• No results found

De waarheid van het Internet

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De waarheid van het Internet"

Copied!
20
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De waarheid van het internet

 

(2)

Inhoudsopgave

Inleiding ...3 

Hoofdstuk 1: De maatschappij en informatie ...5 

Het ontstaan van de informatiemaatschappij ...5 

De transformatie van arbeid ...6 

De netwerksamenleving ...7 

Hoofdstuk 2: De groei van en omgang met informatie ... 10 

Gegevens ≠ Informatie ≠ Kennis ... 10 

Wat is waar? ... 11 

Informatietechnologie stimuleert informatiegroei ... 11 

De omgang met informatie in de informatiemaatschappij ... 12 

Hoofdstuk 3: Media ... 15 

Zintuiglijke media ... 15 

The medium is the message ... 15 

Reflectie op het internet ... 17 

Bronnenlijst ... 20 

 

 

(3)

Inleiding

We leven tegenwoordig in een informatiemaatschappij. We krijgen dagelijks talloze impulsen uit even zoveel bronnen te verwerken, die we filteren, opnemen of langs ons heen laten gaan, afhankelijk van het medium en/of de boodschap. We zappen weg bij reclames op tv, we zijn ons amper nog bewust van banners op internet, negeren bijna standaard de linkerkant van dagbladen omdat daar vrijwel altijd advertenties staan, maar weten wel precies hoe laat we welke zender aan moeten zetten om toch dat ene interessante programma te kunnen bekijken. Als we op straat lopen krijgen we enorm veel impulsen die ons allemaal proberen over te halen tot het uitvoeren van een bepaalde actie, informatie-impulsen die we vakkundig kunnen negeren. Als we willen weten hoe laat de trein vertrekt, kijken we dit na op internet, maar we negeren de aanbiedingen en acties van de NS die op dezelfde pagina getoond worden. Als we een definitie van een woord willen weten pakken we een woordenboek, of zoeken dit na op internet. Als we meer willen weten over een begrip, pakken we de encyclopedie of gebruiken we Wikipedia. Een leuke anekdote hier omtrent vond ik op www.adbusters.org:

“When I encountered a dog-sized rodent digging in my compost bin one night I asked a friend if he’d ever seen such a creature. He told me that it was called a nutria and explained that it originated in South America, was originally imported as a source of cheap fur and now lived wild in the Pacific Northwest. Fascinated, I went online to learn more. A Google search led me to a Wikipedia page where I read, to my great alarm, the precise words and facts my friend had used to describe the animal. It was apparent that he had done the same Google search, clicked on the same Wikipedia page, and had simply recited to me the information he found there. Of course, I didn’t blame my friend for telling me what he knew but I was troubled that we had both "discovered" the same facts written by an anonymous poster.”1

Het interessante aan deze manier van informatie opzoeken is in mijn ogen dat de meeste mensen alle informatie die op internet staat voor waar aannemen. Bij veel mensen ontbreekt een kritische blik waarbij men zich niet meer afvraagt of het wel waar is wat er geschreven staat. Voor een grote groep is het om het even of ze nou de Van Dale gebruiken om een woord op te zoeken, of dat ze dit opzoeken met de

zoekmachine van Google: het eindresultaat is voor deze groep even waar. Vooral jongeren hebben deze manier van informatie vergaren. Zij zien het internet als één grote vergaarbak vol informatie, zien boeken als ‘saai’ en ‘moeilijk’ en vinden de bibliotheek maar een stoffige plaats om informatie te verzamelen. Ik bespeur deze manier van denken vooral bij mijn jongere broers van 19 en 17, die werkelijk alles op internet denken te vinden, terwijl lang niet alles waar is wat daar geschreven staat. Ik ben van de

generatie die opgegroeid is met internet, terwijl zij nooit echt bewust meegemaakt hebben hoe het is om zonder het internet werkstukken te maken en informatie op te zoeken. Ik vind dit een kwalijke zaak, en omdat ik mij hier vooral over verbaas wil ik meer weten over de rol van het internet in de huidige

maatschappij. Ik vraag mij dan ook af: wat is de rol van het internet in de huidige informatiemaatschappij en wat betekent dit voor het waarheidsgehalte van informatie?

1

http://www.adbusters.org/blogs/blackspot_blog/beware_wikipedia.html (14 maart 2009)

(4)

Om een antwoord op deze vraag te kunnen geven zal ik eerst de huidige informatiemaatschappij en het ontstaan ervan behandelen. Vervolgens zal ik ingaan op het begrip informatie, wat ‘waarheid’ is, en hoe de omgang met informatie in de informatiemaatschappij is. Hierna zal ik ingaan op media en

mediatheorie, om tenslotte de voorgaande hoofdstukken op het internet te betrekken en hieruit een conclusie te trekken die antwoord geeft op de vraagstelling.

(5)

Hoofdstuk 1: De maatschappij en informatie

Het ontstaan van de informatiemaatschappij

Sinds millennia wordt kennis overgedragen. Als de Perzen het schrift nooit hadden uitgevonden zouden we andere mensen zijn geweest. Het schrift maakte het mogelijk om feiten, emoties en kennis te externaliseren. Kennis kon als het ware bevroren worden en gebruikt worden om bepaalde normen, waarden, visies en morele principes vast te leggen en daarmee te authoriseren. In een ongeletterde samenleving vindt bijvoorbeeld rechtspraak plaats op grond van gewoontes en tradities, terwijl dit in een geletterde samenleving gebeurt op basis van een wetgevend systeem. In een ongeletterde samenleving vindt informatieoverdracht plaats van mond tot oor en worden mensen gedwongen hun geheugen te trainen. Als iemand sterft verdwijnt ook zijn kennis en daarmee zijn informatie. In een geletterde samenleving blijft deze kennis overeind, en maakt het schrift het mogelijk verder te bouwen op deze kennis, die daarmee en sindsdien cumulatief is geworden.

 

Het grote nadeel van het schrift in die tijd was dat het reproduceren ervan zeer arbeidsintensief was. De uitvinding van de boekdrukkunst bracht hier echter verandering in. Hiervoor was geletterdheid een weinig voorkomend iets in de maatschappij. Boeken werden met de hand (over)geschreven en kostten een vermogen. De boekdrukkunst maakte het mogelijk dat boeken minder duur werden en heeft er later voor gezorgd dat spelling en syntaxis van de taal gestandaardiseerd werd. Hierdoor werd het ook mogelijk om boeken in andere talen te drukken, en werd kennis geen voorrecht meer voor Latijnse wetenschappers. De invloed van het boeken drukken was van cruciale invloed op de wetenschap,

literatuur, educatie en het onstaan van een burgelijke samenleving in het Westen. Een gelijke boodschap kon nu overgedragen worden op de hele massa, en heeft ervoor gezorgd dat er een publieke sfeer ontstond waarbij men zich bezig kon houden met dezelfde politieke, theologische, geografische en wetenschappelijke vraagstukken. De verspreiding van kennis dankzij de boekdrukkunst en in combinatie met onderwijs zorgde ervoor dat er een standaardisatie ontstond van kennis en vaardigheden, die vergelijkbaar werd met die van anderen.

Deze standaardisatie leidde tot de Industriële Revolutie, die in de 19e

eeuw plaatsvond. Mensen konden gelijke vaardigheden opdoen in het gestandaardiseerde onderwijs, terwijl tegelijkertijd de producten en werkmethoden gestandaardiseerd werden. De gehele manier van werken veranderde: vroeger was een product een product van vakmanschap en toewijding en daarmee uniek in zijn soort, terwijl een industrieel product identiek is aan zijn soortgenoten.

Toen eind 19e

eeuw electriciteit praktisch toepasbaar werd kwam de industrialisatie van de westerse wereld in een nog grotere stroomversnelling terecht dan deze al zat. Diverse toepassingen op industrieel gebied zorgden ervoor dat electriciteit de stoom kon vervangen die tot dan toe de brandstof was van de automatisering. Electriciteit kende veel voordelen ten opzichte van stoom: het is veiliger, efficiënter, krachtiger, goedkoper en makkelijker te distribueren dan stoom, waardoor electriciteit een enorm succes is geworden.

(6)

Dankzij de uitvindingen van allerlei nieuwe communicatietoepassingen in de 20e eeuw werd het mogelijk voor bedrijven om globalisering toe te gaan passen. In deze periode, vanaf ongeveer de jaren ’50 van de 20e eeuw, staat de maatschappij ook wel bekend als de post-industrialisatiemaatschappij. Sindsdien is de maatschappij steeds meer een informatiemaatschappij gaan worden, en door de doorontwikkeling van de informatie- en communicatietechnologie heeft dit een enorme vlucht genomen.

De transformatie van arbeid

Frederick Taylor (1856-1915), die het Taylorisme bedacht, was een belangrijk persoon in de

arbeidstransformatie die tijdens de Industriële Revolutie begon. Volgens hem was het mogelijk om productie efficiënter te maken door de duur van iedere actie die een arbeider uitvoerde te meten, om vervolgens de ‘verloren’ tijd die in de vorm van overbodige lichaamsbewegingen en pauzes bestond te elimineren2

. Zijn methode maakte het bovendien mogelijk om een productieproces in kleinere stukken op te delen, en maakte op deze manier de weg vrij voor de invoering van de lopende band, waarbij iedere arbeider een kleine, repetitieve handeling verricht. De uitvinding van de stoommachine maakte het daarnaast mogelijk om diverse van deze repetitieve handelingen geautomatiseerd te laten verlopen, waardoor schaalvergroting ineens mogelijk was omdat mankracht niet meer de beperkende factor bleek. Een ander bepalend persoon in deze arbeidstransformatie was Henry Ford (1863-1947). Zijn methodiek en gedachtengang ten aanzien van het productieproces leek heel erg op het Taylorisme van Frederick Taylor: Het Ford-productiemodel werd gekenmerkt door massale, veelal gemechaniseerde productie van verregaand gestandaardiseerde goederen binnen een zeer gesegmenteerd productieproces, waarbij menselijke handelingen zoveel mogelijk gereduceerd werden tot korte, repetitieve handelingen om zo tot een maximale efficiëntie te komen. Loonarbeiders waren vervangbaar en woonden in massale woonkernen dichtbij de fabriek. Het Ford-regime had een sterke hiërarchie en een hoge mate van bureaucratie. Deze mate van massaproductie liep parallel aan het creëeren en onderhouden van de behoefte aan deze massaproducten in de consumptiemaatschappij. De nieuwe media die in de 20e eeuw ontstonden (zoals radio en televisie) hielpen mee aan het onderhouden van deze behoefte omdat met deze nieuwe media een grote massa aangesproken kon worden, waardoor onder andere de

reclamewereld een enorme stimulans kreeg. Reclames konden mensen ervan overtuigen dat ze allemaal dezelfde onmisbare sigaretten, auto’s of broodroosters moesten hebben, en zo was er een evenwicht tussen het aanbod en de behoefte.

De eerste tekenen aan de wand voor het wankelen van dit systeem ontstonden eind jaren ’60, waarin een sociale tegenbeweging ontstond die massaproductie en -consumptie afwees. In de jaren die daarop volgden kreeg dit systeem meer tegenslagen: er ontstond een soort verzadiging van de markt, waardoor producenten in andere landen gingen proberen om voet aan de grond te krijgen. Ook begonnen

werknemers mondiger te worden: men wilde meer loon, minder werkdruk, en er ontstonden stakingen om deze eisen te bewerkstellingen. Het Fordisme stond op instorten.

2

http://nl.wikipedia.org/wiki/Frederick_Winslaw_Taylor (10 maart 2009)

(7)

Als antwoord op deze crisis begonnen Europese en Noord-Amerikaanse economieën zich te

herstructureren, en begon een periode die het post-Fordisme wordt genoemd. Deze herstructurering werd door een aantal dingen gekenmerkt: in plaats van grote voorraden kwamen kleine voorraden waaruit veel sneller geleverd kon worden, in plaats van grote partijen werden kleine, gevarieerde partijen geproduceerd, tegen het Taylorisme in werd de segmentatie vervangen door individuele multitasking, en hiërarchische structuren binnen de productiebedrijven werden omver gehaald: in plaats hiervan ontstond een cultuur van decentralisatie waarbij kleine teams die een betere kijk hadden op het geheel en meer verantwoordelijkheid kregen voor de kwaliteit van het eindproduct de overhand kregen. Deze

herstructurering van het werkproces vereiste daarmee een herstructurering van de relatie van arbeiders met het productieproces. In plaats van een 9-tot-5 mentaliteit ontstonden er hele nieuwe

dienstverbanden zoals flex-werkers, part-timers en freelancers, waardoor de arbeidsmarkt een hele nieuwe impuls kreeg en veel flexibeler werd. Hierdoor konden arbeid en productie veel beter aangepast worden aan veranderende marktomstandigheden en schommelingen in de economie. Zoals

massaconsumptie onlosmakelijk met massaproductiviteit uit het Fordisme verbonden is, zo is dat ook het geval met de flexibele, post-Fordistische specialisatie in het productieproces en individualistisch consumptiegedrag.

De rol van de overheden in het post-Fordistische tijdperk is daarnaast cruciaal gebleken om aan de flexibiliteits- en innovatie-eisen van de industrie te kunnen voldoen. Het subsidiëren van innovatie, ontwikkeling en onderzoek om innovatie te bevorderen en om de beroepsbevolking flexibel te houden hebben ervoor gezorgd dat we in een kenniseconomie terecht zijn gekomen. Daarnaast is het

openstellen van landsgrenzen om een vrij verkeer van werknemers en goederen te kunnen waarborgen en het investeren in een degelijke technologische infrastructuur essentieel om deze flexibele

kenniseconomie in stand te houden.

Het post-Fordisme is kortom samen te vatten in de volgende overgangen: van massaconsumptie en massaproductie naar flexibele specialisatie en van een hiërarchische baas-loonarbeider structuur naar een flexibelere en qua structuur platte arbeidsmarkt. Deze transities zijn kenmerkend geweest voor het ontstaan van de netwerksamenleving: een flexibele samenleving die bestaat uit talloze netwerken van netwerken van mensen en producten (lees: informatie) die met elkaar verbonden zijn en bestaan uit talloze verbindingspunten die samen nieuwe netwerken vormen.

De netwerksamenleving

De huidige tijd waarin we leven wordt naast de informatiesamenleving ook wel omschreven als de netwerksamenleving. Manuel Castells zag in zijn trilogie over de economie, maatschappij en cultuur van het informatietijdperk al dat dit het geval was, en omschreef het als volgt: “As a historical trend,

dominant functions and processes are increasingly organized around networks. Networks constitute the new social morphology of our societies, and the diffusion of networking logic substantially modifies the

(8)

operation and outcomes in processes of production, experience, power and culture.”3

Manuel Castells extraheerde drie kernonderdelen van de netwerksamenleving die samen de netwerk-samenleving vormgeven: economie, technologie en politiek.

De netwerkeconomie is een economie van het genereren en distribueren van kennis en informatie. Het kenmerkt zich door een uitwisseling van goederen (waaronder informatie), die zich dankzij de

communicatietechnologie niets aantrekt van de bestaande landsgrenzen. Voor arbeid geldt dit in een wat mindere mate, maar dit is steeds meer aan het groeien door de groeiende mate van flexibiliteit en

migratie van arbeiders. De netwerkeconomie is een netwerk van flexibele netwerken van bedrijven, kantoren, regio’s, steden, enzovoorts, die allen verbonden worden door informatie en

communicatietechnologie.

Mensen leven in tijd en ruimte, maar de perceptie hiervan verschilt van mens tot mens. Biologisch gezien worden we wat betreft tijd gestuurd door onze natuurlijke inwendige klok, de dag- en nachtcyclus en de seizoenen. Ruimte nemen we waar als de plaats waar we leven en de afstand tot aan waar we kunnen kijken, communiceren of reizen. Deze waarnemingen van tijd en ruimte coördineren de meest

gebruikelijke bezigheden van mensen en hoe mensen samen leven. De standaardisatie van tijdmeting door klokken en de ontwikkeling van transport en communicatietechnologieën breiden echter de grenzen van tijd en ruimte uit, omdat ze de groei in omvang van menselijke gemeenschappen mogelijk maken. In de netwerksamenleving is deze menselijke ervaring van tijd en ruimte vrijwel verdwenen, omdat de grenzen van tijd en ruimte verdwenen zijn. Dit komt doordat digitale netwerken informatie met zo’n snelheid produceren en transporteren, dat er geen limiet meer is aan de afstand tot waar

communicatie mogelijk is. Hierdoor is synchronisatie van menselijke activiteiten op een bepaalde plaats ook amper meer nodig. Men hoeft dus niet meer op een bepaalde plaats op een bepaalde tijd

tegelijkertijd te zijn om informatie te verwerken, maar kan dit asynchroon en ver weg van elkaar doen. De netwerk-samenleving ‘werkt altijd’. De fysieke plaats van ieder lid van het netwerk doet er niet toe, alleen de plaats binnen het netwerk is relevant. In de netwerksamenleving zijn tijd en ruimte geen begrippen, omdat ze er gewoonweg niet zijn. Dit is het gevolg van netwerktechnologie: in de netwerksamenleving verdwijnen door de technologische ontwikkelingen de betekenis van locatie en tijd, en daarmee verandert de menselijke ervaring van economische, politieke en sociale processen. Deze processen vinden namelijk allemaal doorgaans plaats op een bepaalde tijd of locatie, waardoor het verdwijnen van tijd en locatie tegen de menselijke natuur (die afgebakend wordt door tijd en ruimte) ingaat. De mens verliest hiermee zijn natuurlijke controle over zijn leven en de genoemde processen. De

netwerksamenleving roept hierdoor een spanning op tussen de niet locatiegebonden eigenschappen van netwerken en de menselijke drang om zijn leven te verbinden aan een of meerdere specifieke plaatsen. Toegang tot de economische, sociale en politieke netwerken is een belangrijk speerpunt in de

netwerksamenleving. Wanneer mensen geen toegang hebben tot deze netwerken vallen ze buiten de samenleving, terwijl als men wel toegang heeft de mogelijkheden onbeperkt zijn. De structuur van de

3

Castells, M., The rise of the network society, 1996, geciteerd door Barney, Darin, The Network Society, 2004, p2

(9)

netwerksamenleving is een netwerk van netwerken, waarbij het ene netwerk machtiger is dan het andere: een internet service provider is machtiger dan een gebruiker, terwijl ze wel deel uitmaken van hetzelfde netwerk van netwerken. Dat ze beiden toegang hebben tot het netwerk betekent daarmee dus niet dat ze ook gelijk zijn. Controle over wie wel en wie geen toegang heeft tot deze netwerken is daarmee een serieus machtsmiddel en kan serieuze (materiële en financiële) consequenties hebben.

Het feit dát we in een netwerksamenleving leven, daar is geen discussie over mogelijk, maar Castells’ visie hierop vind ik ietwat te dramatisch. Hij suggereert een soort anonieme, tijdloze en plaatsloze samenleving die puur en alleen uit netwerken bestaat. Het zou een dystopische toekomstvisie kunnen

zijn, zoals George Orwell dat ook beschreef in ‘1984’ naar aanleiding van zijn tijdsgeest. Wat mij betreft is het technologische aspect van de netwerksamenleving enigszins overdreven: we nog lang niet zover dat tijd en ruimte zijn opgelost in een soort tijd- en ruimteloze sfeer, gezien het aantal mensen dat nog gewoon van 9 tot 5 op kantoor zit te werken. Het is wel zo dat we steeds minder tijdgebonden worden en minder synchronisatiemomenten vanuit de buitenwereld krijgen. We kunnen het 8-uur journaal op uitzendinggemist.nl bekijken, en afhankelijk van de branche groeit het aantal werknemers dat zijn eigen werktijd en werkplek uitkiest. Het zal echter in mijn ogen nog decennia duren voordat we zover zijn dat iedere werknemer in elke branche dit kan: vuilnis moet nou eenmaal opgehaald worden, en de

supermarkt moet nou eenmaal geopend blijven (hoewel de openingstijden hiervan steeds ruimer aan het worden zijn). Kortom: ik zie Castells’ visie op de netwerksamenleving eerder als een toekomstvisie dan als een ooggetuigenverslag.

(10)

Hoofdstuk 2: De groei van en omgang met informatie

Gegevens

≠ Informatie ≠ Kennis

Om de informatiemaatschappij te kunnen begrijpen dienen we eveneens te begrijpen wat informatie precies inhoudt. De natuur is hiervoor een prachtig voorbeeld om informatie te kunnen begrijpen. Er zijn namelijk verrassende overeenkomsten tussen in de natuur voorkomende structuren en informatie-technologie. In de jaren ’60 begonnen wetenschappers die de biologische ontwikkeling van organismen onderzochten zich niet meer alleen te interesseren voor de informatie die in de genen opgeslagen was, maar ze raakten ook geïnteresseerd in het begrijpen waarom organismen zich met het goede onderdeel in de goede vorm op de goede plek ontwikkelen. De reden hierachter bleek redelijk voor de hand liggend toen men doorhad dat er niet zoveel speciaals is aan de cellen waaruit levende organismen bestaan. Per slot van rekening bestaan cellen uit niet meer dan een verzameling moleculen. Wat er dan wel zo speciaal aan is, is dat die molecuulstructuren op een veel complexere manier samengesteld worden dan de molecuulstructuren van levenloze dingen. Het in elkaar zetten wordt gedaan door het volgen van een programma: een verzameling instructies die aangeven hoe de cel zich dient te ontwikkelen. De kern van levende organismen is geen ‘spark of life’4, maar informatie, woorden en instructies. Daarom zou je kunnen zeggen: om leven te kunnen begrijpen moet je informatietechnologie begrijpen.

Echter, wat is informatie in de eerste plaats? Er zijn verschillende interpretaties van, maar de term zelf komt van het Latijnse woord ‘informare’, dat de Romeinen meestal bedoelde als ‘vormen’ of

‘beschrijven’. Het werkwoord ‘informare’ geeft actie aan het zelfstandig naamwoord ‘forma’, dat

verschillende betekenissen heeft, afhankelijk van de omstandigheden. Zo gebruikte de geschiedschrijver Titus Livius het woord voor ‘karakteristiek’, ‘vorm’, ‘oorsprong’, ‘soort’ en ‘wijze’. Dit betekent dus dat informatie in de pure zin van het woord geen ‘data’ of ‘gegevens’ betekent, maar dat in de betekenis van het woord zit verscholen dat informatie een vorm van gegevens is met een betekenis. Dit komt ook terug in de eerder genoemde cellen: cellen weten waar ze behoren in het raamwerk van een organisme. De theorie hier achter wordt ‘positionele informatie’5

genoemd. Positionele informatie “is the main feature which determines the pattern of cellular differentiation, and ... the pattern of differential information is universal. Essentially, a cell knows where it is, and this information specifies the nature of its

differentiation”6

. Het feit dat een cel weet waar het zich bevindt geeft context aan de informatie, en daarmee betekenis. En daarmee komen we dus op het essentiële ingrediënt dat informatie zo waardevol maakt in alle vormen van natuurlijke danwel menselijke informatieverwerking: context.

Het is dus een onomstotelijk feit dat informatie niet hetzelfde is als gegevens. Gegevens zijn

betekenisloos op zichzelf, zo is het getal 119712 volledig betekenisloos. Het zou een telefoonnummer,

4

Tetlow, Philip: The Web’s Awake, Piscataway, NJ (VS), 2007, p101

5

ibidem

6

Wolpert, P., geciteerd door Tetlow, Philip: The Web’s Awake, Piscataway, NJ (VS), 2007, p.102

(11)

een aantal of een serienummer kunnen zijn. Als er een ‘s’ voor zou staan, zou het al wat herkenbaarder kunnen zijn, bijvoorbeeld een studentnummer. Het is context die dit gegeven betekenis geeft: het is mijn studentnummer, en daarmee wordt dit gegeven informatie.

Wat is waar?

Nu weten we wat informatie betekent, maar wat maakt informatie dan waar? Met andere woorden: wat is waarheid? Conservatieven die volgens de traditie van Plato (427-347 v. Chr.) en Aristoteles (384-322 v. Chr.) denken nemen aan dat de waarheid een vast gegeven is dat door de mens kan worden achterhaald met behulp van zijn denkvermogen. Door wetenschappelijke en morele waarheden tot zich te nemen kan een mens zich tot zijn ware zelf ontwikkelen. Progressieve denkers die vanuit de traditie van Socrates (469-399 v. Chr.) en Nietzsche (1844-1900) redeneren nemen juist aan dat de waarheid een sociale

constructie is die door het denkvermogen van de mens is gecreëerd. Niet zozeer het aanleren van wetenschappelijke en morele normen is van belang, maar eerder het ontwikkelen van het kritische en creatieve vermogen om nieuwe normen te scheppen. Progressieven zien dus waarheid als iets wat iemand gelooft wanneer hij bevrijd is van de heersende consensus en zelf tot een oordeel is gekomen. Voor conservatieven is dit juist andersom: zij zien dat deze bevrijding voortkomt uit waarheid, “omdat de mens pas vrij kan zijn als hij zich de gemeenschappelijke waarden heeft eigen gemaakt”7

.

Postmodernistische denkers redeneren eveneens vanuit de traditie van Socrates en Nietzsche. Zij zien waarheid noch als een materialistische eenheid, noch een referentie aan de tastbare wereld, maar ze zien waarheid als simpelweg het geinstitutionaliseerde product van menselijke redenering, wat het resultaat is van onderlinge relaties tussen mensen. De waarheid is daarmee geen constante factor die continu getoetst kan worden, maar eerder het product van zichzelf, een reflectie. Deze visie wordt door

postmodernisten ook op taal toegepast. Taal is een constructief hulpmiddel om gewoontes en relaties te beschrijven, maar in deze visie is taal ook naar zichzelf verwijzend. Dat wil zeggen: taal verwijst naar zichzelf in plaats van dat het simpelweg de wereld symboliseert. Het stelt een code samen waarbij verschillende elementen aan elkaar verbonden zijn maar niet noodzakelijk verbonden zijn aan een externe, objectieve werkelijkheid. Hierdoor ontstaat, wanneer taal gebruikt wordt, een soort

schijnwerkelijkheid, zonder referentie aan concrete zaken maar vol van zelfreferenties en kopieën van kopieën.

Informatietechnologie stimuleert informatiegroei

Manuel Castells zag in zijn essay ‘The rise of the network society’ (1996)al dat de informatietechnologie een volledig ander traject bewandelt dan andere technologieën. Informatietechnologie ontwikkelt zich exponentieel in plaats van additief. Hij spreekt dan ook van de ‘informationele ontwikkelingswijze’: een flexibele, alles doordringende en reflexieve ontwikkeling in plaats van slechts een additieve ontwikkeling. Het naar zichzelf verwijzende karakter van deze technologie houdt in dat ieder product direct de basis is van nieuwe producten, waardoor een continue versnelling van het innovatieproces plaatsvindt. Ditzelfde geldt niet alleen voor de technologie, maar ook voor de informatie zelf. De nieuwe

7

Wijnberg, Rob, Wat is eigenlijk het belangrijkste doel van onderwijs?, nrc.next, 25 maart 2009, p18

(12)

informatietechnologieën verminderen afstand, verkorten tijd en vullen alle tijd op met gefragmenteerde informatie. Nieuwe informatie creëert nieuwe informatie: we hebben de afgelopen 30 jaar evenveel informatie geproduceerd als in de 5000 jaar ervoor8, terwijl we evenveel tijd hebben om deze informatie te verwerken. Dat betekent dat steeds meer informatie om steeds minder tijd schreeuwt: ieder klein stukje tijd wordt door informatie opgevuld, waardoor tijd en informatie steeds gefragmenteerder worden. Deze fragmentatie van informatie heeft als gevolg dat we steeds minder tijd besteden aan ieder stukje informatie. Vroeger keken we bijvoorbeeld veel rustiger tv en zapten we minder, omdat het aanbod veel kleiner was. Tegenwoordig is het aanbod zo massaal, dat iedere informatie-aanbieder moet vechten om tijd en aandacht van de ontvanger, wat van grote invloed is op de zender van de informatie. Televisieprogrammamakers zijn zich dan ook zeer bewust van de aandachtspanne van de kijker. Televisieprogramma’s zijn allemaal opgedeeld in korte stukjes, die elk op een intense manier om aandacht vragen, zodat de kijker maar niet weg zal zappen. Een leuk voorbeeld hiervan is De Wereld Draait Door. Dit programma speelt precies op het zapgedrag van de kijker in, door om 19:59, vlak voordat het 8 uurjournaal begint hun item ‘De tv draait door’ in te plannen9

. Hiermee vangen ze de zappende kijker op die rond gaat zappen omdat er dan op vrijwel iedere zender reclame is. Een ander voorbeeld in dit kader is Amerikaanse soapseries. Deze programma’s worden met het besef gemaakt dat de kijker met de afstandsbediening in de hand zit te kijken, klaar om te zappen zo gauw het programma te traag wordt. Ook worden de onderbrekingen van reclameblokken iedere zeven minuten ingecalculeerd, waardoor er evenveel spannende situaties zijn als dat er soapblokken zijn. Dit soort tv-series kenmerken zich door oppervlakkigheid en laagdrempeligheid, en zijn zeer zeker een product van de informatiesamenleving waarbij de zender om aandacht en de ontvanger om tijd schreeuwt.

Een belangrijke eigenschap van digitale informatie die het onderscheidt van informatie op papier of andere fysieke objecten is dat het niet minder wordt wanneer het weggegeven wordt. Als je een muziekbestand koopt via de iTunes store, dan klik je het bestand aan en betaal je € 0,99. Apple, het bedrijf achter iTunes, heeft er echter geen magazijn voor nodig, want de voorraad wordt niet minder, de informatie dupliceert zich juist. Wanneer je informatie bezit en je verkoopt het of geeft het weg, dan heb je nog steeds evenveel informatie. Als je een idee hebt, en je geeft het idee aan een ander, heb je meestal zelfs meer informatie omdat de ander er feedback op geeft waardoor er nieuwe ideeën ontstaan.

Informatie groeit dus exponentieel.

De omgang met informatie in de informatiemaatschappij

Een boek is sequentieel opgebouwd. Dat wil zeggen, je begint op bladzijde 1 met lezen, en leest door totdat het boek uit is. Je leest de bladzijden in de goede volgorde, en de schrijver bepaalt de leesrichting en is daarmee vrij in zijn opbouw van plot of redenering. De lezer bereikt steeds een nieuw niveau van kennis of inzicht, en doet daarmee op een cumulatieve manier kennis op. Op internet daarentegen zijn verschillende onderwerpen en teksten op een min of meer willekeurige manier aan elkaar verbonden.

8

Eriksen, Thomas Hylland, Tirannie van het moment, Kampen, 2003, p94

9

Dit werd verteld in De Wereld Draait Door van 30 januari 2009 tijdens het interview met Raoel Heertje.

(13)

Het internet is non-hiërarchisch, want alle websites zijn op dezelfde manier toegankelijk en worden op dezelfde manier getoond: De site van Jan Jansen uit Klazienaveen krijgt precies evenveel fysieke ruimte op het beeldscherm als Google.nl. Belangrijkere sites zijn dus niet hoger geplaatst in een hiërarchie of een andere structuur, waardoor het internet eigenlijk een ondoordringbaar oerwoud van miljarden websites is. Als je op zoek bent naar informatie en die lijkt niet te vinden, krijgt het internet een

verrassende overeenkomst met de filosofische fabel over de bibliotheek van Babel van Jorge Luis Borges10 (1899-1986). Deze mythische bibliotheek bevatte niet alleen alle boeken die ooit geschreven waren, maar ook alle boeken die geschreven hadden kunnen zijn, dat wil zeggen: alle mogelijke combinaties van het alfabet. Je kan alles vinden wat je zoekt, maar je vindt ook alles wat je niet zoekt.

Het belangrijkste dat mensen nodig hebben om in de informatiebrei op internet hun weg te vinden is geen computer of de beste browser, maar een goed functionerend informatiefilter. Er is geen

informatieschaarste in de informatiemaatschappij, maar juist een enorm overschot aan informatie. Vroeger waren we geneigd alle informatie die tot ons kwam te accepteren, of het nou de krant of het nieuws op de radio was. Tegenwoordig is het aanbod onbeperkt, en moeten we zelf keuzes maken, en dus filteren. Als je niet kunt filteren verdrink je in de informatie. Veel bedrijven zijn bereid de

internetgebruiker te helpen met het filteren van deze informatie en hebben zich gespecialiseerd in het zoeken op internet. En dit blijkt niet overbodig, gezien het veelvuldig gebruik van de grootste

zoekmachine op internet: Google. Het werkwoord ‘googlen’ staat tegenwoordig zelfs in de Van Dale, en wat betreft merken met de grootste herkenningswaarde voerde Google in 2007 zelfs wereldwijd de lijst aan11

, boven bedrijven als Apple, Microsoft of McDonalds. Google blijkt een meester in het filteren van voor de gebruiker irrelevante informatie, wat zijn succes verklaart. Google gebruikt het gedrag van de gebruiker om op deze manier zo specifiek mogelijke zoekresultaten (en advertenties) weer te geven die het beste bij de gebruiker passen. Voor nieuws geldt dit ook ten dele, waardoor er op termijn weinig over zal zijn van nationaal nieuws: wanneer gebruikers slechts geïnteresseerd zijn in nieuws over technologie zullen vliegtuigrampen en staatsgrepen hem volledig ontgaan, omdat hij die berichten niet krijgt dankzij zijn eigen filter. In tegenstelling tot de oude media zoals kranten en televisie heeft nieuws op internet geen duidelijke prioriteiten, waardoor ieder nieuwsbericht even belangrijk is als het andere

nieuwsbericht. Gebruikers creëeren hun eigen persoonlijke stukje wereld op het internet door zijn eigen routines te ontwikkelen en zijn eigen route te bepalen hoe door de informatie te navigeren. Een

veelzeggend voorbeeld hiervan is digitale muziek. Als je een CD koopt heb je een product in handen dat ‘af’ is. Er zit een begin, midden en eind aan, waar een gebruiker geen invloed op heeft. Als iemand een verzameling muziekbestanden downloadt kan de gebruiker deze in iedere gewenste volgorde afspelen, waardoor deze verzameling non-lineair wordt. Hoewel de nummers op een CD ook in willekeurige volgorde af te spelen zijn zit hier wel een gedachte achter, wat bij een verzameling muziekbestanden niet het geval is. Dit is een concreet voorbeeld van de logica van het internet: iedere gebruiker stelt zijn eigen persoonlijke geheel samen.

10

Borges, Jorge Luis, Labyrinths, http://www.scribd.com/doc/267621/Borges-Jorge-Luis-Labyrinths, p.79

11

Manovich, Lev, Software Takes Command, United States, 2008, p.2

(14)

Buiten beschouwing gelaten of bepaalde informatie nou waar is of niet, er is gigantisch veel van. We krijgen zoveel informatie via de tv, radio, krant en internet dat de aanbieders hun format gaan wijzigen om het de ontvanger zo makkelijk mogelijk te maken. De overgang van broadsheet naar tabloidformaat van diverse dagbladen zodat het gemakkelijker is om de krant onderweg te lezen is een voorbeeld hiervan, maar ook inhoudelijk is bijvoorbeeld nrc.next een perfect voorbeeld van hoe oude media met de nieuwe informatiemaatschappij omgaan. Nrc.next bevat weinig nieuws maar veel opinie, omdat de redactie er vanuit gaat dat de lezer zijn dagelijkse portie nieuws wel via andere kanalen ontvangt, iets dat voor mij persoonlijk een prima oplossing is omdat ikzelf inderdaad via internet al het meeste nieuws te weten kom. Ik ben opgegroeid met deze groei van informatie, en ik weet mijn weg hierin prima te vinden, maar ik zie bij bijvoorbeeld mijn ouders die uit de jaren ’50 komen dat zij nog ‘gewoon’ ’s avonds het journaal kijken om aan hun nieuwsbehoefte te komen. Zij zitten niet te wachten op nieuwssites, en kunnen vaak prima wachten tot de avond, iets dat ik niet meer zo goed kan. Ik vind het ideaal om in een vrije 10 minuten even snel wat nieuwssites over technologie, voetbal of algemeen nieuws te kunnen bekijken, waardoor ik weer helemaal op de hoogte ben. Deze opvulling van korte stukjes tijd kenmerkt daarmee ook mijn generatie in de informatiemaatschappij. Mijn generatie beheerst het omgaan met verschillende media en laveert feilloos tussen alle informatie-impulsen door. Maar of mijn generatie daarentegen wel goed het verschil kan zien tussen het betrouwbaarheids- en geloofwaardigheidsgehalte van verschillende media betwijfel ik.

(15)

Hoofdstuk 3: Media

Zintuiglijke media

Marshall McLuhan schreef in Understanding Media: The Extensions of Man al eens over het verschil tussen een haptische en een optische cultuur. Dit verschil beschrijft het contrast tussen het verschillende gebruik van de zintuigen van voor de informatietechnologie. Hij beschreef vier verschillende culturen, allen bepaald door zijn mediavormen.

De eerste cultuur zag hij als de ongeletterde, ‘primitieve’ cultuur. Hierbij leefden mensen in een

omgeving die volledig gedomineerd werd door het gehoor. Communicatie via het woord stond centraal, en spreken en luisteren waren de eerste vorm van communicatie voor de mensheid.

De tweede cultuur beschreef hij als de cultuur van geletterdheid. Hij zag dit als een verbetering ten opzichte van de ongeletterde cultuur, waarbij hij het schrift zag als een uitbreiding van het oog. Dit bevrijdde volgens hem de mensheid van het gebruik van slechts het auditieve, en creërde een balans tussen het auditieve en het visuele zintuig. In de middeleeuwen werden bijvoorbeeld vaak

aankondigingen voorgelezen, die dan gehoord werden door de massa.

De derde cultuur was volgens McLuhan de printcultuur, en hij vond dit de meest slechte van alle. Het visuele zintuig kreeg de overhand en onderdrukte de anderen, waardoor mensen steeds geremder en bekrompener werden (denk aan het verhaal van Plato en de grot). Het schrift gaf ons ‘een oog voor het oor’, en volgens Marshall McLuhan was dit een zonde. Lineaire tekst is volgens hem een beperkend medium dat de lezer berooft van een complexe, multi-zintuiglijke ervaring.

De vierde en laatste cultuur die hij beschreef was de electronische cultuur, die in opkomst was toen hij zijn belangrijkste boeken schreef in de jaren ’60. Hij was hier zeer optimistisch over, omdat hij vond dat we teruggaan naar een cultuur die gekenmerkt wordt door gelijktijdigheid, onverdeeldheid, zintuiglijke overvloed, iedereen die iedereen overal bij betrekt, en het ogenschijnlijk verbinden van eigenschappen en kenmerken van electronische media. Hij bleek hierin een vooruitziende blik te hebben, gezien het feit dat de netwerkmaatschappij die ik in het eerste hoofdstuk beschreef hierin doorklinkt, vooral wat betreft de aspecten van gelijktijdigheid en de verbindende eigenschappen van electronische media.

The medium is the message

Marshall McLuhan’s beroemdste citaat is misschien wel ‘The medium is the message’. Hij maakt geen onderscheid tussen een technologie of een medium. Voor hem is ieder medium een ‘extension of

ourselves’, waarbij hij het wiel en electriciteit aandraagt als typische voorbeelden, dingen die we normaal gesproken als technologieën zien. Hij ziet het wiel als een uitbreiding van de voet, een boek als

uitbreiding van het oog, kleding als een uitbreiding van de huid, en electriciteit als een uitbreiding op ons centrale zenuwstelsel. Over electriciteit zegt hij: “The message of the electric light is like the message of electric power in industry. Totally radical, pervasive and decentralized. For the electric light and power are separate from their uses, yet they eliminate time and space factors in human association exactly as do

(16)

radio, telegraph, telephone and TV, creating involvement in depth.”12

McLuhan scheert technologieën en media over een kam omdat hij beide zaken ziet als uitbreidingen van onze zintuigen: horen, zien, voelen, ruiken en proeven. Het wiel bijvoorbeeld heeft onze ervaring van tijd en ruimte radicaal veranderd: het verschil tussen hoe we de wereld ervaren wanneer we lopen en we de wereld kunnen ruiken, horen en zien, en wanneer we in een hogesnelheidstrein zitten waar de wereld aan ons voorbij zoeft is groot. Hij vindt daarnaast dat de belangrijkheid van een medium niet alleen bepaald wordt door de mate waarin het een verlengstuk van de zintuigen is, maar ook in hoeverre het de verhouding tussen de verschillende zintuigen beïnvloedt. Media veranderen de relatie van onze zintuigen met de wereld, en de specifieke karakteristieken van een medium bepalen deze relatie. Deze brede definitie van een medium heeft Marshall McLuhan er dan ook toe gebracht om tot zijn uitspraak ‘the medium is the message’ te komen. Marshall McLuhan benadrukt bewust de lichamelijkheid van technologie en de wijze waarop

technologische systemen een omgeving vormen waarin de mensheid leeft en functioneert. Normaliter zien we technologie als niets totdat we er een betekenis aan geven, terwijl McLuhan’s doel was om ons het inzicht te geven dat technologie effecten heeft die meer zijn dan alleen het gebruik ervan.

12

McLuhan, Marshall, Understanding Media, London, 1968, p17

(17)

Reflectie op het internet

De afgelopen hoofdstukken stonden in het teken van de informatie- cq. netwerkmaatschappij, het fenomeen informatie en hoe Marshall McLuhan media in ogenschouw neemt. Tussen de regels door heb ik het ontstaan van het internet, de rol van het internet in de huidige maatschappij,de inhoud van het internet en de context van het internet proberen te beschrijven om op mijn vraagstelling uit de inleiding antwoord te kunnen geven. Het internet is dan ook het uitgesproken symbool van de

informatiemaatschappij. Zonder de uitvinding van het internet zou de informatiemaatschappij niet zijn zoals deze nu is. Het internet verbindt mensen, organisaties, samenlevingen, entiteiten, informatie en vertegenwoordigt alles wat met de maatschappij te maken heeft. Het internet is het medium van de 21e

eeuw: het is de bron van alle informatie die we tegenwoordig nodig hebben.

Sinds de uitvindingen van de boekdrukkunst, electriciteit, de computer en de verbinding tussen verschillende computers is informatie steeds harder gaan groeien. Het resultaat van de exponentiële groei die informatie door heeft gemaakt (en nog steeds doormaakt) is pas duidelijk wanneer je

informatie nodig hebt die op internet staat. Zoals ik al eerder in hoofdstuk 2 aangaf krijgt het internet de karaktertrekken van de bibliotheek van Babel uit de fabel van Jorge Luis Borges. Google, de meest gebruikte zoekmachine, geeft voor vrijwel elke zoekterm duizenden resultaten terug. Hoewel Google zijn best doet om informatie zo goed mogelijk te ordenen en beschikbaar te maken (wat ook de missie is van Google: de schat aan informatie op internet ordenen13

), blijft het de kunst om in de zoekresultaten het meest relevante artikel te vinden. Het is dus de kunst geworden om de juiste zoektermen te gebruiken, en hiermee heeft een verandering plaatsgevonden in de omgang met informatie: het gebruiken van de juiste zoektermen is van groot belang geworden om informatie toegankelijk te krijgen, in plaats van het puur toegang verschaffen tot informatie. Het filteren wordt dus al door de zoekmachine gedaan, maar de instructies wat er precies gefilterd dient te worden zijn nog steeds van menselijke aard, en daarmee een zwaktepunt van de toegankelijkheid van informatie. De juiste informatie snel bereiken wordt steeds meer voorbehouden aan diegenen die de vaardigheden hebben om de juiste zoektermen te bedenken voor hetgeen ze willen weten, en niet per se de toegankelijkheid naar die informatie op zich.

Toch is de absolute toegankelijkheid tot informatie wel een eerste vereiste om deel te kunnen nemen aan de informatiemaatschappij. Men moet een fysieke verbinding hebben met het netwerk, en men moet er vanuit kunnen gaan dat die verbinding volledig open is, zonder censuur of afgeschermde delen van het netwerk. In een aantal landen met een communistisch regime vindt namelijk nog wel censuur plaats, ook van het internet, waardoor het internet daar het karakter krijgt van een bibliotheek waarvan bepaalde afdelingen niet toegankelijk zijn. Dit is volledig tegen het ontwerp van het internet in: het internet is ontworpen om alle gegevensstromen gelijk te behandelen en nooit voorrang te verlenen aan zaken of juist bepaalde zaken tegen te houden. Internetproviders hebben hier wel de macht toe, en zijn

bijvoorbeeld in staat om bepaalde diensten tegen te houden of om bepaalde informatie tegen te houden. Bepaalde filters die bijvoorbeeld websites met kinderporno blokkeren werken goed, en het is zeker een

13

http://www.google.nl/intl/nl/corporate/ (20 april 2009)

(18)

goede zaak dat dit bestaat, maar wie controleert of dit het enige is dat geblokkeerd wordt? Een ander voorbeeld van een negatieve uitwas van de macht van internetproviders is te zien bij mobiele

internetproviders: in veel Europese landen wordt het gebruik van Skype geblokkeerd. Vanuit de overheid is voor dit soort zaken nog geen regelgeving en het ziet er ook niet naar uit dat dit op de korte termijn zal komen.14

De informatie- en netwerkmaatschappij heeft daarnaast ook minder duistere kanten. De maatschappij waarin we leven wordt tegenwoordig verbonden door het internet, en deze aanwezigheid van het internet heeft talloze nieuwe mogelijkheden geschapen voor hoe wij werken, leven en onze levens inrichten. Zoals ik in hoofdstuk 1 besprak heeft de komst van de nieuwe technologieën en in het bijzonder het internet de arbeidsverhoudingen en arbeidsmethoden volledig omgegooid. Flex-werken was nog nooit zo makkelijk: het is nu mogelijk om te werken op een plaats die er niet toe doet, als er maar een verbinding is met het internet. Er zijn nieuwe banen gekomen die de technologieën onderhouden (bijvoorbeeld een

systeembeheerder), andere banen zijn verdwenen door de technologische vooruitgang (bijvoorbeeld telefoniste bij een telefooncentrale), en talloze banen zijn veranderd door het internet. Omdat consumenten steeds vaker in staat zijn om zelf bepaalde taken uit te voeren via internet zijn er geen banen meer nodig die deze taken uitvoeren. Een makelaar hoeft geen huizen meer uit te zoeken voor zijn cliënten omdat ze dat zelf wel doen via funda.nl, zijn voornaamste taak is adviseren en bemiddelen bij de aankoop.

De rol van het internet in het leven van de mens gaat echter verder dan alleen arbeid. Internet speelt zo’n fundamentele rol dat het niet meer voor te stellen is om zonder te leven. Internet zit zo verweven in onze dagelijkse routines dat we niet meer kunnen functioneren zonder internet. Bankieren, reizen boeken, foto’s publiceren, communiceren, informatie opzoeken, enzovoorts: er bestaan nog wel offline-alternatieven voor maar ze worden zeer ontmoedigd door de betrokken partijen. Het puur informatie verkrijgen is hierop echter een kleine uitzondering. Informatie over bepaalde statische onderwerpen zoals geschiedenis is nog prima offline te verkrijgen. Het is alleen de vraag in hoeverre de consument of gebruiker dit ook daadwerkelijk doet. Want het internet is zo laagdrempelig, non-hiërarchisch en decentraal dat mensen eerder een onderwerp ‘googlen’ dan naar een bibliotheek gaan. Het blijft echter de vraag in hoeverre hier de gevonden informatie betrouwbaar is. Zoals ik in hoofdstuk 2 besprak is waarheid een sociale constructie door de mens gecreëerd, een product van zichzelf, een reflectie. Een waarheid is dus voor ieder individu iets anders, en dat maakt ieder gevonden stuk informatie te bediscussiëren. De waarheden die bepaalde individuen gepubliceerd hebben op internet zijn dus geen absolute waarheden maar geconstrueerd door deze individuen. De betrouwbaarheid van deze individuen is maar zelden te toetsen, en daarmee is de geloofwaardigheid van ieder stuk informatie ook maar zelden volledig aanwezig. Anders gezegd: iedereen kan anoniem maar wat op internet publiceren, en dit kan

voor waar aangenomen worden door diegene die de informatie ontvangt. Dit is mede een gevolg van het karakter van het internet waardoor ‘the medium’ ‘the message’ wordt. Het is dus aan de ontvanger om

14

Sluijs, Jasper, Skype doet het niet op mijn mobiel, nrc.next, 1 mei 2009, p18

(19)

kritisch te kijken naar de zender, en informatie daarop in zijn betrouwbaarheid te beoordelen. Daarom is het zaak om vaardigheden te ontwikkelen om informatie goed te kunnen beoordelen op zijn waarheid en geloofwaardigheid. Deze beoordeling van informatie wordt doorgaans gedaan door het raadplegen van diverse bronnen, maar men ziet vaak daarbij over het hoofd dat ‘the medium’ ‘the message’ is. Wanneer iemand dus alleen verschillende bronnen op internet raadpleegt zal men een eenzijdige waarheid construeren, een ‘internetwaarheid’ zogezegd.

De rol van het internet in de huidige informatiemaatschappij waarin we leven is dus evident. Het internet is zeer aanwezig en bepalend voor hoe wij onze levens leven. Het internet is niet weg te denken en wordt meer en meer gebruikt als dé bron voor informatie en als hét orakel dat overal antwoord op geeft. Het is echter gevaarlijk om de antwoorden op die vragen niet kritisch te benaderen, omdat dit kan leiden tot een gemanipuleerde waarheid die gecreëerd is door een individu die wel degelijk afwijkt van de échte waarheid. Zo is het, pessimistisch gezien, bijvoorbeeld mogelijk dat iemand alle wikipedia-artikelen over de holocaust zo herschrijft dat het net lijkt alsof de holocaust nooit heeft plaatsgevonden. Wanneer dit soort manipulaties niet tijdig gesignaleerd worden door de beheerders van dit soort toonaangevende websites kan er een alternatieve waarheid gaan circuleren, en daarmee verwarring ontstaan over wat er nou écht waar gebeurd is. Kortom: het internet is een prima bron voor informatie, maar een blind vertrouwen in de boodschappen van dit medium is gevaarlijk voor het waarheidsgehalte van informatie.

(20)

20

Bronnenlijst

Boeken

• Bakker, Jan G.M.: De (on)betrouwbaarheid van informatie: je staande houden in het informatiegeweld, Amsterdam, FT Prentice Hall, 2006

• Barney, Darin: The Network Society, Cambridge (UK), Polity Press Ltd, 2004

• Castells, Manuel: De melkweg van het internet (vertaling uit het Engels: Joke Traats), Amsterdam, Van Gennep, 2003

• Eriksen, Thomas Hylland: Tirannie van het moment; Snelle en langzame tijd in het

• informatietijdperk (vertaling uit het Noors: Marc Schaeffer), Kampen, Agora, 2003 • Lister, Martin: New Media: A critical introduction, New York, NY (VS), Routledge, 2002

• Tetlow, Philip: The web’s awake: an introduction to the field of web science and the concept of web life, Piscataway, NJ (VS), IEEE Press, 2007

E-Books

• Borges, Jorge Luis, Labyrinths, http://www.scribd.com/doc/267621/Borges-Jorge-Luis-Labyrinths, p.79

• Manovich, Lev, Software Takes Command, United States, 2008, p.2

Websites

• http://www.adbusters.org/blogs/blackspot_blog/beware_wikipedia.html (14 maart 2009) • http://nl.wikipedia.org/wiki/Frederick_Winslaw_Taylor (10 maart 2009)

• http://www.google.nl/intl/nl/corporate/ (20 april 2009)

Krantenartikelen

• Sluijs, Jasper, Skype doet het niet op mijn mobiel, nrc.next, 1 mei 2009, p18

• Wijnberg, Rob, Wat is eigenlijk het belangrijkste doel van onderwijs?, nrc.next, 25 maart 2009, p18

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Moge het zijn uit liefde tot het gebod van de God van hemel en aarde dat wij u willen wijzen op het heilzame dat voor ons allen is gelegen in een Bijbelse invulling van de zondag,

De wethouder heeft deze week (38) nog aan de heer van Kesteren medegedeeld dat de gemeente Greveling wil aankopen en dat hij geen

Het biedt docenten, mentoren en ouders praktische handvatten om scholieren te begeleiden bij het efficiënt en effectief maken en leren van huiswerk.. Het boek zegt niet dat

heeft er, na onze zo bizonder geslaagde, jaarlijkse vergadering, de gehele vaderlandse pers eens op nageslagen, om te zien wat die ervan gemaakt heeft. Nu,

~eelen staat geen daad verrichten zonder Haren verantwoordelijken Minister, en zal nu die Minister, juist wegens die verantwoorde- lijkheid, wel altijd het objectieve

Het plan is geënt op voorkoming van verpaupering en leegstand, het plan doet recht aan uw centrumplan, het plan is ontwikkeld met de meeste zorg voor het straatbeeld (het straat-

De sterke wind heeft ze op doen waaien en nu vliegen ze wild in

Automatische analyse zal nagaan worden welke operaties effectief gebruikt worden binnen het programma en op welke manier. Met deze informatie kan een concrete datastructuur