• No results found

Time to get smart : in hoeverre beïnvloeden de perceptie en de motivatie van de kijker het effect van politieke comedy op politieke kennis?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Time to get smart : in hoeverre beïnvloeden de perceptie en de motivatie van de kijker het effect van politieke comedy op politieke kennis?"

Copied!
20
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

TIME TO GET SMART

In hoeverre beïnvloeden de perceptie en de motivatie van de kijker het

effect van politieke comedy op politieke kennis?

Lisa Kiewiet 10611037

Scriptie

Afstudeerproject politieke communicatie en journalistiek Scriptie begeleid door Dr. Jasper van de Pol

Communicatiewetenschap Universiteit van Amsterdam

16-01-2017 Aantal woorden: 5023

(2)

2

Samenvatting

Amerikaanse onderzoeken tonen aan dat blootstelling aan politieke comedy leidt tot meer politieke kennis onder de kijkers. In Nederland is nog geen onderzoek gedaan naar dit fenomeen. In dit onderzoek wordt de relatie onderzocht tussen politieke comedy en de

politieke kennis van Nederlanders en wordt bekeken hoe berichtsverwerking en perceptie van de bron hier een rol in spelen. De proefpersonen zijn eind 2016 geworven door middel van een gelegenheidssteekproef. Het onderzoek bestond uit een experiment waarin proefpersonen random werden toegewezen aan een van de twee condities. In de controle conditie zijn proefpersonen blootgesteld aan een fragment over waterschapsverkiezingen van 2015 van het RTL Nieuws en in de experimentele conditie kregen zij een fragment te zien uit een

aflevering van Zondag met Lubach waarin de waterschapsverkiezingen werden besproken. Analyse van de resultaten laat zien dat er geen significantie relatie is tussen blootstelling aan politieke comedy en politieke kennis. Ook berichtsverwerking en perceptie van de bron blijken deze relatie niet te beïnvloeden. De discussie bespreekt een aantal belangrijke limitaties die het gebrek aan significante resultaten verklaren en geeft daarnaast suggesties voor vervolgonderzoek.

(3)

3

Inleiding

Het is in Amerika een standaardprocedure voor politici geworden om tijdens het voeren van campagnes als politici te verschijnen in zogenoemde ‘soft news’ programma’s. Soft news programma’s zijn programma’s die sensationeler zijn, meer op de persoon gericht en zich meer op voorvallen richt dan andere nieuwsprogramma’s (Prior, 2003). Hieronder vallen onder andere politieke comedy shows. Dit zijn shows die op humoristische wijze politieke onderwerpen behandelen (Cao, 2008). Ze worden gekenmerkt door het feit dat zij informatie en entertainment aan elkaar koppelen (Feldman, 2013).

Campagnemanagers gebruiken Amerikaanse politieke comedy shows, zoals The Daily Show, Late Show en The Tonight show, als strategisch middel om via de weg van humor indruk te maken op de burger en ze op deze manier meer te betrekken bij de politiek. De politieke comedy shows worden hierbij in het bijzonder gebruikt om moeilijk bereikbare groepen, zoals jongeren, te bereiken (Baum, 2003; Young, 2004). Onderzoek laat zien dat jonge Amerikanen deze politieke comedy shows als een bron van politieke informatie zien (Pew Research Center, 2004). En dat de jongeren claimen te leren van deze shows (Young & Tisinger, 2006). Eerdere Amerikaans onderzoeken lijken deze claim te ondersteunen en tonen aan dat het kijken naar politieke comedy shows de kijker ook daadwerkelijk meer politieke kennis bijbrengt (Brewer & Cao, 2006; Brewer, Young & Morreale, 2013; Feldman, 2013; Parkin, 2010; Xenos & Becker, 2009; Warner, Hawthorne & Hawthorne, 2015). De onderzoeken naar de effecten van politieke comedy shows zijn vrijwel allemaal uitgevoerd in Amerika. Maar hoe zit het met het effect van politieke comedy shows op de politieke kennis in Nederland? Nederlandse politieke comedy shows, zoals Zondag met Lubach, Dit was het nieuws en Koefnoen, behandelen op humoristische wijze politici, het politieke systeem en politieke kwesties. Leert het Nederlandse publiek hier ook van, net zoals de Amerikanen? Kunnen campagnemanagers Nederlandse politieke comedy shows ook gebruiken als strategisch platform om de kiezer te bereiken? Dit onderzoek zal het effect van het kijken naar Nederlandse politieke comedy shows op de politieke kennis van de

Nederlander onderzoeken.

Naast dit effect zal in dit onderzoek ook gekeken worden naar de perceptie van de shows en de motivatie van Nederlanders om de inhoud van de politieke comedy shows te verwerken. Eerder onderzoek toonde aan dat kijkers die politieke comedy shows niet als informatiebron zien, minder moeite doen om de inhoud te verwerken (Feldman, 2013). Dit onderzoek zal proberen aan te tonen of deze effecten ook voor de Nederlandse comedy kijkers

(4)

4 gelden. De hoofdvraag die in dit onderzoek beantwoord zal worden, is: In hoeverre heeft politieke comedy een effect op de politieke kennis van het Nederlandse publiek en welke rol spelen motivatie en perceptie van de bron hierin?

Conceptueel model Politieke comedy

Politieke comedy shows kunnen gedefinieerd worden als televisieprogramma’s die gekenmerkt worden door parodieën over politieke figuren en het op humoristische wijze verslaan van politieke kwesties of evenementen (Cao, 2008). In deze studie is het

televisieprogramma Zondag met Lubach gebruikt als voorbeeld van een politieke comedy show. Zondag met Lubach is een satirische programma wat maatschappelijke onderwerpen behandelt in de uitzendingen, waaronder onderwerpen over de politiek.

Politieke kennis

De gateway theorie van Baum (2005) stelt dat politieke comedy kan dienen als een poort tot een meer politiek geïnformeerde wereld. Volgens deze theorie biedt het kijken naar politieke comedy shows de kijker het vooruitzicht op entertainment of dat zij zal gaan lachen. Blootstelling aan (politieke) comedy reduceert hierdoor de opportunity costs, die geassocieerd worden met leren over politieke issues (Baum, 2005). Opportunity kosten bestaan uit de hoeveelheid mentale moeite die iemand moet doen om informatie om te kunnen verwerken (Baum, 2002). Daarnaast verlaagt humor de transaction costs van politieke onderwerpen. Transactiekosten beslaat de hoeveelheid moeite die iemand moet leveren om meer informatie te zoeken, in dit geval over politieke onderwerpen (Baum, 2005).

Door politieke informatie te verpakken in een grappige vorm wordt informatie die normaal veel moeite vraagt om te verwerken, omgezet tot inhoud die minder moeite kost om te verwerken. Hierdoor is de informatie aantrekkelijker om op te nemen voor een groter publiek (Baum, 2002; 2003; 2005). Dit fenomeen kan verklaard worden door twee theorieën. Ten eerste kan door het gebruik van goed toegepaste humor de kijker zich ontspannen voelen, waardoor deze de rust neemt om de informatie goed te kunnen verwerken (Garner, 2006). Een tweede verklaring voor de stijging van betrokkenheid met de gepresenteerde informatie wordt gegeven door onderzoek van Holbert (2005) en Young (2003; 2004). Zij stellen dat om de boodschap van politieke satire te kunnen verwerken er een actieve houding van het publiek wordt gevraagd. Door het gebruik van humor neemt de toegankelijkheid om de informatie te verwerken toe (Young, 2004). Dit leidt tot een hogere betrokkenheid bij de inhoud, wat op

(5)

5 zijn beurt het kenniseffect bevordert .

Wanneer de gatewaytheorie over de toegankelijkheid van politieke comedy wordt gevolgd, kan hieruit verondersteld worden dat de blootstelling aan politieke comedy zal leiden tot een toename in politieke kennis. Dit levert de volgende hypothese op:

H1. Blootstelling aan politieke informatie via politieke comedy zorgt voor een stijging

in de mate van politieke kennis.

Berichtsverwerking

Berichtsverwerking gaat over de hoeveelheid moeite die de kijker wil stoppen in het verwerken van de boodschap die zij ziet. Het begrip is gebaseerd op de door Salomon (1984) geïntroduceerde term ‘Amount of invested mental effort’ (AIME). Het begrip AIME wordt door Salomon (1984, p. 648) geoperationaliseerd als:‘the number of nonautomatic mental elaborations applied to a unit of material’.

AIME werd in het onderzoek van Salomon (1984) meetbaar gemaakt door proefpersonen vragen te stellen over de moeite, de concentratie en de inschatting van de moeilijkheid van het stimulusmateriaal waaraan zij werden blootgesteld.

AIME gaat over de motivatie van de kijker om gecontroleerd en vrijwillig een bepaalde hoeveelheid van haar mentale capaciteiten toe te passen om gekregen informatie te verwerken. Deze toewijzing van mentale capaciteit is gedeeltelijk afhankelijk van de verwachtingen die van te voren zijn gesteld over de hoeveelheid moeite die het kost om bepaalde informatie te verwerken (Salomon, 1984). Eerder onderzoek toonde bijvoorbeeld aan dat televisie een medium is dat minder mentale moeite (AIME) vraagt om te verwerken (Salomon, 1984).

De hoeveelheid AIME die iemand wil toepassen om informatie van een bepaald medium te verwerken, blijkt een significante voorspeller te zijn van het leren van nieuwsberichten onder volwassen (Eveland, 2001; Salomon, 1984; Unnava, Agarwal & Haugtvedt, 1996).De hoeveelheid moeite (AIME) die de kijker wil geven om het bericht uit politieke comedy shows of journaaluitzendingen te verwerken, bepaalt de hoeveelheid informatie die het publiek verwerkt. Hieruit volgt de volgende hypothese:

H2: Een hogere berichtsverwerking zorgt voor een positief effect op de relatie tussen politieke comedy en politiek kennis.

(6)

6

Nieuws of entertainment?

Prior (2003) demonstreerde dat kijkers hoofdzakelijk naar politieke comedy shows kijken voor entertainment en niet als bron van informatie. Hoe er naar de shows wordt gekeken, heeft belangrijke gevolgen voor de verwerking van de informatie (Feldman, 2013). Hoe meer het publiek het bericht als humoristisch ervaart, hoe waarschijnlijker zij het bericht als irrelevant of als grap beschouwt. Dit in tegenstelling tot niet humoristische berichten (Nabi, Moyer-Guse & Byrne, 2007). Zodoende verwerken politieke comedyshowkijkers en journaalkijkers de informatie op verschillende manieren (Kim & Vishak, 2008).

Wanneer het bericht als entertainment of grappig wordt beschouwd, wordt deze niet op dezelfde manier verwerkt als berichten die als informatief of serieus worden bestempeld (Feldman, 2013, p. 589). De kijker maakt van tevoren een inschatting van de hoeveelheid moeite die zij nodig heeft om de entertainment- of nieuwsboodschap te verwerken. Onderzoek laat zien dat kijkers die politieke comedy shows als nieuwsbron of als mix van nieuws en entertainment (infotainment) beschouwen een grotere hoeveelheid mentale moeite activeren, dan diegene die de politieke comedy shows bekijken als entertainment (Feldman, 2013, p.602). Dit kan ervoor zorgen dat wanneer de kijker politieke comedy puur als entertainment beschouwt zij niet de juiste hoeveelheid moeite inzet om van het bericht te kunnen leren. Door het volgen van deze redenering is de volgende hypothese opgesteld:

H3: Wanneer de bron(politieke comedy show of nieuwsfragment) als entertainment

wordt beschouwd, zal de berichtsverwerking lager zijn.

In onderstaande conceptuele modellen zijn de hypothese visueel weergegeven.

Model 1: Conceptueel model hypothese 1 en 2

Politieke

comedy

Berichtsverwerking

Politieke

kennis

+

+

(7)

7 Model 2: Conceptueel model hypothese 3

Methode Steekproef

In dit onderzoek is er gebruik gemaakt van een gelegenheidsstreekproef. In de uitnodiging bevond zich een link naar het onderzoek in Qualtrics. De proefpersonen zijn in november en december 2015 geworven via Facebook, mail en Whatsapp. De steekproef bestond uit 240 volwassenen ouder dan 18 jaar. De gemiddelde leeftijd van de groep was 28.25 jaar (SD=12.23). De steekproef bestond voor 65.0% uit vrouwen. Het mediaanniveau van opleiding was MBO-4 en 23.4% van de proefpersonen bezat een afgeronde WO bachelor of Master.

Onderzoeksprocedure

Dit onderzoek is uitgevoerd door middel van een experiment. Het doel van dit

onderzoek is om causale relatie tussen blootstelling aan politieke comedy en politieke kennis aan te tonen en te onderzoeken wat de invloed van berichtsverwerking en perceptie van de bron is op deze relatie. Een experiment kan deze causaliteit aantonen.

Om ervoor te zorgen dat er geen grote verschillen zaten tussen het kennisniveau voor

deelname aan het experiment, werd er gezocht naar een onderwerp wat zowel in een satirisch programma als een nieuws programma verscheen, maar wat niet sterk onder de gemiddelde Nederland speelt. Uiteindelijk is er gekozen voor de waterschapsverkiezingen die op 18 maart 2015 plaatsvonden. Uit een enquête gehouden door EenVandaag Opniepanel gehouden tussen 6 en 9 maart 2015 kwam naar voren dat 91% van de Nederlanders weinig of helemaal niet bekend was met de thema’s die speelden in hun waterschap.

Voor blootstelling aan de stimulus beantwoordden de proefpersonen ter controle als eerste een vraag over hun huidige bekendheid met de waterschapsverkiezingen. Vervolgens werden zij blootgesteld aan de experimentele stimulus. Proefpersonen werden random toegewezen aan een beeldfragment over de waterschapsverkiezingen uit het RTL nieuws of uit een uitzending van Zondag met Lubach. Na de blootstelling werd de berichtsverwerking, de perceptie van de bron en politieke kennis gemeten van de proefpersonen. De overige

Bron beschouwd als

entertainment

Berichtsverwerking

(8)

8 variabelen die tijdens die onderzoek werden bevraagd, algemene politieke kennis, attitude tegenover de politicus, politieke voorkeur, politieke efficacy, politieke participatie en

politieke interesse, zijn voor dit onderzoek niet relevant. De analyses van deze variabelen zijn elders gerapporteerd.

Experimentele stimuli

De experimentele stimulus die in dit onderzoek is gebruikt, is een fragment uit de uitzending van Zondag met Lubach van 8 maart 2015. In dit 1.44 minuut durende fragment werd feitelijke informatie verteld over de waterschapsverkiezingen van 2015. In Zondag met Lubach bespreekt prestator Arjen Lubach elke zondag in dertig minuten aan de hand van verschillende beeldfragmenten actualiteiten en nieuwsberichten van de voorgaande week. Dit doet hij met een satirische toon. Dit programma kan vergeleken worden met het Amerikaanse The Daily Show. Er zijn tussen deze programma’s veel overeenkomsten te vinden. Zodoende wordt in beide shows de humor vaak gepresenteerd in de vorm van een nieuwsuitzending (Cao, 2008). De presentator zit achter een desk en op een scherm naast het hoofd bevinden zich afbeeldingen uit nieuwsfragmenten. Daarnaast toont Amerikaans onderzoek aan dat politieke comedy shows, zoals The Daily Show, meer tijd kunnen besteden aan

verkiezingsverhalen in vergelijking met journaaluitzendingen (Fox, Koloen & Sahin, 2007). Ook Zondag met Lubach besteed langere tijd aan bepaalde onderwerpen in de afleveringen.

Als controle conditie is er gekozen voor een nieuwsuitzending van RTL Nieuws. In dit fragment werd feitelijke informatie verteld over dezelfde waterschapsverkiezingen. Het fragment duurde in totaal 1.10 minuut. Het verschil tussen de experimentele conditie en de controle conditie is de manier waarop de informatie werd gebracht. In beide fragmenten werd de informatie over de waterschapsverkiezingen als feiten naar voren gebracht. Echter, in Zondag met Lubach werd de informatie gebracht met een komische ondertoon en door humoristisch beeldmateriaal vergezeld.

Door middel van een manipulatiecheck werd gekeken of het verschil tussen de

uitzendingen voor de proefpersonen duidelijk was. De proefpersonen beantwoordden hiervoor de volgende vraag: ‘Op welke manier werd de informatie in het fragment wat je net hebt gezien, gebracht?’ De proefpersonen konden kiezen uit de antwoordmogelijkheden feitelijk of humoristisch. Om te controleren of de manipulatie gelukt was, moesten zowel de

proefpersonen in de controle conditie als in de experimentele conditie na het zien van het fragment beoordelen of zij het fragment op een feitelijke (1) of humoristische (2) wijze gebracht vonden. Een onafhankelijke t-toets is gebruikt om de gemiddeldes van beide groepen

(9)

9 te vergelijken. De proefpersonen in de controleconditie beoordeelden het fragment als zeer feitelijk (M =1.03, SD =0.18) en de proefpersonen in de experimentele conditie beoordeelde het fragment als overwegend humoristisch (M =1.91, SD =0.29). Dit verschil is significant, wat betekent dat de gemiddeldes in beide groepen niet gelijk aan elkaar waren, t(238)= -27.97, p<0.05, 95%CI [-0.936; -0.813]. Hieruit blijkt dat de manipulatie gelukt is.

Politieke kennis

Politieke kennis werd in dit onderzoek geoperationaliseerd als de herinnering van informatie over een politiek onderwerp. In dit geval is het politieke onderwerp de

Nederlandse waterschapsverkiezingen die gehouden werden op van 18 maart 2015. Eerdere onderzoeken maten politieke kennis door de herkenning van

informatieargumenten (Matthes, 2013; Beak & Wojcieszak, 2009). In lijn met deze eerdere onderzoeken kregen proefpersonen in dit onderzoek verschillende argumenten te zien die bestonden uit informatie die in de filmpjes terug te zien waren. Vier argumenten

correspondeerde correct met de experimentele stimulus (Zondag met Lubach) en vier argumenten met de controle conditie (RTL Nieuws). De proefpersonen konden in totaal een maximale score van vier correcte antwoorden behalen. Vanwege het gebrek aan volledige overeenkomst in de feitelijke informatie tussen het Zondag met Lubach fragment en het RTL Nieuws fragment over de waterschapsverkiezingen, konden niet dezelfde

informatieargumenten uit beide fragmenten gehaald worden Dit is schadelijk voor de validiteit van het onderzoek. Idealiter werden in dit onderzoek twee fragmenten gekozen die exact dezelfde informatie naar voren brachten met als enige verschil de humoristische of feitelijke ondertoon. Het was niet mogelijk om deze fragmenten te vinden. Ook de

mogelijkheid om zelf fragmenten na te maken viel buiten de scope van dit onderzoek. Om toch de interne validiteit van dit onderzoek te vergroten, is gestreefd om de antwoordopties in beide fragmenten zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen. Enkel informatie over

institutionele aspecten van de waterschapsverkiezingen zijn als antwoordoptie opgenomen in dit onderzoek.

Berichtsverwerking

Berichtsverwerking is geoperationaliseerd als de toewijzing van mentale moeite om informatie te verwerken. Om berichtsverwerking te meten, is gekeken naar eerdere

onderzoeken (Feldman, 2013; Salomon, 1984). In het onderzoek van Feldman werd

berichtsverwerking gemeten door twee vragen te stellen: ‘Hoeveel moeite stak je in het kijken naar het fragment?’ en ‘Hoe erg concentreerde je je op het fragment?’. De respondenten

(10)

10 beantwoordden de vragen met de volgende antwoordmogelijkheden: Niet, weinig, een beetje, best veel, heel veel. De vragen hadden een sterk verband (r=0.61) en waren gebaseerd op eerder onderzoek van Salomon (1984). Uit het eerdere onderzoek van Salomon (1984) zijn naast de eerder twee vragen, nog één andere vraag gehaald om berichtsverwerking te meten. Dit was de vraag: ‘Hoe gemakkelijk was het fragment voor jou te begrijpen? Deze vraag werd beantwoord op dezelfde antwoordschaal als de eerdere vragen. Door het totale aantal van drie vragen werd het mogelijk om een schaal te creëren die berichtsverwerking mat.

Om de variabelen berichtsverwerking te construeren is er een principale-componenten-factoranalyse met een orthogonale (Varimax) rotatie uitgevoerd. In deze analyse zijn de drie verschillende items opgenomen. In deze analyse is één component gevonden die een

eigenwaarde had groter dan één, namelijk 1.85. Daarnaast bevond deze component zich links van de scree plot. De component verklaarde in totaal 61.5% van de variantie tussen de items. Zoals in tabel 1 te zien is, hadden alle items een hoge componentenlading. Om deze reden zijn zij allen opgenomen in de schaalconstructie. Van deze schaal is betrouwbaarheid berekend. Cronbach’s alpha gaf een redelijke betrouwbare schaal (α=0.68). De betrouwbaarheid kon verhoogd worden naar α=0.77 wanneer het item ‘Hoe gemakkelijk was het fragment voor u te begrijpen?’ werd verwijderd. Dit item werd om deze reden verwijderd en zijn uiteindelijk de overgebleven twee items opgenomen in de schaalconstructie. De berichtsverwerkingsschaal is geconstrueerd met een gemiddelde met een minimale score van twee en een maximale score van tien.

Tabel 1

Componentenladingen uit component matrix

Item Componentenlading

Hoeveel moeite stak u in het kijken naar het vorige fragment?

0.82

Hoe erg concentreerde u zich op de inhoud van het fragment?

0.89

Hoe gemakkelijk was het fragment voor u te begrijpen?

(11)

11

Perceptie van de bron

De perceptie van de bron mat op wat voor manier proefpersonen de fragmenten uit de televisieprogramma’s classificeren (Feldman, 2013). Aan de proefpersonen werd het volgende gevraagd: ‘Hoe zou jij de video die je zojuist gezien hebt classificeren?’. De respondenten konden de vraag beantwoorden met drie antwoordmogelijkheden: entertainment (7.92%), nieuws (43.75%) of een mix van nieuws en entertainment (48.33%). Weinig respondenten gaven aan het fragment puur als entertainment te beschouwen (7.92%). Omdat de groepen zo scheef verdeeld waren, werd er gekozen om de entertainment groep toe te voegen aan de groep ‘mix van nieuws en entertainment. Op deze manier ontstond er een dichotome variabele, ‘mix van nieuws en entertainment’ en ‘nieuws’.

Huidige bekendheid

Er werd gecontroleerd wat het huidige bekendheidsniveau was met de

waterschapsverkiezingen door de proefpersonen de volgende vraag te laten beantwoorden op een 5-puntsschaal: ‘Hoe bekend bent u met de waterschapsverkiezingen in Nederland?’. De schaal liep van (1) helemaal onbekend tot (5) helemaal bekend. Van de proefpersonen gaf 9.2% aan goed bekend te zijn met de waterschapsverkiezingen. Het grootste gedeelte (44.2%) gaf aan helemaal niet goed bekend te zijn met de verkiezingen. De gemiddelde bekendheid van de waterschapsverkiezingen was 1.91 (SD=0.99).

Analysestrategie

Om de hypotheses te testen zijn er verschillende statistische toetsen gebruikt.

Hypothese 1 onderzoekt het effect van politieke comedy op politieke kennis. Deze hypothese is getest door de gemiddeldes van de groep die Zondag met Lubach heeft gezien en de groep die het RTL Nieuws zag met elkaar te vergelijken. Om deze hypothese te testen is er om deze reden de eenwegsvariantieanalyse gebruikt.

Bij hypothese 2 is gekeken of de variabelen berichtsverwerking een moderend effect heeft op de relatie die onderzocht is bij hypothese 1. Deze relatie is getest door middel van een regressieanalyse.

Hypothese 3 testte het effect van de perceptie van de bron op de berichtsverwerking. Omdat de variabele uiteindelijk omgezet is naar een dichotome variabele is deze hypothese getest met een onafhankelijke t-toets. Hierbij zijn de gemiddeldes van de berichtsverwerking in de entertainment en nieuws groep met elkaar vergeleken.

(12)

12

Resultaten

Door middel van een onafhankelijke t-toets is de randomisatiecheck uitgevoerd. De uitkomsten laten zien dat deze check gelukt is. De gemiddelde leeftijd in de controle conditie is 28.7 (SD=12.73 ) en in de experimentele conditie is de leeftijd gemiddeld 28.25

(SD=12.23). Dit verschil is niet significant, t(238)=0.28 , p=0.549, 95% CI =[-2.73, 3.63 ]. Ook de verhouding tussen de mannen en vrouwen in beide condities is gelijk verdeeld. In de controle conditie is de proportie man gemiddeld 0.36 (SD= 0.48) en in de experimentele conditie gemiddeld 0.34 (SD=0.48). Dit verschil is niet significant, t(238)= -0.18, p=0.726, 95% CI =[-0.13, 0.11]. Het opleidingsniveau in de controle conditie is gemiddeld 7.54 (SD=2.569) en 7.55 (SD=2.73) in de experimentele conditie. Het verschil tussen de condities is wederom niet significant, t(238)= -0.05, p=0.299, 95% CI =[-0.69, 0.66].

Deze studie focust zich op vier variabelen uit de vragenlijst; de verschillende

condities, wat de politieke kennis van de proefpersonen is, hoe hoog hun berichtsverwerking is en op wat voor manier zij de fragmenten classificeren.

Hypothese 1 stelt het effect van politieke comedy op politieke kennis. De gemiddelde kennis in de controle conditie is 2.97 (SD=0.94). In de experimentele conditie scoort men gemiddeld 2.76 (SD=1.07) op politieke kennis. Om hypothese 1 te testen is gebruik gemaakt van een eenwegsvariantieanalyse (ANOVA). Er is voor deze relatie geen significant effect gevonden, F(1, 238) = 2.42, p=0.121. Uit de analyse blijkt dat het niet aangenomen kan worden dat politieke comedy herkenning (recognition) van kennis beïnvloed.

Hypothese 2 voorspelt dat berichtsverwerking effect heeft op de relatie van hypothese 1. Over het algemeen scoren de proefpersonen hoog op de schaal voor berichtsverwerking die een minimale score van nul heeft en een maximale score van elf (M=7.34, SD=1.51). Uitvoering van een regressieanalyse laat zien dat de onafhankelijke variabele berichtsverwerking een significante voorspeller is van de afhankelijke variabele politieke kennis, t =4.58, p<0.001, 95% CI [0.83,2.07]. Wanneer de berichtsverwerking stijgt met één extra punt, neemt de politieke kennis met 0.21 toe op een schaal van nul tot vier. Dit resultaat laat zien dat er een hoofdeffect is tussen berichtsverwerking en politieke kennis. Zoals te zien is, in tabel 2 onder model 1, is het regressiemodel significant, F (2,237 )=13.87, p < 0.001. Het model is een redelijke voorspeller van politieke kennis en kan 11% van de verschillen in politieke kennis verklaren. Om hypothese 2 te testen moet de

interactievariabelen berichtsverwerking*conditie worden toegevoegd aan het regressiemodel. Model 2 in tabel 2 geeft de resultaten van deze analyse. Opnieuw blijkt het regressiemodel

(13)

13 een redelijke voorspeller (R2=0.11) te zijn van politieke kennis, F(3,236)=10.16, p<0.001. Uit de regressieanalyse komt naar voren dat er geen significante interactie is tussen

berichtsverwerking in de verschillende condities en politieke kennis, t= 1.60, p=0.112. Hypothese 2 kan niet worden aangenomen.

Tabel 2

Het voorspellen van politieke kennis over de waterschapsverkiezingen van 2015.

Model 1 Model 2 b* SE b* SE Constant Berichtsverwerking Conditie Berichtsverwerking*Conditie R2 N 1.45*** 0.21*** - 0.18 0.11 240 0.32 0.04 0.12 1.96*** 0.14* 1.14 0.13 0.11 240 0.45 0.06 0.61 0.08 *p<0.05, **p<0.01, *** p<0.001.

Tot slot onderzoekt hypothese 3 of de perceptie van de bron de mate van

berichtsverwerking beïnvloed. De proefpersonen die de fragmenten bestempelen als een mix van nieuws en entertainment hebben een gemiddelde berichtsverwerking van 7.30 op een schaal van nul tot elf (SD=1.52). Proefpersonen die de fragmenten classificeren als nieuws, hebben een gemiddelde berichtsverwerking van 7.38 (SD=1.52). Het uitvoeren van de onafhankelijke t-toets laat zien dat de classificering van de bron geen significant effect heeft op de berichtsverwerking, t (238) =-0.39, p=0.934, 95% CI [-0.47, 0.31]. Het mag om deze reden niet worden aangenomen dat de manier waarop de bron wordt beschouwd, invloed heeft op de mate van berichtsverwerking. Dit in tegenstelling tot wat hypothese 3 voorspelt.

Conclusie

In dit onderzoek is onderzocht of het kijken naar politieke comedy effect heeft op de politieke kennis van de kijker en welke invloed berichtsverwerking en de classificering van de bron hierop hebben. Om de onderzoeksvraag te beantwoorden is een experiment uitgevoerd waarbij respondenten random zijn toegewezen aan een van de twee condities. Proefpersonen

(14)

14 kregen een fragment te zien van Zondag met Lubach of van het RTL Nieuws. Vervolgens beantwoordden zij kennisvragen over het politieke onderwerp en vragen over hun

berichtsverwerking en perceptie van de bron. De eerste hypothese in dit onderzoek keek naar het effect van blootstelling aan politieke satire op politieke kennis van de kijker. In dit onderzoek is deze relatie niet gevonden. De tweede relatie keek of een hogere

berichtsverwerking zorgt voor een hogere politieke kennis. Ondanks dat er wel een hoofdeffect is gevonden van berichtsverwerking op de toename van politieke kennis, is er geen interactie-effect gevonden. Tot slot is onderzocht of de beschouwing van het gekeken fragment als entertainment ervoor zorgt dat berichtsverwerking lager is. Ook voor dit effect is in dit onderzoek geen significante resultaten gevonden.

In tegenstrijd met eerder onderzoeken die in Amerika uitgevoerd zijn (Brewer et al., 2013; Feldman, 2013; Matthes, 2013; Parkin, 2010; Warner et al., 2015), is in dit onderzoek geen effect gevonden van politieke comedy op politieke kennis. Het doel van dit onderzoek is om te onderzoeken of de gevonden resultaten in de Amerikaanse onderzoeken gegeneraliseerd kunnen worden naar Nederland. Dit blijkt niet het geval. Het gebrek aan het vinden van een significant resultaat kan op verschillende manieren worden verklaard.

De eerste verklaring is tevens ook de grootste limitatie van dit onderzoek. Omdat er weinig overeenkomst is tussen de informatieargumenten in de controle conditie en in de experimentele conditie, is het materiaal moeilijk te vergelijken. Ondanks dat er gestreefd is zoveel mogelijk overeenkomende informatie uit beide fragmenten te halen, was het in dit geval onmogelijk om dit te perfectioneren. De lage overeenstemming zorgt ervoor dat het meetinstrument dat politieke kennis meet een lage validiteit heeft. Dit heeft gevolgen voor de interpretatie van de resultaten. Het is onduidelijk of het gebrek aan significante effecten verklaard kan worden door de invloed van satire of door de lage validiteit van het

meetinstrument. Daardoor zou het mogelijk kunnen zijn dat er in Nederland wel een effect bestaat waarbij blootstelling aan politieke comedy shows de politieke kennis van de Nederlander vergroot, maar dat dit onderzoek dit niet aan kan tonen. Deze belangrijke limitatie in dit onderzoek moet gelden als leerschool voor vervolgonderzoekers. Matthes (2013) en Beak en Wojcieszak (2009) tonen aan dat herkenning van informatieargumenten een valide methode is om stijging in politieke kennis te meten. Echter, zal in

vervolgonderzoeken het stimulusmateriaal zo geselecteerd moeten worden dat in zowel de satirische conditie als de controle conditie dezelfde informatie naar voren komt. Idealiter wordt er door vervolgonderzoekers eigen materiaal gecreëerd, dat qua informatie exact gelijk is en enkel op gebruik van humor tegenover geen humor verschilt. Op deze manier kan het

(15)

15 materiaal beter met elkaar vergeleken worden en kan met meer zekerheid worden

aangenomen dat verschillen in resultaten verklaard kunnen worden door de manipulatie. Naast de limitatie van de meetmethode zijn er nog meer verklaringen die het gebrek aan significante resultaten kunnen verklaren. Zo is de steekproef in dit onderzoek geen representatieve afspiegeling van de Nederlandse bevolking. De steekproef bestond voornamelijk uit hoogopgeleiden jonge vrouwelijke proefpersonen. Het kan zijn dat deze groep zowel de informatie uit de informatieve als de humoristische fragmenten goed kan onthouden en later kan terug herkennen. Hollander (2005) toont aan dat jongeren meer informatie uit televisieprogramma’s halen dan ouderen. Vervolgonderzoek moet ernaar streven om een representatieve steekproef van de Nederlandse bevolking te trekken, om op deze manier de externe validiteit te vergroten.

Een derde verklaring voor het gebrek aan gevonden relaties tussen de onderzochte variabelen, kan het ontbreken zijn van deze relaties in Nederland. Uit de resultaten zoals ze hier gerapporteerd zijn, blijkt dat er in Nederland in tegenstelling tot in Amerika door de kijker geen politieke kennis is gehaald uit het kijken naar politieke comedy shows. Ook speelt de mate van berichtsverwerking hierin geen rol. Daarnaast heeft de perceptie van de

Nederlandse bronnen geen effect op de mate van berichtsverwerking.

Tot slot kan het zijn dat er geen relatie bestaat in de context zoals hij nu is onderzocht. Humor, stijl en inhoud verschillen voor verschillende type shows. In het onderzoek van Cao (2008) wordt bijvoorbeeld een significante relatie tussen politieke comedy shows en politieke kennis, maar geen relatie met late night shows en politieke kennis gevonden. Het onderzoek laat zien dat het type programma de relaties kan beïnvloeden. Zo kunnen in het geval van Nederland andere satirische programma’s als stimulusmateriaal gekozen worden, bijvoorbeeld een satirische sketch show als Koefnoen. Ook de case die in dit geval is gekozen heeft

mogelijk effect gehad op de uitkomst van de analyses. In plaats van de

waterschapsverkiezingen kan bijvoorbeeld een politiek onderwerp gekozen worden wat dichter bij het Nederlandse parlement staat zoals de Tweede Kamerverkiezingen of standpunten van politici.

Dit onderzoek draagt bij aan belangrijke wetenschappelijke implicaties betreffende de methodologische technieken die gebruikt zijn om politieke kennis te meten. Wetenschappers moeten ernaar streven om stimulusmateriaal te selecteren dat qua inhoud aan elkaar gelijk is. Alleen op deze manier kan een correcte vergelijking gemaakt worden tussen satire en niet-satire. Daarnaast moeten wetenschappers erkennen dat verschillende soorten satirische politieke programma’s en verschillende cases, mogelijk andere resultaten kunnen opleveren.

(16)

16 Om een eenduidig beeld te verkrijgen van de precieze relatie tussen satirische politieke

programma’s en politieke kennis, zullen zij onderzoeken moeten uitvoeren in verschillende contexten.

Naast de wetenschappelijke implicatie kunnen er ook maatschappelijke gevolgen uit dit onderzoek getrokken worden. Zo is het voor campagnemanagers belangrijk om te weten dat een Nederlandse politieke comedy show niet een platform is om de kiezer te bereiken. Het kijken naar de show levert de kijker geen extra informatie op, waardoor het geen efficiënt middel is om een boodschap te verkondingen. Campagnemanagers zullen op zoek moeten gaan naar andere communicatiemiddelen die op efficiëntere wijze kennis aan de kiezer bijbrengen.

Ook voor programmamakers zit er een belangrijke consequentie aan de resultaten van dit onderzoek. Het ontbreken van impact op het kennisniveau van de kijker kan duiden op een lage gepercipieerde informatieve waarde voor het publiek. De kijker ziet de show puur als entertainment. Dit kan suggereren dat de programmamaker met hun politieke comedy shows weinig maatschappelijke impact hebben. Alles kan in de shows gezegd worden, of dit nou waar is of niet. De kijker haalt hier immers geen informatie uit. Toch is voor

programmamakers belangrijk om te realiseren dat zij kritisch met deze claim moeten omgaan. Onderzoek naar het hier onderzochte fenomeen in Nederland staat nog in de kinderschoenen en vraagt meer vervolgonderzoek voordat hier een eenduidige conclusie over getrokken kan worden. Vergroting van het kennisveld is van belang om de maatschappelijke impact van dit soort shows beter te kunnen begrijpen. Een succesvolle democratie bestaat immers uit een goed geïnformeerde bevolking (Bennet, 1996).

(17)

17

Literatuurlijst

Baum, M. (2002). Sex lies, and war: How soft news brings foreign policy to the inattentive public. American Political Science Review, 96(1), 91–109.

Baum, M. (2003). Soft news and political knowledge: Evidence of absence or absence of evidence? Political Communication, 20(2), 173–190.

Baum, M. (2005). Soft news goes to war: Public opinion and American Foreign Policy in a new media age. Princeton, New Jersey: Princeton University Press.

Beak, Y., & Wojcieszak, M. (2009). Don’t expect too much! Learning from late-nigh comedy and knowledge item difficulty. Communication research, 36(6), 783-809.

Bennet, S. (1996). “Know-nothings” revisited again. Political behavior, 18(3), 219-233. Brewer, P., & Cao, X. (2006). Candidate appearances on soft news shows and public

knowledge about primary campaigns. Journal of broadcasting & electronic media, 50(1), 18-35.

Brewer, P., Young, D., & Morreale, M. (2013).The impact of real news about “fake news”: intertextual processes and political satire. International journal of public opinion research, 25(3), 323-343.

Cao, X.(2008). Political comedy shows and knowledge about primary campaigns: the

moderating effects of age and education. Mass communication and society, 11(1), 43- 61.

EenVandaag Opniepanel (2015). Weinig draagvlak waterschapsverkiezingen. Verkregen op 10 januari, 2017, van http://opiniepanel.eenvandaag.nl/uitslagen/57981/weinig_ draagvlak_waterschapsverkiezingen

(18)

18 Eveland, W. (2001). The cognitive mediation model of learning from the news: Evidence

from nonelection, off-year election, and presidential election contexts. Communication Research, 28(5), 571–601.

Feldman, L. (2013). Learning about politics from the Daily Show: The role of viewer

orientation and processing motivations. Mass communication and society, 16(1), 607.

Fox, J., Koloen,G., & Sahin,V.(2007). No joke: A comparison of substance in The Daily Show with Jon Stewart and broadcast network television coverage of the 2004

presidential election campaign. Journal of Broadcasting and Electronic Media, 51(2), 213–227.

Garner, R. (2006). Humor in pedagogy: How ha-ha can lead to aha!. College teaching, 54(1), 177–180.

Hollander, B. (2005). Late-night learning: Do entertainment programs increase political campaign knowledge for young viewers. Journal of broadcasting & electronic media, 49(4), 402-415.

Holbert, R. (2005). A typology for the study of entertainment television and politics. American Behavioral Scientist. American behavioral scientist, 49(3), 436–453.

Kim, Y., & Vishak, J. (2008). Just laugh! You don’t need to remember: The effects of entertainment media on political information acquisition and information processing in political judgment. Journal of Communication, 58(2), 338-360.

(19)

19 Matthes, J. (2013). Elaboration or distraction? Knowledge acquisition from thematically

related and unrelated humor in political speeches. International journal of public opinion research, 25(3),291-302.

Nabi, R., Moyer-Guse, E., & Byrne, S. (2007). All joking aside: A serious investigation into the persuasive effect of funny social issue messages. Communication Monographs, 74(1), 29-54.

Parkin, M. (2010). Taking late night comedy seriously how candidate appearances on late night television can engage viewers. Political research quarterly, 63(1), 3-15.

Pew Research center for the people and the press (2004). Cable and internet loom large in fragemented polical news universe. Verkregen op 7 november, 2016, van

http://www.people-press.org/2004/01/11/cable-and-internet-loom-large-in- fragmented-political-news-universe/

Prior, M. (2003). Any good news in soft news? The impact of softg news preference on political knowledge. Journal Communication, 20(2), 149-171.

Salomon, G. (1984). Television is ‘‘easy’’ and print is ‘‘tough’’: The differential investment of mental effort in learning as a function of perceptions and attributions. Journal of educational psychology, 76(4), 647–658.

Unnava, R., Agarwal, S., & Haugtvedt, C. (1996). Interactive effects of presentation

modality and message-generated imagery on recall of advertising information. Journal of Consumer Research, 23(1), 81–88.

Warner, B., Hawthorne, H., & Hawthorne, J. (2015). A dual-processing approach to the effects of viewing political comedy. Humor, 28(4), 541-558.

(20)

20 Xenos, M., & Becker, A. (2009). Moments of zen: effects of the Daily show on information

seeking and political learning. Political communication, 26(3), 317-332.

Young, D. (2003). The counterargument-disruption model of political humor in the context of late-night programming. Paper gepresenteerd op jaarlijkse bijeenkomst van National Communication Association, Miami Beach.

Young, D. (2004). Late-night comedy in election 2000: Its influence on candidate trait ratings and the moderating effects of political knowledge and partisanship. Journal of Broadcasting & Electronic Media, 48(1), 1–22.

Young, D., & Tisinger, M. (2006). Dispelling late-nights myths –News consumption among late-night comedy viewers and the predictors of exposure to various late-night shows. Press/Politics, 11(3), 113-134.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Uit de in het voorjaar 1981 in beide proeven uitgevoerde bemonstering van de grond met ringmonsters (zie tabel 2) blijkt dat het totale poriënvolume - de met lucht en met

This study concludes that while new women farmers continue to face important challenges, such as self-exploitation and the difficulties of navigating gendered roles,

However, this study does offer an intimate insight in the lives of these specific people, and through their stories accomplishes an understanding of how bodywear is practiced

[r]

This study extends previous work, by adopting a theoretical model that contributes to the current understanding of calling and its direct and indirect effects on

In this section, a development (gap) analysis was done by identi'fying the current situation such as training received, knowledge of organisations established

The problem formulated is to design a composite helicopter rotor blade (shown in Figure 1) to meet predetermined target values of the four cross sectional stiffnesses...

The Sotho pupils watched or listened to three black first language speakers from their racial group using BSAE; the English pupils watched or listened to three black first