• No results found

124 Managment en Organisatie : Smvt Boek

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "124 Managment en Organisatie : Smvt Boek"

Copied!
16
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

www.quickprinter.be

Q

124

5,50 €

1ste bach TEW

Samenvatting

uickprinter

Koningstraat 13

2000 Antwerpen

Managment en Organisatie

(2)

Online samenvattingen kopen via

(3)

1

Management van organisaties:

Hoofdstuk 1: Organisaties:

Organisatie:

- Een groep mensen die op een bewuste manier bij elkaar gebracht zijn om 1 of meer specifieke gemeenschappelijke doelen te bereiken

- Het gaat om een groep van mensen, dus meer dan 1 persoon, die bewust een doel willen bereiken

- Een gecoördineerde eenheid met een doelgerichte structuur - Niet statisch maar dynamisch en evolutionair

• Externe invloeden • Interne invloeden

- Het is belangrijk om in te spelen in wat er in de omgeving gebeurt - Permanent in interactie met de omgeving waarin ze werkzaam is - Flexibel inspelen veronderstelt bekwame managers → zichzelf constant

heruitvinden

- Een manager is dansen op een slap koord, waarbij men rekening moet houden met verschillende aspecten met een financiële impact

- Vb. UA, vakbonden, Café Rio, volvo…

Basiskenmerken van een organisatie:

- Mensen:

• Organisaties bestuderen is menselijk gedrag bestuderen

• Een organisatie is meestal een heterogene groep van medewerkers of organisatieleden:

▪ Organisatieleden o.b.v. functie of rol (vb. eigenaars  arbeiders) ▪ Organisatieleden o.b.v. bevoegdheid (vb. (niet)leidinggevenden) ▪ Organisatieleden o.b.v. expertise (vb. technici  boekhouder) ▪ Organisatieleden o.b.v. productbetrokkenheid

▪ Organisatieleden o.b.v. regiobetrokkenheid

▪ Organisatieleden o.b.v. socio-demografische kenmerken (vb. manvrouw)

• De heterogeniteit impliceert een verschillende kijk op wat de organisatie precies moet doen en wat belangrijk ik

• Vaak wordt verschil ingegeven door een verschil in waarden en normen - Gemeenschappelijk doel:

• De identificatie van het gemeenschappelijk doel is geen evidentie en zeker niet omdat het verzoenbaar moet zijn met de waarden en normen van alle groepen en organisatieleden

• Zelfs binnen eenzelfde groep gaan mensen nog eens streven naar andere persoonsgebonden doelen

• Doel = een gewenste toekomstige toestand waarnaar men streeft • Functies van doelen:

▪ Richtlijn voor de activiteiten of gedrag van organisatieleden ▪ Richtlijn voor nieuwe beslissingen

(4)

2 • In een organisatie bestaan verschillende soorten van doelen:

▪ Doelen o.b.v. voorwerp (vb. aankoop goederen  aanwerving) ▪ Doelen o.b.v. organisatieniveau (vb. 1 afdeling  geheel) ▪ Doelen o.b.v. tijdhorizon (vb. lange  korte termijndoelen) ▪ Doelen o.b.v. vormelijk karakter (vb. informeel  formeel) • Alle doelen vormen samen een complex en omvangrijk geheel • Doelencascade = doelenhiërarchie, doelen ondersteunen elkaar - Structuur:

• Structuur = de verdeling en afspraken van onderlinge taken

• Het is niet evident alle groepen van organisatieleden samen te brengen tot een werkend geheel of een werkende structuur

• De structuur is belangrijk voor het management en dan vooral voor het organiseren en leiden

• Formele en informele organisaties kunnen mekaar aanvullen en versterken maar de informele structuur kan de formele structuur ook ondergraven

Formele organisatie Informele organisatie

Taken Mens

Onafhankelijk van het

lidmaatschap Organisatie bestaat enkel in functie van mensen/leden Expliciet en officieel

neergeschreven Impliciet opgeslagen in de hoofden Vast en stabiel Makkelijk veranderbaar

Organisatiecultuur:

- Organisatiecultuur = het geheel aan gemeenschappelijke waarden en normen

- De organisatiecultuur is de persoonlijkheid van de organisatie die het denken en handelen van de integrale organisatie stuurt

- Uimodel van hofstede:

• Cultuur komt tot uiting aan de hand van praktijken en de praktijken kunnen we gaan onderverdelen in

rituelen, mythes en symbolen

• Hoe dichter naar de kern toe dus de binnenste lagen zitten het meest verankerd in de organisatiecultuur • De buitenste lagen zijn het meest waarneembaar voor

omstaanders, de binnenste lagen hebben de laagste visibiliteit

- Cultuur uit zich in verschillende wijzen:

• Praktijken → werkvoorschriften, afspraken, routines • Symbolen → kleding, architectuur, logo’s

• Mythes of heldenverhalen uit het verleden

• Rituelen → de manier van mekaar aan te spreken, de manier van vergaderen, de manier om met klanten om te gaan • Normatieve waardeoordelen → wat is goed? Wat mag niet?

(5)

3

4 basisdimensies:

- Doelgericht werken veronderstelt een sterke coherentie tussen de 4 basisdimensies - 4 basisdimensies: • Omgeving • Mensen • Doel • Structuur

- Elk van deze dimensies is een dynamisch gegeven, bedrijfscultuur vormt de lijm tussen de verschillende onderdelen

- Het is belangrijk om cohesie te krijgen en deze componenten in dezelfde richting te laten evolueren

- Bedrijfscultuur:

• Is bewerkbaar maar ongrijpbaar

• Wordt geïnspireerd door de visie/missie van de organisatie

Een organisatie is geen op zichzelf staand gegeven:

- Ze ontleent haar bestaansrecht rechtstreeks en onrechtstreeks aan de omgeving waarin ze ingebed is én de omgeving waaruit ze is opgebouwd - Hoe groter de organisatie, hoe meer complexiteit

- Een omgeving van een organisatie is een zeer complex gegeven met aan de ene kant je organisatie en aan de andere kant klanten, leveranciers,…. - Vb. verzekeringsmaatschappij:

• Leverancier → consultants, IT • Distributeurs → makelaar • Concurrenten → AXA

• Substituutproducten → een verzekering in de supermarkt kopen • Onderaannemers → netwerken, garagisten

• Externe financiers → aandeel van de holding

Omgeving:

- De 2e laag is de ruimere omgeving waarin de organisatie opereert

- Beïnvloeding wordt moeilijker maar grote en efficiënte organisaties zullen ook hier hun invloed doen gelden

- Bij de identificatie van de grenzen moeten we voorzichtig zijn, de grens tussen intern en extern is immers niet zo absoluut en eenduidig

- De omgeving waarin organisaties werken evolueert steeds sneller en wordt complexer

- Taakomgeving = micro-omgeving, het deel van de externe omgeving waarmee de organisatie direct en wederzijds interageert - De specifieke omgeving heeft een directe invloed op de organisatie en

(6)

4 - Delen van de taakomgeving:

• Klanten/gebruikers → taakomgeving impliceert het nauwgezet in kaart brengen van de behoeften van de verschillende klanten • Distributeurs → beroep doen op derden om producten en

dienstverlening op een gepaste wijze tot bij de klanten of gebruikers te brengen

• Concurrenten →

▪ Directe concurrenten zijn organisaties die quasi dezelfde

goederen of diensten aanbieden, directe concurrenten in kaart brengen impliceert de algehele kenmerken van de markt

▪ Indirecte concurrenten zijn potentiële toetreders tot de markt of om ondernemingen die andere producten verkopen maar wel dezelfde behoefte van de klanten dekken, door deze te

analyseren leert men ook de kenmerken van de markt kennen maar deze blik is iets complexer

• Externe financiers →

▪ Interne geldschieters die eigen vermogen verstrekken ▪ Externe geldschieters die vreemd vermogen verstrekken het

analyseren van externe geldverstrekkers wijst op de kenmerken van de financiële markt

• Onderaannemers en partnerorganisaties →

▪ Organisaties kunnen sommige taken of activiteiten uitbesteden aan andere organisaties die in de literatuur onderaannemers worden genoemd

▪ Het uitbesteden kan gaan over perifere/nevenactiviteiten of over de core/kernactiviteiten

▪ Buiten het uitbesteden kan het ook zijn dat ondernemingen samen gaan realiseren met andere ondernemingen, dat zijn dan partnes

▪ Het bestuderen van de uitbestedingen en samenwerkingen wijst op de kenmerken van de uitbestedingsmarkt en

samenwerkingsmarkt

4 delen van de algemene omgevingen1:

- Politiek-juridische omgeving:

• Het heeft betrekking op het juridische kader waarbinnen de organisatie werkt alsook het politiek debat dat dit juridisch kader vormgeeft

• Er wordt ook aandacht besteed aan de mensen of actoren die dit debat voeden zoals politieke partijen, internationale instituten…

1 Macro-omgevingen, het deel van de externe omgeving waarmee de organisatie veeleer indirect en eenzijdig interageert

(7)

5 - Economische omgeving:

• Het heeft betrekking op het macro-economische kader waarbinnen de organisatie werkt alsook op het economische debat dat in dat kader beïnvloedt

• Er wordt ook aandacht besteed aan de mensen of actoren die het economische debat vormgeven zoals economische

beleidsverantwoordelijken, belangenverenigingen… - Socioculturele omgeving:

• Het heeft betrekking op het socioculturele of maatschappelijke kader waarbinnen de organisatie werkt alsook op de trends en debatten die dit socioculturele kader vormgeven

• Er wordt ook aandacht besteed aan de mensen of actoren die deze trends en debatten vormgeven zoals specifieke bevolkingsgroepen en voorbeeldfuncties

• Het werk van Hofstede toonde aan dat de nationale cultuur een grote invloed heeft op werkgerelateerde normen en waarden van

werknemers, de nationale cultuur verklaart meer dan leeftijd, functie… - Technologische omgeving:

• Het heeft betrekking op het technologisch kader waarbinnen de organisatie werkt alsook op de trends en ontdekkingen die dit kader vormgeven

• Er wordt ook aandacht besteed aan de mensen en actoren die deze trends en debatten bepalen zoals onderzoeksinstituten, internationale fora, toonaangevende tijdschriften…

Dimensies:

- De dimensies geven een andere kijk op de omgeving namelijk het karakter van de omgeving

- Organisaties kunnen beschreven worden aan de hand van verschillende dimensies (op basis van verschillende criteria)

- Stabiliteit versus dynamiek:

• Stabiele omgeving = indien er zich geen of slechts een beperkt aantal veranderingen voordoen en/of het tijdsinterval tussen de openvolgende veranderingen groot is • Dynamische omgeving = indien er een groot aantal veranderingen

en/of een kort tijdsinterval tussen deze

veranderingen is

• Groot en klein heeft hier een relatief karakter wat het oordelen over de dimensies nog moeilijker maakt

- Zekerheid versus onzekerheid:

• Zekere omgeving = indien de omgeving en vooral de veranderingen in deze omgeving volledig of grotendeels op voorhand kunnen worden voorspeld. Voorspelbaarheid heeft te maken met de aanwezigheid of beschikbaarheid van informatie

• Onzekere omgeving = indien de omgeving en de desbetreffende

omgevingsveranderingen niet of zeer beperkt voorspelbaar is • Weinig en veel hebben een relatief karakter wat het oordelen over

(8)

6 - Eenvoudig versus complex:

• Eenvoudige omgeving = indien het in kaart brengen van deze

omgeving slechts een beperkte en gemakkelijk beheersbare hoeveelheid kennis vereist

• Complexe omgeving = vereist een omvangrijke en daardoor moeilijker te beheersen hoeveelheid kennis

• Norm heeft een relatief karakter

Soorten en types organisaties:

- Publiek → overheid

- Plaats in de supply chain:

• Supply chain = een aaneengeschakelde groep van organisaties die alle opeenvolgende activiteiten realiseren die nodig zijn om een welbepaald product of dienstverlening te

verstrekken aan de klant

• Toeleveranciers van grondstoffen en halffabrikaten • Producenten of vormgevers van de dienstverlening • Groothandelaars en de kleinhandelaars

- Identiteit van de eigenaar of kapitaalverstrekker:

• Private organisaties = worden gefinancierd door individuen en andere organisaties die daardoor de eigenaar worden van de organisatie in kwestie

• Publieke organisaties = worden gefinancierd door overheidsinstanties en zijn daardoor eigendom van de hele

maatschappij die de overheidsinstantie

vertegenwoordigt

- Ultieme doel of objectief:

• Profit-organisaties = organisatie met voornamelijk het doel winst te maken ten voordele van de eigenaars, meestal private organisaties

• Non-profit organisaties = social profit -, een maatschappelijk doel of bevrediging van een particuliere behoefte te realiseren, meestal publieke organisaties - Juridisch statuut:

• De wetgeving bepaald welke mogelijkheden en zo ook welke types van organisaties er bestaan

• NV, VOF, vzw … - Omvang:

• Aantal medewerkers → uitgedrukt in aantal headcounts, fysiek tewerkgestelde personen, voltijds equivalenten, voltijdse functies • Gerealiseerde opbrengsten → uitgedrukt in monetaire eenheden • Indeling in België:

▪ Kleine organisaties → max. 50 headcounts, max. jaaromzet 10.000.000 euro

▪ Middelgrote organisaties → max. 250 headcounts, max. omzet 50.000.000 euro

▪ Grote organisaties → min. 250 headcounts, min. omzet 50.000.000 euro

(9)

7 - Fase en levenscyclus:

• Levenscyclus = ontwikkelingspatroon dan organisaties doorlopen van ontstaan tot stopzetting

• De levenscyclus heeft betrekking op een deel of op de gehele organisatie

• Opstartfase = het treffen van de voorbereidingen om als organisatie actief te worden, zonder al effectief aan te bieden • Introductiefase = lanceren van de producten en diensten op de markt,

eerste inkomsten genereren

• Groeifase = wanneer de introductie succesvol was gaan ze nu hun eerste grote inkomsten genereren, grote groei op korte

termijn

• Maturiteitsfase = groei en inkomstentoename dalen • Vervalfase = negatieve groei, inkomsten dalen

Conclusie:

- Vereniging van mensen- structuur- doel

- Er zijn verschillende soorten van organisaties en verschillende manieren om ze te catalogeren

- Doelgericht werken veronderstelt een sterke coherentie tussen de 4 basisdimensies

- Elke dimensie is een dynamisch gegeven met een eigen dynamiek - Kritische succes factor bestaat er in die dimensies en hun dynamiek te

managen in symbiose met de omgeving waarin de organisatie opereert

Uitdagingen voor organisaties:

- Evolutie van technologie - Verwachtingen van mensen:

• Evolutie in de tijd • Geografisch

(10)

84 o Functiebeschrijvingen geven meestal slechts een vaag beeld over

de te realiseren taken en nooit de volledige inventaris

▪ Top- en middenmanagement wordt vaak vaag beschreven omdat de omvang van hun activiteiten heel breed is

▪ Mate van onzekerheid beïnvloed ook de functiebeschrijving • Inventariseren van toekomstige personeelsbehoeften:

o Omgevingsanalyse (vb. vergrijzing, vrije tijd, arbeidsethos, …) o Ook economische en juridigsche ontwikkelingen zijn zinvol o Er kan gebruik worden gemaakt van verschillende

informatieverzamelingsmethoden en -technieken • Aantrekken van medewerkers of kandidaten:

o Om vacatures op te vullen moet men een wervingsboodschap opstellen en via wervingskanalen tot bij kandidaten brengen o Wervingsboodschap is geïnspireerd op functiebeschrijving en

functieprofiel en moet ook aantrekkelijk zijn o IPM-criteria voor een goede vacature:

▪ Heldere en realistische beschrijving van organisatie, grotendeels gebaseerd op feiten

▪ Zakelijke beschrijving van de functie dus taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden ▪ Toelichting van arbeidsvoorwaarden ▪ Toelichting van vereiste kennis en kunde ▪ Duidelijke instructies over hoe te solliciteren ▪ Boodschap conform de lokale wetgeving

o Keuze van de wervingskanalen hangt af van de gegeven voor- en nadelen (zie kader p 374)

▪ Intern recruteren ▪ Personeelsadvertentie ▪ Arbeidsbureaus

▪ Uitzendorganisaties ▪ Headhunterbureaus

• Seleceren van meest geschikte kandidaten:

o Men maakt gebruik van selectiecriteria geïnspireerd op

personeelsprofiel dus de kennis en vaardigheden moeten er zijn o Om daarover te oordelen kan men gebruik maken van

selectie-instrumenten (zie kader 375): ▪ Sollicitatieformulier ▪ Schriftelijke kennistesten ▪ Psychosociale testen ▪ Mondelinge intervieuws ▪ Assessment center ▪ Arbeidsproeven

(11)

85 • Opleiden en trainen van personeel:

o Men kan opteren voor een gericht opleidings- en trainingsbeleid men zorgt dat medewerkers steeds over nodige kennis beschikt o Nodige kennis evolueert na de aanwerking

o Soorten opleidingen:

▪ On-the-job-training = men leert met vallen en opstaan door collega’s te observeren en kopiëren ▪ Mentorschap = men leert via persoonlijke begeleiding ▪ Interne bedrijfsopleidingen = opleiding door een intern

opleidingsinstituut

▪ Externe opleiding = mogelijkheid om opleiding te volgen aan erkende opleidingsinstelling

▪ Zelfstudiepakketten = men leert via zelfstudie ▪ Assessment centers = men leert via gesimuleerde

werksituaties waarbij feedback wordt gegeven • Beoordelen en belonen van geleverde prestaties door het personeel:

o Men kan periodiek beoordeeld worden voor geleverde prestaties, door directe chef of andere medewerkers

o 360°-beoordeling = mensen vormen samen een oordeel vanuit hun specifieke relatie tot de beoordeelde medewerker o Criteria om op beoordeeld te worden:

▪ Geleverde inspanningen, gedragingen en attitudes ▪ Geleverde prestaties met betrekking tot vooropgestelde

doelen

▪ Potentiële capaciteiten die in de toekomst meer aan bod mogen komen

o Beoordelingsgesprekken vormen de basis voor opleidingsbeleid, promotiebeleid, carrièrebeleid en beloningsbeleid

o Soorten beloningen → beloningsmix die kan verschillen naargelang de functie:

▪ Vast of functiegebonden loon = hoogte van het loon wordt bepaald door plaats van de functie in functieclassificatie- systeem. Functies worden hiërarchisch geordend volgens criteria die het belang gaan wegen.

▪ Prestatiegebonden loon = loon wordt bepaald door persoonsgebonden prestatie en meestal na een beoordelingsgesprek

▪ Bonus = eenmalig of sporadisch toegekende financiële vergoeding voor bijzondere prestatie

▪ Winstdeling = jaarlijks toegekende financiële vergoeding afhankelijk van het organisatieresultaat

▪ Fringe benefit = extralegaal voordeel, materiële beloningsvorm met inschatbare monetaire waarde die fiscaal aantrekkelijk is omdat deze het loon niet verhoogt ▪ Intrinsieke beloning = immateriële beloningsvorm zonder

monetaire waarde,via aantrekkelijke werkomstandigheden motiveren ze de medewerkers (extrinsieke/monetaire)

(12)

86 - Relevante basisvakgebieden: • Psychologie • Sociologie • Economie • Recht • Technologie • Informatie en communicatie Informatie- en communicatiemanagement:

- Managementdomeinen die betrekking hebben om het middel informatie en de hieraan gekoppelde informatiestromen

- Informatiemanagement:

• Doel is om ervoor te zorgen dat juiste informatie op het juiste moment op de juiste plaats komt

• Accenten:

o Technische verhaal en de gebuikte technologie achter informatiestroom

o Voorwerp van de informatiestroom → soorten en types informatie

o Uiteindelijke doel van informatiestroom (vb. besluitvorming, coördinatie)

- Communicatiemanagement:

• Heeft betrekking op het doel van informatiestromen, dus de communcatie of persoonsgebonden informatie-uitwisseling tussen mensen bewerkstelligen

• Communicatie tussen mensen kan zowel intern als extern: o Intern = binnen de organisatie tussen organisatieleden o Extern = buiten de organisatie met derden

- Activiteiten van informatiemanagement:

• Identificeren van functionele informatienoden: welke info is waar, wanneer en waarom nodig

• Doorvertalen van functionele informatienoden naar technische informatienoden

• Ontwerpen van informatiesystemen

• Operationaliseren van informatiesystemen • Beveiligen van informatiesystemen

• Organiseren van informatiemanagementtaken en/of informatiemanagementafdeling

• Opvolgen en aanpassen van het informatiemanagement  Herken algemene managementcyclus (POLC)

(13)

87 - Activiteiten van communicatiemanagement:

• Identificeren en typeren van betrokken mensen: o Zender

o Ontvanger → ook wel doelgroep genoemd

• Opstellen en uitwerken van het voorwerp van de communicatie → ook wel boodschap genoemd

• Kiezen van communicatiekanaal → ook wel medium genoemd • Opbouwen van een relatie tussen zender en doelpubliek • Organiseren van communicatiemanagementtaken en/of

communicatieafdeling

• Opvolgen en aanpassen van communicatiemanagement  Herken algemene managementcyclus (POLC)

- Technieken, instrumenten, richtlijnen en principes:

• Het instrumentarium van informatiemanagement vertoont een technisch karakter dat veel voorkennis vereist

• Identificeren van functionele informatienoden:

o Men maakt hierbij gebruik van een grondige, interne en externe omgevingsanalyse

o Externe omgevingsanalyse = kan een micro- en macro-omgevingsanalyse bevatten om zo informatienoden van vb. leveranciers of partners te gaan onderzoeken

o Interne omgevingsanalyse = men gebruikt de toegevoegde waardeketting, men kan voor elke schakel de noden gaan identificeren, men kan ook gaan kijken naar de

managementfunties en hun noden gaan identificeren

o Bij een omgevingsanalyse kan men gebruik maken van diverse informatieverzamelingsmethoden en -technieken (vb. interview) • Ontwerpen, operationaliseren en beveiligen van informatiesystemen:

o Het gaat over technische informatiedragers, technische

coderings- en decoderingsmethoden, digitale verbindingen, … → Het instrumentarium is hier enorm technisch van aard o Ethische en juridische richtlijnen:

▪ Informatierechten en -plichten

▪ Eigendomsrechten en -plichten van informatie ▪ Aansprakelijkheid (bij schending)

• Identificeren en typeren van de betrokken mensen en partijen: o Ruis op de boodschap = een foute interpretatie door de

ontvanger bij het decoderen van de boodschap uitgezonden door de zender

o Ruis op de booschap kan vermeden worden door vooraf de doelgroep goed te analyseren om rekening te kunnen houden met verschillen in leefwereld, omgeving en beleving

o Technieken om doelgroepen in kaart te brengen leunen aan bij de technieken om klanten of marktsegmenten te onderscheiden (marketingmanagement) of technieken om (sub)culturen in kaart te brengen

(14)

88 • Opstellen en uitwerken van de boodschap:

o Deze technieken zijn meesal schrijf- of spreektechnisch van aard o Het gaat om richtlijnen die de boodschap helder, ondubbelzinnig

en goed verstaanbaar maakt

▪ Kies stijl en toon die bij doelgroep past ▪ Kies bestpassende woorden

▪ Maak samenhangende alinea’s met een rode draad ▪ Kies bondige en efficiënte boodschappen

 Het normatieve karakter van deze richtlijnen sluit aan bij het

rationeel perspectief, ze vormen een ideaaltypische programmatuur voor een goede communicatie

o Soorten boodschappen met elks hun eigen richtlijnen: ▪ Routineboodschap

▪ Slecht-nieuws-boodschap ▪ Overredende boodschap

▪ Zakelijke of informatieve boodschap

• Kiezen van communicatiekanaal (medium) naargelang het soort boodschap en de doelgroep: o Geschreven rapporten o Nota’s o Memo’s o Brieven of mails o Telefonische gespreken o Plenaire besprekingen o Face-to-face gesprekken • Relevante basisvakgebieden: o Psychologie o Sociologie o Economie o Recht o Technologie Financieel management:

- Legt zich toe op het de in-, door- en uitstroom van financiële middelen en het middel geld staat dus centraal

- Doel is om te waken over de financiële gezondheid van de organisatie - Activiteiten:

• Aantrekken en inbrengen van financiële middelen of geld van de relaties met geldverstrekkers

• Concreet aanwenden, gebruiken en besteden van financiële middelen • Administratief bijhouden van ingebrachte en aangewende financiële

middelen of gelden

• Onderzoeken van de financiële gezondheid van de organisatie

• Maken van prognoses en schattingen inzake toekomstige geldstromen • Organiseren van financiële managementtaken en/of financiële

managementafdeling

• Opvolgen en aanpassen van financieel management  Herken de algemene managementcyclus (POLC)

(15)

89 - Technieken, instrumenten, richtlijnen en principes:

• Inbrengen en aanenden van financiële middelen of geld:

o Er worden diverse categorieën van instrumenten onderscheden naargelang het soort van in- en uitstroom

o Thesauriebeheer = opvolging van alle ingaande en uitgaande geldstromen in de organisatie

o Kasbeheer = opvolging van de in- en uitstroom van de liquide middelen of baar geld van de organisatie, het geld is

afkomstig uit dagelijkse, operationele activiteiten en wordt besteed aan dagelijkse, operationele kosten

o Debiteurenbeheer = opvolging van inkomende geldstromen van schuldenaars die een krediet of betalinguitstel krijgen

o Voorraadbeheer = opvolging van de in- en uitstroom verbonden aan de aankoop en verbruik van voorraden

o Financieel beheer van investeringsprojecten = opvolging van de in- en uitstroom verbonden aan te realiseren of gerealiseerde investeringen, het geld komt van kredietverstrekkers en wordt besteed aan diverse soorten investeringen

o Er wordt ook stilgestaan bij ethische en juridische richtlijnen, gekoppeld aan principes van duurzaamheid en deugdelijk bestuur

• Onderzoeken van financiële gezondheidstoestand van de organisatie: o Via financiële analyses gebaseerd op administratieve en

boekhoudkundige registratiesystemen verbonden aan de hiervoor vermelde financiële beheerssystemen

o Een jaarrekening is een registratie systeem dat zowel de oorsprong en de besteding van vermogen als ook de concrete activiteiten en bedrijvigheid van de organisatie weergeeft o Financiële analyses naargelang het voorwerp van het financieel

onderzoek:

▪ Rentabiliteitsanalyse = gaat na in hoeverre gemaakte investeringen voeldoende opbrengsten genereren ▪ Solvabiliteitsanalyse = gaat na in hoeverre de organisatie

haar langetermijnschulden kan afbetalen

▪ Liquiditeitsanalyse = gaat na ik hoeverre men dagelijkse, operationele kosten kan dekken met dagelijkse,

operationele inkomsten of liquide middelen

▪ Terugverdientijd van investeringen = gaat na hoe lang het duurt voor een investering zich terugverdiend heeft via gegenereerde inkomsten

▪ Analyse van waarde van aandelen = berekent de waarde van aandelen en de vergoeding of opbrengst voor aandeelhouders

o Er worden interne en externe audits uitgevoerd, externe kan gaan over kredietinstellingen die terugbetalings mogelijkheden willen berekenen of overheid die controleert op fraude -,…

(16)

90 • Maken van prognoses en schattingen inzake toekomstige geldstromen:

o Kan belangrijk zijn wanneer organisatie toekomstige

overlevingskansen wil inschatten om ze zo veilig te stellen o Technieken hiervoor vallen onder de noemer van begrotingen en

budgetteringen

o Aan de hand van vroegere ervaringen en de huidige financiële informatie worden er schattingen gemaakt over wat de mogelijke inkomsten en uitgaven zullen zijn in de toekomst → toekomst moet uitwijzen of de prognoses realiteitgetrouw waren of niet o In geval van grote onzekerheid kan men enkel ruw schatten - Relevante basisvakgebieden: • Psychologie • Economie • Recht • Wskunde en statistiek • Technologie

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De relevantie voor de praktijk van Nederlands internationaal wetenschappelijk management accounting-onderzoek wordt in dit artikel bepaald aan de hand van het type onderzoeksvraag en

In het algemeen betreft het hier papers die worden gepu- bliceerd in de Amerikaanse top-tijdschriften (The Accoun- ting Review, Journal of Accounting Research en Journal of Ac-

Er wordt in dit rapport beschreven wat vóór de inwerkingtreding van Vw2000 werd verstaan onder religieuze of levensbeschouwelijke doeleinden waarvoor verblijf in Nederland

Hoofdstuk 4 geeft verder een beschrijving van de belangrijkste kenmerken van de grote en minder grote afnemers: sommige organisaties hebben vaak tolken nodig, andere minder vaak, bij

En, het zal niet eenvoudig zijn te formuleren, natuurlijk zal de accountant ook oog moeten hebben voor het feit dat de herfinanciering niet geregeld lijkt te kunnen worden als

Voor meesters losten ambachtsgilden het zogenaamde free-rider probleem op, onder meer door te verbieden dat leerlingen door andere meesters (die niet in een opleiding

Wanneer een plaats schoon en mooi moet zijn, moet iedereen elkaar helpen.. Wie kan

In uw brief vraagt u aandacht voor het uurtarief, zodat aanbieders in staat gesteld worden om medewerkers fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden te bieden en een betaling conform