• No results found

Het dilemma van kantoorroulatie door de jaren heen : een literatuurstudie over de effecten van kantoorroulatie op de onafhankelijkheid en kwaliteit van de accountantscontrole

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het dilemma van kantoorroulatie door de jaren heen : een literatuurstudie over de effecten van kantoorroulatie op de onafhankelijkheid en kwaliteit van de accountantscontrole"

Copied!
38
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Het dilemma van kantoorroulatie door de jaren heen

Een literatuurstudie over de effecten van kantoorroulatie op de onafhankelijkheid en

kwaliteit van de accountantscontrole

Centrale vraag: Wat zijn de negatieve effecten op de korte termijn van kantoorroulatie en hoe zijn deze beschreven door de jaren heen?

Ugurcan Niyazi Çetin Boy 10176896

30 juni 2014, Versie 1

BSc Economie en Bedrijfskunde Specialisatie Accountancy & Control Begeleider: J.J. Schipper RA

(2)

Inhoudsopgave

ABSTRACT 3

1 INLEIDING 4

2 ACHTERGRONDINFORMATIE 6

2.1 De accountantscontrole 6

2.2 Auditkwaliteit en onafhankelijkheid van de auditor 7

2.3 Sarbanes-Oxley Act 9

2.4 Het Groenboek 10

2.5 Verplichte accountantskantoorroulatie 12

3 NEGATIEVE EFFECTEN VERPLICHTE KANTOORROULATIE DOOR

DE JAREN HEEN 14

3.1 Artikelen over verplichte kantoorroulatie voor 2002 (voor publicatie SOx-wetgeving) 14 3.2 Artikelen over verplichte kantoorroulatie tussen 2002 en 2010 (tussen publicatie

SOx-wetgeving en Groenboek) 16

3.3 Artikelen over verplichte kantoorroulatie na 2010 (na publicatie Groenboek) 18 3.3.1 Maandblad voor Accountancy & Bedrijfseconomie 21 3.3.2 Big Four accountantskantoren en hun visie op de verplichte accountantskantoorroulatie 23

3.3.2.1 Deloitte 24

3.3.2.2 PwC 24

3.3.2.3 EY 25

3.3.2.4 KPMG 26

3.4 Samenvattende conclusie analyse 26

4 CONCLUSIE 28

5 BIBLIOGRAFIE 31

APPENDIX 34

(3)

Abstract

In de wetenschap is er al veel geschreven over de verplichte kantoorroulatie en er zijn veel discussies gaande over dit onderwerp. Dit artikel draagt bij aan de wetenschap, doordat het een analyse maakt over de negatieve effecten op de korte termijn van de verplichte kantoorroulatie over bepaalde tijdsperiodes. Er wordt getracht om een relatie te leggen tussen de publicaties over verplichte accountantskantoorroulatie van voor de publicatie van de SOx-wetgeving, tussen de SOx-wetgeving en de publicatie van het Groenboek van de Europese Commissie en de publicaties na de publicatie van het Groenboek. Er is een literatuuronderzoek uitgevoerd naar de effecten van verplichte kantoorroulatie. De hoofdvraag van dit onderzoek is hoe de negatieve effecten op de korte termijn zijn beschreven in de artikelen en of er een relatie is te leggen tussen de verschillende tijdsperiodes met de publicaties van de SOx-wetgeving en het Europese Groenboek. Daarnaast wordt er ook gekeken naar de mening van de vier grote accountantskantoren. Zij worden het meest beïnvloed door de verplichte roulatie, omdat zij de meeste OOB’s controleren. De bevindingen zijn dat er voor de publicatie van de SOx-wetgeving relatief weinig over de verplichte roulatie van accountantskantoren in vergelijking tot 2002 tot heden. Vooral na de publicatie van het Groenboek zijn er veel artikelen gepubliceerd over de verplichte roulatie. Wat opvalt in de analyse is dat de meeste artikelen een negatief oordeel geven over de verbetering van de controlekwaliteit en de onafhankelijkheid. Deze artikelen steunen de verplichte roulatie van accountantskantoren niet. De conclusie van dit onderzoek is dat er onderzoek moet worden gedaan naar een nieuw wereldwijd controlesysteem om de auditkwaliteit te verhogen en de objectiviteit van de accountant te waarborgen.

(4)

1 Inleiding

Op 10 oktober 2013 publiceerde het Financieel Dagblad het artikel ‘roulatiecircus zet de markt van accountants op zijn kop’. Hierin wordt beschreven dat accountants niet tevreden zijn met de nieuwe accountantswetgeving. Volgens het artikel zijn er ongeveer duizend organisaties van openbaar belang (OOB’s) die van accountantskantoor moeten wisselen. In een brief van 7 december 2012 heeft Minister van Financiën, Jeroen Dijsselbloem, geschreven dat de kantoorroulatie per 1 januari 2016 van kracht zal zijn. Daarnaast is artikel 24b toegevoegd aan de Wet toezicht accountants (Wta): ‘De accountantsorganisatie die wettelijke controles verricht bij

een organisatie van openbaar belang, verricht naast controlediensten geen andere werkzaamheden voor die organisatie’ (AFM, 2013). Deze wet is in 2002 al

opgenomen in de Sarbanes-Oxley wet (SOx).

Veel van de beursgenoteerde bedrijven hebben al meer dan acht jaar hetzelfde accountantskantoor. Volgens een artikel in The Economist wordt de Britse Bank Barclays zelfs al meer dan 115 jaar door PwC gecontroleerd (2011). In hetzelfde artikel is geschreven dat de gemiddelde ambstermijn van accountantskantoren in het Verenigd Koninkrijk van de London Stock Exchange 48 jaar is. Niet alleen deze beursgenoteerde bedrijven zullen wisselen van accountantskantoor, maar ook woningcorporaties en ziekenhuizen. Het is een lastige keuze voor OOB’s om een nieuw accountantskantoor te kiezen, aangezien de auditdiensten en niet-auditdiensten ook gescheiden zijn. OOB’s kiezen in de meeste gevallen voor een van de Big Four-kantoren (PwC, EY, Deloitte & KPMG). Dit zou betekenen dat ze door de nieuwe wetgevingen voor slechts twee andere Big Four-kantoren kunnen kiezen, aangezien een kantoor de controle uitvoert en het andere kantoor de niet-auditdienst. Echter, de beursgenoteerde bedrijven kunnen de overige drie kantoren van de grote vier accountantskantoren uitnodigen die op dit moment niet de auditdienst uitvoeren, om daarna te beslissen welk kantoor zij voor de auditdienst kiezen en bij welk kantoor zij haar de niet-auditdienst regelen.

De aanleiding voor deze nieuwe wetgevingen is het Groenboek dat eurocommissaris Michel Barnier van Interne markt en diensten heeft geschreven (Groenboek, 2010). In het Groenboek wordt gesteld dat er te weinig aandacht is besteed aan de manier waarop de auditfunctie kan worden verbeterd om bij te dragen aan meer financiële stabiliteit. Het Groenboek bespreekt de rol van de audit en de

(5)

reikwijdte van de controlewerkzaamheden. Daarnaast wordt de hervorming van de regelgeving voor financiële markten besproken.

Ook voordat het Groenboek door de Europese Commissie werd uitgebracht werd er al nagedacht over een verplichte accountantskantoorroulatie. Ook in de Verenigde Staten is hierover gediscussieerd. Na de val van Enron in 2001 en haar accountantskantoor, Arthur Andersen, werd er nagedacht over wet- en regelgeving om de onafhankelijkheid van de accountantscontrole te verhogen zodat er niet nogmaals een schandaal van deze grootte kan ontstaan (Tackett, Wolf & Claypool, 2004, p. 340). In 2002 werd de Sarbanes-Oxley Act (SOx) ingevoerd. Het doel van deze wetgeving is om het verloren vertrouwen, van onder andere beleggers, in het accountantsberoep te herstellen. Er is onder andere besloten om de controlediensten van accountantskantoren te scheiden van niet-controlediensten. Een accountantskantoor kan dus geen controledienst verrichten voor een bedrijf en daarnaast adviesdiensten verlenen. Dit was bij Enron wel het geval. Volgens Tackett, Wolf en Gregory heeft Enron $25 miljoen aan Arthur Andersen betaald voor de controle diensten en $27 miljoen voor de niet-controlediensten. Hierdoor kunnen tegengestelde belangen ontstaan, waardoor de onafhankelijkheid niet te waarborgen is (2004, p. 340).

De vraag die centraal staat in dit onderzoek is wat de negatieve effecten op de korte termijn zijn van kantoorroulatie en hoe deze effecten zijn beschreven door de jaren heen. Er is al enige tijd discussie over de invoering van de verplichte kantoorroulatie. Ook zijn er verschillende partijen die met de kantoorroulatie te maken hebben: het accountantskantoor, de gecontroleerde onderneming, de investeerders en de maatschappij in zijn geheel. Echter, er is nog geen vergelijking gemaakt tussen de publicaties over accountantscontrole in een bepaalde periode, ten opzichte van publicaties in een andere periode. In dit onderzoek zal er worden getracht een relatie te vinden tussen de publicaties in de verschillende periodes. Dit wordt onderzocht door middel van een literatuuronderzoek.

Voor de analyse van dit onderzoek zijn voornamelijk relevante artikelen geselecteerd over de verplichte kantoorroulatie van accountants. Dit houdt in dat er is gekeken naar de relevantie in de database van de Universiteit van Amsterdam. Daarnaast wordt er ook gekeken naar de artikelen waarnaar wordt verwezen in deze relevante artikelen. In appendix A is een lijst opgenomen met de zoektermen en de gebruikte databases.

(6)

In paragraaf 2 wordt de achtergrondinformatie beschreven. Er wordt aandacht besteed aan de accountantscontrole en de hieraan verbonden kwaliteit en onafhankelijkheid. Verder wordt er ingegaan op de SOx-wetgeving en het Groenboek dat de nieuwe wetsvoorstellen uitlegt: de kantoorroulatie en de scheiding van auditdiensten en de non-auditdiensten. In paragraaf 3 worden de onderzoeken van verschillende jaren ingedeeld in drie categorieën. Categorie 1 zal bestaan uit onderzoeken vóór de komst van de SOx-wetgeving, categorie 2 bestaat uit onderzoeken tussen de SOx-wetgeving en het Groenboek en de laatste categorie bestaat uit onderzoeken na de publicatie van het Groenboek. Ten slotte wordt in paragraaf 4 de conclusie besproken.

2 Achtergrondinformatie

In deze paragraaf wordt de accountantscontrole besproken. Daarna wordt er ingegaan op de auditkwaliteit en de onafhankelijkheid van de controle. Ook wordt de SOx-wetgeving behandeld in deze paragraaf. Daarnaast zal het Groenboek van Eurocommissaris Michel Barnier worden besproken en de voor- en nadelen van de verplichte accountantskantoorroulatie zullen worden toegelicht naar aanleiding van het Europese Groenboek.

2.1 De accountantscontrole

De accountantscontrole is een onderzoek van de verslagen en rapporten van een bedrijf door openbare accountants die niet verantwoordelijk zijn voor het opstellen van deze verslagen en rapporten (Encyclopaedia Britannica, 2012). Volgens Arens, Elder en Beasley moeten deze controlewerkzaamheden worden uitgevoerd door een competent en onafhankelijk persoon (2014, p. 24). Om een goedkeurende verklaring te geven, zal de openbare accountant testen uitvoeren om te bepalen of de verklaringen die door het management van het bedrijf zijn opgesteld in overeenstemming zijn met de Generally Accepted Accounting Principles (GAAP) en een eerlijk beeld geven van de financiële positie van de onderneming. Dit moet een onafhankelijke controleverklaring zijn, zodat de stakeholders deze informatie kunnen

(7)

gebruiken. De stakeholders van een bedrijf zijn onder andere aandeelhouders, banken, de overheid en leveranciers (Encylopaedia Britannica, 2012)

Het doel van de openbare accountant is om een oordeel te geven over de beweringen van het management in de financiële gegevens. De openbare accountant moet onafhankelijk zijn om een objectief oordeel te geven over de financiële positie van het gecontroleerde bedrijf. Er kan tot een objectief oordeel worden gekomen door het systematisch verzamelen en evalueren van bewijsmateriaal en te kijken of deze in overeenstemming is met de professionele controlenormen. Volgens Encylopaedia Britannica verhoogt de accountantscontrole de betrouwbaarheid van verstrekte financiële gegevens en verbetert het de efficiëntie van de kapitaalmarkten (2012). Om te voldoen aan de controlenormen, moet de accountantscontrole worden uitgevoerd door een gekwalificeerde openbare accountant. Dit houdt in dat de openbare accountant de juiste opleiding heeft gevolgd, ervaring heeft in het vakgebied en continue wordt bijgeschoold.

2.2 Auditkwaliteit en onafhankelijkheid van de auditor

Volgens de International Auditing and Assurance Standards Board (IAASB) moet de financiële informatie relevant, tijdig en betrouwbaar zijn om de behoeften van de informatiegebruikers te bevredigen (2014). De nationale wet- en regelgevingen in veel landen verplichten bedrijven om een externe controle te laten uitvoeren om de gebruikers van de financiële informatie zekerheid te geven dat de informatie betrouwbaar is. De externe controle wordt door de auditor uitgevoerd. De gebruikers van financiële informatie moeten zekerheid hebben dat de auditor zich aan een geschikte standaard heeft gehouden voor voldoende kwaliteit van de accountantscontrole.

Het doel van een accountantscontrole is om de mate van vertrouwen van de verstrekte informatie voor gebruikers van de jaarrekening te verbeteren (IAASB, 2014, p. 36). De accountantscontrole moet worden uitgevoerd door een professionele en competente accountant met behulp van zijn ervaring en de toepassing van integriteit, objectiviteit en een professionele, kritische blik om de juiste beslissingen te maken die worden ondersteund door de feiten en omstandigheden van de opdracht (IAASB, 2014, p. 36).

(8)

Echter, het uitdagende aan een accountantscontrole is het beschrijven en beoordelen van de kwaliteit van een audit. Dit houdt in het bestaan, of ontbreken van afwijkingen van materiële aard in de gecontroleerde jaarrekening en geeft slechts een gedeeltelijk inzicht in de kwaliteit van de controle. Ook de mate van geschikt en voldoende bewijs behoort tot de kwaliteit van de audit. Verder is gegeven dat de perspectieven van de auditkwaliteit variëren tussen stakeholders (belanghebbenden). Ten slotte is er een beperkte mate van transparantie over de verrichte werkzaamheden en controlebevindingen. Deze factoren maken de accountantscontrole complex en tegelijkertijd maakt dit de accountingprofessie uitdagend (IAASB, 2014, p. 4).

Tot op zekere hoogte is de mate van voldoende en geschikte controle-informatie een kwestie van professionele oordeelsvorming. Dit komt vanwege de omvang, de aard en de complexiteit van de onderneming. Daarnaast behoren tot de factoren ook de industrie waarin zij actief is en de bijhorende regelgevingskaders. Ook de accountantsbeoordeling van de risico’s dat de (fouten in) financiële gegevens die zijn opgesteld door het management van materieel belang zijn, behoren tot de factoren die de geschiktheid en de mate van voldoende bewijs bepaalt.

Volgens de Public Company Accounting Oversight Board (PCAOB) stelt dat de accountant een controleverklaring opstelt voor een OOB. Een onafhankelijke accountant voert deze controledienst uit, zodat de gebruikers van de jaarrekeningen een redelijke mate van zekerheid hebben over de gepresenteerde verslagen. De accountant levert een dienst aan het maatschappelijk verkeer en dient daarom objectief te zijn. Deze onafhankelijkheid houdt in dat de accountant in alle zaken betreffende de controleopdracht een onafhankelijke mentale houding moet hebben. Een maatstaf voor deze manier van denken is het professioneel-kritische denkvermogen van de accountant. Het vereist een kritische manier van denken en de controlegegevens moeten kritisch worden bekeken. Verder moet de accountant zoeken naar voldoende bewijs en mag de accountant er niet van uitgaan dat het management van een gecontroleerde onderneming altijd eerlijk is (2011, p. 4). Door de complexiteit van de zakenrelaties en financiële relaties tussen het accountantskantoor en de gecontroleerde onderneming heeft de Security and Exchange Commission (SEC) een regelgeving ingevoerd voor de scheiding van auditdiensten en niet-auditdiensten. Dit is een maatregel om de onafhankelijkheid van de accountant te verbeteren (PCAOB, 2011, p. 5).

(9)

2.3 Sarbanes-Oxley Act

In de Sarbanes-Oxley Act (SOx) staat dat het een besluit is om investeerders te beschermen door verbetering van de nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van toelichtingen op de financiële informatie (2002). Hierdoor kunnen investeerders in redelijke mate vertrouwen op de gepresenteerde financiële verslagen van een gecontroleerd bedrijf. De SOx is een combinatie van de hervormingsvoorstellen van senator Sarbanes en Republikein Oxley. Deze hervorming werd aangenomen door het Congres op 25 juli 2002 (Zhang, 2007, p. 79). De aanleiding voor deze wetsvoorstellen is de ineenstorting van Enron in oktober 2001.

In titel II van de SOx-wetgeving wordt de onafhankelijkheid van de openbare accountant beschreven. In sectie 201 van de SOx is gegeven dat de accountant die de controle uitvoert, geen non-auditdiensten mag uitvoeren (2002). Dit houdt onder andere in dat de controlerende accountant niet de boekhoudkundige administratie van de gecontroleerde bedrijven mag verrichten. Daarnaast mag zij geen actuariële en interne audit outsourcing diensten verrichten. Verder mag de controlerende accountant ook geen juridische diensten en deskundige diensten verlenen die niets met de audit te maken hebben.

In sectie 207 van de SOx-wetgeving staat dat de potentiële effecten van het voorstel voor het verplicht rouleren van accountantskantoren moet worden onderzocht. Het voorstel houdt in dat accountantskantoren niet oneindig lange jaren bij een gecontroleerd bedrijf werkzaamheden mogen verrichten. Hierdoor moet er na een bepaalde van accountant worden gewisseld, de roulatie van het accountantskantoor (2002).

Naar aanleiding van de SOx-wetgeving sectie 207 heeft de United States General Accounting Office (GAO) een onderzoek gedaan naar potentiële effecten van de verplichte roulatie van accountantskantoren (2003, p. 54). Het onderzoek presenteert de argumenten voor en tegen de roulatie en gaan in op de vraag of de financiële verslaggeving van OOB’s negatief worden beïnvloed door de lange termijn relatie tussen de klant en het accountantskantoor en het behouden van de klant. Uit het onderzoek blijkt dat de verplichte roulatie leidt tot hoge kosten en dat deze kosten groter zijn dan de voordelen die de verplichte roulatie van accountantskantoor met zich mee zal brengen. De GAO is van mening dat de verplichte roulatie niet de meest efficiënte manier is om de onafhankelijkheid te verbeteren en de auditkwaliteit te

(10)

versterken. De redenen die de GAO hiervoor geeft zijn de hoge kosten voor het wisselen van een accountant en de kennis die hierbij verloren gaat. Ze zijn er vrij zeker van dat de kosten zullen stijgen en de potentiële voordelen zijn moeilijk te onderzoeken en te definiëren (2003, p. 50). De GAO beschrijft dat auditcomités een belangrijke rol kunnen spelen bij het versterken van de onafhankelijkheid van de controle. Dit kan worden gerealiseerd doordat de verantwoordelijkheden van de auditcomités zijn toegenomen (2003, p. 51). De auditcomités beoordelen of de onafhankelijkheid van de accountant en het gecontroleerde bedrijf in het geding is of komt. Ook moet het auditcomité volgens de GAO regelmatig kijken of de roulatie van accountantskantoren een goede optie is omdat zij de onafhankelijkheid en controlekwaliteit moet waarborgen (2003, p. 52). De bedrijven waaronder het onderzoek is uitgevoerd vermelden dat zij alleen gebruik willen maken van een van de grote vier accountantskantoren, aangezien deze kantoren de capaciteit hebben voor de controle en de kapitaalmarkten verwachten dat zij een van deze vier kantoren in dienst zullen nemen. Uit het onderzoek blijkt ook dat er bij verplichte kantoorroulatie een beperkte keuze is bij het kiezen van een nieuw accountantskantoor. Met name door de scheiding van audit- en non-auditdiensten. Bepaalde OOB’s hebben een accountant nodig die gespecialiseerd is in een bepaalde industrie. Hierdoor wordt de keuze nog beperkter en zullen de grote accountantskantoren minder snel investeren om te specialiseren in een bepaalde industrie, omdat zij na een aantal jaar weer moeten rouleren (2003, p. 7).

Echter, de GAO is van mening dat de extra kosten die de verplichte roulatie met zich mee brengt verrekend moet worden om het publieke belang te beschermen (2003, p. 49). Toch verwachten ze niet dat er geen foutloze accountantscontroles kunnen zijn. Uit het onderzoek van de GAO is gebleken dat de audit fees van accountantskantoren in de eerste jaren zullen stijgen, maar het effect op de lange termijn is nog niet bekend. Door de hogere audit fees zouden OOB’s ook kunnen kiezen voor mindere kwaliteit en een lagere audit fee, waardoor de controlekwaliteit omlaag gaat (2003, p. 50).

2.4 Het Groenboek

Het Groenboek is geschreven om het debat over de rol van de auditor, de governance en de onafhankelijkheid van accountantskantoren, de structuur van de auditmarkt en

(11)

het creëren van een ‘Europees paspoort’ voor accountants voor een Europese interne markt voor controlediensten te starten (2010, p. 5). Voor het Groenboek is er nog weinig geschreven over de verbetering van de accountantscontrolefunctie om bij te dragen aan meer financiële stabiliteit (2010, p. 3). Volgens het Groenboek zijn er daarom hervormingen nodig op de financiële markt.

Ook wordt er in het Groenboek ingegaan op de rol van de auditor. Zij verwijzen hiermee naar de International Standard on Auditing (ISA) 200: een auditor geeft redelijke mate van zekerheid dat de financiële overzichten als geheel vrij zijn van materiële afwijkingen die het gevolg zijn van fraude of fouten (Groenboek, 2010, p. 6). Volgens Barnier lijkt het er meer op dat auditors ervoor zorgen dat de financiële overzichten worden opgesteld, conform het raamwerk voor de financiële verslaggeving. Ook zegt de Europese Commissaris van Interne markt en diensten dat de rol van auditors door de wet wordt vereist, namelijk de controle van financiële overzichten (2010, p. 7).

Daarnaast wordt er ingegaan op de onafhankelijkheid van de auditor. Deze onafhankelijkheid moet de basis vormen van de controlefunctie (2010, p. 3). De auditor is hierdoor gebonden aan de beginselen van beroepsethiek (2010, p. 12). Het Groenboek stelt een verplichte roulatie van accountantskantoren voor. Het Groenboek vindt het namelijk niet wenselijk dat een accountantskantoor jarenlang gebonden blijft aan een bedrijf. Hierdoor zouden er belangenconflicten kunnen optreden. Hiervoor is in de Europese Richtlijn 2006/43/EG (26) het volgende opgenomen als overweging:

Ter versterking van de onafhankelijkheid van de wettelijke auditors van organisaties van openbaar belang dient/dienen de voornaamste vennoot/vennoten die deze organisaties controleert/controleren, te rouleren. Daartoe dienen de lidstaten te bepalen dat de voornaamste vennoot/vennoten bij een gecontroleerde organisatie wordt/worden vervangen, terwijl wordt toegestaan dat het auditkantoor waaraan de voornaamste vennoot/vennoten verbonden is/zijn, de wettelijke auditor van die instelling blijft. Bij wijze van alternatief mag een lidstaat die dit passend acht om de gestelde doelen te verwezenlijken, onverminderd (…) een wisseling van auditkantoor verlangen (2006). Dit komt er op neer dat de controlepartners van een

accountantskantoor na een bepaalde periode moeten rouleren om de onafhankelijkheid te waarborgen. Volgens Barnier is alleen de roulatie van partners van accountantskantoren niet genoeg, en moet er ook een verplichte accountantskantoorroulatie worden ingevoerd (2010, pp. 12 – 13). Een tegenargument

(12)

dat vaak voorkomt voor het verplicht rouleren van accountantskantoren is dat de roulatie tot kennisverlies kan leiden. Volgens Neal en Riley duurt het namelijk enige tijd voordat een accountant industriespecifieke informatie heeft bemachtigd en de juiste controletechnieken heeft ontwikkeld voor de specifieke industrie (2004, p. 176). De Europese Commissie erkent dit tegenargument en wil meer onderzoeken om de objectiviteit van de controlemarkt te handhaven (2010, p. 13). Auditors mogen volgens het Groenboek geen zakelijk belang hebben bij de onderneming waarbij zij de controledienst uitvoeren, omdat controlerende accountants een objectief advies geven over de financiële positie van de onderneming (2010, p. 13). Om dit objectieve oordeel te geven moet een accountant een professioneel kritische instelling hebben. Dit houdt in dat de accountant materiële fouten of mogelijke afwijkingen kritisch moet beoordelen door alert te zijn en een onderzoekende geest te hebben (2010, p. 13).

Verder moeten de organisatievereisten en de corporate governance (behoorlijk ondernemingsbestuur) van accountantskantoren worden versterkt om de onafhankelijkheid van auditors te vergroten (Barnier, 2010, p. 14). Volgens Salehi gaat corporate governance over wetten en praktijken om als onderneming de juiste en weloverwogen beslissingen te nemen en deze te verantwoorden aan de stakeholders (2008, p. 44). Hierdoor wordt de onafhankelijkheid vergroot, omdat de druk groter wordt om het juiste oordeel te geven. Ook Salehi komt tot de conclusie dat een verbeterde corporate governance kan leiden tot een betere controleonafhankelijkheid.

2.5 Verplichte accountantskantoorroulatie

Zoals hiervoor al genoemd, werd de verplichte accountantskantoorroulatie overwogen in zowel de SOx-wetgeving in 2002 als in het Groenboek in 2010. Er zijn veel onderzoeken gedaan naar de effecten van de verplichte kantoorroulatie. Volgens accountantskantoren zal de kwaliteit van de controle niet verbeteren, maar zelfs verslechteren door de verplichte wetgeving (The Economist, 2011).

De Public Company Accounting Oversight Board (PCAOB) heeft in 2011 in

concept release on auditor independence and audit firm rotation haar mening

gegeven over manieren om de onafhankelijkheid van de accountant, de objectiviteit en het professioneel scepticisme te verbeteren. De verplichte roulatie van

(13)

accountantskantoren is in deze publicatie onderzocht (p. 1). Ook The Institute of

Chartered Accountants of Ontario (ICAO) hebben een onderzoek gedaan naar de

onafhankelijkheid van de controlerende accountant met betrekking tot de verplichte roulatie van accountantskantoren. Zij hebben de algemene voor- en nadelen hiervan opgesomd (2012, p. 1).

Volgens de ICAO heeft de verplichte roulatie van accountantskantoren het voordeel dat er wordt voorkomen dat het controleteam een niet-zakelijke relatie opbouwt. Ten tweede werpt de nieuwe accountant een frisse blik op de financiële verslaglegging, waardoor hij eerder fouten zou kunnen ontdekken in de jaarverslagen. Het verlengde hiervan is dat de nieuwe accountant ook de controles van het oude accountantskantoor kan herzien. Ten slotte wordt er gesteld dat de wetgeving van verplichte kantoorroulatie marktconcentratie tegengaat, doordat de kleinere accountantskantoren nu meer kans krijgen om OOB’s te controleren (2012, pp. 1-2).

Als eerste nadeel geeft het ICAO het argument dat de kantoorroulatie leidt tot verlies van klant-specifieke controlekennis. Deze kennis is door de tijd heen opgebouwd door het accountantskantoor. Zij investeren in deze kennis, zodat ze een goede controle kunnen uitvoeren. Deze investering brengt ook kosten met zich mee, maar de accountants gaan er van uit dat ze een langere periode bij de gecontroleerde klant zullen blijven, waardoor ze de kosten van deze investering op een later tijdstip terugverdienen. Ten tweede kan de controlekwaliteit leiden onder het kennisniveau van de nieuwe accountant. In de eerste jaren van de controleopdracht moet de accountant het gecontroleerde bedrijf leren kennen en heeft zij nog niet optimaal geïnvesteerd in de benodigde klant-specifieke kennis. Ook komen er extra kosten voor het gecontroleerde bedrijf volgens het ICAO. Het management moet extra tijd investeren om de nieuwe accountants de ondernemingsspecifieke kennis te leren. Een ander tegenargument is dat de kantoorroulatie moeilijkheden kan veroorzaken voor het gecontroleerde bedrijf doordat de roulatie in een periode plaatsvindt van een belangrijke transactie voor het bedrijf. Zij behouden dan liever het oude accountantskantoor, dat kennis heeft van de transactie. Het nieuwe accountantskantoor zou midden in de transactie vallen, wat de controlekwaliteit niet verbetert. Verder geven zij als argument dat het voor sommige gecontroleerde ondernemingen een beperkte keuze zal leveren, aangezien zij een accountantskantoor zoeken dat gespecialiseerd is in een bepaalde industrie. Als zij een minder gespecialiseerd accountantskantoor in dienst nemen, kan de auditkwaliteit worden

(14)

verlaagd. Ten slotte stelt het ICAO dat er in Canada al meerdere voorzorgsmaatregelen bestaan om de onafhankelijkheid en de kwaliteit van de controledienst te waarborgen. Zo zijn er onder andere al partnerroulaties, interne kwaliteitszorgbeoordelingen, tweede partnerbeoordelingen, toezicht dor auditcomités en inspecties door de Canadian Public Accountability Board. Dit is de Canadese toezichthoudende instelling voor controlediensten.

In deze paragraaf zijn de kwaliteit en onafhankelijkheid van de accountantscontrole en de roulatieverplichting voor accountantskantoren beschreven. Ook is er ingegaan in de SOx-wetgeving in de Verenigde Staten en het Groenboek in Europa die deze verplichting voorstellen. In deze paragraaf zijn de voor- en nadelen van de verplichte kantoorroulatie behandeld. Hieruit blijkt dat er meer nadelen zijn voor het verplichte kantoorroulatiesysteem. In de volgende paragraaf worden de onderzoeken geanalyseerd die te maken hebben met de negatieve effecten van kantoorroulatie op de korte termijn.

3 Negatieve effecten verplichte kantoorroulatie door de

jaren heen

In deze paragraaf worden de artikelen over de verplichte roulatie van accountantskantoren geanalyseerd. Er zijn drie categorieën waarin de artikelen zijn ingedeeld. In de eerste categorie bevinden zich de artikelen die voor de publicatie van de SOx-wetgeving zijn uitgebracht. In de tweede categorie zijn de artikelen opgenomen tussen de publicatie van de SOx-wetgeving en de publicatie van het Groenboek. Ten slotte zijn bevinden in categorie 3 de artikelen over verplichte kantoorroulatie, die zijn geschreven na de publicatie van het Groenboek van eurocommissaris Michel Barnier. Ook wordt hier ingegaan op de visies van de vier grote accountantskantoren.

3.1 Artikelen over verplichte kantoorroulatie voor 2002 (voor publicatie SOx-wetgeving)

Voor de publicatie van de SOx in 2002, naar aanleiding van het Enron-schandaal en de val van Arthur Andersen, is er relatief weinig geschreven over verplichte

(15)

kantoorroulatie. Wel zijn er veel onderzoeken gedaan naar de auditkwaliteit en de onafhankelijkheid hiervan.

Zo onderzochten Arruñada en Paz-Ares de invloed van verplichte accountantskantoorroulatie op auditkosten en –kwaliteit. Volgens deze auteurs hangt de kwaliteit van de accountantscontrole af van de professionele competentie en de onafhankelijkheid van de accountant (1997, p. 44). Zij geven aan dat de verplichte kantoorroulatie een averechtste werking heeft op zowel de auditkwaliteit en de auditkosten (1997, p. 57). Ten eerste worden de accountantscontroles duurder. Dit komt doordat verplichte roulatie de productiekosten verhoogd en de marktcompetitie verlaagd (p. 57). De gecontroleerde bedrijven kiezen vaak voor een van de Big-Four accountantskantoren. Door de scheiding van auditdiensten en non-auditdiensten kunnen deze bedrijven slechts uit twee van de andere vier kantoren kiezen, aangezien zij door een kantoor worden gecontroleerd en bij een ander kantoor hun non-auditdiensten regelen. Hierdoor hebben zij een beperkte keuze bij het vinden van een nieuw accountantskantoor. Van de grote vier accountantskantoren blijven er nog twee over en is het niet zeker of een van de twee kantoren genoeg expertise en accountants heeft om de controle uit te voeren voor de klant.

De stijging van de kosten komt volgens Arruñada en Paz-Ares komt door de klant-specifieke informatie die de externe accountant nodig heeft om een onderneming te controleren. Na een rotatie moet het accountantskantoor de onderneming leren kennen en duurt het een aantal jaren voordat de accountant in deze klant-specifieke informatie heeft geïnvesteerd. Daarnaast vermindert de verplichte kantoorroulatie ook de prikkel om te investeren in deze informatie en te concurreren, omdat het accountantskantoor om de zoveel jaren weer moet rouleren.

Het vermogen van de accountant om onregelmatigheden op te sporen in de financiële gegevens van een onderneming wordt belemmerd door het grotere aantal initiële audits en mindere mate van specialisatie (p. 57). Verder wordt volgens Arruñada en Paz-Ares de bereidheid van accountants om de onregelmatigheden die de accountant heeft ontdekt openbaar te maken niet verbeterd door de maatregel van verplichte accountantskantoorroulatie. Dit komt doordat de transactiekosten van samenspanning niet verandert en de kans op het vinden van niet-gerapporteerde onregelmatigheden en de sancties die hieraan verbonden zijn worden verminderd (p. 57). Concluderend zien zij geen voordelen bij het invoeren van een verplichte accountantskantoorroulatie.

(16)

Volgens DeAngelo wordt de kwaliteit van de auditdiensten van accountants gemeten door het ontdekken van gaten in het boekhoudsysteem en deze fouten te rapporteren in een verslag (1981, p. 186). Dat de grootte van het kantoor belangrijk is voor de kwaliteit van de accountantscontrole is gebaseerd op de theorie dat de waarde van de diensten van een accountant zal afnemen zodra er blijkt dat de accountant een auditfout niet kan ontdekken of niet heeft gemeld. Bij grote accountantskantoren met veel klanten, hebben meer te verliezen als een auditfout niet wordt gevonden of niet wordt gemeld. Deze reputatieprikkel heeft een relatie met de kwaliteit van de accountantscontrole. De auditkwaliteit zal groter worden naarmate het kantoor ook groter is.

Volgens DeAngelo komt er bij de beëindiging van een controleovereenkomst tussen de auditor en de cliënt veel bijkomende kosten voor beide partijen. De zittende auditor verliest klant-specifieke informatie en de klant moet weer transactiekosten maken om een nieuwe auditor te vinden en de nieuwe auditor te trainen voor de klant-specifieke informatie (1981, p. 188). Het artikel beschrijft dat slechts 1 á 2 procent van de bedrijven die gecontroleerd worden door een groot accountantskantoor van auditor hebben gewisseld. Echter, bij bedrijven die worden gecontroleerd door kleinere accountantskantoren ligt dit percentage een stuk hoger, maar niet hoger dan 5 procent per jaar (1981, pp. 188 – 189).

3.2 Artikelen over verplichte kantoorroulatie tussen 2002 en 2010 (tussen publicatie SOx-wetgeving en Groenboek)

Myers, Myers en Omer hebben de lange ambtstermijn van accountantskantoren met gecontroleerde ondernemingen onderzocht. Zij komen tot de conclusie dat een korte ambstermijn kan leiden tot een lagere auditkwaliteit. Daarentegen, hebben zij geen bewijs gevonden dat een langere relatie tussen de klant en het accountantskantoor niet leidt tot een lagere kwaliteit van de accountantscontrole. Hierdoor is er ook geen bewijs dat er een verplichte roulatie moet komen voor accountantskantoren (2003, pp. 789-796).

De hoofduitkomst van het onderzoek van Jackson, Moldrich en Roebuck is ook dat de auditkwaliteit van de financiële gegevens van een gecontroleerd bedrijf stijgt, naarmate de accountant een langere tijd de controle uitvoert bij het bedrijf. Dus

(17)

controlekwaliteit (2008, p. 433). Daarnaast concluderen zij dat er op de Australische auditmarkt minimale positieve effecten zijn bij het verplicht laten rouleren van accountantskantoren (2008, pp. 433 – 434).

Johnson, Khurana & Reynolds onderzoeken de relatie tussen de lengte van de relatie tussen een bedrijf en een accountantskantoor invloed heeft op de financiële verslaggevingskwaliteit (2010, p. 637). Een bevinding uit dit onderzoek is dat een korte ambtstermijn van een accountantskantoor van twee tot drie jaar een lagere auditkwaliteit heeft ten opzichte van een middellange ambtstermijn van vier tot acht jaar (p. 640). Echter, er is geen bewijs gevonden dat een lange ambtstermijn van negen jaar en langer tot een lagere auditkwaliteit leidt.

Lu en Sivaramakrishnan onderzoeken de afweging tussen de frisse blik die het nieuwe accountantskantoor op de financiële verslagen kan werpen en verloren klant-specifieke kennis door de verplichte accountantskantoorroulatie (2009, p. 72). Volgens dit onderzoek zou het zittende accountantskantoor zijn best doen om de financiële verslagen zo goed mogelijk te beoordelen, aangezien de nieuwe accountant er over een paar jaar naar zal gaan kijken. De auteurs vragen zich wel af of dit opweegt tegen het nadeel dat er voor de nieuwe accountant een leercurve is om de klant-specifieke kennis te bemachtigen (pp. 85 – 86).

De resultaten uit het onderzoek van Kwon, Lim en Simnett in Zuid-Korea bewijzen dat de controle-uren zijn gestegen na de invoering van de verplichte roulatie van accountantskantoren. Ook de audit fees zijn hoger geworden. Echter, wat opvalt aan dit onderzoek is dat de controlekwaliteit niet is verbeterd maar zelfs lichtelijk verslechterd (2010, p. 29). Dit zou kunnen komen doordat het gecontroleerde bedrijf geen nieuwe accountant kan vinden met een vergelijkbaar controleniveau (2010, p. 14).

Volgens Gates, Lowe & Reckers zal de verplichte roulatie van accountantskantoor leiden tot het verhogen van zowel de onafhankelijkheid als de kwaliteit van de accountantscontrole. Hiermee zou ook het vertrouwen van de investeerders op de kapitaalmarkten herstellen. Echter, ze stellen wel dat er nog meer onderzoek naar moet worden gedaan, voordat de wetgevers een van de belangrijkste nieuwe verplichting invoeren (2007, p. 12). In tegenstelling tot Gates, Lowe & Reckers concluderen Ruiz-Barbadillo, Goméz-Aguilar en Carrera dat de verplichte roulatie er niet in slaagt om de onafhankelijkheid van de accountants te verbeteren. Volgens deze auteurs blijkt dat reputatie van het accountantskantoor beter helpt om de

(18)

onafhankelijkheid te verhogen dan de verplichting van roulatie na een bepaalde periode. Daarom stellen zij ook dat verplichte roulatie niet de onafhankelijkheid van het accountantskantoor verbetert en zelfs de onafhankelijkheid zou kunnen schaden (2009, p. 132).

3.3 Artikelen over verplichte kantoorroulatie na 2010 (na publicatie Groenboek)

Naar aanleiding van de reacties op het Groenboek hebben Böcking, Gros, Wallek en Worret een onderzoek uitgevoerd naar het voorstel van Barnier: de verplichte roulatie van accountantskantoren. Uit hun onderzoek blijkt dat het voorstel van verplichte roulatie wordt ondersteund door in totaal 17% van de respondenten, waaronder academici, auditcomités, samenstellers van financiële gegevens, overheden en gebruikers van de financiële gegevens. Onder de respondenten zijn zelfs 0% van de auditcomités voor verplichte roulatie van accountantskantoren en slechts 23% van de academici zijn voor dit voorstel van Barnier (2011, appendix 3, p. 57).

Quick onderzocht de potentiële effecten van verplichte kantoorroulatie op de auditkwaliteit naar aanleiding van de voorgestelde nieuwe wetgevingen van het Groenboek. Volgens de auteur resulteert verplichte accountantskantoorroulatie in een verlies van klant-specifieke kennis en dus in een lagere mogelijkheid dat de accountant afwijkingen van materieel belang vindt.

Echter, hij is wel van mening dat de relatie tussen de accountant en de klant verzwakt. Hierdoor zal de onafhankelijkheid van de accountant wel verbeteren. Door de verplichte roulatiewetgeving kunnen de klant en het accountantskantoor geen lange relatie opbouwen, waardoor de accountant objectiever is (Quick, 2012, p. 30).

Volgens Pitt (2012) zou een wetgeving als verplichte roulatie van accountantskantoor niet te algemeen mogen zijn en ook niet te complex. Volgens hem moet een wetgeving als deze pragmatisch zijn. Een te complexe wet kan leiden tot schade en het veroorzaken van een groot aantal gevolgen die niet waren voorzien (p. 10).

Ook beschrijft hij dat de onafhankelijk gewaarborgd kan worden door actieve auditcomités. Volgens Pitt komt de onafhankelijkheid in het geding als de accountant de mogelijkheid ziet en de prikkels heeft om wellicht in de toekomst voor de

(19)

(2012, p. 16). Echter, voorstanders van de verplichte roulatie van accountantskantoor beweren dat de onafhankelijkheid niet goed te waarborgen is als de accountant een lange periode de klant controleert.

Daarnaast leidt de verplichte roulatie van accountantskantoor tot veel extra kosten en inefficiënties. Door de extra kosten kan de auditkwaliteit dalen. Als de audit fees te hoog worden, kan een gecontroleerd bedrijf kiezen voor een kantoor dat een lagere audit fee biedt, maar met een mindere kwaliteit. Uiteindelijk komt dit helemaal niet ten goede van de investeerder. Het vertrouwen van de belegger zal nog meer verslechteren. Dit leidt uiteindelijk tot een tegengesteld effect dan wat de wetgeving had bedoeld (2012, p. 18).

Pitt maakt zich zorgen over verslechtering van de controlekwaliteit, ongeacht de lengte van de voorgestelde maximale ambtstermijn. Het kost in het algemeen één tot twee jaar voor het opzetten van een goede infrastructuur voor de audit. In deze periode is de kwaliteit van de audit het meest kwetsbaar. Vooral bij grote en complexe bedrijven is er een steile leercurve in de eerste paar jaren bij het aangaan van de controleopdracht. Het accountantskantoor moet tijdens deze periode klant-specifieke kennis op doen, de bedrijfsactiviteiten leren kennen en de bedrijfsrisico’s inschatten. Accountantskantoren investeren in deze kosten omdat ze er van uitgaan dat ze een langere tijd werkzaam zullen zijn voor de gecontroleerde onderneming. Ook in de laatste jaren van de controleopdracht kan de controlekwaliteit verminderen. De zittende accountant weet namelijk dat het gecontroleerde bedrijf een nieuw accountantskantoor in dienst moet nemen. Hierdoor zal de dienstverlening lager zijn en zal het accountantskantoor minder investeren in de klant (2013 p. 19).

Verder stelt Pitt dat multinationale ondernemingen moeite zullen hebben met het vinden van een accountantskantoor die haar hele geografische gebied kan controleren. Het is een uitdaging om een dergelijke accountant te vinden die ook nog eens gespecialiseerd is in de industrie die de onderneming kan voorzien van een controleverklaring. Om deze reden kiezen veel bedrijven voor een van de grote vier accountantskantoren. Hierdoor wordt de keuze bij de verplichte roulatie vermoeilijkt. De SOx-wetgeving heeft een verbod opgelegd voor accountantskantoren om de auditdienst en de niet-auditdiensten te scheiden. De gecontroleerde ondernemingen hebben hierbij slechts keuze uit twee van de andere grote vier accountantskantoren bij een roulatie, aangezien zij bij een van deze kantoren hun huidige controlediensten laten uitvoeren en bij een ander kantoor de niet-controlediensten. Er is ook sprake van

(20)

beperkte concurrentie, waardoor volgens Pitt de toetredingsbarrières worden verhoogd en er marktconcentratie optreedt (2012, p. 21). Volgens Humphrey, Kausar, Loft en Woods zou er daarom meer onderzoek moeten worden gedaan naar de interactie tussen de wetgevers en de accountingprofessie (2011, p. 449).

Het fundamentele probleem van het auditor-klantprobleem is dat de klant, het gecontroleerde bedrijf, de accountant aanneemt, betaalt en ook nog eens ontslaat als dat nodig of verplicht is (Kleinman, Lin & Palman, 2014, p. 79). Volgens Bates, Waldrup, Jaeger en Shea is dit de reden dat de interesse in verplichte kantoorroulatie stijgt (2012, p. 71). De nauwe relatie tussen klant en het accountantskantoor kan zorgen voor een verminderde objectiviteit.

Echter, volgens Ghosh en Moon zien de deelnemers op de aandelenmarkt de lange ambtstermijn van een accountantskantoor als een positief gegeven. Verplichte kantoorroulatie kan resulteren in onnodige extra kosten zonder aanzienlijke extra voordelen (2005, p. 609).

Bates, Waldrum, Jaeger en Shea concluderen dat een verplichte kantoorroulatie om de vijf, zes of negen jaar te kort is en stellen daarom voor om te kijken naar een verplichte roulatie van accountantskantoor om de twaalf, vijftien of twintig jaar. Hierdoor zullen de extra kosten op de lange termijn minimaal zijn omdat het gaat om een roulatie na een lange periode (2012, p. 74).

Bae, Kallapur en Rho onderzochten de effecten van verplichte roulatie van accountantskantoor op de auditkwaliteit. Zij verklaren dat ze geen bewijs kunnen vinden voor het argument dat de nieuwe accountant een frisse blik werpt op de financiële gegevens en hierdoor fouten kan ontdekken die de oude accountant niet kan ontdekken. Dit komt doordat het oude accountantskantoor al langere tijd in dienst is van het gecontroleerde bedrijf (2013, p. 2).

Ook zijn Bae, Kallapur en Rho van mening dat een nieuw accountantskantoor minder klant-specifieke kennis heeft, wat weer de auditkwaliteit beïnvloedt. Hierdoor wordt de auditkwaliteit verminderd. De resultaten van Garcia Blandón & Bosch (2013, p. 124) tonen aan dat de invoering van de verplichte kantoorroulatiewetgeving niet zou bijdragen aan onafhankelijkheid, terwijl het ongetwijfeld zou zorgen voor verhoogde kosten voor de auditsector.

Cameran, Prencipe en Trombetta (2014, p. 1) zijn een van de weinigen die de verplichte roulatie van accountantskantoor hebben onderzocht in een omgeving waar

(21)

verplichte roulatie sinds 1975 verplicht is (2014, p. 3). Volgens de auteurs biedt Italië een goed klimaat om het onderzoek uit te voeren. Ook in Italië zijn de auditdiensten en non-auditdiensten gescheiden (2014, p. 4). Er is een onderzoek uitgevoerd naar de veranderingen in de controlekwaliteit tijdens de controleperiode. In Italië wordt een accountantskantoor voor drie jaar aangesteld en deze periode van drie jaar kan maximaal twee keer met drie jaar worden verlengd tot maximaal negen jaar. Deze wetgeving is ingesteld om de onafhankelijkheid te waarborgen tussen de klant en het accountantskantoor (2014, p. 2). Uit het onderzoek blijkt dat de controlekwaliteit is verbeterd in de laatste ambtstermijn, dus in de laatste drie jaar van de negen jaren, waarna het accountantskantoor weer moet rouleren. Dit komt doordat er niet langer een prikkel is vanuit het accountantskantoor om de kwaliteit van de audit te verminderen, zodat de ambtstermijn wordt verlengd (2014, p. 21). Dit komt overeen met de verwachtingen zoals beschreven aan het begin van het onderzoek: in de eerste twee termijnen zal de controlekwaliteit lager zijn dan in de derde termijn. In de laatste termijn is de accountant conservatiever en volgens de auteurs heeft dit een positieve relatie met de controlekwaliteit (2014, p. 1).

Domíniguez en anderen stellen dat de verplichte roulatie van accountantskantoor tot veel verzet van beroepsorganisaties leidt. Een reden hiervoor is dat de specifieke kennis van de klant die de zittende accountant opbouwt, verloren gaat. De auteurs hebben 82 Spaanse accountantscontroles tussen 1996 en 2009 geanalyseerd. Uit het onderzoek blijkt dat gecontroleerde bedrijven zich zoveel mogelijk aan de wetgeving houden, om te voorkomen dat de controlewetgeving voor accountants nog meer wordt verscherpt (2010, p. 17).

3.3.1 Maandblad voor Accountancy & Bedrijfseconomie

In 2012 is er een themanummer van het Maandblad voor Accountancy & Bedrijfseconomie geschreven over de voorstellen van het Groenboek van Michel Barnier. Hieronder worden de argumenten en visies van de auteurs van de onderzoeken geanalyseerd met betrekking tot de verplichte roulatie van accountantskantoren.

Klijnsmit en Majoor stellen dat Europees commissaris Barnier zijn Groenboek onvoldoende heeft onderbouwd met wetenschappelijke onderzoeken. Als de

(22)

verplichte roulatie van accountantskantoren wordt ingevoerd, zijn de daadwerkelijke gevolgen nog niet bekend. Zij vinden het daarom ook zorgelijk dat de Europese Commissie toch vasthoudt aan deze wetgeving, terwijl veel auteurs de negatieve korte termijn effecten meer vinden afwegen dan de voordelen van kantoorroulatie (2012, p. 165).

Volgens Van Nieuw Amerongen en Quadackers zijn de voorstellen van Barnier vooral gericht op financiële instellingen. De roulatie van accountantskantoren leidt tot een gebrek aan kennis en ervaring, doordat niet alle kantoren gespecialiseerd zijn in de controles van financiële instellingen. Op de korte termijn kan dit de controlekwaliteit aantasten, waardoor de verplichte kantoorroulatie niet tot het gewenste gevolg leidt. Van Nieuw Amerongen en Quadackers concluderen wel dat de verplichte kantoorroulatie zal slagen voor financiële instellingen als de kantoren, buiten de vier grote accountantskantoren om, zich ook gaan specialiseren in financiële instellingen en dus ook controles kunnen uitvoeren voor grote financiële klanten (2012, p. 179). Verder verwachten Van Nieuw Amerongen en Quadackers dat de professioneel kritische instelling van de accountant zal verbeteren doordat de waarborging van de onafhankelijkheid is toegenomen (2012, p. 180).

Het verlies van klant-specifieke kennis is een van de grootste nadelen die worden genoemd in wetenschappelijke onderzoeken naar de verplichting van roulatie van accountantskantoren. Roos stelt dat dit kan worden opgelost door de zittende accountant te verplichten om een overdrachtsdocument aan te maken voor de accountant die de zittende accountant op zal volgen (2012, p. 187). Dit is vastgelegd in een voorgestelde OOB-verordening. De verordening stelt dat alle relevantie informatie over de gecontroleerde onderneming in het overdrachtsdossier moet worden vastgelegd. Desondanks brengt dit ook nadelen met zich mee. Het overdrachtsdocument kan tegenstrijdig zijn met het argument dat de nieuwe accountant een frisse blik werpt op de controle. Doordat er een overdrachtsdocument wordt gemaakt door de zittende accountant, heeft de nieuwe accountant minder de prikkel om innovatiever naar de controle te kijken, aangezien er al een document is met alle relevante informatie over de nieuwe gecontroleerde onderneming. Een ander nadeel van het opstellen van een overdrachtsdossier is dat het weer extra kosten met zich mee brengt. Voor het zittende accountantskantoor kost het tijd en geld om het document vast te leggen. In Nederland is het gebruikelijk dat er, bij een wisseling van

(23)

samenstellen van een overdrachtsdossier. Dit nadeel wordt weerlegd door Roos. Door het samenstellen van een overdrachtsdocument, heeft het nieuwe kantoor meer klant-specifieke kennis aan het begin van de ambtstermijn. Hierdoor heeft de nieuwe accountant minder tijd nodig om de controleklant te leren kennen. Dit kan ook de kosten voor de verplichte roulatie drukken (2012, p. 187).

Roos stelt ook dat de internationale controlepraktijk niet wordt vergemakkelijkt met nog meer wetgeving over de onafhankelijkheid van de accountant. Dit is het gevolg van veel uiteenlopende internationale onafhankelijkheidsregels. Hierdoor is het voor grote mondiale ondernemingen niet makkelijk te bepalen welke accountant en op welk tijdstip deze accountant bij de auditklant in dienst mag treden en tegelijkertijd de onafhankelijkheid wordt gewaarborgd (2002, p. 190).

Volgens Klijnsmit en Wallage hebben veel gecontroleerde ondernemingen geen behoefte aan het wisselen van accountant (2012, p. 202). Zij geven aan dat ze zich op hun gemak voelen bij de huidige accountant. Volgens hun onderzoek lijken de accountantskantoren een goede mate van kwaliteit te geven wat betreft de accountantscontrole. Hierdoor houden ze ook hun klant tevreden en is er een lage elasticiteit van de vraag voor het rouleren van accountant (2002, p. 207).

Eimers (2012, p. 211) schrijft in zijn artikel het volgende: Wetgeving zoals

voorgesteld door Barnier (…) is dus slechts één ingrediënt voor de bredere kwaliteitsvraag. Zoals de IAASB al heeft gedefinieerd moet de financiële informatie

relevant, tijdig en betrouwbaar zij om de behoeften van de informatiegebruikers te bevredigen (2014). Daarnaast is de auditkwaliteit een breed begrip, waardoor het voor een accountants niet voldoende is als zij zich alleen aan de technische regels houden. Als een accountant zich aan alle controlestandaarden houdt, maar als hij bijvoorbeeld niet goed kan communiceren met de stakeholders, dan is de kwaliteit van de accountantscontrole niet voldoende. Daarom moet er volgens Eimers een goede interactie zijn met de toezichthouder, maar moeten accountants ook goed communiceren met het maatschappelijk verkeer (2012, p. 215).

3.3.2 Big Four accountantskantoren en hun visie op de verplichte accountantskantoorroulatie

(24)

Ook de grote vier accountantskantoren, Deloitte, Pwc, EY en KPMG, hebben hun mening gepubliceerd naar aanleiding van het Groenboek. Hieronder worden de visies van deze accountantskantoren beschreven en geanalyseerd. Dit stuk is opgenomen in het onderzoek omdat uit onderzoek blijkt dat veel OOB’s voor een van de grote vier accountantskantoren kiezen om de controledienst uit te laten voeren.

3.3.2.1 Deloitte

Deloitte’s visie op verplichte roulatie van accountantskantoor is dat de voordelen niet genoeg zijn bewezen in voorgaande onderzoeken (2011). De roulatie heeft volgens Deloitte meer nadelen dan voordelen. Zo verdwijnt de bedrijfsspecifieke kennis die het accountantskantoor heeft opgebouwd bij de klant en gaat de ontwikkelde efficiëntie verloren. Ook wordt het management van het gecontroleerde bedrijf bij elke roulatie geconfronteerd met een verstoring van hun kernbezigheden en komen er hoge kosten bij kijken als er gerouleerd moet worden. Daarnaast vindt Deloitte het ook belangrijk om te vermelden dat accountantskantoren bij verplichte roulatie zich niet meer zullen specialiseren in bepaalde bedrijfstakken en –industrieën. Dit komt doordat zij door de komst van de verplichte roulatie eerder een breed klantenbestand willen hebben omdat ze over een paar jaar weer moeten rouleren. Verder geeft Deloitte aan dat het voor bepaalde bedrijven een groot probleem kan zijn om een nieuwe accountant te vinden met een bepaalde omvang en genoeg personeel en expertise in die branche waarin de gecontroleerde onderneming opereert.

3.3.2.2 PwC

PwC publiceert het artikel Point of view: Mandatory audit firm rotation – Why other

changes would be better for investors in 2012. Hierin geeft zij aan dat objectiviteit,

onafhankelijkheid en professioneel scepticisme de basis is voor controlekwaliteit. Echter, PwC vindt dat verplichte roulatie de kwaliteit van de audit niet verbetert. Dit schrijft zij naar aanleiding van de concept publicatie van de Public Company Accounting Oversight Board (PCAOB) en het Europese Groenboek. Als argument geeft PwC dat de voordelen van de verplichte roulatie niet afwegen tegen de kosten als gevolg van de nieuwe wetgeving. Daarnaast verbetert de kwaliteit van de audit

(25)

niet. Door de komst van de verplichte roulatie van accountantskantoor zal het vermogen van het auditcomité om een nieuwe accountant te kiezen die het best voldoet aan de behoefte van de onderneming verminderen. Dit komt doordat er een beperkte keuzemogelijkheid overblijft als de zittende accountant en het kantoor waar de non-auditdiensten worden geregeld, niet mee mogen doen met de aanbesteding bij de roulatie.

Internationale onderzoeken tonen aan dat er meer nadelen dan voordelen zijn van verplichte kantoorroulatie, onder andere het verlies van de kennis van het bedrijf, de bedrijfsprocessen, -systemen en –risico’s. De conclusies van veel onderzoeken is dat de verplichte kantoorroulatie leidt tot een lagere kwaliteit van de accountantscontrole. Daarnaast geeft PwC aan dat het bestuur en het auditcomité afgeleid zullen zijn van hun kerntaken en ook mogelijk hun focus op de effectiviteit van interne controles en de kwaliteit van de financiële informatie zal verminderen, als gevolg van het vaker veranderen van accountantskantoor.

3.3.2.3 EY

EY, destijds nog Ernst & Young, publiceerde in 2013 hun visie op de verplichte accountantskantoorroulatie. Dit accountantskantoor is een tegenstander van de verplichte wetgeving. De verplichte roulatie van accountantskantoren is geen effectieve manier om de auditkwaliteit te verbeteren en het is ook niet bewezen dat het de controlekwaliteit verbetert (2013). Er zijn veel landen die deze wetgeving hebben aangenomen en weer hebben verworpen, waaronder Canada, Korea, Letland, Singapore, Korea en Slowakije. Volgens EY zijn hier verschillende redenen voor. Het ene land heeft het verworpen om tijdens de financiële crisis een verdere verstoring van de markt te voorkomen en het andere land heeft de verplichte wetgeving verworpen doordat zij IFRS hebben geïmplementeerd.

Uit onderzoek is gebleken dat er een positieve relatie bestaat tussen de ambtstermijn van de accountant en de klant-specifieke kennis. Ook kan de accountant beter de risico’s inschatten van een gecontroleerde onderneming als zij voor een langere periode de onderneming controleert. Daarnaast leidt de langere ambtstermijn tot meer waardering van de accountant door het management van een bedrijf. Veel besturen van bedrijven moeten eerst even wennen aan de accountant voordat ze de

(26)

accountant meer informatie toevertrouwen. Verder zijn sommige accountantskantoren gespecialiseerd in bepaalde industrieën, waardoor het lastig is voor sommige bedrijven om de juiste nieuwe accountant te vinden. Doordat een nieuw accountantskantoor door de roulatie minder kennis heeft van deze industrie, kan de auditkwaliteit dalen. Ook wordt er in veel onderzoeken beschreven dat de nieuwe accountant in de eerste jaren meer kosten moet maken. Ook de gecontroleerde bedrijven maken meer kosten in de eerste jaren doordat het accountantskantoor in klant-specifieke kennis moet investeren. Dit wordt aangeduid door de leercurve. Met name bij verplichte roulatie met korte ambtsperiodes van accountants zal de auditkwaliteit hierdoor verslechteren. Tenslotte ontstaat er meer marktconcentratie, zoals in Italië. In dit land is de wetgeving van de verplichte roulatie als sinds de jaren tachtig (Cameran, Prencipe & Trombetta, 2014, p. 3).

3.3.2.4 KPMG

In 2014 publiceerde KPMG het artikel EU audit reforms – the KPMG view. Volgens KPMG zal de combinatie van de scheiding van audit- en non-auditdiensten en de verplichte accountantskantoorroulatie leiden tot keuzebeperkingen voor aandeelhouders, hoge kosten en een hoge mate van complexiteit. Door de komst van deze Europese wetgeving zal de keuze worden beperkt voor ondernemingen om een nieuwe accountant in dienst te nemen. Het zittende accountantskantoor kan niet meedingen in de aanbesteding en ook het kantoor waar de non-auditdiensten worden uitgevoerd kan niet meedingen. Hierdoor blijven er twee Big-Four kantoren over en de middelgrote accountantskantoren.

In het jaarverslag van 2012/2013 van KPMG vermeldt zij dat het een zekere uitdaging is om aan tientallen audittenders mee te doen in een paar maanden tijd. Dit kan ook zorgen voor extra kosten en extra druk op de werknemers (2013).

3.4 Samenvattende conclusie analyse

Samenvattend staan de argumenten van de analyse in de tabellen hieronder. Door de jaren heen zijn de visies op de negatieve effecten van verplichte kantoorroulatie niet gewijzigd. Er ontstaan hogere kosten door verplichte roulatie en er is geen bewijs dat

(27)

de controlekwaliteit verbeterd door de verplichting om te rouleren. Het argument dat vaak wordt genoemd is dat de klant-specifieke informatie verloren gaat en dat er een beperkte keuzemogelijkheid ontstaat voor gecontroleerde ondernemingen.

In het Maandblad voor accountancy & bedrijfseconomie worden deze negatieve effecten ook benoemd. Daarnaast tellen zij dat de investeerders geen behoefte hebben om accountants te laten rouleren. Door de verplichte roulatie van accountantskantoren wordt de kwaliteit van de controledienst aangetast. Het doel van de wetgeving wordt hierdoor niet behaald en werkt de verplichte kantoorroulatie vooral averechts.

Al met al lijken de visies van de grote vier accountantskantoren erg op elkaar. Zij zijn allemaal een voorstander van het verbeteren van de onafhankelijkheid, objectiviteit en professionele scepticisme. Echter, zij vinden dat dit niet zal verbeteren door de invoering van de verplichte roulatie van accountantskantoor. Wat vooral opvalt is dat de auditkwaliteit van de financiële verslagen niet verbetert volgens de accountantskantoren. De auditkwaliteit zal volgens hen wel verbeteren door het auditcomité meer verantwoordelijkheden te geven.

Tabel 1 – Negatieve effecten voor publicatie SOx-wetgeving

Accountantscontroles worden duurder Arruñada & Paz-Ares Beperkte keuze voor nieuwe accountant Arruñada & Paz-Ares Klant-specifieke informatie gaat verloren DeAngelo

Tabel 2 – Negatieve effecten tussen publicaties van de SOx en het Groenboek

Korte controleperiode voor

accountantskantoor leidt tot verlaagde auditkwaliteit

Myers, Myers & Omer

De kosten van de controledienst stijgen Jackson, Moldrich & Roebuck Verlies van klant-specifieke kennis Lu & Sivaramakrishnan Controlekwaliteit verbetert niet Kwon, Lim & Simnett

Tabel 3 – Negatieve effecten na publicatie van het Groenboek

(28)

Veel extra kosten door kantoorroulatie García Blandón & Bosch Verslechtering van auditkwaliteit Pitt

Beperkte keuzemogelijkheid voor klant om nieuwe accountantskantoor te kiezen

Pitt

Investeerders zien lange ambtstermijn van accountants als een positief gegeven

Gosh & Moon

Geen bewijs voor het argument van een frisse blik door nieuwe accountant

Bae, Kallapur & Rho

Geen prikkel om auditkwaliteit te verbeteren in laatste jaren van ambtstermijn

Cameran, Prencipe & Trombetta

4 Conclusie

De hoofdvraag van dit onderzoek is hoe de negatieve effecten op de korte termijn zijn beschreven in de artikelen en of er een relatie is te leggen tussen de verschillende tijdsperiodes met de publicaties van de SOx-wetgeving en het Europese Groenboek. Ook zijn de visies van de vier grote accountantskantoren behandeld, omdat zij het meest worden beïnvloedt door de komst van de nieuwe verplichting. Er is een analyse gemaakt met behulp van een literatuurstudie. Door de jaren heen zijn de visies op de negatieve effecten van verplichte kantoorroulatie niet gewijzigd. Er ontstaan hogere kosten door verplichte roulatie en er is geen bewijs dat de controlekwaliteit verbeterd door de verplichting om te rouleren. Ook komt naar voren dat er meer onderzoek moet worden gedaan naar de verbetering van de auditkwaliteit voordat de verplichte roulatie van accountantskantoren wordt ingevoerd. De artikelen door de jaren heen tonen aan dat de kwaliteit van de controle niet wordt verbeterd door de verplichte roulatie van accountantskantoren. De onderzoekers zijn van mening dat de wetgeving van verplichte roulatie vooral veel extra kosten met zich meebrengen.

Een grote beperking van kantoorroulatie in de huidige vorm in Nederland is dat er slechts een beperkte keuzemogelijkheid is. De meeste OOB’s willen door een van de vier grote accountantskantoren worden gecontroleerd. Door de scheiding van de auditdiensten en de non-auditdiensten kunnen de gecontroleerde bedrijven slechts

(29)

uit twee andere kantoren kiezen van de vier grote accountantskantoren. De verwachting is dat een OOB bij een roulatie niet de juiste opvolger van het oude accountantskantoor kan kiezen. Hierbij kan het zo zijn dat een accountantskantoor niet de controlekwaliteit kan geven die de oude accountant wel kon leveren, bijvoorbeeld door de specialisatie van het accountantskantoor of de klant-specifieke kennis die het accountantskantoor door de jaren heen heeft opgebouwd. Daarnaast is het mogelijk dat ze wel een kwalitatief goed accountantskantoor kunnen vinden, maar dat deze accountants de controledienst niet kunnen leveren, doordat er beperkingen zijn met betrekking tot de onafhankelijkheid of dat het accountantskantoor niet genoeg mankracht kan leveren.

Het valt op dat er relatief meer over verplichte kantoorroulatie is geschreven na 2010, na de publicatie van het Groenboek, vergeleken met de publicaties van artikelen over verplichte kantoorroulatie voor het Groenboek. Een mogelijke reden hiervoor is de publicatie van het Groenboek. Hierdoor is meer discussie ontstaan over de verplichte kantoorroulatie van accountants. Dit was ook het doel van Eurocommissaris Barnier.

Zowel de auteurs van de onderzoeken als de accountingprofessie steunen om deze redenen de verplichte roulatie van accountantskantoren niet, in ieder geval niet in de huidige vorm. Door de huidige regels nog meer aan te scherpen ontstaat er een lappendeken van regels en wetten die internationaal van elkaar verschillen waardoor zowel het maatschappelijk verkeer, als de accountantskantoren en de bedrijven die gecontroleerd moeten worden nadelen zullen ondervinden. Deze auteurs vinden dat de versterking van de verantwoordelijkheden van auditcomités (in combinatie met partnerroulatie) voldoende voor het waarborgen van de onafhankelijkheid van accountants.

Concluderend moet er in de toekomst onderzoek worden uitgevoerd naar een nieuw controlesysteem in plaats van de huidige regels te verscherpen en nieuwe alternatieven te bedenken op de korte termijn. Dit onderzoek heeft zich gericht op de negatieve effecten van kantoorroulatie op de korte termijn, omdat de verplichte kantoorroulatie veel veranderingen op de korte termijn teweeg zullen brengen. De regelgevers moeten op wereldwijd niveau samen naar een goedwerkend systeem toewerken. Dit nieuwe auditsysteem moet goed getest worden en wereldwijd worden ingevoerd om het maatschappelijk verkeer, de OOB’s en de accountants het vertrouwen te geven dat de controle van de financiële gegevens op een onafhankelijke

(30)

manier wordt verricht. De controlekwaliteit moet door het nieuwe systeem op wereldwijd niveau gelijk zijn. Dit bespaart kosten en daarnaast ook veel druk op de accountingprofessie.

(31)

5 Bibliografie

AFM (2013). Naleving overgangsregeling scheiding controle en advies. Geraadpleegd via: http://www.afm.nl/~/media/Files/rapport/2013/overgangsregeling-cont role-advies.ashx. Geraadpleegd op 22 mei 2014. 1

Arens, A.A., Elder, R.J., & Beasley, M.S. (2014). Auditing and assurance services, Harlow: Pearson Education Limited. 2

Arrunada, B., & Paz-Ares, C. (1997). Mandatory rotation of company auditors: A cricital examination. International Review of Law and Economics, 17(1), 31-61. 3

Bae, G., Kallapur, S., & Rho, J. H. (2013). Departing and Incoming Auditor Incentives, and Auditor-Client Misalignment under Mandatory Auditor Rotation: Evidence from Korea. Available at SSRN 2281127. 4

Bates, H. L., Waldrup, B. E., Jaeger, D. G., & Shea, V. (2012). ISSUES WITH MANDATORY AUDIT FIRM ROTATION. AND ACCOUNTING, 5(1), 70. 5

Cameran, M., Prencipe, A., & Trombetta, M. (2014). Mandatory Audit Firm Rotation and Audit Quality. European Accounting Review, (ahead-of-print), 1-24. 6 DeAngelo, L.E. (1981). Auditor size and audit quality. Journal of accounting and

economics, 3(3), 183-199. 7

Deloitte Heads up (2011). Gevonden op: http://www.deloitte.com/view/en_US/ us/Services/audit-enterprise-risk-services/Financial-Statement-Internal-Control-Audit/Accounting-Standards-Communications/1e7d1c5ad4602310 VgnVCM2000001b56f00aRCRD.htm. Geraadpleegd op 6 juni 2014. 8

Domínguez, L. R., Sánchez, I. M. G., Ballesteros, B. C., Álvarez, I. G., & Rubio, R. G. ROTACION DE LA FIRMA DE AUDITORIA Y COSTES POLITICOS: EVIDENCIA PARA LAS EMPRESAS ESPAÑOLAS COTIZADAS. 9 Eimers, P. W.A. (2012). Barnier en de consequenties voor de (internationale)

controle-omgeving. Maandblad voor Accountancy en Bedrijfseconomie, 24(5), 211-216. 10

Encyclopaedia Britannica (2013). Auditing. Gevonden op: http://britannica.com /EBchecked/topic/42575/auditing. Geraadpleegd op 16 juni 2014. 11

Ernst & Young Point of view (2013). Gevonden op: http://www.ey.com/Publication/ vwLUAssets/Point_of_view_-_QandA_on_mandatory_firm_rotation/

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In the Pastoral care of meted out to caregivers, they should get assistance to make that choice, to ‘shift’ them, so that despite the suffering of patients, despite the

Bach gebruik in ’n aantal van sy werke ’n soortgelyke registrasiestelsel aan dié in die Sechs Chorale (BWV 645-650), die Schübler-korale, waar slegs aanduidings

The collapse of apartheid in South Africa ushered in comparative peace, national safety and ended the country's participation in vicious conflicts both internally

To achieve this aim, the following objectives were set: to determine the factors that play a role in the pricing of accommodation establishments; to determine

Soos ook in die literatuur aangedui is daar in dié studie bevind dat studente steeds deur middel van afstandsleer ʼn kwalifikasie kan verwerf ongeag uitdagings om tyd in te ruim

Dit onderzoek heeft opgeleverd dat Oriëntals heel goed een warmwaterbehandeling bij 41°C kunnen verdragen mits de bollen gedurende 4 dagen bij 20°C worden bewaard voor en na de

Maatregel Om de aanvoercapaciteit van zoetwater voor West-Nederland te vergroten wordt gefaseerd de capaciteit van de KWA via zowel Gouda als Bodegraven uitgebreid.. Dit

Veel van dit materiaal is heden ten dage voor de bouw in- teressant; tras, gemalen tuf is zeer geschikt als specie voor waterdicht metselwerk.. Bims, puimsteenkorrels tot