• No results found

Opwaardering of geen waardering? : een interdisciplinair onderzoek naar de invloed van gentrification op de leefbaarheid van de wijk Bos en Lommer voor 65-plussers

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Opwaardering of geen waardering? : een interdisciplinair onderzoek naar de invloed van gentrification op de leefbaarheid van de wijk Bos en Lommer voor 65-plussers"

Copied!
46
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Opwaardering of geen waardering?

Een interdisciplinair onderzoek naar de invloed van gentrification op de

leefbaar-heid van de wijk Bos en Lommer voor 65-plussers

Rosa van der Zwet Studentnummer: 10178627 Begeleider: Hylke de Vries Tweede lezer: Debby Gerritsen Algemene Sociale Wetenschappen Universiteit van Amsterdam

(2)

2

Samenvatting

In dit kwalitatieve onderzoek is er gekeken naar de mate waarop de leefbaarheid van Bos en Lommer voor 65-plussers beïnvloed wordt door gentrification. Hiervoor zijn semigestructureerde interviews afgenomen bij 14 ouderen die minstens 10 jaar wonend zijn in Bos en Lommer. In dit onderzoek valt leefbaarheid uiteen in het sociale domein en het fysieke domein. Uit de resultaten blijkt dat de leefbaarheid van Bos en Lommer voor ouderen op negatieve en positieve manier be-invloed wordt. De veranderingen in het fysieke domein door gentrification worden over het al-gemeen positief ondervonden. Ten gevolge van gentrification wordt de buurt schoner en krijgt het een mooiere uitstraling. De veranderingen in het sociale domein worden over het algemeen als negatief ervaren voor de leefbaarheid van de buurt voor ouderen. De nieuwe groep gentrifiers die in de buurt komen wonen, bestaat uit jong volwassenen en studenten. De studenten hechten zich weinig aan de buurt omdat ze over het algemeen voor korte tijd wonend zijn in de buurt en veel afwezig zijn. De jong volwassenen zijn erg mobiel en zijn vaak tweeverdieners dus overdag niet aanwezig in de buurt waardoor de sociale controle achteruit gaat in de buurt, terwijl deze erg belangrijk is voor ouderen. Op deze manier is de invloed van gentrification op de leefbaarheid van de buurt Bos en Lommer voor ouderen in beeld gebracht.

(3)

3

inhoudsopgave

Samenvatting ... 2 inhoudsopgave ... 3 1 Inleiding ... 5 2 Theoretisch Kader ... 6 2.1 Leefbaarheid ... 6 2.1.1 Visies op leefbaarheid ... 9 2.1.2 Deelconclusie ... 11 2.2 Gentrification... 12 2.2.1 Natuurlijke gentrification ... 13 2.2.2 State-led gentrification ... 14 2.2.2 Kritiek ... 14 2.2.3 Deelconclusie ... 16

2.3 Leefbaarheid en gentrification in Bos en Lommer ... 16

2.4 Leefbaarheid en gentrification voor ouderen... 19

2.4 Wetenschappelijke en maatschappelijke relevantie ... 20

3 Probleemstelling ... 21 4 Methode ... 22 4.1 Onderzoekstrategie ... 22 4.2 onderzoeksdesign en –methoden ... 22 4.3 Operationalisering ... 23 4.4 Populatie en sampling ... 26 4.5 Ethische kwesties ... 27 5 Resultaten ... 27 5.1 Respondenten ... 28

5.2 Leefbaarheid voor gentrification ... 28

5.2.1 Leefbaarheid vóór migratiestroom ... 29 5.2.2 Leefbaarheid na migratiestroom ... 30 5.3 Merkbaarheid gentrification ... 31 5.3.1 Buurtsamenstelling ... 31 5.3.2 Bevolkingssamenstelling ... 32 5.4 Leefbaarheid na gentrification ... 33 5.4.1 Buurtsamenstelling ... 34

(4)

4 5.4.2 Bevolkingssamenstelling ... 35 6 Conclusie ... 37 6.1 Beantwoording onderzoeksvraag ... 37 6.2 Discussie ... 39 6.3 Reflectie... 39 7 Literatuurlijst ... 41

Bijlage 1 – Vragenlijst interview ... 44

(5)

5

1 Inleiding

Op de kruising van de Jan van Galenstraat en de Willem de Zwijgerlaan in de wijk Bos en Lommer in Amsterdam is niet lang geleden een nieuwe Bagels & Beans geopend. Vanaf dag één zat de zaak vol met koffie-en bagel liefhebbers en ook de laptopwerkers hadden hun nieuwe hotspot snel gevonden. Maar de Bagels & Beans is niet alleen in Bos en Lommer te vinden. Niet alleen in het centrum maar ook in buitenwijken van Amsterdam worden nieuwe vestigingen geopend. Door Drogendijk (2011) wordt de Bagels & Beans een indicator genoemd voor gentrification. Wanneer op plekken nieuwe Bagels & Beans ketens gevestigd worden is hier volgens Drogendijk (2011) gentrification gaande. Dit zou dus aantonen dat Bos en Lommer aan het gentrificeren is.

Gentrification is het proces waarbij onaantrekkelijke buurten opwaarderen door de komst van welvarende bewoners in de wijk. Deze investeren hierin, waardoor de wijk aantrekkelijker wordt voor de welvarende middenklasse en corporaties om zich te vestigen en op deze manier steeds meer economisch kapitaal aantrekt. Zo verandert de wijk in een aantrekkelijke buurt voor kapitaalkrachtigen. Dit kan op natuurlijke wijze plaatsvinden, zonder invloed van de overheid en corporaties, of dit proces kan door de overheid gestuurd worden. Hierbij zijn de intenties om de leefbaarheid van de buurt te vergroten en een gemixte klassensamenstelling te creëren, waarbij de oorspronkelijke buurtbewoners door de nieuwe bewoners een helpende hand geboden kan worden omdat ze de sociale mobiliteit zouden vergroten. Echter bestaat er veel kritiek op gentrification omdat het slechts een deel van de buurt ten goede zou komen. Voor de oorspronkelijke buurtbewoners zouden er ook negatieve gevolgen aan het proces verbonden zijn.

In dit onderzoek zal de toenemende gentrification in Bos en Lommer in verband gebracht worden met de leefbaarheidsbeleving van een specifieke minderheidsgroep van de oorspronkelijke buurtbewoners, namelijk 65-plussers. Aansluitend op het gegeven dat gentrification niet enkel positieve gevolgen heeft voor de oorspronkelijke buurtbewoners, wordt in dit onderzoek gekeken wat voor veranderingen er plaatsvinden in de beleving van de leefbaarheid van de buurt voor ouderen. Verandert de ervaring van de leefomgeving van ouderen door gentrification? Zo ja, op welke manier verandert dit? In dit onderzoek wordt de mate van geschiktheid van de leefomgeving 'leefbaarheid' genoemd. In het theoretisch kader worden verschillende theorieën

(6)

6 gebruikt om het begrip leefbaarheid nader toe te lichten. Daarnaast wordt het begrip gentrification uitvoerig besproken in het theoretisch kader. De hoofdvraag in dit onderzoek is: In welke mate wordt de leefbaarheid van de wijk Bos en Lommer voor 65-plussers beïnvloed door de gentrification processen die daar gaande zijn? Via diepte interviews werd in dit onderzoek op een kwalitatieve manier geprobeerd hier achter te komen.

2 Theoretisch Kader

Om te onderzoeken in welke mate de leefbaarheid van Bos en Lommer voor 65-plussers beïnvloed wordt door gentrification is het van belang de belangrijkste concepten die in dit onderzoek naar voren komen te benoemen en theoretisch te onderbouwen. De twee hoofdconcepten in dit onderzoek zijn leefbaarheid en gentrification. Dit zijn twee veelomvattende concepten en worden daarom dan ook in verschillende disciplines onderzocht. Deze disciplines zullen in dit onderzoek gebruikt worden om de concepten te belichten en omschrijven. Daarnaast zal de relatie en interactie tussen de twee concepten beschreven worden, wat dit een interdisciplinair onderzoek maakt. Verwacht wordt dat er een zekere relatie bestaat tussen de twee concepten. Natuurlijke gentrification heeft invloed op de leefbaarheid van een buurt. Wanneer de leefbaarheid van een buurt in positieve zin vergroot moet worden, kan ervoor gekozen worden om staatsgeleide gentrification in de buurt toe te passen. Zo heeft gentrification echter weer invloed op de leefbaarheid van een leefomgeving. Ten eerste zal het begrip leefbaarheid toegelicht worden en daarop volgend gentrification. Daarnaast worden de begrippen in relatie gebracht met de wijk Bos en Lommer en 65-plussers.

2.1 Leefbaarheid

Het begrip leefbaarheid kwam op in de jaren '60 en '70. Door Veenhoven (1996) wordt de leefbaarheid van een leefomgeving omschreven als de mate waarin de voorzieningen van de leefomgeving aansluiten bij de behoefte van de mensen die hierin leven. Het is van oorsprong een begrip dat zich ontwikkelde in rurale gebieden (Kaal, 2011). Moderniseringsprocessen en urbanisatie zorgden ervoor dat steeds meer mensen naar de stad trokken. Rurale gebieden konden het dienstenlevel van de stad niet evenaren, waardoor de conclusie getrokken werd dat de leefbaarheid in rurale gebieden lager was dan de leefbaarheid in stedelijke gebieden. Vanaf dat moment streefde de overheid naar een hogere leefbaarheid op het platteland, bijvoorbeeld door het vergroten van werkgelegenheid en verbetering van infrastructuur en huisvesting.

(7)

7 De leefbaarheid van de steden werd na de jaren zestig sterk op de proef gesteld, waardoor het begrip leefbaarheid ook in de stad een belangrijke rol ging spelen (Kaal, 2011). Er bestonden onder andere huisvestingsproblemen, was gebrek aan ruimte voor recreatie, gebrek aan zelfontplooiings-mogelijkheden en teveel zware industrie in of dichtbij woongebieden. Niet alleen in Nederland maar over de hele wereld groeide het besef dat een leefomgeving niet enkel een woonfunctie had maar ook andere functies, zoals economische-, diensten-, culturele- en recreatieve functies (Kaal, 2011). De groeiende aandacht voor het begrip leefbaarheid moet in verband gebracht worden met de internationale uitval over de negatieve gevolgen van economische groei en de moderne functionalistische blik in steden. Jane Jacobs (1968), een beroemde stadsactiviste die erg invloedrijk is geweest in de grootstedelijke thematiek, benadrukte bijvoorbeeld dat de moderne stedelijke planologie de sociale structuur in de buurt compleet verwoestte. Ze keerde zich tegen het idee dat de verschillende functies van de stad zoals wonen, werken en industrie gescheiden behoren te zijn. Jacobs (1968) was van mening dat steden gezien konden worden als ecosystemen en dat juist de interactie tussen de verschillende functies in een stad zou zorgen voor het behoud van een goed ecosysteem en een leefbare buurt. De neomarxistische Urban Political Economy School, die op stads-sociologisch gebied van grote betekenis is geweest, beschreef hoe de moderne stedelijke discours deel uitmaakte van een kapitaal systeem dat steden wil transformeren in effectieve groeimachines. Groei en functionalisme kwamen dus tegenover leefbaarheid te staan, waar spanning ontstond tussen de stad als een plek om in te leven en de stad als economisch centrum (Kaal, 2011).

Er kwam dus steeds meer aandacht voor de leefbaarheid van steden en buurten. Daarbij werd het begrip leefbaarheid complexer. Binnen het uitdrukken van leefbaarheid kan er volgens Dorst (2005) onderscheid gemaakt worden tussen de kennelijke leefbaarheid, de gepercipieerde leefbaarheid en de veronderstelde leefbaarheid. De kennelijke leefbaarheid is de mate waarin de leefbaarheid van een leefomgeving daadwerkelijk aansluit bij de behoeften van de mensen die erin leven. Wanneer de criminaliteit bijvoorbeeld hoog is in een buurt en hier worden maatregelen voor getroffen waardoor de criminaliteit daalt, is de kennelijke leefbaarheid vergroot. Een nadeel aan de kennelijke leefbaarheid is dat deze echter pas achteraf gemeten kan worden. De gepercipieerde leefbaarheid is de individuele perceptie en dus de subjectieve

(8)

8 waardering van de leefbaarheid. Het verschil met de kennelijke leefbaarheid is dat wanneer de kennelijke leefbaarheid vergroot wordt, de gepercipieerde leefbaarheid niet hoeft te stijgen. Het gaat ten slotte om de individuele perceptie. De veronderstelde leefbaarheid is de mate waarin een leefomgeving voldoet aan de veronderstelde kenmerken van kennelijke leefbaarheid. Aangezien leefbaarheid een complex begrip is, is het nodig om een veronderstelling op te stellen om het begrip in praktijk toe te kunnen passen. Deze vorm van leefbaarheid is dus als het ware een operationalisering van het begrip en wordt vaak voor politieke doeleinden gebruikt (Dorst, 2005).

Dat er een verschil bestaat tussen de gepercipieerde leefbaarheid en de veronderstelde leefbaarheid wordt duidelijk wanneer er naar de situatie in de late 60'er jaren gekeken wordt in Amsterdam. De overheid was van mening dat vooral de economische functie van de stad van belang was en dat grootschalige herontwikkeling nodig was van het oude stadscentrum om de binnenstad weer leefbaar te maken (Kaal, 2011). Hele buurten waren klaar voor de sloop en moesten plaats maken voor een modernistisch economisch stadscentrum. Deze visie op leefbaarheid was in strijd met de visie van stedelijke sociale bewegingen in Amsterdam. Zij waren van mening dat de stad ten gevolge van de nieuwe herontwikkelingsideeën juist onleefbaar zou worden (Kaal, 2011). Modernisering en industrialisatie zouden een bedreiging vormen voor de stad Amsterdam, een stad die volgens de sociale bewegingen een toeristenstad was. Niet de economische maar de culturele functie van de stad moest benadrukt worden. Deze twee visies kunnen ook wel onderscheiden worden als een functionalistische blik en een romantische blik. Uiteindelijk heeft de romantische blik gewonnen. Het bestuur van Amsterdam realiseerde zich dat de plannen niet uitgevoerd konden worden zonder dat er inspraak van de buurtbewoners gerealiseerd werd (Kaal, 2011). Van groter belang werd het realiseren van betrokkenheid van stedelingen bij het beleidsvormingsproces om het gat kleiner te maken tussen de stedelijke overheid en de stedelijke bevolking om de leefbaarheid van leefomgevingen te vergroten. Een ander belangrijk punt dat vaak ter sprake kwam in de leefbaarheidsdiscussie was dat een evenwichtige samenstelling van de populatie van groot belang was (Kaal, 2011). In Amsterdam bestond na de Tweede Wereldoorlog een onevenwichtige samenstelling van de populatie. De hoge- en middeninkomensklassen waren de stad uit getrokken waardoor veel buurten werden gedomineerd door lagere inkomensklassen, wat een negatieve invloed zou hebben op de leefbaarheid van deze buurten. Hierdoor kwam de focus dus ook te liggen op het creëren van een evenwichtige populatie samenstelling waarin alle inkomensgroepen in dezelfde mate aanwezig

(9)

9 zijn (Kaal, 2011).

2.1.1 Visies op leefbaarheid

Meerdere theoretici hebben zich gebogen over het begrip leefbaarheid en een theorie geprobeerd te vormen waarin het begrip vastgesteld en gemodelleerd kon worden. Leidelmeijer en van Kamp (2003) hebben een overzicht gemaakt van theorieën over leefbaarheid die door de jaren heen verschenen zijn. Twee theorieën daarvan zijn bruikbaar voor dit onderzoek. De eerste bruikbare theorie is van Shafer et al (2000). In deze theorie wordt quality of life, oftewel leefbaarheid, toegelicht door gebruik te maken van drie domeinen, namelijk economie, milieu en gemeenschap (zie figuur 1). Aan de hand van de drie domeinen schetsen de auteurs een duidelijk beeld van de manier waarop voor hun leefbaarheid, duurzaamheid en quality of life zich tegenover elkaar verhouden (Leidelmeijer & Van Kamp, 2003). Zoals in het figuur te zien is overlappen de drie domeinen, wat betekent dat ze met elkaar interacteren. Uit het schema komt naar voren dat leefbaarheid voorkomt uit de interactie tussen het fysieke (environment) en het sociale (community) domein. Duurzaamheid komt tot stand bij de interactie van het fysieke (environment) en het economische (economics) domein.

Figuur 1: Een conceptueel model van Shafer et al. (2000)

Newman et al. (1999) breidden deze theorie verder uit (zie figuur 2). De dimensies die volgens de auteurs een rol spelen bij leefbaarheid hebben betrekking op het sociale domein (community, education, leisure activities), het economische domein (employment, income) en het fysieke domein (health, housing, accessibility, urban design quality). Opvallend is dat gezondheid ook

(10)

10 opgenomen wordt als indicator van leefbaarheid (Leidelmeijer & Van Kamp, 2003). De ‘waste outputs’ zijn factoren die niet bruikbaar zijn voor de gemeenschap en kunnen dus gezien worden als factoren die de leefbaarheid van de leefomgeving aantasten.

Figuur 2: Een conceptueel model van Newman et al. (1999)

Opvallend aan het schema dat Newman et al. (1999) schetsen is dat er veel nadruk ligt op de fysieke aspecten van leefbaarheid. Het sociale domein, dat nog wel aanwezig was in de theorie van Shafer et al. (2000) is enkel nog te vinden in ‘vrije tijdsactiviteiten’ en ‘community’, maar de tweedeling tussen het fysieke en sociale domein is volledig verdwenen. Omdat de tweedeling tussen het sociale domein en het fysieke domein van leefbaarheid wel belangrijk is in dit onderzoek om zo te kunnen onderzoeken op welk domein gentrification invloed heeft, blijft de theorie van Shafer et al. (2000) belangrijk om ook te gebruiken in de operationalisering van leefbaarheid.

De tweede bruikbare theorie is van Leitmann (1999). Leitmann ontwikkelde een variant op het conceptueel model van Newman. De quality of life is zeer beperkt weergegeven aangezien hij de opsomming eindigt met ‘other factors’, maar hij heeft wel andere details toegevoegd,

(11)

11 bijvoorbeeld bij de omschrijving van urban dynamics (zie figuur 3). Deze theorie is bruikbaar omdat urban dynamics vergeleken kunnen worden met gentrification. Als gevolg van gentrification veranderen de demografie en culturele factoren in een buurt. Verder spelen economie, technologie, management en politiek die genoemd worden bij urban dynamics elk ook een grote rol in het gentrification proces. Verder zijn er feedbackloops toegevoegd, die weergeven dat quality of life effect heeft op urban dynamics (Leidelmeijer & Van Kamp, 2003). Dit maakt deze theorie ook bruikbaar voor dit onderzoek, omdat het de interactie die bestaat tussen leefbaarheid en gentrification in beeld brengt.

Figuur 3: Een conceptueel model van Leitmann (1999a)

2.1.2 Deelconclusie

Leefbaarheid is dus de mate waarin de leefomgeving past bij de behoeften van de mensen die erin leven. Het is een complex begrip en dient vanuit verschillende disciplines toegelicht te worden. Leefbaarheid is ten eerste geografisch. Het gaat om de objectieve en subjectieve waarde die aan de leefomgeving gegeven wordt en dus wordt het begrip beïnvloed door factoren uit de omgeving. Veranderingen in de omgeving kunnen de leefbaarheid op deze manier positief en negatief beïnvloeden. Maar aangezien er een subjectieve waarde aan het begrip gegeven kan

(12)

12 worden is het ook psychologisch. De individuele perceptie van de leefomgeving is van groot belang. Ieder mens hecht andere waarde aan de leefomgeving en zal deze dus ook anders beoordelen. Verder is leefbaarheid een sociologisch begrip, omdat het sociale domein een grote rol speelt. De interactie tussen verschillende individuen heeft invloed op de leefbaarheid van een leefomgeving. Vandaar dat deze disciplines in het theoretisch kader gebruikt zijn om het begrip leefbaarheid toe te lichten en verder in het onderzoek gebruikt zullen worden. Er kan onderscheid gemaakt worden tussen de kennelijke, gepercipieerde en veronderstelde leefbaarheid. Dit onderscheid zorgt ervoor dat er verschillende visies zijn over wat een leefbare leefomgeving is en dat deze in strijd met elkaar kunnen zijn. Een leefomgeving bezit veel meer functies dan enkel de woonfunctie. Interactie tussen de verschillende functies van de stad zorgt volgens Jacobs (1968) voor een stabiel ecosysteem en dus voor een leefbare leefomgeving. Daarnaast is betrokkenheid van stedelingen van belang bij beleidsvorming om de leefbaarheid passend te maken aan de vraag van de inwoners. Daarom zal in dit onderzoek gekeken worden naar de mate waarin de beleidsvorming rond gentrification past bij de leefbaarheidseisen van de ouderen. Daarvoor dient eerst het begrip gentrification toegelicht te worden.

2.2 Gentrification

De term gentrification is als eerst gebruikt door Ruth Glass in 1964. Zij omschreef de situatie in Londen waarbij de middenklasse, die destijds de voorkeur had voor rustige rurale gebieden, naar achterstandswijken in de stad trok en hier huizen kocht en renoveerde. Gentrification is het proces waarbij een buurt of stadsdeel door de komst van de meer welvarende bevolkingsgroepen opwaardeert in economische, sociale en culturele zin. Het bevat twee belangrijke elementen (Atkinson, 2012). Ten eerste betreft het migratie van de meer welvarende bevolkingsgroepen naar goedkopere woonwijken. Deze groepen worden ‘gentrifiers’ genoemd. Achter de beweegredenen van gentrifiers zitten meerdere grootstedelijke en lokale dynamieken verscholen. Hierbij moet gedacht worden aan een tekort aan ruimte en nieuwe woningen, een afname in het aantal laagbetaalde handarbeiders in stedelijke gebieden en het verlies van openbare huurwoningen, sociale huurwoningen en de goedkopere particuliere huurwoningen. Deze dynamieken creëren de mogelijkheden voor sociale en economische ongelijkheid en gentrification en displacement. Het tweede belangrijke element dat gentrification bevat is herinvestering in de fysieke woonvoorraad. Het feit dat er gekeken wordt naar waar de welvarende bevolkingsgroepen naartoe bewegen en de differentiële effecten hiervan maakt

(13)

13 gentrification een socio-economisch proces (Atkinson, 2012). Er bestaan twee vormen van gentrification: natuurlijke gentrification en state-led gentrification.

2.2.1 Natuurlijke gentrification

Bij natuurlijke gentrification vindt het gentrification proces plaats op natuurlijke wijze. Gentrification ontstaat bij deze vorm door leegstand van panden en achterstand in een wijk (Ley, 1996). Buurten waar de huizenprijzen laag zijn en die divers, innovatief en tolerant zijn, zijn aantrekkelijk voor de creatieve klasse om zich te vestigen. De term creatieve klasse is afkomstig van Richard Florida (2002), een socioloog en stadswetenschapper, die daarmee het deel van de bevolking aanduidde die innovatieve arbeid uitoefent en nieuwe ideeën, kennis, technologie, vorm en inhoud creëert. Voorbeelden van leden van de creatieve klasse zijn wetenschappers, ingenieurs, schrijvers en studenten. Door de clustering van deze mensen ontstaat een milieu dat ook aantrekkelijk is voor anderen om zich te vestigen zoals bedrijven en ondernemers. Zo wordt de aantrekkelijkheid van de buurt steeds groter en wordt er op natuurlijke wijze steeds meer kapitaal naar de buurt toe getrokken (Ley, 1996).

Clay (1979) onderscheidt een proces van vier stadia in deze vorm van gentrification. In de eerste fase trekt er een kleine groep mensen, de gentrifiers van de creatieve klasse, naar de buurt en renoveren op eigen initiatief de woning. De media aandacht is gering. De buurt is nog niet erg gewild en het geld komt vooral van de meer welvarende nieuwkomers. In de tweede fase ontstaan er subgroepen doordat er steeds meer mensen naar de buurt toe trekken. Er is iets meer media aandacht voor de buurt dan in fase één. Bewoners renoveren nog steeds hun eigen huizen maar er zijn ook enkele initiatieven waarbij meerdere woningen tegelijk gerenoveerd worden. In de derde fase is de media aandacht sterk gegroeid en ook de overheidsinteresse is groot. Projectontwikkelaars beginnen te ondernemen in de buurt. Er ontstaan stedelijke vernieuwingsprojecten en de huizenprijzen gaan sterk omhoog. Het aandeel van de middenklasse wordt steeds groter. In deze fase begint displacement (dit wordt later toegelicht) plaats te vinden. Vanaf deze fase wordt door de media gesproken over ‘gentrification’. De vierde en laatste fase is de fase waarin de buurt voor het grootste deel gegentrificeerd is. De komst van nieuwe middenklasse blijft bestaan. De huizenprijzen blijven stijgen en de buurt is erg aantrekkelijk voor ondernemers met als gevolg dat de dienstensector stijgt.

(14)

14 2.2.2 State-led gentrification

State-led gentrification is een vorm van gentrification waarbij het gentrification proces, in tegenstelling tot natuurlijke gentrification, door de overheid gestuurd wordt (Graaf & Veldboer, 2008). Deze vorm van gentrification wordt voornamelijk toegepast op arme- en probleemwijken waar een grote concentratie is van (sociale) huurwoningen. Deze huurwoningen worden bezet door lagere inkomensklassen die vaak etnische minderheden zijn. Deze homogene samenstelling van de bevolking heeft vaak negatieve effecten. Zo is de criminaliteit in dit soort buurten vaak hoog en is de sociale mobiliteit laag. De intenties van de overheid zijn om social mixing te bewerkstelligen om zo een heterogene samenstelling van de bevolking te creëren (Graaf & Veldboer, 2008). Waar bij natuurlijke gentrification gentrifiers vanuit eigen initiatief naar een buurt toe trekken, wordt dit bij state-led gentrification door de overheid gestimuleerd. Dit wordt gerealiseerd door een groot deel van de (sociale) huurwoningen te vervangen door koopwoningen. Investeerders en ondernemers knappen deze woningen op waardoor de woningwaardes hoger worden. Deze huizen worden aantrekkelijker voor de middenklasse van de samenleving om zich in te gaan vestigen (Graaf en Veldboer, 2008). Zo verandert dus de bewonerssamenstelling. Aan de hand van deze vorm van gentrification wil de overheid zorgen dat de situatie van de minder bedeelden in de buurt en de buurt zelf verbeterd wordt. Door toename van welvarende buurtbewoners zou de sociale mobiliteit vergroot worden voor de oorspronkelijke buurtbewoners, waardoor een uitweg gevormd kan worden uit de achterstandspositie van oorspronkelijke buurtbewoners. Het doel is dus het creëren van een mix van middenklassen en lagere sociale klassen (Graaf en Veldboer, 2008). Op deze manier zou de gehele leefbaarheid van de buurt groter worden.

2.2.2 Kritiek

Maar al snel kwam er kritiek op staatsgeleide gentrification. Waar politiek rechts georiënteerden vaak veel mogelijkheden zien in gentrification en verbetering van de markt, hebben links georiënteerden vaak meer oog voor de negatieve effecten van gentrification zoals displacement en verslechtering van sociale relaties. Door Atkinson (2012) is in een schema weergegeven wat de positieve en negatieve effecten van gentrification op de buurt zijn (zie tabel 1).

(15)

15

Positieve effecten Negatieve effecten

Stabilisatie van achterstandsbuurten Toename van waarde onroerend goed Vermindering van leegstand

Toename lokale fiscale ontvangsten

Aanmoediging en toegenomen leefbaarheid van verdere ontwikkeling

Vermindering van de trek naar suburbs Toename van de sociale mix

Vermindering van criminaliteit

Rehabilitatie van onroerend goed, zowel met als zonder sponsoring van de staat

Displacement door huur/prijs toename

Displacement en toename vraag naar woningen in omliggende arme gebieden

Secundaire psychologische kosten van displacement Gemeenschappelijke boosheid en conflicten Verlies van betaalbare woningen

Onhoudbare speculatieve eigendom prijsstijgingen

Dakloosheid

Grotere trek naar lokale bestedingen door het lobbyen van middenklasse groepen

Commerciële/industriële displacement Toegenomen kosten en veranderingen aan de lokale diensten

Verlies van sociale diversiteit Toename criminaliteit

Onderbezetting en populatieverlies van de gegentrificeerde gebieden

Tabel 1: Invloed gentrification op de buurt (Atkinson, 2012)

De kritiek luidde vooral dat deze manier van aanpak voor de lagere sociale klassen in de samenleving vaak ook veel negatieve gevolgen heeft. De stelling dat de hogere inkomensklasse de armere inwoners een helpende hand zouden kunnen bieden komt niet helemaal van de grond, aangezien de nieuwe middenklasse buurtbewoners meestal het minst netwerken in de buurt. Ze zijn vaak erg mobiel en binden zich daardoor minder aan hun huis en de buurt (Graaf & Veldboer, 2008). Uit het onderzoek van Veldboer (2008) komt naar voren dat de Nederlandse gentrification niet alle spanningen tussen de onderste lagen van de samenleving wegneemt en dat de mogelijkheden tot sociale mobiliteit gering zijn. Verder leidt gentrification ertoe dat de huizenprijzen stijgen. De nieuwe kopers en huurders van deze huizen maken deel uit van de welvarende middenklasse die genoeg geld te besteden heeft. De stijgende huizenprijzen zorgen voor een deel van de oorspronkelijke buurtbewoners tot displacement (Atkinson, 1998). Dit begrip kan gedefinieerd worden als een proces waarbij een huishouden onvrijwillig moet verhuizen. De keuze van huisvesting van huishoudens wordt hierbij beïnvloed door andere sociale groepen. In geval van gentrification displacement stijgen de huur- en koopprijzen in grote mate waardoor ze voor sommige lagere klassen onbetaalbaar worden en waardoor deze groepen dus gedreven worden naar buitenwijken waar de huizenprijzen meer betaalbaar zijn (Atkinson,

(16)

16 1998). Displacement heeft daarnaast ook effect op de mensen die niet direct displaced worden. Andere inwoners zien de situatie in de wijk veranderen, zoals het verschijnen van duurdere winkels en netwerken die aangetast worden wanneer mensen uit de buurt wegtrekken (Atkinson, 1998).

2.2.3 Deelconclusie

Gentrification is dus het proces waarbij een relatief arme buurt opwaardeert door de komst van meer welvarende bevolkingsgroepen, ook wel ‘gentrifiers’ genoemd. Volgens Atkinson (2012) bevat het twee belangrijke elementen, namelijk verandering in de buurtsamenstelling en verandering in de bewonerssamenstelling. Er zijn twee vormen van gentrification: natuurlijke en state-led gentrification. De voornaamste redenen voor state-led gentrification is het creëren van een social-mix waardoor de buurt en de situatie van de oorspronkelijke buurtbewoners verbetert. Er zitten echter niet alleen positieve gevolgen aan gentrification. Zo kan het ook leiden tot displacement. Gentrification is een breed begrip en dient daarom vanuit verschillende disciplines toegelicht te worden. Het is ten eerste sociologisch van aard. Het is een proces dat gestuurd wordt door de verschuiving in huisvesting van verschillende groepen van de samenleving. Daarbij is de interactie tussen deze groepen van groot belang en wordt er gekeken naar wat voor invloed het proces heeft op een buurt en op bepaalde groepen mensen. Ten tweede is het economisch van aard omdat kapitaal, vooral de ongelijkheid hierin, van groot belang is bij het proces. Maar door het concept te koppelen aan leefbaarheid, wordt er ook vanuit psychologisch perspectief gekeken naar gentrification. De psychologische discipline zal inzicht geven in wat gentrification voor invloed heeft op een individu. Nu de disciplines leefbaarheid en gentrification toegelicht zijn, is het van belang te kijken wat de rol is van deze twee begrippen in het onderzoeksgebied: Bos en Lommer.

2.3 Leefbaarheid en gentrification in Bos en Lommer

In dit onderzoek wordt Bos en Lommer gebruikt als onderzoeksgebied om antwoord te verkrijgen op de hoofdvraag. Duidelijk is dat er gentrification plaatsvindt in Bos en Lommer. Naast de Ba-gels en Beans als indicator van gentrification wat in de inleiding reeds genoemd wordt, zijn er tal van tekenen die erop wijzen dat Bos en Lommer aan het gentrificeren is. Dit wordt duidelijk wanneer er naar demografische en sociaaleconomische gegevens gekeken wordt van Bos en

(17)

17 Lommer, waarbij de cijfers van 2007 en de meest recente cijfers, uit 2014, met elkaar vergeleken worden. Het volgende overzicht zal de beschikbare kerncijfers weergeven:

2007 2014 Inwoners 30.294 33.747 Afkomst % Autochtoon 34.6 - % Allochtoon 65.4 - % Westers 9.8 - % Niet Westers 55.6 48.9 % Nieuwe stedelingen - 32.6 Inkomen P. huishouden gemiddeld 21.200 26.056 Woningen 14.615 16.403 % Koop 16.9 25.1 % Huur particulier 25.5 50.9 % Huur sociaal 57.6 24

Demografische en sociaaleconomische gegevens inwoners Bos en Lommer (Bron: O&S Amsterdam 2007, O&S Amsterdam, 2015).

Uit de tabel kan afgelezen worden dat er zich een verandering heeft voortgedaan in het gemiddeld inkomen per huishouden. Dit is gestegen van 21.200 euro in 2007 naar 26.056 euro in 2014. Dit is typerend voor gentrification aangezien er bij dit proces meer welvaart naar de buurt toe getrok-ken wordt. Dit resulteert in de stijging van het gemiddeld inkomen per huishouden. Verder is er een grote verandering te zien in het huizenaanbod. Het percentage koopwoningen in Bos en Lommer is gestegen van 16.9 procent naar 25.1 procent en het aandeel van particuliere ningen is gestegen van 25.5 naar 50.9 procent. Daarentegen is het aandeel van sociale huurwo-ningen gedaald van 57.6 procent in 2007 naar 24 procent in 2014. Ook dit is een indicator voor gentrification, want zoals besproken in hoofdstuk 2.2 wordt bij state-led gentrification een groot deel van de sociale huurwoningen vervangen door corporatieve huurwoningen of koopwoningen om een andere doelgroep aan te trekken in de buurt. Daarnaast is uit de tabel af te lezen dat het

(18)

18 aandeel Niet-Westerse allochtonen afgenomen is. Dit zou een teken van displacement kunnen zijn als gevolg van gentrifcation. In de tabel wordt ook het percentage nieuwe stedelingen ge-noemd in 2014. Dit zijn personen van autochtone of westerse herkomst van tussen de 18 en 55 jaar die na hun 18e verjaardag in Amsterdam ingeschreven zijn (Gemeente Amsterdam, 2015). Deze categorie bestaat voor een groot deel uit studenten en kenniswerkers. In Bos en Lommer is dit percentage 32.6 tegenover 31.3 in Amsterdam gemiddeld. Ook dit is een indicator voor gentrifcation, omdat Bos en Lommer ten gevolge van gentrification een regio is in Amsterdam waar veel nieuwe stedelingen, gentrifiers, naartoe trekken.

Dan is de vraag echter nog waarom gentrification zich voordoet in Bos en Lommer. Dit heeft deels te maken met de ruimtelijke concentratie. Wanneer er naar Bos en Lommer gekeken wordt als buurt, wordt duidelijk dat de buurt grote dynamiek gekend heeft in de bewonerssamenstelling. Ten gevolge van de wederopbouw in de jaren ’60 en de voortgaande industrialisering, waren er nieuwe arbeidskrachten nodig in Nederland omdat hier een tekort aan was. Deze werden onder andere geworven in Turkije en Marokko (Entzinger & van der Meer, 2004). In de jaren ‘60 is er dus een grote stroom Turkse en Marokkaanse gastarbeiders naar Nederland getrokken. In Neder-land kregen zij een tijdelijk arbeidscontract en een verblijfsstatus. Echter was het voor de werk-gevers haast onmogelijk om de werknemers na de dienstperiode weer weg te sturen. Uiteindelijk heeft de overheid toegegeven en tijdelijke verblijfsvergunning permanent gemaakt (Entzinger & van der Meer, 2004). Tegen de verwachtingen in bleven de Turkse en Marokkaanse gastarbeiders dus in Amsterdam wonen en concentreerden zich in buitenwijken van Amsterdam, waaronder Bos en Lommer omdat de huizenprijzen hier lager waren dan in het centrum van Amsterdam en omdat er veel nieuwe huizen gebouwd waren. Mits er aan een paar eisen voldaan werd, onder andere het bezitten van voldoende huisvesting en langer dan twee jaar werkzaam zijn op de Ne-derlandse arbeidsmarkt, mocht er gezinshereniging plaatsvinden bij de arbeidsmigranten (Entzin-ger & van der Meer, 2004). Hierdoor is de ruimtelijke concentratie verbreed en verdiept: er waren dus steeds meer wijken waarin het aandeel van niet-Westerse migranten hoog was (Dagevos, 2009).

Maar hoe erg is ruimtelijke concentratie voor de buurt? Een buurt met een lage sociaaleconomi-sche status, een hoog percentage migranten en een snelle afwisseling van bewonerssamenstelling, loopt meer kans op onveiligheidsgevoelens onder bewoners en criminaliteit dan wittere buurten met een hogere sociaaleconomische status en een meer vaste bewonerssamenstelling (Dagevos,

(19)

19 2009). De grote migratiestroom naar de stad had dus als gevolg dat de leefbaarheid van sommige gebieden in de stad achteruit ging. Putnam, een Amerikaanse politicoloog, heeft onderzoek ge-daan naar de relatie van vertrouwen en etnische diversiteit in een samenleving. Hij kwam tot de conclusie dat diversiteit in de directe woonomgeving tot afnemende solidariteit en minder ver-trouwen leidde. Dit verschijnsel noemt hij hunkering down (Dagevos, 2009). Dit houdt in dat het vertrouwen in elkaar afneemt en dat wederzijdse hulp, samenwerking en het aantal vriendschap-pen zeldzamer worden. Mensen kruivriendschap-pen in hun schulp. Na het verschijnen van deze theorie van Putnam is de betekenis van buurteffecten ook in Nederland belangrijker geworden, omdat de et-nische diversiteit in Nederland en vooral in Amsterdam groot is. Uit Nederlands onderzoek komt naar voren dat ruimtelijke concentratie sociale segregatie versterkt. Daarnaast toont het aan dat gekleurde en sociaaleconomisch achtergebleven buurten de kans op criminaliteit, verloedering en onveiligheid vergroten en de sociale cohesie verkleinen (Dagevos, 2009). Uit deze bevindingen kan geconcludeerd worden dat de buurt er nog wel degelijk toe doet en dat de buurt invloed heeft op integratie en de leefsituatie. Vandaar dat er in een buurt als Bos en Lommer, die in 2007 be-kend stond als gekleurd met een sociaaleconomische achterstand, maatregelen zoals gentrificati-on genomen worden om de leefbaarheid van buurten te vergroten.

2.4 Leefbaarheid en gentrification voor ouderen

Zoals eerder vermeld zal in dit onderzoek de invloed van gentrification op de leefbaarheidsbeleving van 65-plussers onderzocht worden. Uit bovenstaande theorieën over gentrification in paragraaf 2.2 komt naar voren dat de oorspronkelijke buurtbewoners niet altijd voordelige gevolgen van gentrification ondervinden. De ouderen maken geen deel uit van de groep ‘gentrifiers’, maar van de oorspronkelijke buurtbewoners. Nu wordt in dit onderzoek de vraag gesteld wat voor invloed gentrification heeft op de leefbaarheidservaring van ouderen. In de theorieën over leefbaarheid in paragraaf 2.1 is duidelijk geworden dat leefbaarheid de mate is waarin de voorzieningen van de leefomgeving passend zijn bij de mensen die hierin leven. Dit kan per bevolkingsgroep verschillen. De leefbaarheidseisen van ouderen zullen dus anders zijn dan de leefbaarheidseisen van jongeren.

Over het algemeen kan gesteld worden dat ouderen sneller tevreden zijn over hun leefomgeving dan de rest van de bevolking (Fobker & Grotz, 2006). Dit komt doordat ouderen de situatie

(20)

20 waarin ze leven beter kunnen accepteren en hun standaarden daaraan aanpassen. In het hoofdstuk leefbaarheid is duidelijk geworden dat er drie verschillende domeinen onderscheiden kunnen worden van leefbaarheid, namelijk het sociale domein, het fysieke domein en het economische domein. Het economische domein is echter niet van toepassing voor ouderen, aangezien ze niet werken en geen loon verdienen. Voor het sociale domein geldt dat voor ouderen sociale interactie belangrijk is, ook al wordt deze naarmate men ouder wordt minder (Fobker & Grotz, 2006). Voor ouderen is sociale controle van groot belang omdat dit op den duur bewerkstelligt dat ouderen langer zelfstandig kunnen blijven wonen. Daarnaast heeft het een positieve invloed op de psychische gesteldheid van ouderen (Oh, 2003).

Het fysieke domein is van groot belang voor ouderen, ze stellen hier dan ook hoge leefbaarheidseisen aan. Hoe ouder de mens wordt, hoe meer gebonden hij is aan de leefomgeving door lichamelijke en geestelijke beperkingen (Fobker & Grotz, 2006). Ze zijn dus meer aan huis gebonden dan de rest van de bevolking en de eisen die ouderen stellen aan huisvesting zijn daarom hoog. Daarnaast stellen ouderen bepaalde eisen aan de openbare ruimte, deze moet ten eerste veilig zijn (of aanvoelen). Onder ouderen heerst een grote mate van angstgevoelens (Oh, 2003). Daarnaast moet de openbare ruimte toegankelijk zijn (Fobker & Grotz, 2006), aangezien de mobiliteitsmogelijkheden afnemen naarmate iemand ouder wordt.

2.4 Wetenschappelijke en maatschappelijke relevantie

In dit onderzoek wordt een case gevormd binnen het debat rond gentrification en de gevolgen die dit heeft op de leefbaarheid van een buurt. Het is maatschappelijk relevant om dit onderzoek te doen, omdat in dit onderzoek gentrification, een groot dynamisch proces, vanuit een laag schaalniveau geanalyseerd wordt, namelijk vanuit de buurtbewoners. Op deze manier kunnen de gevolgen van het proces en complicaties hierin goed weergegeven worden en kan van hieruit eventueel het beleid in Bos en Lommer aangepast worden. Het wetenschappelijk debat stelt de vraag wat de gevolgen van gentrification zijn voor de buurt en zijn bewoners. Het theoretisch kader verklaart dat er ook negatieve gevolgen verbonden zijn aan gentrification. De nieuwe invalshoek in dit onderzoek is dat gentrification in verband wordt gebracht met de ervaring van de leefbaarheid van 65-plussers. Hierdoor wordt er voor een specifieke groep van de oorspronkelijke buurtbewoners vastgesteld wat de gevolgen van gentrification zijn. Er is geen eerder onderzoek gedaan naar de specifieke invloed van gentrification op ouderen, wat dit

(21)

21 onderzoek ook wetenschappelijk relevant maakt omdat er nieuwe kennis vergaard wordt over de invloeden van gentrification op de beleving van een buurt voor deze specifieke doelgroep. Daarbij zijn de begrippen gentrification en leefbaarheid nog niet expliciet samen gebruikt in een onderzoek. Verder worden er in dit onderzoek een interdisciplinaire benadering gebruikt, waarmee met behulp van verschillende disciplines een zo volledig mogelijk antwoord op de hoofdvraag gevormd kan worden.

3 Probleemstelling

Het doel van dit onderzoek is een beeld vormen van de invloed die gentrification heeft op de leefbaarheid van Bos en Lommer voor ouderen. Uit het theoretisch kader komt naar voren dat gentrification niet enkel positieve gevolgen met zich meebrengt voor de oorspronkelijke buurtbewoners. In dit onderzoek wordt een specifieke groep van de oorspronkelijke buurtbewoners onderzocht: de 65-plussers. Wat voor gevolgen heeft het gentrification proces voor deze groep mensen? Wat voor invloed heeft het op de leefbaarheid van de buurt? Aangezien het haast onmogelijk is om de kennelijke leefbaarheid vast te stellen, immers is deze pas achteraf te bepalen, wordt in dit onderzoek voornamelijk gebruik gemaakt van de gepercipieerde leefbaarheid. Dit is dus de waardering die ouderen geven aan hun leefomgeving en is dus een individuele perceptie. Wanneer er in het vervolg over leefbaarheid gesproken wordt, wordt daarmee de gepercipieerde leefbaarheid bedoeld.

Op basis van het bovenstaande luidt de volgende hoofdvraag: “In welke mate wordt de leefbaarheid van de wijk Bos en Lommer voor 65-plussers beïnvloed door de gentrification processen die er gaande zijn?”

Om deze vraag te kunnen beantwoorden zijn de volgende deelvragen geformuleerd.

1. “Hoe leefbaar was Bos en Lommer voor ouderen voordat de buurt aan het gentrificeren was?”

De eerste deelvraag moet een beeld vormen van hoe de leefbaarheid van Bos en Lommer door ouderen ervaren werd voordat er gentrification processen gaande waren. Hiervoor moet een tijd vastgesteld worden wanneer gentrification in Bos en Lommer begonnen is of zichtbaar geworden is. Uit de literatuur komt naar voren dat Bos en Lommer in 2007 een probleemwijk was (AD, 2007). Daarna zijn er investeringen in de wijk gedaan om uit deze positie te komen. Vandaar dat 2007 aangenomen wordt als beginpunt van gentrification. Wanneer dit in beeld gebracht is kan dit vergeleken worden met hoe de leefbaarheid van de buurt ervaren wordt nu de buurt

(22)

22 gentrificeert en kan vastgesteld worden wat voor invloed deze gentrification processen hebben op de buurt.

2. “In welke mate wordt gentrification in Bos en Lommer door 65-plussers ervaren?”

De tweede deelvraag moet inzicht geven in de mate waarin er gentrification processen in Bos en Lommer ervaren worden door 65-plussers. Het is voor het onderzoek belangrijk om vast te stellen in welke mate ouderen gentrification ondervinden. Daarnaast is het belangrijk om vast te stellen of deze gentrification positief of negatief ervaren wordt, aangezien uit de theorie blijkt dat gentrification niet voor iedereen positieve gevolgen heeft.

3. “Hoe leefbaar is Bos en Lommer voor ouderen nu de buurt aan het gentrificeren is?” De derde deelvraag onderzoekt hoe de leefbaarheid van Bos en Lommer ervaren wordt door 65-plussers nu de buurt aan het gentrificeren is. Deze deelvraag toont het verschil met deelvraag 1, waarin onderzocht wordt hoe de leefbaarheid van Bos en Lommer ervaren werd voordat er gentrification gaande was. Hierdoor wordt de invloed van gentrification op de leefbaarheid van Bos en Lommer voor 65-plussers zichtbaar. Wanneer er antwoord op deze drie deelvragen gegenereerd is, kan een antwoord op de hoofdvraag gevormd worden door de drie deelvragen aan elkaar te koppelen.

4 Methode

4.1 Onderzoekstrategie

In dit onderzoek wordt getracht informatie te verzamelen over 65-plussers en hun visie op de leefbaarheid van Bos en Lommer en over gentrification in de buurt en hun betekenisgeving hieraan. Er is gekozen voor een kwalitatieve onderzoeksstrategie. De nadruk ligt in dit onderzoek namelijk op de subjectieve ervaring van de respondenten. De epistemologie in dit onderzoek is interpretivistisch. Het interpretivisme stelt dat kennis geïnterpreteerd kan worden en dat op deze manier ervaringen begrepen kunnen worden (Bryman, 2008). De nadruk in dit onderzoek ligt op de subjectieve ervaring en beleving van Bos en Lommer van de respondenten. De ontologie in dit onderzoek is constructivistisch. De respondenten geven hun subjectieve ervaring weer over de leefbaarheid van de buurt en over hoe gentrification in de buurt ervaren wordt.

4.2 onderzoeksdesign en –methoden

(23)

23 onderzoekseenheid gebruikt wordt. In dit onderzoek wordt enkel gekeken naar 65-plussers die in Bos en Lommer wonen. Een gevolg van een case study is echter wel dat de externe validiteit van het onderzoek niet heel sterk is. De resultaten zullen enkel betrekking hebben op de situatie in Bos en Lommer voor 65-plussers. 


De onderzoeksmethode is kwalitatief van aard en zal een semi-gestructureerd interview zijn. De interviews zijn deels gestructureerd, aangezien voor het in kaart brengen van leefbaarheid

vastgehouden moet worden aan het conceptuele model van Leitmann (1999). Maar het interview houdt nog genoeg vrijheid over om de persoonlijke ervaring van de respondenten in te vullen. Daarbij geeft een semi-gestructureerd interview mogelijkheid om door te vragen bij de

respondenten.

4.3 Operationalisering

In dit onderzoek staan twee concepten centraal, namelijk gentrification en leefbaarheid. Deze twee concepten moeten meetbaar gemaakt worden om ze te kunnen gebruiken in dit onderzoek. Voor het meetbaar maken van het begrip leefbaarheid, is gekozen om net als Shafer et al (2000) dimensies te gebruiken. Echter is het economisch domein niet van toepassing op de ouderen in Bos en Lommer, omdat werk en inkomen niet voor hun opgaat. De twee domeinen die overblijven zijn het fysieke en het sociale domein. Voor elk domein zijn er verschillende indicatoren opgesteld (zie model 1). De indicatoren zullen gebruik worden bij het opstellen van de semigestructureerde interviews (zie bijlage 1 en 2).

(24)

24

Bron: Eigen werk (2015)

Voor het meetbaar maken van gentrification is gebruik gemaakt van de twee belangrijkste kenmerken van gentrification die Atkinson (2012) noemt; de buurtsamenstelling en de bewonerssamenstelling (zie model 2). Dit zijn de domeinen.

Model 2: Operationalisering gentrification

Bron: Eigen werk (2015)

Leefbaarheid Sociaal domein Gemeenschap Vrijetijds activi-teiten Sociale cohesie Mogelijkheid tot communicatie Fysiek domein Huisvesting Kwaliteit stedelijk ontwerp Gezondheid Voorzieningen Gentrification Veranderingen in buurtsamenstelling Veranderingen stedelijk ontwerp Veranderingen huisvesting Veranderingen voorzieningen Veranderingen in be-wonerssamenstelling Oorspronkelijke bewoners Nieuwe bewoners

(25)

25 Ook voor deze domeinen zijn er verschillende indicatoren opgesteld die gebruikt zullen worden bij het opstellen van het semigestructureerde interview (zie bijlage 1 en 2).

Aangezien dit een interdisciplinair onderzoek is, is het noodzakelijk om de interactie tussen de concepten weer te geven. Nu de concepten apart meetbaar gemaakt zijn, kunnen ze samen geïntegreerd worden (zie model 3). Belangrijk is om de interactie tussen de twee concepten weer te geven. Uit de literatuur kan geconcludeerd worden dat er interactie bestaat tussen leefbaarheid en gentrification. Bij het gentrificeren van een buurt moet rekening gehouden worden met de leefbaarheidseisen van de mensen die daar wonen of erin gaan wonen. Daarentegen hebben de buurveranderingen die een gevolg zijn van gentrification positieve of negatieve invloed op de leefbaarheid van een buurt. Verder hebben de veranderingen in buurt- en bewonerssamenstelling als gevolg van gentrification, invloed op het sociale en het fysieke domein van leefbaarheid.

(26)

26

Bron: Eigen werk (2015)

4.4 Populatie en sampling

Zoals eerder genoemd bestaat de populatie van dit onderzoek uit 65-plussers die in Bos en Lom-mer wonen. Er is gekozen voor de leeftijdsgrens 65-plussers omdat dit doorgaans gezien wordt als de leeftijdgrens voor ouderen. Dit vergemakkelijkt het literatuuronderzoek. Daarnaast zijn de meeste mensen vanaf hun 65ste met pensioen en ontvangen ze AOW, waardoor de omstandighe-den over het algemeen vergelijkbaar zijn. Aan deze mensen werd gevraagd wat zij onder leef-baarheid verstaan en hoe de leefleef-baarheid van Bos en Lommer van nu verschilt met de leefbaar-heid van vroeger, hoe ze de gentrification processen in de buurt ervaren en of de leefbaarleefbaar-heid van de buurt beïnvloed wordt door deze gentrification processen. In dit onderzoek is ervoor gekozen om enkel interviews af te nemen bij autochtone ouderen. Deze keuze is ten eerste gemaakt omdat het respondenten netwerk vooral toegang gaf tot deze groep ouderen. Daarnaast zou het intervie-wen van autochtone en allochtone ouderen het onderzoek gecompliceerder maken en hier was in het beschikbare tijdbestek geen ruimte voor.

De voornaamste vorm van sampling die in dit onderzoek gebruikt zal worden is convenience sampling. Van hieruit kan later gebruik gemaakt worden van snowball sampling. Getracht werd rond de 15 respondenten te vinden voor het onderzoek. Belangrijk voor het onderzoek is dat de

Leefbaarheid Sociaal domein Gemeenschap Vrijetijd activiteiten Sociale cohesie Mogelijkheid tot communicatie Fysiek domein Huisvesting Kwaliteit stedelijk ontwerp Gezondheid Voorzieningen

(27)

27 respondenten langere tijd in Bos en Lommer wonend zijn, zodat ze bekend zijn met de situatie van Bos en Lommer voor de gentrification en met de huidige situatie. Aangezien er vastgesteld is dat 2007 het beginpunt is van gentrification in Bos en Lommer, is er een criteria gebruikt van tien jaar of langer zodat de ouderen bekend zijn met de situatie van voor en na de start van gentrification in Bos en Lommer. Verder werd geprobeerd de verhouding man/vrouw ongeveer gelijk te laten zijn. De eerste manier waarop de respondenten geworven zijn is via een contactpersoon bij Cordaan. Dit is een organisatie die thuiszorg biedt aan ouderen in Bos en Lommer. Via deze respondenten kon aan de hand van snowball sampling verder gezocht worden naar andere respondenten.

Er is gekozen voor de wijk Bos en Lommer als case in dit onderzoek om verschillende redenen. Ten eerste omdat Bos en Lommer door Minister Ella Vogelaar in 2007 vernoemd is tot Probleemwijk (AD, 2007). Aangezien er om die rede vanaf dat moment extra investeringen gedaan zijn om de buurt aantrekkelijker te maken en de leefbaarheid te vergroten, is dit een interessant onderzoeksgebied. Daarnaast is er gekozen voor de wijk Bos en Lommer vanwege een connectie met de zorginstantie Cordaan, waardoor er aanknopingspunten zijn voor de respondent verwerving.

4.5 Ethische kwesties

Bij het verzamelen van respondenten voor het onderzoek wordt eerst in het kort aan de respondenten uitgelegd waar het onderzoek over gaat en of ze aan de hand van deze informatie nog mee willen werken aan het onderzoek. Het thema ligt niet erg gevoelig dus naar verwachting zullen de respondenten gemakkelijk aan het onderzoek meewerken. Echter moet er wel altijd rekening mee worden gehouden dat sommige onderwerpen gevoelig kunnen liggen aangezien er gevraagd wordt naar het privé leven van de respondenten. Daarbij is het belangrijk dat anonimiteit gewaarborgd wordt in het onderzoek. Aangezien er geen persoonlijke gegevens van de respondenten opgenomen zullen worden in het onderzoek zal de anonimiteit van de respondenten gewaarborgd blijven.

(28)

28

5.1 Respondenten

Zoals vermeld in de methode zijn er interviews afgenomen bij ouderen die al voor langere tijd wonend zijn in Bos en Lommer. De sampling begon bij een aanknopingspunt met Cordaan, een ouderenzorg instantie in Bos en Lommer. Via deze instantie ben ik in contact gebracht met ouderen die voor dit onderzoek geschikt waren om te interviewen. Uiteindelijk is het via deze samplingsstrategie gelukt om 7 respondenten te verwerven. Verwacht werd dat aan de hand van deze respondenten overgestapt kon worden op snowball sampling. Dit was echter niet het geval. Uit de interviews kwam naar voren dat veel ouderen angstig zijn. Velen zijn in hun huis of op straat overvallen of zijn bang dat dit gebeurt en vertrouwen geen vreemden meer. De ouderen die ik kon interviewen vertrouwden de situatie wel, aangezien het via een bekende geregeld werd. Maar snowball sampling ging via deze manier niet op, omdat ouderen een vreemde waar ze geen connecties mee hadden liever niet binnenlieten in hun huis. Een andere manier die ik toegepast heb om respondenten te verzamelen, was rondlopen in de buurt op zoek naar aanknopingspunten. Op deze manier ben ik terecht gekomen bij een buurthuis liggend op het Van Gentplein. Via dit buurthuis heb ik nog 7 respondenten kunnen verwerven.

5.2 Leefbaarheid voor gentrification

De eerste deelvraag onderzoekt hoe de leefbaarheid van Bos en Lommer ervaren werd door ouderen voordat er gentrification processen gaande waren. Na het afnemen van de interviews kan gesteld worden dat de tijd vóór gentrification in Bos en Lommer opgedeeld kan worden in twee tijdperken; het tijdperk voordat er Turkse en Marokkaanse arbeidsmigranten in de buurt getrokken zijn en het tijdperk hierna. Uit de interviews komt naar voren dat de Turkse en Marokkaanse arbeidsmigranten in de jaren ’60 en ’70 in de buurt getrokken zijn. Niet alle ouderen hebben voor deze tijd in Bos en Lommer gewoond. Om die rede is er bij het beantwoorden van deze vraag vooral gekeken naar de ouderen die langer dan 35 jaar wonend waren in Bos en Lommer. Hieronder volgt een overzicht van de tijd dat de respondenten wonend waren in Bos en Lommer:

(29)

29

Respondent Tijd wonend in Bos en Lommer

R1 25 jaar R2 37 jaar R3 15 jaar R4 54 jaar R5 72 jaar R6 X niet bekend R7 79 jaar R8 56 jaar R9 65 jaar R10 X niet bekend R11 58 jaar R12 X niet bekend R 13 32 jaar R 14 +/- 40 jaar

Bron: Eigen werk (2015)

Het aandeel van Turken en Marokkanen in de wijk is na die jaren nog sterk gegroeid, door onder andere gezinshereniging. Bij het beantwoorden van deze vraag wordt gebruik gemaakt van model 1: de operationalisering van leefbaarheid. Het fysieke domein van leefbaarheid is in deze twee tijdperken grotendeels gelijk gebleven, maar de immigratiestroom had een grote impact op de beleving van het sociale domein van de buurt voor ouderen. Wel moet gemeld worden dat de leefbaarheidseisen van de ouderen nu af kunnen wijken van de leefbaarheidseisen die ze vroeger hadden, voordat gentrification plaatsvond in Bos en Lommer. Uit de literatuur komt namelijk naar voren dat de leefbaarheidseisen van ouderen anders zijn dan die van 65-minners. Echter geeft dit overzicht van de leefbaarheidservaring van de ouderen voor de gentrification in Bos en Lommer een goed beeld over hoe de ervaring was, en kan het vergeleken worden met de huidige leefbaarheidservaring in deelvraag 3.

5.2.1 Leefbaarheid vóór migratiestroom

Gesteld kan worden dat het sociale domein van leefbaarheid vóór de migratiestroom over het algemeen als positief ervaren werd. De gemeenschap was vrij homogeen en bestond uit arbeiders en vooral autochtonen. De sociale cohesie was erg groot. Uit de interviews komt naar voren dat men goed op elkaar lette en dat vrijwel iedereen elkaar kende.

‘Toen ik hier met mijn man kwam wonen in ’73 waren er heel veel mensen die met elkaar de oorlog hadden meegemaakt. Dus je hebt een hele sterke band. Er waren heel veel oudere mensen’ – Respondent 6

(30)

30 Maar twee respondenten gaven ook aan dat de sociale cohesie wellicht te groot was. Het leek soms meer op bemoeienis. De mogelijkheid tot communicatie was goed. Bewoners kenden elkaar en spraken elkaar daarom veel. Het veiligheidsgevoel was hoog in die tijd. De beleving van het fysieke domein van leefbaarheid was ook positief. De kwaliteit van het beschikbare huizenaanbod werd als goed ervaren en er werden veel huizen bijgebouwd, zoals bijvoorbeeld in de Kolenkitbuurt. De meningen over de kwaliteit van het stedelijk ontwerp waren ook positief. Er was genoeg groen in de buurt aanwezig, zoals het Erasmuspark en het Westerpark. De buurt bezat genoeg voorzieningen. Er was een gevarieerd aanbod van winkels. Vooral de speciaalzaken die de buurt toen rijk was, werden door veel respondenten positief bevonden.

5.2.2 Leefbaarheid na migratiestroom

De gemeenschap veranderde door de grote immigratiestroom. Door de relatief goedkope huizenprijzen en het grote huizenaanbod doordat er veel nieuwe huizen gebouwd waren in de buurt, was Bos en Lommer een aantrekkelijke buurt voor de Turkse en Marokkaanse arbeidsmigranten om zich te vestigen. De buurtsamenstelling was niet meer zo homogeen als voorheen en bestond voor een groot deel uit allochtonen. De mogelijkheden tot communicatie waren verminderd. Dit kwam doordat, wat uit de interviews naar voren kwam, de arbeidsmigranten de Nederlandse taal niet goed spraken. Hierdoor werd de sociale controle ook minder. De ouderen geven wel aan dat dit in de loop van de jaren weer gegroeid is. Zo blijkt uit de interviews dat de ouderen vaak een goede band hebben met de Turkse en Marokkaanse buren. Ook komt uit de interviews naar voren dat er veel overlast in de buurt was van hangjongeren, die vaak allochtoon waren.

En wij hebben hier in deze straat zo’n speeltuin, en daar is een hele hoop rottigheid geweest met die jongeren allemaal. Om de haverklap politie – Respondent 14

Dit leidde ertoe dat er veel aanwezigheid was van politie in de buurt. Het angstgevoel onder de ouderen is gegroeid in dit tijdperk. Vooral omdat de criminaliteit vergroot was. Veel van de geïnterviewde zijn in hun huis of op straat beroofd. De gegroeide angstgevoelens hebben verschillende gevolgen. De ouderen durfden bijvoorbeeld niet meer op benedenverdiepingen te wonen, omdat deze huizen gemakkelijker te beroven zijn. Dit terwijl het voor ouderen handiger is om op een beneden verdieping te wonen wanneer er geen lift aanwezig is. Daarnaast zeggen de

(31)

31 ouderen dat ze op straat liever niet door onbekenden aangesproken of geholpen worden. Ze zijn ‘scherper’ geworden. Er zijn een aantal dingen veranderd aan het fysieke domein in dit nieuwe tijdperk. Ten eerste zijn er meer Turkse en Marokkaanse winkeltjes in de buurt gekomen, zoals groentewinkeltjes en eetwinkeltjes. Weinig van de geïnterviewde ouderen deed hier zijn boodschappen. Daarbij werd het winkelaanbod minder gevarieerd. Veel winkels trokken weg, zoals slagers en speciaalzaken. Dit had een negatieve invloed op de leefbaarheid volgens de ouderen.

Er kan geconcludeerd worden dat er een verschil bestaat binnen de leefbaarheidservaring van Bos en Lommer tussen het tijdperk vóór en het tijdperk na de migratiestroom. Het grootste verschil bestaat in het sociale domein. De migratiestroom leidde ertoe dat de sociale cohesie minder werd, mede doordat de migranten de Nederlandse taal niet goed beheersten. Het ‘ons kent ons’ principe verdween, en er was meer criminaliteit in de buurt en meer hangjongeren. Hierdoor heersten er meer angstgevoelens onder de ouderen. Het fysieke domein bleef grotendeels hetzelfde, enkel veranderde het winkelaanbod.

5.3 Merkbaarheid gentrification

De tweede deelvraag onderzoekt in welke mate er processen merkbaar zijn voor de ouderen die duiden op gentrification in Bos en Lommer. In de interviews is er aan de respondenten gevraagd in welke opzichten de buurt naar hun idee veranderd is de laatste jaren. Daarbij wordt de aandacht gelegd op de buurtsamenstelling en de bevolkingssamenstelling, aangezien dit de twee belangrijke kenmerken van gentrification zijn volgens Atkinson (2012). Er wordt gebruik gemaakt van model 2: de operationalisering van gentrification.

5.3.1 Buurtsamenstelling

Een ontwikkeling die vaak genoemd werd, is de renovatie van veel huizen in de directe omgeving. Dit duidt op gentrification, omdat herinvesteren in het stedelijk ontwerp een belangrijk kenmerk van gentrification is. Vaak is het niet het huizenblok waar de ouderen zelf in wonen dat wordt gerenoveerd, maar het huizenblok er tegenover of ernaast. In de meeste gevallen zijn de gerenoveerde huizen ruimer dan de voorgaande. Zo wordt van twee appartementen vaak één appartement gemaakt.

(32)

32 Een andere ontwikkeling die duidt op gentrification in Bos en Lommer is het verschijnen van veel nieuwe ondernemingen. Uit de interviews komt naar voren dat er meerdere ‘hippe’ tentjes in de buurt openen, zoals restaurantjes, eettentjes, koffietentjes en barretjes. Het winkelaanbod verandert.

“Want we hebben hier op de hoek een restaurant. Het Restaurant van de Buurt heet het. Dan kun je merken dat eh… want hij organiseert nog wel eens wat… dan kun je wel merken dat er yuppen komen. (…) En nou er zitten wel veel vreet tentjes hoor op de Bos en Lommer. Als er eentje uit gaat met een ander artikel dan komt er een eettentje.” – Respondent 8

Een van de respondenten geeft aan dat de gevel van de winkelstraat is opgeknapt en gelijkmatig gemaakt is voor alle winkels. Ook dit duidt op gentrification, aangezien dit door de gemeente gefinancierd moet worden en er dus geherinvesteerd wordt door de overheid. Echter wordt er in de interviews wel ter sprake gebracht dat er nog veel Turkse groenteboeren aanwezig zijn in de winkelstraat en dat het aanbod niet erg gevarieerd is. Zo telt de Bos en Lommerweg bijvoorbeeld al vier bakkers.

Verder wordt door veel ouderen vermeld dat de buurt erg schoon is. De ondergrondse containers die overal in de buurt geplaatst zijn, zorgen ervoor dat er weinig vuil op de straat te vinden is. Daarnaast wordt de buurt door de gemeente goed schoon gehouden. Dit duidt op gentrification omdat een schonere buurt een meer leefbare buurt is waardoor de buurt aantrekkelijker is.

“Vroeger was het een puinhoop. Maar sinds de jaren wordt het toch al wel beter. Ze houden het tenminste een beetje bij. Enne ja het verandert toch. (…) Nou vroeger was het een hele hoop troep. Ze gooiden van drie hoog de rotzooi naar buiten toe. En dat is nu een hele boel veranderd. (…) En ze komen nou ook veel meer met die veegwagens he? Ja, dus het gaat wel vooruit hier in Bos en Lommer.”- Respondent 3

5.3.2 Bevolkingssamenstelling

Mede als gevolg van de renovaties is de bevolkingssamenstelling in de buurt veranderd. Bos en Lommer is een multiculturele buurt waar vooral veel allochtonen wonen. Maar de ouderen

(33)

33 meldden dat de laatste jaren veel meer jonge gezinnen in de buurt zijn komen wonen. Daarnaast zijn er ook meer studenten in de buurt getrokken. Dit duidt op gentrification. Bij gentrification trekken gentrifiers, in dit geval jonge gezinnen en studenten, naar buurten waar gentrification gaande is en geherinvesteerd wordt in de buurt en huizen gerenoveerd worden. De jonge gezinnen vestigen zich vooral in de gerenoveerde huizen. De prijzen van deze huizen zijn hoger dan de prijzen van de oorspronkelijke huizen uit de buurt en de huizen zijn vaak ruimer. De studenten bewonen deels de antikraak woningen (die gerenoveerd gaan worden) en deels de gerenoveerde woningen die zij samen met andere studenten onderhuren.

“Ja maar kijk hier op de boven woningen daar zitten ook allemaal jongeren. Daar op de bovenste etage op de tweede, dat zijn allemaal koopwoningen. (…) Ja allemaal jonge gezinnen. Dan hebben ze ook nog een soort van zolder erbij. Dus dat is nog een soort van groot en dan hebben ze een terras daarboven. Het zijn mooie koopwoningen. Kijk dat is mooi voor jonge lui.”- Respondent 1

“Ja nee die zijn hier nog niet zo gek lang hoor. De laatste paar jaren neemt het aardig toe dat hier studenten komen”- Respondent 4

Geconcludeerd kan worden dat er meerdere processen merkbaar zijn bij de ouderen die duiden op gentrification in Bos en Lommer. Veranderingen in de buurtsamenstelling die duiden op gentrification zijn renovaties in de buurt en het verschijnen van veel nieuwe ondernemingen. Daarnaast wordt er gemeld dat de gevels van de winkelstraat vernieuwd zijn en dat de buurt schoner geworden is. Veranderingen in de bewonerssamenstelling die duiden op gentrification zijn het feit dat er veel jonge gezinnen zijn komen wonen en dat het aandeel van studenten hoger geworden is in de buurt. Het gentrification proces wordt dus in grote mate ervaren door de ouderen.

5.4 Leefbaarheid na gentrification

Wat doen deze gentrification processen met de leefbaarheid van de buurt voor ouderen? De bovengenoemde ontwikkelingen hebben verschillende gevolgen voor de ouderen in Bos en Lommer. Bij het beantwoorden van deze deelvraag wordt gebruik gemaakt van model 3: de operationalisering van de concepten gentrification en leefbaarheid samen. Uit het model wordt

(34)

34 duidelijk dat de veranderingen in buurt- en bewonerssamenstelling effect heeft op het sociale en fysieke domein van leefbaarheid. Dit effect zal hier omschreven worden.

5.4.1 Buurtsamenstelling

De veranderingen in Bos en Lommer ten gevolge van gentrification hebben verschillende effecten op de leefbaarheid van Bos en Lommer voor ouderen. De renovaties aan een deel van het huizenaanbod geven de buurt een betere uitstraling. Het feit dat de buurt er mooier uit gaat zien is een positief effect op de leefbaarheid van Bos en Lommer voor de ouderen. Verder zorgt het schoner worden van de buurt door ondergrondse containers en vermeerdering van veegdiensten er ook voor dat de buurt er mooier en schoner uit gaat zien waardoor de leefbaarheid van de buurt dus positief gestimuleerd wordt voor ouderen. In dit opzicht is de leefbaarheid van de buurt Bos en Lommer er positief op vooruit gegaan als het vergeleken wordt met de leefbaarheid van Bos en Lommer voor gentrification.

Een ontwikkeling in het stedelijk ontwerp die negatieve invloed heeft op de leefbaarheid van Bos en Lommer voor ouderen, is dat het parkeren in de buurt duurder geworden is. Wanneer de buurt aantrekkelijker wordt om in te wonen door herinvesteringen die in de buurt worden gedaan, stijgen de huizenprijzen maar kunnen dus ook de parkeerprijzen stijgen. Ten gevolge hiervan krijgen de ouderen minder bezoek omdat het voor sommigen uit de kenniskring te nadelig is om de parkeerprijs te betalen. Of de ouderen krijgen enkel bezoek op zondag omdat parkeren dan gratis is, wat overigens ook gaat verdwijnen.

“Maar het enige nadeel is als je van buitenaf komt met de auto, het is hier betaald parkeren. Dat is de grootste nekbreker. Of ze komen zondags met de auto. Dat betaald parkeren mogen ze van mij afschaffen en het wordt steeds en steeds duurder. En het gaat wel ten koste van de ouderen. Want die krijgen overal minder bezoek. Want ik hoor het in de Boeg, ik hoor het overal van ‘ja, mijn kinderen komen niet meer zoveel want ja dat betaald parkeren…’. Anders nemen ze een bloemetje mee en nu moeten ze het in de meter gooien. Ja, dat is toch…” – Respondent 1

Het verschijnen van meer ondernemingen in de buurt heeft ook gevolgen voor de ouderen in Bos en Lommer. Ten eerste verandert het winkelaanbod zoals al eerder genoemd is. Over het

(35)

35 algemeen zijn de ouderen niet heel tevreden over het winkelaanbod in Bos en Lommer. Er zijn teveel eettentjes. Uit de interviews komt naar voren dat de ouderen weinig voldoening halen uit de vele eettentjes die in de buurt verschijnen. Zij zouden liever meer kledingzaken zien verschijnen of winkels met huishoudartikelen en drogisterijen. Ook maken ze weinig gebruik van de nieuwe restaurantjes en koffiezaakjes die in de buurt verschijnen sinds de buurt aan het gentrificeren is. Ze zeggen dat vooral de nieuwe bevolkingsgroepen uit de buurt, de studenten en jonge gezinnen, hier gebruik van maken. In dit opzicht heeft gentrification dus een negatieve invloed op de leefbaarheid van Bos en Lommer voor ouderen.

5.4.2 Bevolkingssamenstelling

Er is een aantal gevolgen verbonden aan de nieuwe bevolkingsgroep, de jonge gezinnen en de studenten, die zich in de buurt vestigen. De jonge gezinnen bestaan vaak uit tweeverdieners. In de interviews wordt genoemd dat dit als gevolg heeft dat de huizen overdag leeg zijn en dat de straat minder levendig is. Wel zeggen de meesten dat de studenten en jonge gezinnen alles voor ze zouden doen en ze overal mee zouden helpen. Toch gebeurt dat niet veel omdat ze overdag meestal afwezig zijn.

“Die jonge lui die kopen ja. Die kopen. Alles breken ze uit. (…) Ja ze zijn behulpzaam maar ze zijn er haast nooit.”- Respondent 2

Ook de studenten zijn volgens de respondenten vaak weg. Daarom hebben de gentrifiers die in de buurt getrokken zijn volgens de ouderen minder binding met de buurt. De studenten wonen vaak maar tijdelijk in de huizen en willen zich volgens de respondenten daarom minder met de buurt binden. De tweeverdieners komen pas ’s avonds thuis van hun werk en sluiten zich dan op in hun huis.

“Die studenten, ja wij hebben er helemaal geen last van. Want zo zijn ze er en zo zitten er weer anderen. Bij wijze van. Maar enkel de vaste bewoners die er lang zitten kijk daar praat je mee, die zeg je gedag. Maar die jonge lui… ja. Maar ze zeggen ook wel eens als ze langs lopen goedemorgen, of goedemiddag, ja dan zeg je automatisch wat terug. Ja.”- Respondent 1

(36)

36 Als gevolg hiervan verdwijnt ‘de buurt’ volgens de ouderen. Dit terwijl de buurt juist heel belangrijk is voor de ouderen zoals naar voren komt uit de interviews. Meerdere ouderen melden met spijt in de interviews dat buurthuizen gesloten zijn.

‘Kijk daar heb ik moeite mee. Een paar jaar geleden was de Schaffelaar er nog. Daar kon je eten. Dat was perfect want daar ging ik een paar keer eten. Kijk ik kan zelf helemaal niets. Ik kan niets klaarmaken. Ik kan geen appeltje schillen. Nou en dan ging dat toen weg vanwege bezuinigingen. Nou ja dat is toen allemaal minder geworden’ – Respondent 12

Een ander gevolg is dat er minder sociale controle is in de buurt. Overdag een oogje in het zijl houden is er voor de jonge gentrifiers gezinnen niet bij. De ouderen hebben wel contact met de gentrifiers, maar meer dan gedag zeggen en een klein praatje maken is het vaak niet. Veel respondenten geven aan dat ze goede contacten hebben met de buren die in de meeste gevallen van Turkse of Marokkaanse afkomst zijn. De buren houden een oogje in het zijl en vragen regelmatig hoe het met de ouderen gaat en of ze ergens mee kunnen helpen. Een aantal respondenten meldt dat wanneer zij eten over hebben, ze een hapje naar de ouderen brengen. Maar de stijging van de huizenprijzen zorgt ervoor dat de huizen niet meer voor iedereen betaalbaar zijn. Sommige mensen worden uit de buurt gedreven, wat ook wel displacement genoemd wordt. Wanneer de buren door displacement uit de buurt gedreven worden, kan het ertoe leiden dat de relaties tussen de ouderen en de buren vervallen. Aangezien de ouderen aangeven minder binding te hebben met de gentrifiers die zich in de buurt vestigen en minder steun van ze kunnen krijgen, heeft dit als gevolg dat de sociale controle achteruit gaat. De komst van de gentrifiers in de buurt heeft dus in deze opzichten een negatief effect op de leefbaarheid van Bos en Lommer voor ouderen.

Maar zelfs voor de gentrifiers blijken de prijzen van de gerenoveerde huizen wel eens te hoog. De ouderen geven aan dat er ook weer veel gentrifiers verhuizen omdat ze de prijzen toch niet kunnen betalen.

“Dit is allemaal gerenoveerd (…) en daar zijn de jonge mensen gaan wonen. En maar er verhuizen er ook veel want die woningen doen 1000 euro in de maand. Ja… want laatst is er ook weer een stel verhuisd. En toen had ze gezegd tegen beneden van ‘ja het is zo duur

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De hoge concentratie hed er meer laat van San da lage* li* vruofcten *4j da böge «oaeestratle hadden een hoger droge etofgehalte en een hogere osmotische waarde dan bij de

Kinderen met hardnekkige klankproductieproblemen die al lange tijd hiervoor logo- pedisch behandeld zijn, maar toch onvoldoende vooruitgaan, kunnen sinds vijf jaar in het Spraak

Uit hun verdere onderzoek bleek later dat het niet de schimmel Helminthosporium was die de planten gevoeliger had gemaakt voor voÍst, maar de bakterie Pseud.omonas

Het vet is eerst uit de verschille nd e monsters ge~xt r aheerd en daarna geanalyseerd op vrij e vetzure n, TBA en peroxidegetal. Deze parameters zij n een maat

de tarwedekvrucht op de zaadopbrengst, de halmdichtheid en het afvalpercentage in het geoogste zaad van een goed en zwak ontwikkeld gewas veldbeemd (Entopper) en roodzwenk

Een ruimtebehandeling met Actellic 50 is echter wel een goed alternatief, mits een voldoende hoge dosering (dubbel: 400ml/100m3) wordt toegepast én de behandeling vroegtijdig

Principiële verschillen tussen de methoden zijn het moment van scheiden van de onder- en bovenring (bij -3cm en -10 cm voor resp. uitgebreid en beperkt fysisch onderzoek) en de

[r]