sanders, M. R. (2006). Dissemination of evidence-based parenting and family support

strategies: Learning from the TripleP-Positive Parenting Program System approach. Aggression and Violent Behavior, 11, 176-193.

Vandemeulebroecke, L. & Nys, K. (2002). Het concept opvoedingsondersteuning. In: Gezinspedagogiek Deel II: Opvoedingsondersteuning. In L. Vandemeulebroecke, H. Van Crombrugge, & H. Colpin, (Red.),

Gezinspedagogiek. Deel II: Opvoedingsondersteuning (p. 11-30). Leuven: Uitgeverij Garant.

Webster-Stratton, C., & Herman, K. C. (2010).

Disseminating incredible years series early-intervention programs: integrating and sustaining services between school and home. Psychology in the Schools, 47, 36-54.

Noot

Over Triple P bestaat veel literatuur ondermeer te consulteren via de internationale website van dit programma

(http://www.triplep.net/),

met een link naar de Belgische Triple P website (http://www38.triplep.net/),

en het Parenting and Family Support Centre van de University of Queensland, Australië

(http://www.pfsc.uq.edu.au/).

(20)

Triple P

VERSLAG VAN DE DIALOOGTAFELS

(21)

Woord vooraf

Uit de vele vragen die er in het werkveld over Triple P leven selecteerden we voor de dialoogtafels een vijftal thema’s :

Is Triple P bruikbaar voor maatschappelijk kwetsbare gezinnen of werkt het vooral bij ‘doorsnee’ gezinnen ?

Vraaggericht werken en gestandaardiseerde programma’s.

Waar rekening mee houden als je als gemeente of als organisatie kiest voor Triple P ?

Welke competenties worden verwacht van de begeleiders en hoe zet je in op ondersteuning ?

Kan je vanuit het Triple P kader ook aandacht hebben voor andere factoren buiten ouderlijke vaardigheden ?

Op 1 oktober kwamen een 100-tal actoren opvoedingsondersteuning samen om met elkaar in dialoog te gaan. EXPOO bood daartoe een platform om met alle betrokken partners – wetenschappers, opvoedingsondersteuners, beleidsmakers – en geïnteresseerden te dialogeren.

De neerslag van deze dialoog vind je als tweede deel van deze publicatie.

(22)

Verslag dialoogmoment 1

Is Triple P bruikbaar voor maatschappelijk kwetsbare gezinnen of werkt het vooral bij

‘doorsnee’ gezinnen ?

Patty De Bruyckere, coördinator van de

Opvoedingswinkel te Antwerpen, start de dialoog met haar ervaringen.

De opvoedingswinkel doet inspanningen om alle ouders en opvoedingsverantwoordelijken te bereiken, ook de kwetsbare groepen. De medewerkers van de opvoedingswinkel zijn opgeleid in Triple P en ervaren dit programma voor opvoedingsondersteuning zeker bruikbaar voor maatschappelijk kwetsbare gezinnen.

Een aantal elementen op een rij:

De vraaggerichte benadering van het Triple P maakt dat je kan aansluiten bij de vraag van de ouders en opvoedingsverantwoordelijken, dus ook als het kwetsbare ouders zijn.

Bij het uitvoeren van het Triple P programma is het belangrijk dat je actief luistert naar de ouder, niet veroordeelt en oplossingsvoorstellen afstemt op de culturele waarden en normen van de ouder.

Via Triple P kan je ouders een gereedschapskist aanbieden, waarbij de ouder beslist welke gereedschap hij of zij zal inzetten.

Termen en benamingen uit het Triple P programma zijn niet altijd eenvoudig te hanteren en vergen wat ‘vertaalwerk’. Dit kan via voorbeelden. Dit is ook de ervaring van bijv. de opvoedingswinkel van Mechelen die Triple P inzet o.a. bij allochtone gezinnen.

Vaak geeft de ouder aan dat er iets mis is met het kind, maar ziet hij de impact van zijn eigen gedrag niet en/of gaat hij of zij voorbij aan de context.

Opvoeden is echter steeds een wisselwerking en door bijv. het vertellen over gelijkaardige situaties, niet persoonlijk gericht, kunnen inzichten overgebracht worden.

Eigen aan de Triple P werkwijze zijn de ‘huiswerk’

opdrachten en de vraag om gedrag te monitoren.

Standaard krijgen ouders een lijstje met vragen voor opvolging en meting mee. In kwetsbare

gezinnen wordt naar alternatieven gezocht zoals het bijhouden aan de hand van een pot met knikkers.

Triple P werkt met een standaardprogramma bijv.

level 3 telt 4 sessies. Bij kwetsbare doelgroepen kan het aantal sessies en/of de duur van de sessies verhoogd worden. Dat is mogelijk in Triple P, zolang de volgorde binnen de methodiek gerespecteerd wordt.

Aan de dialoogtafel werd verder stilgestaan en gereflecteerd over:

Generatiearmen vormen een moeilijk te bereiken groep. De ervaring van en uit de verenigingen waarin armen het woord nemen, is het belang van een langdurige vertrouwensrelatie te kunnen opbouwen. Betekent dit dat kortdurende

ondersteuningsprogramma’s zoals

opvoedingsondersteuning niet direct geschikt ervaren worden ?

Opvoedingsondersteuning voor gezinnen met multipele problemen vraagt om een multipele aanpak. Er mag niet verwacht worden dat opvoedingsondersteuning alle problemen van kwetsbare gezinnen kan oplossen. Armoede is een probleem waar verschillende sectoren samen moeten aan werken en structurele maatregelen nemen bijv. op vlak van huisvesting, onderwijs, kinderopvang, enz.

In het omgaan met kwetsbare gezinnen is het voor elke begeleider zoeken en Triple P geeft houvast via de methodiek. De inzet van de begeleider in bijv. de vertaling en aanpassingen van het programma blijft echter cruciaal.

(23)

Heel wat inloopteams en andere organisaties werken met ervaringsgerichte groepen. Het betreft vaak ouders/ moeders uit verscheidene culturen die mekaar ontmoeten in de sfeer van ‘we zijn allemaal mama’s en vragen en luisteren naar elkaar. De begeleider werkt met de gegevenheden in de groep en met wat de groep aanbrengt. Dit is een andere werkvorm dan de Triple P groepsessies.

Triple P is ook in evolutie. Mede dankzij de dialoog met Vlaanderen is er evolutie in het bereik van maatschappelijk kwetsbare groepen. Het protocol is minder rigide geworden. Er is enige vrijheid, mits de volgorde van het programma gerespecteerd wordt.

De vraag stelt zich ook of het nodig is Triple P te ‘hervormen’ voor maatschappelijk kwetsbare

groepen. Is het wel wenselijk dat één programma voor iedereen bruikbaar is en/of Is het niet interessanter om ook in andere methodieken te investeren om bepaalde groepen

opvoedingsondersteuning aan te bieden.

Verscheidene methodieken kunnen zinvol naast elkaar bestaan.

Conclusie dialoogtafel Triple P en kwetsbare groepen :

Triple P is een waardevolle methodiek. Eigen aan Triple P is de vraaggerichte werkwijze die mogelijk maakt aan te sluiten bij de leefwereld van maat- schappelijk kwetsbare gezinnen. Aanpassingen in aantal en duur van de sessies is mogelijk. Naast Triple P zijn nog andere waardevolle methodieken.

Omwille van diversiteit van ouders en opvoedings- verantwoordelijken/gezinnen ervaart de groep het niet wenselijk voor iedereen eenzelfde programma in te zetten.

In de problematiek van generatiearmoede is

opvoedingsondersteuning zeker niet de enige speler maar is het werken aan de ruime maatschappelijke context essentieel.

Het beleid en organisaties zouden kansengroepen meer kunnen betrekken bij de uitbouw van

opvoedingsondersteuning.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Uiteindelijk wordt er dan ook naar gestreefd dat deze ouders waar nodig en mogelijk gebruik kunnen maken van de reguliere hulp?. Het is echter goed om ons te realiseren dat er altijd

Er zijn verschillende andere elementen in de ruimte die ontmoeting kunnen stimuleren: een centrale tafel, waar ouders niet alleen samen koffie drinken of eten, maar met

Werk aan een ondersteunende en warme relatie met je kind; dit kan door goed te kijken en goed te luisteren naar wat je kind nodig heeft en daarop in te gaan.. Kinderen hebben

Triple P Family Transitions is een groepscursus voor ouders die net gescheiden zijn en die willen leren omgaan met de veranderingen die een echtscheiding met zich meebrengt.. De

Although Triple P is put to wide use in the Netherlands and research into its effectiveness has taken place, the suitability of the programme and its effectiveness for migrant

Met dat doel voor ogen werd in Vlaanderen (meer bepaald de provincie Antwerpen) gestart met de geleidelijke implementatie van het van oorsprong Australische programma

Er zijn in 2010 vooral ouders van jonge kinderen bereikt, dit heeft onder andere te maken met het feit dat het aanbod Triple P voor ouders van tieners pas veel later van start

This is also possible at national level in the form of a Citizens' Council, with the challenge: an Agriculture and Food Agreement aimed at a triple healthy food system..