• No results found

Gelderland laat van je horen!

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Gelderland laat van je horen!"

Copied!
155
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)
(3)

Het is niet voor het eerst dat de provincie Gelderland

zich bezighoudt met interactieve beleidsvorming, een

proces waarbij participanten hun aandeel hebben in de

totstandkoming van één of meerdere fasen van beleid. Zo is

in 2005 onderzoek gedaan naar het gebruik van interactief

beleid. Nadat er in 2006 een Statennotitie werd geschreven

met daarin de belangrijkste aanbevelingen uit dat onderzoek,

is er nauwelijks bijgehouden wat er met de aanbevelingen

is gedaan. In tegenstelling tot interactieve beleidsvorming,

is er over sociale media veel minder bekend binnen de

provincie Gelderland. Toch wil de organisatie meer gericht

gebruik maken van deze nieuwe media. Dit onderzoek

is daarom uitgevoerd om inzichtelijk te maken hoe de

provincie Gelderland interactieve beleidsvorming inzet, en

om de mogelijkheden die sociale media daarbij bieden te

onderzoeken. De volgende vragen staan hierbij centraal:

• Hoe zet de provincie Gelderland op dit moment

interactief beleid in en hoe kan deze provincie interactieve

beleidsvorming verder ontwikkelen?

• Op welke manier kunnen sociale media bijdragen

aan interactieve beleidsvorming binnen de provincie

Gelderland?

Bij aanvang van dit onderzoek, zijn verschillende doelen

opgesteld. Deze gaan in op:

• Praktijk: de inzet van interactieve beleidsvorming en

sociale media binnen de provincie Gelderland;

• Kennis: de kennis die medewerkers van de provincie

Gelderland hebben van interactieve beleidsvorming en

sociale media;

• Ervaring: de ervaring die medewerkers van zowel de

provincie Gelderland als van enkele andere overheden

hebben met de inzet van (sociale media bij) interactieve

beleidsvorming. Om dit inzichtelijk te krijgen is gesproken

met medewerkers van de volgende overheidsorganisaties:

Centrum Publieksparticipatie, gemeente Arnhem,

gemeente Ede, provincie Overijssel en de provincie

Zuid-Holland.

Hierna volgen de opvallendste resultaten uit het onderzoek.

Een derde van de medewerkers heeft ervaring met interactieve

beleidsvorming. Zij geven dit beleid vorm door te overleggen

met collega’s. Opvallend is dat daarbij geen gebruik wordt

gemaakt van bijvoorbeeld de Handreiking Interactief beleid

die binnen de provincie is verspreid. Verder blijkt dat het

stellen van doelen, de evaluatie en de terugkoppeling naar

participanten nog niet bij elke medewerker standaard in het

proces is opgenomen. Hier liggen dan ook zeker kansen voor

de provincie. Door een goede structuur aan te brengen in

het interactieve beleidsproces, helpt het de medewerkers

interactief beleid uit te voeren. Daarmee komt de provincie

de medewerkers zeker tegemoet. Veel medewerkers geven

aan het lastig te vinden het interactieve proces vorm te geven.

Dat medewerkers beseffen dat maatwerk het interactieve

proces versterkt, is eveneens van belang. Zo geeft het Model

Belevingswereld Participant aan dat het belangrijk is te

begrijpen wie de doelgroep is, en hoe zij het beste benaderd

kan worden. Om het interactieve beleidsvormingsproces te

versoepelen, geven medewerkers aan behoefte te hebben

aan samenwerking met andere afdelingen, zoals de afdeling

Communicatie.

Samenwerking tussen verschillende afdelingen kan helpen

de kennis binnen de organisatie over zowel interactieve

beleidsvorming als sociale media te verbreden. Deze behoefte

is er, omdat velen aangeven niet te weten wat de meerwaarde

is van sociale media en ook de kansen en valkuilen niet kunnen

benoemen. Het gevolg daarvan is dat sociale media nog

nauwelijks worden ingezet bij interactieve beleidsvorming. Dit

terwijl de meeste medewerkers wel één of meerdere accounts

hebben op deze media. Op dit punt valt voor de provincie

dan ook voldoende winst te behalen. Door de oprichting van

de werkgroep Sociale media wordt daar inmiddels al hard

aan gewerkt. Toch blijft het de aandacht van de provincie

verdienen. Zo is het ook bij sociale media van belang voor elk

proces doelen te stellen en te weten wie de doelgroep is om

continuïteit van het proces te waarborgen.

Om de provincie te ondersteunen bij de genoemde

uitdagingen, zijn de volgende adviezen opgesteld:

• Zorg voor een gezamenlijke verantwoordelijkheid tussen

afdelingen die te maken hebben met de beleidsvorming

en afdelingen die daarbij ondersteuning kunnen bieden;

• Zorg voor voldoende faciliteiten binnen de organisatie,

zodat medewerkers met sociale media aan de slag kunnen

gaan;

• Organiseer een vervolg op de kennismiddag over sociale

media van 12 mei 2011, zodat wordt gewerkt aan

bewustwording rondom interactieve beleidsvorming

en sociale media. Tevens is dit een eerste stap waarbij

medewerkers ervaringen en kennis kunnen delen.

• Speel in op ontwikkelingen. Op die manier kunnen de

middelen elkaar blijven versterken. Vervolgonderzoek kan

hierbij van belang zijn.

(4)

It is not the first time that the province of Gelderland is

engaged in interactive policy-making in which participants have

their share in the creation of one or more phases of policy.

For example, in 2005 research has been done on the use of

interactive governance. After that, in 2006 a state note was

written about the most important recommendations from the

research in 2005. Unfortunately it is hardly tracked resulted

from the recommendations that were made .In contrast

to interactive policy, little is known about social media.

Nevertheless the province of Gelderland would like to make a

more targeted use of these media. Therefore the present study

is conducted to clarify how the province of Gelderland uses

interactive policy, and to investigate the possibilities that social

media provide. These are the central questions:

• How does the province of Gelderland use interactive

policy-making and how can it be developed further?

• How can social media contribute to interactive governance

within the province of Gelderland?

At the start of this study several goals are set, which focus on:

• Practice: the use of interactive policy-making and social

media in the province of Gelderland;

• Knowledge: the knowledge that employees of the

province have on interactive policy-making and social

media;

• Experience: the experience of both employees of the

province of Gelderland and several other governments

with the use of (social media in) interactive

policy-making. For this purpose, employees of the government

organizations Public Participation, municipality of Arnhem,

municipality of Ede, province of Overijssel and the

province of Zuid-Holland participated in the study.

This research shows that over one third of the employees has

experience with interactive governance.

They mainly form this policy by consulting with colleagues.

It is striking that there is virtually no use of for example the

‘Handreiking interactief beleid’ (guide of interactive

policy-making) which has been spread within the province.

Furthermore it was found that setting goals, evaluation and

feedback to the participants were not always standard parts

in the process for every employee. This is where there are

chances for the province. By bringing up a good structure

for interactive policy-making, it can help the employees

with implementing interactive policy-making. In this way the

province surely helps the employees, since many of them

brought up that implementing interactive policy-making is a

hard task to them. Employees should realize that customized

work strengthens the interactive process. The ‘Model

Belevingswereld Participant’ (Model Perception Participant)

states that it is important to understand who the target group

is and how it can be approached best. Employees say they

feel the need to work together with other departments, such

as the communication department, in order to smoothen the

interactive policy-making process.

Cooperation between departments can broaden the

knowledge on both interactive policy-making and social

media inside the organization. Clearly there is need for this

knowledge, since many employees have indicated that they

don’t know what the added value of the use of social media

in interactive policy-making is. The consequence is that social

media are rarely used in interactive policy-making, while most

of the employees have one or more accounts on these media.

The province can make considerable progress at this point.

The team Social media is currently working hard on it. Still

permanent focus of the province has to be on the subject. In

every process targets on social media should be set and the

target group should be found to ensure the continuity of the

process.

In order to support the province with the challenges

mentioned, the following advices are made:

• Take care of a joined responsibility between departments

that deal with policy making and the departments which

can support this.

• Provide sufficient facilities within the organization, giving

the employees easy access to social media.

• Organize a follow up on the introduction day of May

12, 2011 so the province can work on awareness of the

possible steps to be taken on interactive policy-making

and social media. At the same time this is the first

moment in which employees can share knowledge and

experiences.

• Go with trends. In this way, the funds continue to

strengthen each other. Further research may be of

interest.

(5)

SAMENVATTING

3

SUMMARY

4

VOORWOORD

7

1. INLEIDING

8

1.1 Aanleiding van het onderzoek

8

1.2 Context van de organisatie en achtergronden

8

1.3 Doel van het onderzoek

9

1.4 Vraagstelling en deelvragen

9

1.5 Leeswijzer

9

1.6 Verantwoording taakverdeling

10

2. THEORETISCH KADER

11

2.1 Interactieve beleidsvorming

11

2.1.1. Wat is interactieve beleidsvorming?

11

2.1.2. Aan welke ontwikkelingen is interactief beleid de laatste

jaren onderhevig?

16

2.2 Sociale media

17

2.2.1 Wat zijn sociale media?

17

2.2.2 Wat zijn de opvallendste ontwikkelingen in de afgelopen

vijf jaar?

19

2.2.3 Vormen van sociale media

19

2.2.4 Gebruikers van sociale media

22

2.2.5 Sociale media en de overheid

23

2.2.6 Sociale media bij interactieve beleidsvorming

23

3. METHODE

25

3.1 Populatie, steekproefverantwoording

25

3.2 Respons en non-respons

25

3.3 Meetinstrumenten

25

3.4 Dataverzameling

26

3.5 Analysemethoden

26

4. RESULTATEN

27

4.1 Algemeen

27

4.2 Resultaten interactieve beleidsvorming en sociale media

27

4.2.1 Deelvraag 1: Wat is interactief beleid en welke vormen

van interactief beleid zijn er?

27

4.2.2 Deelvraag 2: Aan welke ontwikkelingen is interactief beleid de

laatste jaren onderhevig?

28

4.2.3 Deelvraag 3: Hoe zet de provincie Gelderland op dit moment

interactieve beleidsvorming in?

28

4.2.4 Deelvraag 4: Zijn er factoren die de aanloop naar interactief

beleid binnen de provincie Gelderland vergemakkelijken of

belemmeren?

35

4.2.5 Deelvraag 5: Wat zijn succes- en faalfactoren van huidige

interactieve beleid bij de provincie Gelderland en bij enkele andere

overheden?

38

4.2.6 Deelvraag 6: Wat zijn sociale media en wat zijn de opvallendste

ontwikkelingen in de afgelopen vijf jaar?

40

(6)

4.2.7 Deelvraag 7: Welk(e) effect(en) kan de provincie Gelderland

bereiken met de inzet van sociale media bij interactieve

beleidsvorming?

42

4.2.8 Deelvraag 8: Welke aanbevelingen kunnen aan de provincie

Gelderland worden gedaan met betrekking tot de inzet van sociale

media bij interactieve beleidsvorming?

49

5. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN

5.1 Conclusies per deelvraag

5.1.1 Deelvraag 1: Wat is interactief beleid en welke vormen

van interactief beleid zijn er?

52

5.1.2 Deelvraag 2: Aan welke ontwikkelingen is interactief beleid de

laatste jaren onderhevig?

52

5.1.3 Deelvraag 3: Hoe zet de provincie Gelderland op dit moment

interactieve beleidsvorming in?

52

5.1.4 Deelvraag 4: Zijn er factoren die de aanloop naar interactief

beleid binnen de provincie Gelderland vergemakkelijken of

belemmeren?

53

5.1.5 Deelvraag 5: Wat zijn succes- en faalfactoren van huidige

interactieve beleid bij de provincie Gelderland en bij enkele andere

overheden?

53

5.1.6 Deelvraag 6: Wat zijn sociale media en wat zijn de opvallendste

ontwikkelingen in de afgelopen vijf jaar?

54

5.1.7 Deelvraag 7: Welk(e) effect(en) kan de provincie Gelderland

bereiken met de inzet van sociale media bij interactieve

beleidsvorming?

55

5.2 Eindconclusie op basis van hoofdvraag I

55

5.3 Eindconclusie op basis van hoofdvraag II

55

5.4 Aanbevelingen

56

6. ADVIEZEN

59

6.1 Geef een vervolg aan de kennismiddag over sociale media

59

6.2 Bied voldoende steun en faciliteiten voor inzet van sociale media bij

interactieve beleidsvorming

59

6.3 Stuur aan op de gezamenlijke verantwoordelijkheid van afdelingen

59

6.4 Speel in op ontwikkelingen

60

7.IMPLEMENTATIEPLAN

61

8. METHODOLOGISCHE REFLECTIE

62

8.1 Reflectie op literatuuronderzoek

62

8.2 Reflectie op kwantitatief onderzoek

62

8.3 Reflectie op kwalitatief onderzoek

62

LITERATUURLIJST

63

BIJLAGEN

Bijlage I

Organogram provincie Gelderland

Bijlage II

Vragenlijst online enquête

Bijlage III

Codeboek

Bijlage IV

Aanvullende grafieken

Bijlage V

Uitwerkingen open vragen enquête

Bijlage VI

Interviewscript

Bijlage VII

Uitwerking codering interviews

Bijlage VIII

Uitwerking interviews

(7)

Na vijf maanden onderzoek is dit rapport over interactieve

beleidsvorming en de inzet daarbij van sociale media een

feit. Een onderzoek in opdracht van de provincie Gelderland

en daarnaast een afstudeeropdracht vanuit de opleiding

Communicatie aan de Christelijke Hogeschool Ede. Het is voor

ons een uitdaging geweest om in die periode de wereld in te

duiken van interactieve beleidsvorming en sociale media. Het

zijn onderwerpen die ons persoonlijk aanspreken. We hebben

dan ook met veel plezier aan dit onderzoek gewerkt.

In het derde jaar van onze opleiding hebben we de

verdiepingsminor Overheid en Non-profit gevolgd.

Om die reden is gekozen om af te studeren bij een

overheidsorganisatie, in dit geval de provincie Gelderland.

Mark wilde daarbij graag onderzoek doen naar sociale

media. Juist omdat zijn interesse ligt bij de ontwikkeling van

het communicatievak. Inmiddels is sociale media daarin

niet meer weg te denken, waardoor de keuze voor een

afstudeeronderwerp snel was gemaakt. Janita maakte een

andere keuze. De laatste jaren van de opleiding Communicatie

is zij meer geïnteresseerd geraakt in de externe communicatie.

Na een aantal colleges gevolgd te hebben over interactieve

beleidsvorming, bleek dit onderwerp een goede combinatie te

zijn van externe communicatie en het overheidsleven. Janita

wilde graag meer de diepte ingaan en het idee was gewekt op

dit onderwerp af te studeren. Toen de provincie Gelderland

ons vroeg om een onderzoek naar interactieve beleidsvorming

en de inzet van sociale media daarbij, hebben we de koppen

bij elkaar gestoken en deze uitdaging met vier handen

aangepakt.

De afronding van het onderzoek door middel van dit rapport,

betekent voor ons een afsluiting van de vierjarige

hbo-opleiding Communicatie. We hopen dat het voor de provincie

Gelderland juist een begin is. Een begin om interactieve

beleidsvorming en de inzet daarbij van sociale media verder te

ontwikkelen.

Zonder de input van anderen was dit rapport niet

geworden wat het nu is. Allereerst bedanken wij onze

praktijkbegeleidster vanuit de provincie, Moniek Bluyssen,

voor haar goede hulp en kritische blik. Als klankbord trad

Marieke Dijkstra op. Wij danken haar voor haar visie op

het onderzoek vanuit de afdeling Beleid en Strategie.

Onze docentbegeleiders Peter Jansen en Jan Jaap André

zijn wij erkentelijk voor hun waardevolle feedback op de

conceptrapporten en de begeleiding vanuit de opleiding.

Daarnaast bedanken we alle medewerkers van de provincie

Gelderland die de enquête hebben ingevuld, meewerkten

aan een interview of deelnamen aan een brainstormsessie.

Ook bedanken we de medewerkers van Centrum

Publieksparticipatie, gemeente Arnhem, gemeente Ede,

provincie Overijssel en provincie Zuid-Holland voor het delen

van hun ervaring met interactieve beleidsvorming en sociale

media. Verder bedanken we iedereen die, op welke wijze dan

ook, heeft geholpen aan de totstandkoming van dit rapport.

Wij wensen u veel leesplezier toe!

Arnhem, juni 2011

(8)

1.1 Aanleiding van het onderzoek

Begin 2011 heeft de afdeling Communicatie van de provincie

Gelderland opdracht gegeven om onderzoek te doen naar

interactieve beleidsvorming. In 2005 is in opdracht van de

Commissie van Onderzoek van Provinciale Staten onderzoek

gedaan naar interactieve beleidsvorming. Naar aanleiding

hiervan is in 2006 een Statennotitie opgesteld over dit

onderwerp. Sinds het verschijnen van de Statennotitie is er

geen zicht op de inzet van interactieve beleidsvorming en heeft

er geen monitoring plaatsgevonden.

Door de afdeling Communicatie is ook gevraagd onderzoek

te doen naar het gebruik van sociale media bij interactieve

beleidsvorming. Sociale media zijn nieuwe middelen die

ingezet kunnen worden bij het realiseren van beleid.

De belangrijkste conclusies uit het onderzoek uit 2005 van de

Commissie van Onderzoek van Provinciale Staten zijn:

• De provincie bereidt in de planprocessen de interactieve

aanpak summier voor, maar de randvoorwaarden voor

een interactief proces zijn meestal in voldoende mate

aanwezig;

• De processen waren interactief, maar er zijn

kanttekeningen omtrent de transparantie, de

betrokkenheid van alle partijen en de rol van de politiek;

• De interactieve aanpak leidt vooral tot draagvlak en

commitment van andere partijen en tot goodwill voor de

provincie, maar ‘het ijs is dun’: de geboekte resultaten

kunnen ook heel snel weer verspeeld worden.

De belangrijkste aanbevelingen die zijn gedaan zijn:

• De provincie moet doorgaan met interactieve aanpak van

planprocessen;

• Een betere voorbereiding en inkadering is gewenst;

• Vergroting van transparantie en politieke betrokkenheid;

• Boek de winst in de uitvoering.

De conclusies en aanbevelingen uit het onderzoek zijn

vertaald in een Handreiking Interactieve beleidsvorming,

een leermodule interactieve beleidsvorming en een

raadpleegfunctie hoe interactieve beleidsvorming in te zetten.

De leermodule en de raadpleegfunctie zijn te vinden op de

intranetsite van de provincie Gelderland.

Na het verschijnen van de Statennotitie is niet bekend

wat er binnen de provincie Gelderland met interactieve

beleidsvorming is gebeurd en wat de effecten daarvan zijn. Dat

betekent niet dat er niets meer aan gedaan is, wel dat er geen

zicht op is en er geen monitoring heeft plaatsgevonden. Er is

geen overzicht van de toepassing (vorm en middelen) en het

gebruik (aantal en frequentie) van interactieve beleidsvorming.

Ook is niet duidelijk of alle medewerkers van de provincie

Gelderland op de hoogte zijn van de Statennotitie en of en in

welke mate de aanbevelingen zijn uitgevoerd in de praktijk.

Dat was voor de afdeling Communicatie aanleiding om dit

onderzoek te laten uitvoeren.

Ook andere overheidsorganisaties zijn bezig met interactieve

beleidsvorming. Het onderwerp heeft in 2010 onder andere

binnen de provincie Zuid-Holland in de aandacht gestaan.

Provinciale Staten van Zuid-Holland heeft in maart 2010 de

Beleidsvisie Interactief werken vastgesteld. Om die reden

wordt in dit onderzoek ook gekeken naar de toepassing en het

gebruik van (sociale media bij) interactieve beleidsvorming

binnen andere overheidsorganisaties, zoals de provincie

Zuid-Holland. Daarnaast zijn ervaringen uitgewisseld met

medewerkers van de provincie Overijssel, de gemeenten

Arnhem en Ede en het Centrum Publieksparticipatie (CPP) in

Den Haag. De kern uit die gesprekken is meegenomen in dit

onderzoek.

1.2 Context van de organisatie en achtergronden

Gelderland is qua oppervlakte de grootste provincie van

Nederland. De provincie bestaat uit 56 gemeenten en heeft

circa twee miljoen inwoners. Arnhem is de hoofdstad van

Gelderland. Het is de stad waar het Huis der Provincie staat en

van waaruit de provincie wordt bestuurd. De provincie heeft

een middenpositie in het bestuur van Nederland en staat

daarmee tussen het Rijk en de gemeenten in.

De provinciale organisatie heeft een politiek deel en een

ambtelijk deel, waar gezamenlijk circa vijftienhonderd

medewerkers actief zijn. De commissaris van de Koningin geeft

leiding aan het politieke bestuur: Provinciale Staten (algemeen

bestuur) en Gedeputeerde Staten (dagelijks bestuur). Het

bestuur wordt ondersteund door de ambtelijke organisatie, die

Gedeputeerde Staten van advies voorziet en het vastgestelde

beleid uitvoert.

(9)

ordening, verkeer en vervoer, economie, agrarische zaken,

milieu, recreatie, natuur en landschap, welzijn, cultuur,

bestuurlijke organisatie en toezicht op waterschappen en op

de financiën van gemeenten.

Tijdens het opstellen van dit rapport had de provinciale

organisatie afdelingen die meerdere beleidsterreinen

omvatten. De diverse vakgebieden spelen bij veel

projecten een rol. Er wordt intensief samengewerkt. In

de provincieorganisatie zijn specialisten van meerdere

vakgebieden binnen één afdeling vertegenwoordigd. De

organisatie heeft vier pijlers:

• Beleid en Strategie (afdelingen die het beleid ontwikkelen)

• Programmeren en Contracteren (afdelingen die het

beleid vertalen naar concrete uitvoeringsprogramma’s en

samenwerkingsverbanden)

• Uitvoering (afdelingen die er voor zorgen dat de plannen

worden gerealiseerd)

• Dienstverlening en Bedrijfsvoering (afdelingen die de

totale organisatie ondersteunen bij de werkzaamheden)

Zie bijlage I voor een organogram van de provincie Gelderland.

1.3 Doel van het onderzoek

Voor dit onderzoek is een aantal doelen geformuleerd. Deze

zijn opgesplitst in drie delen: praktijk, kennis en ervaring.

Dit onderzoek kijkt vooral naar hoe medewerkers van de

provincie Gelderland in de praktijk omgaan met interactieve

beleidsvorming en sociale media daarbij inzetten. Daarnaast

richt het onderzoek zich op de kennis die medewerkers

hebben van deze twee onderwerpen. Ook wordt gekeken

naar de ervaring van medewerkers, en de ervaring die andere

overheidsorganisaties hebben op het gebied van interactieve

beleidsvorming en het gebruik van sociale media daarbij.

• Praktijk

o Inzicht krijgen in de toepassing (vorm en middelen)

en het gebruik (aantal en frequentie) van interactieve

beleidsvorming binnen de provincie Gelderland;

o Inzicht krijgen in het gebruik van sociale media

bij interactieve beleidsvorming binnen de provincie

Gelderland;

• Kennis

o Inzicht krijgen in kennis die medewerkers van de

provincie Gelderland hebben over (de inzet van sociale

media bij) interactieve beleidsvorming;

o Inzicht krijgen in kennis van enkele andere overheden

over (de inzet van sociale media bij) interactieve

beleidsvorming;

• Ervaring

o Inzicht krijgen in de ervaring die medewerkers van

de provincie Gelderland hebben met (de inzet van

sociale media bij) interactieve beleidsvorming,

alsmede het effect ervan;

o Inzicht krijgen in de ervaring die enkele andere

overheden hebben met (de inzet van sociale media

bij) interactieve beleidsvorming, alsmede het effect

ervan.

1.4 Vraagstelling en deelvragen

Gezien de samenhang tussen de onderwerpen interactieve

beleidsvorming en sociale media, is dit onderzoek opgesplitst

in twee hoofdthema’s:

1. Interactieve beleidsvorming

2. Sociale media bij interactieve beleidsvorming

Om die reden kent dit rapport twee hoofdvragen. De

deelvragen zijn onderverdeeld

per thema.

Hoofdvragen

I. Hoe zet de provincie Gelderland op dit moment

interactief beleid in en hoe kan deze provincie interactieve

beleidsvorming verder ontwikkelen?

II. Op welke manier kunnen sociale media bijdragen

aan interactieve beleidsvorming binnen de provincie

Gelderland?

Deelvragen

Interactieve beleidsvorming

1. Wat is interactief beleid en welke vormen van interactief

beleid zijn er?

2. Aan welke ontwikkelingen is interactief beleid de laatste

jaren onderhevig?

3. Hoe zet de provincie Gelderland op dit moment interactief

beleid in?

4. Zijn er factoren die de aanloop naar interactief beleid

binnen de provincie Gelderland vergemakkelijken of

belemmeren?

5. Wat zijn succes- en faalfactoren van het huidige

interactieve beleid bij de provincie Gelderland en bij

enkele andere overheden?

Sociale media bij interactieve beleidsvorming

6. Wat zijn sociale media en wat zijn de opvallendste

ontwikkelingen in de afgelopen vijf jaar?

7. Welk(e) effect(en) kan de provincie Gelderland

bereiken met de inzet van sociale media bij interactieve

beleidsvorming?

8. Welke aanbevelingen kunnen aan de provincie Gelderland

worden gedaan met betrekking tot de inzet van sociale

media bij interactieve beleidsvorming?

1.5 Leeswijzer

Hoofdstuk 1 van dit rapport beschrijft de aanleiding en

het doel van dit onderzoek. Daarnaast geeft het een korte

beschrijving van de opdrachtgever, de provincie Gelderland.

Ook komen de hoofd- en deelvragen, die de basis vormen

van dit onderzoek, aan de orde. Hoofdstuk 2 vormt het

theoretisch kader dat is samengesteld aan de hand van

(10)

literatuur over interactieve beleidsvorming en sociale media.

Het derde hoofdstuk gaat in op de populatie waarover in

dit rapport uitspraken worden gedaan. Verder beschrijft

het de respons en non-respons van de online enquete, de

gebruikte meetinstrumenten, de dataverzameling en de

analysemethode. In hoofdstuk 4 staan de resultaten centraal.

Hoofdstuk 5 gaat in op de conclusies per deelvraag. Ook

komen daarin de aanbevelingen terug. Naar aanleiding

van de conclusies en aanbevelingen, zijn adviezen

geformuleerd. Deze zijn terug te vinden in hoofdstuk 6. Het

implementatieplan vormt hoofdstuk 7. Het achtste hoofdstuk

is de methodologische reflectie. Hierna volgt de literatuurlijst

en diverse bijlagen’.

1.6 Verantwoording taakverdeling

Op 1 februari 2011 zijn wij, Janita Schimmel en Mark

van Gameren, vanuit de opleiding Communicatie aan de

Christelijke Hogeschool Ede afzonderlijk begonnen aan een

afstudeerproject voor de provincie Gelderland. Janita was

gevraagd onderzoek te doen naar het gebruik en de toepassing

van interactieve beleidsvorming binnen de provincie. Mark had

de taak gekregen in kaart te brengen of en zo ja, welke sociale

media hierbij worden ingezet.

Tijdens het onderzoeksproces werd al snel duidelijk dat

beide onderzoeken en beide onderwerpen veel raakvlakken

hadden met elkaar. Ondanks dat we allebei een apart

onderzoeksplan hadden ingeleverd bij onze docentbegeleiders,

hebben we ervoor gekozen om dit onderzoek samen uit te

voeren. Hiermee kwamen we tegemoet aan de wens van de

opdrachtgever. Bovendien was het mogelijk om conclusies,

aanbevelingen en adviezen beter met elkaar te verbinden.

Het opstellen, uitzetten en verwerken van de online enquête is

gezamenlijk gebeurd. Vooral bij het verwerken van de data is

geen onderscheid gemaakt tussen beide onderwerpen, maar

zijn de taken zo evenredig mogelijk verdeeld. Datzelfde geldt

voor de drie brainstormsessies als voor de interviews met

medewerkers van de provincie Gelderland en medewerkers

van andere overheidsorganisaties.

Bij het samenstellen van dit rapport hebben we ons zoveel

mogelijk gefocust op ons ‘eigen’ onderwerp. De aanbevelingen

en adviezen hebben we vervolgens gezamenlijk opgesteld.

De Nederlandstalige samenvatting heeft Janita geschreven,

evenals het voorwoord, hoofdstuk 2 en hoofdstuk 8. Daarnaast

heeft Janita zich beziggehouden met de vormgeving van

dit rapport. Beide hebben we aan de Engelse samenvatting

gewerkt. Mark heeft op zijn beurt het inleidende hoofdstuk,

deze verantwoording van de taakverdeling en het

implementatieplan geschreven. Ook heeft Mark het gehele

rapport doorgenomen,om zo de laatste taal- en stijlfouten te

verwijderen.

(11)

2.1 Interactieve beleidsvorming

2.1.1. Wat is interactieve beleidsvorming?

Het proces van interactieve beleidsvorming kent veel definities,

evenals dat er veel termen voor dit proces in omloop zijn.

Om een aantal voorbeelden van de verschillende termen te

noemen: De Graaf schrijft: “In de bestuurskunde wordt de

term ‘interactief beleid’ gehanteerd, of synoniemen zoals

interactief bestuur, interactieve beleidsvoering en interactieve

beleidsvorming” (Graaf, 2009, in: Bestuurswetenschappen

nr.2, p.53). Klinkers noemt een aantal andere termen:

“Rondom het woord ‘beleid’ zijn in de afgelopen jaren

veel afgeleide begrippen opgedoken, zoals bijvoorbeeld

omgevingsverkenning, open planproces, procesmanagement,

quick scan, delphi-methode, resultaatgerichte processturing,

of interactief beleid maken” (Klinkers, 2002, p.13). Daarnaast

worden ook publieksparticipatie (door onder andere Centrum

Publieksparticipatie) en burgerparticipatie (door onder andere

Vereniging Nederlandse Gemeenten) vaak gebruikt om een

interactief proces te benoemen.

Wat zijn nu de overeenkomsten tussen al deze verschillende

termen? Klinkers geeft er een antwoord op: “Eigenlijk doelen

ze allemaal min of meer op een en dezelfde manier van

overheidshandelen, namelijk ‘werken van buiten naar binnen’

en ‘werken van onderop’“ (Klinkers, 2002, p.13).

Tussen al deze verschillende termen door wordt in de

literatuur ook duidelijk dat de één duidelijk positiever

tegenover interactieve beleidsvorming staat dan de ander. Het

is goed te weten dat die verschillen in meningen er zijn. Zo

noemt Ankersmit dat het begrip interactieve beleidsvorming

overbodig is gemaakt (Ankersmit, 2008, p.144), nadat hij enige

kritiekpunten van interactieve beleidsvorming heeft opgesomd

(Ankersmit, 2008, p.135-136). Aan de andere kant schrijft

Verschoore juist: “Ik vind het nog veel belangrijker dat wij ons

met z’n allen richten op de aanpak van publieksparticipatie,

dan hoe je het ‘beestje’ uiteindelijk noemt” (CPP, 2011).

Een definitie

De aanpak van interactief beleid: welke definitie wordt

daaraan gegeven? In dit rapport wordt als werkdefinitie de

definitie van Pröpper aangehouden:

Interactief beleid betekent dat een overheid in

een zo vroeg mogelijk stadium burgers,

maatschappelijke organisaties, bedrijven en/of andere

overheden bij het beleid betrekt om in open

wisselwerking met hen tot de voorbereiding,

bepaling, de uitvoering en/of de evaluatie van beleid

te komen. (Pröpper,2009, p.33)

Deze definitie is om een aantal redenen gekozen. Ten eerste

omdat Pröpper duidelijk weergeeft dat het bij interactieve

beleidsvorming niet alleen gaat om burgers, maar juist ook

om participatie met andere partijen. Daarmee trekt Pröpper

zijn definitie breder dan dat Van Woerkum bijvoorbeeld doet,

die alleen de burgers noemt in zijn definiëring van interactieve

beleidsvorming. (Woerkum, 2000, p.1) Voor de provincie

Gelderland is het juist belangrijk de brede doelgroep in de

definitie mee te nemen, gezien zij veelal meer met andere

partijen heeft te maken dan met burgers in het algemeen.

Een tweede reden om de definitie van Pröpper aan te

houden is dat hij een duidelijke fasering aangeeft in het

beleid. Interactieve beleidsvorming kan plaatsvinden van de

probleemdefiniëring tot aan de evaluatiefase. Die duidelijke

fasering in beleidsprocessen komt vaak niet terug in andere

definities. Kijkend naar wat bijvoorbeeld Van der Arend schrijft,

heeft zij het in de rol van participant vooral over het ‘maken

van een beleid’(Arend, 2007, p.2).

Een derde reden waarom deze definitie aanspreekt, is dat

Pröpper uitlegt de inhoudelijke openheid van belang te vinden:

“Onder inhoudelijke openheid verstaan we de ruimte van

nieuwe ideeën, plannen en handelingen (formulering van

problemen en van beleid) en de ruimte om af te wijken van

de opvattingen, voornemens en handelingskaders van het

bestuur” (Pröpper, 2009, p.63).

Een laatste reden om voor de definiëring van Pröpper te

kiezen, is dat deze definiëring ook is gebruikt in het onderzoek

naar interactieve beleidsvorming in 2005 in opdracht van

de Commissie van Onderzoek van Provinciale Staten

(H&S-adviseurs, 2006, p.3). Het zou binnen de organisatie tot

onnodige verwarring leiden als de naam verandert, terwijl

hetzelfde proces bedoeld wordt.

Voorwaarden en vormen van interactief beleid

Aan de hand van verschillende voorwaarden kan er gekeken

worden of beleid geschikt is om op een interactieve manier

tot stand te brengen. Deze voorwaarden worden hieronder

(12)

behandeld. Vervolgens wordt er ingegaan op de vormen van

interactieve beleidsvorming. Het Model Belevingswereld

Participant en de participatieladder interactieve

beleidsvorming spelen hierbij een rol.

In de literatuur worden verschillende voorwaarden voor

interactieve beleidsvorming genoemd. De ene schrijver

noemt er net één meer dan de ander. Om het overzichtelijk

te houden, worden in dit theoretisch kader de meest

voorkomende voorwaarden genoemd, opgesteld door Pröpper.

Hij geeft daarbij aan dat over het algemeen geldt: hoe meer er

aan de kernvoorwaarden in de beleidssituatie is voldaan, hoe

interactiever de bestuursstijl kan zijn (Pröpper, 2009, p.84). De

kernvoorwaarden zijn:

1. Openheid: dat geldt voor zowel het bestuur als de

participanten;

2. Duidelijkheid over de rol en inbreng van het bestuur en

van de participant(en);

3. Meerwaarde van participatie: de verwachtingen die het

bestuur heeft van de participanten moeten reëel zijn;

4. Constructieve relatie tussen bestuur en participant(en):

gemeenschappelijk besef er samen uit te komen;

5. Geschikte problematiek: niet urgent, voldoende belangrijk

en er is belangstelling voor, het is afgebakend van

andere problemen en de oplossing is niet alleen door

deskundigen te bedenken. Ook is de problematiek niet te

eenvoudig en simpelweg routinematig op te lossen.

6. Voldoende personele capaciteit en hulpmiddelen

(Pröpper, 2009, p. 53-59).

Bureau Buhrs en SmartAgent voegen er echter nog een

voorwaarde aan toe, welke de moeite waard is in dit hoofdstuk

mee te nemen:

7. Helderheid over de doelgroep en hun belevingswereld:

wie zijn de doelgroepen, wat zijn hun belevingswerelden,

hoe staan zij tegenover de overheid, vernieuwing en

participatietrajecten?

Model Belevingswereld Participant

Hoe zien Bureau Buhrs en SmartAgent deze laatste

randvoorwaarde voor zich? SmartAgent heeft een manier

gevonden om verschillende wijzen van denken van mensen te

onderscheiden. Het onderscheid in wijze van denken wordt

gemaakt op basis van de psychologische behoeften die bij

mensen centraal staan (Bureau Buhrs en SmartAgent, 2010,

p.6). Dat de psychologische behoeften van mensen een rol

spelen bij interactieve beleidsvorming wordt door meer

mensen onderschreven. Een voorbeeld hiervan is Alphenaar,

die in zijn theorie over interactieve beleidsvorming een

vergelijking maakt met de behoeftepiramide van Maslow

(Alphenaar, 2011, workshop interactieve beleidsvorming, slide

90).

Bureau Buhrs en SmartAgent schrijven dat de

belevingswerelden van mensen een relatie hebben met hun

houding tegenover gezag en instituties, zoals de overheid.

Deze houding bepaalt in welke mate en op welke manier

mensen bereid zijn te participeren in initiatieven van

gezaghebbende partijen. Door belevingswerelden in kaart te

brengen, kan een overheid gerichter participanten aanspreken

en uitnodigen voor een interactief beleidsproces. Gericht

te werk gaan leidt tot een enorme verbetering in de relatie

tussen overheid en de burger. (Bureau Buhrs en SmartAgent,

2010, p.12)

Figuur 2.1 is de grafische weergave van het Model

Belevingswereld Participant te vinden, met vervolgens een

nadere uitleg.

Wie zijn Bureau Buhrs en SmartAgent?

Bureau Buhrs heeft jarenlange ervaring

op het gebied van burgerparticipatie.

Zij was onder andere van 1999 tot 2004

werkzaam voor de gemeente Zaandam.

In 2008 adviseerde zij de Gemeente Den

Haag. Verder schreef Michel Buhrs het boek

‘Raamwerk Interactief Beleid’. Logeion heeft

dit boek opgenomen in haar literatuurlijst

over interactieve beleidsvorming.

SmartAgent is een belevingsonderzoek- en

adviesbureau. Zij verdiept zich al meer

dan tien jaar in de belevingswerelden van

mensen met behulp van het zelf ontwikkelde

sociaal-psychologisch segementatiemodel

BSR, dat wordt toegepast in kwalitatief

en kwantitatief onderzoek. Onder andere

Sanoma Uitgevers gebruikte dit model

in onderzoek naar de lezers van haar

tijdschriften.

(13)
(14)

Bureau Buhrs en SmartAgent stellen dat mensen in de gele en

groene wereld meer praten in termen van ‘wij’ dan mensen

in de blauwe en rode wereld. De gele wereld is daarbij veelal

gericht op sociale contacten met veel vrienden en kennissen.

Ook maakt zij graag nieuwe contacten en past het eigen

gedrag daarop aan. Het is belangrijk dat iedereen in de groep

zich prettig voelt. De groene wereld is meer gericht op gezin,

familie en directe omgeving. De normen en waarden van

deze groep zorgen voor geborgenheid en moeten beschermd

worden. De rode en blauwe belevingswereld zijn meer op

het ‘ego’ gericht. Mensen in de rode wereld worden vooral

gedreven door ontplooiing en zelfverzekerd de eigen weg of

passie te volgen. Mensen in de blauwe wereld gaan meer voor

de eigen carrière die moet resulteren in status en aanzien. Alle

stappen en keuzes in het leven worden door hen zorgvuldig

afgewogen (Bureau Buhrs en SmartAgent, 2010, p.6-8).

Daar waar mensen verschillende belevingswerelden kennen,

denken mensen ook verschillend over de overheid. In het

kort wordt hieronder weergegeven welke houding elke

wereld heeft tegenover de overheid. Afhankelijk in welke

belevingswereld de participant zich bevindt, zal hij meer of

minder open staan voor veranderingen en deelname aan een

participatietraject (Bureau Buhrs en SmartAgent, 2010,

p.12-15).

• Rode wereld: kritisch, mondig en assertief. “De overheid

dat zijn wij”;

• Blauwe wereld: Kritisch, maar betrokken. “De overheid

moet efficiënt werken”;

• Gele wereld: Vervreemd van politiek. “De overheid moet

solidariteit bevorderen”;

• Groene wereld: Sceptisch, wantrouwend. “De overheid

moet zorg dragen voor sociale zekerheid en veiligheid”.

Het Model Belevingswereld Participant geeft aan dat het

belangrijk is de participanten op persoonlijke, passende, wijze

te benaderen. Waar Bureau Buhrs en SmartAgent dit model

toepassen op burgers, kan het net zo goed gelden voor andere

participanten. Niet alleen burgers hebben hun eigen cultuur,

maar bijvoorbeeld ook organisaties, waar een provincie

wellicht meer mee te maken heeft.

Het voert te ver om in dit theoretische kader in te gaan

op hoe er bepaald wordt welke doelgroep zich in welke

‘wereld’ bevindt. Wel is het goed als provincie te beseffen

dat de belevingswereld van de participant een belangrijke

rol speelt bij interactieve beleidsvorming. Door in te

spelen op de belevingswereld van de participanten, kan de

provincie hen op een passende wijze benaderen. Zo zullen

provincie en participant zo goed mogelijk met elkaar kunnen

communiceren.

Participatieladder

Wanneer er eenmaal voor een interactief proces is gekozen,

zijn er verschillende mogelijkheden om het interactieve

proces vorm te geven. Deze mogelijkheden worden

ook wel weergegeven door middel van zogenoemde

participatieladders. Op deze ladders is per trede een bepaalde

vorm van een interactief proces weergegeven. Het verschil

tussen de treden is vooral te vinden in de openheid van

het proces. Zoals er verschillende definities en termen van

interactieve beleidsvorming bestaan, zo bestaan er ook

verschillende participatieladders. De participatieladder van

Pröpper en de participatieladder van Edelenbos en Monnikhof

(Edelenbos, 2001, p.18-19; verwijzend naar Edelenbos &

Monnikhof, 1998) komen het meest voor in de literatuur.

Omdat het verschil tussen beide ladders niet heel groot is, en

om het overzicht in dit hoofdstuk te bewaren, is er gekozen

één ladder te behandelen. Omdat de definitie en voorwaarden

opgesteld door Pröpper al eerder werden behandeld, wordt

hierna ook de participatieladder van Pröpper nader uitgelegd.

Bij de voorwaarden voor interactief beleid werd het al even

genoemd: hoe meer er aan de kernvoorwaarden in de

beleidssituatie is voldaan, hoe interactiever de bestuursstijl

kan zijn. Maar welke bestuursstijlen zijn er dan? Volgens

Pröpper zijn er zowel interactieve als niet-interactieve

bestuursstijlen. Daarbij zijn er geen goede of slechte stijlen,

wel slecht gekozen bestuursstijlen. En zoals hierboven

benoemd, kunnen de bestuursstijlen gekozen worden aan de

hand van de voorwaarden waar het proces wel of niet aan

voldoet (Pröpper, 2009, p.64-65). De verschillende stijlen geeft

Pröpper weer in de participatieladder, zoals figuur 2.2 op de

volgenda pagina weergeeft.

(15)

Fitguur 2.2: Participatieladder. Uit De aanpak van interactief beleid: elke situatie is anders, door I. Pröpper, 2009, Bussum:

Uitgeverij Coutinho

Hieronder volgt een korte uitleg van deze participatieladder

(Pröpper, 2009, p.66-67). Bij deze participatieladder geldt:

hoe lager op de ladder, hoe minder inhoudelijke openheid.

Daarbij ziet Pröpper alleen de treden één tot en met vier als

interactieve bestuursstijlen.

1. Faciliterend: het bestuur biedt ondersteuning met tijd,

geld, deskundigheid, materiële hulpmiddelen. Rol van de

participant is: initiatiefnemer, beleidseigenaar, bevoegd

gezag.

2. Samenwerkend: het bestuur werkt op basis van

gelijkwaardigheid met andere partijen samen. Rol van de

participant is: samenwerkingspartner.

3. Delegerende stijl: het bestuur geeft aan de participant

de bevoegdheid om binnen randvoorwaarden zelf

beslissingen te nemen of uitvoeringen aan het beleid te

geven. Rol van de participant is: medebeslisser.

4. Participatieve stijl: het bestuur vraagt een open advies

waarbij veel ruimte voor discussie en inbreng is. Dit

betekent onder meer dat de participant een eigen

probleemdefinitie en oplossingsrichting kan aangeven. Rol

van de participant is: adviseur beginspraak.

5. Consultatieve stijl: het bestuur raadpleegt de participant

over een gesloten vraagstelling. Deze kan zich uitspreken

over een gegeven beleidsaanpak binnen een gegeven

probleemomschrijving. Rol van de participant: adviseur

eindspraak.

6. Open autoritaire stijl: het bestuur voert geheel zelfstandig

beleid. Om het beleid bekend te maken, verschaft het

hierover informatie. Om het beleid te laten slagen, tracht

het doelgroepen zo nodig te overtuigen of te overreden.

Rol van de participant is: toeschouwer, ontvanger

informatie, informant.

7. Gesloten autoritaire stijl: het bestuur voert geheel

zelfstandig beleid en verschaft hierover geen informatie.

De participant heeft hierbij geen enkele rol.

Bovengenoemde bestuursstijlen kunnen tegelijkertijd

worden ingezet en elkaar ook opvolgen. Dit wordt ook wel

het ‘trechteren’ van beleidsprocessen genoemd. Het proces

begint dan heel open: alle ideeën en voorstellen zijn welkom

en kunnen bijvoorbeeld door middel van een participatieve

bestuursstijl verzameld worden. Nadat de problematiek

wat meer is uitgekristalliseerd wordt er een concreet plan

opgesteld dat wordt voorgelegd aan participanten. Hierover

wordt vervolgens inspraak georganiseerd (consultatieve stijl)

(Pröpper, 2009, p.104).

(16)

2.1.2. Aan welke ontwikkelingen is interactief beleid de

laatste jaren onderhevig?

Alhoewel deze deelvraag om een antwoord vraagt dat ingaat

op de laatste jaren van interactieve beleidsvorming, gaat

deze paragraaf toch dieper in op de geschiedenis. Om een

compleet beeld te hebben van het ontstaan van interactieve

beleidsvorming en om te begrijpen waar ontwikkelingen

vandaan komen, is het goed meer van het verleden van

interactieve beleidsvorming te weten.

Op basis van input uit de literatuur is de tijdbalk ontstaan zoals

weergegeven in figuur 2.3. Deze figuur geeft een compleet

beeld van de ontwikkeling van interactieve beleidsvorming.

Het gaat hierbij om zowel de algemene ontwikkeling, als de

ontwikkeling die de provincie Gelderland doormaakt. Dit

laatste is in het blauw weergegeven.

Belangrijke stappen die interactieve beleidsvorming

heeft ondergaan, worden beschreven door de

Rijksvoorlichtingdienst. Zij geeft daarbij aan dat interactieve

beleidsvorming zoals dat er in het verleden uit zag, nu nog

steeds aan de orde kan zijn:

“Communicatie moet ‘situationeel’ worden ingezet. Daarbij

kan de ordening worden gevolgd die de Commissie Toekomst

Overheidscommunicatie hanteert. Onderscheiden worden:

• Communicatie over beleid: procesinformatie en

toelichting van beleid; vooral bekend in de vorm van

persvoorlichting (klassieke vorm, dateert van jaren vijftig

vorige eeuw);

• Communicatie als beleid: communicatie als

beleidsinstrument; in de vorm van campagnes en andere

eigen voorlichtingsmaterialen (opgekomen in de jaren

zeventig rond met name milieubeleid, bedoeld om via

eigen media richting te geven aan kennis, houding bij het

publiek);

• Communicatie voor beleid: communicatie in het traject tot

aan besluitvorming, bekend van onder meer interactieve

beleidsvorming (start in jaren tachtig, oogmerk: meer en

eerdere betrokkenheid)

• Communicatie in beleid: communicatieve grondhouding

van de overheid gedurende een beleidstraject (ingezet

eind jaren negentig, met als doel consistent in het

gehele beleidsproces communicatief te handelen)”

(Rijksvoorlichtingsdienst, ministerie van Algemene Zaken,

2004, p.34).

Naast deze belangrijke ontwikkelingen van interactieve

beleidsvorming, zijn er meer zaken op de tijdslijn opgenomen.

Zo speelde inspraak in de jaren zestig al een rol (Nationale

Ombudsman, 2009, p.i). Toch hebben deelnemers bij deze

vorm van participatie weinig invloed. Het wordt dan ook als

de voorloper van interactieve beleidsvorming gezien. Pas in

2005 wordt de inspraak wettelijk vastgelegd in de Algemene

wet bestuursrecht (Awb) (Nationale Ombudsman, 2009, p.3).

De provincie Gelderland loopt daarmee iets voorop, gezien

zij in 2004 al een Inspraakverordening opstelde (provincie

Gelderland, intranet).

De opkomstcijfers voor de verkiezingen blijken volgens

verschillende schrijvers te maken te hebben met de opkomst

van interactieve beleidsvorming. Nadat er tot de jaren ’70 een

opkomstplicht voor verkiezingen gold, dalen sinds de jaren

’90 de opkomstcijfers steeds harder. De Graaf schrijft hierover

dat overheidsinstellingen steeds meer moeite hebben om

zichzelf en hun beleidskeuzen gelegitimeerd te krijgen. Dit

komt volgens hem onder andere tot uiting in de afnemende

opkomstpercentages bij de verkiezingen. Overheden realiseren

zich sindsdien dat zij hun legitimiteit niet slechts kunnen

uitstellen tot de volgende verkiezingen. Deze ontwikkeling

draagt bij dat er allerlei samenwerkingsverbanden zijn

ontstaan tussen overheid en ‘de samenleving’ (Graaf, 2009, in:

Bestuurswetenschappen, nr 2, p.52).

(17)

De provincie Gelderland zet de ontwikkeling van

samenwerking tussen overheid en samenleving al vrij snel

in gang. Halverwege de jaren ‘90 organiseert de provincie

namelijk een cursus voor haar medewerkers. Doel hierbij was

het gesloten denken te doorbreken. Het sluit ook aan bij wat

Manuel Castells in 1996 roept: “We leven meer en meer in

een netwerksamenleving, waarbij de overheid soms wel, soms

niet een regisserende rol heeft” (Rijksvoorlichtingsdienst,

ministerie van Algemene Zaken, 2004, p.32).

2005 Is het jaar waarin de provincie Gelderland interactieve

beleidsvorming duidelijk onder de aandacht brengt. In

opdracht van Provinciale Staten voert de provincie een

onderzoek uit naar de inzet van interactieve beleidsvorming.

In 2006 volgt hierop een Statennotitie met de belangrijkste

aanbevelingen.

2008 is vervolgens een jaar waarin verschillende

ontwikkelingen spelen op het gebied van interactieve

beleidsvorming. Zo schrijft Wouda dat in dat jaar de definitie

voor publieksparticipatie werd vastgelegd in een kabinetsnota.

Hij voegt eraan toe: “Interactieve beleidsvorming is volgens

mij een term die vooral in de jaren ‘90 populair was. Veel van

wat destijds zo heette, kun je nu publieksparticipatie noemen”

(Wouda, 2011, LinkedIn Burgerparticipatie | Rijk).

In datzelfde jaar is het ministerie van Binnenlandse Zaken en

Koninkrijksrelaties de opdrachtgever van het project Burgerlink

(www.burgerlink.nl). Dit project heeft overheden geholpen op

innovatieve wijze hun aanbod beter af te stemmen op de vraag

van burgers. Hierbij werd de nadruk gelegd op e-participatie:

de inzet van online diensten bij interactieve beleidsvorming. In

2010 werd dit project volgens plan afgesloten.

De tijdbalk geeft ten slotte 2011 als meest recente jaartal

aan. Het is het jaar waarin de provincie Gelderland door dit

onderzoek opnieuw interactieve beleidsvorming onder de

aandacht brengt. Deze keer wordt er ook onderzocht wat

de inzet van sociale media bij interactieve beleidsvorming

kan bijdragen. Dit rapport geeft een uitwerking van hoe

de provincie Gelderland interactieve beleidsvorming in de

toekomst verder kan ontwikkelen.

2.2. Sociale media

Sociale media bieden mogelijkheden om geluiden uit de

samenleving te monitoren en genereren en daarop in te spelen

als overheidsorganisatie. Mobilisatie, participatie, organisatie

en uitwisseling zijn daarbij vaak gebruikte termen. Het zijn

termen die ook terugkomen als het gaat om interactieve

beleidsvorming. Voordat de mogelijkheden van sociale media

in kaart worden gebracht, is het zinvol om eerst te kijken naar

wat sociale media precies zijn.

2.2.1 Wat zijn sociale media?

Sociale media zijn een relatief nieuw fenomeen. In de

literatuur en op internet wordt mede om die reden (nog) geen

eenduidige definitie gehanteerd. Lanting zegt het volgende

over sociale media:

Op zich zijn sociale netwerken statisch. De leden

hebben een taal nodig om met elkaar in contact te

kunnen komen en te kunnen communiceren.

Sociale media vormen deze taal. Verschillende online

sociale netwerken, zoals YouTube, Twitter en Flickr,

faciliteren de belangrijkste onlinebehoeften van

mensen, namelijk samenwerken, delen, spelen,

ontmoeten en creëren. De sites die deze uitwisseling

mogelijk maken, worden ook wel sociale media

genoemd. (Lanting, 2010, p.34)

Lanting ziet sociale media als een overkoepelende term.

Hieronder vallen volgens hem verschillende vormen van

sociale media, zoals sociale netwerken, maar ook blogs en

fora. Hulsebosch en Wagenaar zitten wat dat betreft op één

lijn met Lanting. Hulsebosch en Wagenaar omschrijven sociale

media namelijk als “een verzamelterm voor online sociale

interactie, mogelijk gemaakt door online technologieën

bekend onder de naam web 2.0. Door deze participatie op

internet kunnen mensen op nieuwe manieren communiceren,

leren en samenwerken” (Hulsebosch & Wagenaar, 2010, p.22).

In de definities van zowel Lanting als Hulsebosch en Wagenaar

komen de woorden ‘communiceren’ en ‘samenwerken’ terug.

Datzelfde geldt voor het woord ‘interactie’. Hulsebosch en

Wagenaar noemen dat woord expliciet. Lanting doet dat

niet, maar hij noemt wel kenmerken van interactiviteit, zoals

uitwisseling.

Web 2.0

In de definitie van Hulsebosch en Wagenaar komt ook de

term ‘web 2.0’ voor. Vaak wordt die term door elkaar gebruikt

met de term ‘sociale media’. Toch is er een verschil. Om

misverstanden uit de weg te gaan, volgt daarom hieronder een

korte uitleg van web 2.0 en het ontstaan daarvan.

Tot aan het eind van de vorige eeuw werd internet vooral

gezien als een verzameling van websites. Websites die niet

veel meer voorstelden dan digitale folders. Het bouwen en

onderhouden van die websites gebeurde toen vooral door

organisaties. De content werd door een beperkte groep

op internet geplaatst en beheerd. Die eerste fase wordt

aangeduid met de term ‘web 1.0’.

Kort na de eeuwwisseling vond een belangrijke ontwikkeling

plaats. Er werd steeds meer gebruik gemaakt van het internet.

Er was behoefte om te communiceren, te participeren en te

produceren. Het internet werd voor steeds meer doeleinden

gebruikt, niet alleen door bedrijven maar ook door mensen.

Er werd een nieuwe visie ontwikkeld op het bouwen en

functioneren van websites en de onderliggende techniek,

allemaal door de sociale en technische ontwikkeling. Hierdoor

lijkt het gemakkelijk om web 2.0 aan te duiden als de tweede

(18)

versie van het world wide web. Maar dat is een misvatting, en

wel om twee redenen. Web 2.0 is een verzamelnaam voor zeer

veel ontwikkelingen en daarnaast is het een van oorsprong

technische vernieuwing die sociale en maatschappelijke

gevolgen heeft. O’Reilly is de grondlegger van de term web 2.0.

De twee belangrijkste eigenschappen zijn volgens hem:

1. The network is the platform: het gebeurt online en dat

zorgt voor een andere manier van denken;

2. Users add value: een site of online voorziening wordt

beter naarmate meer mensen een bijdrage leveren (user

generated content).

Van Berlo voegt er nog twee Engelse termen aan toe:

3. Everyone’s created: iedereen is aangesloten dus iedereen

is potentieel bereikbaar;

4. Van read only naar read-write: ofwel van een medium om

mee te zenden naar een interactief platform (Van Berlo,

2010, p.21).

Ook Lanting constateert verschillen tussen sociale media en

web 2.0. De onderstaande kenmerken zijn volgens hem het

hart van web 2.0:

• Openheid: alle content is voor iedereen toegankelijk en

aanpasbaar. Verder hebben gebruikers invloed op de

gebruikte sites, toepassingen en software. Het ‘eigendom’

behoort deels toe aan het online sociale netwerk.

• Dynamische content: de inhoud van de website verandert,

is fluïde en wordt mede bepaald door de gebruikers.

• Van onderaf: in plaats van dat een beperkte groep

bedrijven en individuen de content van websites bepaalt,

wordt deze juist van ‘onderaf’ ingevuld.

• Cocreatie: het samen en in openheid creëren van nieuwe

content of verrijken van bestaande content.

• De netwerkfactor: hoe meer mensen participeren,

hoe waardevoller de interactie en de door cocreatie

verzamelde content worden.

• Holistisch: verschillende toepassingen worden met

elkaar gecombineerd of samengevoegd. De ervaring van

de gebruiker vormt het uitgangspunt. Grenzen tussen

verschillende sites vervagen en concepten worden

samengevoegd.

• Waardeperceptie: niet alleen het bevredigen van de eigen

behoefte staat centraal. Er is ruimte om content te creëren

en te delen met anderen. Er wordt belang gehecht aan het

bijdragen aan het grotere geheel (Lanting, 2010, p.30-31).

Er zijn overeenkomsten te ontdekken tussen de kenmerken

die O’Reilly, Van Berlo en Lanting noemen. Alle drie zijn zij

het erover eens dat de inhoud van een website of online

voorziening beter wordt naarmate er meer mensen bijdragen

aan de inhoud daarvan. Ook stellen zij vast dat door web 2.0

iedereen is aangesloten en dus (potentieel) bereikbaar is.

Definitie web 2.0

De gevolgen van web 2.0 voor de overheid zijn een aantal

jaren geleden onderzocht (Frissen, 2008). In dat onderzoek

wordt web 2.0 gezien als:

1. Het ontstaan van platforms op internet waar gebruikers

zich kunnen organiseren, samenwerken, vriendschappen

onderhouden, delen, ruilen, handelen en/of creëren, die

2. open toegankelijk zijn en decentraal georganiseerd,

3. waardoor een actieve inbreng van gebruikers mogelijk is,

4. en waar alles wat op die platforms gebeurt maximaal

geëxploiteerd wordt.

Verschillende definities van web 2.0 zijn met elkaar vergeleken.

Naar aanleiding daarvan is gekozen om bovengenoemde

omschrijving als werkdefinitie te hanteren in dit rapport.

Om de verschillen tussen sociale media en web 2.0 te

verduidelijken, is hierboven een en ander uiteen gezet. Vanaf

dit punt wordt verder aandacht besteed aan de term ‘sociale

media’.

Op de vorige pagina’s zijn een aantal Nederlandse definities

van het begrip ‘sociale media’ uiteen gezet. Hieruit blijkt dat

er geen eenduidige omschrijving bestaat, maar de definities

wel kenmerken vertonen. Ook buiten Nederland is er geen

eenduidigheid over sociale media. Safko en Brake zeggen:

Social media is the media we use to be social. That’s

it. That really is the short answer. The story is in the

tactics of each of the hundreads of technologies, all

of the tools that are available for you to connect with

your customers and prospects, and strategies

necessary to use these tactics and tools effectively.

(Safko, 2010, p.3)

Safko en Brake hebben weinig woorden nodig om tot een

definitie te komen van sociale media. Zij zijn kort en bondig

en van mening dat het meer gaat over de manier waarop je

de verschillende instrumenten inzet bij het benaderen van

klanten. Zarella heeft wat meer woorden nodig:

Social media is best defined in the context of the

previous industrial media paradigm. Traditional

media, such as television, newspapers, radio and

magazines, are one-way, static broadcast

technologies. For instance, the magazine publisher

is al large organization that distributes expensive

content consumers, while advertisers pay for the

privilege of inserting their ads into that content.

Or you’re sitting down, watching your favorite sitcom,

and suddenly you’re interupted by commercials

(luckily, you have a DVR, so you can fast-forward

through them). If you disagree with something you

read in the newspaper, you can’t send the editorial

staff instant feedback. And good luck connecting with

your morning radio on-air personality.

New web technologies have made it easy for anyone

to create – and, most importantly – distribute their

(19)

own content. A blog post, tweet, or YouTube video

can be produced and viewed by millions virtually for

free. Advertisers don’t have to pay publishers or

distributors huge sums of money to embed their

messages; now they can make their own interesting

content that viewers will flock to.

Social media comes in many forms, but for our

purposes, I’ll focus on the eight most populair: blogs,

microblogs (Twitter), social networks (Facebook,

LinkedIn), media-sharing sites (YouTube, Flickr), social

bookmarking and voting sites (Digg, Reddit), review

sites (Yelp), forums, and virtual worlds (Second Life).

(Zarella, 2010, p.1-3)

Zarella geeft aan dat door de komst van sociale media de

manier van communiceren is veranderd. Door de nieuwe

technologieën is het gemakkelijker geworden om te

communiceren en zelf content te verzorgen.

Net als in Nederland, hanteert men ook over de grens

verschillende definities van sociale media. Toch vertonen

ze (bijna) allemaal overeenkomsten. Woorden die geregeld

terugkomen zijn: interactie, communicatie en samenwerken.

Social Embassy geeft een omschrijving van sociale media, die

de eerdergenoemde definities kernachtig samenvat. In dit

rapport wordt die omschrijving als werkdefinitie gehanteerd.

Deze luidt als volgt: “sociale media is een overkoepelende

term voor internettoepassingen waarop men informatie

kan plaatsen en delen en waarop interactie en dialoog kan

ontstaan tussen de gebruikers van die media” (Social Embassy,

2010).

2.2.2 Wat zijn de opvallendste ontwikkelingen in de

afgelopen vijf jaar?

Om een goed beeld te kunnen vormen van de ontwikkelingen

op het gebied van sociale media, is er voor gekozen om breder

te kijken dan de ontwikkelingen in de afgelopen vijf jaar.

De techniek van websites is door de komst van web 2.0

veranderd. Dat zorgde tegelijkertijd voor een verschuiving van

het internetgebruik: passief surfen werd actieve interactie. Het

gevolg daarvan was dat er een grote behoefte ontstond aan

online ontmoetingen. En dat leidde weer tot de geboorte van

de eerste online sociale netwerken. Niet duidelijk is waar en

wanneer de term ‘sociale media’ is ontstaan.

In de jaren tachtig waren er al websites waar persoonlijke

profielen centraal stonden. Een voorbeeld hiervan zijn

datingsites. Later kwamen daar ook profielsites bij voor

zakelijke relaties, zoals Sixdegrees.com eind jaren negentig en

LinkedIn in 2003 (Lanting, 2010, p.32).

De belangrijkste ontwikkelingen op het gebied van sociale

media zijn in figuur 2.4 in een tijdbalk gezet. Wat opvalt is

dat de meeste sociale media zijn ontstaan in het begin van

deze eeuw. Daarna is de ontwikkeling doorgegaan en is de

populariteit van sociale media alleen maar toegenomen. Het

aantal geüploade foto’s op Flickr, filmpjes op YouTube en

gebruikersaccounts op Facebook wordt met de dag groter.

2.2.3 Vormen van sociale media

De wereld van sociale media verandert continu.

Verschuivingen vinden in razend tempo plaats. Sociale media

zijn er in allerlei vormen en maten. Het is niet gemakkelijk om

die allemaal in kaart te brengen. Figuur 2.5 op de volgende

pagina is een overzicht van de belangrijkste kanalen en

platformen. Dit schema is niet uitputtend. De voorbeelden zijn

zowel in Nederland als internationaal bekend.

(www.socialmediamodellen.nl)

Figuur 2.6 op pagina 21 is een visuele weergave van de

verschillende vormen van sociale media. Daarachter staan

enkele voorbeelden die in Nederland bekend zijn.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Door de vroege selectie, de sterke differentiatie in veel verschillende schoolsoorten, het afgenomen aanbod van brede brugklassen en minder mogelijkheden om te ʻswitchen’

Als je ervoor kiest om te vertellen dat je autisme hebt, vertel dan vooral over wat dit betekent voor je werk: wat zijn je specifi eke sterke en zwakke kanten als gevolg van

Het kan je helpen meer te weten te komen over hoe kinderen denken over zichzelf, maar ook over zichzelf in relatie tot anderen (sociaal).. Je kunt de vragenlijst op

4 Laat een ieder niet alleen oog hebben voor wat van hemzelf is, maar laat een ieder ook oog hebben voor wat van anderen is?. 5 Laat daarom die gezindheid in u zijn die ook in

Een aanvullende vraag is: “Wat doet de voorganger tijdens de eucharistie met het brood en de wijn die hij aangereikt krijgt?” In het gesprek dat volgt kan de

Na de communie begint dan een waarachtige ‘pelgrimstocht naar de eenheid’, in het leven van elke dag, waar we samenleven met onze naaste, met onze partner, met alle Emmaüsgangers

Al snel kwamen we erachter dat niet één systeem als effectief te benoemen was, maar dat het vooral gaat om een combinatie van methoden die aan- slaat; de ene keer is dat heet

De werkgever moet in zijn algemeen preventiebeleid inzake psychosociale belasting veroorzaakt door het werk maatregelen opnemen die gericht zijn op het bestrijden van