• No results found

Nederlanders in de SS-Divisie Wiking

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Nederlanders in de SS-Divisie Wiking"

Copied!
49
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Masterscriptie

Nederlanders in de

SS-divisie Wiking

Student: Sven ter Reehorst Studentnummer: 6126685

Studie: MA Militaire Geschiedenis Universiteit van Amsterdam Datum: 21-6-2018

Scriptiebegeleider: Samuël Kruizinga Tweede lezer: Clé Lesger

(2)

Inhoudsopgave

Inleiding

Historische context 3

Literatuur en historici 4

Probleemstelling en onderzoeksvraag 6

Hoofdstuk 1: De organisatie van de SS-divisie Wiking 9 1.1 Startschot van de Divisie Wiking 9 1.2 Werving, selectie en motivatie 11

1.3 Training en opleiding 13

1.4 Wiking in de Duitse oorlogsdoctrine 15

1.5 Conclusie 17

Hoofdstuk 2: Wiking in het offensief 18

2.1 Nazi-Duitsland tegenover Sovjet-Rusland 18 2.2 Wiking tot aan de rivier de Dnjepr 20

2.3 De Slag om Dnjepropetrovsk 23

2.3.1 Aankomst bij Dnjepropetrovsk 24

2.3.2 Vestiging bruggenhoofd 25

2.3.3 Uitbreiding van het bruggenhoofd 27 2.4 Resultaat van de Slag bij Dnjepropetrovsk 29

2.5 Conclusie 30

Hoofdstuk 3: Wiking in de Kaukasus 32

3.1 Operatie Blau 32

3.2 Wiking in het tweede jaar aan het oostfront 34

3.3 De Slag om de Kaukasus 36

3.3.1 De verovering van Maikop 38 3.3.2 Wiking in het Terekgebied 40

3.4 De val van Stalingrad 42

3.5 Conclusie 43

Eindconclusie 45

(3)

Inleiding

Historische context

‘’De troepen waren bevlogen en geestelijk en lichamelijk in de beste gesteldheid. De Nederlanders hebben zich als prachtige soldaten ontwikkeld.’’

Dit zijn de lovende woorden van de eerste commandant van de Duitse SS-divisie Wiking, Felix Steiner, over de Nederlanders die meevochten aan het oostfront in zijn Waffen-SS-divisie gedurende de Tweede Wereldoorlog.1 Dezelfde Steiner schat het

aantal Nederlanders die in de Waffen-SS vochten op 50.000.2 Nader onderzoek wijst uit

dat Steiner het aantal Nederlanders in de Waffen-SS heeft overdreven. De door

Nederlandse historici algemeen aangenomen hoeveelheid Nederlanders in de Waffen-SS wordt gegeven door een onderzoeker die is verbonden aan het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) te Amsterdam, Nanno in ’t Veld. In zijn dissertatie, De SS en Nederland, komt het aandeel Nederlanders in de Waffen-SS neer op een getal tussen de 22.000 en de 25.000.3 Deze cijfers wijzen uit dat Nederlanders onder de

niet-Duitse vrijwilligers in de Waffen-SS het grootste percentage innemen ten opzichte van andere landen. Bovenop dit ‘trieste record’ betekenen deze aantallen ook dat er meer Nederlanders aan het Oostfront vochten in de kleuren van de nazi’s, dan aan de zijde van de geallieerden.4

De meerderheid van de Nederlanders in de Waffen-SS was ingedeeld in drie legereenheden: het vrijwilligerslegioen ‘Nederland’, de Nederlandse Landstorm en de Waffen-SS-divisie Wiking. Dit onderzoek behandelt de Nederlanders die deel uitmaakten van de SS-divisie Wiking, de eerste internationale Waffen-SS-divisie.

Ondanks dat de raszuiverheid van Waffen-SS-eenheden werd aangetast door inmenging van niet-Duitsers, hebben de honderden Nederlanders die onderdeel uitmaakten van Wiking een bijdrage geleverd aan het elitaire karakter van de SS-divisie. Deze militaire elite-eenheid bewees zichzelf aan het front en werd persoonlijk door Adolf Hitler verheven van een infanteriedivisie tot een prominente pantsereenheid. De

gevechtshandelingen en esprit de corps van Wiking werden dusdanig befaamd dat de divisie werd geprezen door vriend en vijand. Niet alleen Duitse commandanten van het hoogste niveau, zoals de veldmaarschalk Ewald von Kleist spraken hun bewondering uit over Wiking, ook gevangen genomen Sovjetcommandanten waren opgelucht als de SS-divisie Wiking in hun sector aan het front werd afgelost door reguliere Wehrmacht eenheden.5

Naast de befaamde positie van Wiking tijdens de oorlog aan het oostfront, werd dit aan het einde van de oorlog nogmaals benadrukt. Zo hebben de soldaten van Wiking aan het einde van de oorlog maar liefst 53 van de hoogste onderscheidingen voor moed ontvangen. De enige divisie die meer van deze onderscheidingen heeft verdiend was een andere SS-divisie die wel compleet uit Duitsers bestond: Das Reich.6

1 Felix Steiner, Die Freiwilligen: Idee und Opfergang (Göttingen 1958), p. 69. 2 Ibidem, p. 77.

3 Nanno in ’t Veld, De SS en Nederland: Documenten uit de SS archieven 1935-1945, Deel 1 (Den Haag 1976), p. 404.

4 Perry van Pierik, Van Leningrad tot Berlijn. Nederlandse Vrijwilligers in dienst van de Duitse Waffen-SS

1941-1945 (Soesterberg 2006), p. 61.

5 Pat McTaggert, ‘Waffen-SS General Felix Steiner’ (versie 5 juni 2017),

http://warfarehistorynetwork.com/daily/wwii/waffen-ss-general-felix-steiner/ (geraadpleegd op 24 januari 2018): de sovjetcommandant is Generaal Pavel Danilovitsj Artemenko.

(4)

Ondanks dat de grootste militaire bijdrage van Nederlanders tijdens de Tweede Wereldoorlog de strijd aan het oostfront is geweest, is er relatief weinig over

geschreven. Het grootste gedeelte van de wetenschappelijke studies over de Waffen-SS behandelen de organisatie op politiek-strategisch niveau.7 Echter, waar Hitler zich

bekommerde over het realiseren van politieke en strategische doeleinden, waren de daadwerkelijke militaire operaties en bijkomende tactieken het theater van

ondergeschikte officieren en soldaten. In deze lagere echelons waren de Nederlandse SS’ers actief. Zij opereerden op tactisch en operationeel niveau binnen de inzet van Wiking op militair-strategisch niveau. De analyse van de Nederlanders op operationeel en tactisch niveau binnen de divisie Wiking creëert een completer beeld van de

Nederlandse vrijwilligers aan het oostfront om een historisch correct beeld te schetsen van Nederlanders in de Waffen-SS.

Dit onderzoek is in die zin een bijdrage aan de huidige historiografie over de bezettingstijd, 1940-1945. De onderzoeksresultaten vertellen het verhaal van de Nederlandse schurken van de Tweede Wereldoorlog die zichzelf als de helden van het vaderland beschouwden. Het volgende deel behandelt de huidige historiografie over de bezettingstijd en maakt duidelijk dat de grootste militaire bijdrage van de Nederlanders in de oorlog onderbelicht is gebleven.

Literatuur en historici

Na de Tweede Wereldoorlog richten de eerste publicaties over de Waffen-SS zich op de organisatie zelf en de organisatie als een instrument voor massamoord door aan te tonen dat de elementen van de Waffen-SS zich schuldig hebben gemaakt aan genocide. Deze studies zijn grotendeels gepubliceerd buiten de Nederlandse grenzen en zijn hoofdzakelijk gericht op de ontstaansgeschiedenis en de ontwikkeling van de

organisatie. Hierin zijn de militaire activiteiten en het internationale karakter van de organisatie onderbelicht. Voorbeelden van dit type studies zijn The SS: alibi of

a nation 1922-1945 van de Britse historicus Gerald Reitlinger en The

Waffen-SS: Hitler’s elite guard at war geschreven door de Amerikaanse historicus George H. Stein.8

Een andere stroming waarin het internationale karakter van de Waffen-SS en de Nederlandse bijdrage hierin wel naar voren komen zijn onder andere afkomstig van oud Waffen-SS-leden. Deze werken waren hoofdzakelijk van revisionistische aard en

geschreven om aan te tonen dat hun SS-divisies aan het front geen aandeel hebben gehad in de genocide en Holocaust van de Tweede Wereldoorlog. De

oud-commandant van Wiking, Felix Steiner en de Duitse veteraan Peter Strassner zijn voorbeelden van revisionistische auteurs. Ondanks dat deze werken met een kritisch oog moeten worden gelezen (onder andere door de overdrijving en romantisering van statistieken en bepaalde gebeurtenissen), geven Steiner en Strassner in hun studies wel bruikbare informatie als het aankomt op de tactische en operationele inzet van de internationale soldaten van Wiking.9

7 Voorbeelden van studies die zich richten op het politiek-strategische niveau van de Waffen-SS zijn: J. Keegan,

Waffen-SS: the asphalt soldiers (New York 1970) en T. Ripley, The Waffen-SS at War: Hitler’s Preatorians, 1925-1945 (Minneapolis 2004).

8 Gerald Reitlinger, The SS: alibi of a nation 1922-1945 (Londen 1956); George H. Stein, The Waffen-SS: Hitler’s

elite guard at war, 1939-1945 (New York 1966).

9 Felix Steiner, Die Freiwilligen: Idee und Opfergang; P. Strassner, European Volunteers. The 5.

(5)

Het merendeel van de publicaties die zich richten op specifiek de Nederlandse vrijwilligers zijn van Nederlandse bodem. Dit deel van de literatuur behandelt

voornamelijk de controversie van het aandeel dat de Nederlandse vrijwilligers in de Waffen-SS hebben gehad in de genocide en de Holocaust. De literatuur werd in de jaren na de oorlog beheerst door het denken in goed of fout: verzet tegen de nazi’s was goed en collaboratie met de nazi’s fout. De bezettingshistoricus Loe de Jong sprak zijn beredeneerde vermoeden uit dat de Nederlandse vrijwilligers in de Waffen-SS

onderdeel uitmaakten van de ‘foute sector’ en meer wisten van genocide en de

Jodenvervolging.10 Toch was het interviewen van oud SS’ers voor De Jong een taboe om

bruikbare informatie te achterhalen: ‘dit was verspilde moeite en energie, want deze mensen logen toch maar alles bij elkaar om hun straatje schoon te vegen’.11

Een reactie op het sterke moraliserende werk van De Jong kwam van onder andere de zelfbenoemde ‘mentale cartograaf’ Chris van der Heijden. In zijn werk Grijs verleden schetst hij een genuanceerder beeld: de Tweede Wereldoorlog heeft niet alleen maar helden en schurken gehad, het grootste deel van de Nederlandse bevolking zat in een grijs gebied.12 De Nederlanders probeerden volgens Van der Heijden de oorlog te

overleven en het onderscheid tussen politiek fatsoen en onfatsoen werd weggepoetst. Deze grijze stroming van politiek Nederland tijdens bezettingstijd werd

opgevolgd door een nieuwe stroming in de bezettingshistoriografie: onderzoek naar de enkelingen die wel extreme keuzes maakten en extreme daden verrichten. Deze

stroming is de nieuwe trend. Studies, films en series over helden en schurken zijn actueel en interessant. Voorbeelden hiervan zijn de studies van de Nederlandse historici Evertjan van Roekel en Bas Kromhouts en de nieuwe bioscoopfilm De bankier van het verzet.13 Dit onderzoek naar de Nederlandse vrijwilligers in de SS-divisie Wiking past in

deze nieuwe stroming van de bezettingshistoriografie, zij waren de schurken die extreme keuzes maakten en in extreme situaties, extreme daden hebben verricht.

Deze extreme daden waren door Loe de Jong vermoed, maar historisch gefundeerd door Van Roekel. De laatst genoemde heeft nauwkeurig de dagboeken, notities en schetsen van Nederlandse Waffen-SS-strijders onderzocht die beschikbaar zijn in het archief van het NIOD. Aan de hand van deze documenten heeft Van Roekel aangetoond dat de Nederlanders onderdeel uitmaakten van de genocide en de

Jodenvervolging aan het oostfront. Anders dan alleen een veroordeling zoals Loe de Jong heeft gedaan, plaatst Van Roekel de extreme daden van de Nederlandse SS-schurken in een context door antwoorden te geven op vragen als: waarom hebben zij deze extreme daden verricht? Moeten deze personen door de keuze die desastreuze gevolgen had, worden gezien als onmensen?

Net als het onderzoek van Van Roekel gebruikt dit onderzoek NIOD-documenten van Nederlanders die in de Waffen-SS hebben gestreden, alleen dan specifiek gericht op Nederlanders die in de SS-divisie Wiking hebben gestreden. Dit onderzoek gebruikt acht documenten van Nederlanders die in de SS-divisie Wiking hebben gevochten en geven een militair perspectief van de tactische en operationele rollen van de strijdende Nederlanders in Wiking. Deze documenten van het NIOD zijn de rode lijn van dit onderzoek. Vanwege de bescherming van privacy voor de dagboekauteurs of nabestaanden zijn een aantal dagboeken van Nederlandse Wiking leden beperkt 10 Loe de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, deel 6 (Den Haag 1972-1982). 11 Sytze van der Zee, Voor Führer, Volk en Vaderland. De SS in Nederland (Hilversum 2008), p. 7.

12 Chris van der Heijden, Grijs Verleden: Nederland en de Tweede Wereldoorlog (Amsterdam 2009). 13 Evertjan van Roekel, Jongens van Nederland. Nederlandse vrijwilligers in de Waffen-SS; B. Kromhout, De

(6)

openbaar. Wegens de aansprakelijkheid van deze beperkt openbare bronnen en voor de continuïteit van dit onderzoek zijn een aantal van deze namen gefingeerd weergegeven. De pseudoniemen zijn dezelfde als Van Roekel gebruikt in zijn boek Jongens van

Nederland.14

Naast de publicaties van militaire collaboratie van de Nederlanders ten dienste van de Duitsers maakt dit onderzoek ook gebruik van publicaties gericht op de SS-divisie Wiking. Voorbeelden hiervan zijn de werken van de Britse onderzoekers Rupert Butler en Christopher Hale.15 Het rijk geïllustreerde werk van Butler, SS Wiking:

The History of the Fifth SS Division, behandelt de divisie van opbouw tot overgave,

waarin ook de militaire handelingen naar voren komen.16 Het werk is een goed overzicht

van geschiedenis van Wiking met een chronologisch verhaal. Het werk heeft als enige publicatie buiten de grenzen van Nederland een persoonlijk perspectief van Jan Monk, een Nederlandse SS-soldaat. De enige aanmerkingen op dit overzichtswerk zijn dat het verhaal in sommige hoofdstukken een te hoge densiteit aan informatie verleent,

waardoor dit ten koste gaat van de strakke chronologie van het verhaal. Daarbij corresponderen een aantal illustraties niet met de plaats in de verhaallijn, zodat het werk wat rommelig wordt gepresenteerd. In dit werk van Butler worden de

Nederlanders alleen genoemd als het gaat om algemene organisatorische punten. Wederom ontbreekt de rol die de Nederlanders hadden in Wiking op tactisch en operationeel gebied.

De tactische en operationele rollen kunnen wel achterhaald worden in een aantal Nederlandse publicaties geschreven vanuit het perspectief van de Nederlandse Waffen-SS-soldaat. De publicaties van Johan B. van Heutsz, Hans Sleutelaar, Armando en Henk Kistemaker zijn hier voorbeelden van.17 Deze boeken zijn gericht op de persoonlijke

verhalen van de Nederlander in de SS-divisie Wiking. Deze werken zijn gebaseerd op afgelegde interviews en opgeschreven verhalen die plaatsvonden jaren nadat de oorlog was geëindigd en de Nederlandse vrijwilligers hun ervaringen aan het oostfront hebben opgedaan. Hierdoor kunnen er vraagtekens worden gezet aan de betrouwbaarheid van dit type bronnen. De gebeurtenissen waar zij over schrijven en vertellen zijn een behoorlijke tijd geleden voorgekomen. Zij hebben kunnen nadenken over waterdichte antwoorden op moeilijke vragen en verklaringen voor controversiële onderwerpen. Dé reden dat Loe de Jong geen waarde hecht aan het interviewen van oud-SS’ers.

Toch leveren deze publicaties een aanzienlijke bijdrage aan dit onderwerp, aangezien de omschreven tactische en operationele rollen van Nederlanders worden bevestigd door meerdere en verschillende bronnen.

Probleemstelling en onderzoeksvraag

Uit de voorgaande historiografie wordt duidelijk dat een onderzoek naar de tactische en operationele rollen van Nederlandse Waffen-SS-strijders past in de nieuwe trend van de bezettingshistoriografie. Dit onderzoek beschrijft en analyseert de Nederlandse

‘schurken’ die extreme daden verrichten in extreme situaties. Deze beschrijving en analyse van ‘foute’ Nederlanders draagt bij aan het completer maken van het beeld van 14 Evertjan van Roekel, Jongens van Nederland. Nederlandse vrijwilligers in de Waffen-SS, p. 17.

15 Christopher Hale, Hitler’s foreign executioners: Europe’s dirty secret (New York 2009), p. 19. 16 Rupert Butler, SS Wiking: the history of the fifth SS division 1941-1945 (Londen 2002).

17 Johan van Heutsz, Wiking door Rusland (Amsterdam 1942); Hans Sleutelaar en Armando, De SS’ers.

Nederlandse vrijwilligers in de Tweede Wereldoorlog (Amsterdam 1967); Henk Kistemaker, Wiking: een Nederlandse SS’er aan het oostfront (Meppel 2008).

(7)

Nederlandse vrijwilligers aan het oostfront ten gunste van een historisch correct beeld van Nederlanders in de Waffen-SS. De literatuur brengt tevens naar voren dat de persoonlijke verhalen van een aantal Nederlandse Waffen-SS-strijders wel is

achterhaald en opgeschreven, maar nog niet in een (militaire) context is geplaatst. Dit onderzoek behandelt deze gaten in de literatuur. De hoofdvraag van dit onderzoek is: welke tactische en operationele rollen hadden de Nederlanders in de SS-divisie Wiking?

Om de tactische en operationele rollen van de Nederlanders te achterhalen richt het eerste hoofdstuk zich op het organisatorische element van Wiking. Dit hoofdstuk introduceert de SS-divisie Wiking, waarin de rol van de Nederlanders op organisatorisch niveau wordt ingebed. Het ontstaan en de werkwijze van de divisie wordt in dit

hoofdstuk toegelicht, maar ook hoe Wiking Nederlanders heeft geworven, getraind en opgeleid. Het doel van dit eerste hoofdstuk is de vaststelling van de positionering van de Nederlanders in de formele organisatie structuur van de SS-divisie Wiking. De tactische en operationele rol van Nederlanders wordt duidelijker aan de hand van hun positie in de formele organisatiestructuur.

Naast de rol van de Nederlanders in de formele organisatie structuur zijn tactische en operationele rollen aantoonbaar in veldslagen. Daarom zijn het tweede en derde hoofdstuk van dit onderzoek casestudies. Deze casestudies zijn veldslagen waaraan Wiking deel van heeft uitgemaakt. De casestudies zijn de Slag om

Dnjepropetrovsk in 1941 en de Slag om de Kaukasus in 1942. De keuze voor bepaalde casestudies is omdat de tactische en operationele rollen van de Nederlanders in deze slagen uitvoerig worden beschreven. Belangrijker is dat deze casestudies in de eerste jaren van de oorlog plaatsvonden. In deze jaren lag het initiatief van het offensief in Duitse handen. De divisie en de Nederlanders werden over het algemeen ingezet zoals zij getraind waren: als een snelle mobiele divisie. In het concept van snelheid en

mobiliteit wordt de rol van Wiking en de Nederlanders completer gemanifesteerd en dit komt tot uiting in de veldslagen van Dnjepropetrovsk en de Kaukasus. Daarbij waren de Nederlandse soldaten in de divisie Wiking in de eerste jaren van de oorlog aan het oostfront idealisten. Zij waren overtuigd van hun participatie in de strijd tegen het Bolsjewisme en om die reden fanatieke soldaten. Na de militaire campagne in de Kaukasus werd de vraag naar vervangers groter en werd het rekruteringsbeleid versoepeld. Dit resulteerde in minder fanatieke soldaten in de gelederen van Wiking, wat een negatieve invloed heeft gehad op de initiële rol van de Nederlanders in de divisie.18

Zoals al genoemd lag gedurende de Slag bij Dnjepropetrovsk het strategische initiatief in handen van de Duitsers. Dit vertaalde zich naar offensieve operationele manoeuvres voor Wiking. De Slag bij Dnjepropetrovsk is in de offensieve periode van Wiking de eerste serieuze vuurproef geweest, waarbij Wiking onderdeel was van een uitgestrekt offensief met verschillende legeronderdelen. Daarbij is deze slag ook interessant omdat het duidelijk maakt dat strategische keuzes invloed hebben op de operationele rol van Wiking in de strijd. Het derde hoofdstuk behandelt de Slag om de Kaukasus. Het interessante van deze slag is dat de vechteenheid Wiking aantoonbaar groeide en dat zij een leidende rol verkregen op operationeel niveau. Dit heeft ook invloed op de rol van de Nederlanders aan het front. De casestudies doen blijken dat de rol van Wiking als een elite organisatie groeit op operationeel niveau en dat de

Nederlanders hierin ook een ontwikkeling doormaken.

18 S.P. MacKenzie, Revolutionary Armies in the Modern Era: a revisionist approach (New York 1997), p. 148; Loe de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, deel 6, p. 441; Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, Amsterdam, Collectie Dagboeken en Egodocumenten, inv.no. 1875.

(8)
(9)

De SS-divisie Wiking was de eerste Duitse divisie die bestond uit buitenlandse vrijwilligers. Germaanse volkeren, zoals Denen, Finnen, Belgen, Noren, Zweden en Nederlanders, vochten allemaal onder de vlag van Nazi-Duitsland onder leiding van Duitse officieren. Ondanks dat de organisatie van Wiking bestond uit verschillende nationaliteiten waren Europese solidariteit en kameraadschap belangrijke waardes voor de legerleiding van de divisie. Dit hoofdstuk behandelt de organisatie van de SS-divisie Wiking. Aan de hand van dit hoofdstuk zal blijken welke plaats de Nederlanders kregen in de formele organisatiestructuur van de SS-divisie.

Om de positie van de Nederlanders in de formele organisatiestructuur te

weergeven is dit hoofdstuk ingedeeld in de volgende onderwerpen: eerst wordt er een antwoord gegeven op de vraag waarom een elitaire organisatie met racistische

fundamenten zich open stelde voor zogenoemde ‘inferieure’ volkeren, zoals de Nederlanders destijds werden gezien door de fanatieke Duitse nationaalsocialisten. Vervolgens wordt de formele organisatiestructuur van Wiking behandeld, de visie die de leidinggevenden hadden voor de organisatie en wordt het aantal Nederlanders in de gehele divisie besproken. Hierna komen de werving, selectie en motivatie van de

Nederlanders in Wiking aan bod. Dit wordt gevolgd door de training en opleiding die de Nederlanders moesten ondergaan en hoe zij tegen dit proces van militaire scholing aankeken.

Het einde van dit hoofdstuk beschrijft de doctrine van de Duitse oorlogsvoering en de toepassing van het concept van snelle beweeglijke stoottroepen in deze

oorlogsdoctrine. De hele SS-divisie Wiking moest worden ingericht aan de hand van het bovenstaande concept van snelle bewegelijke manoeuvres op operationeel niveau. Om die reden werden de organisatie, de training en de opleiding van de SS-soldaten

ingericht aan de hand van een vernieuwde militaire praktijk van snelheid, mobiliteit en beweeglijkheid.

1.1 Het startschot de Divisie Wiking

In de winter van 1940 was het aantal soldaten van de Wehrmacht ten opzichte van de Schutzstaffel (SS) relatief groot: het Duitse leger beschikte over zeven miljoen

Wehrmacht soldaten en de SS over nog maar 80.000 soldaten. De SS-organisatie was voor hun gewapende afdeling namelijk gebonden aan een quota voor de rekrutering van Duitse manschappen. De leiding van de Wehrmacht hield hun soldaten liever in het echte Duitse leger in plaats van dat zij troepen moesten afstaan aan de gewapende vleugel van de Duitse politieke nazi partij. De leider van de SS, Heinrich Himmler, wilde de macht van de organisatie uitbreiden. Himmler had voor ogen dat zijn

SS-organisatie, als een raciale elite eenheid, de voorhoede zou vormen van het

nationaalsocialisme en het Groot Germaanse gedachtegoed. De SS-organisatie moest het voorbeeld zijn van alle volkeren van Europa. Om de groei van de SS en de Waffen-SS alsnog te stimuleren zetten Himmler en zijn hoofd rekrutering, Gottlob Berger, het Europese vrijwilligersleger op. Hitler ging akkoord, ondanks zijn eerdere protesten wegens het verminderen van de raciale superioriteit van zijn elite eenheden. Het akkoord werd alsnog gegeven omdat de invasie in de Sovjet-Unie in het verschiet lag.19

De scherpe raciale toelatingseisen van de Waffen-SS werden door Hitler’s

toezegging ruimer gemaakt ten behoeve van de groei van de organisatie. Eerste werden er zogeheten ‘Volksduitsers’ toegelaten. Dit waren etnische Duitsers die buiten de landsgrenzen van het Duitse Rijk woonden. Na de veroveringen van grote delen van 19 Gerald Reitlinger, The SS alibi of a nation, p. 147.

(10)

Europa werd het ook mogelijk gemaakt dat Germaanse volkeren van de bezette gebieden zich vrijwillig mochten aanmelden bij de Waffen-SS. De Britse onderzoeker Hale beschrijft de strategie van de SS-rekrutering om die reden als een doelmatig proces.20 De toelatingseisen werden steeds losser, omdat de Waffen-SS steeds meer

soldaten nodig hadden. Hierdoor verminderde het elitaire karakter van de Waffen-SS-eenheden naarmate de oorlog vorderde.

De vrijwilligers van de Germaanse volken van de bezette gebieden werden bij elkaar gezet in de eerste internationale SS-divisie Wiking. De zogenaamde belichaming van het Germanendom, zoals de hogere Duitse officieren Wiking zagen, vond zijn oorsprong op 21 december 1940. De eerste commandant van de divisie was de SS-Brigadeführer (generaal-majoor) Felix Steiner. Steiner was aanhanger van het concept van een Europees leger, hierom wilde hij in zijn divisie de Europese solidariteit

bevorderen. In zijn publicatie, Die Freiwilligen: Idee und Opfergang, gepubliceerd na de oorlog (1958) schrijft hij over het aanwakkeren van supranationale sentimenten en refereert hij naar historische voorbeelden van legers die bestonden uit meerdere

nationaliteiten, zoals het Franse leger van Napoleon Bonaparte.21 Zowel uit zijn boek als

zijn gedragingen komt naar voren dat Steiner een tolerante houding had binnen de divisie: Steiner behandelde de Duitsers en de andere nationaliteiten binnen zijn eenheid op gelijke voet. Voor hem waren er geen verschillende nationaliteiten, alleen maar SS-mannen. Dit idee bevorderde het moreel van de manschappen en zodoende ook de resultaten van de hele divisie.22

Ondanks de verheerlijking van het internationale karakter van de divisie Wiking door de commandant is het aantal niet-Duitse vrijwilligers in het begin relatief laag. Naarmate de oorlog vorderde groeide het percentage niet-Duitsers in de Waffen-SS, omdat de Duitse leiding steeds meer vervangers nodig had voor de vele gesneuvelde soldaten.23 De Amerikaanse historicus Georg H. Stein verwoordde deze groei van

buitenlanders in de Waffen-SS als volgt: ‘’Shortly before the end of the war the Waffen-SS had indeed become an army of Europeans; it never was a European army’’. 24 Er was geen

sprake van een volledige gelijkheid tussen de Duitsers en de niet-Duitsers. De rol van de niet-Duitsers, en daarmee ook de rol van de Nederlanders, moest duidelijk zijn: de hoge militaire posities bleven in handen van de Duitsers zelf.

De Waffen-SS als een leger van Europeanen onder Duitse dominantie bevestigen ook de onderstaande cijfers gegeven door binnenlandse en buitenlandse historici. Zo gaf de Britse historicus Chris Bishop in zijn publicatie over buitenlandse SS-troepen aan dat maar tien procent van Wiking bestond uit niet-Duitsers.25 De Amerikaanse historicus S.P.

MacKenzie geeft hier zelfs concrete cijfers van: in juni 1941 bestond Wiking uit een totaal van 19.377 soldaten, 1.564 soldaten waren van Deense, Noorse of Nederlandse afkomst.26 De Nederlandse geschiedschrijver Loe de Jong geeft soortgelijke statistieken

weer: hij gaf aan dat in maart 1941 het aantal Nederlanders in de regimenten van 20 Christopher Hale, Hitler’s foreign executioners: Europe’s dirty secret, p. 19.

21 Felix Steiner, Die Freiwilligen: Idee und Opfergang, p. 13.

22 Evertjan van Roekel, Jongens van Nederland: Nederlandse vrijwilligers in de Waffen-SS , p. 52-53. 23 Georg H. Stein bevestigt in dit boek het aantal van een half miljoen buitenlanders in de Waffen-SS. Het grootste gedeelte waren Oost-Europeanen. George H. Stein, The Waffen-SS: Hitler’s Elite Guard at War.

1939-1945, p. 138.

24 George H. Stein, The Waffen-SS: Hitler’s Elite Guard at War. 1939-1945 , p. 148. 25 Chris Bishop, SS: Hitler’s Foreign Divisions (Londen 2012), p. 16.

(11)

Wiking op 1.400 lag.27 Ondanks dat het cijfer van De Jong hoger uitvalt (alleen al 1.400

Nederlanders, andere nationaliteiten zijn hierin niet meegerekend), blijft het percentage niet-Duitsers liggen rond de tien procent van de totale divisie. Zoals in de inleiding al is genoemd was het contingent Nederlanders het grootst.

Ondanks dat het contingent niet-Duitsers gering was, werd er wel voor gezorgd dat de soldaten met dezelfde nationaliteiten zo veel mogelijk gezamenlijk in de lagere eenheden van Wiking werden geplaatst. Zo werd de onderlinge communicatie en cohesie gestimuleerd in de laagste echelons. De divisie Wiking bestond uit drie zogenoemde SS-Standarten, ook wel regimenten genoemd, waarin 2.000 tot 3.000 soldaten dienden. De Nederlanders en Belgen kwamen overwegend veel terecht in de SS-Standarte Westland. De Scandinavische vrijwilligers werden in de SS-Standarte Nordland geplaatst en in de derde SS-Standarte Germania was het grootste gedeelte soldaten van Duitse afkomst.28

1.2 Werving, selectie en motivatie

De rekrutering van alle Nederlandse vrijwilligers voor de divisie ging via de SS-bureaus van de SS-Ergänzungsstelle Nord-West. Deze instelling was zowel

verantwoordelijk voor de rekrutering van manschappen voor het vrijwilligerslegioen Nederland, als voor de vrijwilligers die in de divisie Wiking wilden vechten. De werving en selectie van het legioen Nederland komt vaker terug in de Nederlandse literatuur.29

Dit onderzoek richt zich uitsluitend op Wiking. Een algemeen onderscheid hierin wordt gegeven door Loe de Jong: de NSB-gezinden kwamen overwegend vaker terecht bij het Vrijwilligerslegioen en de SS-gezinden werden vaker opgenomen in de SS-Standarte Westland.30

De vraag naar (vervangende) soldaten werd steeds hoger naarmate de oorlog vorderde. Deze ontwikkeling is ook te merken in de rekrutering. In eerste instantie, met name in 1940 en 1941, was er sprake van strenge keuringseisen om het elitaire karakter van de Waffen-SS te behouden. In deze periode werd nog geen tien procent van de aangemelde vrijwilligers goedgekeurd.31

De criteria waar de Nederlandse vrijwilligers aan moesten voldoen: - Een leeftijd tussen 17 en 40 jaar oud

- Een minimale lengte van 1,65 meter

- Een goede gezondheid en fysieke gesteldheid

- Arische raciale karakteristieken (onder andere een blanke huidskleur)32

Met name na het verlies van de Slag bij Stalingrad door de Duitsers in 1943 verslapten de keuringseisen. Om hun quota toch te halen hielden de rekruteringsbureaus er

kwalijke ronselpraktijken op na. Zo werden overtreders van licht criminele delicten voor de keuze gesteld: zij konden hun gevangenisstraf accepteren of zij konden zich

27 Loe de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, deel 6, p. 444.

28 Perry van Pierik, Van Leningrad tot Berlijn. Nederlandse vrijwilligers in dienst van de Duitse Waffen-SS. 1941-1945, p. 72.

29 Evertjan van Roekel, Jongens van Nederland: Nederlandse vrijwilligers in de Waffen-SS; Perry van Pierik, Van Leningrad tot Berlijn. Nederlandse vrijwilligers in dienst van de Duitse Waffen-SS. 1941-1945.

30 Loe de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, deel 6, p. 439.

31 Jan Vincx en Victor Schotanius, Nederlandse Vrijwilligers in Europese Krijgsdienst 1940-1945, deel vier (Antwerpen 1989-1991), p. 62.

(12)

‘’vrijwillig’’ aanmelden voor de Waffen-SS.33 Ook werden de Nederlanders overgehaald

om te tekenen met de valse belofte dat zij een politieke opleiding in Duitsland zouden krijgen. Bij terugkomst in Nederland zou men dankzij deze opleiding in aanmerking komen voor werk in de Nederlandse ambtenarij.34 Naast deze ronselpraktijken voor

aanmeldingen werden de fysieke barrières van de keuring ook lager naarmate de oorlog langer duurde: De Jong spreekt zelfs van het accepteren van kreupelen en mannen met één oog.35 Deze vrijwilligers met mindere fysieke gesteldheid kwamen echter vaker

terecht bij het Vrijwilligerslegioen dan bij de SS-divisie Wiking.

De bovenstaande ronselpraktijken maken duidelijk dat het woord ‘vrijwilliger’ in een brede context geplaatst moet worden, vooral tegen het einde van de oorlog. Niet alle Nederlanders waren in extreem hoge mate gemotiveerd om te strijden voor de

nationaalsocialistische wereldvisie. Dit kan een verklaring zijn van het hoge aantal deserterende Nederlanders dat door bepaalde bronnen wordt gesuggereerd. Een voorbeeld van een dergelijke bron is De Rode Ster, de krant van het volkscommissariaat van Defensie van de Sovjet-Unie. De Nederlandse Christiaan Groenewold schrijft als krijgsgevangene van de Sovjet-Unie over de redenen van deserterende Nederlandse vrijwilligers. Naast de valse voorwendselen van de rekrutering, wordt er gesuggereerd dat de Nederlanders ook slecht te eten kregen en werden zij expres naar gevaarlijke sectoren aan het front gestuurd.36 Een kanttekening bij deze suggestie is de mogelijke

gekleurdheid van De Rode Ster vanuit de Sovjet zijde. Daarbij geeft deze bron niet duidelijk aan in welke eenheid Groenewold heeft gediend (het Legioen of Wiking). Tussen deze eenheden zijn de verhoudingen in onder andere motivatie en inzet aanwezig. De Nederlanders in Wiking voelde zich superieur ten opzichte van andere Nederlanders in het Legioen.37

Een overzicht van de sociaal-politieke motivatie van de vrijwilligers voor het aandienen bij de Waffen-SS geeft de eerder genoemde historicus Stein geeft in zijn boek. Interessant hierbij is dat hij een groot deel van zijn informatie haalt uit een studie van een onderzoeker van Nederlandse bodem, de psycholoog Aloysius van Hoesel. Stein geeft aan dat de aanmelding soms ging om simpele apolitieke redenen, bijvoorbeeld beter eten bij de SS dan men thuis kreeg, inschrijven om de verveling tegen te gaan, de aantrekkingskracht van een buitenlands avontuur en in sommige gevallen het verlangen om de verplichte Duitse arbeidsdienst te ontwijken. In andere gevallen ging het wel om aanmelding wegens politieke beweegredenen. Dit is ook waar de nazi’s op hoopten en op adverteerden. Zij wensten de inschrijving van politiek gemotiveerde soldaten om Europa te bevrijden van het Bolsjewisme. Met name in de eerste jaren van de oorlog hebben de meeste Nederlanders zich inschreven vanuit politieke redenen. Deze

Nederlanders waren oprecht anticommunistisch en aanhangers van het pan-Europese gedachtegoed.38 Uit de onderzochte NIOD-dagboeken van de Nederlandse vrijwilligers

blijkt dat de schrijvers onder de categorie politiek gemotiveerde soldaten vielen. De dagboekschrijvers waren idealisten en nationaalsocialisten van het eerste uur. 33 S.P. MacKenzie, Revolutionary Armies in the Modern Era: a revisionist approach, p. 148.

34 Perry van Pierik, Van Leningrad tot Berlijn. Nederlandse vrijwilligers in dienst van de Duitse Waffen-SS. 1941-1945, p. 72.

35 Loe de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, deel 6, p. 441.

36 Karel C. Berkhoff, ‘Het Oostfront en de Hollanders. Nederlanders tijdens de Tweede Wereldoorlog volgens Russische en Oekraïense bronnen’, in: C. Kristel, E. Gans, P. Romijn, et al. (red.), Met alle geweld, botsingen en

tegenstellingen in burgerlijk Nederland (Amsterdam 2003), p. 186.

37 Evertjan van Roekel, Jongens van Nederland: Nederlandse vrijwilligers in de Waffen-SS, p. 117. 38 George H. Stein, The Waffen-SS: Hitler’s Elite Guard at War. 1939-1945, p. 141.

(13)

1.3 Training en opleiding

Nadat de Nederlandse mannen zich als vrijwilliger hadden ingeschreven begon de opleiding tot Waffen-SS-soldaat. De eerste aangemelde vrijwilligers kregen hun vooropleiding in de Freimannkazerne te München. Deze vooropleiding bleek een ‘schoktherapie’ te zijn voor de meeste Nederlanders die op militair vlak minder onderworpen waren aan extreme fysieke uitdagingen.39 Vanaf het begin van de

opleiding werden de Nederlanders onderworpen aan de zware Duitse militaire SS-discipline. In de Waffen-SS was deze discipline nog strenger dan het reguliere Duitse leger, welke al strenger was dan de Nederlandse. Het onderstaande citaat benadrukt dit grote verschil tussen de nationale legers.

‘’Niet-kunnen, dat stond niet in het SS-woordenboek. Alles kon. In het Nederlandse leger? Als het warm was, werden de oefeningen afgelast. Bij ons was het precies andersom. Dan ging het veel beter! Soms ging

het gasmasker nog op. Ook als het gevroren had: zoveel te beter ging het. Ze waren in staat om te zeggen: links, rechts, mars, mars! Door de Teich (vijver)! Het ijs kapotmaken en dan erdoor! In het Hollandse leger

was het zó: als wij oefeningen hadden, exercities en zo, hadden we nooit een helm op. Bij ons was het: alles met helm op. Alles en alles. Het Nederlandse leger? Kinderspel! Babyspel!’’

Het citaat komt van een van de geïnterviewde SS’ers die in Wiking heeft gediend.40 Deze

anonieme geïnterviewde die zichzelf omschrijft als ‘een militair in hart en nieren’, voelde zich op zijn plek bij de gedisciplineerde Waffen-SS-eenheden.

Voor enkele Nederlanders was dit contrast te groot, zodat zij terug naar Nederland keerden. Daarbij waren de Duitsers nog niet gewend aan het opleiden van niet-Duitsers zoals de Nederlanders. Het militaire cultuurverschil tussen de

verschillende nationaliteiten kon voor wrijving zorgen. De Duitse officieren die de nieuwe Nederlandse rekruten moesten opleiden zagen dit als status verlagend, vooral de Rijksduitsers zagen zichzelf als ‘superieur’. De ‘inferieure’ Nederlanders stonden immers lager in de hiërarchie betreft de rassenverhoudingen, ondanks dat zij een Germaans broedervolk waren. De frustraties die de Duitse opleiders daaraan overhielden werden zodoende afgereageerd op de Nederlandse rekruten. De Nederlanders kregen het daardoor nog zwaarder te voorduren. De hiërarchische volkerenverhoudingen bracht gedurende de hele oorlog wrijvingen met zich mee. Hier was voornamelijk sprake van bij het Nederlandse Vrijwilligerslegioen, aangezien hier het Nederlandse karakter explicieter naar buiten werd geuit. Deze onafhankelijke Nederlandse rol botste met de idealen van de Duitsers van een Groot-Germaans Rijk onder Duitse dominantie. Binnen de SS-divisie Wiking waren de verhoudingen meer in evenwicht. De bevelhebber van Wiking, Felix Steiner, geloofde in het idee van Europese solidariteit en het Groot-Germaanse broederschap. Hij waakte voor eerlijke

verhoudingen tussen alle nationaliteiten binnen zijn eenheid.41 Eerlijkere onderlinge

verhoudingen moesten de kameraadschap, de moraal en mede daardoor de resultaten van de militaire campagnes bevorderen. De opleiders moesten zich om die reden 39 Jan Vincx en Victor Schotanius, Nederlandse Vrijwilligers in Europese Krijgsdienst 1940-1945, deel vier, p. 75.

40 Hans Sleutelaar en Armando, De SS’ers. Nederlandse vrijwilligers in de Tweede Wereldoorlog, p. 390. 41 Perry van Pierik, Van Leningrad tot Berlijn. Nederlandse vrijwilligers in dienst van de Duitse Waffen-SS. 1941-1945, p. 73; Evertjan van Roekel, Jongens van Nederland: Nederlandse vrijwilligers in de Waffen-SS, p. 115-116.

(14)

aanpassen om te zorgen dat zij hun nieuwe rekruten zo konden motiveren dat zij de zeer strenge discipline konden accepteren als een noodzakelijkheid.

Vanaf 1941 kwamen de rekruten na hun aanmelding aan in het Duitse opleidingscentrum in Sennheim. Hier waren de Duitsers al beter voorbereid op het opleiden van de verschillende nationaliteiten. De nadruk van deze opleiding lag op discipline, kameraadschap en plichtsbetrachting. De rekruten werden voor zes weken gestationeerd in Sennheim voordat zij voor hun vervolgopleiding elders werden ondergebracht. In deze zes weken werd er zonder wapens getraind op kracht,

uithoudingsvermogen, hardheid, terreinkennis en weerstand. Het fysieke gedeelte van de vooropleiding bestond uit driloefeningen, marcheren, groeten en sport. Het

theoretische onderdeel bestond onder andere uit het verkrijgen van kennis van de dienstrangen, reglementen en de nationaalsocialistische wereldbeschouwing.42 Geheel

volgens de visie van Himmler en andere nazi kopstukken was deze politieke

indoctrinatie bedoeld om soldaten in opleiding te transformeren tot de pioniers van het nationaalsocialisme en het Groot-Germaanse gedachtegoed, gedurende de oorlog, maar ook na afloop van de oorlog. Na een succesvolle afloop van de vooropleiding in

Sennheim werden de rekruten overgebracht naar Klagenfurt, Oostenrijk, waar hun een militaire opleiding stond te wachten. Deze gevechtsopleiding duurde twee maanden. Hier werden de vaardigheden met verschillende wapens bijgebracht en werd alle nodige kennis geleerd. Net als in Sennheim werden de touwtjes niet gevierd: de opleiding was hard en de discipline was strak.43 Na het voltooien van de militaire opleiding werden de

soldaten ingezet aan het front bij de infanterie regimenten van de SS-divisie Wiking. Indien een SS-soldaat beschikte over de juist kwaliteiten en genoeg ambitie, kreeg hij de mogelijkheid om zich op te werken tot officier. De officiersopleiding vond plaats op de Junker-Schule in Bad Tölz, Zuid-Duitsland. De selectie voor deze opleiding was streng. Uit de hele Waffen-SS werden de beste soldaten uit hun eenheden gehaald en daarvan werd er maar tien procent daadwerkelijk officier.

De Nederlanders kregen ook de mogelijkheid om zich omhoog te werken in de Duitse gelederen. Maar de promoties van de Nederlanders waren relatief begrensd. Uit de geïnterviewde oud SS’ers die hun relaas doen in het boek van Hans Sleutelaar en Armando zijn er drie van hen die zijn gepromoveerd. Een van hen heeft de opleiding aan Bad Tölz volbracht en een ander is opgeklommen tot SS-Oberscharführer.44 Het

Nederlandse equivalent hiervan is sergeant eerste klasse. In de onderzochte

documenten van het NIOD geschreven door de SS’ers zijn er maar liefst vijf van de acht Nederlandse Waffen-SS-soldaten die zijn bevorderd in hun militaire rang. De meesten van hen, zoals de vrijwilliger Henk Kistemaker, zijn gepromoveerd tot SS-Rottenführer. Deze titel staat gelijk aan korporaal in het Nederlandse leger. De oostfrontstrijder Stolk heeft de opleiding in Bad Tölz genoten en is opgeklommen tot Ordonnance Officier, een functie die zich beperkte tot het doorgeven van de berichten van de hoofdcommandant aan de lagere eenheden.45 Van alle onderzochte Nederlandse vrijwilligers is de

Nederlandse SS’er Johannes Hendrik Feldmeijer uiteindelijk het hoogst opgeklommen in de SS-gelederen. Aan het front met Wiking bekleedde hij een onderofficiers functie, maar achter het front is hij Hauptsturmführer (kapitein) geworden. Deze hoge functie 42 Jan Vincx en Victor Schotanius, Nederlandse Vrijwilligers in Europese Krijgsdienst 1940-1945, deel vier, p. 57; Jasper Keizer, Dienen onder het hakenkruis. Friezen in Duitse krijgsdienst (Leeuwarden 2000), p. 30. 43 Jasper Keizer, Dienen onder het hakenkruis. Friezen in Duitse krijgsdienst, p. 30.

44 Hans Sleutelaar en Armando, De SS’ers. Nederlandse vrijwilligers in de Tweede Wereldoorlog, p. 108. 45 Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, Amsterdam, Collectie Dagboeken en Egodocumenten, inv.no. 1167.

(15)

heeft hij te danken aan zijn politieke rol in de Nederlandse SS. Het derde hoofdstuk zal meer informatie bevatten over de persoon Feldmeijer.

De Nederlanders zijn wel gepromoveerd, maar weinig van hen verkregen bevelvoerende functies op hogere niveaus. De meesten werden niet verder bevorderd dan onderofficier. De hogere officiersfuncties waren uitsluitend voor de Duitsers. Een verklaring hiervoor is te vinden in de Duitse oorlogsdoctrine. Leiderschap was een belangrijk fundament in de oorlogsdoctrine. De Duitsers lieten de verantwoordelijkheid van het commando zwaar wegen, zodat de kwaliteit van Wiking als eliteformatie

behouden bleef.46 Het volgende deel zal dieper ingaan op de Duitse oorlogsdoctrine en

de rol van leiderschap in de organisatie van Wiking.

1.4 Wiking in de Duitse oorlogsdoctrine

Felix Steiner wilde van zijn divisie een geharde militaire eenheid maken die beslissingen aan het front kon afdwingen. Om dat te bereiken ging Steiner zich voornamelijk richten op de kameraadschap en de solidariteit binnen zijn eenheid. Oude Duitse legertradities werden veranderd of verwijderd om plaats te maken voor de nieuwe ideeën van Steiner. De eerste verandering kwam tot uiting in de fysieke training van de soldaten. De nadruk van de opleiding lag niet meer bij militaire exercities, maar bij atletiek en sport. Soldaten moesten een ijzersterk lichamelijk gestel creëren, zodat zij de erbarmelijke

omstandigheden van het front fysiek aankonden. Voor een aantal Nederlanders bracht dit complicaties met zich mee, waardoor zij de opleiding niet afmaakten en

terugkeerden naar huis. Er waren ook Nederlanders die de opleiding en training probleemloos oppakten en zich daardoor goed konden manifesteren in Wiking. Ten tweede werd de verantwoordelijkheid van het leiderschap groter. Zo schafte Steiner het klassensysteem af die een scheiding creëerde tussen officieren en de manschappen. Hij wilde vertrouwen opbouwen tussen de soldaten en hun superieuren door ze als gelijken mee te laten doen aan sportactiviteiten en door ze samen te laten eten, slapen en leven. Hierdoor ontstonden jonge, geschikte leiders aan het front die kameraadschap hoog in het vaandel hadden. Ten derde werden de eenheden van Wiking grotendeels uitgerust met lichte mobiele wapens zoals: machine geweren, pistolen, granaten en

vlammenwerpers.47 De voornaamste reden voor deze veranderingen in training,

organisatie en uitrusting berustte op de wijze waarop de soldaten van Wiking op operationeel niveau moesten worden ingezet: als snelle beweeglijke stoottroepen.48

De SS-divisie Wiking werd ingesteld op het concept van een bewegingsoorlog: Wiking moest aanvankelijk als gemotoriseerde infanterie-eenheid ingericht worden als een snelle beweeglijke stoottroep. Dit militaire concept, gebaseerd op snelheid en mobiliteit, vindt zijn oorsprong in de Duitse offensieven in de loopgraven van de Eerste Wereldoorlog. Het is een uitvinding die zich evolutionair heeft ontwikkeld vanuit de ervaringen en bevindingen van de Duitse infanteriesoldaat. De Duitse generale staf zag ook het succes van deze stoottroepen in en hoefde dit fenomeen alleen aan te moedigen

46 P. Strassner, European Volunteers. The 5. SS-Panzer-Division vertaald naar het Engels door David Johnston en Robert Edwards, p. 7.

47 Pat McTaggert, ‘Waffen-SS General Felix Steiner’ (versie 5 juni 2017),

http://warfarehistorynetwork.com/daily/wwii/waffen-ss-general-felix-steiner/ (geraadpleegd op 24 januari 2018).

48 S.P. MacKenzie, Revolutionary Armies in the Modern Era: a revisionist approach, p. 135; Perry van Pierik, Van Leningrad tot Berlijn. Nederlandse vrijwilligers in dienst van de Duitse Waffen-SS. 1941-1945, p. 72.

(16)

en te stroomlijnen. De militaire historicus Robert Citino omschrijft deze stoottroepers of infiltratie tactiek zelfs als een ‘tactische revolutie’. 49

Na de Eerste Wereldoorlog had het Duitse leger te kampen met de

ontwapeningsmaatregelen van het Verdrag van Versailles. Deze maatregelen zorgden er onder andere voor dat de Duitsers niet meer dan 100.000 soldaten onder hun gelederen mochten hebben en dat de Duitse oorlogsindustrie nagenoeg werd stilgelegd. De Duitse generaal Hans von Seeckt speelde een prominente rol in de ontwikkeling van een vernieuwde Duitse oorlogsdoctrine. Om de verschrikkingen van de loopgraven te

ontwijken bedacht hij het concept van de Bewegungskrieg: een operationeel systeem dat een hoge manoeuvreerbaarheid moest combineren met de coöperatie van alle

legeronderdelen.50 Vooraan in de strijd moesten de mobiele gepantserde troepen de

operationeel beslissende wapens worden.

Een pionier in het gebruik van mobiele gepantserde troepen in de

bewegingsoorlog is de Duitse generaal Heinz Guderian. In zijn boek, Erinnerungen eines Soldaten, gaf hij aan dat de Duitse inferioriteit in getallen ten opzichte van de andere Europese landen gecompenseerd moesten worden door superieur leiderschap en organisatie.51 Hij was tevens een van de voorstanders dat de aanval op Rusland moest

beginnen met de inval van gepantserde divisies. De verwachting was dan dat deze divisies een snelle en diepe doorbraak zouden forceren. Deze initiële doorbraak kon dan meteen worden benut door de snelle vooruitgang van de tanks zelf.52 Ondersteunende

troepen van de pantser divisies werden vervolgens ingezet om het succes van de tanks uit te buiten. De gemotoriseerde infanterie Wiking was een van deze ondersteunende troepen.

In de praktijk betekende de ‘tactische revolutie’ voor Wiking het gebruik van onafhankelijke squadrons of gevechtsgroepen in offensieven aan het front. Deze gevechtsgroepen hadden elk hun eigen variatie aan wapens. De voorste

gevechtsgroepen werden door Steiner uitgerust met mobiele en lichte wapens, zoals machine geweren, granaten en vlammenwerpers voor de gevechten van dichtbij. De achterste eenheden gebruikten artillerie om de voorste eenheden te dekken. De voorste eenheden waren op zichzelf aangewezen. Deze stoottroepers tactieken waren alleen mogelijk door de Duitse gedecentraliseerde manier van commando voering: de Auftragstaktik. Het leiderschap in de lagere echelons heeft in deze tactiek een hoge prioriteit en verantwoordelijkheid.53

Aan het front waren dergelijke tactieken mentaal zeer belastend. Als soldaat in een vooruitgeschoven stoottroep was de kans om oog in oog te staan met de

tegenstander aanzienlijk. Deze kleine eenheden waren in bepaalde situaties op zichzelf aangewezen. Onderstaande passage komt uit een geïnterviewde Nederlander die de omcirkeling van de Russen bij Tsjerkassy in de eerste maanden van 1944 heeft meegemaakt. Hoewel deze Nederlandse SS’er een zelfverklaarde militair in hart en nieren is hebben de zogenoemde stormdagen mentale littekens achtergelaten, omdat de gevechten op korte afstand plaatsvonden:

49 Robert M. Citino, The path to blitzkrieg, doctrine and training in the German Army, 1920-1939 (Londen 1999), p. 16.

50 Ibidem, p. 43.

51 Heinz Guderian, Panzer Leader, vertaling uit het Duits door: Constantine Fitzgibbon (New York 1952), p. 35. 52 Ibidem, p. 147.

(17)

‘’U moet goed begrijpen: stormdagen, dat waren man-tegen-man –gevechten. Ik kan daar eigenlijk niet verder over uitweiden… Goed, man-tegen-man-gevechten is het ergste wat een soldaat gebeuren kan aan

het front. Dat is het ergste wat er gebeuren kan. Nee, ik kan er nauwelijks over vertellen. Nee, dat doe ik liever niet. U moet goed begrijpen, het gaat man tegen man! Je komt in situaties terecht waar je later liefst

zo weinig mogelijk aan terugdenkt. Want toen ik terug was had ik er nachtmerries van. Had ik er nog nachtmerries van. Goed, man-tegen-man-gevechten wil zeggen, je ziet je eigen kameraden met bajonetten

doorstoken worden. Dus je steekt de tegenstander ook met een bajonet. Je vecht met geweerkolven, je vecht met pioniersschoppen, met dolken. Niet alleen dat je tegenstander dat gebeurt, je ziet van je eigen kameraden ook dat die dat gebeurt. En dan komt het moment, dat je terug moet en je kruipt over de lijken

van je eigen kameraden of over zwaargewonden.’’ 54

In de theorie zou de Bewegungskrieg de verschrikkingen van de loopgravenoorlog moeten vermijden. In de praktijk betekende de mobiele

oorlogsvoering voor Wiking, en de daarbij behorende tactiek van de stoottroepers, hoge risico’s op slachtoffers om een doorbraak te forceren of om een gewenste linie te

stabiliseren. In sommige SS-divisies zijn om die reden tot zestig procent van de manschappen verloren gegaan en veertig procent van de (onder)officieren.55

Conclusie:

De SS-divisie Wiking was de eerste Duitse divisie met buitenlandse vrijwilligers van Germaanse volkeren, zoals de Nederlanders. Het grootste gedeelte van dezelfde nationaliteiten werden bij elkaar geplaatst om de cohesie en de communicatie van de lagere eenheden in de divisie te bevorderen. De Nederlanders kwamen voornamelijk terecht in het regiment (SS-Standarte) Westland. De legerleiding van Wiking stimuleerde de Europese solidariteit en kameraadschap en hij was tolerant voor de niet-Duitsers. Echter, waren de verhoudingen nooit gelijk in de divisie. De Waffen-SS met racistische fundamenten werden alleen opengesteld voor niet-Duitsers omdat zij manschappen nodig hadden in de oorlog tegen de Sovjet-Unie. De niet-Duitsers bleven door de

Duitsers beschouwd worden als ‘inferieure’ volkeren. Dit beïnvloedde de positie van de Nederlanders in de formele organisatiestructuur van Wiking.

De ongelijke verhoudingen tussen Duitsers en de niet-Duitsers brachten met name in het begin van de opleiding problemen met zich mee. Er waren dan ook Nederlanders die de opleiding niet afmaakten. De Nederlanders die de opleiding wel volhielden werden vaak net zo fanatiek, of zelfs fanatieker, dan hun mede SS’ers en werkten zich zelf omhoog in de rangen tot onderofficier.

Over het algemeen waren de promoties van de Nederlanders gelimiteerd. Het leiderschap was een van de fundamenten van de Duitse oorlogsdoctrine en van de divisie Wiking. De verantwoordelijkheid van commando voerende functies boven onderofficier niveau wogen zwaar en waren om die reden alleen toereikend voor

Duitsers. Hierdoor was Wiking een eenheid dat gedomineerd werd door Duisters, zodat de kwaliteit van Wiking als een elite formatie behouden bleef.

Hoofdstuk 2: Wiking in het offensief

54 Hans Sleutelaar en Armando, De SS’ers. Nederlandse vrijwilligers in de Tweede Wereldoorlog, p. 394/ 395. 55 George H. Stein, The Waffen-SS: Hitler’s Elite Guard at War. 1939-1945, p. 168.

(18)

Op 22 juni 1941 viel Nazi-Duitsland de Sovjet-Unie binnen. In de maanden augustus en september van 1941 vocht de SS-divisie Wiking mee aan het oostfront in de Slag bij Dnjepropetrovsk. Ondanks dat de divisie Wiking al meerdere keren voor de slag vuur hadden gewisseld met Russische eenheden, was de strijd aan de Russische rivier de Dnjepr de eerste zware vuurproef. In deze slag was Wiking onderdeel van een

uitgestrekt offensief met meerdere legeronderdelen, waardoor de rol van Wiking in het Duitse leger treffend kan worden achterhaald. Dit hoofdstuk beschrijft en analyseert de Slag bij Dnjepropetrovsk. Wiking moest in deze slag samen met andere Duitse eenheden een bruggenhoofd over de rivier de Dnjepr vestigen, zodat pantsereenheden veilig konden oversteken en hun omsingelingsmanoeuvres konden uitvoeren. Hierbij gaat dit hoofdstuk ook dieper in op specifiek de rol van de Nederlanders in Wiking: waar

werden de Nederlanders precies ingezet en wat was hun rol in de strijd op operationeel en tactisch niveau?

Om antwoorden te geven op deze laatste vragen brengt dit hoofdstuk eerst inzicht in de strategische, operationele en tactische voordelen en problemen die Wiking en diens soldaten ervoeren. Hierna wordt het militaire pad van Wiking tot aan de rivier de Dnjepr in kaart gebracht. Vervolgens maakt dit hoofdstuk duidelijk wat de positie is van Wiking in de Slag bij Dnjepropetrovsk. De strategieën van beide partijen worden uiteengezet om de inzet van eenheden op operationeel en tactisch niveau te illustreren. Deze strategieën zijn niet alleen van toepassing op deze slag, maar ook op andere slagen waarin Wiking zich manifesteerde.

De slag zelf wordt behandeld aan de hand van drie fases waarin de Slag om Dnjepropetrovsk zich afspeelde: de eerste fase behandelt het begin van de strijd tot en met het oversteken van de rivier de Dnjepr. Fase twee gaat over het verstevigen van het bruggenhoofd aan de overkant van de oever en de derde fase beschrijft en analyseert de slag waarbij het bruggenhoofd wordt uitgebreid. Als laatste geeft dit hoofdstuk het resultaat van de slag weer en concludeert de rol van de Wiking en de Nederlanders in de Slag bij Dnjepropetrovsk.

2.1 Nazi-Duitsland tegenover Sovjet-Rusland

‘’We hoeven alleen de deur in te trappen en het rotte bouwwerk zal instorten’’.56 Met deze

woorden richtte Adolf Hitler zich naar zijn legeraanvoerders en sprak hij zijn verwachting uit dat de Sovjet-Unie in een korte militaire campagne verslagen kon worden. Op 22 juni 1941 begon de militaire campagne genaamd Operatie Barbarossa, de codenaam voor de Duitse inval in de Sovjet-Unie. De operatie werd vernoemd naar de middeleeuwse koning Frederik Barbarossa, zodat de veroveringscampagne van Hitler de schijn zou krijgen van een kruistocht. Verdeeld over drie legergroepen,

onderverdeeld in noord, midden en zuid, begonnen meer dan drie miljoen soldaten, 600.000 voertuigen, 750.000 paarden, 3.580 gepantserde gevechtsvoertuigen, 7.184 artilleriestukken en 2.100 vliegtuigen aan de antibolsjewistische en anticommunistische ‘kruistocht’.57 Opvallend in deze statistieken zijn de grote hoeveelheden paarden. Het

basistransport van het leger van Hitler wordt in 1941 aangedreven door hoef en voet. Dit is hetzelfde basistransport als het leger van de Franse Keizer Napoleon toen hij 129 jaar eerder de poging waagde om Rusland op de knieën te krijgen. De grote uitzondering aan de kant van Hitler ten opzichte van het leger van Napoleon waren de vier

56 A. Beevor, The Second World War (Londen 2012), p. 190.

(19)

pantsergroepen.58 Hier maakte de SS-divisie Wiking, als gemotoriseerde

infanteriedivisie, deel van uit. Aan het begin van Operatie Barbarossa werd Wiking ingezet bij Legergroep Zuid, de eerste pantsergroep onder leiding van de ervaren legercommandant Ewald von Kleist. Het doel van Legergroep Zuid was het veroveren van de Oekraïense hoofdstad Kiev.

Voorafgaand aan Operatie Barbarossa hadden de Duitsers een aantal succesvolle militaire campagnes achter de rug. Een groot aantal Europese landen, waaronder Nederland en Frankrijk, vielen ten prooi aan de Blitzkrieg campagnes van de Duitsers. Deze ervaringen namen zij mee naar de invasie van de Sovjet-Unie. Wederom moest een uitputtingsslag worden voorkomen door het behalen van een snelle beslissende

overwinning met behulp van de inzet van gecombineerde wapens van de land- en luchtmacht. Volgens de Engelse militaire historicus Antony Beevor lag de superioriteit van de Duitsers ten opzichte van de Russen bij de training van het Duitse leger, radio communicatie, reactiesnelheid van de pantsereenheden en de ondersteuning van de luchtmacht.59 In andere woorden lag de superioriteit van de Duitsers in het bijzonder in

het offensief op tactisch en operationeel niveau. Een belangrijke tekortkoming aan de kant van de Duitsers lag in het creëren van een goede connectie tussen het front en de ondersteunende binnenlandse achterhoede die het transport van ammunitie en ander oorlogsmateriaal verzorgden voor het front.60 Dit punt heeft met name een negatief

effect gehad op het logistieke apparaat van het Duitse leger.

Het leger van de Sovjet-Unie had in tegenstelling tot het Duitse leger in 1941 moeizame militaire campagnes achter de rug. De invasie in Polen in 1939 verliep slordig en de winteroorlog tegen Finland kan omschreven worden als een debacle, omdat het Rode Leger enorme verliezen leed ten bate van de overwinning.61 De Spaanse

Burgeroorlog liet blijken dat de Sovjet-Unie nog veel moest leren op operationeel niveau, met name op gebied van de inzet van tankeenheden (tanks werden ingezet als ondersteuning van de infanterie en niet in onafhankelijke eenheden van uitsluitend tanks).62 Deze moeizame militaire campagnes zijn te wijten aan een aantal interne

problemen. Ten eerste voerde Stalin tussen 1936 en 1938 zuiveringen door om

vermeende tegenstanders binnen de Sovjet-Unie uit de weg te ruimen. Deze zuiveringen zorgden er onder andere voor dat het korps van officieren werd gedecimeerd, inclusief militaire denkers die het Rode Leger nodig had om op effectieve wijze moderne oorlog te voeren. Ten tweede was er op operationeel niveau niet genoeg aandacht voor de luchtmacht en marine. En ten slotte had het Rode Leger moeilijkheden met het

assimileren van grote hoeveelheden troepen en nieuwe technologieën.63 Dit laatste punt

heeft desastreuze gevolgen gehad in de operationele en tactische inzet van Russische troepen aan het front. De inzet van grote geclusterde troepen bij een aanval worden door een Nederlandse oostfrontvrijwilliger van de eenheid Wiking omschreven als ‘misdadig’. De troepen van het Rode Leger arriveerden menig maal bij een front aanval 58 A. Beevor, The Second World War, p. 197.

59 Ibidem, p. 198.

60 B. Menning, ‘Operational Art’s Origins’, in: M. Krause en R. Phillips, Historical Perspectives of the

Operational Art (Washington 2007), p. 11.

61 D. Stahel, Kiev 1941 (New York 2012), p. 27-28.

62 B. Menning, ‘Operational Art’s Origins’, in: M. Krause en R. Phillips, Historical Perspectives of the

Operational Art, p. 11.

63 B. Menning, ‘Operational Art’s Origins’, in: M. Krause en R. Phillips, Historical Perspectives of the

(20)

in ‘drommen’ (geclusterde groepen). De Russen dienden op die manier als

schietschijven voor de Duitse eenheden die een Russische aanval moesten afweren.64

In de maand voor de Slag om Dnjepropetrovsk stuurde de Divisie Wiking een rapportage van de gevechtsmethoden en tactieken van het Rode Leger naar het hoofdkwartier van het Legerkorps. Hierin vermeldden zij dat de Russen voornamelijk bedreven zijn in sluipschutter-technieken en het beheersen van het terrein. Daarbij kunnen de Sovjets rekenen op een sterke achterhoede voor de dekking van een terugtocht. Een van de zwakke punten van het Rode Leger is de slechte moraal van de soldaten, in het bijzonder door het onderscheid in behandeling, uitrusting en verzorging tussen officieren en manschappen. Het rapport schrijft ook dat angst en wantrouwen wordt gevoed door de manier waarop politieke commissarissen hun manschappen dwingen de vijand tegemoet te treden.65 Interessant is dat het rapport stelt dat de

Russen niet zijn opgewassen tegen de vechtlust en het snel nastoten van de Duitse infanterie. Tevens zou de Russische artillerie inferieur zijn aan de Duitse artillerie.66 De

Slag om Dnjepropetrovsk zal het tegendeel van deze laatste stelling bewijzen. Zo zullen ook de mee strijdende Nederlanders de Russische artillerie bij Dnjepropetrovsk niet vergeten.

De bovenstaande strategische, operationele en tactische voordelen en problemen vinden hun uitwerking tot op het niveau van de reguliere soldaat. Zo wordt ook de rol van de Nederlanders in Wiking beïnvloed door beslissingen die worden gemaakt op strategisch niveau in de hoogste echelons van het leger. De voordelen en problemen van de legers zijn daarom van toepassing voor deze slag, maar ook voor andere veldslagen aan het oostfront.

2.2 Wiking tot aan de rivier de Dnjepr

Na het begin van Operatie Barbarossa is de eerste aanvaring van Wiking met vijandelijke eenheden in het door de Russen bezette Poolse plaatsje Lemberg (het huidige Oekraïense Lviv).67 In de eerste dagen van juli stond Wiking hier tegenover twee

Russische regimenten. De eerste vuurgevechten vonden plaats in de omgeving van Lemberg. Nadat de Russen zich hadden teruggetrokken in het dorp werd al het geschut van Wiking op het dorp gericht. Na deze beschietingen moest de infanterie het dorp ruimen van vijanden. Doormiddel van huis-aan-huis-gevechten werd Lemberg na drie uur ingenomen. De helft van de Russen werd uitgeschakeld en Wiking zelf moest een gering aantal gesneuvelden betreuren. Hier vielen ook de eerste Nederlandse

slachtoffers: de soldaten Anton Leendert van Trierum en Hendrik Krabshuis.68 Deze

succesvolle eerste vuurdoop werd uiteraard door nationaalsocialistische propaganda goed ontvangen. Het Nederlandse SS-weekblad Storm greep deze mogelijkheid aan om vooral de strijdende Nederlanders aan het Oostfront te roemen: ‘[De Nederlanders die 64 Hans Sleutelaar en Armando, De SS’ers. Nederlandse vrijwilligers in de Tweede Wereldoorlog, p. 335. 65 Jan Vincx en Victor Schotanius, Nederlandse Vrijwilligers in Europese Krijgsdienst 1940-1945, deel vier, p. 119-120.

66 Ibidem, p. 120.

67 Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, Amsterdam, Collectie Dagboeken en Egodocumenten, inv.no.1073.

68 Jan Vincx en Victor Schotanius, Nederlandse Vrijwilligers in Europese Krijgsdienst 1940-1945, deel vier, p. 105; Krabshuis wordt ook genoemd in het dagboek van een van de Nederlandse vrijwilligers Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, Amsterdam, Collectie Dagboeken en Egodocumenten, inv.no.1254.

(21)

zich] prachtig hebben geweerd en daarmede alle beweringen, dat het soldaat-zijn den Nederlandschen aard niet zou liggen, hebben gelogenstraft’.69

Deze succesvolle aanval op Lemberg kan beschouwd worden als een typische stoottroep aanval: er was sprake van een coöperatie tussen verschillende

legeronderdelen, die met snelheid en mobiliteit opereerden. De artillerie opende de aanval op de teruggetrokken vijand en de (gemotoriseerde) infanterie bestormde in hoog tempo het gebombardeerde Lemberg, waardoor het dorpje binnen aanzienlijke tijd kon worden veroverd. In dit offensief met snelheid, mobiliteit en beweeglijkheid werd de militaire doctrine van de Bewegungskrieg in deze eerste confrontatie met de vijand waargemaakt. Deze eerste confrontatie was een grote stap naar de betiteling van Wiking als een elite formatie.

Na Lemberg moest Wiking zich weer klaar maken voor transport. Gedurende de strijd in het oostfront werd er van de Divisie Wiking verwacht dat zij als gemotoriseerde divisie grote afstanden moesten kunnen afleggen, zodat zij de pantservoertuigen die de speerpunten van de aanval vormden konden bijhouden. Deze vorm van vervoer was cruciaal voor ondersteunde gemotoriseerde eenheden op operationeel niveau, toch lagen hierin complicaties die een negatieve invloed hadden op de strategie van het hele Duitse leger. In de eerste dagen van Operatie Barbarossa schrijft de Nederlandse

vrijwilliger Fredriks over de ervaring van het vervoer in de troepenvrachtwagen: ‘De reis vandaag is zeer langdradig daar we heel dikwijls moeten wachten, soms 4-5 uur. Ik heb al 24 uur blikken billen en moet nu nog in het vooruitzicht 36 uur zitten. Per dag moeten wij 150 km afleggen en nu is het half 5 en hebben wij pas 50 km afgelegd, dus het zal wel laat worden’.70 De af te leggen afstand van 150 kilometer per dag waren in de

zomermaanden nog realistisch, ondanks dat de zit als oncomfortabel wordt

omschreven. In de lente en de herfstmaanden had het logistieke apparaat van het Duitse leger te kampen met de raspoetista: de heftige regenbuien in deze maanden

veranderden de Russische infrastructuur in een moeras. De Duitse tactiek van snelle en mobiele offensieven op zoek naar beslissende slagen werd om die reden menig maal onuitvoerbaar. Hierdoor kon ook de Divisie Wiking niet het hele jaar door hun gewenste operationele manoeuvres hanteren.

Na de gevechten bij Lemberg is de eerste noemenswaardige strijd meer richting de oude grens van Rusland, bij Tarnapol en omstreken (zie afbeelding 1). De stad Tarnapol werd ‘in storm en vereeniging met de Wehrmacht’ ingenomen, aldus de

Nederlander Wiersma. Hier kwam voor het eerst het elitaire aspect van de SS-divisie, in vergelijking met de Wehrmacht, tot uiting aangaande de frontdagboek notities van Wiersma: ‘Dit was de eerste keer dat de Wehrmacht in gebreke bleef en niet verder kwam, terwijl dan de SS als betere troep moest ingrijpen. Dit gebeurde in het jaar dat ik in

Rusland was enkele tientallen malen en typisch is het wel te moeten vermelden, dat het meestal dezelfde eenheden waren die versaagden’.71

In de dagen na Tarnapol werden er nog enkele Russische dorpen doormiddel van stoottroep tactieken op snelle wijze ingenomen. Uiteindelijk ging het regiment Westland als onderdeel van de Divisie Wiking als eerste infanterie-eenheid de oude Russische grens over bij het stadje Husyantin.72 In deze strijd was het wederom het regiment

Westland dat een hoofdaandeel kreeg in de strijd en de Nederlander Wessels schrijft 69 S. Van der Zee, Voor Führer, Volk en Vaderland. De SS in Nederland, p. 170.

70 Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, Amsterdam, Collectie Dagboeken en Egodocumenten, inv.no.1251.

71 Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, Amsterdam, Collectie Dagboeken en Egodocumenten, inv.no.1254.

(22)

daarover in zijn dagboek dat het hem trots maakte: ‘het is een daad, SS-mannen waardig. Wij, als Nederlanders, zijn er trots op, dat wij hierbij mochten zijn’.73 Aan het einde van de

gevechten bij Husyantin verdreven de drie regimenten Westland, Germania en Nordland, drie Russische divisies en een brigade.74 Wederom werd er op succesvolle

manier aangevallen in de vorm van stoottroep tactieken om de vijand te verdrijven. Na Husyantin werd de Divisie Wiking ingezet bij de omsingeling van grote groepen

Russische strijdkrachten bij Uman en nabij het Russische stadje Tarashcha.

Afbeelding 1: In deze kaart is de troepenverplaatsing van de SS-divisie Wiking vanaf Lemberg naar Dnjepropetrovsk benadrukt weergeven. Bron: Evertjan van Roekel, Jongens van Nederland: Nederlandse

vrijwilligers in de Waffen-SS (Houten 2011), p. 5.

In al deze gevechten was het moreel van de Nederlanders aanzienlijk hoog. Niet alleen waren zij trots om samen met mede nationaalsocialisten de strijd aan te gaan tegen het bolsjewisme, zij wilden ook het thuisfront laten zien dat zij zich verdienstelijk hebben gedragen. Voornamelijk door het ontvangen van onderscheidingen werd dit bekrachtigd. De Nederlandse oostfront strijder Wessels van het regiment Westland vertelt daarover: ‘[onderscheidingen] daar zijn wij gek op! Alle Nederlanders zijn daar erg op gebeten. Zij willen allen met een onderscheiding naar huis komen. De eerste man in het bataljon, die een E.K. (Eisernes Kreuz of ijzeren kruis) kreeg, was een Nederlander’.75

Dit citaat van Wessels demonstreert de bereidheid van de SS-organisatie om hun waardering te tonen voor de verschillende nationaliteiten. In de hitte van de strijd ging het niet om het verschil in nationaliteit, maar of de soldaten hun werk goed uitvoerden of niet. Daar werden de soldaten voor beloond, ongeacht hun afkomst. In die zin miste de nadruk van de commandant Steiner op kameraadschap en teamgeest van de divisie 72 Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, Amsterdam, Collectie Dagboeken en Egodocumenten, inv.no.1073.

73 Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, Amsterdam, Collectie Dagboeken en Egodocumenten, inv.no.1073.

74 Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, Amsterdam, Collectie Dagboeken en Egodocumenten, inv.no.1254.

75 Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, Amsterdam, Collectie Dagboeken en Egodocumenten, inv.no.1073.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De overige onderwijsdoelen – eindtermen, met inbegrip van de eindtermen basisgeletterdheid, uitbreidingsdoelen Nederlands, ontwikkelingsdoelen en specifieke eindtermen –

Ouders van gezinnen met een beperkt inkomen nemen deel aan de vergaderingen van de stuurgroep, aan de bijeenkomsten van de werkgroepen, ontwerpen en voeren de acties en

(Psalm 88 : 16). Menigmaal drukte de donkere wolk van Zijns Vaders gramschap zwaar op Hem, totdat Hij eindelijk op Golgótha de laatste adem uitblies. Niets was er in de

Als twee andere belangrijke trends zien we de toegenomen belangstelling voor het slachtoffer bin nen het herstelrecht in de Angelsaksische literatuur bekend als restorative jus

Veel gemeenten en andere gladheidsbe- strijders werken soms zelfs uitsluitend met Nido- techniek, reden voor dit vakblad om ook Aebi Schmidt uit te nodigen voor een demonstratie in

Zo zijn de deelnemers van de Beweegkuur gemiddeld jonger en hebben ze vaker een lage sociaaleconomische status in vergelijking met deelnemers van Slimmer en CooL. Meer

Dit is belangrijk om weten, want sommigen zeggen dat planten, insecten en ongewervelden inbegrepen zijn in de bijbelse term “levende wezens”, en deze “levende wezens” zouden

Wat ter wereld ziet God dan toch in de mens, Dat Hij wordt de ‘Man aan het kruis’.. De Farizeeërs samen, ja ze kijken