• No results found

Tweederangs burgerschap : een kwalitatief onderzoek naar de invloed van de status staatloosheid en nationaliteit onbekend op de perceptie van burgerschap

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Tweederangs burgerschap : een kwalitatief onderzoek naar de invloed van de status staatloosheid en nationaliteit onbekend op de perceptie van burgerschap"

Copied!
55
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Tweederangs burgerschap

Een kwalitatief onderzoek naar de invloed van de status staatloosheid en

nationaliteit onbekend op de perceptie van burgerschap.

*

Yoy Biekman 10400028 22-06-2016 Bachelor scriptie Algemene Sociale wetenschappen Universiteit van Amsterdam Docenten: Debby Gerritsen

Hylke de Vries Woorden: 14721

(2)

1

1. Inhoudsopgave

1. Inhoudsopgave 1 Voorwoord 4 Abstract 5 1. Inleiding 6 2. Theoretisch kader 9 2.1 Juridische betekenis 9 2.1.1 Werkdefinitie 11 2.2 De gevolgen van staatloosheid 11 2.3 Burgerschap 12 2.3.1 Sociaalpsychologisch burgerschap 14 2.3.2 Identiteit 15 2.4 interdisciplinariteit 17 3. Probleemstelling 19 3.1 Doelstelling 19 3.2 Onderzoeksvragen 19 4. Methode 22 4.1 Onderzoeksstrategie 22 4.2 Onderzoekspopulatie 23 4.3 Operationalisering 25 4.4 Data verzameling 28 4.5 Data-analyse 28 4.6 Ethische verantwoording 28 5. Resultaten 30 5.1 Deelvraag 1: In hoeverre heeft de status invloed op de beleving van sociaal burgerschap? 30 5.1.1 Praktische problemen 31 5.1.2 Reizen 31 5.1.3 Stemrecht 32 5.1.4 Werk en opleiding 33 5.1.5 Toekomst: trouwen, kinderen en hypotheek 33 5.1.5 Vertegenwoordiging 34 5.1.3 Deelconclusie deelvraag 1 35 5.2 In hoeverre beïnvloedt de status van de respondenten hun sense of belonging in de Nederlandse samenleving? 35 5.2.1 Band met thuisland 36 5.2.3 Band met Nederland 36 5.2.3 Deelconclusie deelvraag 2 37 5.3 In hoeverre beïnvloedt de status de identiteitsbeleving van de respondenten? 38 5.3.1 Identificatie in het buitenland 38 5.3.2 Zelfbeeld 39 5.3.3 Deelconclusie deelvraag 3 40 6. Conclusies 41 7. Discussie 47

(3)

2 8. Reflectie 49 9. Bilbiografie 50 10. Bijlagen 52 10.1 Interview guide 52

(4)

3

I long, as does every human being, to be at home wherever I find

myself. – Maya Angelou, I know why the caged bird sings (1997)

(5)

4

Voorwoord

Na drie jaar studeren wilde ik mij een half jaar volledig storten op mijn scriptie en het doen van onderzoek. Helaas waren er een aantal obstakels onderweg die het proces langer en complexer maken dan van tevoren gedacht. Het proces heeft dan wel langer geduurd maar heeft mij wel een nieuwe passie voor migratieproblematiek en wetenschappelijk onderzoek gebracht. Graag wil ik mijn ouders en familie bedanken voor hun steun en onvoorwaardelijk geloof in mijn capaciteiten en de totstandkoming van deze scriptie. Speciale dank voor Fleur Crolla, voor alle uren in de Universiteit Bibliotheek, de vele koppen koffie, de feedback en de dagen die ze bij mij thuis doorbracht toen ik door zieke de deur niet uit kon. Zonder jouw steun was het nooit gelukt. Ook wil ik graag mijn begeleider Debby Gerritsen bedanken voor haar geduld in dit proces, de feedback en haar positieve blik op een goede afloop.

- Yoy Biekman

(6)

5

Abstract

Yoy Biekman

Bachelor scriptie: Nationaliteit onbekend, de onbekende vorm van staatloosheid Universiteit van Amsterdam, 22 juni 2016

Binnen dit interdisciplinaire kwalitatieve onderzoek is gekeken naar de relatie tussen de status staatloosheid, de jure of de facto, en de ervaring van burgerschap. Om hier een inzicht in te creëren zijn er veertien respondenten geworven die allen aan twee criteria voldeden. Zij hebben wel een verblijfsstatus maar kunnen niet naturaliseren en zij vallen allen onder het generaal pardon van 2007. Uit het onderzoek is gebleken dat de juridische status van de respondenten hun ervaring op burgerschap beïnvloedde. Door hun juridische status lopen zij tegen beperkingen aan in het dagelijkse leven. Ze hebben niet dezelfde rechten als andere Nederlandse staatsburgers. Dit tweederangs burgerschap uit zich onder andere door belemmeringen in reizen, werk, studie en trouwen. Deze belemmeringen zorgen ervoor dat de burgers een verminderde sense of belonging voelen in Nederland. Zij voelen zich niet volledig geaccepteerd en dit roept verschillende emoties op zoals schaamte, verdriet en frustratie. Op microniveau en het psychologische niveau heeft de status invloed. De identiteitsbeleving van de respondenten werd ook beïnvloed. De respondenten identificeren zich minder met Nederland doordat zij officieel niet deze nationaliteit bezitten en daardoor ervaren zij belemmeringen. Het niet hebben van een nationaliteit in het algemeen, heeft negatieve effecten op het zelfbeeld en leidt tot gevoelens van angst en verdriet.

(7)

6

1. Inleiding

Op het moment van het schrijven van deze scriptie is er een zogenaamde vluchtelingencrisis. Er wordt veel geschreven en gesproken over vluchtelingen, asielbeleid en integratie. Zo was er op 13 oktober 2015 op de HvA het Students that matter mini filmfestival. Hier werd in samenwerking met het UAF (Universitair asiel fonds) en Movies that matter een lezing en filmavond gehouden rondom het vluchtelingendebat. Een van de films die getoond werd was de documentaire On the bride’s side geproduceerd door Antonio Augugliaro (2015). De documentaire gaat over de reis van een groepje Syrische vluchtelingen van Italië naar Zweden. In de auto krijgt een van de mensen die hen helpt deze illegale tocht te maken te horen dat hij een verblijfsvergunning krijgt in Italië. Het is moeilijk om de intensiteit van de scene goed weer te geven maar de Palestijnse man, opgegroeid in een Syrisch vluchtelingenkamp stamelt: “For the first time in my life I will have a passport”. Hij vervolgt door te vertellen dat hij voor het eerst een burger is en dat hij voor het eerst in zijn leven recht heeft op hulp van een overheid mocht dit nodig zijn. Dit is waar het onderzoek over zal gaan. Welke invloed heeft het op een individu om geen volledig burgerschap te bezitten. Hoe beïnvloedt dit iemand? Wat betekent het om staatloos te zijn? Er zijn waren volgens het UNHCR in 2013 tussen de 2000 en 3000 staatlozen in Nederland (Rapport Vluchtelingen in getallen 2013). De definitie van staatloosheid volgens het juridisch woordenboek is: ‘het ontberen van een nationaliteit, apatridie(ontheemde).’ De Verenigde Naties houden de volgende definitie aan: ‘een persoon die door geen enkele staat, krachtens die wetgeving, als onderdaan wordt beschouwd. Zij ontbreken aan nationaliteit. (Nollkaemper, 2014: 71)’. Het niet hebben van een nationaliteit met als gevolg staatloosheid heeft gevolgen voor de plaats die individuen innemen in de samenleving. Naast deze mensen die erkend worden als staatlozen leven er in Nederland ook mensen onder de verblijfstatus nationaliteit onbekend. Deze laatst genoemde kunnen hun nationaliteit niet aantonen maar hebben wel een verblijfsvergunning (VluchtelingenWerk Nederland, 2014). In het theoretisch kader zal duidelijk worden waarom deze mensen in het onderzoek als (de facto) staatlozen worden gezien.

Dit onderzoek is kwalitatief. Na het uitvoeren van een literatuuronderzoek en het opstellen van een gedegen theoretisch kader is er doormiddel van semigestructureerde interviews met veertien respondenten onderzocht wat de invloed is van staatloosheid op individuen. Er is gekozen voor een kwalitatief onderzoek omdat ten eerste de groep respondenten vrij beperkt

(8)

7

is in omvang en toegankelijkheid, het wordt daarom moeilijk om een steekproef te vinden die groot genoeg is om de uitkomsten te generaliseren (kwantitatief onderzoek). Voor dit onderzoek is gekozen voor de groep mensen die onder het generaal pardon van 2007 een verblijfsvergunning heeft gekregen. Daarbij is het doel van dit onderzoek om te kijken naar de invloed die de status staatloos heeft op individuen. Het gaat hier dus om dieperliggende gevoelens en invloeden die staatloosheid heeft op individuen. Hiervoor zijn interviews de meest geschikte methode om dieper in te kunnen gaan op de verschillende concepten.

Het is belangrijk om te noteren dat er twee ‘vormen’ van staatloosheid bestaan in Nederland. Naast staatloosheid zoals hierboven wordt beschreven zijn er in Nederland ook veel mensen geregistreerd onder de noemer: nationaliteit onbekend. Deze mensen zijn volgens de Rijksoverheid niet staatloos maar bezitten ook niet de juiste papieren om hun nationaliteit aan te tonen. Deze mensen kunnen wel in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning (https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/nederlandse-nationaliteit/inhoud/staatloosheid). Het gebruik van de verschillende vormen van staatloosheid zal worden toegelicht in het theoretisch kader waaruit een werkdefinitie zal vloeien die gebruikt zal worden in het verdere onderzoek.

De hoofdvraag van dit onderzoek is:

Welke invloed heeft staatloosheid, de facto of de jure, op de ervaring van burgerschap?

In het theoretisch kader zullen de concepten nationaliteit onbekend en burgerschap uiteengezet worden. De juridische dimensie van burgerschap is de status van een burger. Dit zal worden toegelicht in de eerste paragraaf van het theoretisch kader. Uit de uiteenzetting van de juridische dimensie vloeit de werkdefinitie van staatloosheid voor dit onderzoek. Vanaf de tweede paragraaf zal erin worden gegaan op het concept burgerschap dat wordt opgedeeld in sociaal en psychologisch burgerschap.

Dit onderzoek is van maatschappelijke waarde omdat er met dit onderzoek beoogd wordt meer inzicht te geven in de leefwereld van staatlozen. In hoeverre beïnvloedt hun status hun dagelijks leven? Zeker met het oog op het huidige vluchtelingendebat in de samenleving is het belangrijk om een licht te schijnen op de andere kant van het asielbeleid. Wat gebeurt er met de mensen die tussen wal en schip vallen? Er is een lacune in het onderzoek naar staatlozen op het gebied van hun belevenis van hun status. De lacune is de burg die er dient gemaakt te worden tussen het juridische concept staatloosheid en de sociaalpsychologische gevolgen hiervan. Het onderzoek van Cheong (2014) is een begin van deze brug naar de subjectieve

(9)

8

gevolgen van staatloosheid op individuen. Echter is dit onderzoek gefocust op migranten die in een andere staat wel erkent worden. In Nederland leven er veel mensen nog steeds in een situatie waarin zij wel een vorm van burgerschap toegekend krijgen maar geen volledige burgerschap met gelijke rechten. Hoe dit hen beïnvloedt moet dus nog verder onderzocht worden. Interdisciplinair onderzoek leent zich uitstekend om deze lacune op te vullen. Door de al bestaande juridische en politicologische kennis over het concept staatloosheid te integreren met sociologische theorieën over de concepten burgerschap en sense of belonging kan er vanuit een interdisciplinaire hoek op een nieuwe manier naar dit onderwerp gekeken worden.

Aan de hand van het theoretisch kader is er een probleemstelling opgesteld, in het derde hoofdstuk zullen de hoofd- en deelvragen van dit onderzoek nader worden toegelicht. Vervolgens zullen de gebruikte methoden evenals de operationalisering van de concepten worden besproken. Tot slot zullen de resultaten en daar uit volgende conclusies worden beschreven.

(10)

9

2. Theoretisch kader

Het is van belang om een gedegen theoretisch kader te schetsen om zo de concepten van dit onderzoek te beschrijven. In dit theoretisch kader wordt ten eerste de juridische betekenis van het begrip staatloosheid besproken. Hieruit volgt de werkdefinitie van het begrip staatlozen in dit onderzoek. Vervolgens zal er worden gekeken naar het andere hoofdconcept: burgerschap.

2.1 Juridische betekenis

De meest gezaghebbende bronnen op het gebied van staatlozen zijn de twee verdragen van de Verenigde Naties betreffende dit onderwerp. Dit zijn respectievelijk het Verdrag betreffende de status van staatlozen (1954) en het Verdrag tot beperking van staatloosheid (1961) (Nollkaemper, 2014: 72-73). De VN houden de volgende definitie van staatlozen aan: ‘een persoon die door geen enkele staat, krachtens die wetgeving, als onderdaan wordt beschouwd (1954, UN Convention, art.1).’ Het ligt echter in de praktijk gecompliceerder dan dat: er is in het recht een verschil tussen de jure staatlozen en de facto staatlozen. De eerste omvat personen die geen nationaliteit hebben door de werking van het recht van een staat. Dit zijn individuen die onder artikel 1 van het Verdrag betreffende de status van staatlozen vallen (1954). Er is dus sprake van het volledig ontbreken van een nationaliteit. De facto staatloos houdt in dat individuen wel over een nationaliteit beschikken maar dat deze nationaliteit niet volledig wordt erkend en dat er om verschillende redenen in een land niet dezelfde rechten worden toegezegd aan de ene nationaliteit als aan de andere. In de praktijk worden deze twee vormen van staatlozen niet altijd strikt gescheiden gehouden. Dit is ook in Nederland het geval, hier zal later dieper op in worden gegaan (Conklin, 2014: 8). De oorzaken van statenloosheid zijn verschillend: iemand kan in oorsprong geen nationaliteit hebben of deze zijn kwijt geraakt. Dit kan weer verschillende oorzaken hebben zoals discriminatie van een bepaalde (minderheids-)groep, het onafhankelijk worden van (deel van) een staat of verschillen tussen nationaliteitsrecht tussen staten (Swinder, 2014: 5). Er is veel onderzoek gedaan naar het verschijnsel staatloosheid an sich maar er is een lacune in het onderzoek naar de gevolgen van de status staatloosheid voor individuen. Daarom zal er in dit theoretisch kader geen uitgebreide toelichting worden gegeven voor de oorzaken van staatloosheid. Er zal nu kort worden ingegaan op hoe staatloosheid wordt geregistreerd in Nederland waarna er tot slot van deze paragraaf een werkdefinitie is geformuleerd die als basis dient voor de rest van dit onderzoek.

(11)

10

Om in Nederland geregistreerd te staan moet er een nationaliteit worden opgeven bij de Basisregistratie Personen (hierna BRP). Als een individu dit niet doet of kan doen zal er in het BRP de status nationaliteit onbekend of staatloos worden geregistreerd. In de praktijk wordt voornamelijk voor de eerste optie gekozen omdat het aantonen van staatloosheid een omslachtige en moeizame procedure is. Volgens het UNHCR is het moeilijk vast te stellen hoeveel staatlozen er daadwerkelijk zijn omdat deze groep in Nederland niet alleen bestaat uit het aantal geregistreerde staatlozen maar ook een groot deel van de mensen onder de noemer nationaliteit onbekend vallen in deze categorie. Verder is het van belang om te noteren dat er naast de geregistreerde staatlozen, onder welke naam dan ook, er ook altijd mensen zijn die niet geregistreerd zijn om verscheidene redenen en daarmee dus buiten de mazen van het net vallen, te noemen illegalen (Swinder, 2014: 10-11). In 2011 verscheen er een onderzoeksrapport van het UNHCR over staatlozen in Nederland. In dit rapport wordt onder andere onderstreept dat de registratie van staatlozen in Nederland niet eenduidig en volledig is. In de gemeentelijke basisadministratie (hierna GBA) staan meer individuen vermeld onder de noemer nationaliteit onbekend dan onder de noemer staatloos. Binnen deze groep bevinden zich volgens dit onderzoek dus ook individuen die eigenlijk staatloos zijn (UNHCR, 2011: 12). Het is vrij moeilijk voor een individu om zich bij de GBA te laten registeren als staatloos. De procedures hiervoor zijn niet afdoende aanwezig en zijn vaag. Daarbij ligt de bewijsvoering van de status volledig bij de aanvrager zelf. Als het individu hier niet toe in staat is of als hij claimt te behoren tot een staat die niet erkend wordt door Nederland zal deze alsnog worden geregistreerd met nationaliteit onbekend. De registratie van nationaliteit onbekend is niet geheel in het licht van de doelstellingen van de VN-verdragen omdat die de vaststelling van een nationaliteit voor een individu als actief streven benadrukken. In Nederland is er na de registratie van nationaliteit onbekend geen verplichting voor overheidsinstanties om nader onderzoek te verrichten om de nationaliteit alsnog vast te stellen (UNHCR, 2011: 39-40). Doordat het gemakkelijker is om bij de GBA geregistreerd te komen staan onder de noemer nationaliteit onbekend en omdat er geen eenduidige richtlijnen zijn wanneer iemand onder welke noemer wordt geplaatst is het zeer aannemelijk dat er onder de noemer nationaliteit onbekend zich vele staatlozen bevinden. Deze mensen kunnen in ieder geval gezien worden als individuen die te lijden hebben onder de facto staatloosheid. Zij bezitten geen effectieve nationaliteit en lopen daardoor ten dele tegen dezelfde problemen aan als (de jure) staatlozen (UNHCR, 2011: 45;66). Het is dus duidelijk dat het proces van het vaststellen en bepalen van iemands identiteit een lastig en ingewikkeld proces is. De registratie van een nationaliteit is niet alleen van belang bij het aanvragen van een

(12)

11

verblijfsvergunning aan het begin van de asielprocedure maar ook bij de naturalisatie die na vijf jaar in principe aangevraagd kan worden. Hiermee worden de individuen volledig Nederlands staatsburger en kunnen daarbij genieten van alle rechten die daaraan verbonden zijn. Om het naturalisatieproces te voltooien moet een individu zijn nationaliteit opgeven om vervolgens Nederlander te worden. Dit kan alleen als iemand staat geregistreerd bij het BRP met een nationaliteit of als staatloos. Maar zoals al eerder vermeld is dit in veel gevallen niet zo. De individuen die staan geregistreerd onder de noemer nationaliteit onbekend en kunnen dus niet naturaliseren (Swinder, 2014: 13-14).

2.1.1 Werkdefinitie

Het is niet eenvoudig een werkdefinitie op te stellen rond het concept staatlozen. Het concept wordt door verschillende instanties en onderzoekers anders benaderd. In dit onderzoek zal het draaien om de invloed van de status staatloos op een individu. Dit onderzoek zal uitgaan van een brede definitie naar aanleiding vorige paragraaf waaruit bleek dat de registratie van personen niet onder een vaste regelgeving valt en dus de uiteindelijke status als (deels) willekeurig kan worden gezien. Hieruit is de opvatting ontstaan dat puur het gebruik van de mensen die geregistreerd staan als staatloos bij het BRP of het GBA niet omvattend genoeg is. De volgende uitleg van het concept staatloos zal dan ook worden gebruikt:

Een staatloze in Nederland is een individu dat (de jure) geregistreerd staat als staatloze in het BPR of GBA alsmede personen die geregistreerd staan bij het GBA onder noemer nationaliteit onbekend en daardoor een ineffectieve nationaliteit bezitten en dus de facto staatloos zijn.

Het is van belang te noteren dat staatloosheid een juridisch concept is en geen theoretisch concept. Er wordt dus niet getracht een nieuwe theorie over dit concept te vormen. Het doel van het opstellen van deze werkdefinitie is het samenvoegen van verschillende juridische definities van staatloosheid tot een breed begrip dat toepasbaar is in dit onderzoek.

2.2 De gevolgen van staatloosheid

In 1948 beschreef Hannah Arendt in The origins of totalitarianism hoe het verlies van burgerrechten tot rechteloosheid kan leiden en daarmee het verlies van mensenrechten. Dit deed zij aan de hand van onderzoek alsmede haar eigenervaringen als vluchteling. Volgens Arendt zijn staatlozen dus de facto rechteloos. Zij staan buiten een georganiseerde groep en daarom kunnen zij geen beroep meer doen op hun mensenrechten. Het hebben van rechten (en

(13)

12

plichten) is een inherent onderdeel van het participeren in een samenleving (270-271). Het niet bezitten van een nationaliteit kan tot verschillende problemen leiden. Zo kunnen staatlozen problemen hebben op juridisch niveau bij het aanvragen van paspoorten of bijvoorbeeld trouwen. Maar ook praktische zaken zoals reizen, werken, wonen etc. kunnen in het geding komen (Swinder, 2014: 5). Staatlozen zijn kwetsbaarder dan andere groepen en lopen meer risico slachtoffer te worden van discriminatie en hebben daarbij een beperking in maatschappelijke participatie, op de arbeidsmarkt en in de toegang tot publieke voorzieningen. De marginalisatie van staatlozen kan voor economische en sociale onderontwikkeling zorgen (UNHCR,2011:24-25). Staatloosheid heeft dus invloed op het leven van individuen. Staatlozen vormen hierdoor een aparte groep in de samenleving. Dit onderzoek zal zich vooral richten op wat de gevolgen zijn voor het gevoel van burgerschap van staatlozen. In de volgende paragraaf zal het concept burgerschap verder worden uitgewerkt.

2.3 Burgerschap

T. H. Marshall (1950) onderscheidt drie vormen van burgerschap: civiel burgerschap, die individuele rechten en gelijkheid voor de wet inhouden, politieke burgerschap wat het kiesrecht inhoud en tot slot sociaal burgerschap dat voornamelijk draait om het recht op een basisniveau van sociaaleconomisch en cultureel welzijn (In Cohen, 2010:81). Deze rechten komen aan een individu toe doordat zij de status van burgerschap krijgen toegekend. Marshall stelt dat deze rechten zijn geïnstitutionaliseerd, ingebakerd in het systeem van de welvaartsstaat en omvat een sociaal aspect. Marshall introduceerde deze drieledige versie van burgerschap als een reactie op de eendimensionale versie die zich vooral richtte op de individuele vrijheden die met de status van burgerschap komen. De drieledige versie van Marshall is dus meer inclusief en omvat ook sociale en economische rechten (In Somers, 1994: 67). Burgerschap is een sociaal construct, gevormd door politieke en historische elementen (In Somers, 1994: 65).

Aan de hand van deze versie van burgerschap stelt Bloemraad (2008: 154-155) dat burgerschap draait om in- en uitsluiting en het de territoriaal gebonden relatie aan een gemeenschap is. Burgerschap kan worden opgedeeld in vier verschillende dimensies: de juridische status, de rechten, de participatie in de samenleving en de sense of belonging van

een lid van de gemeenschap (Bloemraad, 2008:154-155).

(14)

13

recht op deze titel? Dit is afhankelijk van een van de volgende principes: in het geval van geboorte het jus soli (geboorteplaats) principe of het jus sanguinis (nationaliteit ouders) principe (Bloemraad, 2008:156). Nederland maakt gebruik van de laatstgenoemde methode om de nationaliteit van een individu te bepalen (Nollkaemper, 2014: 73). In het geval van immigratie kan burgerschap alleen verkregen worden doormiddel van naturalisatie. De juridische dimensie van burgerschap vloeit voort in het hebben van rechten die aan burgerschap toegekend worden. De toekenning van burgerschap kan gezien worden als een sociaal contract tussen de staat en het individu die rechten en plichten met zich mee brengt. Deze rechten zorgen formeel ook voor gelijkheid tussen allen die het burgerschap bezitten. Een van de rechten is politieke participatie. Politieke participatie wordt gezien als een individueel mensenrecht dat toebehoort aan hen die de status van burger krijgen toegekend (Bloemraad, 2008: 156).

Nationaliteit is de juridische relatie tussen een individu en de staat (Hart, 2012:18). Het gaat om een zogenaamd lidmaatschap van een maatschappij. Het heeft een insluitend karakter van gelijke rechten voor alle burgers. Nationaliteit kan een voorwaarde zijn voor burgerschap maar dit hoeft niet per se. Vaak wordt nationaliteit gebruikt als een van de pijlers waarop bepaald wordt of het ‘lidmaatschap’ wordt verschaft (Hart, 2012:19). Denizenship is een term die wordt gebruikt om aan te tonen dat het bezitten van nationaliteit niet direct een voorwaarde is voor het hebben van de rechten en plichten die men daarbij verwacht. Deze individuen zijn tweederangsburgers, ze worden niet erkend als volledig burger maar zijn ook geen vreemdelingen. Dit beperkt niet alleen hun juridische beweegruimte maar beperkt ook op economisch en sociaal vlak (Hammar, 1989: 636). Dit leidt tot een samenleving met een duaal-burgerschap model waarbij de kern wordt gevormd door zij die de nationaliteit bezitten en de periferie op basis van verblijf en worden uitgesloten van de rechten die het hebben van de nationaliteit met zich meebrengt (Soysal, 1994: 138). Nationaliteit kan worden gezien als een vorm van kapitaal, het geeft toegang tot schaarse middelen. Individuen die niet de nationaliteit bezitten van het land waar zij verblijven krijgen dan ook geen tot beperkte toegang tot de markten waar deze middelen zich bevinden (Hart, 2012:21). Dit zijn bijvoorbeeld de arbeidsmarkt, verblijfsrecht en sociale voorzieningen. Het niet kunnen naturaliseren heeft gevolgen voor de integratie en participatie in de maatschappij, naarmate er meer rechten in de samenleving aan het bezitten van nationaliteit zijn gekoppeld hoe groter de consequenties wanneer men deze niet bezit.

(15)

14

Juridische en politieke uitsluiting heeft consequenties voor de culturele integratie van deze groep (Hart, 2012: 17).

Naast de juridische dimensie, de politiek dimensie en de sociale dimensie van burgerschap als beschreven door Marshall (In Cohen, 2010: 81) is er nog een vierde dimensie. Sense of beloning is een sociaalpsychologische dimensie die tot stand komt door het in- en uitsluitende karakter van burgerschap. Voor een sense of belonging is er sociale cohesie nodig. Sociale cohesie kan op verschillende manieren ontstaan maar in het geval van burgerschap wordt er veel naar de rol van nationaliteit en nationalisme gekeken. In dit geval wordt aan nationalisme het gevoel van een wens om onder dezelfde overheid te vallen toegeschreven. Staten zijn hier mee dus niet alleen politieke en juridische entiteiten maar ook sociale en culturele entiteiten (Bloemraad, 2008: 156). In de volgende paragraaf zal er dieper worden in gegaan op de sociaalpsychologische kant van burgerschap.

2.3.1 Sociaalpsychologisch burgerschap

Baumeister en Leary (1995: 789) zien burgerschap en de sense of belonging die daarbij hoort als iets wat inherent staat aan de natuur van de mens. Deze sociaalpsychologische benadering gaat er vanuit dat mensen van nature onderdeel willen zijn van iets wat groter is dan zij zelf. Sense of belonging is de emotionele investering die wordt gedaan in de wens om tot een bepaalde groep te horen. Sense of belonging onder migranten schept een wij-zij gevoel dat hun gevoel van burgerschap beïnvloedt. Joppke (in Lynn-Ee Ho: 2009; 793-794) omschrijft sense of belonging als de basis van burgerschap. Als mensen wordt gevraagd wat burgerschap inhoudt zullen zij verschillend antwoorden maar er komt altijd een gevoel van ergens bij horen naar voren. Uit dit gevoel vloeien de rechten en de plichten die (juridisch) bij burgerschap horen voort. Deze conclusies komen ook naar voren in het onderzoek dat Lynn-Ee Ho (2009) heeft gedaan onder Singaporese migranten in Londen. Literatuur over de link tussen burgerschap en sense of belonging gaat voornamelijk over migranten. In dit geval horen of voelen mensen zich nog niet volledig thuis in de ‘nieuwe’ samenleving waar zij zich bevinden maar zij hebben wel de juridische mogelijkheid hierbij te horen. Voor staatlozen is dit, zoals in de eerste paragraaf beschreven, niet volledig mogelijk. Hun toegang tot volledig burgerschap is beperkt. Verder onderzoek naar de link tussen staatloosheid en sense of belonging is daarom nodig.

Amanda Cheong (2014: 76) heeft de subjectieve ervaringen van staatlozen onderzocht onder Chinese-Bruneise immigranten in Vancouver. In Brunei vallen deze mensen, Chinees-Brunei,

(16)

15

onder een minderheidsgroep. Zij worden in eigen land niet erkend als burger en zijn daardoor dus de jure staatloos. Met dit onderzoek laat Cheong zien hoe het gebrek aan burgerschap de relatie tot een staat beïnvloedt en hoe dit verandert als ze migreren. De mensen die geïnterviewd zijn door Cheong zijn allemaal genaturaliseerd in Canada. De respondenten in dit onderzoek zagen burgerschap louter als een instrument van de overheid om uit te sluiten. Burgerschap werd vooral gezien als iets wat invloed heeft op de materiële leefwereld van iemand in de zin van werk, leef en educatie mogelijkheden. Dit dreef hun tot migratie voor betere leefomstandigheden. Eenmaal in Canada omschreven zij burgerschap meer als iets symbolisch en kwamen concepten zoals democratische vrijheden, participatie en sense of belonging naar voren. Het gevoel om bij een staat te horen bracht een gevoel van trots en blijheid naar voren (Cheong, 2014: 78).

Overheden gebruiken emotionele metaforen om nationale gevoelens aan te wakkeren en daarmee grenzen te bouwen tussen zij die wel de emotionele band hebben en zij die dit niet hebben (Lynn-Ee Ho, 2009: 791). Bij nationalisme worden emoties vaak in verband gebracht met heftige emoties zoals haat en liefde. Ook minder duidelijke emoties en alledaagse emoties zijn volgens Lynn-Ee Ho (2009: 792) van belang bij burgerschap. Deze emoties kunnen het sociale contract dat burgerschap inhoudt ondermijnen of versterken en daarom is het van belang om een breed concept van emoties te bestuderen. Gevoelens vormen de manier waarop individuen omgaan met hun omgeving. Lynn-Ee Ho omschrijft emotioneel burgerschap dan ook als de emoties die ontstaan door representaties en relationele gevoelens die worden geassocieerd met burgerschap. Deze dimensie is een aanvulling op de politieke en juridische dimensie van burgerschap evenals de sociale dimensie en is dus burgerschap op microniveau. In de volgende paragraaf zal er worden ingegaan op burgerschap op microniveau namelijk op de dimensie identiteit.

2.3.2 Identiteit

Identiteit is een sociaal construct en verwijst meestal naar een sociale categorie. Dit kan bijvoorbeeld zijn een Amsterdammer, een vrouw, een werknemer of een burger (Fearon & Laitin, 2003: 848). Burgerschap is daarmee dus onderdeel van iemands identiteit. Sociale categorieën zijn groepen personen die onder dezelfde noemer worden geschaard. Sociale categorieën onderscheiden zich van elkaar door twee kenmerken: de regels en de inhoud. Een sociale categorie is gebaseerd op de regels die bepalen wanneer iemand lid is van de categorie en wanneer ook niet (Hier is weer het in- en uitsluitingselement van burgerschap en identiteit

(17)

16

te zien). De eigenschappen (bijvoorbeeld fysiek, geloofsovertuiging of waarden en normen) die worden toegeschreven aan de categorie dan wel de eigenschappen die van die leden verwacht worden en zich dusdanig te gedragen behoren tot de inhoud die verschillende categorieën onderscheidt. Tot slot zijn bij de inhoud van categorieën van belang hoe zij zich verhouden tegenover andere categorieën (Fearon & Laitin, 2000: 848).

Door identiteit te zien als een sociale categorie en een sociaal construct onderschrijven Fearon en Laitin (2000: 848) dat deze categorieën niet natuurlijk of gegeven zijn en daarmee dat de regels en de inhoud kunnen veranderen door menselijke interactie. Individuen kunnen in meerdere sociale categorieën vallen en op verschillende momenten hebben bepaalde categorieën de overhand. Etnische of nationale identiteiten worden belangrijker wanneer er bijvoorbeeld politieke voordelen zijn voor een bepaalde categorie (Gurr, 1994: 348).

Leden van een sociale categorie definiëren zichzelf door gemeenschappelijke criteria die zijn opgebouwd uit verschillende identiteitstrekken zoals een gedeelde geschiedenis, woonplaats, religie, taal of nationaliteit (Gurr, 1994: 352). Nationaliteit geeft niet alleen staatssoevereiniteit weer maar is tevens een dynamisch concept dat de ervaringen van individuen kan beïnvloeden. Nationaliteit heeft ook een psychologisch aspect, het speelt een rol in de constructie van de identiteit van individuen (Hart, 2012: 22-23). Thomas Franck (in Hart, 2012: 23) kent nationaliteit de eigenschap toe om een identiteit vorm te geven. Identiteit is volgens Franck (1996: 383) niet langer statisch. Het is niet langer puur iets wat afhankelijk is van iemands geboorteplaats of de religie waarmee zij zijn opgevoed. Het is een construct dat mensen zelf vormgeven. Karen Knop (in Hart, 2012: 23) bestrijdt dit echter door nationaliteit niet als iets individueels maar als iets relationeels te zien. Nationaliteit en daarmee identiteit komt tot stand door de relaties van een individu met zijn ouders, kinderen of andere mensen en dit heeft gevolgen op de relatie die een individu heeft met een staat. Een derde visie op de relatie tussen nationaliteit en identiteit is emotionele nationaliteit. Nationaliteit heeft op microniveau een emotionele betekenis voor individuen (Hart, 2012: 23). Franck (1996) stelt dat identiteit een individueel construct is dat kan worden vormgeven doormiddel van nationaliteit. Nationaliteit is echter niet iets wat berust op vrije keuze. In de meeste gevallen is nationaliteit iets wat men verkrijgt zonder daarvoor bewust te kiezen (Hart, 2012: 25). Lynn-Ee Ho (2009: 788-789) ziet burgerschap naast een normatief en institutioneel concept ook als een sociaal proces dat op verschillende manieren ervaren kan worden. In haar onderzoek focust zij zich op de sociaalpsychologische kant van burgerschap, namelijk wat ze omschrijft als emotioneel burgerschap. Burgerschap wordt geconstrueerd

(18)

17

door verschillende emoties en de effecten die deze emoties hebben op bijvoorbeeld sociaal of politiek gedrag. Burgerschap is een dynamisch concept waarin ook de sociale en culturele elementen van identiteit en sense of belonging meegenomen moeten worden. In de literatuur over burgerschap is er een sterk onderscheid tussen de private en de publieke sfeer waarbij burgerschap an sich in het publieke deel zit en emoties in het private deel. Dit is echter in de praktijk niet het geval omdat politieke en publieke besluiten zich op microniveau op een emotionele en individuele manier profileren. Hoewel er steeds meer onderzoek is naar verschillende vormen van burgerschap (o.a. transnationaal en multicultureel) is er weinig onderzoek gedaan naar wat burgerschap op microniveau inhoud (Lynn-Ee Ho, 2009: 790). Walker (1998, in Fail, 2004: 321) omschrijft sense of belonging als een belangrijke factor in het gevoel een thuis te hebben. Dit gevoel van ‘ergens thuishoren’ kan worden gevormd door een bepaalde locatie of door interacties met mensen. Dit gevoel van ergens thuishoren beïnvloed de identiteitsvorming, voornamelijk bij jonge mensen. Onderzoek naar Third

culture kids(TKC), kinderen die een deel van leven hebben doorgebracht in een ander land

dan dat van hun ouders en daarmee onderdelen van de verschillende culturen zich eigen hebben gemaakt maar geen van de culturen volledig hebben geadopteerd, laat zien dat zij een andere ervaring van sense of belonging hebben dan zij die opgegroeid zijn binnen een cultuur en plaats (Pollock, 1988 in Fail, 2004: 320). Om te kunnen integreren moeten zij een deel van hun identiteit opzijzetten wat ervoor zorgt dat zij een andere soms tweeslachtige blik hebben op roots en een thuisgevoel. De verandering van culturen in een vroege levensfase heeft invloed op de manier waarop zij naar de toekomst kijken, een gebrek aan thuisgevoel zorgt vaak voor een kosmopolitische blik op de toekomst maar ook voor problemen met identiteitsvorming en kan leiden tot emotionele instabiliteit (Fail, 2004: 323).

2.4 interdisciplinariteit

Er is voor dit onderzoek gebruik gemaakt van een interdisciplinaire benadering. In dit onderzoek wordt er gekeken naar het samenspel tussen het juridische concept staatloosheid en de sociaalpsychologische gevolgen hiervan. De dimensies staatloosheid en burgerschap staat niet los van elkaar maar zijn verweven en daarom is het van belang geacht om in het onderzoek interdisciplinair te werk te gaan. Interdisciplinair onderzoek is geschikt om een vraagstuk of concept te benaderen dat te complex is om door de lens van een discipline te benaderen. Het doel dat hieruit volgt is om een integratie van de verschillende disciplines te genereren die leidt tot een breder begrip van het concept (Repko, 2008: 12).

(19)

18

Het begrip burgerschap past niet binnen een enkele discipline. Daarbij is burgerschap niet langer alleen het contract tussen de staat en het individu maar omvat het ook sociale en psychologische aspecten (Marshall in Cohen, 2010: 81). De integratie van het multidisciplinaire concept burgerschap met het (voornamelijk) juridisch benaderede concept staatloosheid is van belang om een beter inzicht te krijgen in de gevolgen van de status op een individu.

(20)

19

3. Probleemstelling

3.1 Doelstelling

Als een individu staatloos is dan kan hij of zij niet volledig meedraaien in de maatschappij. Bepaalde rechten (en plichten) die andere individuen wel hebben binnen de Nederlandse samenleving zijn niet van toepassing op staatlozen. Het hebben van rechten (en plichten) is een inherent onderdeel van het participeren in een samenleving. Onderzoek naar staatlozen heeft zich vooral gericht op de juridische status van de staatlozen. Vraagstukken zoals hoe zijn mensen staatlozen geworden en wat zegt het nationale en internationale recht over de staatloosheid zijn thema’s die onderzocht zijn. Dit onderzoek beoogt meer inzicht te geven in wat het voor staatlozen betekent om geen volledig burgerschap te bezitten. Er is veel sociologisch en psychologisch onderzoek gedaan naar burgerschap en de sense of

belongingness. Dit onderzoek beoogt deze twee concepten samen te brengen door een

interdisciplinair onderzoek te doen naar de rol van burgerschap en de sense of belonging van staatlozen. Doormiddel van dit onderzoek wordt beoogd de lacune die er is tussen onderzoek naar staatlozen als object van recht en als participerend individu in de samenleving te verkleinen.

3.2 Onderzoeksvragen

Uit het theoretisch kader is gebleken dat er verschillende vormen van burgerschap bestaan. Hierbij heeft de juridische dimensie van burgerschap, namelijk wie wel wordt erkend als volledig burger en wie niet, een invloed op de andere vormen van burgerschap te noemen civiel, politiek, sociaal en psychologisch (Bloemraad 2008; Baumeister en Lary, 1995; Franck, 1996).

Hieruit volgt de volgende hoofdvraag:

Welke invloed heeft staatloosheid, de facto of de jure, op de ervaring van burgerschap?

Dit is een vrij brede onderzoeksvraag. Dit volgt uit de insteek van dit onderzoek om nieuwe theoretische inzichten te vormen waarin nationaliteit onbekend, staatloosheid en het hoofdconcept burgerschap, worden geïntegreerd op een interdisciplinaire wijze. Dit is een iteratief onderzoek, zie methode, waarbij er de ruimte is gelaten in het onderzoek om doormiddel van terugkoppeling naar de bestaande theorie op basis van de verzamelde data (grounded theory). Het blijft hierbij mogelijk om de onderzoeksvragen gaandeweg aan te

(21)

20

passen mochten er zich nieuwe concepten aandienen. Het draait hier dan om nieuwe concepten die nog niet eerder als relevant werden beschouwd. Deze manier van onderzoek is geschikt bij deze hoofdvraag omdat het over een vrij nieuw onderwerp gaat waar nog een lacune zit in het onderzoek.

Aan de hand van de werkdefinitie van staatloosheid zal er in het onderzoek gekeken worden naar de relatie van dit juridische aspect van burgerschap ten opzichte van de sociaalpsychologische aspecten van burgerschap. Door te onderzoeken hoe de sociaalpsychologische aspecten van burgerschap worden ervaren wordt het mogelijk om een inzicht te creëren in de betekenis van het concept burgerschap voor nationaliteit onbekend houders en staatlozen. De deelvragen die hieruit volgen zijn:

In hoeverre heeft de status invloed op de beleving van sociaal burgerschap?

Uit het theoretisch kader is gebleken dat burgerschap naast een juridisch aspect ook een participerend aspect heeft. Deze deelvraag richt zich op deze dimensie. Marshall (in Cohen: 2010) onderstreept dat burgerschap ook een sociale dimensie heeft. Burgerschap houdt ook in dat mensen kunnen meedraaien in de samenleving, dat zij mee kunnen doen in het arbeids- of educatieveld.

In hoeverre beïnvloedt de status van de respondenten hun sense of belonging in de Nederlandse samenleving?

Als belangrijkste psychologische aspect van burgerschap is de sense of belonging naar voren gekomen (Joppke, 2009). Met deze deelvraag zal er worden gekeken of mensen een thuisgevoel hebben en naar de relatie tussen hun status en hun band met de Nederlandse samenleving.

In hoeverre beïnvloedt de status de identiteitsbeleving van de respondenten?

Identiteit is dynamische sociaal construct dat onderdeel is van burgerschap. Identiteit wordt vormgegeven door interactie met de omgeving. Nationaliteit heeft invloed op de constructie van de identiteit ( Franck1996) Met deze deelvraag wordt er gekeken naar de relatie tussen de status van respondenten en hun identiteitsbeleving.

In het operationaliseringsschema, te vinden in de bijlage, wordt weergegeven hoe het concept burgerschap wordt opgedeeld in de verschillende dimensies. Dit zijn juridisch, sociaal en psychologisch burgerschap. Waarbij psychologisch burgerschap nog een vertakte dimensie

(22)

21

heeft namelijk identiteit. In het schema zijn ook de indicatoren te zien die hieruit volgen en zullen dienen als de topics voor de semigestructureerde interviewvragen.

(23)

22

4. Methode

4.1 Onderzoeksstrategie

Om de hoofdvraag van dit onderzoek te beantwoorden zal er gebruik gemaakt worden van een kwalitatieve onderzoeksstrategie, dit omdat het doel van dit onderzoek is de belevenissen van de respondenten bloot te leggen. Het feit dat ze staatloos zijn staat vast. Het gaat hier om de betekenis en de invloed van dit gegeven op de respondenten zelf. Er is nog weinig onderzoek gedaan naar het verband tussen het concept burgerschap en staatloosheid zoals uitgelegd in de probleemstelling. Bij een onderzoek met bredere onderzoeksvragen past een kwalitatieve explorerende onderzoeksmethode. Er wordt met dit onderzoek gepoogd om nieuwe theoretische inzichten te creëren rond om het eerder beschreven thema. Dit onderzoek is een onderzoek met een iteratieve basis. Dit betekent dat ervan uit de verkregen informatie uit het onderzoek een theorie wordt gevormd (Bryman, 2004: 12). Bij een iteratief onderzoek wordt er als het ware heen en weer gegaan tussen het onderzoek en de al bestaande theorie, dit is een grounded theorie methode (Bryman, 2004: 540). Dit onderzoek is geschikt voor grounded theorie omdat er nog weinig onderzoek is gedaan naar dit verband en het dus mogelijk is dat er gedurende het onderzoek nieuwe concepten naar boven komen die nog niet eerder aan de orde waren gekomen. In dit geval kan de probleemstelling dan wel de topic guide voor de interviews nog worden aangepast. Bij dit onderzoek hoort een interpretatieve epistemologie. De realiteit dient te worden onderzocht door nadruk te leggen op de sociale constructie hiervan. Dit sluit aan bij een constructivistische ontologie die uit gaat van de realiteit als een object dat ontstaat uit de relaties tussen mensen. Sociale verschijnselen zijn dus niet losstaande elementen maar zijn onlosmakelijk met elkaar en de interacties van mensen verbonden (Bryman, 2004: 15;19). Het onderzoeksdesign van deze studie is is een casestudie. Het betreft hier een (redelijk) vastomlijnde groep of gemeenschap. De respondenten kunnen allemaal onder de noemer staatloos worden geschaard en zullen vanuit die positie worden onderzocht (Bryman, 2004: 53). Het onderzoek valt het meest binnen een representatieve case of verklarende case. Het doel van zo een case is om de omstandigheden van respondenten te onderzoeken in een alledaagse situatie. De situatie van de respondenten is echter niet alledaags, zij vormen een minderheid in de samenleving. De situatie waarin zij zich bevinden is een situatie waarin zij zich gedurende een langere periode, al dan niet een heel leven, bevinden. De situatie kan dus op een bepaalde manier wel als alledaags worden beschouwd (Bryman, 2004: 56).

(24)

23

4.2 Onderzoekspopulatie

Het doel van het onderzoek is om inzicht te krijgen in de perceptie van burgerschap onder staatlozen in Nederland. Met het oog op het tijdsbestek dat er voor dit onderzoek is en de beperkte onderzoeksmiddelen is het echter niet mogelijk om alle staatlozen te benaderen, daarom is er in dit onderzoek een sample genomen van deze groep. Alle respondent in deze groep hebben een verblijfsstatus gekregen doormiddel van het generaal pardon van 2007. Er is voor deze populatie gekozen omdat het een afgebakende groep is met specifieke kenmerken. Deze groep heeft voor 2001 zijn asielaanvraag gedaan maar had in 2007 nog steeds geen asielvergunning. Met het generaal pardon van 2007 kregen zij dit. Echter toen zij in 2012 mochten gaan naturaliseren was de wet omtrent hierom gewijzigd. Vanaf 2009 moet er een geldig paspoort en geboorteakte worden overlegd bij de naturalisatie, iets wat voor veel generaal pardonners een probleem veroorzaakte. Dit heeft er voor gezorgd dat er in 2009 maar 7960 van de 27000 mensen een aanvraag heeft ingediend voor naturalisatie (Raport

Vluchtelingewerk, 2014:5&7).

De respondenten zijn een niet gemakkelijk bereikbare groep. Daarom is er gebruikt gemaakt van convenience sampling waarbij de makkelijkst bereikbare respondenten worden gebruikt (Bryman, 2004: 183). De respondenten zijn in eerste aanlegbenaderd door een sleutelinformant en het eigen netwerk (Bryman, 2004: 409). Om nog meer respondenten te bereiken dan de in eerste instantie beschikbare respondenten van convenience sampling is er gebruik worden gemaakt van een andere vorm van convenience sampling namelijk snowball sampling. Dit is een vorm van sampling waarbij gebruik wordt gemaakt van de contacten van respondenten. Daarnaast is er gebruik gemaakt van sociale media om meer respondenten te benaderen. Op Facebook zijn er verschillende pagina’s rond het thema staatloosheid en nationaliteit. Via deze pagina is er contact gezocht met respondenten. Het is van belang te noteren dat de gemiddelde leeftijd van de mensen op deze pagina onder de 30 jaar ligt. Dit vormt geen belemmering voor het onderzoek maar zal verder worden toegelicht in de reflectie. Omdat het hier om een kwalitatief onderzoek gaat is de representativiteit minder in het geding, generaliseren is hier minder aan de orde en ook de externe validiteit wordt minder sterk beïnvloed (Bryman, 2004: 184-185). Tot slot is halverwege het onderzoek een interview gedaan met de vreemdelingenadvocaat Ali Agayev. Dit is gedaan om nieuwe en andere inzichten over de respondenten en het onderzoek te krijgen. Meneer Agayev heeft ook opgetreden als sleutelinformant bij het vinden van de respondenten. Dit onderzoek is gedaan vanuit Amsterdam. Zoals eerder vermeld zijn de respondeten

(25)

24

onder andere geworven via snowball sampling, hierdoor bevonden de meeste respondenten zich buiten Amsterdam, dit vormt geen probleem en is daarbij een goede weerspiegeling de onderzoekspopulatie, deze bevindt zich namelijk ook verspreid over Nederland. De locatie voor het onderzoek is dus Nederland in zijn geheel.

Het voornaamst criteria voor de respondenten was dat zij niet konden naturaliseren. Naar mate het onderzoek vorderde is dit criterium duidelijker geworden. In eerste instantie werd eruit gegaan van mensen met de status staatloos of nationaliteit onbekend, echter is er gedurende het onderzoek naar voren gekomen dat een aantal respondenten ook op een andere manier geregistreerd staan. Als voorbeeld: Een van de respondenten staat geregistreerd als nationaliteit: burger van Azerbaijan. Dit betekent niet dat hij die nationaliteit heeft maar dat bij de GBA-registratie daarvoor is gekozen op basis van de door hem afgelegde interviews bij de IND. Dit voorbeeld duidt niet alleen aan hoe complex en willekeurig het proces van registratie is maar ook duidt het waarom er in dit onderzoek gekozen is voor een grounded theory methode. Over dit onderwerp is weinig bekend en geschreven en dus is aanpassing gedurende het onderzoek nodig. Samenvattend kunnen alle respondenten dus niet naturaliseren meestal als gevolg van het niet beschikken over een paspoort en/of geboorteakte. Hieronder is een overzicht van alle respondenten van dit onderzoek.

Respondent Plaats Nationaliteit op verblijfsdocument

Geboorteland* ** R1, M, 57 Eindhoven Staatloos Syrië (Armeens) R2, V, Eindhoven Nationaliteit

onbekend

Azerbaijan (Armeens) R3, M, 27 Amersfoort Staatloos Azerbaijan (Armeens) R4, V, 25 Den Haag Nationaliteit

onbekend Armenië R5, M, 22 Tilburg Staatloos/burger van Azerbaijan Azerbaijan (Nargorno Krabach) (Armeens)

R6, M, Amsterdam Staatloos Oezbekistan/Sovjet Unie

(26)

25

* De nationaliteit van de respondenten staat tussen haakjes indien deze afwijkt van het geboorteland.

** Een aantal respondenten gaf de Sovjet-Unie aan als geboorteland, de huidige naam van dat territorium wordt ook aangegeven.

4.3 Operationalisering

Het hoofdconcept van dit onderzoek is burgerschap. Dit is een breed concept dat kan worden onderverdeeld in verschillende sub concepten. Namelijk juridisch, sociaal en psychologisch burgerschap. Dit zijn vooralsnog zeer grote concepten en zullen dus worden geoperationaliseerd om zo verduidelijkt te worden en te kunnen dienen als goede concepten voor een topic guide.

Burgerschap is op gedeeld in juridisch, sociaal en psychologisch burgerschap. Waarbij juridisch burgerschap grotendeels gelijk wordt geschakeld met de werkdefinitie van staatloosheid.

Staatloosheid: zoals al aangeven in het theoretisch kader is er aan de hand van onderzoek naar de verschillende definities uit het onderzoeksveld als mede de definities gebruikt door de betrokken instanties een werkdefinitie opgesteld. Deze definitie zal worden gebruikt om te beoordelen of individuen de juiste respondenten zijn en als uitgangspunt om te vragen naar de ervaringen die de respondenten ervaren door hun status.

R8, V, 51 Heiloo Nationaliteit onbekend Azerbaijan/Sovjet Unie R9, M, 23 Nijmegen Nationaliteit onbekend Azerbaijan R10, V, 22 Nijmegen Nationaliteit onbekend Jordanië (Libanees) R11, V, 24 Amsterdam Nationaliteit onbekend Angola

R12, V Rotterdam Burger van Armenië

Armenië

R13, V, 25 Den Bosch Nationaliteit onbekend

Iran

R14, M, 29 Amsterdam Nationaliteit onbekend

(27)

26

Een staatloze in Nederland is een individu dat geregistreerd staat als staatloze in het BPR of GBA als medepersonen die geregistreerd staan bij het GBA onder noemer nationaliteit onbekend en daardoor een ineffectieve nationaliteit bezitten en dus de facto staatloos zijn.

Sociaal burgerschap wordt onderverdeeld in het bezitten van burgerrechten. Als belangrijkste indicatoren zullen vrijheid van reizen en de mogelijkheid tot politieke participatie worden gebruikt. Bij de psychologisch dimensie gaat het om de dimensies identiteit en sense of belonging waarbij de indicatoren sociale cohesie en sense of belonging bij identiteit behoren nationale identiteit en emotionele identiteit. Het is moeilijk om van tevoren al veel indicatoren op te stellen omdat burgerschap erg persoonsafhankelijk is. Identiteit is een individueel construct afhankelijk en vormgegeven door verschillende factoren (Franck, 1996).

(28)

27

Burgerschap

Juridisch

Verblijfstatus Geregistreerde nationaliteit

Psychologisch

burgerschap

Sense of belonging Band met land van herkomst Proces van 'ingroup/outgroup'

Identiteit

Groepsidentificatie Sociaal vegelijkingsproces Identificeren op basis van nationaliteit

Sociaal

burgerschap

Deelnemen in de samenleving Verhouding rechten en plichten Mogelijkheid tot werk/opleiding Gevoel van vertegenwoordiging

(29)

28

4.4 Data verzameling

Tijdens de interviews is er gebruik gemaakt van opnameapparatuur om deze te kunnen transcriberen. Dit is alleen gebeurd met toestemming van de respondenten. In enkele gevallen gaven de respondenten hier geen toestemming voor. Er is voor deze interviews een reconstructie gemaakt van het gesprek aan de hand van aantekeningen. In dit onderzoek is er gebruik gemaakt van het semigestructureerde interview als onderzoeksmethode. Aan de hand van de verschillende concepten die naar voren kwamen in het theoretisch kader is er een topic guide samengesteld die diende als leidraad voor de interviews. Dit zodat de belangrijkste concepten bij alle respondenten aanbod zullen komen maar dat er wel een vorm van flexibiliteit is tijdens het interviewen om door te gaan op onderwerpen die tijdens de interviews naar boven komen (Bryman, 2004: 438). Gedurende het onderzoek is de topic guide nog aangepast en aangevuld naar aanleiding van concepten die tijdens de interviews werden opgebracht door de respondenten. De interviews hebben allen dezelfde opzet maar verschillen in aard omdat het gaat om de beleving van de respondenten en concepten dus zoveel mogelijk natuurlijk naar voren dienden te komen. Het principe van het aanpassen van de topic guide gedurende de data verzameling past in de iteratieve methode die in dit onderzoek is toegepast.

4.5 Data-analyse

De interviews zijn opgenomen en samengevat, waar opname niet mogelijk was, om ze vervolgens te kunnen transcriberen. De getranscribeerde interviews zijn vervolgens met behulp van het computerprogramma MAXQDA geanalyseerd. Na het selecteren van de relevante informatie zijn er fragmenten gecodeerd aan de hand van verschillende labels. Hierdoor ontstond een matrix waarin de verschillende concepten overzichtelijk werden weergegeven en patronen konden worden gevonden. Aan de hand van deze matrix en de daarbij behorende labels zijn de onderzoeksvragen beantwoord (Baarda, de Goede& Teunissen, 2001: 167).

4.6 Ethische verantwoording

Het is voor de respondenten van belang dat zij in vrijheid kunnen antwoorden op de vragen in dit onderzoek, dit omdat antwoorden die zij geven wellicht als belastend kunnen worden ervaren in hun (eventuele) naturalisatieproces. Hun anonimiteit dient dus gewaarborgd te

(30)

29

worden. Het is van belang om te noteren dat de respondenten in principe een afgeronde procedure hebben en dat in dit onderzoek geen belastend bewijs kan worden gevonden om hun verblijf in Nederland op enige manier in de weg te zitten. Voor het onderzoeksproces zelf is het ook van belang dat de respondenten in vrijheid kunnen antwoorden omdat zo de kans op sociaal wenselijke antwoorden verkleind kan worden. Om de anonimiteit van de respondenten te waarborgen zullen zij worden aangeduid met een nummer en waar mogelijk het land of de regio waar vanuit zij naar Nederland zijn gekomen (Bryman, 2004:118-119). Aan het begin van elk interview zijn de respondenten gevraagd of zij bezwaar hebben met het opnemen van de interviews. Daarbij werd bij elk onderzoek onderstreept dat er geen juiste of onjuiste vragen zijn en dat antwoorden op een vraag in geen geval verplicht was. Dit kan gezien worden in de interview guide die in de bijlage is toegevoegd. Namen die eventueel genoemd zijn tijdens het onderzoek zijn geverifieerd dan wel weggelaten om ook van deze mensen de anonimiteit te garanderen. Tot slot is het van belang te noteren dat dit onderwerp gevoelig kan liggen bij de respondenten en emotionele reacties kan op roepen. Tijdens de interviews is hier zorgvuldig mee om gegaan en begrip voor getoond en daarbij is er getracht een prettige sfeer en een vertrouwensband te creëren (Bryman, 2004:123).

(31)

30

5. Resultaten

Om antwoord te krijgen op de hoofdvraag van dit onderzoek zijn er veertien interviews afgenomen met mensen die met hun huidige status niet kunnen naturaliseren. Allen vielen zij in 2007 onder het generaal pardon. Dit is een weerspiegeling van de werkelijkheid want het merendeel van de mensen die de status nationaliteit onbekend dan wel staatloos hebben viel onder deze regeling. Het merendeel van de respondenten kwam uit of was etnisch Armeens (geboren in Azerbaijan). Dit is een weerspiegeling van de werkelijkheid omdat volgens het onderzoek van Vluchtelingenwerk Nederland (Rapport, 2004) een grote groep van de pardonners uit Azerbaijan kwam.

In dit hoofdstuk zullen de resultaten worden weergegeven per deelvraag. Door dieper in te gaan op bepaalde terugkerende onderwerpen zal er een basis worden geschetst voor het beantwoorden van de hoofdvraag. Daarnaast zal er een paragraaf worden gewijd aan opvallende concepten en dimensies die in de interviews naar boven kwamen maar niet direct onder een van de deelvragen vallen te scharen. Er is bij dit onderzoek gebruik gemaakt van grounded theory en er is dus gedurende het onderzoek een wisselwerking geweest tussen de theorie en de data verzameling en analyse echter zijn er nog steeds opvallende dingen naar voren gekomen die apart benoemd moeten worden.

5.1 Deelvraag 1: In hoeverre heeft de status invloed op de beleving van sociaal burgerschap?

In deze deelvraag werd er gekeken naar de sociale kant van burgerschap, het mee kunnen draaien in de maatschappij. Het overkoepelende concept is (sociaal) burgerschap. Uit de analyse kwam naar vormen dat de respondenten bepaalde beperkingen tegen kwamen, in hun dagelijks leven, als gevolg van hun status. De de indicatoren van de beperkingen, dan wel praktische problemen waar respondenten tegen aan lopen door hun status, zijn werk/opleiding, stemrecht, reizen, bankzaken, en trouwen en kinderen. De andere dimensie die naar voren kwam was het gevoel van ondervertegenwoordiging. De respondenten voelden zich niet vertegenwoordigd door de Nederlandse rechtstaat. Beide dimensies zullen in deze paragraaf aan de hand van citaten verder worden uitgewerkt.

(32)

31

5.1.1 Praktische problemen

Uit de interviews is naar voren gekomen dat de meeste respondenten in de eerste plaats burgerschap omschrijven als iets praktisch. Hiermee wordt er gedoeld op de rechten, of voordelen, die er bij het burgerschap horen. De respondenten omschrijven burgerschap als iets praktisch wat bij het bezit ervan kan leiden tot een symbolische betekenis van burgerschap, namelijk het niet alleen zijn, maar ook het voelen van een volledige onderdaan van de Nederlandse samenleving. Dit blijkt ook uit een aantal uitspraken van de respondenten:

Uiteindelijk wonen wij in een papierenland, en is het van welke papieren heb je? En dan ben je burger van een land. Op dit moment voel ik mij wel Nederlands maar op papier ben ik niet Nederlands. En dat kom je altijd tegen. (R4,V,NO, Armenië)”

Het niet bezitten van de Nederlandse nationaliteit heeft dus gevolgen voor het gevoel van burgerschap die de respondenten hebben. Geen van de respondenten gaf bij de vraag naar wat burgerschap betekent aan dat zij zich volledig een Nederlands staatsburger voelen. Daarbij zien zij burgerschap dus niet als iets emotioneels of symbolisch maar meer als iets praktisch wat zij niet bezitten. Het niet bezitten van deze burgerschap zorgt voor verscheidene praktische problemen. Niet alle respondenten ervaren dezelfde problemen of hechten dezelfde waarde aan verschillende beperkingen die zij tegenkomen. Echter alle respondenten geven aan dat reizen voor hen een probleem is waar zij tegen aan lopen.

5.1.2 Reizen

Reizen op een vreemdelingenvisum mag binnen de Schengenzone en daarbuiten als het desbetreffende land een visum verstrekt (Paspoortuitvoeringsregeling Nederland 2001). Echter geven de respondenten aan dat deze visa vaak duur zijn en het proces tot het verkrijgen van een visum een tijdrovend proces is. Daarbij is het voor veel respondenten niet mogelijk om terug te reizen naar het land van herkomst door een beperking die de overheid hierop heeft gelegd en die staat aangegeven in het vreemdelingenpaspoort (Paspoortuitvoeringsregeling Nederland 2001).

(33)

32

“Reizen, een weekendje Londen is voor mij onmogelijk. Je krijgt er bijvoorbeeld gewoon geen visum voor. Want wat je krijgt is zeg maar zo een vreemdelingenpaspoort, met zo een groene kaft. Er staat heel duidelijk in zo een paspoort dat je kan overal in de wereld naar toe behalve eigen land. En voor bepaalde landen in Europa heb je gewoon een visa voor nodig, maar London die weigert gewoon. Hoezo weet ik niet, maar dat willen ze niet. (R11, V, NO, Angola)”

Wat bij reizen ook meespeelt is het feit dat de respondenten geen consulaire bijstand zullen krijgen in het buitenland mocht dit nodig zijn. Dit beperkt hen en beïnvloedt hun keuzes van de reisbestemming. Dit is echter wel alleen het geval bij de respondenten die hiervan op de hoogte waren. Naast dat het het reizen lastiger maakt wordt er ook frustratie uitgesproken over de beperkingen die de status heeft op reizen. Zoals in het citaat hierboven duidelijk naar voren komt is er een gevoel van ongelijke behandeling. Een gevoel van oneerlijkheid. Dit gevoel speelt ook mee bij andere beperkingen die respondenten ervaarden. Een daarvan is stemrecht.

5.1.3 Stemrecht

Stemrecht is een concept dat door een aantal respondenten zelf naar voren werd gebracht als een beperking waar zij tegen aan liepen. Echter bij het merendeel van de respondenten werd dit niet zelf op gebracht maar werd er naar hun mening en gedachten hierover gevraagd. Het merendeel van de respondenten ervoer het niet hebben van (landelijk) stemrecht niet als een beperking waar zij veel waarde aan hechten. Zij gaven hier als reden voornamelijk een desinteresse in de politiek voor op. Echter een deel bestempelde het wel als oneerlijk en onrechtvaardig dat zij deze mogelijkheid niet hebben.

“Ik hou niet zo van politiek maar het geeft je wel het gevoel van ik word buitengesloten dus je bent hier al 20 jaar, ik bedoel als ik me part of the community wil voelen dan moet ik eigenlijk ook het recht hebben om te stemmen. (R10, V, NO, Jordanië)”

Voor een aantal respondenten was het hebben van stemrecht echter iets wat hen aan het hart ging en wat zij miste in hun leven. Het gaat hier dan voornamelijk om contact met vrienden en kennissen. In verkiezingstijd komt het onderwerp stemmen vanzelfsprekend aan bod en dat zijn ook de tijden waarin er vaak vragen komen over waarom zij niet mogen stemmen. Dit roept een gevoel van schaamte en minderwaardigheid op. Een goed voorbeeld van een respondent die stemrecht belangrijk vond is respondent R4. Deze respondent werkt in de

(34)

33

Tweede Kamer voor fractieleiders. Zij wilde dit graag omdat zij iets wil verbeteren aan haar situatie en die van anderen.

“Het belemmert je gewoon heel erg. En ik werk in de Tweede Kamer, ik weet hoe het hele politieke stelsel werkt maar ik mag hier geen stem uitbrengen. (R4,V, NO, Armenië)”

5.1.4 Werk en opleiding

Een belangrijk onderdeel van sociaal burgerschap is werk en opleiding. Het merendeel van de respondenten ervaart geen problemen met het zoeken van werk door hun status. Dit betekent dat zij niet het idee hebben dat zij een baan niet krijgen omdat zij nationaliteit onbekend of staatloos op hun pasje hebben staan. Het is dus geen beperking maar dat betekent niet dat zij niet tegen kleinere belemmeringen aanlopen. Bij het invullen van formulieren moeten zij vaak uitleggen waarom zij een vreemdelingendocument hebben en waarom er geen nationaliteit op staat. Dit wordt als zeer onprettig ervaren. Binnen opleidingen lopen de respondenten die hier mee te maken hebben vaak tegen buitenlandse reizen, stages of uitwisselingen aan. Dit is vaak iets wat zij niet kunnen doen of waarbij zij tegen dezelfde problemen aanlopen als die zij bij het reizen ondervinden. Een aantal respondenten gaf daarbij aan dat het hebben van een verblijfsdocument zonder uitzicht op naturalisatie invloed heeft gehad op hun studiekeuze.

5.1.5 Toekomst: trouwen, kinderen en hypotheek

De onderwerpen trouwen, de verblijfstatus van toekomstige kinderen en hypotheek zijn ook aan bod gekomen. Echter is de gemiddelde leeftijd van de respondenten 25jaar en zijn dit nog niet direct zaken waar zij zich vol op mee bezig houden.

“Om hier bijvoorbeeld ook te kunnen trouwen voor de gemeente moest ik mijn paspoort, of mijn geboorteakte laten vertalen met een apostille maar mijn geboorteakte vonden ze te oud en dat hebben ze niet goedgekeurd. Eigenlijk zijn we wettelijk nog steeds niet getrouwd. (R13, V, NO, Azerbaijan)”

Respondent R7, V, Armenië, Armenië had net een kind gekregen en sprak haar frustratie uit over het feit dat haar kind in dezelfde positie zou komen te zitten ondanks het feit dat zij in Nederland geboren is.

(35)

34

“Ze heeft nationaliteit onbekend denk ik. Ik was laatst bij de gemeente om een verblijfvergunning voor haar aan te vragen. Dat is zo raar dat je dat voor een baby moet doen. (R7, V, Armenië, Armenië)”

De oudere respondenten (R1 en R8) waren beide ouders van een van de respondent. Beide gaven zij aan dat zij niet meer per se de Nederlandse nationaliteit hoefde, ze zijn veilig hier en is daarmee tevreden. Voor hun kinderen willen zijn echter een beter leven en alle kansen om goed in de Nederlandse maatschappij mee te draaien. Om dit te kunnen doen hebben zij de Nederlandse nationaliteit nodig. Meerde respondenten drukten uit dat hun ouders dezelfde soort gedachtegang hadden. Dat zij voor hun kinderen graag wilden dat het naturalisatieproces afgerond wordt zodat zij mee kunnen draaien in de maatschappij.

5.1.5 Vertegenwoordiging

De respondenten geven ook aan dat zij zich niet vertegenwoordigd voelen door de Nederlandse overheid. Het feit dat zij niet als (volledig) Nederlands staatsburger worden erkend heeft invloed op de manier hoe zij tegen de Nederlandse overheid aan kijken en zij hebben hier vaak een negatieve connotatie mee door hun lange en moeizame asielprocedure. De volgende citaten geven dit gevoel van ondervertegenwoordiging aan.

“Niet op Nederland, wel op de Nederlandse politiek, Nederlandse overheid, daar veranderd je blik natuurlijk wel op. Heel veel mensen hebben het idee dat hier altijd alles prima gerund wordt weet je wel en dat het altijd goed georganiseerd is maar jij als een soort van outlaw om het maar zo te zeggen, ziet altijd de kwaaltjes waar de overheid zeg maar ook nog eens niet aan werkt of heel langzaam eraan werkt. Dus ja je krijgt er natuurlijk wel een negatief beeld van de overheid maar niet per se van de Nederlanders weet je wel. Dat is niet het geval nee. (R5, M, Burger van Azerbaijan, Azerbaijan)”

Zoals hierboven beschreven vallen er onder het concept een heel aantal praktische zaken waar de respondenten tegen aanlopen in het dagelijks leven. Zij geven aan dat dit hun belemmert in hun functioneren in de Nederlandse samenleving. Deze belemmeringen leveren naast praktische problemen ook emoties met zich mee. Voornamelijk frustratie en minderwaardigheidsgevoelens tegen over de andere burgers in de samenleving.

“Ik baal vooral, ik baal gewoon. Waarom moet dat zo bij mij? Ik ben toch niet anders dan mijn Nederlandse vriendinnetjes ofzo? Bij mij is gewoon vooral een baal gevoel en dat je

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op de afdeling methodenonderzoek van het I.L.R, worden arbeids- studies verricht met als doel het vaststellen van normtijden voor verschillende werkzaamheden bij

Kiest voor het uitvoeren van de technische aanpassingen materialen, gereedschappen en (hulp)middelen en houdt rekening met de mogelijkheden en beperkingen van de middelen van

Fase Taken Organisatie Initiatief/ Ontwerp Bepalen van capaciteitsbehoefte van fietsenstallingen ProRail en NS Reizigers / vervoerders Vervaardigen van een gedragen ontwerp van

Hoefer IE, van Royen N, Rectenwald JE, Deindl E, Hua J, Jost M, Grundmann S, Voskuil M, Ozaki CK, Piek JJ, Buschmann I. Arteriogenesis requires 1CAM-1 mediated

It is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), other than for strictly

Zoals in de taal een term door een andere (metonymische) term vervangen kan worden die verwijst naar de herkomst, een plaats, een gebeurtenis of een persoon die met die term te maken

Sulfone containing organic molecules and solvent have recently been used in the formulations of liquid electrolytes enhancing the battery cycling in both LiBs 335 and

On the other hand, this dense and robust network structure is beneficial to retain higher conductivity at high temperature, as demonstrated by the molar proton conductivity of