• No results found

Het aggregatiemodel voor de glastuinbouw

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het aggregatiemodel voor de glastuinbouw"

Copied!
26
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

J.T.W. Alleblas

HET AGGREGATEEMODEL VOOR DE GLASTUINBOUW

Interne nota No. 208

november 1975

Landbouw-Economiseh Instituut Afdeling Tuinbouw

(2)
(3)

INHOUD

Biz.

SAMENVATTING 5 1. INLEIDING 6

1.1 Algemene informatie 6 1.2 De grondbewerking van de aggregatie 6

2 . DE BASISGEGEVENS EN DE BEPERKINGEN 8

2.1 De bron van de gegevens 8 2.2 De beperkingen van de steekproef 8

3 . DE POPULATIE: HET LANDELIJK GEHEEL 10 3.1 De bepaling van het WAP en haar beperkingen 10

3.2 De populatie gestratificeerd 14 3.3 Wat vertegenwoordigt de populatie 15

4. HET MODEL 18 4.1 Toepassingsmogelijkheden van het model 18

4.2 Aggregatie onder de beperkingen van het model 18

4.3 Aggregatie via de sbe 20 4.4 De aggregatie in kort bestek 21

BIJLAGEN 1. Het geaggregeerde WAP 1972 22 2. " " " 1973 24 3 . Overzicht glasaggregatiemodel 26

(4)
(5)

SAMENVATTING

Daar aggregatie een vrij gecompliceerd onderwerp is wordt in hoofd-stuk 1 allereerst een definiëring gegeven. Enige algemene vormen zijn t e r verduidelijking aangevoerd. Aggregeren wil eigenlijk zeggen het s a -menvoegen van een aantal grootheden tot een samengestelde grootheid. Om deze bewerking verantwoord te kunnen verrichten zullen wegings-factoren berekend moeten worden.

In hoofdstuk 2 wordt de bron van de gegevens aangeboord. De bedrij-ven welke bij de afd. tuinbouw in administratie zijn t.b.v. het rentabili-t e i rentabili-t s - en financieringsonderzoek, zorgen voor de nodige gegevens. De bedrijven zijn echter op bepaalde voorwaarden in de steekproef opgeno-men nadat opgeno-men zich goed moet realiseren welke deze voorwaarden zijn.

In de loop van hoofdstuk 3 blijkt dat de bedrijven in administratie t.b.v. het rentabiliteits en financieringsonderzoek (de aantallen) g e r e -lateerd dienen te worden aan hun populaties. Als zodanig fungeert ons waarnemingsapparaat (WAP). Dit is een steekproef uit de meitellingsgegevens van het CBS. De confrontatie met deze aantallen bedrijven g e -schiedt met het doel de wegingsfactoren te bepalen die later gebruikt zullen gaan worden voor de eigenlijke aggregatie van de bedrijfsgegevens. In dit hoofdstuk wordt verder nagegaan in hoeverre de beperkingen van steekproef t.b.v. het rentabiliteits- en financieringsonderzoek en WAP parallel lopen. Tot slot is de representativiteit van het WAP nader b e -keken. De bedrijven in ons glasaggregatiemodel vertegenwoordigen + 92% van de landelijk voorkomende glas sbe.

Aangezien in hoofdstuk 1 t / m hoofdstuk 3 vrij uitvoerig ingegaan is op de achtergronden van het model kan de beschrijving van het eigenlij-ke bewerkingsmodel vrij summier zijn. Het aggregatiemodel kan toege-past worden voor de gehele glassector, of de glasgroenten en glasbloe-men apart. De manieren waarop geaggregeerd kan worden zijn:

a. Aggregatie met de beperkingen van het model. b. Aggregatie via de sbe.

(6)

1. INLEIDING

1.1 A l g e m e n e i n f o r m a t i e

Voor de afdeling tuinbouw is de aggregatie een betrekkelijk nieuwe zaak. In de loop van 1974 zijn de eerste stappen gedaan om te komen tot een voor de glassector operationeel aggregatiemodel. De resultaten hiervan worden in deze nota weergegeven.

De benaming "aggregatie" wordt in deze nota gegeven aan de bewer-king van het samenvoegen van een aantal grootheden tot een samenge-stelde grootheid. Met grootheden wordt geduid op de bedrijfsgegevens van de bedrijven welke in administratie zijn. Met samengestelde groot-heid is in dit verband bedoeld de landelijk representatieve gegevens. Op het bewerkingsmodel van grootheid tot samengestelde grootheid wordt teruggekomen in hoofdstuk 1.2 en hoofdstuk 4.

Ter verduidelijking van het begrip aggregatie volgen nu enige alge-mene voorbeelden van toepassingsmogelijkheden van aggregatie: 1. Aggregatie over de tijd: bv. het cumuleren van weekomzetten tot een

jaaromzet.

2. Aggregatie over goederen: bv. het berekenen van een samengesteld hoeveelheidsindexcijfer uit een aantal enkelvoudige hoeveelheidsin-dexcijfers.

3 . Aggregatie m.b.t. personen: bv. in de vorm van een macro consump-tiefunctie, die samengesteld wordt uit functies op micro niveau. Deze vorm van aggregatie is van grote betekenis voor de m a c r o e c o -nomische beschouwingen.

De aggregatie van de bedrijfsuitkomsten bij de afdeling tuinbouw ligt qua omschrijving of definiëring het dichtst bij deze laatste vorm. De bedrijfsuitkomsten (micro) worden geaggregeerd tot een landelijk gege-ven. De gegevens lenen e r zich voor om door de macro-economische bril bekeken te worden.

De redenen voor de opbouw van een aggregatiemodel zijn terug te brengen tot de levendige belangstelling die is ontstaan voor landelijk r e -presentatieve gegevens (recent speelde de energie een belangrijke rol). Ten behoeve van een goed tuinbouwbeleid dient men snel de beschikking te kunnen hebben over betrouwbare gegevens. Overheid en bedrijfsleven kunnen met deze informatie beter hun standpunt bepalen en in het belang van de Nederlandse tuinbouw hun beleid uitstippelen.

1.2 D e g r o n d b e w e r k i n g v a n d e a g g r e g a t i e

Uit de praktijk is bekend dat simpele toepassingen van aggregatie tot grote complicaties kunnen leiden. Dit is de reden waarom in deze p a r a -graaf op eenvoudige wijze wordt uiteengezet hoe het aggregeren werkt.

(7)

Wil men een geaggregeerd landelijk gegeven presenteren dan zou men eigenlijk de beschikking moeten hebben over alle in den lande op dit gegeven betrekking hebbende eenheden. Deze zouden gesommeerd een landelijk geheel presenteren.

De bewerking bij de aggregatie van de glastuinbouw is echter afwij-kend van bovenstaande procedure. Om praktische redenen is het onmo-gelijk een optelsom te maken van de individuele bedrijfsgegevens.

Deze bedrijfsgegevens staan ons ter beschikking d.m.v. een steek-proef. Indien we deze steekproefgegevens landelijk willen aggregeren moeten ze vermenigvuldigd worden met een grootheid. Deze berekende grootheid wordt wegingsfactor genoemd.

T e r berekening van de wegingsfactoren, die zullen dienen om de i n -dividuele bedrijfsgegevens te aggregeren, zullen de bedrijven die ons t e r beschikking staan gerelateerd dienen te worden aan hun populatie. Een eenvoudig voorbeeld moge dit verduidelijken

Bedrijfsgegevens Wegingsfactoren 1>

• p

Landelijke totalen In het Zuidhollands Glasdistrict zijn bv. in 1972 in de grootteklasse 120 - 240 sbe, 1 984 verwarmde glasgroentebedrijven aanwezig. Van de ons t e r beschikking staande bedrijven (in administratie) blijken er 26 in deze grootteklasse te vallen. De gegevens van deze 26 bedrijven zul-len met een factor 76,3 vermenigvuldigd moeten worden om representa-tief te kunnen zijn voor 1 984 bedrijven. De relatie populatie en de t e r beschikking staande bedrijven resulteert dus in een wegingsfactor.

In een eenvoudige formule is de bewerking als volgt te omschrijven I Variabele x s t°P ^proef = Geaggregeerd gegeven,

of

TT I t x 1 U U - H II

u x Steekproef %

of

i n " x Wegingsfactor = " " Indien we bv. zouden willen weten hoe de financiële positie van deze groep van 26 bedrijven i s , kunnen we de individuele waarnemingen b e -treffende EV en TV met behulp van de berekende wegingsfactoren (76,3) aggregeren. De onderlinge verschillen betreffende de hoogte van het EV of TV zijn naar verhouding in het landelijk gegeven vertegenwoordigd.

(8)

2. DE BASISGEGEVENS EN DE BEPERKINGEN

2.1 D e b r o n v a n d e g e g e v e n s

De bron voor alle te aggregeren gegevens zijn de administraties van de bedrijven welke op de afdeling tuinbouw deels op basis van bescheiden en deels op basis van mondelinge enquête (technische gegevens) bijge-houden worden.

In het verleden beschikte de afdeling tuinbouw slechts over een be-perkt regionaal boekhoudnet. Enige jaren geleden is een begin gemaakt met de vervanging r e s p . uitbreiding van deze steekproeven naar steek-proeven met landelijke representativiteit. Tot de mogelijkheden van aan-pak behoorden 1):

a. Volledige herziening van de steekproeven. b . Geleidelijke herziening van de steekproeven.

De keuze viel op mogelijkheid b . Dit hield in dat gelijktijdig met de aan-vulling van de z.g. buitengebieden, het aantal bedrijven in de centra diende te worden verminderd. Bij deze keuze werd zoveel mogelijk g e -bruik gemaakt van het bestaande boekhoudnet. In 1975 zullen de nieuwe steekproeven voor zowel de glassector als de opengrondssector in zijn geheel gerealiseerd worden.

De vraag of het reëel is de bedrijfsuitkomsten van de bedrijven in administratie als representatief te laten gelden kan bevestigend beant-woord worden. Deze representativiteit wordt o.a. bereikt door een a-selecte steekproef. Door tevens de populatie te stratificeren wordt bij de trekking van de steekproef minder aan het toeval overgelaten. Door de verschillende sub-universa te relateren aan een verschillend steek-proefpercentage wordt de kwaliteit van de steekproef verbeterd.

Aangezien de populatie van de bedrijven, waarvoor de steekproef t.b.v. het onderzoek naar de rentabiliteit en inkomen beperkter is dan o.i. gewenst is voor de geaggregeerde resultaten zal in het navolgende hoofdstuk 3 nagegaan worden welke onnauwkeurigheden gemaakt worden en of het desalniettemin verantwoord is om de uitkomsten als landelijk representatief te presenteren.

2.2 D e b e p e r k i n g e n v a n d e s t e e k p r o e f

(t.b.v. het onderzoek naar rentabiliteit en inkomen van tuinbouwbe-drijven)

De steekproef t.b.v. het rentabiliteitsonderzoek kent een aantal beper-kingen. Deze beperkingen zijn ingebraeht om het materiaal zoveel moge-1) Zie ICD 18/72:

(9)

lijk te homogeniseren. Enige relativering t.a.v. de "landelijke r e p r e s e n -tativiteit" is daarom gewenst. We moeten ons steeds realiseren dat we een bepaalde groep bedrijven op het oog hebben. Een groep die tot stand gekomen is door een aantal beperkende bepalingen in het model in te bouwen.

De beperkingen van de steekproef en de aantallen welke hierdoor bui-ten de populatie vallen zijn in combinatie met een voorbeeld vermeld 1). Bedrijven met glasgroente.

Aantallen % Opp. g r . % onder

glas (ha)

Volgens land.telling 1972 11396 100 5033 100 1. Gebiedenniet in onderzoek 478 4,2 101 2,0 2. Niet agrarisch hoofdberoep 328 2,9 55 1,1 3 . Bedrijven < 60 sbe 1091 9,6 201 4,0 4. Bedrijven met < 60% glastuin- 3972 34,8 881 17,5

bouw en/of < 60% van sbe glasaanw. r e s p . verwarmde of

onverwarmde glasgroente _ _ _ _

5869 51,5 1238 24,6 Bedr. geschikt voor onderzoek 5527 48,5 3795 75,4

Uit deze 5527 bedrijven wordt een a-selecte steekproef getrokken, welke 136 bedrijven omvat. Als deze bedrijven bezocht worden blijkt dat e r nog eens 19 bedrijven ongeschikt zijn voor onderzoek en afvallen. De 117 bedrijven uit de steekproef die overblijven zijn daardoor representa-tief voor + 4750 bedrijven.

Door het inbrengen van de beperkingen zoals aangeduid onder 1 t / m 4 blijkt slechts een gedeelte (48,5) van de oorspronkelijke populatie van 11 396 bedrijven voor de steekproef in aanmerking te komen. Dit gedeel-te vergedeel-tegenwoordigt 75,4% van de produktie. De representativigedeel-teit moet hier dus duidelijk gerelateerd worden aan een beperkte groep bedrijven.

Men moet zich realiseren dat bovenstaand voorbeeld betrekking heeft op de steekproef t.b.v. het rentabiliteitsonderzoek. De financiële gege-vens, waar het hier om gaat hebben betrekking op de bedrijven en onder-nemers.

We zullen in het volgende hoofdstuk zien dat de beperkingen van de populatie t.b.v. de sectorgegevens (resultatenrekening) ruimer genomen zijn om de aggregatie van deze gegevens kwalitatief beter te kunnen v e r -antwoorden. Bij de resultatenrekening staat de oppervlakte (glas) m e e r centraal. Hierbij is het uiteraard bij de aggregatie belangrijker dat we een zo groot mogelijk gedeelte van de produktie t e r beschikking hebben.

1) Verdere verduidelijking is te vinden in LE I-inlichting 144; Het univer-sum van de groenteteelt onder glas en de steekproef die hieruit ten dienste van het rentabilité i t s - en financieringsonderzoek is samenge-steld.

(10)

3 . DE POPULATIE : HET LANDELIJK GEHEEL

3.1 D e b e p a l i n g v a n h e t W A P ' e n h a a r b e p e r k i n g e n Voor de bepaling van de populatie en de sub-populaties wordt uitgegaan van de meitelling van het CBS. Het LEI heeft sinds 1972 de b e -schikking over de CBS banden met betreffende gegevens. Van de band wordt een steekproef getrokken die in de wandelgangen WAP genoemd wordt. Met behulp van de WAP bedrijven bouwen we een populatie op die, moet voldoen aan de in hoofdstuk 2 gestelde krlteria welke gelden voor de steekproef t.b.v. het onderzoek naar rentabiliteit en inkomen. Het WAP is op dezelfde wijze gestratificeerd als de steekproef van de bedrijven voor het onderzoek t.b.v. rentabiliteit en inkomen van de tuinbouwbedrijven van het LEI.

Bij de aggregatie zullen de WAP bedrijven in relatie tot de verschil-lende sub-universa dan ook verschilverschil-lende wegingsfactoren krijgen.

De volgende wegingsfactoren en steekproefpercentages zijn van t o e -passing.

sbe < 100 110-250 250-500 > 500 grootteklasse

Steekproef % 4,55 9,09 18,18 100 Wegingsfactor 22 11 5,5 1

Het WAP dient m.b.v. bovenomschreven wegingsfactoren geaggre-geerd te worden om de (sub) populatie te bepalen.

Het rechtstreeks trekken van de populaties uit de CBS band is uit praktische overwegingen niet haalbaar. Uit onderzoekingen is gebleken dat het geaggregeerde WAP een zeer betrouwbare afspiegeling van de werkelijkheid is 2).

T.b.v. het aggregatiemodel voor de glastuinbouw hebben we de popu-latie ruimer gesteld dan de popupopu-latie t.b.v. het rentabiliteits- en inko-mensonderzoek (zie hoofdstuk 2.2). De beperkingen voor de populatie t.b.v. de sector rekening zijn:

1) Waarnemingsapparaat.

2) Het betreft hier een uitdraai van de CBS band voor giagbedrijven > 60% van totaal sbe aan glasteelten, welke vergeleken is met het geaggregeerde WAP. De totaal afwijking was bij vergelijking met deze m e i -tellingsgegevens slechts •/. 1,4%.

(11)

1. De aggregatie geschiedt slechts voor bedrijven met meer dan 60% van het totaal sbe aan glasteelten.

2. Voor de afzonderlijke typen glastuinbouw geldt: de aggregatie g e -schiedt voor bedrijven met meer dan 50% van glas sbe aan r e s p .

verwarmde-, onverwarmde glasgroente, glasbloemen, potplanten. . 3 . De aggregatie geschiedt voor die bedrijven waarvan de ondernemer

het agrarische hoofdberoep uitoefent.

4. De aggregatie geschiedt voor bedrijven groter dan 60 sbe.

Als we bovenstaande beperkingen aan een onderzoek onderwerpen zien we dat er verschillen optreden t.a.v. de beperkingen die gelden bij de trekking van de bedrijven voor de steekproef t.b.v. het rentabiliteits-en financieringsonderzoek. Deze discrepantie hoeft niet hoofdzakelijker-wijs een belemmering te zijn voor een te leggen relatie tussen steek-proefbedrijven t.b.v. rentabiliteitsonderzoek en geaggregeerde WAP. We zullen zien dat door het verschil in beperkingen de (sub) populaties uitgebreid worden. De uitbreiding van de populatie is meer wenselijk t.b.v. de geaggregeerde sectorgegevens. De verschillen zijn als volgt te omschrijven.

1. De gebieden (beperking 1 van het rentabiliteitsonderzoek) welke uit praktische of economische redenen niet in de steekproef t.b.v. het rentabiliteitsonderzoek vertegenwoordigd zijn, zijn wel aanwezig in het WAP. Bij het aggregatiemodel is ervan uitgegaan zoveel moge-lijk bedrijven in het model te betrekken.

Het is o.i. redelijk om aan te nemen dat deze groep bedrijven (+ 4,5%) ongeveer dezelfde bedrijfsstructuur heeft als de bedrijven die wel in de steekproef aanwezig zijn. In het WAP zijn deze bedrijven onderge-bracht bij Overig Nederland (zie 3.2). Door deze werkwijze wordt de populatie vergroot waardoor relatief hogere wegingsfactoren voor kunnen komen. 1)

2. Bij de steekproef t.b.v. het rentabiliteits- en financieringsonderzoek blijkt bij het bezoeken van de bedrijven nog een gedeelte (b.v. bedrij-ven met relatief veel handel) ongeschikt te zijn om in de administra-ties te worden opgenomen.

3 . De gemengde glasbedrijven (dit zijn bedrijven die wel > 60% van sbe aan glas hebben maar voor minder dan 50% gespecialiseerd zijn in verwarmde- of onverwarmde glasgroente, bloemen of potplanten) worden bij de bepaling van de populatie wel meegenomen.

Ter illustratie van de verschillen in populatie tussen het model voor het rentabiliteitsonderzoek en aggregatiemodel glastuinbouw wordt een overzicht gegeven.

1) Voor bijzonderheden omtrent de gebieden welke niet in de steekproef aanwezig zijn wordt verwezen naar instructie T: "Het trekken van de steekproef voor het LEI-Waarnemingsapparaat".

(12)

r- co <U t

-"82

Ol g*

3.8

hO ß a i •»•• U 5 eP cd

"S

â

^ o o t-4 «O l>-o o 1 - 1 CD T-l t -CO CO m eo * eo ( M o o Tj< tl« «M en <M O CO CO «O* aa © eo Tjl I t - ( D I «M CM o en t o «o* t -CM* 0 0 o eo r - l CM l co eo l «M ca 1-4 i H 1 • OàC ^ 1 I en en i r - î - i t - Tj« • - i oo co t o CO t o co o co o i - i o i H CM mode l W197 2 <o zt Ti 2 « -2 b o 5 u 3 bfl m fcf cd < "S cd cd X! ç £ cl <; o o T-l CO l O CO tr-o o 1-4 m w t— t -eo^ CO co eo CM ao en i H •* 8 CM CO CO «h CO w m co eo en en co CO CM ira co 1 r - CM r-Tco 1 CM CO CM eo • - 1 CM 1 l O Tj» • * oo" 1-1 1 1 1 1 co 0 0 CO eo ira co eo co o CM i - t r-l

M

cd H 3 «* •V* V - « • r * S3 ed B* <D u u

s

> tmm* 0) CM en r-i ^ O N U (U T3 T l 5 2 S o P5 o ta

a

S bfi ni J3 O o eo co eo en t~- CM o en «o •># CM m co en eo "S* oo c- co o * o eo i H CM to ira ira oo r-co ira • H ira c- n« eo eo oo en o * o co CM en Cft o 0 0 co ira ira* cn eo eo I H i-i eo o i - i r- CM co m eo CM eo eo H H N t » ira ira Tt< • * co TJ< C O t*-en t*-en t*-en co t - r - •«* co i H i H ira CM 0 0 ira m e-00* o ira t o 0 0 ao u 9)

"8

o ß <o M § 3 «O Ö a « m

S

O • * - » > o co V j a co

1

o *>

S

> t o A - M (U

g j g ü

ö ta c a» 'S» E «'S S ^ bom cd m ra § cd ;otaa l sb e va n gla s sb e nverw . glasg r &£> ° ra O • > ira u o t . cd A « fi m «• > ed °° 'S t a u

2 § §

CQ cd ed d) O J3 ß n sb e sb e aa n asgr. , derzoe k otaa l gla s w . gl ; in o n ^_» a M 4-> % va n 0% va i , onv e .nte n en ni e o w ù SV, A c S O •£ ß cd x P m •s •»•a ,mb rijve n m gla s sb e p . verw . bloemen , rijve n in ;-agrari e

' S g § i " 8 5

J

m o co

«s

> o T3 OC 0) ß W cd fn ( o W Z f Q O m « n cd •—* bO U 0)

•a

o t l eu ^ : g o

5

S a

. > ira Ï 7

S "8

m -0 <u - p S t a> i-. ß U 0)

I g

*i 's

r - l ( M

(13)

Uit tabel 1 blijkt dat door het ruimer stellen van de beperkingen de populatie t.b.v. de aggregatie vergroot kan worden. In het WAP worden op deze wijze door het wel opnemen van de groep gemengde b e -drijven (160), de be-drijven in de gebieden met een onderzoek (793} en de groep ongeschikte bedrijven (1 667) in totaal 2 620 extra b e -drijven in de populatie betrokken. Deze be-drijven (14,8% van de lan-' delijk voorkomende bedrijven met tuinbouwgewassen) hebben een o p -pervlakte van + 13% van de te lande voorkomende op-pervlakte g l a s . Het aggregatiemodel vertegenwoordigt op deze wijze + 64% van het landelijk aantal bedrijven met tuinbouwgewassen onder glas en + 89% van de totale oppervlakte van de tuinbouwgewassen onder glas. Op de representativiteit t.a.v. de sbe wordt teruggekomen in 3.3. Het gevolg van de bovenomschreven afwijkingen t.a.v. de wegings-factoren voor de bedrijven t.b.v. het rentabiliteitsonderzoek en t.b.v. het aggregatiemodel is in de vorm van een voorbeeld in onderstaand overzicht gegeven.

Vb. Zuidhollands Glasdistrict verwarmde glasgroente 1972

Grootteklasse Wegingsfactoren Wegingsfactoren steekproef t.b.v. aggregatiemodel rent. en ink.-onderzoek 136,7 76,3 46,7 42,0 Als de aggregatie van het WAP is geschiedt worden de RO steek-proefbedrijven in de overeenkomstige gebieden en grootteklassen gerelateerd aan het WAP. Aangezien het WAP op basis van meitel-lings sbe opgebouwd is zullen allereerst de bedrijven uit de steek-proef op dezelfde noemer gebracht moeten worden. De steeksteek-proef- steekproef-bedrijven worden ingedeeld (naar gebied en grootte gestratificeerd) op basis van de meitellingsgegevens. Hierna kan de eigenlijke con-frontatie van de steekproefbedrijven met de sub-universa beginnen. Een overzicht van een onderverdeling van het aantal steekproefbe-drijven op meitellingsbasis is op de volgende bladzijde gegeven. Deze aantallenverdeling is verder uitgesplitst per gebied. In 3.2 zal de confrontatie van deze aantallen en het WAP nog t e r sprake komen. De grootteklasseindeling van het geaggregeerde WAP is in dit over-zicht weergegeven. 60 - 120 sbe 120 - 240 " 240 - 480 " > 480 " 112,0 71,4 39,9 21,0 13

(14)

sbe G l a s s e c t o r 1972 V e r w a r m d e g l a s g r . O n v e r w a r m d e " G l a s b l o e m e n Potplanten G i a s s e c t o r 1973 V e r w a r m d e g l a s g r . O n v e r w a r m d e " G l a s b l o e m e n Potplanten 60 - 120 12 21 22 1 12 18 12 2 120-240 43 11 47 6 34 15 32 5 240-480 22 1 34 10 21 4 38 8 > 4 8 0 6 3 8 6 13 14 3.2 D e p o p u l a t i e g e s t r a t i f i c e e r d De gebiedsomschrijving is als volgt: 1. Verwarmde glasgroente:

a. Westland (1 762), Droogmakerijen (12711), Delf- en Schieland (12735);

b. Overig Nederland.

2. Onverwarmde glasgroenten:

a. Westland (12762), Droogmakerijen (12711), Delf- en Schieland (12735);

b. Overig Nederland. 3 . Bloemisterij:

a. Westland (12762), Droogmakerijen (12711), Delf- en Schieland (12735);

b . Aalsmeer (08614), Am s teiland (08615), Haarlemmermeer en IJpolders (08613 excl. Amsterdam West 3304), De Venen (12731), De Bollenstreek (12761).

c . Overig Nederland.

4. Potplanten: Geheel Nederland.

5. Overige glasteelten: Geheel Nederland.

In de bijlagen 1 en 2 zijn respectievelijk de geaggregeerde WAP's van 1972 en 1973 vermeld. De gebiedsindeling is als boven. De groep Overige glasteelten (> 60% van totaal sbe aan glas maar < 50% cialiseerd) is naderhand zo goed mogelijk ondergebracht bij de gespe-cialiseerde typen. Het gaat hier over + 1 6 0 bedrijven hetgeen neerkomt op + 1% van het totaal aantal bedrijven.

Met behulp van deze overzichten kunnen de wegingsfactoren bepaald worden (zie hoofdstuk 1.2 en hoofdstuk 3.1) De in 3.1 van hoofdstuk 3 g e -noemde wegingsfactoren zullen hier als voorbeeld verder vermeld wor-den.

(15)

Zuidhollands Glasd. Verwarmde glasgr. 1972. G r o o t t e k l a s s e n 60 - 120 120 - 240 240 - 480 > 4 8 0 Aantal WAP 410 1 9 8 4 700 84 Aantal b e d r . steekproef t . b . v . r e n t . o n d e r z o e k 3 26 15 2 Wegingsfactor 136,7 76,3 46,7 42,0 3.3 W a t v e r t e g e n w o o r d i g d d e p o p u l a t i e

In deze paragraaf zal in aansluiting op 3.1 nagegaan worden hoeveel sbe in het aggregatiemodel vertegenwoordigd zijn. In tabel 2 is een overzicht hieromtrent gegeven. Hierbij is een onderscheid gemaakt t u s -sen enerzijds de sbe van het WAP en anderzijds de geaggregeerde sbe, van de steekproefbedrijven t.b.v. het rentabiliteitsonderzoek, op meitel-lingsbasis.

In het eerste gedeelte van de tabel is weergegeven hoeveel sbe g l a s -groenten en sbe glasbloemen e r in 1972 en 1973 in zijn totaliteit volgens de meitelling voorkwamen.

Hieronder is aangegeven hoeveel sbe glasgroenten en glasbloemen in het aggregatiemodel voor de glastuinbouw aanwezig zijn.

In 1972 kon met 11270 bedrijven (zie 3.1) d.m.v. het WAP 90,7% van de totaal voorkomende sbe glasgroenten en glasbloemen gerealiseerd worden. De glasbloemenbedrijven in het WAP vertegenwoordigen relatief gezien m e e r sbe glasbloemen, (90,4%), dan de glasgroentebedrijven. Glasgroente sbe vertegenwoordigen (86,2%). De sbe die vertegenwoordigd worden als de bedrijven, welke in administratie zijn t.b.v. het r e n tabiliteits en financieringsonderzoek, geaggregeerd worden liggen z o -wel bij de glasgroenten (89,3%)als bij de glasbloemen (93,2%) hoger.

Het totaal sbe glasgroenten dat te vinden is bij het totaal glasbloemen en glasgroentebedrijven is voor het WAP '72 88,8% van het totaal. Voor de bloemen sbe is dit 94,0%.

De iets grotere specialisatie van de bedrijven in administratie v e r klaart het verschil van 1,6% met de sbe welke het door het WAP v e r t e -genwoordigd worden (90,7%).

In 1973 keert het beeld van 1972 goeddeels terug. Het totaal sbe glas--groente welke in het WAP vertegenwoordigd is is teruggelopen met 1,9% tot 86,9%. De glasbloemen sbe geven een teruggang van 1,3% te zien naar

92,7%. In zijn totaliteit is 1,8% minder sbe glasgroente en glasbloemen aanwezig. De RO bedrijven welke geaggregeerd worden op meitellingsbasis vertegenwoordigen net als in 1972 92,3% van het totaal sbe g l a s -groente en glasbloemen.

(16)

o H a eu

S

O lo m cd •—4 ^ • ^ •—* a

a

*—i o X •S Ê R <U r" * J U ^ o ü S.

1

cd t'-as o o o to l O oo o o o co o r-to to o o o m oo oo < M t -CO r-l ü H O) -4-» ••Hl <U

s.

m c Ol "o > o) ai H ß eu > u » x> eu ö 0) o bOXÏ oa oo Ol cd

6 o

£2 CU > - i - i

j . «

O) 0) e e © CU o o (-1 S-l hfl bO CD m cd d

33

<M r -C i 'S •1-4 ts 4) (4 oo CM œ « M CO eo m oo r -o -o CM t O r - l CO CO f -es «O O CD oo co CM co CM OS «O OO 0 0 0 0 i H M eo 0 0 CO o eo to CM o o CM CO X> m cd -•—* M

Ur

03 taß cd " •bb

•8 =

ca » a no _ eu cd cd H M eu X> e ö CD CU

s a

o> o» o o f — I r—» X I X ! CO co cd cd Ü O ö « - 4 0) X! XJ W ü (U O O r-co t o eo co eo co ^* «# co t o t o CM

s

t o OS 0 0 r - l ( M t o co * T-t r-l "*» t ^ r-l CM -* « t o CJS "* c> o co o t o t o •> CM CD r~ co r - l eo <l CO i—< X J to a 1—4 to eu X! co » u be m cd bO 0) X J CO a CO 0) « _ z. _ "" r •. *" co « k CM t~ « b C3 CO CO CO i n lO CM 1-1 t -r-l i n i H oo CO I - l oo t o 1 - 1 o «fc <$<$ i n CO CO CO CM t o ! " H « t 1 i-H 1 as • * 1 to , m CM • oo

1 °

1 **

i H t~-t o t o CM t o oo ». ao ao o r-l co i n m o T - l :<M « i * •—• • -o oo 1 cd •—« 1 bo | * 1 (-• 1 bo . « a i »-^ bO i? 1 °° 1 * - > i • a • « 1 Q> 1 K *. *" «. •" ~ ^ .. m u bO oo crj r - 4 bfl Q . ao o u c crj cet o m A § cd ss Et 3 O X J c •v-4 3 -*-> 00 d S cd X » ( 0

f

r—< • r - * Cl) CU fi o • o u V eu bO eu SP CU bO •> eu "2 a o CO bo cd eu M i X! co t ^ O t o A â <u o t-< CU X! P O o Xi X5 CJ 00 •1-4 cd r-l SP • t ü co O to A C CU > 'S « ' y « ^ . r-l X3 cd ->-> c CU r 4 - U CU XJ > X! • T - 4 •#-1 "8 !-. - u (0 c S 'S c -r-4 CU I M CU Et G CU . > ffl ^ ^ ei "c5< •bfiW &5 *—K. rf—N CM CO

(17)

ho o > Ut CU ca t—« CU •3 H cd cd O ö o

a

CU o X > OD cd •—• Ü • ^ •—• *-> o O. f — « O X CU CU CU o u bo co cd Ü M-4 U-I ca cd r—t o •«-4 co en ï £ CU x> co t £ CU X J ca c ^ CU X! CO O O i H m co co co I - I C i T - l O o r H i n o co o en r-o o «-i o co m co CM r H I H CO t^-cn r H CO m o bo e • • - i »—1 CU -4-* - r - i CU S m c CU ho O > cd cd O H CU > • ^3 X i CU X! CU eu S bOX> ca co cd cd •—I m—l O O CU t> •»—É ~ - l c-l T > CU X) CU -*-» c CU o ^ CU X> 00 CU -«-» e CU o u bO hO CD cd co cd H O O co t'-en eu

'S

• § 1 1

hO CU u ho

SP

^ 1 x> • * i n (33 Tj« CM Tl« T f O» r-i r» o en co en o co o t'-en CM CM co «o o co t - •>* co co m co en co f- co o Tj« O O i CM CO X> oo cd bc CU X ! : co u bO CQ ~ cd -t—i bo CU X! = co

à

co -CU ~ cd cd O H ö CU M m 'a Ja

•a ö eu eu S s CU CU o o r—t r—t X» x> co ao cd cd •—• «—< Ü Ü c CU > ->-t T J CU CU X ! X > CO d CU CU H ie Xf bo ao aa cd cd Ü O co in | o m 0 0 r-l 1 CM en i m CM t — t - > , o o o o 1 r - i CO 1 r - oo «o o 1 t t -co oo co co en oo "* o oo m co en 1 t-r-l 1 eo o i o- t— eo t -1 oo Iren t -1 eo CM i ^i* co t t -i - t CM CM CO X! CO cd -r—l b0 CU X! r ca « * u hO CQ cd -•—• bo CU X> r OD * C2 -co - ' CU

-« 1

1

00 cd r—• bO •fc U bO co cd •—• bO > CU XJ ca • ë -*J Cl-eo CU « co en CM* oo en oo ^ CM en en o en r-t co en oo CM CM r-i i n r-4 1 0

°

O* 1 t - , CM f - eo 'H 1 - « i n CM o CM 0 0 i n r— en CM CO 17

(18)

HET MODEL

4.1 T o e p a s s i n g s m o g e l i j k h e d e n v a n h e t m o d e l a. Gegevens

In principe kunnen alle boekhoudgegevens geaggregeerd worden. In g r o -te lijnen zijn deze gegevens als volgt -te omschrijven.

Kosten: Onderverdeling naar kostensoorten. Opbrengsten: Zoveel mogelijk naar gewas. Resultaten: Alle bekende kengetallen. Duurzame produktiemiddelen.

Financiering: Onderverdeling van het vreemd vermogen (1972). Bedrijfsindeling: Oppervlakte glas, opengrond etc.

Bedrijfstypering: sbe-indeling naar gewas. Diverse kengetallen en overige gegevens.

Met ingang van 1973 is het mogelijk de eindbalans op te vragen. De b e -ginbalans kan m.i.v. 1-1-1974 verkregen worden. Verdere omschrijving en detaillering van bovenvermelde omschrijvingen zijn terug te vinden ta "Instructies van het rentabiliteits- en financieringsonderzoek in de tuinbouw".

b . Type bedrijven

Voor 1972 en 1973 is het aggregatiemodel voor de glastuinbouw gereed. Dit houdt in dat geaggregeerd kan worden voor:

1. Verwarmde glasgroentebedrijven. 2. Onverwarmde glasgroentebedrijven. 3 . Giasbloemenbedrijven.

4. Potplantenbed rijven. c . Gebieden

Type 1. Zuidhollands Glasdistrict en Overig Nederland.

2 ii ii ii ii ••

3 . " " , Aalsmeer e.o., Overig Nederland. 4. Nederland.

De gegevens (a) voor de verschillende typen bedrijven (b) kunnen m.b.t. de verschillende regio's (c) geaggregeerd worden.

4.2 A g g r e g a t i e o n d e r d e b e p e r k i n g e n v a n h e t m o d e l De in 4.1 omschreven gegevens kunnen voor aggregatie in aanmer-king komen. We kunnen ze toepassen in de context van de beperaanmer-kingen die voor het model gelden.

(19)

Voor d e glastuinbouw laten d e z e beperkingen zich a l s volgt o m s c h r i j -v e n .

1 . De a g g r e g a t i e g e s c h i e d t v o o r bedrijven m e t > 60% van totaal sbe a a n glastuinbouw en bovendien > 50% van de g l a s sbe in een bepaalde produktierichting ( v e r w . - , o n v e r w a r m d e g l a s g r o e n t e n , snijbloemen o n d e r g l a s . )

2 . De a g g r e g a t i e g e s c h i e d t v o o r o n d e r n e m e r s welke het a g r a r i s c h hoofd-b e r o e p hehoofd-bhoofd-ben.

3 . De a g g r e g a t i e voor bedrijven > 60 s b e .

Indien m e n onder de b o v e n o m s c h r e v e n beperkingen g e a g g r e g e e r d e gegevens wenst zal men zich moeten r e a l i s e r e n d a t d e g r o e p e n b e d r i j ven zich van j a a r tot j a a r kunnen wijzigen. Als voorbeeld i s h i e r v e r -meld een o v e r z i c h t van financiële gegevens voor 1972 en 1973 onder bovenstaande beperkingen g e a g g r e g e e r d . Totaal glastuinbouw 31-12-1972 31-12-1973 V r e e m d v e r m o g e n op k o r t e t e r m i j n 180 m i n . V r e e m d (f am.) v e r m , op lange t e r m i j n 174 " R a b o k r e d i e t 877 " Ov. v r e e m d 103 " 264 m i n . 170 " 924 " 105 " 1463 m i n . 1343 m i n .

Bij vergelijking van de j a r e n 1972 en 1973 dient m e n zich bewust t e zijn van de v e r s c h i l l e n welke kunnen ontstaan d o o r :

1 . E e n v e r a n d e r i n g van het aantal bedrijven dat v o o r g e s t e l d wordt. O n d e r s t a a n d onderzicht geeft aan hoe de verhoudingen zich kunnen w i j -zigen.

1972 1973

G l a s g r o e n t e bedrijven Glas bloemen bedrijven 1) Totaal g l a s b e d r i j v e n G l a s g r o e n t e bedrijven G l a s bloemenbed rijven Aantal 6 647 4 625 11272 Mutaties Aantal - 6 + 4 sbe 1 068 921 988 892 2 057 813 sbe - 5 + 11 Aantal 6 213 4 797 11010 sbe 1 0 1 5 555 1 1 0 1 4 2 0 2 1 1 6 975 T o t a a l - 2 1) Inclusief potplanten. 1 9

(20)

De veranderingen in aantallen en sbe zullen hun weerslag hebben in de te aggregeren gegevens. Zij dienen bij de beredenering en de in-terpretatie te worden betrokken.

2. De samenstelling van de bedrijven in administratie kan veranderen waardoor kleine verschillen kunnen ontstaan. Door eerdergenoemde mogelijkheden van vertekening bij de aggregatie is het aan te beve-len zoveel mogelijk grote groepen te aggregeren.

Samenvattend kan gesteld worden dat deze methode van aggregeren, het voordeel heeft snel gegevens boven tafel te brengen. Als nadelen werken echter wel de geringere representativiteit en de moeilijker te interpreteren verschillen van jaar tot j a a r .

4.3 A g g r e g a t i e v i a d e s b e (m.b.t. de resultatenrekening) Naast de mogelijkheid om te aggregeren onder de beperkingen van het model kan ook de "sbe" benadering gekozen worden. In dit geval zal nagegaan moeten worden of e r een relatie aanwezig is tussen de te a g gregeren grootheid en de in het model aanwezige sbe. Per sbe kan d a a r -na zo goed mogelijk de waardering van de betreffende variabele berekend worden. Indien de meitellings sbe van de betreffende teelt of sector be-kend zijn kan door middel van deze gegevens een landelijk totaal cijfer gegeven worden.

Voorbeeld :

De aggregatie van de volume's gas en zware olie in de glasgroentesec-tor in 1973.

Het totaal sbe glas in de glasgroentesector volgens het aggregatiemodel in 1015 570.

Het totaal volume gas en zware olie is volgens het model respectievelijk 1023 min. m3 en 511 min. kg.

P e r sbe is dit respectievelijk 1007,2 m3 en 503,1 kg.

De landelijke gegevens worden dan:(sbe glasgroenten volgens meitel-ling is 1123 560):

Gas: 1123 560 x 1007,2 = 1130 min. m3 Zware Olie: 1123 560 x 503,1 = 565 min. kg.

Als voorwaarde voor deze vorm van aggregatie moet aanwezig zijn een duidelijk verband tussen de sbe uit het model en de variabele die men per sbe uit wenst te drukken. In bovenstaand voorbeeld is voor de berekening van de hoeveelheden gas en olie uitgegaan van de glas sbe in de glasgroentesector. Het aggregatiemodel leent zich goed voor een dergelijke benadering aangezien de sbe gespecificeerd gegeven worden.

Een ander voorbeeld van de aggregatie per sbe zijn de opbrengsten. Gesteld kan worden dat zowel de glasprodukten als de opengrondspro-dukten bijdragen aan de totale opbrengsten. Indien we een opbrengst per

sbe willen berekenen koppelen we dan ook de totale sbe aan de totale opbrengsten. We komen dan tot de opbrengsten per sbe. Door vermenig-vuldiging met de meitellings sbe van het CBS kan nu de totale opbrengst

(21)

gegeven worden voor bv. de glassector, glasgroentesector of de s n i j -bloemensector.

Gesteld kan worden dat een volkomen op elkaar aansluitende afstel-ling van sbe'en te aggregeren variabelen niet altijd te vinden zal zijn, zodat bij de aggregatie met de mogelijkheid van kleine afwijkingen r e k e -ning gehouden dient te worden.

4.4 D e a g g r e g a t i e i n k o r t b e s t e k

1. Van de CBS band met de meitellingsgegevens wordt een WAP g e -trokken.

2. Dit WAPV wordt geaggregeerd m.b.v. de Wegingsfactoren.

3 . De bedrijven welke in administratie zijn worden ingedeeld op basis van de meitellings sbe.'Dit geschiedt voor dezelfde grootteklassen en gebieden als bij het WAP.

4. E r wordt een relatie gelegd tussen geaggregeerd WAP en aantallen steekproefbedrijven t.b.v. het rentabiliteits- en financieringsonder-zoek.

5. Hieruit resulteren de wegingsfactoren gekoppeld aan de bedrijfsnum-mering.

6. De aggregatie kan nu geschieden met behulp van de variabelen welke opgenomen zijn in de instructies. 1)

7. Hierna kunnen landelijk geaggregeerde gegevens berekend worden: 1. Onder beperkingen van het model.

2. Via een benadering per sbe.

In bijlage 3 is bovenstaande eenvoudig in beeld gebracht.

1) Instructies t.b.v. het rentabiliteits- en financieringsonderzoek in de tuinbouw.

(22)

CM

w

o

3

5

ra t -os »-e 04 <

£

o •># CM | O 0 4 r - l O CM I - t 1 o «o o to 1 o r-l & m -S <o 32 0) | o u Ü

s

• — 1 a a o m cd **••# hO . at m at •—• bfl a a. o OS «1 r - l bo m

•a

*^

s

<! 09 cd •—• bfi m SX a o

8

p—• bO . 0 CO r—* m +•>

S

<

"8

• r 4 j a o Ü

1

.2

•53 4 - >

S

>

•a

H CM CM © • - « •«$• eo r - oo • * CM CO 1-4 C O CA e» oo m co I O OS ^ CO t H CSI I O r - l O I O O CO CD t -CO I O O 0 0 r - l CO os 0 0 r - l 0 0 r-CD I O r~ « ( O 0 0 co CD I O CO co os os r - l • * r* «D CO r - l •>* I O CM r - l c - r-l o CM eo CM ( M CM I O en eo co o I O CM

? 1

03 • N O a

8

fdbe r O T l O (30 D5 CO J3 "2 o g w S-i ü 3

g E

* > •3 4 o O CM I O CO CM CO CM CM t - I O CO «O CO t -co -co CM CM O S g CM •M1 co en CM Tj* o co CM r - l CO CM •>* OS o r- co IO os CM I O OS 0 0 CS t -CM 0 0 «o to t - as CM CM CM £ -xf< OS r - l t ~ io eo CM «o o I O o » r - l CD

o3

i 55 EB • N O u bO faß "3 o

1

<D 5:

5

r - n O > ^ oo co A r * I O CM CM r - l en CM o» CM A CM I O o c o CO t - i - l O 0 0 « o CM CO 'M" I O CD r - l l O l O ^ J " os r-l t -oo CD O I O r - l I O CM CM I O e» •«• t -^ ( D O e» r- to r - l . i H 0 0 t - OS CO eo co i-i "<*« i - l CM c o c o 0 0 • * CM CD 0 0 0 » CD t - 0 0 »O CO O CM CO CM CM o s r - l CO ai eo eo o O ) O CD e - t— •"* in "* » i l CD t -eo o -eo oo c- os H t O H IO CO t -•4« IO co I O C D CM OS C O C D CM O I X N 0)

0

oo

1

"8

55 « H ö S § r-« CO at 1—« Ü Ss CD CO CM O) CO CD • * eo CM CD CO CD I O as I O CM CO CM I O CM eo O CS Q> ß 5

•a

ts CO OS OS r - l OS CM eo o CM CM co r-CM I O eo r - l OS OS OS oo •*> OS CM 0 0 I O I O 0 0 eo CM I O OS CM O S o 1-4 CO eo CO r-CM eo I O CD eo O r-l ?H eo CM O S I O O S co OS CD O OS o r - l O CO CM 0 0 CM CM eo l O I O r - l I O eo «o eo • * CM t -CD CO I O CO OS r - l r - l CM r-l CD I O I O OS o oo C D OS O CM O C -os t » CM 0) o

M

• 0

8

u

3?

a

•a .m .I

S

• M O H

e

X u $ u <0

•s

o

1

Ta

•—<

S

*? o H • M •—< 0) 0) -t->

5

O

1

f-c

8

<0

f

r - 4

S

+-> o H

(23)

•3 et H o 0 0 o CD I O CM bO > (4 O CM r^-en Pi .o m

a

o o u ü cd 'S. o. o. o m a l bO CD . o a

s

ta at •—• bO o ni at *—• bo Q> J O CQ Cd -»J < to ci "bo a) r— «o en en C D QO o en co o «M r H oo a o CM O l t o C— o en m to c o CM o en O r H C M t - i c o CM • * o r H CO o o ri 0 0 CM CM CD O r H CO CM CO O m CM •«* ira 0 0 CM

a

CD o u co en I O o co CD CM O CM en en co o en CM ao o co eo CM o o co c - o ^ CM CO CM CO CM « O CO en en C M co r-i m CM o en o oo CM CO e-co o Ü o> i S K . ai ai 'S £ 3 O J3 Ci -r-l 3

g

> .M at H

JS

•o ' M O o S 43 O to •f-4 a! M * bO O) ai »—• (U •a

ä

£ ^ eu > c o t - i c o t t r -C M e n eo i o r - o en o co ao CO r H «O r H en en CM oo c o r>-en en co o co IO co o I O CM en en r - l I O a o 1 - 1 CM en en co o eo m co en o CM o i o *# eo CM co <* TJ< co o •<* CM t -CM r H en C M en m o oo T 3 i & N O bO m ai •—• bO a>

I

(U ai ai

•s

e n rH c o • * CM IO CO CD IO ao m co 0 0 r H CM en CM i o I O CO r H oo oo T|« e n C M C M CM CM r H - * eo i o ao co t -rH t o en co CM o CM co oo co en io CO t - rH e n e n rH CM r H I O T(l O J O CD CO CD TJ« e o ao oo a o CD Tt< CO CM r H Tj« I O I O CD CO r H o eo t -Tj< r H CM I O CM C - CO CM co r- co O CO CD • * I O CM eo oo t -i o oo en " # r H O I i eo I O CM ao co I O co CM en co eo oo c o a o CM CM en en co co oo CM CO en CM t > CO CM CM 0 0 eo r-m ai

16

o d eu S eu o xt m a i—• Ü o IO co co eo t -oo c o e o 1 « co eo o eo IO Tjl r-CM I O CD oo en to IO oo I O CM co e o ai ai •4-> O ö eu S 1—1 o. o en I O o i— to o eo t -I O r H r H CM eo co r-o ao r H CM r H 0 0 • < * co co en en eo CM en co co 0 0 o CM en r-r H CM I O I O CM en co cn t -CM r H r H 0 0 to CM c o eo I O I O I O en r H r H CM co to co to CO I O I O eo co o en I O oo CM en o r H I O en en co oo CM O CD eo oo en en en O CM o CM a a* o eu £> *o 'S o K m ai bo •3 ai -t-> O H

e

a

u

9

u eu •a o CD cd •a •a Ol -t-> O H •+J eu eu m cd Ü •a o) eu o eu bo l •a cd • M O H 23

(24)

o CM O Ol

3

r-i o. o m r- to to t» co 09 -i <# r-l o

gel

o m CA o CM iH tO t-<* o o Ol o to m

'S

a a o 'M

1

io a» CM CO a» « CO Ol i-l Ol oi e-3? co CA IO CO U3 CO IO tO Ol «0 CO CO t-to to CO CO CA o o to I o

"8

•»H Xi 0)

o

a> to e» eo co to oi eo m i-i CA a» © •* to •<* CO oi

o"S

io co o «5 in CO ao o r-l CO

n

I*

1

N 6

« Ol W Ü ^1 co CA r-l a

8

'S

o S o « to c-co t-0 CO 01 i-i r- o» O r-l CO CO CO •* co eo IO co to CA CM CM OS CO O IO to eo o co CO •* CO O CO o o •* eo r-l tO •H CO CM Ol IO CO r~ TJI CO to r-l OS t- CM CM t-Ol CM co eo IO sc . N O

1

H o- oi eo IO CO Ol t-r-i o» 00 CM t-CO Ol r-l I O O l i H CO r l I O I O O H t - l © > < f CO O» t o o» eo t" CM to CA r^ i o eo CM CO O l C O r-l O I O t -I O CO CM CA CO CO • ^ CO CM CO t o CO r - l O CO l > CO I O - * o o <* CM

3

r-l CO CM < # io eo o o to o CM CO C O o CA i H CO t -T H CA CO CO t - t » l O r - l I O CM CO CA O to to i - l t O CM CM t e -CM t » CO o

? si

T a ;

C A co CM o © to to CM «3 cd ci

g

QJ O CO O CA CO r-l C A e-o CM C O to o O l I O CA 0 4 i - l O l CO CO O l I O CO I O I O CO o to CM CM CM

1

13 m o CM C M C O O l C O C O o C O CM C A C A C A CO CO CM

9

o o co CO CM I O CM CO to o I O »O I O r - l I O t - CO CM CO I O * -O CM CD r - l CM t O I O CO I O « * f l CO co e o • ^ CM C A eo O I O •«* CA I O CO CO o - * 1-1 CA vi i-i CM ( X 0) © œ «8 o o « u

5

Ü c © o. o

*

1

AS

1

•g H e o

3

"SJ 3

t5

H

1

f

1

H

(25)

.•a od *-• O H o o CM bO 'S > u O) >, CM o < Ö « eo e -os Pk « Î £ <D (D m ai

3

(D •8 o O 0) . Q m eo cd i — • bo

a

o.

o

09 ai bO J8 cd 'S cd O co •<*« A a> cd »—I bO O. D. O co cd bO

.8

OQ cd cd 01 cd r—I bO CU . O ca oo o O i H t ~ oo •«t« os eo os CM t H CM eo o CD f -r- i n 0 0 Tl* lO CM C M e o "# r-l 0 0 OS CM t H O r}< r - «O I O oo oo os ira oo « o t H r— ira Tl« CM eo ira r - eo ira •<* eo eo eo eo co eo co oo ira ira eo oo CM «O eo oo CM oo o O CM t H CO eo •># tra eo eo co CM CM eo t» r j * OS t— «o CO t H O os o oo to fr-CD CM w os CM CM CM OS t -oo os o T * oo as oo eo CM o CM tra CM

o.

a> o u CO . Q 'S o Ä O M CO I O t H t -r H CO m os CO t H ira oo eo t -•«* o • * co t H - t f CM • * eo

o2

N O u bo co erf •—I bO CO

1

- I -

os t— O eo r-t m CM «O CM 0 0 oo CtJ cd O E-« OS CM OS O CD CO CO O r-t eo O t - l eo c o eo ira ira i ^ 3

9 >

N O u bo m cd Sc CO

1

CO > ai •4-> O H

\S

r-t *4> ao r - l CO 0 0 O t > O © t - OS t - i ira e o oo os CM ira os o co tH eo r- to o r- eo -tf eo CM tH CM t— eo l O OS T}< •<i* -& m o co t -«o eo o O N U ' O O CM CM t H co ira o C - t H oo eo os oo CM eo os t o eo eo o CO t H co co ao «o o CM os ira eo •«* ira r-CM OS O0 eo eo o t -CM eo eo co CM CM oo H t - O » rj< r-l f -ira os CM OS CM os •«* t H eo co tH tra os os co w co 00 TJI co «o ira eo tH eo eo m t - CM ira r H t H r-eo © t H O co CM t— 00 O i

il

a l cd

'S

fi co Ö co o m a t — • Ü ira T*« co eo oo co ao CM os eo co os eo O <o co ao m o CM ira CM CM ira co CM CM O eo cd cd O H c co - u C ed "3. •4-» O P* oo c-r H CO oo co t - CM t - r H CO • * ira co oo as o •<*• -<* «o r» t H CM as os CM e -•<* t -C M t H rj< ira ao O CM ao ira o Tl* O o ( M t - CM co eo ira ira ira t H o os co os • t * o os eo CM CM CO o CM eo «o o eo oo oo ft ira m CM as co ira CM o ira os oo e o t H os eo ira co «o eo CM CM eo ao ao ( M a. CO o u JS T3 o o XJ «»H a> co +•» on cd K CD cd 'S» "ho u co •a a o a m cd Ü "al cd U CO G CO U) I cd cd ai cd od cd - u -»-k -l-> O O O H H H 25

(26)

BIJLAGE 3

De aggregatie in kort bestek. De nummering correspondeert met die van 4.4

^MEITELLINGSBASlSl ^ B e d r i j v e n to a d m ^ a

-I

'// 2. Gebied </SJ U t y tie g e d e e l d , 3

£

^ Grootteklasse * 3 . Tak v. tuinbouw latie /S. ta 4 4 i»f t 4,4*4 (TL /y Geaggregeerde WAP

m

Stratificatie BEDRIJVEN Variabelen

g

ingedeeld naar // 1. Grootteklasse 2. Gebied 3 . Tak v . tuinbouw Wegingsfactoren 1 2 Geaggr. gegevens 7.1 Onder beperkingen 7.2 Via de sbe

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze week ontvangen jullie de ouderbrief van het thema “De boerderij” waar we maandag 23 september mee gaan beginnen.. Ook starten we dan weer met de

The other side of this problem is that the History teachers seem to have been ineffective in their teaching and preparing the candidates in the acquisition of satisfactory

Sociaal Werk Nederland wil weten of sociale technologie voor het sociale werk van toegevoegde waarde is, of kan zijn, en doet onderzoek naar de (h)erkenning en

Andere voorstellen schetsten het (ide- ale) mvt-onderwijs als onderwijs waarin ruimte is voor (vrij) lezen, voor een taak- gerichte aanpak en waarin de doeltaal veelvuldig klinkt

3 b Ik heb, hoewel afwezig met het li- chaam, maar aanwezig met de geest, na- melijk reeds besloten – alsof ik aanwezig was – om hem die dat zo gedaan heeft, 4 in de Naam van onze

In het buitengebied van Tynaarlo moet meer ruimte geboden worden voor kleinschalige NIET agrarische bedrijvigheid dan in de kernen..

De schrijver zelf merkt in II, 887 op: „Het spreekt geheel van zelf, dat in het overzicht van indonesisch adatrecht in deel I menige correctie valt aan te brengen in verband met

(begeleider:) 05:09 Nou ja ik zou zeggen je moet ook je moet eerder op zoek gaan naar die geluiden die je die je werk zeg maar verbeteren. Dus je moet eigenlijk naar de