• No results found

De invloed van sociale intenties op perspectief neming

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van sociale intenties op perspectief neming"

Copied!
13
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Invloed van Sociale Intenties op Perspectief Neming

L.D. Peelen

UvA

Bachelorproject Sociale Psychologie Studentnummer: 5933072

Scriptie begeleider: Tim Faber

(2)

De Invloed van Sociale Intenties op Perspectief Neming Abstract

De invloed van sociale intenties op perspectief neming werd onderzocht bij 62 deelnemers. Er werd gekeken naar oriëntatie gerichte keuzes in verschillende levels van waargenomen sociale interactie bij egocentric perspectief neming en allocentric perspectief neming. In experiment 2 werd er gekeken naar reactietijd wat betreft het geven van een oriëntatie gericht antwoord. De

deelnemers werden opgesplitst in de twee verschillende vormen van perspectief neming, alle deelnemers kregen foto’s te zien waarbij er een verschil was in sociale intentie. Drie foto’s werden hiervoor gebruikt waarop verschillende levels van sociale interactie werden uitgebeeld naast een controle foto zonder sociale interactie. Het bleek dat de gemiddelde reactietijd bij egocentric perspectief neming lager lag dan bij allocentric perspectief neming. Verder bleek dat bij allocentric perspectief neming de reactietijden in de interactie conditie het langzaamst waren. Het bleek dat hoe meer sociale interactie er was hoe langzamer de reactietijden waren. Dit bleek ook zo te zijn bij

(3)

De Invloed van Sociale Intenties op Perspectief Neming

Menselijke sociale interactie is een complex en dynamische aangelegenheid (Hari & Kujala, 2009). Mensen communiceren met elkaar doormiddel van meerdere verbale en non-verbale gedragingen. Tijdens deze communicatie, ook wel interactie genoemd, spelen er bepaalde

psychologische aspecten mee waarvan we ons niet altijd even bewust zijn. Er wordt hier gedoeld op hoe mensen de wereld om hun heen zien en dan vooral uit welk perspectief.

Doordat we onszelf niet los kunnen maken van ons lichaam, is het een natuurlijke tendens om te denken dat het lichaam het centrum van oriëntatie is. De mens heeft de neiging om vanuit zichzelf naar de wereld te kijken, zo zal de mens bij ruimtelijke feedback vaak de woorden dichtbij, ver weg, boven, beneden, rechts en links gebruiken (Furlanetto, Cavallo, Manera, Tversky & Becchio, 2013). Dit allemaal ten opzichte van het eigen lichaam. Deze vorm van lichamelijke oriëntatie wordt ook wel egocentric perspectief genoemd. Echter egocentric perspectief is niet de enige vorm van perspectief die bestaat bij mensen. Perceptie en interpretatie van een visuele scene gezien vanuit de oriëntatie van iemand anders wordt allocentric perspectief genoemd (Mazzarella, Hamilton, Trojano, Mastromauro & Conson, 2012). Het blijkt dus zo te zijn dat mensen vanuit het oogpunt van iemand anders kunnen ‘kijken’, getracht wordt te zien wat de ander ook ziet.

De vraag is waarom men de neiging heeft om naast zijn eigen perspectief soms het perspectief probeert in te nemen van een ander persoon, ondanks dat het innemen van eigen perspectief natuurlijker is. Het is van belang dat men de wereld begrijpt en ziet zoals die is. Hierbij hoort ook het begrijpen van de acties en handelingen van andere personen. Het anticiperen op acties van anderen kan ervoor zorgen dat deze acties begrepen worden zonder ook maar de intentie te hebben om er op te reageren (Tversky en Hard, 2009). Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het bestuderen van een voetballer of andere sporter. Vanuit deze theorie volgt dat het zien van een persoon in een scene grijpend naar een object spontaan het wisselen van perspectief neming volgt. Er wordt gewisseld (switch) van eigen perspectief naar het perspectief van de andere persoon. In een experiment werd deelnemers een foto getoond met daarop twee objecten die op een tafel lagen. Als aan de deelnemers werd gevraagd om de locatie van één van de objecten te omschrijven ten

opzichte van het andere object werd vaak het eigen perspectief als oriëntatie gebruikt. Als echter op de foto een ander persoon stond die naar één van de objecten rijkte, namen bijna een derde van de deelnemers het perspectief in van deze persoon (Tversky en Hard, 2009). Deze bevindingen

impliceren dat de aanwezigheid van een ander persoon ervoor kan zorgen dat er automatisch een

allocentric perspectief wordt aangenomen. Het blijkt zelfs zo te zijn dat mensen zelfs een allocentric

perspectief innemen van een simpel meetkundige vorm (een pijl), dit als de vorm een actie uitstraalt (Zwickel, 2009).

(4)

De onderzoeken en experimenten suggereren dat automatisch het perspectief van een ander persoon innemen gerelateerd kan zijn aan het begrijpen en anticiperen op de acties van andere. Hieruit blijkt dat perspectief neming vaker plaatst zou moeten vinden als actie tot handelen groter wordt ervaren (Furlanetto et al., 2013). In het dagelijkste leven is het niet handig om constant het perspectief van anderen mensen om aan te nemen, laat staan die van meetkundige vormen zoals pijlen. Pas als er sprake is van een waargenomen interactie zou het nuttiger kunnen zijn om het perspectief van de ander in te nemen. Tijdens het interacteren met andere mensen is het belangrijk om te begrijpen wat ze op dit moment aan het doen zijn, dit om te kunnen voorspellen wat ze daarna gaan doen (Frith & Frith, 2006). Als er sprake is van interactie zal vaker het perspectief van de ander ingenomen worden dan als er bijvoorbeeld alleen sprake is van een actie. Deze hypothese werd getest in de eerste van de twee experimenten. Het onderzoek van Tversky en Hard (2009) werd gerepliceerd in het eerste experiment dit wel met een extra aanvulling. Waarbij de extra aanvulling een foto was waarop de persoon het flesje water leek aan te geven aan degene die de foto bekeek, dit om interactie te simuleren. Er was gekozen voor een foto waarop de waargenomen interactie hoog lag, hierbij werd er in de interactie conditie oogcontact gemaakt met de deelnemers, dit maakte dat het ook van belang was dat er in de andere foto’s ook sprake was van oogcontact, anders zou het zo kunnen zijn dat alleen oogcontact zou zorgen voor de resultaten. Dit verschilt met het onderzoek van Tversky en Hard (2009), die alleen foto’s gebruikte waarop geen oogcontact gemaakt werd. Uit het onderzoek van Mazzarella et al. (2012) komt naar voren dat niet oogcontact, maar de handeling ten opzichte van het object van belang was voor perspectief neming. Bij het onderzoek van Mazzarella et al. (2012) werd er echter niet ingegaan op sociale interactie, zoals dat wel in dit

onderzoek gebeurd. Door het toevoegen van een foto die echt interactie toont kan er gekeken worden of er verschil is tussen het aantal allocentric antwoorden tussen de verschillende sociale intenties met verschillende waargenomen sociale interactie.

In het tweede experiment werd er gekeken naar hoe perspectief neming precies werd gefaciliteerd. Er werd gekeken naar de reactietijden binnen de verschillende vormen van perspectief neming en tussen de verschillende sociale intenties. Er was een expliciete taak ontwikkeld om direct te kunnen bepalen wat het effect was van sociale intenties op de twee vormen van perspectief neming. Dit staat in contrast met Tversky en Hard (2009), die namelijk een impliciete taak afnamen waarbij deelnemers niet waren gebonden aan een egocentric of een allocentric perspectief. Als er echter wordt stilgestaan bij het feit dat de natuurlijke tendens van mensen is om een egocentric perspectief aan te nemen (Epley et al., 2004), kan het mogelijk zijn dat deelnemers altijd antwoorden vanuit hun eigen perspectief en dat allocentric antwoorden niets anders zijn dan fouten. Een

impliciete taak stelt ons niet in staat om duidelijk te krijgen of de effecten van de experimentele conditie gerelateerd zijn aan een stijging van fouten of door een specifieke invloed op perspectief

(5)

neming. Een meting van reactietijd in de allocentric conditie stelt ons wel instaat om te zien hoe

allocentric perspectief neming werd gefaciliteerd.

Uit voorgaande blijkt dat een egocentric perspectief altijd sneller ingenomen kan worden dan een allocentric perspectief. Verder zorgt sociale interactie ervoor dat er getracht wordt om meer kennis te vergaren over de andere persoon (Frith & Frith, 2006), hierdoor werd verwacht dat als er meer sprake was van waargenomen sociale interactie het langer zou duren voordat men een oriëntatie gericht antwoord kon geven, vanuit een allocentric perspectief en een egocentric perspectief.

Experiment 2

Het specifieke doel van dit experiment was om te testen hoe perspectief neming beïnvloedt werd door verschillende sociale intenties. Er waren vier verschillende levels van sociale intentie waarin dit getest werd, waarbij er steeds een ander level was van waargenomen mogelijkheid tot interactie. Er werd gekeken hoelang het duurde voordat er een oriëntatie gericht antwoord gegeven werd in deze verschillende sociale situaties. Twee groepen van deelnemers werden expliciet verteld dat ze een egocentric (hun eigen gezichtspunt) perspectief of een allocentric (het gezichtspunt van de actor) perspectief moesten aannemen. De voorspelling was dat hoe groter de sociale interactie, hoe groter de behoefte was om de actie te begrijpen, hierdoor zou het meer tijd kosten om vanuit de twee verschillende perspectieven te kijken.

Methode

Deelnemers

Tweeënzestig deelnemers (33 mannen en 28 vrouwen; gemiddelde leeftijd: 22.9, range 18-34 jaar) deden aan het onderzoek mee. Alle deelnemers werden willekeurig over de twee verschillende condities verdeeld. De egocentric conditie bestond uit 10 vrouwen en 20 mannen en de allocentric conditie uit 13 mannen en 18 vrouwen. Alle deelnemers wisten niet wat het doel en de hypothese was van het experiment. Een beloning van een half participatie punt kon verkregen worden door de deelnemers.

Materialen en procedure

Er werden vier verschillende foto’s getoond aan de deelnemers, drie hiervan bevatte een mannelijk persoon (een actor) die aan een tafel zat met daarop een omgevingsobject (een boek) en

(6)

een doel object (een flesje water). Er waren 3 verschillende actor foto’s (oplopend in sociale

interactie) die werden getoond en een controle foto (zie Figuur 1). De eerste foto is de controle foto degene zonder actor, het boek en het flesje water liggen beide op de tafel naast elkaar (controle conditie). In de tweede foto had de actor een rechte blik naar de camera toe en hij greep niet naar een object, zijn armen hingen langs zijn lichaam (actor foto). In de derde foto hield de actor het doel object vast met één arm waarbij zijn andere arm langs zijn lichaam hing, de actor keek naar het object (actor_actie foto). In de vierde foto leek het alsof de actor het doel object aanreikte aan de deelnemer, de actor keek in de camera waarbij de actor het flesje water met een gestrekte arm voor zich hield, net iets boven de tafel (interactie foto). Elk component bestond uit eerst fixatie punt getoond dat 500 ms werd getoond, gevolgd door een foto die daar bleef staan totdat er een respons was gegeven. De vier foto’s werden 12 keer in een willekeurige volgorde getoond, met een totaal van 48 componenten.

(7)

Voordat de taak gestart werd kregen de deelnemers eerst een oefen taak, waarbij er gespecificeerd werd vanuit welk perspectief er een oriëntatie gericht antwoord gegeven moest worden (egocentric of allocentric). Hierna volgde voorafgaande aan elk component een taak instructies, voor de

egocentric conditie was deze: “Waar is het flesje water? Links of rechts, gekeken vanuit je eigen

perspectief?” Voor de allocentric conditie was de taak instructie: “Waar is het flesje water? Links of rechts, vanuit het perspectief van de persoon op de afbeelding?” Deelnemers konden een respons geven door op één van de twee toetsen op het computer toetsenbord te drukken (“B” voor links en “H” voor rechts op het QWERTY toetsenbord) met hun rechterhand. Voordat de echte taak begin, werden er enkele oefen componenten gegeven, deze werden niet bij de statistische data

meegenomen. Zowel nauwkeurigheid als reactietijd werd gemeten. Nauwkeurigheid werd gemeten door goede of foute antwoorden en de reactietijd doormiddel van het aantal milliseconde dat het duurde voordat er een respons werd gegeven.

Figuur 1. Experiment 2. Schematische representatie van de foto's voor de experimentele groepen met daarin de mannelijke actor

en de controle conditie zonder mannelijke actor.

Controle foto Actor foto

(8)

Data analyse en resultaten

Van 1 deelnemer was niet bekend wat zijn of haar sekse was en wat de dominante hand was van diegene, de resultaten van deze persoon zijn wel meegenomen in de data verwerking. Bij 2 deelnemers zijn er geen resultaten voor de controle conditie (object foto), de resultaten die wel bekend waren van de andere experimentele condities zijn meegenomen in de data verwerking. Het aantal fouten responses zijn bijgehouden voor elke deelnemers. Het bleek dat enkele deelnemers veel fouten maakten in de controle conditie, deze foutenlast kwam niet terug in de andere

experimentele condities, alle resultaten werden meegenomen in de data verwerking. De gemiddelde reactietijd in alle experimentele condities en de controle conditie zijn apart gerapporteerd voor beide groepen in Tabel 1. Verder zijn de gemiddelde reactietijden van beide vormen van perspectief

neming te zien in tabel 2.

Tabel 1. Gemiddelde Reactietijd Oriëntatie Antwoord en Standaarddeviaties van Beide Vormen van

Perspectief Neming, bij alle Sociale Intenties in Milliseconden

Conditie Object Actor Actor_Actie Interactie

Reactietijd SD Reactietijd SD Reactietijd SD Reactietijd SD Egocentric 511.03 245.75 470.76 171.95 487.51 215.92 501.36 247.74

Allocentric 1064.18 800.28 851.48 368.69 902.79 611.44 980.16 723.61

Tabel 2. Gemiddelde Reactietijd en Standaarddeviaties van Beide Vormen van Perspectief Neming,

alle Sociale Intenties bij Elkaar in Milliseconden

Conditie Reactietijd SD

Egocentric 492.67 83.78

949.65 83.78

Allocentric

(9)

Een two-way mixed analysis of variance (ANOVA) is uitgevoerd, met de sociale intentie (foto) als tussen-deelnemers variabele en welk perspectief (egocentric of allocentric) als binnen-deelnemers variabele.

Voordat er naar de resultaten gekeken kon worden is het belangrijk om te noemen dat Mauchly’s test liet zien dat er niet voldaan werd aan de assumptie van sphericiteit, χ²(5) = 110.53, p < .001, hierdoor wordt de Greenhouse-Geiser correction gerapporteerd. Zoals verwacht laten de resultaten laten een significant hoofdeffect zien van perspectief neming, F(1, 58) = 14.88, p < .001,

η

p2 = .204, bij egocentric perspectief neming (M = 492.67, SD = 83.78) werd er sneller een respons

gegeven dan bij allocentric perspectief neming (M = 949.65, SD = 83.78). Verder was er een

significant hoofdeffect voor sociale intentie, F(1.619, 174) = 5.82, p < .01, welke foto getoond werd had invloed op de reactietijd, zowel in de egocentric als in de allocentric groep. De reactietijden bij de interactie conditie waren het langzaamst (M = 740.76, SD = 69.82), de reactietijden bij de actor conditie waren het snelst (M = 661.12, SD = 37.14), de reactietijden van de actor_actie conditie (M = 695.15, SD = 59.20) zaten tussen de andere condities in. De reactietijden van de controle conditie (M = 787.60, SD = 76.42) waren langzamer dan die van de interactie conditie, echter dit kwam

waarschijnlijk doordat er in de controle conditie geen actor aanwezig was waardoor de vraagstelling niet duidelijk werd. Waarschijnlijk komen hier ook de fouten antwoorden vandaan die gemaakt werden in de controle conditie.

Post hoc vergelijkingen (paired t tests) binnen de groepen (allocentric en egocentric perspectief) laten zien dat de reactietijd in de allocentric groep bij de actor_actie foto significant langzamer was (M = 941.88, SD = 622.87) dan bij de actor foto (M = 897.18, SD = 399.46), t(31) = 0.78, p < .001. De reactietijd in de allocentric groep bij de interactie foto was significant langzamer (M = 1010.86, SD = 713.94) dan bij de actor_actie foto (M = 941.88, SD = 622.87), t(31) = 2.29, p < .001. In de egocentric groep was de reactietijd bij de actor_actie foto ook significant langzamer (M = 487.51, SD = 215.92) dan bij de actor foto (M = 470.76, SD = 171.95), t(29) = 1.05, p < .001. De reactietijd in de egocentric groep bij de interactie foto was significant langzamer (M = 501.36, SD = 247.23) dan bij de

actor_actie foto (M = 487.51, SD = 215.92), t(29) = 1.50, p < .001. Er was geen interactie effect tussen sociale intentie en perspectief neming, F(1.619, 174) = 5.82, p = .079,

η

p2 = .046. De foto die getoond

werd en vanuit welk perspectief er gekeken moest worden hadden geen invloed op elkaar. Dit betekend dat er geen sociale intentie is die sneller of langzamer loopt ten opzichte van dezelfde sociale intentie in de andere perspectief groep.

(10)

Discussie

In deze studie werd de invloed van sociale intenties op perspectief neming onderzocht, sociale interactie was hierbij de sociale intentie waar het voornamelijk om draaide. Resultaten lieten zien dat bij egocentric perspectief neming er sneller een oriëntatie gerichte keuze gemaakt kon worden dan bij allocentric perspectief neming. Er werd ook gevonden dat hoe meer sociale interactie er was, hoe langer het duurde voordat er een oriëntatie gerichte keuze gemaakt kon worden. Sociale intentie en perspectief neming hadden geen invloed op elkaar, het bleek zo te zijn dat een oriëntatie gerichte keuze in verhouding niet langer duurde bij de allocentric perspectief neming ten opzichte van de egocentric perspectief neming bij een sociale interactie.

Er is meer duidelijkheid gekomen over hoe perspectief neming precies gefaciliteerd wordt, de switch die gemaakt wordt van een egocentric perspectief naar een allocentric perspectief is door het kijken naar reactiesnelheden uiteengezet. Hoe meer sociale interactie er is met een ander persoon, hoe meer tijd het kost om vanuit het perspectief van die persoon een oriëntatie gerichte keuze te maken. Dit komt doordat hoe groter de waargenomen interactie met iemand is hoe beter het is om meer kennis te bezitten over de handelingen van deze persoon, we kunnen beter

voorspellen wat de volgende handeling is van deze persoon (Frith & Frith, 2006). Dus hoe groter de waargenomen interactie, hoe meer iemand wilt zien wat de ander ook ziet, deze uitgebreide kennisvergaring kost tijd. Bij egocentric perspectief neming hoeft de switch naar allocentric

perspectief neming niet gemaakt te worden. Dit gebeurt echter wel; volgens Tversky en Hard (2009) wordt er automatisch het perspectief van een ander persoon ingenomen bij een waargenomen sociale interactie, waarbij hoe meer sociale interactie er waargenomen wordt hoe vaker deze switch gemaakt zal worden. Hierdoor is er ook bij egocentric perspectief nemen een hogere reactietijd als er meer sociale interactie wordt waargenomen en is er geen sprake van interactie tussen sociale intentie en de twee vormen van perspectief neming.

Er zijn verschillende mogelijkheden waarom iemand het perspectief inneemt van een ander persoon. Waar er in dit onderzoek naar gekeken werd was een object gerelateerde perspectief neming, er moest perspectief ingenomen worden om een bepaald oriëntatie gericht antwoord te kunnen geven. Het begrijpen van de rol van een persoon in een interactie met een object zal makkelijker worden door het perspectief van de andere persoon aan te nemen (Tversky en Hard, 2009). Echter mensen nemen niet enkel het perspectief aan van andere om een bepaalde actie te begrijpen, perspectief neming gebeurt ook als mensen willen weten hoe iemand zich bijvoorbeeld emotioneel gezien voelt. Het is interessant om te onderzoeken of het vormen van een basale interactie (het toereiken van een flesje water) er ook voor zorgt dat er deze vorm van perspectief neming zich voordoet. Ook is het interessant om te onderzoeken of perspectief neming er echt voor kan zorgen dat er makkelijker en beter een voorspelling gedaan kan worden, wat betreft een

(11)

volgende actie. Verder is het van belang om de interactie meer en beter te operationaliseren. Nu was het enkel een foto die zorgde voor een interactie gevoel, echter het zou zo kunnen zijn dat een foto niet genoeg is om echt een interactie te simuleren en zijn de resultaten enkel toe te wijzen aan andere eigenschappen van de verschillende foto’s. Een idee voor een volgend onderzoek is om te kijken wat de invloed is van een fysieke interactie op perspectief neming. Dit is een stap verder omdat in het dagelijkse leven onder interactie een fysieke interactie verstaan wordt, misschien zien mensen een foto niet als interactie, terwijl dit in het onderzoek wel geïmpliceerd wordt.

Dit onderzoek geeft een nieuw inzicht in perspectief neming en interactie. Interactie met iemand anders zorgt voor een completer beeld van hoe diegene de wereld ziet. Dit allemaal omdat men de wereld wilt zien zoals die is, en dat kan niet alleen vanuit eigen perspectief.

(12)

Referenties

Antonia, F., Hamilton, C., & Wang, Y. (2012). Social top-down response modulation (STORM): a model of the control of mimicry in social interaction. Frontiers in Human Neuroscience, 6, 1-10. Apperly, I. A., Butterfill, S. A., & Surtess, A.D.R. (2012). Direct and indirect measures of level-2

perspective-taking in children and adults. British Journal of Developmental Psychology, 30, 75-86.

Apperly, I. A., Carroll, D. J., Humphreys, G. W., Moffitt, G., Qureshi, A., & Samson, D. (2010). The

Quarterly Journal of Experimental Psychology, 6, 1201-1217.

Beccio, C., Cavallo, A., Furlanetto, T., Manera, V., & Tversky, B. (2013). Through your eyes: incongruence of gaze and action increases spontaneous perspective taking. Frontiers in

Human Neuroscience, 7, 1-5.

Birch, S. A. J., & Bloom, P. (2004). Understanding children’s and adults’ limitations in mental state reasoning. TRENDS in Cognitive Sciences, 8.

Bird, G., Cook, J., Gilbert, S. J., Heyes, C., Santiesteban, I., & White, S. (2011). Training social cognition: From imitation to theory of mind. Cognition, doi: 10.1016/j.cognition.2011.11.004

Bird, G., Catmur, C., Heyes, C., Hopkins, S. C., & Santiesteban, I. (2013). Avatars and arrows: Implicit mentalizing or domain-general specific? Journal of Experimental Psychology, 1, 1-9.

Conson, M., Hamilton, A., Mastromauro, B., Mazzarella, E., & Trajona, L. (2012). Observation of another’s action but not eye gaze triggers allocentric visual perspective. The Quarterly

Journal of Experimental Psychology, 1, 1-14.

Hari, R., & Kujala, M. V. (2009). Brain basis of human social interaction: From concepts to brain imaging. American Physiological Society, 89, 453-479.

Hard, B. M., & Tversky, B. (2009). Embodied and disembodied cognition: Spatial perspective-taking.

Cognition, 110, 124-129.

Frischen, A., Loach, D., & Tipper, S. P. (2009). Seeing the world through another person’s eyes: Simulating selective attention via action observation. Cognition, 111, 212-218.

Frith, C. D., & Frith, U. (2006). How we predict what other people are going to do. Brain Research,

(13)

Schilbach, L. (2014). On the relationship of online and offline social cognition. Frontiers in Human

Neuroscience, 8, 1-8.

Van Boven, L., Epley, N., Gilovich, T., & Keysar, B. (2004). Perspective taking as egocentric anchoring and adjustment. Journal of Personality and Social Psychology, 3, 327-339.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Laten we beginnen met een blik op de eerste bajesklant uit de Bijbel: Jozef, en zijn geestelijk wedervaren, al is het maar om los te komen van een al te moderne manier om

Het samen in één huis opereren van accoun­ tants en andere adviseurs heeft niet alleen gevol­ gen voor die andere adviseurs, maar ook voor de (controlerende)

Het nieuwe gezondheidsconcept van Machteld Huber (2014) lijkt een verbinding te kunnen maken tussen aan de ene kant het marktden- ken in de zorg, en aan de andere kant het feit

Weliswaar wordt ingegaan op de te ver- wachten mogelijkheden van kernfusie (voor- lopig nog niet op rekenen!) en zonne- en windenergie (maximaal 5% van de

Hoewel in City of Bohane ook in de brontaal al een dergelijk mengelmoesje van een dialect wordt gebruikt, is deze strategie ook niet zeldzaam bij het vertalen van dialecten waar

In dit onderzoek wordt getracht te onderzoeken welk perspectief voor meer transportatie, identificatie en narratieve overtuigingskracht zorgt bij een gezondheidsboodschap over

Docenten Nederlands moeten goed voorbereid zijn voor de discussie over deze constructie Moet de docent ‘echter is het’. wel

Ten slotte wordt het beloop van de szq niet alleen bepaald door de ontwikkeling van de uitgaven voor regelingen van sociale zekerheid, maar ook door de